Levend geloof 1089.11 nr. 308

Zijn wij volwaardige lichtdragers? Door Gert Jan Doornink

“God heeft Jezus van Nazareth met de heilige Geest en met kracht gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) .

Het centrale thema van Petrus’ boodschap

Behalve de apostel Paulus neemt ook de apostel Petrus in de Bijbel een bijzondere plaats in. Denk aan wat er allemaal van hem geschreven staat over zijn omgang met Jezus als discipel. En aan zijn grote rede op de Pinksterdag. Ook zijn twee, weliswaar korte, brieven zijn bijzonder inspirerend en geloofsopbouwend. Maar in dit artikel willen wij stilstaan bij de toespraak die hij hield ten huize van Cornelius, toen voor het eerst de Heilige Geest ook werd uitgestort over de heidenen Handelingen 10 vers 34 tot en met 43 (Hand. 10:34-43) .

Er zijn natuurlijk verschillende dingen die opvallen in deze rede, maar duidelijk komt naar voren dat het centrale thema van zijn boodschap is: Jezus Christus. Om Zijn verkondiging gaat het! Hij is aller Heer, zegt vers 36. En in vers 42 lezen wij: “Hij heeft ons geboden het volk te prediken en betuigen dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden. Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van’ zonden ontvangt door zijn naam” . En dan niet te vergeten het boven dit artikel geciteerde vers 38. Hier gebruikt Petrus de benaming ‘Jezus van Nazareth’, om daarmee duidelijk aan te geven dat Jezus ‘mens onder de ‘mensen’ wast Hij was de zoon van een timmerman. Maar het geheim van de succesvolle bediening van Jezus was dat (a) God Hem met de Heilige Geest en met kracht gezalfd had en (b) dat Hij gehoorzaamheid kende door ‘rond te gaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren.

Het ‘succes’ van Jezus was géén automatisch gevolg van het feit dat Hij de Zoon van God was, maar omdat Hij gehoorzaam die dingen deed die de Vader van Hem vroeg. Jezus leefde in gemeenschap met Zijn Vader. En zoals Hij leefde in gemeenschap met de Vader, zijn ook wij daartoe geroepen. Zoals Hij gehoorzaam was, is het ook onze opdracht gehoorzaam te zijn. Wij zijn geroepen Zijn werk voor te zetten.

Voor de meeste kinderen Gods zijn dit allemaal bekende geluiden. Ik denk dat we er weinig moeite mee hebben, daarmee in te stemmen. Maar nu de praktijk… Van Jezus staat geschreven dat Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren. Wij hebben dus te maken met mensen die door de duivel overweldigd zijn. Daar moeten we niet te gemakkelijk over denken. Ik zou het zo willen formuleren: ‘Ons zijn hier in deze wereld betekent dat we dagelijks betrokken zijn bij een keiharde confrontatie tussen licht en duisternis.

Het betekent ook dat wij er verantwoordelijk voor zijn dat het licht in ons zo helder mogelijk schijnt, zodat de duisternis moet wijken. Paulus spreekt erover dat wij ‘lichtende sterren zijn, temidden van een (door satan veroorzaakt) ontaard en verkeerd geslacht’. Wij willen ons nu verder bezig houden met dit ‘lichtdrager’ zijn, omdat het in de praktijk van ons christen-zijn zo belangrijk is.

Volwaardige lichtdragers van Jezus Christus

Hoe zijn wij nu op optimale wijze lichtdragers van Jezus Christus. In de eerste plaats door een juist Godsbeeld te hebben. Wie een verkeerd, onvolledig of tweeslachtig beeld van God heeft, faalt ten aanzien van de opdracht om een getuige te zijn in deze wereld. Er is in feite maar één die ons het werkelijke beeld van God doet kennen, dat is Jezus. God openbaart wie Hij is door Zijn Zoon Jezus Christus Hebreeën 1 vers 1 tot en met 4 (Heb. 01:01-04) . Als iemand ons nu aanvalt met de woorden: ja, maar in het oude testament staan heel wat verhalen, waarvan het soms net lijkt of God ook de hand heeft in de duisternis, dan kunnen we dit gedeelte uit Hebreeën naar voren brengen. In het oude testament had de Zoon zich nog niet geopenbaard. Door de komst van Jezus brak de volle openbaring van God door Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18). Daarom is het geloof dat Christus centraal stelt altijd het goede geloof. Daarmee vallen dus ook alle andere godsdiensten af! Alleen door Jezus te aanvaarden, door Hem te volgen, leren we het wezen van God kennen. Dan leren we ook verstaan dat Jezus ons niet alleen ‘eeuwig leven’ wil geven, maar ons leven volkomen vrij wil maken van beïnvloeding uit het rijk van satan. Onze geloofsbeleving is niet compleet als wij ons dat niet realiseren. Waar het licht doorbreekt, verdwijnt iedere vorm van duisternis. Jezus zelf was uitsluitend een lichtverspreider en we kunnen dan ook begrijpen dat er van Hem staat dat God met Hem was.

Een tweede belangrijk punt om lichtdrager te zijn is het feit dat we ons behoren te realiseren dat het niet gaat zonder de doop en vervulling met de Heilige Geest. Jezus zelf was met de Heilige Geest en met kracht gezalfd, dus ook wij kunnen er niet zonder. Door de Heilige Geest – het woord zegt het al – leren we ook de dingen geestelijk te verstaan. Wie ziet op de omstandigheden, op al het negatieve wat vanuit het rijk der duisternis op hem afkomt, en dat is dagelijks heel wat, kan twee dingen doen: (a) hij kan terugschrikken en afhaken, of (b) hij kan met geestelijke ogen zien, dat wil zeggen over de omstandigheden zien op Jezus. De Heer verlangt van ons dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten, opdat wij van daaruit kunnen strijden en overwinnen en dat ook wij, evenals Jezus, met de Heilige Geest en met kracht gezalfd zijn.

Het kenmerk van de eindtijdgemeente

Volwaardig lichtdrager zijn is ook niet mogelijk als we ons niet bewust zijn dat we behoren tot de ‘eindtijdgemeente’. En het centrale thema, de grote doelstelling van deze gemeente is: overwinning. Johannes schreef het destijds reeds profetisch: “En zij hebben hem, de duivel, overwonnen door het bloed van het Lam, de overwinning van Jezus, en door het woord van hun getuigenis, de overwinning van de gemeente,” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11). In 1 Johannes 5 vers 45 (1 Joh. 05:45) wordt het zo onder woorden gebracht: “Al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is?”. Denk ook aan de verschillende keren dat Paulus in zijn brieven het thema ‘overwinning’ ter sprake brengt. Zijn belijdenis dat wij met Christus meer dan overwinnaars zijn, mag ook onze belijdenis zijn. Ook in de zeven brieven aan het begin van Openbaring staat de doelstelling ‘overwinning’ centraal. Overwinning is het werkelijke kenmerk van de eindgemeente, waarvan de leden geroepen zijn volwaardige lichtdragers te zijn.

Er is nog een vierde punt waar we aandacht aan willen besteden, dat is de groei van de kracht en heerlijkheid van God in ons. Als lichtdragers van Jezus Christus zijn we ook bezig te zórgen dat we geestelijk groeien, zodat we volwassen christenen worden. In zekere zin gaat dit natuurlijk automatisch, door in geloof en gehoorzaamheid de Heer te volgen. maar toch denk ik dat het goed is dat we ons bewust zijn dat het ook gebeurt. Dat behoedt ons ervoor dat we loze kreten gebruiken, zoals ‘Jezus redt en geneest en doopt met Zijn Geest’. Op zichzelf is dat natuurlijk 100% waar, maar ze geven soms ook aan dat men in een beginstadium is blijven steken. In dit verband willen we nog eens attenderen op wat Paulus schrijft over de noodzakelijke geestelijke groei in de brief aan de Efeziërs, hoofdstuk 4 vers 9 tot en met 16 (Ef. 04:09-16).

Waardoor zijn er binnen de Pinkster- en Volle Evangeliebeweging nog vaak zoveel dwalingen aanwezig? Omdat de duivel kans ziet, bij hen die niet geestelijk groeien, te infiltreren. Ook in dit opzicht is Jezus ons grote Voorbeeld. Hij liet niet toe dat Zijn boodschap ‘ontkracht’ werd door de Farizeeën en Schriftgeleerden, maar ook niet door Zijn eigen discipelen, die nog heel veel moesten leren. Daarom was èn bleef de bediening van Jezus tot het ‘einde’ (Gethsémané, Golgotha) op glorieuze wijze in stand.

Als ook wij het verlangen hebben en de gehoorzaamheid opbrengen om in Zijn voetstappen te gaan, zullen ook wij volwaardige lichtdragers van Hem zijn. Jezus was het Licht der wereld Johannes 8 vers 12 (Joh. 08:12), maar ook wij zijn dat. Matteüs 5 vers 14 (Matt. 05:14)! Denk daarom aan de vier voorwaarden waardoor het licht in ons brandend blijft en zelfs steeds helderder gaat schijnen: 1. Het gaat om het juiste Godsbeeld: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” 1 Johannes 1 vers 5b (1 Joh. 01:05b). 2. Wij behoren vol te zijn met de Heilige Geest. 3. Wij behoren tot de eindtijdgemeente die als leuze ‘overwinning’ in zijn vaandel heeft geschreven. 4. Geestelijke groei is noodzakelijk, zodat wij de volle kracht en heerlijkheid Gods gaan openbaren. Paulus schrijft in 2 Thessalonicenzen 1 vers 10 (2 Thess. 01:10) over de dag dat Christus verheerlijkt zal worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd zal worden in allen die tot geloof gekomen zijn! Naar die dag zijn we onderweg door een volwaardig lichtdrager van Christus te zijn.

 

De grote lofzang door Wim te Dorsthorst (6)

 

Gods verbintenis met de mens

In de grote lofzang zingt Jezus met zijn discipelen over Gods goedertieren­heid, die in het nieuwe testament in het algemeen ‘genade’ genoemd wordt. Die goedertierenheid komt voort uit de onpeilbare liefde van God die nooit ophoudt of verandert door het gedrag van de mens.

Als wij zeggen dat God de mens niet afschreef toen hij zondigde – en zich in wezen dus van God afkeerde – omdat God het goede bleef zien in de mens, dan is dit maar ten dele de waar­heid. Immers Gods goe­dertierenheid en trouw­en zijn genadeverbond is niet een invulling in de tijd, maar is vóór eeuwi­ge tijden zoals we hebben gezien.

God is bondgenoot van de mens en de schepping die Hij in liefde gescha­pen heeft. Daarin ligt ons totale behoud en dat van de hele schepping. Krachtens dat bondge­nootschap heeft God zich aan de mens verplicht en wordt God genoemd ‘Heiland’. Hij is onze Be­vrijder, Verlosser en Hel­per. Hij heeft zich aan de mens verbonden en is trouw aan dat verbond, wat zijn verbondsnaam ‘Ik ben die Ik ben’ of zo­als ook wel vertaald wordt: ‘Ik zal erbij zijn zoals Ik er bij zal zijn’ ook uit drukt. Geen hulp uit medelijden, alleen maar uit liefde in verbondstrouw, die ten volle in Jezus Christus zijn Zoon, geopenbaard is  1 Johannes 4 vers 9 (1 Joh. 04:09).

Buiten dit verbond, buiten deze liefde van God, kan de mens niet eens bestaan, want ons hele bestaan is in de genade van God zo­als we al zagen. Deze ge­nade kan hooguit in naam veranderen naargelang de situatie waarin de mens verkeert en kan genoemd worden: geduld, lankmoe­digheid, barmhartigheid, vergevingsgezindheid, ontferming, verzoening, mededogen, zachtmoedig­heid, enz., maar de Gever en de genade blijven de­zelfde. Het gaat om de velerlei of menigerlei ge­nade Gods, zegt Petrus 1 Petrus 4 vers 10b (1 Petr. 04:10b).

De apostel Johannes zegt: “God is liefde” 1 Johannes 4 vers 8 (1 Joh. 04:08) en dat is niet een statisch begrip maar een actieve kracht die zich uit in een veelkleurigheid van gena­degaven naar de mens toe. Daarom zingt Jezus, die de enige is die de Vader kent, met zijn discipelen: “Vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat, zij de naam des Heren ge­loofd.. Verheven boven alle volken is de Here, boven de hemelen is zijn heerlijk­heid. Wie is als de Here, onze God, die zeer hoog woont, die zeer laag neer­ziet, in de hemel en op de aarde? Die de geringe opricht uit het stof, die de arme omhoog heft uit het slijk, om hem te doen zitten bij de edelen, bij de edelen van zijn volk; die de onvruchtbare huis­vrouw doet wonen als een blijde moeder van kinde­ren. Halleluja” Psalm 113 vers 3 tot en met 9 (Ps. 113:003-009).

Gods heerlijkheid en de afgoden

De grootheid van God, zijn verhevenheid en de heerlijkheid van zijn Naam worden niet naar aardse maatstaven berekend zoals van een groot koning, maar Gods grootheid wordt zichtbaar in zijn daden, in zijn werken. Dan wordt zijn heerlijk­heid openbaar als een stralend licht. Psalm 86 vers 8 (Ps. 086:008) zegt als antwoord op: “Wie is als de Here, onze God?”: “Onder de góden is niemand U ge­lijk, o Here, en niets is als uw werken”. De apos­tel Paulus komt tot de conclusie dat er góden en heren in menigte zijn (1 Kor. 08:06a). Maar het zijn zogenaamde góden, afgoden, zegt hij (1 Kor. 08:04-05). In Psalm 115 (van de lofzang) worden deze góden – de afgoden van de mensen – terug­gebracht tot hun ware proporties Psalm 115 vers 4 tot en met 7 (Ps. 115:004-007). Samengevat: ze zijn tot niets in staat. In Psalm 96 vers 5 (Ps. 096:005) wor­den de afgoden ‘Elilim’ genoemd. Dat wil zeggen: ‘de nietszijnde’, ‘de tot niets voerende’. De Sta­tenvertaling spreekt van ‘drekgoden’.

Maar zijn ze, omdat ze niets kunnen, dan ook ongevaarlijk voor de men­sen die zich ervoor bui­gen of hun vertrouwen erop stellen? Helaas niet!

Psalm 115 vers 8 (Ps. 115:008) geeft het antwoord want daar lezen wij: “Wie hen maak­ten, zullen worden als zij, ieder die op hen vertrouwt”. ‘Worden als zij’ wil dus ook zeggen: ’tot niets in staat zijn’. Gelijk worden aan de drekgoden waar men op vertrouwt! Paulus leert dat de afgod niets is, maar dat achter de af­goden de boze geesten schuil gaan 1 Korinthe 10 vers 19 en 20 (1 Kor. 10:19-20).

De góden der volken zijn de grootmachten, de vorsten, de wereldbeheersers dezer duister­nis, met de overste van de macht der lucht, de duivel, aan het hoofd. Die heersen met harde hand en vertrappen de volken. Ze gebruiken de sterke mensen om de zwakken en behoeftigen te onderdrukken. Ze stelen en slachten en verdelgen, zegt Jezus Johannes 10 vers 10a (Joh. 10:10a). Onze God is geheel anders. Exodus 15 vers 11 (Ex. 15:11) zegt: “Wie is als Gij, onder de góden, Here, wie is als Gij, heer­lijk in heiligheid, vreselijk in roemruchte daden, won­derbaar in uw doen”.

God die Zich neerbuigt

God is in zijn grootheid en heiligheid niet onbewo­gen met de mensen, ook al hebben ze zich van Hem af gekeerd. Hij is het die zeer laag neerziet in de hemel en op de aarde, zegt Psalm 113 vers 6 (Ps. 113:006). God heeft aandacht voor de hele mens, voor de in­nerlijke mens: de hemel, en de uiterlijke mens, de aarde, want in de mens komen hemel en aarde, het geestelijke en het stoffelijke tezamen. Zo zegt , Psalm 120 vers 20 en 21 (Ps. 120:020-021): “Want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd, om het zuchten der gevange­nen te horen, om de ten dode gedoemde te bevrij­den” . Hij buigt zich neer en Hij lijdt in grote liefde en ontferming met de mens mee. “In al hun be­nauwdheid was ook Hij benauwd”, zegt Jesaja 63 vers 9a (Jes. 63:09a).

En Gods hart gaat in het bijzonder uit naar het geringe, het arme, dat weerloos is tegen de ge­weldenaars en de uitbui­ters. Naar de armen van geest, die lijden onder het geweld van de boze geesten, zie Jesaja 57 vers 15 (Jes. 57:15). Jesaja 59 beschrijft het als volgt: “Het recht wordt teruggedrongen en de gerechtigheid blijft verre staan, want de waarheid struikelt op het plein en oprechtheid vindt geen ingang. Zo ontbreekt de waarheid en wie wijkt van het kwade, wordt slachtoffer van uitbuiting. Maar de Here zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was”

Als God dit ziet komt zijn hele wezen in bewe­ging en gedenkt Hij zijn eeuwige verbond met de mens, Genesis 9 vers 16 (Gen. 09:16). Jesaja ziet door de Heilige Geest wat er gaat gebeuren en schrijft verder: “God zag dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, omdat er niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteun­de Hem; Hij bekleedde zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. Naar de daden zal Hij vergelden: grim­migheid aan zijn tegen­standers, vergelding aan zijn vijanden”, Jesaja 59 vers 16 tot en met 18 (Jes. 59:16-18).

Gods heilige arm is ontbloot

Vaak hoort men de kreet: Als er een God is waarom gebeuren er dan zulke vreselijke dingen? Waarom dan zoveel onrecht? Waar­om doet Hij dan niets? De duivel, die de veroor­zaker is van alle ellende, heeft de mens bovendien met blindheid geslagen zodat God de schuld krijgt in plaats van de duivel. Maar God is altijd bezig gebleven, is altijd naar de mens toe gekeerd geweest en heeft alles gedaan en alles gegeven wat Hij kon. God is zelf tussenbeide gekomen in zijn Zoon Jezus Christus, die Zich in de volheid des tijds geopenbaard heeft.

“Zijn arm is Zijn helper”, zegt Jesaja. In Jezus Christus bekleedde God Zich met een lichaam van vlees en bloed. Paulus schrijft hierover in 1 Timotheüs 3 vers 16 (1 Tim. 03:16):

“En buiten alle twijfel, de verborgenheid van de godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees” (Statenvertaling). Jesaja stelt vast door de Heilige Geest: “De Here heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God”, Jesaja 52 vers 10 (Jes. 52:10). De Lutherse ver­taling zegt: “De Here heeft zijn heilige arm geopenbaard” .

Het klinkt misschien wat oneerbiedig, maar God stroopt de mouwen op om tussenbeide te komen en verlossing te brengen aan alle volken. Jezus Chris­tus is de Heilige ontblote arm van God die in de volheid van de tijd geo­penbaard is en Hij vol­brengt alles wat geschre­ven staat. Hij is de ver­vulling van al het heil dat God door middel van de profeten heeft voor­zegt. Als Hij werkt dan werkt God, Johannes 5 vers 17 (Joh. 05:17) zo­als Jesaja 59 en Psalm 113 dat ook beschrijven.

Het heil van onze God

Als Jezus het geknakte riet niet verder verbreekt maar opricht en de wal­mende vlaspit niet uit­dooft, maar aanwakkert, Matteüs 12 vers 20 en Matteüs 4 vers 23 (Matt. 12:20; Matt. 04:23), dan is Hij bezig de werken te werken van zijn Vader en wordt vervuld wat in de lofzang gezongen wordt. Als Hij door de Geest Gods of de vinger Gods de boze geesten uitdrijft Matteüs 12 vers 28 en Lucas 11 vers 20 (Matt. 12:28; Luc. 11:20), dan volvoert God zijn oordelen door zijn uitge­strekte ontblootte arm en zijn heilrijke rechter­hand.

Zo zien we dat de oorde­len van God altijd voort­komen uit zijn diepste wezen, namelijk liefde, goe­dertierenheid en trouw. Dan schittert zijn heerlijkheid en zal zijn Naam geloofd en geprezen wor­den, vanwaar de zon op­gaat tot waar zij onder­gaat Psalm 113 vers 3  (Ps. 113:003).

Als Petrus later het werk van Jezus Christus samen­vat dan zegt hij: “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overwel­digd waren; want God was met Hem, Handelingen 10 vers 38” (Hand. 10:38).

Dan kunnen we opmerken wat een schitterend ver­vulling dit is van Psalm 98 vers 1 tot en met 3 (Ps. 098:001-003), waar geprofeteerd wordt: “Zing de Here een nieuw lied, want Hij heeft won­deren gedaan, Zijn rechterhand en Zijn heilige arm gaf Hem zege; de Here heeft zijn heil be­kendgemaakt, zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der volken; Hij heeft gedacht aan Zijn goedertierenheid en aan Zijn trouw jegens het huis Israëls; alle einden der aarde hebben aanschouwd, het heil van onze God”.

(slot volgt).

 

Vast en zeker door Duurt Sikkens

“…om in zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen”, Jakobus 1 vers 18 (Jak. 01:18).

Dat stukje ‘in zekere zin’ klinkt wat vaag en twijfelachtig. Alsof het eersteling-zijn maar ten dele is. Merkwaardig dat in de grondtekst staat dat het vast en zeker is. Met andere woorden, dat daaraan niet getwijfeld hoeft te worden, want God heeft ons wedergeboren doen worden met het doel dat we eerstelingen zijn onder zijn schepselen.

Wie dus Jezus Christus gelooft, die in navolging van Zijn Vader, zegt dat Hij de eerste is, heeft zelf ook deel aan het eerst-zijn. Dan ben je zelf ook geworden wat God al vanaf het allereerste begin voor je bedacht heeft: Een woord dat in jou ook vlees wordt, dat gestalte in je aanneemt. Anders gezegd: Je wordt je Goddelijke afkomst bewust zoals Jezus. Trouwens, Adam wordt ook een zoon van God genoemd door Lucas, Lucas 3 vers 38 (Luc. 03:38).

Die oorspronkelijke bedoeling, dat je God je Vader noemt, is weer geopenbaard in het evangelie van Jezus Christus. Als je je bekeert wordt je je dat eigenlijk weer bewust. Dan heb je dus weer deel aan het allereerste begin en dat is God. Want ‘begin’ is niet zozeer een tijdsaanduiding. Het is veel meer een beginsel, als een zaad. Wie dat gelooft is weer terug bij het begin en zo kan het eeuwige leven weer opgepakt worden. Je staat niet stevig als je de bijbel uit je hoofd kent, maar als je dit gelooft, dan ben je pas beginselvast.

 

Het hemelse Jeruzalem door Hessel Hoefnagel

Voorwoord

In een aantal artikelen, welke in een later stadium als brochure zullen verschijnen, wil ik wat nader ingaan op de oorsprong en het doel van de schepping, met name de mens, gezien vanuit bijbels perspectief.

Al een aantal jaren geleden werd ik geboeid door het le­zen van de profetie van de “puinhopen van Jeruzalem”, zo­als deze door de profeet in ballingschap Daniël werd be­studeerd, Daniël 9 vers 2 (Dan. 09:02). Naar aanleiding van deze profetie met betrekking tot het gros van het volk Israël, dat in bal­lingschap was gevoerd, kreeg Daniël het gezicht van de “zeventig weken” en de openbaring daarvan. Bij het plaat­sen van deze openbaring, zoals in Daniël 9 beschreven, in het perspectief van de gebeurtenissen in de eindtijd, zo­als in verschillende Bijbelboeken weergegeven, zag ik steeds meer, dat ook deze profetie en haar uitlegging be­trekking hebben op ons, over wie “het einde der eeuwen” gekomen is, 1 Korinthe 10 vers 11 (1 Kor. 10:11).

In de afgelopen maanden had ik gelegenheid de eertijds gemaakte notities nader uit te werken met als basis de kennis van het koninkrijk der hemelen, zoals die in de laatste tijd tot ons is gekomen.

Als volk van God door geloof in Jezus Christus verblijven wij als christenen in ballingschap op aarde, terwijl we door bekering en wedergeboorte reeds een “wandel in he­mel” hebben. In deze onzichtbare, geestelijke, maar zeer reële wereld is God onze Vader en Jezus Christus onze Heer, gezeten aan Diens “rechterhand”. Vanuit deze hemel zal onze openbaring als “lichaam van Christus” zijn, als we met Hem verschijnen in heerlijkheid, Kolossenzen 3 vers 4  (Kol. 03:04).

Als titel voor deze artikelen koos ik “De Vrede van Jeru­zalem”. Deze naam komt al vroeg in de bijbel voor en heeft met betrekking tot de openbaring van het doel van God met de hele schepping een profetische waarde. Eens zal het Jeruzalem, dat onze God van oorsprong af voor ogen heeft, zich openbaren als het centrum van de her­schepping van hemel en aarde. Het is de stad met funda­menten, die Abraham reeds zag, waarvan God Zelf de ont­werper en bouwmeester is, Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10).

De verzameling van boeken, brieven en geschriften, die onze bijbel vormen, is een uniek geheel, waarin de oor­sprong, de ontwikkeling en het doel van de schepping wordt beschreven. De bijbel begint met het scheppingsver­haal en eindigt met de profetieën van het boek Openbaring van Jezus Christus. Zowel het begin van de bijbel als het eind geven duidelijk weer, dat er voor dit begin en na dit eind een veel diepere en verdergaande ontwikkeling is geweest en zal zijn. De strekking hiervan wordt duidelijk door de inzichten, die de Heilige Geest geeft aan diege­nen, die de profetische waarde van de bijbel onderkennen en weten te plaatsen in de lijn van deze ontwikkeling.

Inleiding

Hoewel vele honderden jaren na Daniël, zijn ook wij als christenen bezig met het beloofde herstel voor het volk van God. Wij nu weten dat het aardse Jeruzalem slechts een voorafschaduwing is van de hemelse stad, die de eeuwige God vanaf het begin voor ogen heeft. Deze stad wordt uit de hemel zichtbaar op aarde”, terwijl ze vervuld is met de heerlijkheid van God. De hemel is de onzichtbare wereld, waarin de ontwikkelingen met betrekking tot het volk van God en daardoor met de hele schepping plaats vinden en gestalte krijgen, alvorens zichtbaar en tast­baar te worden op aarde. De apostel en profeet Johannes zag dit “nieuwe Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God”, Openbaring 21 vers 2 (Openb. 21:02).

Omdat het aardse Jeruzalem als centrum van de eredienst aan de “God des hemels” een schaduwbeeld was van het nieuwe Jeruzalem, dat wij als christenen verwachten, is de profetie van Jeremia te plaatsen in de lijn van deze verwachting. Daarbij is aan te sluiten bij de profetieën in het boek “Openbaring van Jezus Christus”, Openbaring 1 vers 1 (Openb. 01:01).

Als wij, als volgelingen van Jezus Christus, ons richten op het herstel van de puinhopen van Jeruzalem, laten we dan dit nieuwe, volmaakte Jeruzalem bedoelen, dat als een stad van de vrede zich openbaart temidden van een zuch­tende en beschadigde schepping. Deze hemelstad immers heeft haar poorten open, zodat de gezegenden van de Heer kunnen ingaan, om deel te hebben aan de vrede van Jeru­zalem, waarvoor de ouden reeds hun gebeden opzonden (Psalm 122).

De bijbel begint dus met het scheppingsverhaal. In de zes zo genoemde scheppingsdagen wordt de wording van hemel en aarde vermeld. Bij de orthodoxe interpretatie wordt sim­pel uitgegaan van zes dagen van 24 uur. Hierbij wordt het als een gegeven aangenomen, dat bij God alles mogelijk is en het dus geen probleem is dat de voltooide hemel en aarde, inclusief de mens volledig functioneren binnen dit tijdsbestek.

Toch belet deze interpretatie het werkelijk op waarde zien van de dingen, zodat de grote Schepper werkelijk de eer ontvangt die Hem toekomt, vanwege de uitwerking van Zijn geweldige plan met betrekking tot de schepping, inzonderheid de mens.

Ook roept deze interpretatie de vraag op, waarom het her­stel van alle dingen dan zoveel tijd vergt, omdat we nog steeds en steeds meer geconfronteerd worden met de onvol­komenheid en verwording van de dingen, terwijl toch de almacht van God vaststaat. Is de macht van de duivel dan zo sterk, dat zelfs eeuwen na de dood en opstanding van Jezus Christus de mensheid en de hele schepping steeds meer lijden onder deze vruchteloosheid ? Of is de genoem­de interpretatie niet juist en is het nodig de uitgangs­punten te herzien. Het is goed om op basis van een juiste Bijbelse interpretatie en openbaring door de heilige Geest een antwoord te zoeken op de belangrijke vragen met betrekking tot de zin van de schepping. Daarvoor heb ik deze artikelen geschreven in de verwachting, dat ze zul­len bijdragen aan het opscherpen van de gedachten van de­genen, die met mij de levende en waarachtige God willen dienen en de komst van Zijn Zoon uit de hemelen verwach­ten, vergelijk 1 Thessalonicenzen 1 vers 10 (1 Thess. 01:10).

Het “woord des Levens” en het “woord des Doods”

Toen de Schepper bezig was de dingen, die niet waren tot aanzijn te roepen, vergelijk Romeinen 4 vers 17 (Rom. 04:17) en orde schiep in de chaos van het heelal, profeteerde Hij reeds over de uit­eindelijke bestemming van de mens, Genesis 1 vers 26 (Gen. 01:26): “laat Ons mensen maken naar Ons beeld en als Onze gelijkenis”. Het Woord, dat één geheel was met de eeuwige, onzichtbare God, ging uit om te doen wat Hem zou behagen en dat te volbrengen, waartoe Hij het uitzond vergelijk Jesaja 55 vers 11 (Jes. 55:11). In dit Woord is leven en het leven is het licht van de men­sen. Dit licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet kunnen overweldigen en uitschakelen, Johannes 1 vers 1 tot en met 5 (Joh. 1:1-5). Het woord van het Leven werd in de sfeer van de Dood geopenbaard. Immers, toen de zonde de zichtbare schepping kon binnenkomen vanwege de ongehoorzaamheid van de mens, kon daardoor ook de Dood binnendringen. Deze sterke macht heeft zijn invloed kunnen doen gelden in al­le mensen, omdat niemand in staat was de verleiding tot zonde te weerstaan, Romeinen 5 vers 12 (Rom. 05:12). In het klimaat van de Dood werd onze Heer, Jezus Christus als het Woord van het Le­ven geopenbaard. Door geloof in Hem wordt de mens ont­trokken aan de macht van de Dood en krijgt een plaats in het Koninkrijk van God. Door het “Woord des Levens” krijgt de nieuwe schepping steeds meer gestalte, zoals God zich had voorgenomen.

In Jezus Christus, dat wil zeggen als deel van Zijn lichaam, Is de nieuwe mens bestemd als de drager en verkon­diger van het Woord van het Leven. In de eeuwigheid sprak de Schepper: “Laat Ons mensen maken naar ons beeld en als onze gelijkenis”. De mens is in wezen de uitdrukking van dit Woord van God. Aan dit Woord gaf God een lichaam, dat zich door de mens zou vermenigvuldigen. Op deze wijze zou het heelal met het woord van God vervuld worden tot eeu­wige heerlijkheid.

Vanaf de oorsprong is de mens bestemd om te “heersen”. Hij zou “al de werken van Gods handen” tot ontwikkeling brengen, zoals de Schepper bedoelde. Zo zou het “Konink­rijk van God” gestalte krijgen. Het wezen van de grote Schepper zou geopenbaard worden in vrede, gerechtigheid en blijdschap door de Heilige Geest, Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17). In deze sfeer zouden goedheid, liefde, geloof, hoop, waarheid en trouw onbelemmerd aanwezig zijn. Vanwege deze kenmerkend? eigenschappen betitelde de Schepper Zijn werken als zeer goed, dus in staat om tot in eeuwigheid in volmaaktheid te functioneren. De mens zou daarin als beheerder en ou­derhouder alles in nauwe relatie met de Schepper tot on­gekende hoogten uitbouwen, opdat God zou zijn alles in allen, 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28).

 

De vrucht van de Geest, Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22) door Piet Snaphaan.

Liefde –

De liefde Gods, een ware zegen, ze overwint al wat belaagt.

Gods liefde, ’t staat belagers tegen, terwijl ze zelf alles verdraagt.

Blijdschap –

Laat blijdschap nimmer je ontnemen, ’t is een geschenk dat bij je hoort.

Pas op voor zorgen of problemen, weersta ze door de kracht van ’t Woord.

Vrede –

Houdt vrede steeds met alle mensen, zoek niet je recht, blijf in de rust, al laat het dan ook soms te wensen, God doet je recht, wees dat bewust.

Lankmoedigheid –

Lankmoedigheid, geduld bedrijven, door geestelijk handelen blijf je fit, zodat je toch je zelf kunt blijven, ondanks dat alles tegenzit.

Vriendelijkheid –

Een vriendelijk woord doet meestal goed en wordt ook gewaardeerd, Het geeft zo vaak weer nieuwe moed aan hen, die ’t hebben begeerd.

Goedheid –

Tracht steeds het goede na te jagen, God doet ook immers enkel goed.

Hij zal je daarin altijd schragen, beseft wie goed doet, goed ontmoet.

Trouw –

Wees getrouw in alle dingen, ook in de kleinste, dagelijks weer, tracht wat niet goed is te bedwingen en blijf je richten op de Heer.

Zachtmoedigheid –

Zachtmoedigheid doet veel verdragen, zachtaardig zijn, is dus haar aard.

Wie haar bedrijft, doet God behagen en daarom het beoefenen waard.

Zelfbeheersing –

Door jezelf te zijn en ook te blijven, ondanks de druk van veel verweer, waardoor je ’t moeilijk toch kunt krijgen, blijf je toch staande met je Heer.

“De God nu der volharding en der vertroosting geve u eensgezind van hetzelfde gevoelen te zijn naar het voorbeeld van Christus Jezus, opdat gij eendrachtig uit één mond de God en Vader van onze Here Jezus Christus moogt verheerlijken”, Romeinen 15 vers 5 en 6 (Rom. 15:5-6) .

 

Verandering van denken door Margreet Gast

 

Bij het nieuwe leven van de mens die Jezus Chris­tus als Heer en Heiland heeft aangenomen, hoort ook de verandering van denken. “Gij geheel an­ders” staat er immers in Efeziërs 4 vers 20 (Ef. 04:20).

De oproep om te verande­ren van denken vinden we in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) (“wordt hervormd door de vernieuwing van uw den­ken”) en in Efeziërs 4 vers 23 (Ef. 04:23) (“wordt verjongd door de geest van uw den­ken” ), Er wordt mee be­doeld dat we Gods gedach­ten gaan overnemen. Onze mening, onze gedachten vanuit ons oude leven, zullen we wegdoen en in plaats daarvan gaan we over tal van zaken – over onszelf, over ons leven, over de ander – denken zoals God daarover denkt. En dit dank zij het gees­telijk inzicht in de onzien­lijke wereld door de Heili­ge Geest. Dachten we vroeger: “Ik ben en blijf tot mijn dood een zondaar” , dan mogen we nu, in ge­loof, Gods woorden aanne­men die ons zeggen: “Je bent in de Zoon een recht­vaardige!” En in plaats van te zuchten: “mij lukt nooit iets” , mogen we be­lijden: “de Here is mijn Helper” .

Door de Heilige Geest zul­len we steeds beter Gods gedachten gaan begrijpen en kunnen overnemen. En dat is ook de wens van de Vader zelf! 1 Korinthe 2 vers 10a tot en met 12b en 1 Johannes 5 vers 20 (1 Kor. 02:10a-12b; 1 Joh. 05:20) . Als ware discipelen van Jezus willen we in Zijn woord blijven en de waarheid, verstaan, Johannes 8 vers 31 (Joh. 08:31).

Onze (westerse) gedachten

We zijn allemaal opgegroeid in de westerse wereld met zijn verstandelijke denken. En dat kan ons danig par­ten spelen als we willen verstaan wat “verandering van denken” betekent. Het denken van onze westerse wereld is afkomstig van het Griekse denken: dit is een analytische, abstracte wijze van denken over de dingen. Men tracht een complex geheel te begrij­pen door het op te delen in onderdelen. En men poogt dan elk (onder)deel te vatten naar zijn wezen. Maar, losgemaakt uit zijn verbanden, is het deelbegrip niet meer te vatten in zijn betekenis die het heeft in het geheel. Zo kan dat ook gaan met het begrip “ons denken” of “onze gedachten”.

Men kan dat begrip als een op zichzelf staand gegeven beschouwen. Het denken behoort tot de geestelijke wereld. Daar kan dat den­ken enerzijds geïnspireerd worden door de duivel – hij laat de mens leugens denken en spreken – 1 Johannes 8 vers 44b (1 Joh. 08:44b) -, anderzijds kan God de Inspirator zijn. Dan zijn er goddelij­ke gedachten. “Verande­ring van denken” kan dan worden: zorgen dat men geen verkeerde dingen denkt of uitspreekt, maar juist positieve. Aan dat ene onderdeel van het geestelijk functioneren kan de mens op deze ma­nier zelf werken. Aan dat­gene wat een mens uit­spreekt is dan af te meten wat iemands “geestelijke status” is: in hoeverre het denken al door God en in hoeverre het denken nog door de duivel wordt geïnspireerd.

Verandering van denken als leer

Wordt het “denken” opge­vat op de wijze als hierbo­ven beschreven, dan wordt het gebod van onze God een juk op de schouders van Zijn kinderen. Het wordt een “leer”, die tot wet wordt. Want er is geen vrijheid meer in dat gebod, maar inperking en oordeel! Wil men bijvoorbeeld iets zeggen over moeiten en verdriet, dan is er de angst om beoordeeld te worden als “negatief” .

Want- uitspraken als: “ik heb het moeilijk” zijn im­mers negatieve belijdenis­sen die worden geïnspi­reerd door de duivel (! ).

Het gevaar zit er in dat kinderen Gods elkaar we­derzijds gaan beoordelen op de boze geesten die hen inspireren: dat is immers af te leiden uit de dingen die iemand zegt. Zo wordt de mens de mond gesnoerd – beter niks gezegd dan iets verkeerds gezegd – of men leert het snel alleen maar positieve woorden in de mond te nemen. Dan wordt men immers goed beoordeeld. Zo komen de kinderen Gods weer onder een wet. En dat terwijl “verandering van denken” is bedoeld als een vrij­makend gebod des Heren Johannes 8 vers 31 (Joh. 08:31).

Terug naar de grondtekst

De Griekse grondtekst heeft voor het woord “denken” het woord “nous” staan. Dit woord vinden we ook in Romeinen 14 vers 5 (besef) (Rom. 14:05), Lucas 24 vers 45 (verstand) (Luc. 24:45), 1 Korinthiërs 2 vers 16 (zin) (1 Kor. 02:16), 1 Korinthiërs 1 vers 10 (zin) (1 Kor. 01:10).

Met “nous” wordt bedoeld: het denkend, oordelend vermogen van de mens, het diepste oorspronkelij­ke beginsel in de mens dat de wils-beslissingen van het leven voortbrengt. “Nous” is dus niet louter “gedachten” maar gaat veel dieper. Het omvat het hart van de mens, zijn innerlijk: daar waar de verlangens, gevoelens, beoordelingen en overwe­gingen uit voort komen.

Het Hebreeuwse denken

Het Hebreeuwse denken kent geen woord voor “gedachten” als op zichzelf staand begrip. Wel komt men “overwegingen- teneinde-. . .”, of “berekeningen-met-als-doel-. . . ” tegen. Hieruit blijkt dat het Hebreeuwse denken de gedachten van de mens niet losmaakt van zijn in­nerlijk en evenmin van de daden welke volgen op de overdenkingen!

In navolging hiervan kan het Griekse begrip “nous” dus beter – op Joodse wij­ze – vertaald worden met “hart” , hiermee aangevend dat het gaat om alles wat in de mens leeft. Jezus vraagt immers niet van ons om te “sleutelen” aan een onderdeel van ons geestelijke functioneren. Hij wil ons totaal verande­ren en bevrijden!

Het hart van de mens

Ons hart staat voor onze innerlijke mens. Uit ons hart komen de overleggin­gen voort. Dat zijn de woorden – gedachten – die er in ons gevonden worden. Het “woord” gaat in de bijbel altijd samen met “daad”, met handelen.

Laten we dan Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) eens lezen als: “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieu­wing van uw hart, denken en doen” . En Efeziërs 4 vers 23 (Ef. 04:23) wordt dan bijvoorbeeld: “dat gij verjongd wordt door de geest van uw hart, uw overleggingen en uw handelen” .

Een nieuw hart en nieuwe gezindheid

God komt in ons leven niet tot Zijn doel, als we alleen onze “gedachten omvormen, maar daarbij ons hart on­veranderd laten. In Ezechiël staat al: “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnen­ste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijde­ren en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnen­ste geven en maken dat gij. naar mijn inzettingen wan­delt en naarstig mijn ver­ordeningen onderhoudt”, Ezechiël 36 vers 26 en 27 (Ez. 36:26-27).

Paulus roept in 1 Korinthiërs 2 vers 16 (1 Kor. 02:16) overtuigd uit: “Maar wij hebben de zin van Christus!” Dat is het wat verandering van denken inhoudt: de ge­zindheid van Christus krijgen. Er zin in hebben om de verordeningen van God te onderhouden, naarstig, vol overgave.

Heel ons hart, denken en doen zullen we laten ver­anderen naar het beeld van Christus. Geen buitenkant-gebeuren, maar ten volle en ten diepste een verandering van bin­nenuit zal het zijn!

 

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts (13)

De rijke man en de arme Lazarus

In Lucas 16 vers 19 tot en met 31 (Luc. 16:19-31) treffen wij de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus aan. Lazarus betekent: God helpt; in het Hebreeuws: Eleazar. In Lazarus zien we het beeld van de zuchtende schepping. De rijke man bekommerde zich niet om Lazarus, die bij hem in het voorportaal lag. Hij was met zweren overdekt. De rijke man betoonde geen barmhartigheid, hij liet het karakter van God niet zien.

Vers 22 en 23a is ongetwijfeld de sleuteltekst. We lezen daar: “Het geschiedde dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven”. De engelen functioneren mee om Abraham thuis te brengen. In Abrahams schoot wordt Lazarus vertroost; daar krijgt hij verkoeling, water. God zegt: ‘De volkeren krijgen een tijd van verkoeling in Abrahams schoot’. In Matthéüs 8 vers 11 (Matt. 08:11) lezen wij dat Jezus zegt: “Velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham”. Lazarus’ naam wordt bewaarheid: God helpt. De engelen zullen uit gaan vanuit de gemeente om de volkeren thuis te brengen. De zuchtende volkeren zullen het evangelie horen. ‘Abrahams schoot’ is een merkwaardige uitdrukking, die slechts eenmaal in het oude testament voorkomt; dit is uitgerekend in verband met Hagar, die een beeld van de heidenwereld is. We hebben reeds eerder gezien dat Hagar tweemaal een engel ontmoette, die haar beloften gaf in verband met haar zoon Ismaël. De engel wijst haar de bron waaruit zij Ismaël te drinken kan geven, als beiden van dorst bijna omkomen.

De strategie die Paulus moest leren

Paulus was heel strategisch bezig en ging bij voorkeur naar de steden, de belangrijkste centra. De Heilige Geest gaat Paulus een bepaalde strategie tonen, want het gaat om de voortgang van het evangelie, opdat de volkeren hiermee zullen worden bereikt.

Zo lezen wij in Handelingen 16 vers 6 en 7 (Hand. 16:06-07): “En zij gingen door het Frigisch-Galatische land, maar werden door de Heilige Geest verhinderd om het woord in Asia te spreken; en bij Mysië gekomen, poogden zij naar Bytinië te reizen, maar de Geest liet het hun niet toe”. En in Handelingen 16 vers 9 en 10 (Hand. 16:09-10) lezen wij dat Paulus in de nacht een gezicht kreeg: “Er stond een Macedonisch man, die hem toeriep: Steek over naar Macedonië en help ons. Toen hij het gezicht gezien had, zochten wij dadelijk gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, daar wij eruit opmaakten dat God ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen”.

Vlak daarop wordt de overtocht van Asia naar Europa gemaakt. Als Paulus in een totaal ander werelddeel aankomt, krijgt hij ook te maken met andere wereldbeheersers. Hij krijgt lijnrecht een botsing met de beheersers van dat gebied. Toen ze in Filippi aangekomen waren, belandden ze al spoedig in de gevangenis. In vers 18 pakt Paulus bovendien een waarzeggende geest aan. Ze komen in de binnenste kerker van de gevangenis terecht en hun voeten worden zorgvuldig in het blok gesloten. Dan lezen we in vers 25: “Maar omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen luisterden naar hen”.

Dit is rechtstreeks een stuk overwinning. Als Paulus en Silas de lof van God gaan zingen, wordt hiermee in de geestelijke wereld iets in beweging gebracht. De engelen komen tegen de wereldbeheersers in actie. Er ontstaat een enorme botsing van geesten. De gevangenis is op dat moment het bolwerk van de wereldbeheersers. Op zoveel geestelijk krachtsvertoon was de gevangenis niet ingericht en stort in elkaar. Hier is geestelijk veel meer aan de hand dan een wonder dat ten behoeve van een paar mensen plaatsvindt.

Het is interessant om te zien hoe het evangelie voortgang maakt. Hierin zit de strategie van God, waar Paulus helemaal inpast. Vanuit Azië gaat het evangelie naar Europa. De volgende stap is dat het evangelie van Europa naar Amerika is gegaan. Er zijn aanwijzingen dat Columbus oorspronkelijk een roeping van God heeft gehad en een man met zendingsvisie is geweest. Hij is zijn roeping kwijtgeraakt en naar Amerika gegaan om er beter van te worden. Later’ zijn de Pilgrimfathers naar Amerika gegaan. Zij hebben zich jarenlang geestelijk voorbereid om het Koninkrijk Gods in het nieuwe werelddeel te planten. De volgende beweging is geweest, dat het evangelie vanuit Amerika naar Azië terugkeert. De cirkel is rond. God is door de eeuwen heen bezig geweest om een stuk geschiedenis te bouwen. Vandaar dat Handelingen 16 een erg belangrijk gedeelte is.

De storm op het meer

In Matteüs 8 vers 23 tot en met 27 (Matt. 08:23-27) is er ook veel meer aan de hand dan een zware storm als een natuurlijk verklaarbare zaak. Als je het verhaal in het verband leest, zie je dat onmiddellijk na de storm de genezing van twee bezetenen volgt. Toen het schip kwam aanvaren, heeft de tegenstander gedacht: ‘Nu raak ik mijn mensen kwijt. Ik moet zorgen dat ik Jezus buiten mijn gebied houd’. De boze wist dat hij terrein zou moeten prijsgeven als Jezus daar verschijnen zou. Het was een strategische aanval van de boze. Jezus was met zijn discipelen in één schip. Het was de hele gemeente. Als de boze het schip in één klap ten onder had kunnen laten gaan, had hij in één moment de hele gemeente: hoeksteen én fundament, in het dodenrijk kunnen laten verdwijnen. Ze komen tóch behouden aan de overkant.

Er is nog een merkwaardig detail in deze geschiedenis. Daarover lezen wij in Markus 5 vers 9 en 10a (Mark. 05:09-10a): “En Hij vroeg hem: Hoe is uw naam? En hij zeide tot Hem: Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk…” Een legioen is een Romeinse legerafdeling, bestaande uit 6000 man voetvolk en ongeveer 800 ruiters. Zo’n legioen had ook een commandant. In Markus 5 vers 10b (Mark. 05:10b) lezen wij: “…en hij smeekte Hem dringend hen niet buiten het land te zenden. ‘Hij’ is de bevelhebber, de woordvoerder van het legioen. Hij zegt: ‘Stuur óns niet uit het land’. Voor het woord ‘land’ staat eigenlijk ‘streek’. Ze willen de streek niet uit omdat het hun gebied is; daarbuiten hebben ze niets te vertellen. Ze voelen zich ook niet thuis buiten hun gebied. Ze willen hun gebied vasthouden. Ze verzoeken Jezus om in de zwijnen te mogen varen. Jezus staat het hun toe. De bevolking moet niets van Jezus hebben en wil de zaak houden zoals het is. De mensen zijn woedend omdat ze hun zwijnen kwijt zijn.

We zien dat bepaalde vorsten zich in een bepaalde streek willen handhaven. Als demonen geen mensen als woning kunnen krijgen, hebben ze liever een stel dieren als helemaal niets. Anders zouden ze dakloos en werkeloos zijn. Werkeloosheid is een pijniging voor een boze geest. De boze geesten beschouwen een bepaald gebied als hun eigendom en willen er zoveel mogelijk afbreken. Doordat de mensen zich tegen het evangelie verzetten, hadden de demonen vrij spel in dat gebied. Ze konden er doen wat ze wilden. De storm op het meer was duidelijk een stuk tegenstand, om een gebied voor de tegenstander te behouden.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Door verschillende nabestellingen zijn de twee laatste nummers van “Levend Geloof” geheel uitverkocht. Het betreft het septembernummer waarin het artikel “Wanneer gaan de vensters wagenwijd open?” werd gepubliceerd. En het nummer van oktober met het artikel: “Laat de Heilige Geest ons vallen?”. Op laatstgenoemd artikel ontvingen wij onder andere reacties uit Amersfoort, Deventer, Harderwijk, Hoogeveen, Huizen, Haarlem, Terneuzen en Lisse. Vaak reageren lezers alleen wanneer men het niet eens is met iets wat men leest,, maar deze keer waren het voor het overgrote deel instemmende reacties, waar we erg blij mee waren.

Dat de twee bovengenoemde artikelen veel aandacht trokken, betekent niet dat de andere artikelen minder belangrijk waren. Het blijkt telkens weer dat de duidelijke uitleg en de veelzijdige benadering van de volle evangelie boodschap, in de verschillende artikelen, door velen gewaardeerd wordt. De doelstelling van ons blad blijft de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen in al zijn facetten en wij proberen dit in ieder nummer weer te verwezenlijken.

In dit nummer start een nieuwe serie vervolgartikelen van Hessel Hoefnagel onder de titel “Het hemelse Jeruzalem”. De vorig jaar van hem gepubliceerde

artikelen over de innerlijke mens, zijn thans verwerkt in een brochure die onder de titel “De ontsluiering van het , geheim van God” bij ons is verschenen. Twee andere series naderen thans hun einde. Van “De grote lofzang” van Wim te Dorsthorst volgt nog één artikel en van “De wereld van de engelen” van Klaas Goverts volgen nog twee afleveringen. Verder verschijnen er binnenkort enkele belangrijke artikelen van Evert van de Kamp over “Bevrijding van demonie”, een onderwerp dat ook zeker veel aandacht zal trekken. Ook onze jonge lezers en lezeressen worden niet vergeten. In het eerstvolgende nummer volgt weer een nieuw artikel van Liesbeth Hagendoorn. Tevens wordt in dat nummer het getuigenis ; opgenomen van broeder Alfons Lehardy uit Niel bij Antwerpen.

Tenslotte attenderen wij onze abonnees nog eens op de “herfstactie”. We zijn dankbaar dat reeds verschillende lezers en lezeressen gereageerd hebben door het opgeven van een nieuwe abonnee of een adres voor een geschenkabonnement. Iedereen die abonnee wordt ontvangt het decembernummer gratis.