- 04 Levend geloof
Pasen door Tea Keuper Dijk
De stilte na ’t rumoer rondom Uw kruis,
Uw overgave na de grote strijd –
Dat beeld wil ik mijn leven lang niet kwijt:
U baande daar voor mij de weg naar ’t Vaderhuis.
Maar dan – “De Heer is waarlijk opgestaan,
met eigen ogen heb ik Hem gezien!”
Maria, die herkende Jezus’ stem, getuigt nadien.
En velen zijn naar ’t open graf gegaan.
Ook ik ga in die rij, ontmoet Hem daar,
en ik belijd: “Mijn Meester en mijn Heer,
U geeft mij ’t leven, ’t ééuwig leven weer!
Ik wil U volgen, ‘k heb Uw stem verstaan!”
Tea Keuper-Dijk
Het geloof in de opstanding door Gert Jan Doornink
De opstanding: fiktie of werkelijkheid?
Ieder jaar verschijnen er, in verschillende bladen en tijdschriften, artikelen en beschouwingen over het paasgebeuren, waarbij men steevast tot de konklusie komt dat de opstanding, waarin de christenen geloven, een fabel is. ‘De opstanding’, wordt er dan wat smalend gezegd, ‘dat daar nog mensen in geloven!’
Het is eigenlijk geen wonder dat de ontkenning van de opstanding, zoals de Bijbel die beschrijft, een belangrijke pijl is op de boog van satan. Hij is immers de ‘mensenmoordenaar vanaf het begin’ en zal zeker ten aanzien van deze grondwaarheid van het christelijk geloof altijd weer alle zeilen bijzetten om de opstanding (van Christus en allen die in Hem geloven) te loochenen.
De opstanding is een fundamenteel onderdeel van ons geloof in de levende God. Het laat duidelijk zien dat de dood niet het laatste woord heeft. God is immers een God van levenden en niet van doden!
Dat het fenomeen ‘dood’ er nu nog is heeft te maken met de overgangstijd waarin wij leven. We zijn op weg naar de eindvoltooiing aller dingen, maar er moet nog heel wat gebeuren voor het zover is.
Voor een waarachtig christen is ‘de dood’ en dan denken wij aan het lichamelijk sterven, geen angstaanjagende gebeurtenis meer. Hij is immers door Christus overwonnen aan het kruis van Golgotha. De ogenschijnlijke overwinning van satan was in werkelijkheid zijn grote nederlaag. Jezus was immers niet uitgeschakeld, maar verscheen na Zijn opstanding meerdere keren aan Zijn discipelen. Hij sprak en at met hen en toonde zijn littekenen die Hij bij de kruisiging had opgelopen.
Het grote bewijs van de opstanding
De opstanding, zoals de Bijbel die beschrijft, wordt echter door de wereld niet aanvaard. Dit is ook logisch, want de natuurlijke, niet- wedergeboren mens verstaat niet de dingen des Geestes. Zolang hij zijn hart daarvoor niet opent, blijft het een verborgenheid. Het is, zoals Jezus gezegd heeft, voor wijzen en verstandigen verborgen, maar aan kinderen geopenbaard (Matt. 11:25 en Luc. 10:21).
Wat is nu -in deze tijd- het grote bewijs van de opstanding? Dat is elke levende christen! Hij heeft ‘het bewijs’ in zich, hij is zélf het bewijs. Gods Geest getuigt met zijn geest dat hij een kind van God, een nieuwe schepping is! Dat valt op geen enkele wijze wetenschappelijk te verklaren, maar het is wel een werkelijkheid en een zekerheid die alle verstand te boven gaat. Het is geloof en geloof is zekerheid en bewijs (Heb. 11:01).
Bij de afwijzing van het geloof in de opstanding door de wereld, zoals deze door de verschillende media tot uitdrukking wordt gebracht, is één ding opvallend: Terwijl het geloof in de opstanding, zoals de gemeente van Christus die beleefd, wordt afgewezen, gelooft men wèl in allerlei andere vormen van opstanding en terugkeer tot het leven, zoals bijvoorbeeld reïnkar- natie.
Steeds groter wordt het aantal mensen dat op een of andere wijze gelooft dat met ‘de dood’ niet alles uit is en dat zijn toevlucht zoekt in allerlei okkulte leringen hoe het in het hiernamaals zal zijn. Men gelooft liever in het surrogaat dan in het echte en heeft niet in de gaten hoe men op deze wijze verblind en misleid wordt door het rijk der duisternis.
Zonen Gods openbaren de opstanding
Toch geldt ook hier dat het licht sterker is dan de duisternis. Naarmate de openbaring van het zoonschap in de werkelijke gelovigen gaat groeien, zullen ook steeds meer mensen daardoor overtuigd worden dat het werkelijke alternatief niet gelegen is in allerlei okkulte leringen, maar in geloof in de God van hemel en aarde, de levende God die de wereld geschapen heeft en die Zijn belofte van de ‘nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont’ waar gaat maken.
Ieder kind van God, ieder lid van de gemeente van Jezus Christus, heeft dus als zeer belangrijke taak en opdracht, het leven Gods, het nieuwe leven in Christus, te openbaren. Door de doop en vervulling met Gods Geest wordt dit werkelijkheid. Want daardoor tonen wij dat de opstanding in ons reeds een feit is, we zijn immers met Christus opgestaan tot een nieuw leven.
En wat de Geest betreft: Paulus schrijft in Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22) wat de vrucht hiervan is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dit zijn de kenmerken van de zonen Gods en niet, zoals wel eens gedacht wordt, de tekenen en wonderen. Deze zijn een bevestiging van ons geloof in de beloften Gods, maar geen doel op zich.
Teveel is (en wordt) er in de pinkster- en volle evangeliebeweging vaak de nadruk gelegd op ’tekenen en wonderen’ en is men onvoldoende op zijn hoede dat het zoeken en streven daarnaar, vaak een invalspoort van het rijk der duisternis is. De Bijbel spreekt niet voor niets ook over ‘bedrieglijke tekenen en wonderen’.
In deze eindtijd zal echter, in de ware gemeente van Jezus Christus, alles wat met duisternis te maken heeft, ook alles wat zich nu nog in de vorm van ‘gekamoufleerde duisternis’ kan handhaven, ontmaskerd en overwonnen worden. Per slot van rekening is tegen de opstandingskracht van de levende God, zoals deze in de zonen Gods meer en meer tot openbaring gaat komen, geen enkele vorm van duisternis bestand.
En zoals eens de ‘eerste Zoon van God’ volkomen triumfator was over het rijk der duisternis, zullen de zonen Gods dat ook zijn. Weliswaar hoeven wij niet meer zoals Hij, de zonden van de wereld weg te nemen aan het kruis van Golgotha, dat was eens en voor altijd (Rom. 06:10). Maar evenals Hij, zijn ook wij geroepen het ware leven Gods tot openbaring te brengen. En dat wordt werkelijkheid door ons geloof in de opstanding en doordat Zijn opstandingskracht voortdurend in en door ons werkzaam is.
De verheerlijking op de berg door Duurt Sikkens
Telkens weer kom je in de Bijbel verhalen tegen, die overbekend zijn, maar waar je niet veel van begrijpt. Vroeger aanvaardde je alles wat er stond, al snapte je er niets van, maar nu wil je begrijpen. Daartoe heeft God ons verstand gegeven, zelfs verlicht verstand, en verlichte ogen om te kunnen zien waar het op aan komt. Om te begrijpen wat er bedoeld wordt. Dat licht van de heilige Geest hebben we ook nodig om de geschiedenis van de verheerlijking op de berg te kunnen begrijpen. Daarom willen we ons laten leiden door de Geest der waarheid.
Op welke berg was Jezus?
Jezus trok rond met Zijn discipelen en gaf hun onderricht aangaande het Koninkrijk der hemelen. Hij deed wonderen en tekenen zodat de scharen versteld stonden en tot de erkenning kwamen: “Gij zijt de Christus Gods” (Luc. 09:20). Dat was de waarheid, maar Jezus wees hun ook op een andere kant van Zijn bediening: lijden, sterven en opgewekt worden (Luc. 09:22). Hij zocht steun bij Zijn discipelen omdat Hij tegen het lijden opzag. Maar ze begrepen Hem (nog) niet. Want Petrus reageerde: “Dat zal U geenszins overkomen!” Ongeveer een week daarna ging Jezus de berg op om te bidden. Toen het lijden op Hem afkwam nam Hij in de geestelijke wereld Zijn maatregelen. Dat is een voorbeeld voor ons. Want lijden brengt geen vreugde, het overkomt je vanuit de duisternis. Ga daarom de ware dingen bedenken, zoek broeders en zusters op en bidt des te vuriger (Luc. 22:44).
Jezus koos drie discipelen uit om ooggetuige te worden van Zijn heerlijkheid: Petrus, Johannes en Jakobus. (Zijn heerlijkheid, dat is Zijn ware gestalte, Zijn wezen). Hij wist dat deze drie een geheim konden bewaren. Dat is later ook gebleken, want pas na Zijn opstanding hebben ze het verteld (Luc. 9:36).
Jezus ging de berg op. Petrus zegt in 2 Petrus 1 vers 18 (2 Petr. 01:18): ‘de heilige berg’. De berg die Jezus in de zichtbare wereld besteeg was een beeld. Op aarde zijn geen heilige bergen. Wie dat wel gelooft is met okkulte dingen bezig. Dat wil zeggen dat je geestelijke waarde toekent aan zichtbare dingen. Ook een heilige stad op aarde bestaat niet. Jezus rekende daar duidelijk mee af in zijn antwoord aan de Samaritaanse vrouw: “Noch op deze berg, noch te Jeruzalem zul je aanbidden, maar in Geest en in waarheid” (Joh. 04:22).
Petrus bedoelde dan ook de heilige berg in de onzienlijke wereld, de berg Sion in de Geest. Jezus besteeg in geloof die berg. De discipelen konden Hem nog niet volgen. Zij konden het alleen zien en begroeten.
Wat gebeurde er met Jezus?
Op de berg veranderde Jezus. Het Griekse woord, dat Matthéüs hiervoor gebruikt is: metamorfose. Zoals een rups die in een vlinder verandert. De Vader woonde immers in Hem. In Psalm 50 vers 2 (Ps. 050:002) staat: “Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans”. Als God verschijnt is dat niet zomaar een lichtglans op aarde, maar Zijn verschijning is een geheim. Wie het wil zien die ziet het, en wie het niet wil zien, voor die blijft het verborgen.
Dat geheim verborg God in. . . een mens! Een zoon! Aan de buitenkant was er niets bijzonders aan te zien (vlees, aan dat der zonde gelijk), maar aan de binnenkant was Hij één en al licht. Jezus geloofde de Vader en daarom zei Hij: “Ik bèn het licht!”
Wat iemand inwendig is, komt naar buiten. Zoals iemand, die gebonden is door de duisternis, duidelijk uiterlijke kenmerken daarvan vertoont, zo komt bij een gelovige het Koninkrijk Gods ‘naar buiten’. Bij Jezus gebeurde dat hier ook, maar zó heerlijk dat Zijn hele lichaam veranderde: doorlichtend schoon! Jezus kreeg hier een voorproefje van wat Hij na Zijn opstanding zou zijn. De Vader bemoedigde Zijn Zoon die voor Zijn lijden en sterven stond: ‘Zó ben je in werkelijkheid. Zie op de heerlijkheid daarna!’
Heerlijkheid, dat is waarachtig leven. Daarom werd Jezus licht. Want het leven is het licht der mensen (Joh. 01:04). Jezus werd hier gezien in Zijn hemels lichaam.
Het opstandingslichaam
In 1 Kor. 15 vers 49 (1 Kor. 15:49) staat: “Gelijk wij het beeld van de stoffelijke (mens) hebben gedragen, zó zullen wij het beeld van de hemelse (mens) dragen”. Het beeld van de stoffelijke, de natuurlijke mens, dragen we allemaal. Maar vaak is dat beeld aangetast door de machten der duisternis. Het evangelie van het Koninkrijk bewerkt allereerst in ons dat we een goed natuurlijk mens worden. Een mens die zijn gedachtenwereld naar de hemel verplaatst heeft, is op aarde een goed mens, een goede vader of moeder, buurman of kollega.
Eerst komt het natuurlijke. In dit lichaam blijven wij ook het evangelie verkondigen, zoals ook Jezus deed toen Hij rondging op aarde. Pas in ‘het duizendjarig rijk’ zullen we in een volmaakte geestelijke gestalte op aarde kunnen optreden. Ons natuurlijke lichaam kregen we door de bevruchting van zaadcel en eicel. En God geeft aan elk zaad zijn eigen lichaam (1 Kor. 15:38).
Maar in ons is ook een zaad geplant. Het zaad Gods, dat met onze inwendige mens (eicel) één is geworden. En ook daar geeft God een lichaam aan. Paulus
noemt het aardse lichaam ’tent’ (tijdelijk) en het geestelijk lichaam ‘gebouw’ (blijvend). En dat gebouw krijgen we niet, dat hebben we al! Daar wordt nu al aan gewerkt. Hoe meer je geest voltooid wordt, hoe meer het gebouw klaar komt.
Een prachtig beeld zie je in de natuurlijke wereld: een ongeboren baby. Je ziet hem niet, maar hij heeft al een lichaam. Zo is het ook met onze inwendige mens. Je ziet hem niet, maar hij heeft al een lichaam dat steeds verder voltooid wordt. Nu werken we nog in het verborgen, maar het zal geopenbaard worden (1 Joh. 03:02). Ook een tent is een prachtig beeld, want degene die er in woont heeft ook een lichaam. Dat is het geheim van God.
Mozes en Elia
Terwijl de discipelen door slaap overmand werden (door welke geest?), kwamen twee mannen bij Jezus die met Hem spraken. Mattéüs vertelt dat het een gezicht was dat de discipelen meemaakten, maar uit de gebeurtenissen blijkt dat het werkelijkheid was wat hier plaatsvond. Want Jezus veranderde werkelijk! En Mozes en Elia waren er ook in werkelijkheid. Ze spraken met de Heer.
Een visioen is een beeld uit de onzienlijke wereld en niet de werkelijkheid. Bovendien kun je met verschijningen in een visioen ook geen gesprek voeren. Dan wordt het spiritistisch. Het zijn dan geesten uit het dodenrijk die zich voordoen als een persoon. Je krijgt dan geen kontakt met die mens maar met een boze geest! Een heel duidelijk voorbeeld hiervan is te vinden in 1 Samuël 20 waar Saul denkt dat hij kontakt heeft met Samuël. Wie zich door zulke geesten laat inspireren komt in de sfeer van de dood terecht. Dat blijkt ook uit Sauls einde in 1 Samuël 31 (1 Sam. 31:01-04)).
Maar Jezus kende geen angst. Hij had Zijn Vader waarschijnlijk om deze mensen gebeden toen Hij bij Zijn discipelen geen steun vond.
Hij wist: ‘Steun zal Ik krijgen, dan maar uit de onzienlijke wereld’.
Mozes en Elia kwamen ook niet uit het dodenrijk. Zij zaten in de schaapskooi van het oude verbond. (Zie ook het artikel ‘De stem van de goede Herder’ in “Levend Geloof’ van januari 1992 -red. ). Op aarde hadden zij elkaar niet gekend. Maar in de hemel wèl! En ze verschenen in een geestelijk lichaam dat nog niet verheerlijkt was. Zij hadden de Geest van God nog niet, want Christus was nog niet opgestaan. Zij misten daardoor de kennis die in de gemeente ontwikkeld wordt. (Het Nieuwe Testament spreekt nogmaals van het verschijnen van ontslapen gelovigen. Bij de opstanding van Jezus verschenen zij; (Matt. 57:53).
Mozes en Elia. Waarom juist zij? Beiden hebben een ongelovig volk moeten leiden. Zij hebben het daar geweldig moeilijk mee gehad. Maar ze hebben God geloofd en zijn er dóór gekomen.
Zo willen ook wij ons laten bemoedigen door mensen die in dezelfde strijd als wij gezeten hebben, om van hen te leren hoe je er dóór komt.
Zoals Mozes voor de Rode Zee gestaan had, zo stond Jezus nu voor de zee vermengd met rook en vuur (beeld van het rijk der duisternis en dood). En zoals
Mozes aan het hoofd van het volk er door getrokken was, zo zou Jezus als hoofd van de gemeente er doorheen moeten. Maar de Vader zou Hem bewaren!
Mozes en Elia zijn geen van beiden gestorven. Ze gunden hun lichaam niet aan de duivel. En hun geschiedde naar dat geloof. Jezus moest zich wèl offeren aan de duivel (vrijwillig), maar Hij geloofde dat Zijn vlees geen ontbinding zou zien. En ook Hem geschiedde naar dat geloof. Bij het graf stonden engelen die de ontbindende geesten tegenhielden.
Zijn uitgang te Jeruzalem
Jezus stond op de berg der verheerlijking in de onzienlijke wereld. Maar van die berg moest Hij af, want Hij moest een andere berg bestijgen: de Olijfberg, de berg des doods! Dat beangstigde Hem en Hij schaamde zich niet om hulp in te roepen. Met elkaar spraken zij over Zijn uitgang te Jeruzalem. Er staat niet: Zijn dood, maar uitgang, exodus (Grieks). Mozes had ook met het volk Israël een exodus beleefd. Uit Egypte. En een andere geestelijke naam voor Jeruzalem is: Egypte! Jezus moest ook uit Egypte trekken, maar Hij moest er eerst ingaan. In de onzienlijke wereld moest Hij de berg Sion af en de Olijfberg op. Die moest Hij splijten en dan zou Hij weer terugkeren naar de berg Sion, de berg der verheerlijking.
Ezechiël had dit van te voren al geprofeteerd. De heerlijkheid van God ging vanuit het Allerheiligste naar de dorpel (Ez. 10:14). Daarna naar de uitgang (Ez. 10:18), dan uit de stad (Ez. 11:23) naar de Olijfberg. Maar in Ezechiël 43 vers 4 (Ez. 43:04) komt de heerlijkheid Gods vanuit het oosten (Olijfberg) het heiligdom weer binnen.
Jezus moest het lijden ingaan, maar Hij wist: ‘De Vader zal mijn ziel bewaren. Hij zal Mijn uitgang en ingang bewaren (Ps. 121:008). Ik kom er veilig weer uit!’ Jezus werd bewaard in de kracht Gods. Hij ging heel bewust het lijden in toen Hij met Zijn discipelen avondmaal gehouden had.
Daarna ging Hij van de berg af.
Als de heerlijkheid des Heren wegtrekt, trekken de engelen ook weg. En dan is er niemand meer om de boze geesten tegen te houden.
Enkele voorbeelden: Noach: Toen Hij in de ark ging kwam de vloed (Gen. 06:13). Lot: Er gebeurde niets voor Lot uit Sodom was (Gen. 19:22). Israël: De legerscharen des Heren trokken ook uit Egypte. De eerstgeborenen stierven en het leger kwam om in de Rode Zee (Ex. 12:41). Jezus: ‘Uw huis wordt aan u overgelaten’ (Matt. 23:38-39). Gemeente: Zij trekt zich terug in de hemel en op aarde wordt het een chaos (Openb. 11:12-13).
De discipelen zagen op de berg der verheerlijking alleen wat voor ogen was. Zij reageerden aards. Pas veel later hebben zij het wel begrepen. Maar Jezus was bemoedigd. Hij wist waarvoor Hij moest lijden. Hij had geproefd van de heerlijkheid daarna.
Vanuit een wolk (beeld van de gemeente) sprak de Vader tot de discipelen: “Deze is Mijn Zoon, de uitverkorene, hoort naar Hem!”
Jezus is voor ons vrijwillig de dood ingegaan. Daarin hoeven wij Hem niet te volgen, want wie in Hem gelooft zal de dood niet meer zien! Doordat Hij tot in de dood gehoorzaam geworden is, heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de Naam boven alle naam geschonken, zodat alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader (Filip. 02:08-12).
Als mens werd Hij vernederd, maar als Zoon Gods kwam Hij uit het dodenrijk tevoorschijn, om voor eeuwig te zitten op de berg der verheerlijking, ter rechterhand Gods. Als Eerste van vele broederen!
‘Ben je een licht in deze wereld? Dan kun je de grootste verschoppeling nog tot steun zijn.
Het werkelijke Golgotha door Peter Hagendoorn
Onderstaand artikel is een samenvatting van een bijbelstudie die zo’n 30 pagina’s omvat. Het gaat onder andere uitgebreid in op de relatie van Gabbata en Golgotha. Uit de bijbelstudie blijkt tevens dat de smaad en vernedering die Jezus moest ondergaan, vanuit geestelijk standpunt bezien, nog vele malen groter was dan men ooit kan vermoeden. Tevens probeert de schrijver aan te geven waar Golgotha op bijbelse gronden gezocht kan worden.
Golgotha, een keerpunt ten leven
De kruisiging van Jezus, en al datgene wat er aan vooraf ging, is een verhaal dat u opgetekend vindt in al de vier evangeliën. Al deze vier beschrijvingen zijn gelijk wat het onderwerp betreft, maar toch zijn er verschillen in details.
Zo schrijft Johannes in zijn evangelie: “. . . en Hij, zelf zijn kruis dragende, ging naar de zogenaamde schedelplaats, in het Hebreeuws genaamd Golgotha. ” (Joh. 19:17)
Lukas schrijft bondiger: “. . . en toen zij aan de plaats gekomen waren die Schedel genoemd wordt . . . ” (Luc. 23:33)
Matthéüs legt -net als Johannes- de nadruk op ‘zogenaamd’:
“En zij kwamen aan een plaats, genaamd Golgotha, dat is de zogenaamde schedelplaats” (Matt. 27:33).
En in Markus lezen wij: ” . . . En zij brachten Hem op de plaats Golgotha, hetgeen betekent schedelplaats” (Mark. 15:22)
Het woordenboek geeft als omschrijving voor ‘zogenaamd’: al dan niet ten onrechte de naam dragend van, voorgevende quasi.
Maar als Golgotha niet het wezenlijke weergeeft, wat wordt dan wel bedoeld ? Als drie van de vier evangelisten zich de moeite getroosten, om aan te geven, dat Golgotha die ‘bijnaam’ heeft, dan kan dit toch geen toeval zijn ?
Aangezien Golgotha alleen als naam voorkomt in deze geschiedenis, en men ook in de Bijbel geen verwijzing vindt met betrekking tot schedelplaatsen, zijn we snel uitgeschreven. Maar als door inspiratie van de heilige Geest alle schrijvers de naam Golgotha vermelden, dan moet het toch mogelijk zijn, om – geïnspireerd door die zelfde Geest te verstaan wat in wezen bedoeld wordt. We zullen derhalve toch wat verder moeten zoeken.
Wat over blijft, is de aanwijzing die de apostel Johannes ons geeft. Hij geeft nog een aanvulling. Hij wijst ons er op, dat die plaats (in het Hebreeuws) ook nog een andere naam had, namelijk Golgotha.
¿Wat komt dus min of meer naar voren?
Enerzijds dat de naam Schedelplaats niet al te letterlijk moet worden opgevat, en anderzijds dat de tweede naam Golgotha, alleen via het Hebreeuws zijn mogelijke inhoud/betekenis verkrijgt.
Aangezien de naam ‘Golgotha’ in de Bijbel verder nergens voorkomt, moet de ‘zogenaamde’ Schedelplaats in de tijd van Jezus aan de inwoners van Jeruzalem net zo bekend zijn geweest, als bijvoorbeeld voor ons Nederlanders ‘het Binnenhof of ‘de Dam’. Ook mogen we aannemen dat die plaats/naam veel indruk heeft gemaakt op de apostelen.
Maar waarom zou Johannes die toevoeging gedaan hebben? Het verhaal wordt er oppervlakkig gezien niet door verrijkt. De gebeurtenis blijft het zelfde en het offer dat Jezus bracht blijft even belangrijk.
Hoe toevallig is ‘zogenaamd’?
Het zou op deze manier kunnen zijn, dat Johannes ons een diepere betekenis/geheimenis probeert over te dragen. Vanwaar dit vermoeden? Omdat Johannes zo’n zelfde ‘overbodige’ opmerking maakt in vers 13: . . . “Pilatus dan hoorde deze woorden en hij liet Jezus naar buiten brengen en zette zich op de rechterstoel, op de plaats genaamd Litostrotos, in het Hebreeuws “Gabbata . . . “
Twee maal, binnen enkele verzen, deze toevoeging. Dat moet toch te denken geven. En wat blijkt nu? Men heeft hier nooit iets achter gezocht en men heeft onnauwkeurig vertaald. Ondanks dat Johannes tot tweemaal uitdrukkelijk vermeld ‘Hebreeuws’ heeft men de vertaling geïnterpreteerd op een zeer natuurlijke wijze. Golgotha en Schedel(plaats) waren immers hetzelfde. Een man als Markus stelt het toch!
Voortbordurend op deze gedachte werd maar gelijk als vanzelfsprekend aangenomen, dat de Schedel(plaats) één of andere heuvel in de vorm van een schedel zou zijn. Door dit te doen, negeert men de aanduiding ‘in het Hebreeuws’ en wordt de vertaling gebaseerd op het ‘Aramees’. Sommige bijbelvertalingen proberen dan nog de schijn op te houden door de verwijzing ‘in het Hebreeuws’ te vervangen door ‘in het Aramees’ maar dat is even misleidend. De vertaling klopt dan wel met de tekst, maar de tekst is niet meer die van Johannes.
Als men zich gaat afvragen, hoe dit nu kan gebeuren, blijkt er in feite geen behoorlijke uitleg van deze woorden in hun Hebreeuwse betekenis -laat staan in hun mogelijke samenhang- voorhanden te zijn.
Meer dan van alle andere schrijvers wil Johannes in zijn evangelie aantonen dat Jezus de openbaring is van God in deze wereld en dat Jezus degene is die ons bekendmaakt, met dat Koninkrijk der hemelen, een Koninkrijk niet van deze aarde (Joh. 18:36).
Golgotha was geen heuvel
Het Arameese woord “Gulgulta” kan ‘ronde steen, hoofd of schedel’ betekenen, en koppelt terug naar de betekenis van het woord “Gabbata”. Aangezien Gabbata verwijst naar een verhoging (geplaveid met stenen) kunnen we aannemen dat Golgotha ook een kunstmatige hoogte was.
In Matteüs 27 vers 19 (Matt. 27:19) staat in het Grieks dat Pilatus was gezeten op een ‘bematos’ (= platform of podium). Duidelijk geen heuvel of iets dergelijks. Vergelijkingen naar natuurlijke hoogten, heuvels en rotsen zijn mijns inziens niet steekhoudend. Desondanks hebben veel bijbelverklaarders Golgotha voorgesteld, en uitgelegd als een kale rots of een heuvel.
In het Hebreeuws zou het woord schedel ‘Gulgoleth’ zijn. Wel een duidelijk klankverwantschap, maar desalniettemin een ander woord.
Om te verstaan wat Golgotha in het Hebreeuws kan betekenen zou ik de Bijbel met kanttekeningen willen citeren (uitgave Bosch en Keuning): ‘Golgotha hangt samen met het Hebreeuwse werkwoord ‘galal’ waar ook ‘gilgal’ = steenkring (let op: weer stenen die in een ronde vorm (kring) liggen), en vooraf gegaan door het lidwoord ‘het’ kan het ‘steenhoop’ betekenen’.
Ziet U hoe veelvuldig er weer sprake is van stenen. Denk ook eens aan de bekende tekst: “. . . de steen (= Jezus) die de bouwlieden verworpen hebben, zal Ik maken tot een hoeksteen . . . “
De omwenteling die Golgotha teweeg bracht
Galal is wentelen. Heel merkwaardig wordt dit woord in 1 Koningen 4 vers 10 (1 Kon. 04:10) en volgende verzen en in Sefanja 1 vers 17 (Sef.01:17 als vuilnis, drek vertaalt. Hier zou Golgotha dus verwijzen naar drekhoop, respektievelijk vuilstortplaats van Jeruzalem, die tevens werd gebruikt als plaats van exekutie.
Wat zou men verder uit deze woordverklaring kunnen afleiden? Enerzijds dat Golgotha ook iets met wentelen te doen had. Bijbels bezien is dat een absolute waarheid. De dood van Jezus bracht een omwenteling teweeg in zowel de natuurlijke wereld (alhoewel dat op dat moment nog niet zo duidelijk was) en de geestelijke wereld (satan werd onttroond).
En anderzijds dat men de zogenaamde schedelplaats zou moeten zoeken op -en/of nabij- de plaatselijke vuilstortplaats. Met andere woorden: Jezus zou zijn leven hebben geofferd op de vuilstortplaats van Jeruzalem.
Of met een woordspeling: Jezus -als Losser- loste met zijn leven de mensheid op de Losplaats (van vuil). Hier weer zo’n vermenging van het natuurlijke met het geestelijke.
Bovenstaande woordspeling is niet zo maar gemaakt. Het woord Golgotha heeft ook nog een relatie met het woord ‘ga’al’. Dit werkwoord ‘ga’al’ komt in meerdere betekenissen voor. Enerzijds als losser (goel = losser) -denk aan Boaz als losser van Ruth- (= beeld van Jezus en de gemeente) en anderzijds in een meer negatieve betekenis, zoals besmetten, ontheiligen, besmeuren, bevuilen (dus een koppeling naar galal)
Door deze woordspelingen heeft Johannes ons des te meer willen doen inzien dat voor het volk het leven van Jezus niets waard was, terwijl juist in de geestelijke wereld Jezus op het punt stond verzoening (= bekering/omwenteling) tot stand te brengen
Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink
In de verschillende artikelen van dit ‘paasnummer’ neemt het thema ‘leven en dood’ een centrale plaats in. Gelukkig weten wij als waarachtige gelovigen dat de dood ‘verzwolgen’ is in de overwinning van Jezus Christus, zoals Paulus zo duidelijk beschrijft in zijn brief aan de gemeente te Korinthe. En al is dan ‘de dood’ de laatste vijand die nog definitief van het toneel gaat verdwijnen, reeds nu mogen wij door het in ons werkzame geloof beleven dat de angst voor de dood definitief voorbij is. De scheiding met God, die er bestond toen wij nog beheerst werden door het rijk der duisternis, is immers verdwenen nu wij behoren tot het Koninkrijk van Jezus Christus. Maar omdat iedereen nu nog te maken heeft met het ‘lichamelijke sterven’, blijft het een veelbesproken onderwerp. Dat geldt ook voor de ‘bijna dood-ervaring’, die de laatste tijd in de media nogal in de belangstelling staat en waarover Evert van de Kamp in zijn artikel schrijft.
In dit nummer vragen wij ook aandacht voor het werk van de stichting ‘Vox’, de internationale cassettedient van het volle evangelie. ‘Een belangrijk zendingswerk’, hebben wij in de kop boven het artikel afgedrukt en dat is het zeker! Evenals ‘Levend Geloof heeft ook ‘Vox’ als fundamentele basis het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. En hoewel bij een belangrijk deel van onze lezerskring de arbeid van ‘Vox’ wel bekend is, geloven wij dat door dit artikel verschillende nieuwe lezers en lezeressen tot de ontdekking zullen komen dat het zeer belangrijk is ook positief achter déze arbeid te gaan staan.
Tussen God en de afgedwaalde mensheid, hetgeen juist alles waard was! Ik hoop dat U zich niet hebt laten afleiden door de velerleid woordverklaringen -hoe interessant dan ook- maar dat dit artikel een bezinning mag zijn, van wat Golgotha werkelijk was en is en zal blijven: Een keerpunt ten leven!
- J. R. D.
De nieuwe tijd door Cees Maliepaard
“Wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken” (Rom. 12:02).
Er is een nieuwe tijd aangebroken, maar die heeft in ’t geheel niets met het vermeende tijdperk van de Waterman te maken. Voor zover er in de New Age-beweging van vernieuwing van denken sprake is, is het een bijstelling in neergaande lijn. Als Paulus het over vernieuwing van denken heeft, bedoelt hij het bedenken van de door Jezus in een stroomversnelling gebrachte dingen van het Koninkrijk van God.
De vernieuwing die onze God voor ogen staat, omvat trouwens meer dan alleen ons denken. De wil van God is, volgens hetzelfde vers: het goede, welgevallige en volkomene. Dat betekent dat het plan van Vader voorziet in een allerwege doorwerken van zijn volmaakt goede gedachten over de mens. Voor ons, mensen, betekent dat op alle levensterreinen een duidelijke opgang.
In relatie tot onze God, die ‘de Opgang uit de hoogte’ genoemd wordt (Luc. 01:78), worden wij hervormd door vernieuwing van denken. Paulus beweert dus niet, dat het om vernieuwing van denken gaat, maar dat de mens Gods een totale levenshervorming wacht. . . die met vernieuwing van denken begint.
De nieuwe tijd is in Christus aangebroken en vindt zijn voortgang in een ieder die (in Christus’ lichaam ingevoegd zijnde) zich als Gods Geestgezalfde zoon gaat uitstrekken naar het volle zoonschap. Opdat wij allen harmonisch zullen passen bij ons Hoofd, bij Jezus, uit wie de gedachten Gods ten volle in ons doorwerken.
Een belangrijk zendingswerk, Vox, door Gert Jan Doornink
Vox wereldwijd, internationale cassettedienst
Zo nu en dan besteden wij in ons blad aandacht aan het werk wat anderen doen om de boodschap van het Koninkrijk Gods bekend te maken. Vorig jaar was dat onder andere het werk van de Indianenzending, waarvoor Ulbe en Vera Slim in Amerika werkzaam zijn. Deze keer willen we het werk van de Vox-cassettedienst in de schijnwerpers plaatsen.
Wie achter de schermen van deze zendingsarbeid een kijkje neemt bemerkt al spoedig dat hier door een aantal mensen (geheel belangeloos) met grote inzet en toewijding wordt gewerkt, om het evangelie van het Koninkrijk in andere landen bekendheid te geven.
Dit gebeurt door het opzenden van cassettebandjes met boodschappen van volle evangelie predikers. De boodschap wordt eerst vertaald in het Engels, Duits, Frans, Italiaans, Bahasa- Indonesia, en zo mogelijk andere talen en in principe toegezonden aan iedereen die erom vraagt, natuurlijk ook aan voorgangers, predikanten, leiders van bijbelscholen en andere werkers in Gods Koninkrijk.
Ontstaan en ontwikkeling
De stichting ‘Vox internationale cassettedienst van het volle evangelie’ begon haar werk in 1977. Zuster Joan Wilschut, bij vele oudere lezers van ons blad wel bekend, stuurde een preek die haar bijzonder had aangesproken op de band op naar een ver weg wonende bekende die op zijn beurt weer werd aangeraakt.
Joan wist dat de Heer haar de opdracht gaf de boodschap van het volle evangelie, zoals wij die in Nederland kennen, uit te brengen in de wereld. Het idee ontstond om meerdere preken te gaan vertalen en via cassettebandjes te gaan verzenden.
Geleidelijk aan kwam dit werk tot ontwikkeling, waarbij bergen werk verzet werden door het echtpaar Krijn en Appie van Dongen. Gedurende vijftien jaar waren zij als sekretaris en penningmeester de spil waar alles om draaide, althans wat het zakelijke deel betreft.
Toen zij een paar jaar geleden afscheid namen schreef de stichtingsvoorzitter Duurt Sikkens in de Vox-nieuwsbrief, die periodiek wordt uitgegeven, onder andere over hen: ‘Jullie waren het hart en de ziel van VOX, en zoals
Wat betekent de naam Vox?
Gods Geest de dingen levend maakt, heeft Hij jullie ook levend gehouden. Dat leven waren jullie en dat is altijd de ontspanning èn vitaliteit van het VOX-werk geweest. Dat heeft jullie in goede en slechte tijden overeind gehouden, en we zagen en zien het: het Woord van God wérkt. In jullie, in ons, in degenen die Hem leren kennen, wereldwijd!’
Krijn en Appie van Dongen werden onlangs opgevolgd door Chris en Joke Bredschneijder uit Woudenberg. Over hen schrijft de voorzitter: ‘Ze hebben zich al helemaal in de organisatie ingegraven en we beschouwen hen als een geschenk uit de hemel voor het sekretariaat en het penningmeesterschap. Ze doen dit uit roeping, uit overtuiging en God heeft het bevestigd en zal hen ook bevestigen in dit tijdvergende en heerlijke werk’. Ook Henk Lijzenga en Hans Goldschmeding behoren tot het bestuur.
Hun speciale taak is, naast het bestuurslidmaatschap, het deelnemen aan de ‘prekenkommis- sie’. Samen met een paar broeders en zusters uit het volle evangelie, worden preken beluisterd en beoordeeld op geschiktheid voor verzending.
Uittypen, vertalen en inspreken
Veel werk wordt verricht door hen die de preken uittypen, vertalen en inspreken. Ruim 20 broeders en zusters uit diverse gemeenten zijn hier druk mee. Voeg daar nog aan toe de beide broeders die het VOX-nieuws zelf zetten en drukken en een zuster die de brieven naar en uit Rusland vertaalt. Dat het werk internationaal is moge niet alleen blijken uit de verzendadressen, maar ook uit het feit dat enkele medewerkers zich in het buitenland bevinden.
Het verzenden is een opgave die om de twee maanden op het programma staat. Met hulp van onder andere jeugd uit de Amersfoortse volle evangelie gemeente en één van de andere VOX-medewerkers, wordt in een paar avonden de hele zending banden gemultipliceerd, verpakt, geadresseerd en gefrankeerd.
Een aantal volle postzakken is het zichtbare resultaat na afloop. Natuurlijk is daarna de Ptt-post aan de beurt. Wel heeft men gemerkt dat het niet alleen een gebedszaak is dat de band goed ‘overkomt’ bij de luisteraar tijdens het afdraaien, maar dat de band ook overkomt in goede staat en op het juiste adres.
Iedere twee maanden, dus zes keer per jaar, wordt er een bandje verzonden. Er zijn momenteel ongeveer 650 adressen, leder bandje kost, inklusief porto,
ƒ 7,50. Dit betekent dat er per adres ongeveer ƒ 45,- nodig is. Voor het VOX-werk is dit jaar dus ongeveer ƒ 30. 000,- nodig. Vorig jaar kwam er echter ca. ƒ 6. 000,- minder aan giften binnen. Mede door stijging van de kosten (onder andere meer banden!) teerde men ca. ƒ 13. 000,- in op de reserve. Die reserve is nu minimaal en nèt voldoende om aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Ondanks vele giften en verschillende koliekten in de gemeenten is het tekort nog niet weggewerkt, maar de ontvangsten stijgen!
Momenteel worden naar adressen in bijna 50 landen bandjes verstuurd. Dat dit werk vrucht draagt blijkt wel uit de talrijke reakties, die binnenkomen en waarvan regelmatig flitsen worden gepubliceerd in de VOX- nieuwsbrief welke gratis wordt toegezonden aan allen die meeleven met deze arbeid. Wij hopen dat dit ook vele van onze lezers en lezeressen zullen zijn.
Wilt u dit belangrijke zendingswerk financieel steunen dan geven wij gaarne de rekeningnummers beide ten name van Stichting Vox te Woudenberg. Het adres voor het aanvragen van het kontaktblad is: Vox cassettedienst. Als u bekwaamheden hebt in vertalen, inspreken of typen en u wilt zich eens oriënteren of hier een taak ligt voor u, dan kunt u eveneens kontakt opnemen met dit adres.
De naam ‘Vox’ (Latijns) betekent ‘stem’. Daarbij is uitgegaan van de opmerking van Jezus: ‘Mijn schapen horen Mijn stem’.
Enkele recente reakties op Vox door redactie
Frankrijk, Margriet Hendriks:
“Hartelijk dank voor de cassettes”.
Ghana, Robert Garvey:
“Deze banden openbaren me hoe ik mag leven en de waarheid mag leren kennen en de waarheid zal me vrijmaken”.
Ghana, evangelist Lamina Lawrence:
“Ik luisterde naar uw boodschap op cassette bij een bevriende pastor thuis en ik werd bemoedigd door uw visie en uw opdracht het verlorene in de wereld voor Christus te winnen. De boodschap was vol vreugde en overwinningskracht”.
Zambia, Robert Sakutaha:
“Ik wilde al enige tijd een cassette-uitleendienst beginnen, maar de middelen ontbraken. Zou u uw bediening willen uitbreiden via mijn cassette-bibliotheek?”
Kenya, rev. John B. Kirema:
“De boodschap op de cassettes is een bron van inspiratie voor mij en voor degenen die er ook naar luisteren. We draaien de banden ook in de scholen, twee maal per week. In één van de scholen namen twee leraren de Heer aan na het horen van de prediking”.
Kenya, Lida Knoester, zendelinge:
“Ik weet hoeveel de cassettes uit Holland hier voor de broeders betekenen. Ik wil alles doen opdat de broeders in Kenya bereid zullen zijn voor de eindstrijd, om daar zegevierend uit tevoorschijn te komen!”
De bijna dood-ervaring door Evert van de Kamp
De Amerikaan Gallup zweefde op het randje van de dood, kwam weer bij en wist toen heel zeker dat hij ‘aan de andere kant’ was geweest. Het was er hemels (Wilma Kieskamp in Trouw).
In de Bijbel lezen we van de ervaring (geen bijna doodervaring) van de apostel Paulus. Hoe hij ‘weggevoerd’ werd tot in de derde hemel, naar het paradijs Gods en daar onuitsprekelijke woorden heeft gehoord (2 Kor. 12:01-04).
De belangstelling voor het verschijnsel van de ‘bijna doodervaring’ groeit met de dag. Enige jaren geleden is zelfs de stichting ‘Merkawah’ opgericht door een groep artsen, psychologen en mensen die zelf een bijna doodervaring hebben gehad.
Het woord Merkawah komt van het jiddische ‘wagen’ of ’troonwagen Gods’. De belangrijkste doelstelling is hiernaar gedegen wetenschappelijk onderzoek te doen.
De hemel is weer in
In de 18e eeuw wist de Zweedse visionair (ziener) Emanuel Swedenborg al heel wat over het hemelse leven te vertellen. Door alle eeuwen heen hebben christenen nagedacht (en gefantaseerd) over het leven na de dood. In onze eeuw bleef het lang stil. Er is nog nooit iemand teruggekeerd om ons dit mysterie uit de doeken te doen, is een veelgehoorde konstatering. Die stilte is nu, o.a. door de New Age- beweging, voorbij.
De hoogleraren McDannell (Amerika) en Lang (Duitsland) schreven er zelfs samen een nieuw boek, getiteld ‘De Hemel’, over (uitg. Gottmer/Becht). De ‘onzichtbare wereld’ was lange tijd uit het beeld geweken. Zelfs bij christenen, alsof er maar één werkelijkheid was: de alledaagse. De hemel was (is) ver weg.
De godsdienstpsycholoog dr. R. G. H. Boiten, Waals Hervormd predikant, schrijft in cahier 14 (Christelijk Studiecentrum) gewijd aan de onzichtbare wereld: ‘Er bestaat maar één wereld: dat is de wereld van Gods schepping. Een andere wereld bestaat niet’.
Voor Boiten zijn de zichtbare en de onzichtbare wereld terecht niet te scheiden: ‘Kortom, het gaat er niet om dat wij desgewenst vanuit ons bestaan van alledag zouden gaan onderzoeken of er nog ‘iets anders’ is; het gaat er veeleer om die werkelijkheid te ontdekken, waarvan ons bestaan slechts een onderdeel, een partiële manifestatie is’.
God schiep hemel en aarde.
Jezus toonde ons de ene geestelijke werkelijkheid (wereld). Als voorbeeld kunnen we denken aan het verhaal van de rijke man en de ‘arme’ Lazarus (Luc. 16:19). Er komt (= staat te komen) een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wat Jesaja profeteerde (Jes. 65:17), zien we in Openbaring naderbij komen (Openb. 21:01).
Afgezien van alle pro’s en kontra’s tonen de visionaire zieners (Johannes in de Openbaring is een voorbeeld van zo’n ziener) en de bijna dood-ervaringen een ’ten dele’ van de hemel. Boiten: ‘De werkelijke wereld blijkt niet een andere wereld naast de onze, maar een wereld, die de onze omvat’.
Die werkelijke wereld willen we ontdekken. Op de vele vragen trachten we de goede antwoorden te vinden. Terecht zegt Boomsma (Gereformeerd predikant) dat New Age en reïnkarnatie verlegenheidsantwoorden zijn.
Het taboe van de dood doorbroken
Dat kun je wel zeggen. Literatuur en media houden er zich volop en voortdurend mee bezig. De bijna dood-ervaringen worden bespreekbaar. Het zijn de ervaringen van mensen op de grens van leven en dood. Eigenlijk gaat het om een drietal zaken elk met eigen aksenten. Het betreft de verhalen van stervenden, van mensen die klinisch dood zijn geweest en van de visionairen die allen meer of minder iets van het leven aan de andere kant van de dood hebben gezien.
Bij klinisch doden zijn de hartslag en bloedsomloop tot stilstand gekomen.
Een Russische definitie luidt: ‘De klinische dood is een stadium waarin alle uitwendige kenmerken van het leven: bewustzijn, reflexen, ademhaling en hartwerking afwezig zijn, maar waarin het organisme nog niet dood is en de stofwisselingsprocessen van de weefsels nog doorgaan, terwijl het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is alle funkties te herstellen’ (Van Dam, ‘Doden sterven niet’, pag. 21).
Door de vooruitgang van de medische wetenschap is het met bepaalde methoden en onder bepaalde omstandigheden mogelijk mensen uit de dood terug te halen (reanimatie). Bij de absoluut, biologische, onomkeerbare dood is dat niet mogelijk, tenzij door opwekking. Zo’n tien tot vijftien procent van de gereanimeerden blijkt ‘iets’ beleefd te hebben.
Gemiddeld tot zes minuten is er tijd voor reanimatie. Soms lukt het mensen die al twintig minuten ‘weg’ zijn nog te reanimeren. Een klein deel van deze mensen van ‘over de grens’ kan dus iets vertellen. Maar lang niet iedereen durft dat, merkt de psychiater Teunissen op. Velen zijn bang voor onevenwichtig, bijgelovig of voor fantast te worden gehouden.
Nu er wat minder enkel rationeel en materialistisch wordt gedacht, verandert dit patroon. Steeds meer mensen durven er open over te spreken. De vele verhalen zijn veelal heel indrukwekkend.
Zijn mensen langer dood geweest, zodat reanimatie niet meer mogelijk is, en toch ’teruggehaald’, dan is dat nooit door medisch ingrijpen gebeurd. Vanuit de Bijbel kennen we de opwekking van doden in de Naam van Jezus Christus. In Matteüs 10 vers 7 en 8 (Matt. 10:07-08) geeft Jezus een opdracht: ‘Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt “gij het ontvangen, geeft het om niet’.
De hele kerkgeschiedenis door zijn er onder en door de leiding van de Heilige Geest tot op de dag van vandaag bij tijd en wijle doden opgewekt.
Doden sterven niet
Na vele anderen heeft de charismatische predikant dr. W. C. van Dam onder de suggestieve titel ‘Doden sterven niet’ over de geschetste materie een boek geschreven (uitg. Kok/Kampen). Dat er veel interesse voor dit boek is, bewijst dat er al een 4e druk van verschenen is.
Een drietal vragen komen diepgaand aan de orde:
a- Op de grens van leven en dood:
Wat hebben de mensen gezegd (gezien) tijdens hun sterven?
b- Over de grens van leven en dood:
Wat hebben mensen ervaren toen ze klinisch ‘dood’ waren?
c- Over de grens van leven en dood heen:
Wat zien mensen als zij visioenen hebben van het leven na de dood?
De slotvragen zijn:
a- Houden de ervaringen stand als zij kritisch wetenschappelijk onderzocht worden?
b- Wat zegt de Bijbel over deze dingen?
Bij zijn onderzoek heeft Van Dam geen gebruik gemaakt van getuigenissen uit de wereld van het okkultisme in het algemeen en het spiritisme in het bijzonder. Hij vindt de informatiebron achter de paranormale verschijnselen dermate verdacht dat de gegevens, die vanuit spiritistische seances of uittreding van de ziel uit het lichaam worden verkregen, onbetrouwbaar moeten worden geacht.
In ‘op de grens’ gaat het over wat mensen vanaf de grens tussen leven en dood mochten waarnemen. In die ervaringen wijzen de laatste woorden op een zien van eerder gestorvenen, maar ook van engelen en van Jezus zelf, het zien van een land of stad van licht en horen van muziek. Van tientallen ‘gebeurtenissen’ geeft Van Dam een beschrijving. Er zijn ook negatieve (duistere) ervaringen. Het doet denken aan de woorden van Hebreeen 12 vers 18 vanaf… (Heb. 12:18 v.v.).
Van het naderen tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. Tot de tienduizendtallen van engelen en de feestelijke plechtige vergadering van eerstgeborenen, tot de geesten der rechtvaardigen en zelfs tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond.
Jezus Zelf vertelt dat Lazarus door de engelen in Abrahams schoot werd gedragen (Luc. 16:22). En Stephanus zag de heerlijkheid Gods en Jezus staande ter rechterhand Gods (Hand. 07:56-57).
Bepaalde ervaringen van stervenden zijn uit De Schrift herkenbaar.
Moeilijker is dat met de ervaringen van ‘over de grens’. Uit de Bijbel kennen we, denk ik, alleen het voorbeeld van Paulus als het gaat over het aan de andere kant geweest zijn en teruggekomen.
Mensen vertellen hoe ze hun lichaam verlieten, wat ze toen zagen en hoorden. Anderen verhalen over een tunnel, koker, een gang of een dal die men door ging om een volgende fase te bereiken. Weer anderen spreken over het zien van een ‘lichtgestalte’ (Jezus?).
Velen kennen het verhaal van de vanaf haar geboorte verminkte Betty Baxter (pag 30 en 39 ‘Doden sterven niet’). Betty bad de Heer gevraagd om haar in de hemel op te nemen. Ze voelde om zich heen een koude duisternis. Ze bewoog zich door een nauw dal, totdat ze plotseling licht zag. Nadat haar hand door Jezus was gevat, hoorde zij in de verte muziek. Ze kwam aan een wijde rivier. Aan de oever zag ze gras en bloemen in allerlei kleur. Ze nam waar hoe de rivier door een stad heen liep en hoe aan de andere oever een grote groep verlosten stond te zingen. Toen hoorde ze Jezus zeggen: ‘Je tijd om over te steken, is nog niet gekomen. Dit najaar zul je genezen’.
Daarop kwam ze uit haar coma tot bewustzijn. Inderdaad ontving Betty volledige genezing. Tot nu toe getuigt ze daarvan in de gehele wereld.
In allerlei schakeringen heeft van Dam zulke verhalen opgetekend
Daar zijn ook een 50-tal verhalen bij van teruggekeerden uit de klinische dood, de absolute dood, of uit een coma. Dikwijls levert dat ingrijpende persoonsveranderingen op. Van Dam plaatst een onderzoek van christenen die uit de dood waren teruggekeerd, uitgevoerd door ds. Ralph Wilkerson:
Ze leven vanuit een ander perspektief en met een nieuwe waardenschaal. God staat nu op de eerste plaats en dan komen gezin, kerk en beroep.
Ze nemen veel meer tijd voor hun gezin dan vroeger.
Ze zijn niet meer geobsedeerd door het materialisme.
Ze hebben een grotere gevoeligheid voor de Heilige Geest, die nu voller door hen heen werkt.
Ze ontvangen vaker een geestesgave zoals een woord van kennis, waardoor ze een dieper inzicht hebben in de nood van de naaste.
Ze hebben nu een grotere visie voor de wereld.
Ze hebben geen angst meer voor de dood.
Hun karakter is zachter geworden, rustiger, met meer zorg voor hun medemensen.
Ze hebben meer levensvreugde dan vroeger.
Van opwekkingen van absoluut doden vertelt de Bijbel zelf. Jezus wekte de dochter van Jairus, een jongen in Nain en zijn vriend Lazarus uit de dood op. Petrus mocht Dorkas opwekken en Paulus Eutichus. Uit recente tijd dateert de opwekking in Timor: in 1970 werden daar acht doden opgewekt. Zendeling Jan Pit mocht destijds in Laos samen met de oudsten een vrouw uit de dood terugbrengen. Er zijn meer betrouwbare voorbeelden van opwekkingen. Ik herinner mij het verhaal uit de mond van Karel Hoekendijk hoe hij een klein zwart en dood kind in zijn armen het leven in Jezus’ Naam mocht teruggeven.
In ‘over de grens heen’ gaat het om mensen, visionairen (profeten en zieners), die een blik hebben mogen slaan in het land van de overzij. Mensen niet aan de rand van de dood, in coma of in trancetoestand, maar volop staande in het leven. Hun oog en oor werden door de Heilige Geest geopend, vaak als ze in gebed waren op een moment dat God dat wilde. Van zeven van hen geeft Van Dam wat biografische notities. Twee vrij bekende onder hen zijn John Bunyan (1628- 1688) en de rondreizende prediker Soendar Singh (1889- 1924). Zij ontvingen visioenen over stervenden, over de heerlijkheid, maar ook over duistere gebieden.
Dat alles bijbels getoetst moet worden, is duidelijk.
Kritische vragen
Die vragen moet je eigenlijk kunnen stellen aan ’teruggekeerden’. Maar dat geeft een moeilijkheid. Onze menselijke taal schiet namelijk tekort. Een teruggekeerde zei: ‘Woorden zijn driedimensionaal en wat ik ervaren heb, is meerdimensionaal’. Wij zijn gewend te werken met de kategorieën van ruimte en tijd. In die andere wereld bestaan die kategorieën niet of anders. Toch worden er punten van kritiek genoemd.
Bijna dood-ervaringen zijn vaak afgedaan als hallucinaties, veroorzaakt door een tekort aan zuurstof in de hersenen van de bijna dode patiënt. Of onder invloed van hoge koorts, van medicijnen of pijnstillende middelen zou men als het ware een fata morgana hebben beleefd.
Wilma Kieskamp gewaagt ervan dat kritische psychologen spreken van een complex van verdringing: al is de patiënt buiten westen, onbewust ervaart hij dat er iets mis is gegaan. Als reaktie daarop vlucht hij in een fantasie van een paradijs, een droom over de hemel.
Maar als je al die getuigenissen leest en de onderzoekers volgt in hun naspeuringen, dan is het moeilijk vol te houden (al moet je uiterst voorzichtig zijn) alles op het bordje hallucinaties te schuiven, of het onder de noemer van verdringing te brengen. De verhalen van mensen met een bijna dood-ervaring stellen wetenschappers veelal voor een raadsel.
De chirurg Vissel, voorzitter van Merkawaw, denkt dat hij weet waarom: ‘De uiterste consequentie van dit onderzoek is dat bewustzijn niet aan stof is gebonden. Dat is een gedachte die alles in de wetenschap op z’n kop zet. Maar de gewone man weet intussen wel beter’.
Ik denk dat we ons inderdaad heel bescheiden moeten opstellen. Een ander punt is mogelijk projektie. Dat is een algemeen menselijk verschijnsel.
Van Dam vraagt zich af of de ervaringen die tallozen op hun sterfbed, in koma, tijdens een klinische dood of ook in visioenen hebben opgedaan, niet eenvoudig weergeven wat men ook in het normale leven al gedacht, geloofd en ervaren heeft.
Daarbij hoeft men niet te betwijfelen dèt er inderdaad een leven na dit leven is en düt men na de dood dit leven binnentreedt, maar meent men, dat de waarnemingen, dus wat men ziet en hoort, gekleurd zijn door wat men in dit leven heeft geloofd. Men projecteert dan ook (dit, wat zich al in hoofd en hart bevond).
Tegen deze veronderstelling brengt Van Dam zelf twee argumenten in: ‘Ten eerste liggen de ervaringen die men opdoet vaak helemaal niet in het verlengde van wat men voordien geloofde. Voor velen komen ze als een volledige verrassing. En ten tweede geldt hier, wat ook van de hallucinatietheorie gold: die ervaringen, die men naderhand kon toetsen aan de werkelijkheid, bleken op waarheid te berusten’.
Dat er van een zekere projektie sprake is in de details en vooral in de beschrijving ervan, lijkt niet onwaarschijnlijk, maar daarmee kun je de grote ‘restwaarde’ net zomaar van de tafel vegen.
Boiten stelt de vraag: ‘Hoe onderscheiden we psychiatrische ziektebeelden van autentieke ervaringen, zoals wij die kennen uit bijvoorbeeld de Bijbel en de kerkgeschiedenis?’ Hij dringt er op aan de geesten te beproeven, ‘of zij uit God zijn’ en konkludeert: ‘Zo moeten de verschijnselen dus beoordeeld worden op hun autenticiteit zodat van meet af aan het charlatannes- que van de eigen produktie (datzelfde geldt ook voor ‘woorden van profetie’), dan wel het aan een psychiatrisch ontregeld brein ontsponnene, terzijde worden gelegd’.
Op weg naar de definitieve opstanding
Voor een christen is het geen vraag of er leven na de dood is. Na zijn ‘begrafenis’, door de doop in water in de dood van Jezus, weet hij met Christus te zijn opgestaan in een nieuw leven (Rom. 06:03-05). Zijn nieuwe wetenschap is dat hij deel heeft aan de eerste opstanding (Openb. 20:06). De met de Heilige Geest gedoopte mens heeft daartoe de Heilige Geest als een uiterst kostbaar onderpand ontvangen. Paulus drukt dat onvergetelijk mooi uit met de woorden: ‘Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde (Jezus) en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft’ (2 Kor. 02:22). En in 2 Korinthe vijf vers vijf (2 Kor. 05:05) zegt de apostel: ‘God heeft ons juist daartoe bereid en ons de Geest tot onderpand gegeven opdat het sterfelijke door het Leven worde verslonden’.
Gods Geest is het onderpand van onze erfenis, het eeuwige leven (Ef. 01:14).
Het definitief verlaten van ons lichaam is tegelijk de intrek nemen bij onze Heer (2 Kor. 05:8).
De theoloog Emil Brunner verwoordt dat zo: ‘Het biologische feit ‘dood’, het uitdoven van het leven, is alleen omhulsel, vat en tegelijk symptoom en werking van een heel andere werkelijkheid. De dood, die de arts vaststelt, is niet mijn eigenlijke doodsoorzaak. Ik sterf niet aan deze of gene ziekte, evenmin als ik, deze persoon die ‘ik zelf heet, leeft van eiwit, koolhydraten, vitaminen enz. De verantwoordelijke persoon ‘ik’ leeft van Gods Scheppend Woord. Zo sterf ik ook aan God, wanneer, omdat, zoals Hij het wil. Wat de arts constateert is alleen de schaal van de dood. De kern van de dood is verborgen in Gods geheimenis. Daarom kan over het sterven ook onder het opschrift ‘leven’ gesproken worden. Geloven is: met Christus sterven en opstaan. Wie in Christus gelooft, heeft in zekere zin de dood al achter de rug en het leven in en voor zich’.
Mijn slotvraag is: Zouden we de ervaringen van stervenden, teruggekeerden en visionairen kunnen zien als lichtende ‘schaduwen’ vooruit van het intreknemen bij de Heer?
Soms wordt een tipje van de sluier van wat wacht en komt en de heerlijkheid daarvan opgetild, zoals bij Paulus en kennelijk vele anderen. Om ons aan te sporen
niet in het geloof te verslappen en om aan te tonen hoe reëel Gods plan is dat hij uiteindelijk alles in allen zal zijn: het volle beeld van God door Jezus en de Heilige Geest in ons gerealiseerd (1 Kor. 15:28).
Elke ervaring moet intussen overeenstemmen met het Woord van God en mag niet in strijd zijn met het bijbels getuigenis. Zonder bij voorbaat ook maar iets met en simpel handgebaar af te doen, is het wel van groot belang, denk ik, met deze dingen heel behoedzaam om te gaan. Opmerkelijk is dat we van de ‘opgewekten’ in Jezus dagen nicis meer hebben vernomen. We verwerpen uiteraard elke vorm van okkultisme in dit soort zaken en elke gedachte aan reïnkarnatie en wat dies meer zij.
Niet de vraag naar wat er na de dood gebeurt, hoe belangwekkend ook, is het belangrijkste. maar het uitzien naar het moment waarop de stad Gods, het nieuwe Jeruzalem, zal neerdalen uit de hemel (Openb. 21:10) Daar verheugen we ons op. Het moet ongelofelijk mooi zijn!