Selecteer een pagina

Levend geloof 1992.02 nr. 334

Het natuurlijke en het geestelijke door Gert Jan Doornink

Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard . Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen in Kana in Galilea en Hij heeft zijn heer­lijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem” (Joh. 02:10-11).

Bovenstaande teksten vormen het slot van het bekende verhaal van de bruiloft te Kana waar Jezus water in wijn veranderde. Zijn bediening was nog maar pas begonnen en wie er een overzicht op naslaat van de tekenen en wonderen die Jezus deed, ziet dat deze geschiedenis als eerste wordt vermeld.

De bediening van Jezus werd gekenmerkt door de openbaring van zijn heerlijkheid’, zegt vers 11. Met andere woorden: Jezus maakte openbaar wat Gods wil voor de mens was, namelijk: het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02).

Lukas, die behalve zijn evangelie ook het boek Handelingen heeft geschreven, noteerde later uit de mond van Petrus, hoe Jezus het land doorging, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38).

De taak van Jezus is ook onze taak

De grote taak, die Jezus van de Vader ontvangen had, was de mens te bevrijden uit de macht van satan, de mens los te koppelen van het rijk der duisternis en te verbinden aan het Koninkrijk van God. Een taak die later werd overgenomen door zijn discipelen en daarna door de gemeente. Dat betekent dus dat elk kind van God bij deze taak is betrokken!

Toch blijkt dat men nog vaak niet ziet dat deze taak voor de gemeente is weggelegd. Men is dan de gedachte toegedaan dat de gemeente (nog) niet bekwaam is voor deze taak. Dan ziet men de gemeente uitsluitend als een herstellingsoord, een soort ziekenhuis waarin men als ‘chronisch patiënt’ is opgenomen en men zijn verdere aardse leven verblijft, “

Dit is misschien een beetje cru voorgesteld maar het gaat erom dat we een duidelijk inzicht krijgen van Gods bedoeling met ons leven, met onze taak een getuige van Christus te zijn.

Uiteraard is na onze bekering eerst herstel en bevrijding nodig, maar terwijl we nog in therapie, met herstel en opbouw bezig zijn, terwijl ons geestelijk leven zich verder ontwikkelt, beginnen we tegelijkertijd ook met onze taak in deze wereld te vervullen.

De gemeente is dus niet alleen herstellingsoord of ziekenhuis. Wat is de gemeente dan wel? De gemeente is de Stad Gods, het Sion. Natuurlijk komen we in een stad ook een ziekenhuis tegen, maar daarnaast staan er vele huizen, winkels, kantoren, fabrieken, etc. Een stad is een ‘levend geheel’.

Zo vormt ook de Stad Gods, de ‘geestelijke stad’, een levend geheel waar wij als kinderen Gods wonen en bij betrokken zijn.

Petrus zegt dan ook dat wij geroepen zijn tot de bouw van een geestelijk huis, waarvan wij de levende stenen vormen (1 Petr. 02:05).

Een interessant wonder?

De geschiedenis van de bruiloft te Kana moeten we daarom ook niet in de eerste plaats met natuurlijke ogen lezen, maar vooral ook met geestelijke ogen.

Lezen we dit verhaal alleen met natuurlijke ogen dan vinden we wat Jezus hier deed alleen maar een interessant wonder. Het zal toch maar gebeuren, zoals hier beschreven wordt, water in wijn veranderd en dan is het ook nog gratis beschikbaar. Voor vele feestvierders in onze dagen zou dit een uitkomst zijn. Ik las hoe tegenwoordig vele mensen die iets te vieren hebben, een bruiloft, een jubileum, etc., daarvoor grote financiële schulden maken. Allerlei incassobureaus en deurwaarders moeten er aan te pas komen om later de rekeningen te innen… Dan kun je met recht spreken van een kater na het feest’

Wat hier op de bruiloft te Kana gebeurde, wordt heel duidelijk onder woorden gebracht door de leider van het feest, die totaal niet op de hoogte was van wat er gebeurd was (vs.9), door op te merken: “Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard” (vs.10). Het water was niet alleen in wijn veranderd, maar het was ook nog de beste wijn die er was! De goede wijn werd voor het laatst bewaard.

Als de goede wijn in ons komt…

Dit is een Goddelijk principe, een Goddelijke lijn, die het hele plan van God kenmerkt: het beste voor het laatst! Nu weten wij dat wijn in de Bijbel het beeld is van het nieuwe leven in Christus. En als de ‘goede wijn’ in ons komt, als we bevrucht worden met de Heilige Geest, als we opnieuw geboren worden, komt daar ook het beste wat God te bieden heeft in ons: Zijn leven met alle kenmerken van dien!

De Goddelijke lijn in ons leven is een opgaande lijn. De geestelijk^ geboorte (wedergeboorte) volgt op de natuurlijke geboorte. Eerst het natuurlijke, dan het geestelij­ke. Zoals op de bruiloft te Kana: Eerst de gewone wijn die al gereed stond, dan de wijn die Jezus maakte, als openbaring van Gods heerlijkheid. Paulus schreef later aan de gemeente te Korinthe: “Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke” (1 Kor. 15:46).

Wat is een geestelijk mens?

Er zijn nogal wat kinderen Gods die moeite hebben met deze gedachtegang en niet goed raad weten met de verhouding: natuurlijk leven – geestelijk leven. Enkele opmerkingen in dit verband:

  1. Met beide hebben we te maken.
  2. Het natuurlijke leven mag hel geestelijke niet belemmeren.
  3. Het geestelijke leven behoort zijn weerslag, zijn afspiegeling te vinden in het natuurlijke leven. Je kunt er daarom ook niet twee gescheiden levens op na houden: het natuurlijke en het geestelijke. Dat gebeurt soms wel, maar dan ben je wel verkeerd bezig. Ik zou de volgende definitie willen geven: Een gelovige is een geestelijk mens, met een geestelijk leven, dat ook tot openbaring komt op het natuurlijke vlak.

De mens wordt als natuurlijk mens geboren, maar door dc wedergeboorte ontstaat de geestelijke mens. Een geestelijk mens (een gelovige dus) behoort geestelijk te denken, te spreken, te strijden en te handelen. Wanneer dit als onderdeel van ons getuige zijn in deze wereld ontbreekt, komt er van ons getuige zijn weinig of niets terecht.

Vijand satan, de grote tegenstan­der van God en mens, haat de geestelijke mens. De boze geesten doen er dan ook alles aan om dc geestelijk levende, wedergeboren mens van zijn plaats en positie in Christus te beroven en tracht te verhinderen dat wij verder geestelijk groeien zodat wij ons als zonen Gods gaan openbaren.

Soms lukt het hem inderdaad de geestelijke mens, ongeestelijk te maken Daarom spreekt de Bijbel niet alleen over “natuurlijke mensen die de Geest met hebben” (Judas 01:19), maar ook over ongeestelijke mensen, die niet aanvaarden hetgeen van dc Geest Gods is. Het is hen dwaasheid, want zij kunnen het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is (1 Kor. 02:14). Wij behoren het geestelijke met het geestelijke te vergelijken, zegt Paulus in hetzelfde gedeelte (vs. 13).

Geloof en gehoorzaamheid

Als Gods Geest ons door het Woord of rechtstreeks iets openbaart, behoren wij dat te accepteren en er gehoorzaam aan te zijn. Anders werkt het niet. Het is net als op de bruiloft te Kana: Maria, de moeder van Jezus, had vooraf tot de bedienden gezegd: “Wat Hij u ook zegt, doet dat!” (vs.5). Toen Jezus de opdracht gaf om de vaten met water te vullen, deden zij dat. En toen Hij zei: “Schept nu en brengt het aan de leider van het feest” (vs.8), waren ze gehoorzaam aan deze opdracht. Wat zou er gebeurd zijn als ze ongehoorzaam waren geweest? Ik denk niets. Maar, kan men opmerken, God had toch in zijn ‘soevereine macht’ in kunnen grijpen? Als we zo denken maken we van God een soort wonder­doener. Jezus was niet een of andere geestelijke goochelaar.

Het is duidelijk dat Gods Geest alleen functioneert in samen­werking met onze geest. En die ‘samenwerking’ bestaat dan van onze kant in geloof en gehoorzaamheid.

“Zijn discipelen geloofden in Hem”, zegt vers 11. Nu weten wij dat zij nog heel wat lessen nodig hadden om uiteindelijk hun taak, in overeenstemming met de wil van God, te kunnen vervullen.

Eigenlijk gebeurde dat pas vanaf de Pinksterdag, toen ze vervuld werden met de Heilige Geest. De Geest van God die zo’n belangrijke rol in hun leven speelde en dus ook in ons leven behoort te spelen.

Waar de wereld (en in de eerste plaats de gemeente) in deze tijd behoefte aan heeft is aan geestelijk levende christenen. Zij worden soms niet begrepen door andere christenen, die de prijs voor het werkelijk volgen van Jezus, niet willen betalen. Maar zij blijven het grote voorbeeld, Jezus, volgen, waarvan Petrus zei dat wij geroepen zijn in Zijn voetstappen te treden (1 Petr. 02:21).

Het is een heerlijk iets om zo in deze eindtijd een werkelijk volgeling van Jezus te zijn. Nogmaals: om geestelijk te denken, te spreken, te handelen, te strijden en te overwinnen. Ik hoop dat u dit verlangen in u hebt. Gods Woord en Gods Geest maken het ons overduidelijk. Er is geen andere weg dan de geestelijke weg. Een andere weg bewandelen is je kwetsbaar opstellen voor de vijand, die je dan handig kan manipuleren en bij je kan infiltreren. Maar wij willen vandaag opnieuw ‘neen’ zeggen tegen satan en ‘ja’ tegen God.

En we willen opnieuw onze dankbaarheid uitspreken jegens Hem die het beste voor het laatst bewaard heeft. Dat begon reeds bij de schepping toen de mens als laatste -als kroon van Gods schepping- gemaakt werd. En deze mens werd gemaakt met de bedoeling met God te heersen vanuit de troon over de gehele schepping.

Onbegrijpelijk maar waar! Maar daarom is het ook noodzakelijk dat de mens volkomen één wordt met Gods wil en bedoeling. En omdat God geest is, zijn ook wij daartoe alleen maar in staat als we zelf ook volkomen geestelijk worden.

Ons getuige zijn in deze wereld behelst dus veel meer dan alleen maar aan anderen te vertellen dat Jezus de Heiland der wereld is. Daar begint het mee en ik wil daar ook op geen enkele wijze kleinerend over doen. Maar een werkelijke gelovige zijn, een geestelijk mens zijn is het grote doel van God met ons leven. Het gaat er om dat we Zijn heer­lijkheid leren kennen, beleven en openbaren. Dan weerspiegelen wij de heerlijkheid des Heren, zegt Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs (1 Kor. 03:17-18), en “veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Here die Geest is”!

 

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

We zijn erg blij met de talrijke positieve reacties welke wij ontvingen na de verschijning van het januarinum­mer het eerste nummer van de 31ste jaargang. Het heeft ons bijzonder bemoedigd en inspireert ons met blijdschap en toewijding door te gaan met de uitgave van “Levend Geloof’. Daarbij willen wij op onverkorte wijze de volle evangelie boodschap blijven verkondigen in een taal die voor iedereen te begrijpen is. , Naast de artikelen voor de ‘gevorderde lezers en lezeressen, staan er daarom in ons blad ook steeds artikelen die goed te begrijpen zijn door kinderen Gods die zich nog in een ‘beginstadium’ bevinden en voor ‘buitenstaanders’. Het gaat er per slot van rekening om dat zoveel mogelijk mensen het echte evangelie leren kennen en beleven.

Zoals u bemerkt zult hebben is in het vorige nummer een serie artikelen van start gegaan onder de titel Ue Gemeente in de eindtijd’. Het is een bijbelstudie, zoals de ondertitel ook aangeeft, over de plaats en taak van de Gemeente, met als uitgangspunt het boek Openbaring. De vele boeken en publikaties over het boek Openbaring, die er in de loop der jaren verschenen zijn, hebben veelal een ‘natuurlijke uitleg’. Gelukkig komt hier de laatste jaren verandering in. Mede door het leren kennen van het evangelie van het koninkrijk der hemelen, gaan vele gelovigen ontdekken dat het primair gaat om de geestelijke betekenis.

De serie artikelen is geschreven door Jan Kees Roose, die onder andere oudste is van de volle evangelie gemeente Amersfoort (voorganger br. Henk Dalhuijsen). Vorig jaar heeft br. Roose dit onderwerp behan­delt in bijbelstudiegroepen van zijn gemeente. We zijn blij dat wij deze Bijbelstudie nu ook m ons blad kunnen publiceren en geloven dat velen er meer kennis en inzicht door zullen ontvangen.

 

Waarom wij niet zonder bidden kunnen door Wim te Dorsthorst

Eén van de meest kenmerkende eigenschappen van een christen is dat hij bidt. Dat blijkt zeer duidelijk als je het nieuwe testament eens rustig bestudeert op dit onderwerp. Het gebed lijkt wel de enige lijn om met de troon der genade te communiceren. Wat ook allemaal afgedaan zal hebben, als het volmaakte gekomen is, het bidden zeker niet. Paulus zegt dat geloof, hoop en liefde zullen blijven (1 Kor. 13:13) en ik geloof dat de meest zuivere uitdrukking hiervan plaats vindt in het gebed in velerlei vorm.

Aanbidding zal blijven tot in alle eeuwigheden. In het oude testament lezen we herhaaldelijk: “Geloofd zij de Here, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid” (o.a. Ps. 041:014). Johannes hoort het op Patmos als hij door de geopende deur de hemel is binnengegaan en zegt: “En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid” (Openb. 04:01; Openb. 05:13). Hier zal dus geen einde aan komen.

Bidden is naar de wil van God

De Bijbel is een boek waarin God Zichzelf en Zijn wil aan de mens openbaart. Daarom is alles wat er over het bidden geschreven is als levend brood wat van de hemel is neergedaald. Als Jezus zegt: “Bidt, en u zal gegeven worden” en: “Een ieder die bidt, ontvangt”, is dat niet het opleggen van een juk, maar het openbaren van de weg naar Gods wil voor de mens (Matt. 07:07-08).

De hele Schrift is een spreken van God om de mens te behouden en te leiden tot volkomenheid, tot alle goed werk volmaakt toegerust (zie 2 Tim. 03:16-17). Dit is de wil van de enkel goede God die ons in zijn Zoon, Jezus Christus, geopen­baard is. Johannes zegt: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 01:05).

Alles komt voort uit Zijn liefdevolle hart voor de mens. Jakobus zegt daarom: “Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer” (Jak. 01:16-17).

Dwalen is dat aan God dingen worden toegeschreven die hiermee in strijd zijn. Dat van Hem ook ziekte, dood, rampen, aardbevingen, orkanen, ver­zoekingen, enz. zouden komen. Dwaalt niet!, zegt Jakobus.

Jezus zelf zegt, in de verkondiging waar Johannes op doelt: “Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijl, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Matt. 07:09-11).

Niemand die gezondheid vraagt, ontvangt van de Heer ziekte. Niemand die een zegen vraagt, ontvangt van de Heer een vloek. Dit kan niet. Dit is een dwaling en door de duivel, de grote tegenstander van God en mensen, in de schepping binnen gebracht. De satan geeft de stenen en de slangen, van hem is alle onheil, want hij is totale duisternis, leugen en bedrog.

Geen scherpe scheiding tussen de bronnen van goed en kwaad is één van de grootste hindernissen in het gebedsleven. God is de bron van het enkel goede, zuiver, onver­deeld, onomkeerbaar.

Is bidden wel nodig?

Velen hebben bij het bidden de gedachte dat God door veel en lang bidden bewogen moet worden I om iets te geven. Dit druist echter in tegen Zijn wezen van liefde, wat altijd op geven gericht is. Heeft God dan nodig dat in het gebed alles verteld wordt, omdat Hij het anders niet weet? Uit de Bijbel weten wij dat God en Jezus Christus precies welen wat in de mens is. Enkele Schriftplaatsen in dit verband:

“Want de Here doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen” (1 Kron. 28:09b).

“Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten” (Ps. 139:001-002). “Want Hij wist zelf, wat in de mens was” (Joh. 02:25b).

“Maar Hij kende hun gedachten” (Luc. 11:17a).

Er is voor de Heer dus niets verborgen wat wij Hem zouden moeten vertellen. Ja, Hij weet zelfs beter dan de mens zelf wat in de mens is, wat hij nodig heeft en wat goed voor hem is. Maar ondanks dit volmaakte kennen en weten van de Heer is Zijn opdracht aan de gelovigen dat zij altijd moeten bidden en niet verslappen (Luc. 18:01).

Niet ieder gebed zal evenwel verhoring vinden. Als een kleine jongen aan zijn vader iets vraagt, waarmee hij zichzelf zou kunnen verwonden, is het juist de liefde van de vader, die dit weigert te geven. Als de apostel Johannes zegt: “En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden”, moeten wij dit niet losmaken van wat hij daarvoor zegt, namelijk: “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem (Jezus) hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar Zijn wil, ons verhoort” (1 Joh. 05:14-15). Is er verhoring dan is dat omdat Hij ons liefheeft. Maar het kan dus dezelfde liefde zijn, die een bepaald gebed niet zal verhoren.

Sprekende over de meest elementaire behoeften van de mens, zegt Jezus: “Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft.

Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden” (Luc. 12:30-31).

De vraag is: Als God weet wat goed voor ons is, als Hij weet wat we nodig hebben en wanneer, waarom geeft Hij het dan niet voor wij bidden, of zelfs zonder te bidden?

Als Jezus spreekt over de grote liefde van de Vader voor alle mensen, dan zegt Hij: “Want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matt. 05:45). De rechtvaardigen behoeven er niet om te bidden want God geeft het. Maar wel zal de rechtvaardige er uiteraard voor danken! De onrechtvaardigen bidden niet en danken niet, maar het wordt hun van God zonder enig voorbehoud gegeven, evenals dc rechtvaar­digen. Daarin maakt God geen onderscheid.

De eeuwige bestemming van de mens

“Gezegend zijt gij door de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft. De hemel is de hemel van de Here, maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven” (Ps. 115:015-016). God heeft de aarde geschapen met alles wat daarop is en erbij hoort, zoals zon, regen, vruchten, enz. Dat heeft Hij aan de mensen gegeven (Gen. 01:28-29). Dat is nog altijd zo. Daar heeft de zondeval niets aan veranderd. Dat is nu èn voor bozen èn voor goeden.

De zondeval heeft wel die prachtige schepping veranderd, waardoor altijd maar weer vele mensen sterven door te veel zon of te weinig regen en vreselijke hongersnoden, maar God is niet veranderd. Bij Hem is geen zweem van ommekeer. Daarom hoeft men God, naar mijn over­tuiging, voor deze natuurlijke zaken niet te bidden. Het is de mens gegeven in grote variëteit en overvloed. “Gezegend zijt gij, door de Schepper van hemel en aarde”, zegt de Psalmist.

De mens is echter niet alleen bedoeld voor de aarde. God wil hem tot zich trekken in de geestelijke wereld en hem deelgenoot maken van Zijn leven in Zijn Zoon, Jezus Christus. Dat is een terrein wat de mens pas binnen kan gaan als hij niet alleen maar natuurlijk geboren is, (wat de Bijbel noemt: “uit vlees en bloed, uit de wil van een man”, Joh. 01:13), maar ook nog eens geestelijk geboren is. Jezus noemt dat: “Van boven geboren, uit water en Geest”. (De N.B.G. vertaling spreekt van ‘wedergeboorte’). “Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest”, zegt Jezus (Joh. 03:3-6).

Uit vlees en bloed is de natuurlijke geboorte, uit de eerste Adam. Uit water en Geest is de geestelijke geboorte, uit de laatste Adam (1 Kor. 15:45-49). Deze mens is dan binnengegaan in het Koninkrijk van God. Hij is dan een burger van een rijk in de hemelen, een medeburger der heiligen en huisgenoten Gods (Joh. 03:05; Filip. 03:20a; Ef. 02:19b). En metterdaad is hij een vreemdeling en bijwoner op aarde geworden (Heb. 11:13b; 1 Petr. 02:11).

Hier overschrijdt de mens de grens van het zichtbare naar het onzichtbare. Van het natuurlijke naar het geestelijke. Van het tijdelijke naar het eeuwige. De Bijbel spreekt in dit verband over het gestorven en begraven zijn en het mede opgewekt zijn met Jezus Christus tot het nieuwe, geestelijke en eeuwige leven (Kol. 02:12; Kol. 03:03; Rom. 06:04; Ef. 02:06). Dood en begraven, dat is heel radicaal en definitief. Dat is niet meer terug te draaien, evenmin als de dood en de opstanding van Jezus ongedaan gemaakt kan worden. Wie dit wel terug zou willen draaien, dus het zou willen loochenen, die dreigt dan in de tweede dood, de eeuwige dood, terecht te komen (Heb. 06:04-06; Openb. 20:06; Openb. 20:14-15).

Let wel: het gaat in Hebreeën 6 niet over mensen, of misschien nog bijna kinderen, die nauwelijks wisten wat ze deden, maar om een bewuste keuze. (Zie hiervoor het artikel van Evert van de Kamp: ‘De zonde tegen de Heilige Geest’ in ‘Levend Geloof van april 1991).

Gebed en geloof gaan samen

In de geestelijke wereld, waarin en waaruit de gelovige nu gaat leven, is het niet meer door de zintuigen maar door geloof en openbaring van de Heilige Geest. Paulus zegt hiervan: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensen­hart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Heilige Geest (1 Kor. 02:09-10).

En in 2 Korinthiërs 5 vers 7 (2 Kor. 05:07) zegt Paulus: “Want wij leven in een wereld van geloof, niet in een wereld van aanschouwing” (Vert. prof. Brouwer).

Al de geestelijke zegeningen kunnen alleen maar tot ons komen in de door God tevoren vastges­telde weg, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus, die ons on­berispelijk voor Zijn aangezicht stelt en dat door het geloof (Ef. 01:01-14). Ons hele geestelijke bestaan is door het geloof. “Het geloof is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Heb. 11:01).

Wat de geestelijke zaken betreft, stort God niet alles over de mens uit, zoals bij de gaven in het natuurlijke. Dat is naarmate er een bewustwording is, het hart zich in geloof opent en zich in gebed richt tot God. Daarom zegt Jezus ook: “… hoeveel temeer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden”.

De geestelijke wereld is de wereld van geloof en gebed.

Tegen gemeenteleden die het gestorven en begraven zijn niet serieus nemen en nog vleselijk bezig zijn, zegt Jakobus: “Gij hebt niets, omdat gij niet bidt” (Jak. 04:01-02).

Zonder geloof is het onmogelijk God, maar ook Jezus Christus, welgevallig te zijn. Hij zegt immers: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Heb. 11:06a; Joh. 14:01). God is geest en alleen maar te benaderen in geloof en gebed. “Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloning is voor wie Hem ernstig zoeken” (Heb. 11:06b). Hij is een verhoorder der gebeden.

Alleen de mens in Christus kent de nieuwe en levende weg door het bloed van Jezus om vrijmoedig te naderen tot de troon der genade, waar de Vader en de Zoon gezeten zijn voor hen die geloven, om hun gebeden te verhoren (Heb. 04:16; Heb. 10:19-20).

(Er volgen nog enkele artikelen waarbij het thema ‘bidden’ aan de orde komt).

 

Erfenis door Tea Keuper Dijk (Gedicht)

Er is een erfenis in de hemel voor ons weggelegd,

Uw Woord getuigt ervan, door de apostelen hebt U ‘t aangezegd.

’t Is ook voor mij en niet voor later is dit hemels goed.

Maar ik ontving het in geloof, door Jezus kostbaar bloed.

 

Door die genade aan te nemen kom ik, Heer

tot U en wandel in hemelse sfeer.

Daar leer ik strijden in Uw Geesteskracht,

Daar geeft U uit gena mij van Uw macht!

 

O Heil’ge Geest, mijn erfenis door Jezus’ bloed!

U die mij reinigt en écht leven doet,

Bewerk dat velen aan hun oude leven sterven

zodat zij ’t eeuwig rijke leven zullen erven.

 

Licht door Duurt Sikkens

“… in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 01:08).

Hoeveel mensen hebben een verkeerd beeld van God en denken dan dat zowel goede als kwade dingen van Hem komen (je zal maar zo’n huisarts hebben). In wezen zou Hij dan in niets verschillen van afgoden. Dan kun je ‘t zelfde zeggen van God als van Allah: ‘God is groot, zijn wil geschiede’ en je hebt dan de ellendige dingen die je overkomen maar berustend te dragen, ondertussen proberend God te vermurwen tot een gunstige wending van het noodlot.

Johannes zegt dat God licht is en dat er in Hem totaal geen duisternis is (1 Joh. 01:05), in navolging van Genesis 1 vers 4 (Gen. 01:04) waar staat dat het licht goed was. Van de duisternis wordt dat niet bepaald gezegd. God heeft nog nooit iemand ziek gemaakt, nooit iemand gedood of gekweld en als je dat niet gelooft moet je eens lezen wat Jezus zegt: Wie Mij ziet, ziet de Vader. Heeft Jezus ooit iemand ziek gemaakt, gedood of tot zonde verleid? God is goed, door en door. Eén en al leven.

Licht is een beeld van het Goddelijke leven en van degenen die overgegaan zijn uit de dood in het leven. Dan (1 Joh. 03:14) begin je lief te hebben op goddelijke wijze, omdat je ervaart dat God je zo liefheeft. Sommigen zijn helemaal niet ‘gewend’ dat ze bemind worden. Daarom, koester je in Zijn liefde en ga met die liefde de schepping beminnen, in navolging van Jezus die zei: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad heb Ik jullie ook liefgehad (Joh. 15:09).

 

Reïncarnatie door Evert van de Kamp (Dit is het tweede en laatste deel over dit onderwerp. Het eerste deel verscheen in “Levend Geloof’ van vorige maand).

Hoe onwerkelijk het geloof in reïncarnatie ook is, toch probeert men ons van het tegendeel te overtuigen.

Argumenten en bewijzen

Aanhangers van reïncarnatie hanteren tal van argumenten om hun visie aan de man te brengen. Ik noemde al het feit dat men meent een antwoord te hebben gevonden op de vele waaroms en dat Jezus het geleerd zou hebben. Nu nog wat andere motieven:

De oorsprong en de zin van het leven worden duidelijk; je weet waarom je er bent en waar je naar toe gaat na je dood.

Er is meer dan het leven op aarde, je hebt een onsterfelijke ziel.

Je kunt groeien en jezelf ontwikkelen.

Je bent zelf verantwoordelijk, je kunt niets afschuiven.

Je groeit in zelfrespect en de taak die je hebt is belangrijk.

Reïncarnatie leidt tot vervol­making en brengt uiteindelijk bevrijding voor iedereen.

Interessant zijn de bewijzen die men denkt te kunnen aandragen om reïncarnatie aannemelijk te maken. Voor velen is reïncarnatie meer dan een geloof. Bewijzen zijn doorslaggevend.

Herinneringsverhalen. (1)

Mensen bevinden zich in een bepaalde situatie en plotseling herinneren ze zich daar vroeger ook geleefd te hebben.

Psychologen spreken echter van helderziendheid in het verleden.

Kinderherinneringen. (2)

Een kind dat net kan praten, vertelt dat het vlak voor de geboorte is overleden en dat het dat vorige leven een aanwijsbaar persoon was. Bij onderzoek blijken de gegevens dan te kloppen.

Het déja-vu verschijnsel. (3)

Letterlijk betekent dat: reeds gezien. Het is een ervaring dat men zich klaarblijkelijk een plaats of een persoon herinnert waar men nooit is geweest of die men nooit eerder heeft ontmoet.

Regressietherapie. (4)

Onder hypnose krijgen mensen de opdracht terug te gaan naar hun vroegere levens. Dat levert opvallende feiten op die men niet kon weten. Soms spreekt men talen die men nooit geleerd heeft. Met deze methode probeert men problemen in het verleden te lokaliseren en daar achter te komen.

Spiritistische kontakten. (5)

Men krijgt boodschappen uit de ‘andere wereld’. Dat zijn berichten van gestorvenen of van geesten of van een zogenaamde ‘meester. Dat is iemand die al diverse levens achter de rug heeft en op een hoog niveau is gekomen. In deze boodschappen wordt heel specifiek over reïncarnatie gesproken.

Al deze vermeende bewijzen (er zijn er meer) komen uit de occulte hoek van de geestelijke wereld en zullen voor een wedergeboren christen nimmer relevant zijn.

Leerde Christus reïncarnatie?

Daar is men stellig van overtuigd. Bepaalde teksten uit de Bijbel zijn voor hen een duidelijk gegeven. De oude kerk wordt verweten de Bijbel te hebben veranderd, de reïncarnatie te hebben veroordeeld en verwijderd uit het christelijk geloof. Oorspronkelijk was het anders en wat Jezus echt geleerd heeft, komt nu weer te voorschijn. Oude ontdekte manuscripten vertellen dat en er komen uit de ‘andere wereld’ ook woorden van Jezus naar de mens toe.

  1. van Praag schrijft: ‘De veronderstelling dat de Bijbel het idee van reïncarnatie volledig afwijst, is volkomen onjuist. In het nieuwe testament zijn legio teksten te vinden waaruit blijkt dat Jezus en zijn apostelen op zijn minst ernstig rekening hielden met de mogelijkheid van reïncarnatie. Het beste voorbeeld hiervan is ongetwijfeld de geschiedenis van de blindgeborene die in het evangelie van Johannes voorkomt (Joh. 09:01-03).

De tekst maakt duidelijk genoeg dat de blindgeborene alleen door eigen schuld blind geboren kan zijn , wanneer hij al eens daarvoor heeft geleefd. Jezus wijst deze gedachte, die door de discipelen verondersteld wordt, niet als absurd van de hand, maar geeft voor dit speciale geval een bijzon­dere verklaring’.

Het is nogal ongenuanceerd wat Van Praag waagt te poneren. Ten eerste was in die tijd de gedachte aan reïncarnatie totaal vreemd. Ten tweede is Jezus’ antwoord op de vraag wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, een dubbele ontkenning. De Heer zegt: ‘Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders’. Er is totaal wat anders aan de hand. De werken Gods moeten in hem openbaar komen. Dat is het enig belangrijke.

Waar Van Praag verder zijn legio’ teksten vandaan haalt, is even­zeer een raadsel. Er zijn er eigenlijk maar weinig. Te denken vult aan (Matt. 16:13-14 en Mark. 08:27-30; Luc. 09:18-19). Jezus vraagt daar: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ De discipelen antwoorden: ‘Johannes de Doper, Elia, Jeremia of één der profeten’. Maar of je daarmee het verschijnsel reïncarnatie hard kunt maken, is zeer onwaarschijnlijk. Anders gezegd: uit de gehele context van de Schrift blijkt overduidelijk dat de reïncarnatiegedachte de Bijbel vreemd is.

in Antroposofie en het Evangelie vim Jezus’, schrijft dr. Verkuyl: ‘Als wij de doctrines van karma en incarnatie toetsen aan de Bijbelse boodschap, dan moet worden geconstateerd dat deze beide samenhangende doctrines in de Bijbel worden afgewezen en dat de kernwoorden van de Bijbel niet de wet van karma en reïncar­natie zijn, maar schuld, vergeving, wedergeboorte, opstanding en eeuwig leven. De leer van karma lost de raadsels van het mensen lot niet op. Die leer kluistert de mens aan een harteloos mechanisme van wetten van oorzaak en gevolg en wekt de mens op te werken aan de voleinding van zijn zelfverlossing in plaats van te vluchten in de armen van de genadige Vader van onze Heer Jezus Christus, die vergeeft en die ons leven omzet tot een nieuw begin’.

Het geloof in reïncarnatie lost niets op

Enige tijd geleden publiceerde ‘Hervormd Nederland’ een artikel van de IKON-radiopastor Hans Stolp over reïncarnatie gedachten. Later volgde nog een interview in ‘Trouw’. Dr. K. Blei nam in ‘Woord en Dienst’ Stolps beweringen op de korrel. Ik licht er enkele dingen uit. Stolp werpt de stelling op dat de Bijbel pas goed begrepen kan worden als hij wordt gelezen door de bril van het reïncarnatiegeloof: pas dan vallen alles stukjes van de puzzel in elkaar. Zijn ervaringen eerder al in het zieken­huispastoraat brachten hem tot het reïncarnatiegeloof. Vooral de bijna-doodervaringen van patiënten maakten grote indruk. Allen raakten de angst voor de dood volkomen kwijt.

Stolp: ‘Dankzij hen leerde ik zien tot voorbij de grenzen van het gewone en zichtbare, dankzij hen ontdekte ik, dat een kracht van licht en liefde onze wereld en ieder persoonlijk omringt. Ontdekte ik, dat God zoveel dichterbij is dan wij gewoonlijk aannemen.

Verlichtende ervaringen geven een bepaalde visie op het leven. Het gaat erom dat die groei zich voltrekt.

‘Die groei in liefde, die ontwikkeling naar volmaaktheid is gericht op onze terugkeer naar God. Wij zijn onderweg naar hem toe. Eén mensenleven is daarvoor niet voldoende’.

Blei vertolkt Stolps visie als volgt: ‘De reïncarnatietheorie helpt ons het volle pond te geven aan de ein­deloosheid van Gods goedheid en geduld. Een tekst als 1 Timotheüs 2 vers 3 waar staat dat God wil dat alle mensen behouden worden, wordt er pas goed duidelijk door.

Kunnen dan werkelijk alle mensen behouden worden? Ook Hitler en Ceausescu?

Ja!, zegt Stolp. En dat heeft niets te maken met vergoelijking of bagatellisering van hun verschrik­kelijke wandaden. Ook zij zullen waarlijk barmhartige God. Een God die mij niet vastgeketend laat aan de last van mijn verleden, maar mij in de vrijheid stelt om hier en nu, nieuw voor Hem en zijn dienst te kiezen. Zo komt mijn menselijke verantwoordelijkheid pas echt tot haar recht.

Kortom: met Stolps reïncar­natiegeloof schieten we niets op. Integendeel: het verkondigt ons een God die on-Bijbels onbarmhar­tig is. Het evangelie van Jezus Christus maakt dit reïncar­natiegeloof niet alleen overbodig, maar weerspreekt het radicaal’.

De ‘Blauwe Iris’

Deze naam draagt de stichting die uil het IKON-pastoraat is voortgekomen (1990). Men wil een centrum zijn voor geloofsbezinning in een nieuwe lijd. Honderden mensen, nog actief in de kerken, ervan vervreemd of zonder kerkelijke achtergrond, maar met grote belangstelling voor de reïncar­natiegedachte, vinden hun weg naar ‘Blauwe Iris’. De ‘honger’ is enorm, in korte tijd zijn meer dan 30 gespreksgroepen gevormd door heel het land, men houdt open dagen en geeft een kwartaalblad uit. Ik wijs hierop om te illustreren hoe snel dit soort ‘occulte’ zaken zich verspreidt. En om aan te tonen wat een aantrekkingskracht het reïncarnatiegeloof op de (kerk)mens heeft.

Een van de bestuursleden is bijvoorbeeld de psychotherapeute en schrijfster (onder andere met columns in ‘Trouw’) Aleid Schilder. Vroeger Vrijgemaakt Gerefor­meerd heeft ze zich geheel aan deze nieuwe beweging gegeven. Zij zegt; ‘Karma en reïncarnatie geven mij ruimte. Ruimte om mij te concentreren op dit leven, op nu en daarin de verantwoordelijkheid te pakken die ik heb voor mijn eigen daden (en gedachten) en jegens de medemensen die ik ontmoet’.

Dit soort uitingen verlokt velen. Maar ik vraag mij in gemoede af hoe een ex-vrij gemaakte er toe komt het vroegere juk van wet op wet in te wisselen voor een nieuw (slaven)juk!

Een andere weg

Het christelijk geloof is een totaal andere weg, een volkomen betrouwbare en reële weg. Een weg die beleefd wil en mag worden in een fantastische relatie met de levende Heer.

Ik citeer Van Baaren: ‘De reïncarnatieleer loochent de verzoening. Het loochent het concept van het verenigd worden met God bij het sterven van het lichaam en het weerspreekt de ware leer van de opstanding van onze Redder en Verlosser Jezus Christus. De opstanding van Christus is ons aller garantie, dat, omdat Hij leeft, ook wij met Hem zullen leven.

Er is geen reïncarnatie in de nieuwtestamentische theologie en in de Schriften als geheel. Er is slechts de leer dat Jezus Christus stierf voor onze zonden en in glorie verrees uit het graf. En omdat hij opstond zullen ook wij opstaan. Christus heeft de dood overwon­nen. Psalm 78 vers 39 (Ps. 078:039) verklaart duidelijk dat we niet terugkeren in dit zelfde stoffelijke lichaam. David zei ook: ‘Bij het ontwaken zal ik mij verzadigen met uw beeld’ (Ps. 017:015).

Een geweldige weergave vinden we in 1 Johannes 3 vers 2 (1 Joh. 03:02): ‘Het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn, maar wij weten, dat als Hij (Jezus) geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is’.

In de opstanding zullen wij zijn als Christus. De hoop der gemeente is onze vereniging met Hem, als het onreine rein is geworden en het sterfelijke onsterfelijkheid heeft aangedaan’, aldus Van Baaren.

Het Woord van God is door de Heilige Geest voor de levend gemaakte christen het einde van alle tegenspraak.

‘Want wij weten, dat indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Wij zijn vol goede moed en begeren bij de Heer onze intrek te nemen’ (2 Kor. 05:01; 2 Kor. 05:08-09).

 

Wandelen met God (gedicht) door Tea Keuper-Dijk

Met U te wandelen, God,

In alle rust bij U te zijn,

dat is onverdeeld genot,

want – U schenkt vreugdewijn!

 

Ik ben tot U gekomen,

U wachtte al zo lang op mij,

Ik had ’t niet kunnen dromen:

Met U te gaan maakt vrij!

 

Uw vrede Vader, deelt U

al wandelend met U, mij mee.

Uw goedheid onderga ‘k nu:

Een ongekende vree.

 

De gemeente in de eindtijd (2) door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 2 –

De gemeente in Gods plan

Wie is waardig de boekrol te openen?

In hoofdstuk 1 ziet Johannes Jezus in zijn heerlijkheid die de Vader Hem gegeven heeft, en hij valt als dood aan zijn voeten (Openb. 01:17a). Hoe anders dun Jezus die hij nog zo goed kende van de aarde! Jezus openbaart zich, zoals God destijds aan Mozes: “Ik ben…” Hoe Hij aan deze heerlijkheid komt, staat beschreven in hoofdstuk 5.

Op aarde had Pilatus uitgeroepen toen hij de bebloede Jezus aan het volk loonde: “Zie, de mens” (Joh. 19:05). Maar in de hemel werd ook uitgeroepen: “Zie, de mens”. Het mens-zijn van Jezus wordt benadrukt door de toevoegingen: de leeuw uit de stam Juda, en de wortel Davids (Openb. 05:5b). Er werd gefeest, lofgezongen, aanbeden toen de mensenzoon in de hemel verscheen: “Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” (Openb. 05:12). Omdat Hij de mensheid heeft gekocht met zijn bloed, en hen hun oorspronkelijke glorie teruggeeft: een koninklijk priestergeslacht (Openb. 05:09). Daarom is Hij, als enige van de hele schepping, waardig de boekrol, waarin het herstelplan van God is opgeschreven, te openen.

Deze Jezus openbaart zich aan Johannes en toont hem wat is en wat hierna gebeuren moet (Openb. 01:19). Want Hij mag weliswaar de boekrol openen, maar wie mogen het mede uitvoeren? Wie zijn eveneens waardig?

Wie mogen het herstelplan van God uitvoeren?

Aan wie is het boek Openbaring geschreven?

– Aan zijn dienstknechten, om te tonen wat weldra geschieden moet (Openb. 01:01), en:

– aan de gemeenten, want: “Hetgeen gij ziet, schrijf dat op en zendt het aan de zeven gemeenten” (Openb. 01:11).

De gemeenten zijn de dienstknechten, als het goed is! Dienstknechten voeren uit wat hun Heer hun zegt. Daarom wijdt Hij ze in in zijn plan. Hij maakt hun de toekomst bekend. En Hij laat ze niet met lege handen staan., want uit Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03) blijkt dat voordat die knechten de confrontatie met de tegenstander van hun Heer aangaan, ze verzegeld worden aan hun voorhoofd. Hun hele denken is vol van het denken van hun Heer geworden. Ze denken als hun Heer. Die verzegeling is dus een prachtig beeld van het werk van de heilige Geest in mensen.

Je kunt je nog afvragen: waarom schakelt God de mens in om alles weer te herstellen? Waarom doet Hij het zelf niet? In Romeinen 8 vers 19 tot en met 22 (Rom. 08:19-22) staat het zo mooi weergegeven: door de mens is de schepping aan de vruchteloosheid onderworpen, maar de mens zal ook de bevrijding bewerken.

En als we het hebben over de mensheid, dan bedoelen we natuurlijk hen die wedergeboren, die ‘van boven geboren’ zijn. Daartoe behoort ook onze Heer Jezus Christus. Hij schaamt zich niet zichzelf onze broeder te noemen (Heb. 02:11). Hij is ook de eersteling van vele broeders (Kol. 01:18).

De tegenstander van God, die smalend neerkeek op dat mensje, zal door de herstelde mensheid het rechtvaardige loon uitgekeerd krijgen: eeuwige verbanning, eeuwige duisternis. God strijdt niet door kracht en geweld, maar door middel van ontwikkeling! Een rijpingsproces aan beide kanten: licht en duisternis, waarna het licht de scheiding aanbrengt.

Het is goed dit in gedachten te houden als er bijvoorbeeld geschreven wordt: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw…” Wie maken het nieuw voor God? De herstelde mensheid, de Gemeente!

Wat bedoelen we met ‘Gemeente’?

Het plan wordt geopenbaard aan de zeven gemeenten. We zien ook Christus in zijn heerlijkheid temidden van ook zeven kandelaren. Meer zijn er niet in het visioen. Daarom vertegenwoordigen deze gemeenten alle gemeenten. We kunnen dus ook zeggen: aan de Gemeente, dat zijn de verzamelde gemeenten aller tijden die met elkaar het lichaam van Christus in hemel en op aarde vormen.

De gemeenten waar het hier om gaat, bestaan uit geest vervulde gelovigen (vgl. Rom. 08:09b). Alleen door de Geest kun je verstaan, kun je dienstknecht zijn in dit geopenbaarde plan.

(Met gemeente bedoelen we in deze studie dus een plaatselijke gemeente, met Gemeente (met hoofdletter) de verzameling van alle gemeenten als lichaam van Christus).

 

Wat weldra geschieden moet… Wat is ‘eindtijd’?

In de eindtijd gaat het herstelplan van God in vervulling. Het niet moeilijk aan te geven wanneer dat concreet is begonnen: met de komst van Christus, of eigenlijk, op het moment dat Christus begon op te treden, dus na de doop in water en heilige Geest.

Vanaf dat moment is satan aangevallen op zijn eigen domein, dat is de hemel die direct met het wereldgebeuren te maken heelt. Na de kruisiging en opstanding van Christus is er een definitieve keer gekomen in de geschiedenis van de mensheid: na de verzoening het herstel het tijdperk van de Gemeente van Jezus Christus.

Toch wordt met ‘eindtijd’ vaak nog een andere periode bedoeld namelijk de alles beslissende eindfase waarin de zonen Gods zich openbaren, de tijd ook van confrontatie met satan, de antichrist en dood maar ook de tijd van volledig herstel. De fase van het zevende zegel dus.

Overigens kan het begrip ’tijd’ tot misverstand leiden in de geestelijke wereld bestaat geen tijd zoals wij die kennen. Een aldaar gehanteerde norm is ontwikkeling of gebeurtenis.

In dit verband is de tekst uit 2 Petrus 1 vers 8 (2 Petr. 03:08) ook beter te begrijpen: “Doch dit ene mag u niet ontgaan, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag”.

Hoe men de voortgang van Gods plan ervaart, hangt in belangrijke mate af van de ontwikkeling waarin men zich persoonlijk bevindt.

Er zullen gemeenten en gelovigen geweest zijn die meenden dat ze in de eindtijd leefden en dat zo ook aan den lijve ervaren hebben. Voor hen gold ook: “Wie overwint, zal deze dingen beërven…” Het verschil tussen het ervaren van eindtijd en de eindtijd is, dat bijbehorende ontwikkelingen in de laatste wereldomvattend (in mensen!) zijn geworden en naar een climax toewerken. Er is dan sprake van de oogsttijd (Openb. 14:14-20, vgl. Matt. 13:24-30). Maar ook nu geldt, dat gemeenten over heel de aarde zich in verschillende ontwikkelingsfasen kunnen bevinden, terwijl we met z’n allen in 1992 leven.

Wij zullen het begrip ‘eindtijd’ daarom niet alleen reserveren voor de fase van het zevende zegel. Het hangt er dus vanaf wat we behandelen. Daarin zullen we duidelijk maken wat we bedoelen.

En dat ‘weldra’ en ‘zie, Ik kom spoedig’ (Openb. 22:07) is dus alleen te verstaan als we in termen van ontwikkeling kunnen denken, en niet van kalendertijd. Daarom: let op de ontwikkeling, let op de tekenen van de eindtijd in de hemel, de onzienlijke wereld.

De ontwikkeling van de gemeente (1)

Wij willen nu nader ingaan op de betekenis van de boekrol en de zegels, en daarna op de eerste vijf zegels zelf en dan niet alleen historisch gezien. (Openbaring 5 vers 1 tot en met 6 vers 11. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van vorige maand).

Waarom is de boekrol verzegeld met zeven zegels?

Waarom is de boekrol verzegeld? In Daniël 12 vers 4 (Dan. 12:04) staat bijvoorbeeld: “Houd de woorden verborgen en verzegel het boek tot de eindtijd”. Daarop was het wachten; de tijd was er nog niet rijp voor, de mensen waren er niet rijp voor.

Met Christus echter is het tijdperk van ontzegelen aangebroken. Christus zet het herstelplan van God in werking. Het betreft ook het draaiboek van het koningschap van Christus; met recht kan Hij zeggen: in de boekrol is van Mij geschreven (vgl. met Heb. 10:07). In het eerste zegel: de ruiter op het witte paard, overwinnende en om te overwinnen, en het eindigt ermee, in het zevende zegel: de Here en zijn Gezalfde aanvaarden het koningschap over de wereld.

Waarom zeven zegels? Die houden zeven kenmerkende fasen in dat plan verborgen. Je kunt ook zeggen: zeven waarheden. Ze duiden op de voortgang van het herstelplan van God.

Maar heeft God die fasen bedacht? Zoals die verschrikkelijke ruiters op de rossige, zwarte en vale paarden? Of het martelaarschap? Nee, God heeft de reactie van zijn tegenstander voorzien. God kent de werking van actie en reactie in de geestelijke wereld. Het is zijn liefde voor ons dat Hij ons niet in het ongewisse laat: Dit doe Ik, en zo zal de boze reageren. Aan die zeven waarheden valt niet te tornen: met het verbreken van het eerste zegel zijn ze in werking gezet. Maar de Heer is als eerste en als laatste aan zet, Hij is het begin en het einde, de Alpha en de Omega (Openb. 22:13)!

In dit verband is het goed om op te merken dat bij elke openbaring van een nieuwe fase of waarheid, de vorige ook van kracht blijven totdat de overwinning is behaald door de ruiter op het witte paard.

Hoe reageert satan op het Woord?

Het valt niet moeilijk om de eerste ruiter te identificeren: Christus, het vleesgeworden woord Gods, die door de kracht van de heilige Geest het plan Gods uitvoert. Hij begon het evangelie van het Koninkrijk te verkon­digen, een nieuwe leer met gezag (Mark. 01:27)! Jesaja profeteert daarover:

Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat ook zijn, het zal niet ledig tot Mij weerkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en volbrengen waartoe Ik het zend” (Jes. 55:11). Het resultaat is er dan ook naar, zie bijvoorbeeld Openbaring 19 vanaf vers 11 (Openb. 19:11) maar eens; over ontwikkeling gesproken!

De reactie van satan op het woord Gods is kenmerkend voor hem: niet in staat om zelf iets te creëren, gaat hij mengen: leugen door de waarheid. In met geweld afbreken en misvormen wat in harmonie in ontwikkeling is. Heeft hij Eva al niet met een verdraaiing van de waarheid verleid? En heeft hij niet tijdens de torenbouw van Babel tot spiritisme en occultisme aangezet? Origineel is hij niet maar toch is hij in staat gebleken om door verleugening de gelovigen de realiteit van de onzienlijke wereld te ontnemen. En als de hemel eenmaal gesloten is, dan heeft hij bijna vrij spel Babel, de tegenstrever van de ware Gemeente, vindt zijn oorsprong in deze grootvorsten. Hierop komen we later nog terug.

Zijn de eerste vier zegels inmiddels geschiedenis?

Het gevaar bestaat dat we bij het behandelen van de eerste vier zegels alleen kijken naar de kerkgeschiedenis of naar onze maatschappij als product van een christelijke cultuur en zeggen: duidelijk te herkennen: de leugen, het wegnemen van de waarheid, het occultisme, is in die en die kerken, kringen en (maatschappelijke) bewegingen duidelijk aan te wijzen.

Maar dat is het gevolg van wat satan in ménsen heeft bewerkt en nog doet. De vier waarheden uit de eerste zegels functioneren vandaag de dag nog, in mensen dus, in hun dénken. En als we niet hervormd worden door de vernieuwing van denken (Rom. 12:02) zitten we dan zelf niet in Babel?

Zicht houden op het Woord, maar ook terdege rekening houden met de leugenachtige werkingen van de boze, gekenmerkt door de drie duistere ruiters op de paarden, is van levensbelang voor de gelovige die Christus in waarheid wil volgen!

Ben je bevoorrecht als je martelaar bent?

Martelaren vormen een aparte fase in het plan. Niet dat iedereen martelaar zal zijn. Maar elke gelovige zal er wel rekening mee hebben te houden, dat wanneer hij de Heer wil volgen, hem hoon, spot en vervolgin­gen te wachten staat (Joh. 15:18-20; Joh. 16:01-04), in natuurlijke of anders in geestelijke zin. Misschien geen geruststellende gedachte? Dan komt het juist aan op eeuwigheid denken: kunnen we verder denken dan dit leven op aarde? Kunnen we ‘de hoop die voor ons is’ vasthouden? Zie Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18) en Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02) in dit verband.

Hoe lang nog, Heer?, vragen de martelaren. Het antwoord luidt: nog een poosje wachten, totdat jullie getal vol zal zijn.

Hierin blijkt een groot geheim schuil te gaan: die volheid van de mar­telaren zal het overwinningssignaal over de dood worden, het moment dat voor de Gemeente -in hemel en op aarde- de dood verzwolgen wordt in de overwinning. Ook hierop komen we later nog terug.

Aan de martelaren wordt het kleed der gerechtigheid (teken van de vol­maaktheid) gegeven, waaraan normaliter elke gelovige werkt tijdens zijn leven op aarde door goede werken te doen. Deze rechtvaardige werken bepalen onze statuur in eeuwigheid (2 Kor. 05:10). Na het sterven ontwikkelt de gelovige zich vanuit (beter gezegd: in) die positie verder. Martelaren krijgen de kans niet om op aarde naar vermogen en hart gesteldheid te handelen, maar hun intentie en hun liefde voor de Heer tot de dood, wordt beloond met het kleed dat binnen hun mogelijkheden ligt.