Levend geloof 1987.03 nr. 279

De leer van het Koninkrijk door Gert Jan Doornink

Er zijn heel wat christenen die bij het horen van het woordje ‘leer’ huiverig worden. Niet geheel onterecht, want wat is er in de loop van het bestaan van de gemeente van Jezus Christus al veel schade aangericht door het hanteren van leringen. Christenen die elkaar gingen haten of zelfs vervolgen, omdat zij verschillende interpretaties over een bepaalde leer hadden en niet bereid waren elkaars mening te respecteren. Uiteraard’ had de vorst der duisternis hierbij een belangrijke vinger in de pap. Het is hem er immers om te doen, met zijn destructieve krachten, alles te ondermijnen en te vernietigen. En zijn eerste en belangrijkste doelwit is de leden van de gemeente van Jezus Christus. Zij hebben zich, omdat zij een nieuw leven met Christus zijn begonnen, onttrokken aan zijn macht en beïnvloeding.

Maar voor hen die niet op groeien tot volwassen christenen, bestaat het grote gevaar dat ze weer in meerdere of mindere mate onder zijn heerschappij terechtkomen. Jezus zelf onderkende dit gevaar volledig. Hij was er dan ook uit degenen die tot geloof gekomen waren, op te voeden. Zijn volgelingen werden

‘discipelen’, dat wil zeggen ‘leerlingen’ genoemd. Hij instrueerde hen op allerlei wijze hoe zij in Zijn voetstappen konden treden. En Hij deed dat door hen ‘de leer van het Koninkrijk’ uit te léggen en in praktijk te brengen. Wat moeten wij onder deze leer verstaan?

Jezus was een met Zijn boodschap

Johannes de Doper – de laatste profeet van het oude verbond – kondigde de komst van Jezus aan met de woorden: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matt. 03:02). En dan lezen we in het volgende hoofdstuk over het optreden van Jezus: “En Hij (Jezus) trok rond in geheel Galiléa en verkondigde het evangelie van het koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk” (Matt. 04:23).

Het is duidelijk dat Jezus verbonden was met de leer (boodschap, evangelie) die Hij bracht. Jezus en de woorden die Hij sprak vormden een éénheid. Jezus was de Vertegenwoordiger van het Koninkrijk, Hij was zelf het Koninkrijk en Hij bracht de boodschap van het Koninkrijk.

Het is zeer essentieel dit goed in ons innerlijk op te nemen. De duivel haat deze ‘eenheid’, probeert deze uit elkaar te trekken en in een verkeerd daglicht te stellen.

Over het optreden van Jezus schrijft Matthéüs verder dat de scharen versteld stonden over zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als hun Schriftgeleerden (Matt. 07:28-29). Dit was het grote verschil met alle andere leringen, ook die van de Farizeeën en Schriftgeleerden. Zij spraken wel over God en godsdienst, maar zij waren niet innerlijk verbonden met de levende God, zoals Jezus. De vorst der duisternis kon hen daardoor onder een vrome dekmantel bespelen, terwijl Jezus leefde in volkomen gemeenschap met de Vader en vol was van de Heilige Geest.

Een leer die wij steeds meer gaan beleven

Aangezien wij als waarachtige eindtijdgelovigen door geestelijke groei, meer en meer op Jezus zullen gaan gelijken, zullen wij ook steeds meer ‘het evangelie van het Koninkrijk’ leren kennen en beleven. In onze dagen ontbreekt het soms nog aan de praktische beleving. Maar dat is daarom nog geen reden deze leer af te wijzen, zoals sommigen menen te moeten doen. Dan komen we in gevaarlijk vaarwater terecht en krijgen dwalingen de kans binnen te dringen. Vanuit een oprecht verlangen de leer van het Koninkrijk te beleven, zal dit ook in de praktijk gestalte gaan krijgen doordat wij geestelijk groeien tot het volwassen stadium in Christus is bereikt.

Dit maakt ons niet hoogmoedig. Wij hoeven ons niet op de borst te slaan door te zeggen dat wij beter zijn dan de andere christenen, maar het is een eenvoudig gevolg van onze gehoorzaamheid. Maar we hoeven er daarom ook niet een soort gewilde nederigheid op na te houden. Wij mogen best dankbaar zijn en ons bewust zijn wie wij zijn in Christus: nieuwe scheppingen, overwinnaars, koningen en priesters. Daarvan getuigen wij, daarnaar handelen wij. De duivel heeft daar een ontzettende hekel aan, maar zoals Jezus hem overwon, gaan ook wij die overwinning beleven. Dat is het gevolg van de ontdekking van de leer van het Koninkrijk Gods, een leer die, juist in deze eindtijd, van steeds grotere betekenis zal worden.

Een waardevaste belegging zonder risico

In de financiële wereld spreekt men over waardevaste beleggingen. In de geestelijke wereld is de meest ‘waardevaste belegging’ de leer van het Koninkrijk. Het is bovendien een belegging zonder risico omdat zij werkelijk waardevast is en niet aan koersschommelingen onderhevig is. Terwijl alles in deze wereld uiteindelijk verdwijnt heeft deze leer ‘eeuwigheidswaarde’. Jezus sprak: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (Matt. 24:35). “Het woord des Heren blijft tot in eeuwigheid” (1 Petr. 01:25).

Wie over de leer van het Koninkrijk spreekt, denkt aan de bediening van Jezus, wat Hij sprak en deed. Johannes zegt dat de woorden van Jezus ‘geest en leven’ zijn (Joh. 06:63). De leer van het Koninkrijk is niet dood of theoretisch, maar heeft het échte, goddelijke leven in zich. Daar waar die leer de kans krijgt door te werken in het leven van een kind van God, ontstaat uiteindelijk algehele bevrijding uit satans macht en omvorming naar het beeld van Jezus.

En behalve de positieve uitwerking in eigen leven, heeft het uitstraling naar de andere mensen. Want wie het leven van Jezus zélf ervaart, zal het ook mee willen delen aan allen die dit leven nog niet kennen. Zoals Jezus met innerlijke ontferming bewogen was over allen die nog in de greep van satan waren, is ook ieder kind van God dat, die deze leer heeft leren kennen. Dan .zijn we ook op de juiste wijze bezig in dienst van Gods Koninkrijk, omdat we door de Heilige Geest geleid worden. We hoeven niet in het wilde weg allerlei activiteiten te ontwikkelen, hoe goed bedoeld ook. Eerst moet de basis van ons denken, spreken en handelen goed zijn. En die basis is alleen te vinden in de leer van het Koninkrijk. 

 

“Levend geloof” voor jonge mensen – door redactie

Sinds enkele jaren verzorgt Liesbeth Seepma voor ons de rubriek met bovenstaande titel. We zijn erg blij met haar fijne en geloofsopbouwende artikelen die uiteraard in de eerste plaats bedoeld zijn voor onze jongste lezers en lezeressen, al hebben wij bemerkt dat ook vele ouderen er door gezegend worden. Ook zijn we erg blij dat Liesbeth na haak trouwen blijft schrijven voor “Levend Geloof”. Op 10 april hoopt zij namelijk in het huwelijk te treden met Mare Hagendoorn uit Voorburg. Liesbeth en Mare, we wensen jullie een blijde en gezegende trouwdag toe en bovenal Gods onmisbare zegen voor jullie verdere leven!

 

 

De zin van ons bestaan door Evert van de Kamp

 

“Laat ons oog gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs” (Heb. 12:02a).

Het aantal jongeren dat in Nederland jaarlijks door verkeersongelukken om het leven komt, is groot. Het getal van jongeren dat in ons land in 1986 hun leven beëindigden door zelfdoding is echter onrustbarend groter ge­bleken. Een oud-leerling, nog maar een paar jaar van school, blijkt ‘ineens’ niet meer te willen leven. Ze heeft er geen ‘zin’ meer in. Waarom zou ik? Zo zijn er velen.

In de jaren twintig en dertig schreef de bekende psychiater Carl Gustav Jung reeds: ‘Ongeveer een derde van mijn pati­ënten lijdt aan de zin­loosheid en de leegheid van hun bestaan’.

Harold S. Kushner schreef onlangs een boek getiteld: ‘Niets meer te wensen en toch niet ge­lukkig’. Het boek draagt de ondertitel: ‘Op zoek naar de zin van het le­ven’. Vroeg of laat vragen veel mensen zich af: Wat is nu toch de zin van mijn leven? Er zijn er ook die aan deze vraagstelling niet eens meer toekomen. Maar goed, de zoekers dan, vinden die een antwoord op hun levensvragen.

Geen pasklaar antwoord

Wat is de zin van mijn be­staan, van mijn leven? Is daar zomaar voor ieder een pasklaar antwoord op te geven? Er zijn mensen en geloofsgemeenschappen die menen van wel. Van­uit hun veelal fundamentalistische visie wordt de goegemeente een bepaald recept voorgeschoteld, dat men maar moet gelo­ven. Ik denk dat het zo niet werkt. Je kunt niet van bovenaf de zin van het leven voor iemand decreteren. In het natuur­lijke leven niet en nog minder in het geestelijke leven. We hebben ontdekt dat de Heilige Geest nooit en te nimmer enige pres­sie uitoefent. Hij is de Geest van de vrijheid.

Een pasklaar en universeel antwoord op de zingevingsvraag geven is niet mogelijk. Dat ant­woord moet de mens zelf zoeken, ontdekken en vinden.

Onze eigen verantwoordelijkheid

De bejaarde Viktor Frankl uit Wenen was voor de tweede wereldoorlog al bezig met mensen die het leven zinloos achten en wegzakken in een lang­durige depressie of zelf­moord willen plegen. Toen hijzelf, door zijn Joodse afkomst, in Auschwitz terecht kwam, werd de vraag naar de zin van het bestaan en de vrij­heid van de mens nog dringender voor hem. Hij overleefde het concentratiekamp en leert nu overal dat de mens zelf vanuit de vrijheid die hij heeft gekregen het ant­woord op die vraag moet geven.

Ik geloof dat dat juist is. Ieder mens heeft zijn eigen verantwoordelijk­heid, het kontragewicht van de vrijheid. Wij ge­loven in de goddelijke zin en oorsprong van elk mensenleven. De mens wordt het leven toever­trouwd om te beantwoor­den aan Gods doel.

Is het niet wonderlijk dat heel de mensheid op zoek is naar dat doel? Vooral in onze tijd is de hang naar het bovennatuurlijke leven groter dan ooit te­voren. En terecht. Het is de mens ingeschapen. Hij is op God aangelegd. De apostel Petrus schrijft: “Opdat gij deel zoudt heb­ben aan de goddelijke na­tuur, ontkomen aan het verderf, dat door de be­geerte in de wereld heerst” (1 Petr. 01:04).

Het moeilijke is echter dat de mens, op zoek naar de zin van zijn leven, letter­lijk overdonderd wordt door een veelheid van bo­vennatuurlijke krachten uit het rijk der duister­nis. Maar eeuwen her sprak God bij monde van zijn profeet Amos: “Want zo zegt de Heer: Zoekt Mij en leef; maar zoekt Betel toch niet, en komt niet naar Gilgal, en trekt niet naar Berseba (plaat­sen waar allerlei occulte praktijken werden uit ge­oefend). Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Betel gaat te­niet. Zoekt de Here en leeft” (Amos 05:04-05).

Het is onze eigen verant­woordelijkheid en niemand kan die van je afnemen om de zin van je bestaan te zoeken en te vinden. Je moet zelf beslissen. Een modern kinderlied zegt: ‘Ik ben geen mari­onet . Ik beslis zelf in goed en kwaad. Ik ben het evenbeeld van de Heer!’. Het is satans truc van de mens een willoze marionet te maken. Onze Heer verkiest mon­dige mensen, geestelijke mensen, die zijn wil wil­len en kunnen volbren­gen.

Geen passiviteit

De omstandigheden waarin een mens kan terecht ko­men, zijn meestentijds niet te veranderen. Maar het is niet waar, zoals de psychoanalyse van Freud leert, dat de mens zo sterk door zijn omstandig­heden – bijvoorbeeld op­voeding en milieu – wordt bepaald, dat hij niet of nauwelijks meer zou kun­nen veranderen. Dat is een pertinente leugen, die de duivel ons maar al te graag wil doen geloven.

Opvoeding en milieu zijn inderdaad uitermate be­langrijk: wat vertellen wij onze kinderen en welk voorbeeld geven wij ze mee? Maar wij kunnen te allen tijde onze houding ten opzichte van de om­standigheden – hoe naar en ellendig die ook mogen zijn – veranderen. Zeker door de onmiskenbare kracht van de Heilige Geest. Het volle evangelie verkondigt hierin de kos­telijke boodschap van het evangelie van het Konink­rijk. Waar nodig wil Gods Geest ons in de geestelij­ke wereld vrij maken, zo­dat wij ons duidelijk en zuiver kunnen opstellen. Matthéüs 4 vers 23 en 24 (Matt. 04:23-24). Hier past geen passiviteit.

Frankl vertelt het volgen­de verhaal: Op een dag in Auschwitz komen twee vrienden van hem af­scheid nemen. Ze zien het niet meer zitten en heb­ben besloten zich in de onder elektrische stroom staande draadversperring van het kamp te werpen. Dan stelt Frankl hen de vraag: ‘Jullie zeggen dat je niets meer van het le­ven verwacht, maar denk je dat het leven ook van jullie niets meer ver­wacht?’ Na die vraag voe­ren zij hun plannen niet meer uit. Ze gingen zelf anders tegenover de om­standigheden staan.

Wij moeten leren de waar­de van ons leven – en die is bijzonder groot – buiten onszelf te zoeken. Het le­vensdoel zullen wij nooit in zichzelf kunnen vinden. Kushner schrijft in zijn boek dat de behoefte om de zin van het leven te zien, niet van biologische aard en evenmin iets psy­chologisch is, maar dat het een religieuze behoef­te is, waar onze zielen naar dorsten. De Bijbel noemt dat: ‘dorsten naar de gerechtigheid’. Jezus sprak heel eenvoudig: “Heb geloof in God”. En de vraag is: wat is je doel? Je hebt een doel­stelling nodig.

Het oog van het geloof

In alle eerbied wil ik vra­gen: Wat is de doelstel­ling van God, onze hemel­se Vader? Heeft God eigenlijk wel een doel voor ogen? Nou en of, gelukkig wel. God heeft zichzelf een fantastisch mooi doel gesteld, waar­aan heel zijn plan met de mensheid ten grondslag ligt, een plan dat hij nooit zal loslaten, maar dat Hij onherroepelijk verwezenlijkt.

De apostel Paulus heeft dat duidelijk gezien en onder andere prachtig verwoordt in Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21) : “Heel de schep­ping zal van de dienst­baarheid aan de vergan­kelijkheid bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods”. En in 1 Korinthiers 15 vers 28 (1 Kor. 15:28) schrijft hij: “God zal alles in al­len zijn”.

En Jezus, de Heer? Wat is zijn levensdoel? Om te be­ginnen zegt de Heer: “Hier ben Ik om Uw wil, o God, te doen” (Heb. 10:07) En in Hebreeën 2 vers 10 (Heb. 02:10) lezen wij dat het zijn vreugde is om vele zonen tot heerlijkheid te bren­gen. Hij wil zijn gemeente voor zich stéllen: “stra­lend, zonder vlek of rim­pel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbe­smet” (Ef. 05:27). De Heer heeft een duidelijk doel voor ogen.

Wat heeft het leven aan ons?

Wat is de zin en het doel van óns leven? Het stellen van een doel in je leven geeft zin aan je bestaan. Wij bepalen dat zelf in ons leven, net als God onze Vader en als Jezus onze Heer, hoezeer de duivel dat ook tracht te bestrijden. Het zou kun­nen zijn dat God nu al alles in ons en in de ge­meente zal zijn. Hier en nu! Vandaar de tekst uit Hebreeën 12: “Laat ons oog gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs”.

Het is een wedloop. De gemeente bevindt zich in de arena. De overwin­naars (de wolk van getui­gen) zijn op de tribune. We mogen best even naar hen kijken. Zie Hebreeën 11. Zij hebben een gewel­dig getuigenis gegeven. Maar dan lopen. Lopen in de renbaan. Het oog gericht op Jezus ons voorbeeld. Hij is de leidsman, de gids die ons voorging, de voleinder des geloofs. Hij bracht het geloof in eigen leven tot een hoogtepunt. Het was zijn vreugde om voortdurend te zijn in de tegenwoordigheid en het krachtencentrum van God de Vader.

Achter Hem aan. Dat vraagt om volharding tot het doel is bereikt, opdat wij niet door matheid van ziel verslappen (Heb. 12:03).

De vraag is gewettigd: Heeft het leven iets aan ons? De mensheid? God? Je kunt alleen zelf het antwoord geven op de zin van je leven. En Hij, de Heer, wil het volmaken. Hij wil zin aan ons leven geven. Hij sprak: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” (Matt. 05:48).

Dat is Gods wil. Dat is ook Gods belofte. Zingt u mee: ‘De vreugde van mijn leven, de zin van mijn bestaan, heb ik in Hem gevonden. En Jezus is zijn naam’.

Is Jezus de zin van je leven? Dan zit je goed!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (5)

De scheppingsdagen (tweede vervolg)

“En God zeide: (weer, een spreken van God) Laat ons mensen maken”. Het staat in het enkelvoud: ‘Laat ons Adam maken’. In de oorspronkelijke tekst staat ‘óns’ niet met een hoofdletter. Er zijn opvattingen, die zeggen dat dit al een bewijs zou zijn van de Drie-eenheid. U mag het wel zo zien, maar het hóeft er niet in te zitten. Persoonlijk heb ik het idee, dat je kunt zeggen dat dé Koning zich, samen met zijn dienaren, gaat concentreren op de schepping van de mens. God zegt als het Ware tegen zijn engelen heer: ‘Laat ons mensen maken’. Alles wat in de hemel is moet zich hierop gaan instellen. God betrekt de engelen in de schepping, die Hij gaat volbrengen, en zegt als het ware: ‘Kom erbij, want er gaat iets heel belangrijks geschieden’.

Er komen drie werkwoorden naar voren: 1. scheppen; 2. maken; 3. formeren, vormen. De mens wordt beeld van Elohiem; van God. Letterlijk staat er: ‘in ons beeld en naar onze gelijkenis’. De mens is beeld van God, als hij op Zijn wijze weerspiegelt, hoe God menselijk leven mogelijk maakt. Mensen treden in de bijbel juist op in hun menselijkheid, en niet bij voorkeur als helden. Het verschil met de omringende volken is: het heidendom kent helden en de bijbel kent mensen. Dit is zo omdat God een ménselijke God is. Het kosmische wordt in Genesis 1 ook vermenselijkt.

Er zijn twee scheppingsverhalen. Het eerste loopt tot en met hoofdstuk 2 vers 4a. Het tweede scheppingsverhaal loopt van vers 4b tot en met hoofdstuk 4. We komen hier verderop nog op terug. In het eerste scheppingsverhaal gaat het om de aarde en de mens. In het tweede verhaal komt de vraag ‘Wie is de mens?’ aan de orde. Eerst wordt getoond tegen welke achtergrond de mens geplaatst wordt: hemel en aarde. Eerst zien we het grote beeld, daarna neemt God een close-up eruit en laat zien wie de mens is. Hemel en aarde zijn in feite het decor voor de mens. Het wezenlijke ‘worden’ is een menselijk gebeuren.

 

De mens als partner van God

Er is nóg een verschil tussen heidendom en bijbels denken: De heidense góden hebben elkaar als partner, namelijk: god en godin. De mens moet maar zien dat hij al deze góden tot vriend houdt. De Bijbelse God heeft de mens als partner. Daarin is God uniek.

Er is geen vrouwelijke vorm van Elohiem.

De mens is: 1. partner van God; 2.navolger van God; als gelijkenis. Efeziërs U vers 1 zegt: “Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen”. Paulus spreekt hier een puur Joodse gedachte uit. Het is een grondgedachte uit het Jodendom. Paulus zegt in wezen niets nieuws, hij vat de hele boodschap samen, van Genesis tot en met Maleachi. Wij kunnen beter spreken van ‘de Schriften’ dan van het ‘oude testament’. Paulus heeft hier nieuw licht gekregen op een aloude waarheid.

In Genesis 2 tot en met 4 wordt uitgewerkt hóe de mens’ beeld en gelijkenis is. In vers 26 zien we hoe de mens geroepen wordt om te heersen over de schepping. De mens mag stadhouder Gods zijn, mederegent met God. En dan zegt vers 27: “En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw

 

schiep Hij hen”. Er staat eigenlijk: Hij schiep ‘hen mannelijk en vrouwelijk. Dit is een structuurthema van het boek Genesis. Het hóórt bij het beeld Gods, omdat alleen op deze wijze de mens in staat is om te verwekken en te baren, zoals Gód verwekt.

Het sleutelwoord van het boek Genesis zijn ‘de verwekkingen’ (zie aflevering 1). God gaat verwekken. Als de mens beeld Gods moet worden, moet de mens óók verwekken. Daarom wordt het principe ‘mannelijk en vrouwelijk’ er van meet af aan ingelegd, opdat de mens zal kunnen verwekken en op die manier navolger Gods kan worden. Het woord ‘mannelijk’ hangt, wat de woordafleiding betreft, samen met dezelfde woordstam als ‘gedenken’. Priesters hadden de taak om te gedenken. Priesters waren mannelijk. Het woord ‘vrouwelijk’ hangt samen met het woord ‘bron’. Man en vrouw zullen voor elkaar instaan en de een zal op de ander gericht zijn; Het is ook een aspect van het beeld Gods zijn, want Gód staat in voor de ander. Het beeld Gods is dus niet een statisch gegeven, maar het wordt werkelijkheid. Het is een geschiedenis van daden. De mens wordt navolger” Gods doordat hij als partner en navolger van God gaat wandelen. Het is iets dat geschiedt. Zoals God geschiedenis maakt, gaat ook de mens geschiedenis maken. Als de mens niets dóet, zit er wel veel in, maar het komt er niet uit. Het is geen statische eigenschap, maar een relatie. “Wordt vruchtbaar, wordt talrijk (veel) en vervult de aarde (zie ook vers 22) en onderwerpt haar” (Gen. 01:28).

De dubbele betekenis van de sjabbath

De zevende dag hoort er heel wezenlijk bij. De sabbat heeft een dubbele betekenis. In de eerste plaats betekent het ‘vieren’, in de dubbele zin die het woord ook in het Nederlands heeft: a. een feest vieren; b. de teugels vieren. Aan de ene kant is het een feest, aan de andere kant een ontspanning. ‘Ten tweede kan sabbat ook betekenen: ophouden. De zevende dag was voor Adam de eerste dag. Hij mag beginnen met zich te ontspannen. Adam hoeft zich niet eerst waar te maken, maar mag beginnen met rusten. Het principe waar het om gaat is dat God tijd heeft voor de mens en de mens tijd krijgt van God.

Alzo werden voltooid de hemel en aarde en al hun heer” (Gen. 02:01). ‘Al hun heer’; al hun heerscharen. Letterlijk: legerscharen: de engelenwereld. “En God voltooide op de zevende dag zijn arbeid, die Hij gemaakt had en Hij rustte op de zevende dag van al het werk dat Hij gemaakt had” .

De woorden ‘werk’ en ‘maken’ komen letterlijk terug in de ’tien geboden’. “Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen” (Ex. 20:08-09) . Er staat eigenlijk: ‘al uw werk maken’. Al uw werk dóen’, wordt niet bedoeld. We zien hier de mens als navolger van God. De mens moet in zes dagen al zijn werk maken, net als God. Op de zevende dag mag de mens rusten, net als God. Daarom moeten Genesis 2 vers, 2 (Gen. 02:02) en Exodus 20 vers 9 (Ex. 20:09) eender worden vertaald! Het is niet: God heeft iets gemaakt en de mens dóet wat. Het is: God maakt zijn werk en de mens maakt zijn werk. Als deze dingen niet nauwkeurig worden vertaald, is er geen verband meer. Zo ook: “God zegende de zevende dag en heiligde die…” (Gen. 02:03a) in verband met Exodus 20 vers 8 (Ex. 20:08): “Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt”. God zet de dag apart en de mens moet deze dag heiligen- en dus apart zetten. ‘Heiligen’ is apart zetten met een doel: namelijk, dat die ene dag de hele week zal beïnvloeden. De hele week zal het klimaat van de sabbat ervaren. Vers 3b zegt: “…omdat Hij gerust heeft van al het werk dat God geschapen heeft om het te maken” (letterlijk). Het is niet: ‘dat God scheppende tot stand gebracht heeft’. Het kan ook vertaald worden met: ‘het werk dat Hij makend schiep’. Tenslotte vers 4a: “Dit zijn de verwekkingen van hemel en aarde” . Dit vers hoort nog bij het eerste scheppingsverhaal.

Het verband tussen mens en aardbodem

Het tweede scheppingsverhaal loopt van hoofdstuk 2 vers 4b tot en met hoofdstuk 4. Hierin staat de mens centraal. Vers 4b: “Ten tijde dat de Here God aarde en hemel maakte”. Niet: hemel en aarde. Letterlijk staat er: ‘Op de dag dat de Here God aarde; en hemel maakte’. God werkt in ‘dagen’. In het tweede scheppingsverhaal maken we kennis met de dubbele naam: Here God oftewel: JHWH Elohiem. JHWH betekent: ‘Heer van dé geschiedenis’. JHWH wordt niet uit Elohiem: ‘Heer van de natuur’.

Er was nog geen enkel veldgewas op de aarde uitgesproten, want de Here God had het niet op de aarde doen regenen, en er was geen mens, geen Adam, om de aardbodem (Adamah) te bewerken” (Gen. 02:05). Er is een diep verband tussen mens en aardbodem, tussen Adam en Adamah. Ze horen bij elkaar en vormen een twee-eenheid. Het is niet slechts een woordspel, maar het gaat veel dieper. Als de Adam faalt, dan lijdt de Adamah. De aardbodem lijdt onder de val van de méns. De mens moet de aardbodem niet bewérken, (dat is veel te vrij vertaald) maar hij moet de aardbodem dienen (Hebreeuws).

Het woord ‘dienen’ is enorm fundamenteel in verband met de Bijbelse leer aangaande de mens. In Genesis 2 tot en met 4 zijn drie punten te noemen:

  1. de mens voor Gods aangezicht.
  2. de mens als man en vrouw.
  3. de mens als man en broeder.

Je bent nooit mens alleen, je bent altijd mens in een verband. Zonde scheurt de verbanden, de mens wordt uit zijn verband gerukt. De mens wordt een eenling, een alleenganger, daarom ook een blindganger. Het basisbegrip van de Bijbelse leer over de mens is: dienen. Vanuit het scheppingsverhaal is de mens een dienaar, geen bewerker. We moeten de twee scheppingsverhalen naast elkaar leggen. Ze lopen gelijktijdig. Dan zien we ten eerste het afgesloten verhaal: de zeven dagen en ten tweede een nieuw scheppingsverhaal, dat begint vanaf het begin, toen de mens er nog niet was.

Het vorige deel in de serie over het boek Genesis verscheen in “Levend Geloof” van januari (nr. 277).

Het begrip ‘dienen’ in het kort 

Dienen uit eigen, vrije beweging. Dienen is geen negatief begrip. Het wordt ook gebruikt voor de gastheer, die zichzelf als dienstknecht aan zijn gast aanbiedt. Vandaar de unieke uitdrukking: gastvrijheid. Het betekent dat je zo vrij bent, dat je gasten kunt ontvangen.

Dienen wordt door de boze misvormd. In Exodus 1 staat dat de Egyptenaren de Israëlieten deden dienen. Het is vaak weer anders vertaald. In Exodus 1 vers 14 en 15 (Ex. 01:14-15) komt ‘dienen’ vijfmaal voor. De Israëlieten moeten gedwongen dienen, niet uit vrije beweging. “Ik ben de Here uw God, die u uit het diensthuis geleid hebt”. De mens gaat uit het diensthuis, met de bedoeling Gód te gaan dienen. De mens komt nu tot de ware dienst terug. In Jesaja 42 wordt gesproken over de ‘dienstknecht des Heren’ (Ebed JHWH) . Dit is het hoogtepunt! Jesaja beschrijft het beeld van de knecht des Heren, die plaatsvervangend gaat lijden en daarin waarlijk dienstknecht wordt.

De uitdrukking ’tot knecht maken’ komt bijna nooit voor met Gód als onderwerp. God maakt de mens nooit tot slaaf. Hij maakt de mens ook niet tot knecht. De mens moet vanuit zichzélf dienaar worden.

De aarde krijgt weer een aangezicht

“Een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de hele aardbodem” (Gen. 02:06). Letterlijk: ‘en bevochtigde heel het aangezicht van de aardbodem’. De aardbodem heeft een aangezicht. Daarom kan de aardbodem gekwetst worden en wordt het aangezicht ontoonbaar gemaakt. “Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem” (Ps. 104:030). ‘Gij vernieuwt het aangezicht van de Adamah’. Het betekent dat de aardbodem weer een aangezicht krijgt. De aardbodem is vaak door alle leed en misvorming gezichtsloos geworden.

“Toen formeerde de Here God de mens van stof’ uit de aardbodem …”(Gen. 02:07a,) . Letterlijk: ‘Toen formeerde de Here God de mens stof’. Er staat niet: ‘van stof’, maar ‘stof’. ‘Van’ is door de vertalers ingevoegd. Er wordt wel gedacht dat de Here God als een pottenbakker bezig is geweest, om van leem of klei de mens te formeren. ‘Stof’ is geen klei of leem, maar het rode poeder, dat op een warme dag op de oosterse akker ligt. Je kunt er niets van kneden. Hiermee wordt uitgedrukt dat de mens puur afhankelijk is van God. De Adam wordt uit de Adamah genomen, om te laten zien dat het een eenheid is en zij bij elkaar horen. “En Hij blies de levensadem in zijn neus en alzo werd de mens tot een levend wezen” (Gen. 02:07b). (Eigenlijk: een levende ziel). De mens leeft dus op de adem Gods (nsjamah) . Nu kunnen we ook Psalm 103 vers 14 (Ps. 103:014) begrijpen, waar staat: “Hij gedenkt dat wij stof zijn” . Het betekent dat wij zijn adem nodig hebben om te leven!     (wordt vervolgd).

 

Intermezzo door Gerry Velema

Perziken met slagroom

We krijgen vanavond op de Bijbelstudie perziken met slagroom. Dat is tenminste beloofd door de voorganger. Lekker hè? Ik ga vanavond, want het zal vast wel een goede avond worden. Gaat u ook regelmatig naar een Bijbelstudie toe?

Nu, ik ben geweest. Maar die perziken waren er niet en de slagroom bleek geestelijk te zijn. ‘k Heb de voorganger dus niet zo goed begrepen. Weet u waar het wel over ging? Over perziken met slagroom en ons bijbel lezen! Snapt u het verband? Ik begreep er eerst niets van.

De voorganger begon met een lepel levertraan. Niet zo smakelijk, maar toch een erg nuttig middel. Allemaal eenmaal per dag een lepel ervan nemen. Zo gaan velen van ons met de bijbel om. ‘Leuk is het niet, maar als je geestelijk gezond wilt blijven, moet je toch elke dag even in de bijbel lezen’. Hij noemde dit: stadium levertraan.

Daarna kwam hij met een stevige boterham op de proppen. Ook om elke dag te gebruiken, maar met dit verschil dat een goed belegde boterham best smakelijk kan zijn. En u weet het van de reclame: ‘Brood daar zit wat in!’ Ik benijd de trouwe boterham- bijbellezers onder ons, want ze groeien gestadig in hun geestelijk leven.

Maar… het laatste stadium is die van perziken met slagroom. Dan lees je je bijbal om er uit te smullen. Zoiets als wat in de psalmen staat over David (Psalm 119): “Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag… In Uw inzettingen zal ik mij verlustigen”.

David was een man voor wie het woord van God, uit zijn tijd, zoiets heerlijks was, dat hij genoot. Het was een lust voor hem geworden.

De bijbel gaat voor ons open door de leiding van de Heilige Geest. Het is Gods verlangen dat Zijn Woord niet onbegrijpelijk is, maar tot ons hart gaat spreken en daar wordt verstaan. Het stadium ‘perziken met slagroom’ was niet alleen voor David of voor uw voorganger, maar ook voor u! In welk stadium ‘bevinden wij ons? Levertraan. ,. ? Boterhammen. .. ? Of perziken met slagroom. . \? ‘Wie zoekt. . . vindt! Wie klopt. .. wordt geopend! Wie bidt… ontvangt!’

 

Hoe gaan wij om met de Bijbel? Door Gert Jan Doornink

Verschillende uitleggingen

‘Wij geloven in de Bijbel als het onfeilbare woord van God’. ‘Onze grond­slag is de Bijbel’ . ‘De basis van ons werk is de Bijbel als het geopen­baarde Woord van God’. ‘Wij geloven in de Bijbel van kaft tot kaft’.

Zo zouden we nog een poos door kunnen gaan en vele kolommen kunnen vullen hoe kerken, ge­loofsgemeenschappen, partijen, sekten, stro­mingen en bewegingen allen aanspraak maken op het feit dat ze hun basis hebben in het Woord van God.

Maar hoe komt het dan dat er zoveel interpre­taties zijn van het Woord van God? En dat men – ondanks het feit dat met zegt de Bijbel als fundament van het ge­loofsleven te hebben – zo totaal verschillend en soms tegenstrijdig omgaat met het Woord – van God?

Dit kan maar door één ding veroorzaakt worden, namelijk dat men zich niet of onvoldoende re­aliseert dat de Bijbel een geestelijk boek is en alleen geestelijk is te verstaan. In Johannes 4 vers 24 (Joh. 04:24) (in het gesprek met de Samaritaanse vrouw) zegt Jezus: “God is geest en wie Hem aan­bidden, moeten aanbid­den in geest en waarheid” . Wanneer God ‘geest’ is, zijn ook zijn woorden ‘geestelijk’ en zullen we zelf ook ‘geestelijk’ moeten zijn om zijn woorden te kunnen begrijpen.

De Geest maakt levend

Wie als kind van God be­hoort tot het Koninkrijk Gods, weet dat hij op­nieuw geboren, dat wil zeggen uit de Geest geboren is (Joh. 03:05-08). Maar dan komt het er op aan of wij ook verder ‘uit de Geest’ willen le­ven! Daarom is de doop- en vervulling met de Hei­lige Geest zo belangrijk! Blijft die achterwege dan kan de Heilige Geest ons niet leiden in alle waar­heid (Joh. 16:13) en kun­nen wij de werkelijke be­tekenis van het Woord van God niet vatten. Dan kunnen we wel zeggen dat we van a tot z in de Bijbel geloven, maar de manier hoe dan met het Woord van God omgaan en Bijbelteksten citeren kan zelfs gevaarlijk en misleidend zijn. Denk aan de talrijke sekten en dwaalleringen die zich allen op één of andere wijze beroepen op het Woord van God.

Paulus zegt dat de letter doodt, maar de Geest levend maakt (2 Kor. 03:06). Dit is het geheim, dit is de sleutel tot de juiste invulling van de betekenis van het Woord van God. Alleen door de Geest gaat het Woord ‘leven’, dat wil zeggen: het heeft een positieve uitwerking in ons leven door ons meer en meer om te vormen naar het beeld van Chris­tus .

Dan zijn wij ook op onze hoede voor allerlei ‘letter­lijke’ en ‘natuurlijke’ uit­leggingen van de Bijbel ook binnen de gemeente van Christus. Wij denken in dit verband aan de talrijke boeken, geschrif­ten, schema’s, etc. die er over de eindtijd gepu­bliceerd worden en waar­in alles precies wordt aangegeven hoe de ge­beurtenissen zich zullen voltrekken. Men beweert overal een antwoord op te hebben en als het niet uitkomt, heeft men alweer een andere uitleg klaarliggen.

Is Gog Gorbatsjov?

Wat te denken – om een willekeurig voorbeeld aan te halen van een bericht wat we onlangs lazen in het blad ‘Middenachtsroep’ Dr. Wim Malgo onder de titel: Wie is Gog?’ na de in bepaalde kringen bekende uitleg dat met Gog, zoals dit woord enkele malen in de Bijbel voorkomt. Rusland bedoeld wordt, komt men op een gegeven moment bij de conclusie dat de huidige leider van de Sovjetunie Gorbatsjov terug te vinden is in het woord Gog. De eerste twee letters van het woord Gog komen overeen met de eerste twee letters van Gorbatsjov. En de derde letter (de g) kan men dan weghalen van het woord General nuj skretar (algemeen secretaris). Gorbatsjov is  immers de algemeen secretaris van de communistische partij. Met drie uitroeptekens wordt deze ‘vondst’ gepubliceerd. Wie op een dergelijke wijze bezig is met het Woord van God kan natuurlijk nog talrijke andere constructies bedenken. De Bijbel is echter geen boek die men op deze wijze misbruiken mag.

Laten we op onze hoede zijn en ons niet bezig houden met deze misleiding. Wie zich op gezonde, geestelijke wijze verdiept in de Bijbel zal ontdekken hoe dit boek altijd weer nieuwe rijkdommen in het licht stelt. Hij gaat geestelijk groeien en wordt niet meer heen en weer geslingerd door allerlei ‘wind van leer’. In deze eindtijd gaan de zonen Gods zich openbaren. Zij hebben geleerd op de juiste wijze (geestelijk) om te gaan met het Woord van God. En dit Woord is ‘levend’, krachtig en scherp’(Heb. 04:12) het is vlees geworden in Christus en komt tot leven door de Heilige Geest.

 

Wat mag God van ons verwachten? Door Peter Hagendoorn.

Wij zullen een mensheid maken naar ons beeld en in overeenstemming met ons. Genesis 1:27 (Gen. 01:27) transcriptie vertaling, Dr. M. Reisel. Deze tekst is ondubbelzinnig en geef duidelijk aan wat God met de mensheid voor had, namelijk dat de mens gelijkvormig moest worden aan het beeld van God. Het is onder andere de roeping en bediening van Jezus geweest dat hij de mensheid heeft laten zien hoe God was en derhalve hoe wij dienen te zijn in Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09) zegt Jezus, Wie mij gezien heeft, heeft de vader gezien. Pas door het werk van Jezus en zijn dood. Werd het voor de mens mogelijk aan dit doel van God te gaan beantwoorden, wat God In het begin van het Boek Genesis betekent. Wording in werking stelde, komt pas in het nieuwe verbond vervuld c.q. ingevuld worden, want pas toen en niet eerder konden mens deel uit gaan maken van het goddelijk geslacht.

In Handelingen 17 vers 29 (Hand. 17:29) lezen wij: “God dan verkondigt, met voorbij zien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij overal tot bekering moeten komen’. Paulus zegt dus in zijn brief aan de Romeinen niets bijzonders, als hij stelt: “Want die Hij tevo­ren gekend heeft, heeft’ Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijn Zoons” (Rom. 08:29).

Kan God onze gebeden verhoren?

Wat is – jammer genoeg – vaak de praktijk? Dat de mens God schept naar Zijn (verwachtings) beeld. God, als almachtig God wordt verantwoorde­lijk gesteld voor allerlei misstanden die meestal door de mens zelf – direct of indirect – veroorzaakt zijn. God moet maar ver­geven en alles ten goede keren want, zo redeneert men, als zondaar zijn we toch niet in staat goed te doen. Vandaar dat we dan onze problemen of onze wensen maar aan God voorleggen die dan geacht wordt elk gebed te verho­ren… Of deze gebeden al dan niet met elkaar in strijd zijn wordt gene­geerd. Voorbeeld: De boeren bidden of God het maar wil laten regenen en tegelijkertijd bidt de vakantieganger of het maar mooi weer mag blij­ven. ..

Het moet voor God op de­ze wijze toch wel buiten­gewoon moeilijk zijn om al deze gebeden naar waarde in te schatten en te ver­horen. En wat te doen als het gebed niet ver­hoord wordt? Stelt ons gebed dan niets voor? Zijn we nog een te groot zondaar, zonder recht van spreken? Bidden we niet op de juiste manier?

Allemaal vragen die in ons op kunnen komen. Maar hebt u zich wel eens af gevraagd, of er voor God een reden is om speciaal aandacht te schenken aan uw gebed? Hebt u steek­houdende argumenten dat God uw gebed wel moet verhoren en dat van een ander niet? U verwacht veel van God – overigens terecht – maar wat stelt u daar tegenover? Voldoet u aan datgene wat God van u verwacht?

Dienen wij God uit liefde?

God is liefde. God wil de mensheid bijstaan, daar behoeft niet over getwij­feld te worden. Maar de mens moet God dat wel mogelijk maken. Hij zal zijn God door en door  moeten kennen om te we­ten hoe hij als rentmees­ter naar behoren zijn taak op aarde moet ver­vullen. God wil dat wij als gemeente – onder an­dere geestelijk uitgebeeld als zijn vrouw – bereid zijn God uit liefde te die­nen.

En zoals in een goed hu­welijk, man en vrouw elkaar door en door ken­nen en soms zelfs geen woorden nodig zijn om elkaar iets duidelijk te maken, zo behoort het ook tussen ons en God te zijn. Door het woord van God, zoals dit in de Bij­bel tot ons komt, kunnen wij God ruimschoots leren kennen en gaan begrijpen wat God van ons ver­wacht .

Als een man of een vrouw zijn ‘ware’ ontmoet, wil ze alles van hem weten. Ze kijken elkaar – letter­lijk en figuurlijk – naar de ogen. Daar waar het God betreft – en in over­drachtelijke zin ook een relatie tussen man en vrouw – wordt maar al te vaak volstaan te herkau­wen wat anderen ons voorhouden. Als u de mening van uw man of vrouw wilt weten gaat u dat toch ook niet aan een ander vragen. (Maravillosa) Nee, u vraagt het heel normaal aan uw partner. De antwoorden van de vragen die u aan God wilt stel­len staan in de Bijbel.

Groeien in de kennis van God

Paulus zegt het als volgt: “We vragen, dat u, om Gods wil geheel te leren kennen, vervuld wordt met grote wijsheid en geestelijk inzicht. Dan kunt u leven zoals de Heer het wil en altijd doen wat Hij verlangt. Zo kunt u op elk terrein goed en vruchtbaar werk doen en groeien in de kennis van God” (Kol. 01:9-11; Groot Nieuws Bij­bel).

Jammer genoeg is het satan gelukt het Gods­beeld van veel mensen te vertroebelen. Door gebrek aan inzicht en kennis kan hij ze van alles en nog wat wijs­maken. Jezus had dit in­gezien en kon daarom zelfs aan het kruis nog bidden voor deze onwe­tende mensheid, die niet wist wat ze deed. Ook Petrus stelt het heel duidelijk in Handelingen 3 vers 11 tot en met 26 (Hand. 03:11-26) als hij zegt: “En nu broeders, ik weet, dat gij uit onkunde gehan­deld hebt, gelijk uw oversten” (Hand. 03:17).

Als we geen kennis hebben van het woord van God, kunnen we ook niet door de Heilige Geest geïnspi­reerd worden. En het ge­volg? Lees bijvoorbeeld 2 Korinthiërs 10 vers 4 tot en met 6. (2 Kor. 10:04-06) Wij hebben de Heilige Geest nodig. En daarvan zegt Jezus: “Die zal u alles leren en u te binnen brengen, al wat ik tot u gezegd heb” (Joh. 14:26).

Onze taak als koning en priester

God mag van ons verwach­ten dat we zijn belangen dienen. En deze belangen betreffen het beheer van de schepping in al zijn facetten en het helpen realiseren bij het plan van God. Als wij derhalve bidden, is dat gebed dan gericht op de taak die wij als koning/priester moeten waarmaken? En als wij iets vragen, zijn wij daarmee dan alleen gediend of heeft God en onze mede­mens er ook nog wat aan?

Als ”men God niet – of niet genoeg kent – is het ge­vaar levensgroot aanwezig, dat men tot God gaat bid­den als tot een onbekende kracht/macht die wel eens even een en ander kan regelen. Op datzelfde mo­ment maakt men van God een ‘iets’ (een ding, een afgod) in plaats van een persoonlijkheid waar we mee ver/getrouwd zijn en waarmee we in onze innerlijke mens (samen) leven. In feite houden we ons dan bezig met afgo­derij

Als wij weten wat God van ons verwacht en als wij verlangen daaraan te gaan beantwoorden, dan is er een gemeenschappelijke basis aanwezig, waarop God gebeden kan gaan verhoren. God weet dan ook wat Hij van ons mag verwachten.

 

De geestelijke werkelijkheid door Wim te Dorsthorst (7)

De beschuttende cherub

Velen zitten met de vraag: Als God alles zo volmaakt goed geschapen heeft, waar komt dan het kwade vandaan? Had God dat niet kunnen voorkomen? Ik geloof dat het kwade voorkomen had kunnen worden als God niet geschapen had en in ieder geval de mens niet geschapen had. Om de mens is namelijk de deling – de scheiding – in de engelenwereld geschied en het kwade ontstaan. God had miljarden engelen geschapen om die grote mensenzee, die uit Adam en Eva geboren zou worden, te bewaren, te beschutten, te dienen in zijn natuurlijke ontwikkeling en later in de weg naar de heerlijkheid Gods, waar de mens uiteindelijk voor bestemd is (2 Kor. 05:05). Hiervoor waren ze door God volmaakt toegerust. (Besproken in deel 5). De mens zou zeer kwetsbaar beginnen in de moederschoot, maar uiteindelijk zijn plaats innemen in de geestelijke wereld en bekleed worden met goddelijke heerlijkheid.

Het hoofd van de engelenwereld – in de Vulgata Lucifer (licht engel) genoemd – kende het plan van God met de mens. Hij was met wijsheid begiftigd (Ez. 28:17) om met zijn kennis en geweldige gaven, die in Ezechiël 28 vers 12b en 13 (Ez. 28:12b-13) genoemd worden, zijn roeping en taak uit te voeren. Niet alleen hij maar alle engelen waren zo voor hun taak volmaakt toegerust. Ezechiël 28 vers 14a (Ez. 28:14a) zegt: “Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven”. De Septuaginta beschrijft deze cherub als de verzegelaar van de som of de bewaarder van het beeld, het model van God. De mens dus die naar Gods beeld geschapen is (Gen. 01:27). Hij zou die hele mensheid moeten bewaren. Daar werd hij door God voor aangesteld en toegerust en daarin functioneerde hij als medewerker Gods.

Van medewerker tot satan

Deze engel wist van het plan van God met de mens. Hij wist dat hij de mens moest bewaren totdat ‘het zaad’ Jezus Christus zou komen in de volheid des tijds, die de mensheid tot die hogere plaats zou brengen. God: vertrouwde hem de hele aarde met de mensheid toe, niet als heerser maar als bewaarder, als beschuttende cherub (Ez. 28:14a) . Hij had, evenals Jezus Christus, later moeten kunnen zeggen: “Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan van wie U mij gegeven hebt” (Joh. 17:12). Hij wist dat het zaad ‘Jezus Christus’ als hoofd gesteld zou zijn over alles wat geschapen is in de hemel en op de aarde (Ef. 01:09b-10) en dus zou zitten aan de rechterhand Gods op de troon en aan God gelijk zou zijn. Hij zelf zou dus ook aan deze Koning der koningen onderworpen zijn.

Toen kwam er onrecht in zijn hart (Ez. 28:15). Er kwamen overwegingen die niet meer bij zijn roeping pasten. (Val van Satan) Hij wilde die plaats van Jezus Christus grijpen en zo ook boven de mens gesteld zijn. Jesaja 14 vers 12 tot en met 14 (Jes. 14:12-14)beschrijft dit wel heel duidelijk: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En ‘gij overlegdet nog wel: ik zal ten hemel opstijgen; boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen”.

In plaats van, beschermer en bewaarder werd hij een overweldiger. ‘Een vertrapper’, zegt de Leidse vertaling. Hij heeft zich de mens toegeëigend. Jezus zegt later dat hij een dief is die steelt, slacht en verdelgt (Joh. 10:10a) . Alles in zijn wezen – wat volmaakt en goed geschapen was (Gen. 01:31) – werd een omkering. De waarheid werd leugen. Daarom noemt Jezus hem de vader der leugen (Joh. 08:44b). Liefde om de mens met zorg te omringen, werd haat. Zo werd alles in hem een: tegenstelling van het goede, door God geschapen. En met zijn geweldige vermogens overweldigt hij – en zijn demonenleger – de mens en verleidt, misleidt, beschadigt en vernielt hem naar geest, ziel en lichaam. De wolken die een beeld zijn van de wedergeboren mens die opstijgt van de aarde (Openb. 01:07; Dan. 07:13; Matt. 24:30) en zijn plaats inneemt in de geestelijke wereld. Daar wil hij zich boven verheffen, daar hoofd van zijn.

Maar in Gods scheppingsplan is deze plaats toebedeelt aan Jezus Christus. Hij is immers aan de gemeente gegeven als hoofd (Ef. 01:22; Matt. 24:30b) . Satan wil zich aan de Allerhoogste gelijkstellen, weer dus de plaats van Jezus Christus innemen. Jezus zegt: “Ik en de Vader zijn een”. Als nu – in de eindtijd – de gemeente tot volheid komt, zal ook de duivel, door middel van de antichrist, alsnog dit doel trachten te verwezenlijken. We lezen immers dat hij zich’ in de tempel Gods zal zetten en zich voor God zal uitgeven (2 Thess. 02:04).

Zo is deze geweldige engel geworden tot satan. Van medewerker Gods tot tegenwerker, tegenstander van God (satan betekent tegenstander). Van beschermer tot overweldiger van de mens. Ezechiël 28 vers 16 en 17 zegt dan nog: “Want gij zijt van binnen vol geweldenarij geworden, (dat had God dus niet ingeschapen!) vanwege uwen uitgebreide handel en hebt gezondigd (gevolg van overleggingen en begeerten); daarom zal ik u neerstorten van de berg Gods, en zal u, de overschaduwende cherub, uit de vurige stenen wegdoen (scheiding tussen de heilige engelen en gevallen engelen, licht en duisternis) . En dewijl uw hart zich verheft omdat gij zo schoon zijt, en gij u door uw wijsheid hebt laten bedriegen in uw pracht, daarom wil ik u ter aarde storten,-,en een schouwspel van u maken voor de koningen” . (Lutherse vertaling) .

Voor of tegen je bestemming kiezen

Zo is het kwaad ontstaan. Niet dat deze engel een keuze maakte tussen goed en kwaad, want er was geen kwaad, maar hij werd ontrouw aan zijn roeping, zijn oorspronkelijke bestemming (Judas 01:06). Hij bleef niet wandelen in het scheppingswoord van God waarin zijn plaats, bestemming, vermogens, vreugde, enz. opgesloten lag (Ez. 28:14). Dat is wat men met zijn vrije wil’ kan doen: kiezen voor of tegen je bestemming’. Dat is zo bij de engelen en de mensen. Dat was ook zo bij Jezus Christus. De duivel zondigde dus, wat in de diepste betekenis van het woord’ wil zeggen: ‘Zijn doel missen’ (Hebr. ‘chate’ en Grieks ‘harmatia’). Hij werd met de engelen die in deze keuze meegingen – de personificatie van zonde. Daarom spreekt de bijbel van ‘zondemachten’. Als nu mensen op de verleiding van zondemachten ingaan, zondigen ze dus ook en missen ze op dat moment het doel. Zo valt het eerste mensenpaar ook in de zonde door de verleiding van de duivel.

Er is echter een groot verschil met de zonde van de duivel. De mens maakt niet vanuit een ‘volmaakt kennen’ een keuze tegen zijn bestemming, maar hij is onmondig en wordt door de sluwheid van de slang verleid (2 Kor. 11:03) en overtreedt een gebod. Er komen dus geen overleggingen en overwegingen in zijn hart op om een hogere plaats te grijpen dan waarvoor hij geschapen is. Het kwaad ontstaat niet in hem zelf zoals bij Lucifer. Hij is ongehoorzaam en het gebod wat hij overtreedt, heeft ernstige gevolgen. Het is de wet van zonde en dood (Gen. 02:16-17; Rom. 08:02).

Paulus zegt: “Door één mens is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood en zo is de dood tot alle mensen doorgegaan omdat alle mensen gezondigd hebben” . In Genesis 3, wat handelt over de zondeval en de gevolgen daarvan, is daarom ook ‘De belofte’ voor de mens en de ‘veroordeling’ voor de slang, de duivel. “Daarop zeide de Here God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, zolang gij leeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad, dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” (Gen. 03:14-15).

De mens – door God goed geschapen – werd niet door en door slecht en verdorven, maar door het gebod te overtreden, wat God gegeven had, omdat de duivel in zonde was gevallen, kwam de zonde binnen en kwam er scheiding met God, wat vanzelfsprekend de dood betekent (Jes. 59:02). Hij is immers de bron van het leven. Scheiding heeft daarom de dood als gevolg. Niet als straf maar als gevolg, hoewel het wel als zodanig ervaren kan worden. Maar in zijn oneindige wijsheid en liefde heeft God voorzien in het zaad, Jezus Christus, dat ondanks de zondeval toch uit de vrouw geboren zou worden. Hij zou de mens weer met God verzoenen (omdat de mens in wezen goed is gebleven!). En het voornemen van God met de mens zal door zijn hand gelukken (Jes. 53:10b, vertaling Obbink), zoals het van voor de grondlegging der wereld door God bedoeld is.

(wordt vervolgd).