Levend geloof 1994.03 nr. 357

De opstanding: twijfel of zekerheid? Door Gert Jan Doornink

“Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeu­wigheid niet sterven; gelooft gij dat?” (Joh. 11:25).

De kern van het evangelie

De prediking over het kruis, de opstanding en het leven, neemt in de gemeente van Jezus Christus een centrale plaats in. En terecht want ze omvat ‘het hart’ van het evangelie. Zonder ‘kruis en opstanding’ zou ons geloof een dood geloof zijn en geen enkele connectie hebben met het Koninkrijk Gods, waar wij na onze bekering en wedergeboorte deel van uitmaken.

Voor de waarachtige gelovige, die het nieuwe, eeuwige leven van Christus in zich heeft, is dit geloof dan ook een onaantastbaar ‘heilig goed’. Daar moet de duivel afblijven, zoals hij trouwens op geen en­kele wijze recht heeft om te infiltreren in de levens van de ‘nieuwe scheppingen Gods’. Maar dat probeert hij uiteraard wel, want juist de kern, de basis van ons geloof ligt onder een voortdurend spervuur van de vijand.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de talrijke artikelen die rondom Pasen weer gepubliceerd worden. Niet alleen in allerlei wereldse bladen, maar ook in semichristelijke bladen en tijdschriften wordt de kruisdood en opstanding van Jezus van Nazareth in twijfel getrokken en zaait de vijand zijn zaad in de harten van de mensen. Wie eenmaal twijfel heeft toegelaten in zijn leven, beweegt zich echter op een hellend vlak en is niet (meer) in staat geestelijk helder te den­ken.

Het zout der aarde

Hij kan dan nog wel een schijn van godsdienst openbaren, maar de kracht is er uit. Jezus had het er al over in zijn eerste grote rede vanaf de berg, toen Hij Zijn volgelingen bewust maakte dat zij het zout der aarde waren. Maar tegelijkertijd verbond Hij daaraan de waar­schuwing: “Indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de men­sen vertreden te worden” (Matt. 05:13).

Jezus was radicaal in zijn uitspraken, maar wel duidelijk. ‘De kracht verliezen’ is het ergste wat een christen kan overkomen. En dan te bedenken dat er velen zijn die niet eens de ‘Goddelijke kracht’ in zich hebben, de kracht van Zijn Geest. Zij zijn daardoor een gemakkelijke prooi van de vijand. Het is daarom ook beslist onvoldoende als je alleen maar weet een ‘wedergeboren christen’ te zijn en niet vol bent van Gods Geest.

Jezus zelf was zo vol van de Geest van de Vader dat Hij, dwars door de hel van Gethsémané en kruisdood, op Paasmorgen als de grote Triomfator tevoorschijn trad.

Maar al voor die tijd had Jezus vele malen op duidelijke wijze naar voren gebracht dat Hij de werkelijke Levensvorst was, en dat een ieder die in Hem geloofde, ook deel zou krijgen aan dit leven waaraan nooit meer een einde zou komen. Wij zullen in eeuwigheid niet sterven!, zei Hij. Een boude bewering, die niet op waarheid zou berusten? Hijzelf was het grote bewijs dat het volkomen waar was! En dat zijn ook allen die het nieuwe, Goddelijke leven in zich hebben!

Een rotsvaste zekerheid

Dit is de rotsvaste zekerheid voor iedere waarachtige gelovige! Het werkelijke leven is in ons! Daar hoeven we niet over te discussiëren, dat staat als een paal boven water. Het is verankerd in onze ge­dachten- en belevingswereld.

De miljoen pijlen van twijfel en ongeloof die in onze dagen op de waarachtige gemeente van Jezus Christus worden afgevuurd, zullen daarom uiteindelijk geen enkele uitwerking hebben. Het leven is ster­ker dan de dood, sterker dan satan, sterker dan het demonenrijk. En al zullen in deze eindtijd velen misleid worden door de twijfel die het naam-christendom verkondigt, anderzijds zal de waarachtige ge­meente van Jezus Christus, dwars door alles heen, tot volle ontplooi­ing en bloei komen, omdat zij vasthoudt aan de zekerheid dat het leven sterker is dan de dood.

 

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Het is verheugend dat ‘Levend Geloof in Nederland en België door velen graag wordt gelezen, vanwege de duidelijke en ongecompliceerde wijze waarin de volle evangelie boodschap onder woorden wordt gebracht. Maar ook in andere landen begint het blad steeds meer bekendheid te krijgen. Eén van deze landen is Frank­rijk waar onder andere br. Jacq Gerritsen zich inzet om het volle evangelie bekend te maken. Br. Gerritsen leidt een kleine gemeente. Enkele jaren geleden spraken we op een door hem georganiseerd weekend, terwijl hij in de afgelopen jaren ook de organisator was van verschil­lende vakantie-opbouwweken, waarin Sjaak Roose en Klaas Goverts de Bijbelstudies verzorgden. We zijn blij dat wij zo nu en dan van hem een artikel in ons blad kunnen publiceren. In het eerstvolgende nummer kunt u zijn eerste ‘pennenvrucht’ tegemoet zien.

In dit nummer schrijft Evert van de Kamp over het onderwerp ‘Psychologie en geloof. Er zijn nogal kinde­ren Gods die niet goed raad weten met onderwerpen als psychologie, filosofie, etc. Dikwijls neemt men dan, zonder er verder over na te denken, een afwijzend stand­punt in onder het motto: ‘Daar willen we als gelovigen niets mee te maken hebben’. Maar is dit juist? Wij vragen u dit artikel met aandacht te lezen.

Dat geldt ook voor het artikel van Wim te Dorsthorst die het ‘Israël-vraagstuk’ aansnijdt. Al vele jaren is ‘Israël’ een heet hangijzer onder de gelovigen. Velen die zich ‘achter Israël’ hebben opgesteld, zouden zich eens moeten afvragen of zij de Joden wel werkelijk liefhebben als zij, door gebrek aan geestelijk inzicht, een ‘natuurlijke uit­leg’ prefereren boven de duidelijke woorden van de apos­tel Paulus, die er geen misverstand over laat bestaan dat ieder onderscheid ‘in Christus’ is weggevallen. (Zie o.a. Rom. 02:28-29; Rom. 03:22; Rom. 10:12; Kol. 03:11). In een serie artikelen onder de titel ‘Zicht op Israël’ zal Wim te Dorst­horst nader op deze materie ingaan. Wij willen er op wijzen dat het absoluut niet de bedoeling is om het volk Israël in het Midden-Oosten in een negatief daglicht te stellen. Het gaat er om dat onze ogen geopend zijn (of worden) voor de geestelijke werkelijkheid aangaande Israël zoals deze in de Bijbel wordt geopenbaard.

 

Psychologie en geloof door Evert van de Kamp

 

Hoe komt het toch dat ook chris­tenen met psychiatrische proble­men te maken hebben?

Deze vraag stelt de arts en oudste van een Pinkstergemeente J. de Geest zich in de Parakleet (nr. 47 orgaan Broederschap van Pink­stergemeenten). Zijn antwoord is dat Gods reddingsplan nog niet voltooid is. ‘Ons lichaam is nog sterfelijk en kwetsbaar. De wereld is nog lang niet wat God er mee be­doeld heeft. We zijn beschadigde mensen in een beschadigde we­reld’.

De moderne (wereldse) opvatting is dat de patiënt moet leren leven met zijn problemen, dat wil zeggen ze accepteren, gezonde delen van zijn persoonlijkheid zoveel moge­lijk ontwikkelen en dergelijke. En psychotherapie kan op dit gebied duidelijk behulpzaam zijn, aldus J. L. M. van Beek in Trouw (11-2-93).

Met medicatie en psychotherapie worden veel psychosomatische patiënten meer of minder gehol­pen.

Bepaalde psychische spanningen en conflicten kunnen oorzaak zijn van functionele en organische afwijkingen. Met toegespitste methoden speurt men naar bepaalde ziekteverschijnselen bij be­paalde psychische factoren, gela­gen in het karakter, de levensge­schiedenis, de conflictsituaties en de belevingen van de patiënt. Aldus dr. K. Kraan in ‘Opdat u genezing ontvangt’ (pag.184).

Maar de vraag is gewettigd of er dikwijls niet veel meer aan de hand is dan men denkt. De christen-medicus De Geest merkt op: ‘Psychiatrische problemen zullen bij christenen vaak een ‘geeste­lijke’ of religieuze inhoud krijgen.

Als je grootste verlangen is, van Christus te zijn, dan zal je grootste angst zijn: ‘van God los’ te zijn. Dan ligt, wanneer je psychisch in pro­blemen komt, de gedachte dat God je verworpen heeft, of de duivel je in zijn macht heeft, voor de hand”.

Psychologie

Psychologie, heel simpel gezegd ‘zielkunde’, is een wetenschap die zo’n honderd jaar geleden van start ging. Ze houdt zich bezig met het onderzoek van het bewustzijn en de symptomen daarbij, het psychisch gebeuren. Het is de speurtocht naar de waarheid over de psyche, de ziel van de mens.

De psychoanalyse is een richting in de dieptepsychologie die pro­beert tot inzicht te komen in en formulering van heel het psychi­sche apparaat.

Psychotherapie is de methode die alle behandelingen door middel van gesprekken omvat.

In de loop van de tijd zijn er tal van psychologische scholen gesticht. Eén van de bekendste is de psychoanalytische school van de in 1939 overleden Sigmund Freud. Een niet minder bekende is die van de in 1961 gestorven C. G. Jung.

Nu ontmoet je christenen die fel gekant zijn tegen elke vorm van psychologie. Met die wetenschap moet je je niet inlaten, een christen heeft geen psychologische of psy­chiatrische hulp nodig. Dat klinkt heel principieel, maar leidt dat niet tot een enorme verkramping? Zouden we dan totaal niets kunnen leren van wat psychologen hebben ontdekt ondermeer op het terrein rond psychische ziektebeelden? Kritisch moet je zijn. Terecht stelt dr. K. J. Kraan dat allereerst een theologisch ’Selbstverstandnis’, een zichzelf verstaan van de Dienst der genezing nodig is, in gehoorzaamheid aan het evan­gelie. Vandaaruit kan daarna de confrontatie met de wetenschap van de psychologie plaats vinden (pag. 185).

Dus de goede volgorde vasthouden en niet bij voorbaat alles van de tafel vegen wat psychologen en therapeuten aandragen.

Dat zal trouwens ook moeilijk kunnen. Mensen in psychische nood komen al heel snel in aanraking met het Riagg (Regionale instel­lingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg), een psychia­trisch ziekenhuis en dergelijke. De

psychische nood is heel groot en neemt onrustbarend toe. Het bo­venstaande grafiekje liegt er niet om, een gigantisch probleem tekent zich af.

De prognose voor het jaar 2000 bedraagt volgens de statistieken dus maar liefst 373.000 nieuwe inschrijvingen. Daar komen nog bij de vele patiënten van het groeiend aantal vrijgevestigde psychiaters, etc.

Riaggs tobben met geloofsvragen

Voor Freud en veel van zijn volge­lingen is het christelijk geloof slechts een illusie, als een ervaring die weliswaar haar grond vindt in de menselijke werkelijkheid maar die niet door de werkelijkheid bevestigd wordt.

Maar ook dat is in beweging. In haar boekje ‘In den beginne was de liefde’ (Meinema) gaat de Franse psychoanalytica Julia Kristeva met Freuds illusiegeloof in discussie.

Diverse Riaggs in ons land laten weten dat zij de levensbeschou­wing van ieder mens beslist serieus nemen. Ze tobben met geloofsvra­gen. Dat komt niet alleen door het feit dat zich naast de neutrale Riaggs christelijke alternatieven hebben ontwikkeld zoals het Gliagg (Gereformeerd), de Stagg (Christelijk Gereformeerd) en de Driehoek (Vrijgemaakt Gerefor­meerd) alsmede allerlei pastorale en therapeutische centra binnen de evangelische beweging.

Maar ook doordat de clientèle zelf steeds meer de geloofsproblemen op de tafel van de hulpverlener deponeert. Vooral daar waar de christelijke gemeenschap geen geestelijk antwoord (meer) heeft op die vragen.

Men selecteert daarom hier en daar gelovige therapeuten voor dit aandeel in de hulpverlening of huurt zelfs christelijke pastores hiervoor in.

Voor christen-psychiaters en -the­rapeuten zijn ook hier de velden wit om te oogsten.

Men leert serieus om te gaan met de vele geloofsvragen die zich aan­dienen. Geest gedoopte vakmensen kunnen veel goed doen. Gouden kansen, want er is veel angst.

Psychiater M. Blom, werkzaam bij het Riagg: “Wanneer een hulpver­lener blijk geeft van begrip of zelfs van kennis over de kerk/gemeente, geeft dat zulke cliënten een groter vertrouwen in de hulpverlening. Het kan ze net dat zetje geven om met hun geloof op de proppen te komen. Want mensen voelen zich er vaak kwetsbaar in en zijn bang dat de hulpverlener niets van hun geloof zal begrijpen” (Trouw 22-4- ’93).

Wat wel, wat niet?

Psychologie is een hulpweten­schap. Als zodanig kunnen we haar positief waarderen. Er zijn tal van zaken die de onderzoekers ontdekken waarmee we onze winst kunnen doen. Ik noem er enige. We kunnen ervan leren, bepaalde achtergronden beter leren begrij­pen.

-Het onbewuste van ieder mens is als een kelder met vaak verdron­gen emoties en vergeten herinne­ringen.

-Mensen kunnen psychisch ver­wond zijn en deze gebeurtenissen kunnen neurotisch gedrag tot ge­volg hebben.

-Voor de vorming van een mens zijn de eerste levensjaren van be­slissende betekenis.

-Het Godsbeeld dat een mens heeft, is dikwijls beïnvloed door het beeld van de aardse vader.

-Ouders, leerkrachten, jeugdwer­kers, etc. kunnen van enorm posi­tief belang zijn in de diverse ontwikkelingsfasen van een kind.

-Mensen vragen er om liefdevol geaccepteerd en met begrip beje­gend te worden.

-Een mens is een verantwoordelijk wezen en het geven van liefde be­hoort tot de fundamentele trekken van het mens-zijn.

-Sommige ziekten zijn psychoso­matisch van aard doordat li­chaam en ziel elkaar beïnvloeden.

-Verwaarlozing leidt tot agressie en ik-zwakte.

-In dromen kunnen allerlei ver­drongen zaken naar boven komen.

-Stervenden maken soms diverse ontwikkelingsfasen door.

Deze kleine opsomming, er is veel meer, kan onze ogen openen voor even zoveel aspecten waar we misschien nooit eerder op hebben gelet. De psychologie kan ons echt helpen, al kunnen verschillende zaken ook op andere wijze naar ons toekomen.

Nu de andere kant van de medail­le. De psychologie is een subjectieve wetenschap. Daarin kijkt de mens naar zichzelf. Dat alleen al maant tot grote voorzichtigheid.

Om dat te onderstrepen opnieuw een aantal punten.

-Men ziet slechts een deel van de werkelijkheid van de mens. Slechts een deel van de mens komt aan bod.

-De meer dan 200 psychologische scholen hebben allen een eigen (verschillende) visie op de mens en, als zij tenminste rekening met Hem houden, soms op God.

-Het mensbeeld van de één kan enorm verschillen met dat van de ander en is bijna altijd zeer eenzijdig.

-De mens beschikt over een wil, een verstand, gevoel en een ge­drag, maar is toch meer dan dat gezamenlijke.

-De vrijheid van de mens wordt ingepakt. Niet zelden wordt hij gemanipuleerd en geconditioneerd.

-De oude mens wordt opgepoetst. Schuldbesef, maar ook vergeving komen niet aan bod.

-Men toont vaak een heilsweg zonder Christus.

-Bepaalde therapieën in de psychotherapie zijn niet alleen dubieus maar ronduit verwer­pelijk. Bijvoorbeeld gebruik van hypnose, yoga, etc., of waar men uitgaat van de reïncarnatie- gedachte. Een therapie met occulte trekken levert uiteindelijk (nog) meer duisternis op.

-De bereikte resultaten vallen nogal eens tegen. Het is allemaal maar (zeer) ten dele.

Een hogere weg

Er zijn dus veel voetangels en klemmen. Maar veel psychothe­rapeutische werkers gaan gelukkig heel integer en omzichtig met de problematiek om. En voor de chris­tenen onder hen ligt er een uitda­ging. Want er is beslist een weg die echt ‘verder omhoog’ voert.

De Franse filosoof Pascal heeft eens gezegd: “Er ligt in het hart van ieder mens een door God ge­vormd vacuüm, dat door niets of niemand kan worden gevuld dan door God zelf”.

Daarom pleit dr. Tim LaHaye voor geestelijke therapie. Niet- gelovige artsen, psychiaters en adviseurs negeren dat over het algemeen. Van demonie bijvoor­beeld weten ze doorgaans nauwe­lijks iets af.

Hij schrijft in ‘Depressief?’ (Novapres): “In Jezus Christus heeft God de hele mensheid een speciaal geneesmiddel tegen dit vacuüm ontsloten. Jezus Christus zelf heeft gezegd: Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en over­vloed (Joh. 10:10).

Dat overvloedige leven dat Hij biedt, vult niet alleen het God­loze vacuüm in ’s mensen geest, maar geeft hem bovendien de kracht om depressie en andere emotionele problemen te doen verdwijnen”.

De ‘gehele’ mens heeft dat ‘gehe­le’ herstel, deze Jezus, nodig.

De Bijbel geeft een trichotomische indeling van de mens. Er wordt gesproken over geest, ziel en li­chaam. En wat Gods bestemming daarmee is, staat klip en klaar opgetekend in (1 Thess. 05:23): “Hij, de God des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blij­ken m allen dele onberispelijk bewaard te zijn”.

Deze hoge weg van totaal geeste­lijk herstel wil de Heer nu!

Bijna ten overvloede zou je zeggen, voegt de apostel er nog aan toe: “Die u roept is getrouw. Hij zal het ook doen” (vs.24).

Dit zal ons uitgangspunt zijn. Niet de één of andere psychologische stelling, een hypothese (veron­derstelling) die nog helemaal in de lucht hangt, maar het helende Woord van God. “Hij zond zijn Woord, Hij genas hen” (Ps. 107:020). De geestelijke kant van de mens wordt schromelijk verwaarloosd.

Dr. W.C. van Dam spreekt in zijn boek ‘Tussen geest en antigeest’ (Voorhoeve) over een dimensie meer. Het Bijbelse mensbeeld kent een dimensie die de psychologie niet kent, ook niet kennen kan: de geest van de mens, zijn vermogen om zich op God te oriënteren. Een citaat uit dit boek (pag. 85/86): “God wil wonen in de geest van de mens, en van daaruit wil Hij in­werken op diens ziel en lichaam. De mens heeft de door God ge­geven mogelijkheid, zijn Schepper te leren kennen en met Hem gemeenschap te hebben. Omdat God hem de levensadem inblies, bezit de mens geest en werd hij een beeld van God.

Zonder de heerschappij van Gods Geest vormen ziel en lichaam van de mens samen ‘het vlees’, om een Bijbelse uitdrukking te gebruiken: de mens die zonder God en voor zichzelf leeft. Die psychologen, die de autonomie, de zelfverwer­kelijking van de mens prediken, versterken het vlees van de mens ten koste van dienst geest.

Bijbels gezien is de autonome, de vleselijke mens dood. De mens bevindt zich in rebellie tegen zijn Schepper en geeft op zijn Woord geen of een negatief antwoord. Voor een christen is de mens groot omdat Hij naar Gods beeld gescha­pen is. Hij is geen ding en geen dier. Wanneer door de zonde, de rebellie van de mens, Gods Geest niet functioneren kan, dan verliest de mens zijn fundamentele geborgenheid. Hij wordt labieler en neurosen krijgen een grotere kans. Veel neurosen zijn een bijproduct van de zonde. Een mens die niet weet dat er voor zijn schuld vergeving mo­gelijk is, gaat zijn schuld verdrin­gen of zichzelf bestraffen.

Pneumatherapie

De zielzorg gaat dieper dan de psychotherapie. Ze is pneuma­therapie omdat ze het pneuma, de geest van de mens tot leven en tot groei wil brengen, die geest in wie Gods Geest zich verwerkelijken wil. Het gaat in de zielzorg niet om de autonomie, maar om de theonomie: om God die op de troon van ons leven wil zitten. Vanuit deze theonomie wordt de ziel van de mens met haar functies van wil, verstand en gevoel, méér heel, méér harmonisch. Daarbij schui­ven we de schuld van de mens niet weg. We nemen haar serieus en spreken over de noodzaak van bekering, wedergeboorte en ver­geving.

De psychotherapie werkt aan de oude mens en werpt de mens op zichzelf terug. Dat leidt tot een gebondenheid aan zichzelf, even­tueel aan de groep. De zielzorg weet van de mogelijkheid dat de mens een nieuwe schepping wordt.

Ze wil de nieuwe mens laten groeien. Dat is een heel ander groeimodel dan dat van de psy­chologie. Steeds meer christen- psychologen beseffen dat en willen in hun psychotherapie van het christelijk mensbeeld uitgaan”. ,

Het aspect dat de vak psycholoog (veelal) niet onderkent, is dat er negatieve geestelijke wezens be­staan, demonen, die de mens binnen kunnen dringen. Die zijn met ge­sprekken (psychotherapie) en ta­bletten (medisch) niet te bestrij­den.

Alleen het opvolgen van Jezus be­vel de onreine en boze geesten uit te drijven in zijn Naam doet de door hen veroorzaakte psychische pro­blemen verdwijnen.

Uitgebreide stof over de heling van de complete mens vindt u in ‘Zielzorg in kracht van de Geest’ door dr. Van Dam (Kok).

Tot slot een prachtig citaat van Gary van Sweeten opgetekend door Van Dam uit het eerst genoemde boek (pag. 87): “De christelijke zielzorg richt zich, met behulp van de psychologie aan de ene en met de volmacht van de Heilige Geest aan de andere kant, op de hele mens: zijn lichaam, zijn ge­voelens, zijn gedrag, zijn verstand. Omdat deze mens het voorwerp van Gods liefde is, heeft de ziel­zorg een totaal, een holistisch karakter. De gemeente van Chris­tus mag worden tot een thera­peutische gemeenschap, die niet neurotische maar vrije mensen voortbrengt”.

En een christen-psycholoog merkte eens op: “Zonder God is de werkelijkheid van de mens onbegrij­pelijk”.

 

 

 

Eb en vloed door Truus van Kaam

Het water komt weer hoger; het wordt vloed. De golven rollen steeds verder het strand op en er blijft tenslotte maar een heel klein stukje van het strand droog. Na verloop van tijd keert het tij en wordt het weer eb. En elke keer laat de zee een klein, vruchtbaar laagje slib op het strand achter.

Dit proces vindt ook plaats in ons innerlijk, als wij eten van het levende brood, dat is het Woord dat God in ons hart spreekt. Het zal niet ledig weerkeren tot Hem, maar dat volbrengen waartoe Hij het zendt (Jes. 55:10-11). We hoeven daar niet ongerust over te zijn. Een kind dat iedere dag eet, wordt ook vanzelf groot. Als wij maar doen wat God van ons vraagt, dan geeft Hij de groei in ons leven.

(Mark. 04:26 zegt: Het Koninkrijk Gods is als een mens, die zaad werpt in de aarde, en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. De grond brengt vanzelf vrucht voort…

 

Kunnen wij God doorgronden? door Jacques Schoenaers -2-

(Dit is het tweede en laatste artikel over dit onderwerp. Het eerste deel verscheen in ‘Levend Geloof’ van vorige maand).

Wat Paulus onthult over het doorgronden van God

De brieven van de apostel Paulus onthullen ons heel wat aangaande het feit dat God wel degelijk te doorvorsen is. Uit (1 Kor. 02:06-16) blijkt dat, naarmate we geestelijk groeien, we God nog meer en beter leren kennen of doorgronden. Voor “diepten Gods”, in vers 10, geeft de Willibrordvertaling “de diepste gehei­men van God”. En vers 11, ook Willibrordvertaling: “Zo kent alleen de Geest van God, het Wezen van God”.

En hebben wij niet in plaats van “de geest van slavernij” de Geest van het zoonschap” ontvangen, door welke wij roepen: “Abba, Vader”? Is het niet deze Geest Gods, welke samen met onze geest getuigt, erkent en gelooft, dat wij erfgenamen zijn van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus? (Rom. 08:14-17).

Halleluja!

In (Ef. 03:01-12) staat dat aan Paulus, verreweg de ge­ringste van alle heiligen, de ge­nade te beurt is gevallen om door openbaringen (vs. 3) één van de grootste geheimen ten aanzien van de mens te achterhalen. Paulus is dus bezig geweest, in­zichten en kennis op te doen binnen het Koninkrijk Gods, zich nestelend aan Vaders boezem. Daar is hem bekend geworden, daar heeft hij geproefd en ge­smaakt datgene wat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen. Om ons bekend te maken, dat wij uit de heidenen mede-erfgenamen, medeleden en medegenoten zijn van de belofte in Christus Jezus.

Ons is de onnaspeurlijke rijkdom verkondigd en in het licht gesteld, met als doel dat thans “door mid­del van de gemeente aan over­heden en machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”.

Vervuld worden tot alle volheid Gods

En dit is nog niet alles, zie maar wat er staat in vers 16 tot 19: “geworteld, gegrond in de liefde, zijn wij in staat te vatten al wat nodig is om vervuld te worden, tot alle volheid Gods”.

Daarom weer dat ondeugende vraagje: Indien God ondoorgron­delijk is, hoe kunnen wij dan ver­vuld worden tot alle volheid Gods?

Hij, Jezus Christus, heeft ons het geheimenis van Zijn wil doen kennen door ons (Ef. 01:05-14) met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten te zegenen in Christus. In Hem zijn we uitver­koren om heilig en onberispelijk te zijn voor Zijn aangezicht. En als zonen zijn we aangenomen tot lof van de heerlijkheid Zijner genade.

We zijn-begenadigd in de Gelief­de. Verlost door Zijn bloed, heb­ben vergeving ontvangen van de overtredingen. En in Hem hebben we ook het erfdeel ontvangen, ‘de doop in heilige Geest’, tot verlos­sing van het volk, opdat wij en velen met ons zouden zijn tot lof Zijner heerlijkheid.

Hieraan toevoegend wat staat in (Ef. 02:10): “Want zijn maaksel zijn wij in Christus Jezus, geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft opdat wij daarin zouden wandelen.

In (Kol. 01:15) zegt Paulus van Christus: “Hij is het beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene der ganse schep­ping”. In Hem zijn alle dingen geschapen. Vers 17: “En Hij is vóór alles, (in de betekenis van, ten dienste van), en alle dingen hebben hun bestaan in Hem en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente”. Het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken met als doel “om ons heilig en onberispelijk voor Zich te stellen” (vs.22).

De schrijver van de Hebreeënbrief haalt aan, in hoofdstuk 1 vers 3, dat Christus Jezus “de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” is, die alles draagt (in stand houdt, Willibr. vert.) door het woord zijner kracht.

Geestelijk horen, zien en verstaan

In Christus kregen de diepste gedachten van God gestalte en deze bereiken hun hoogtepunt in de openbaring van de zonen Gods, die het beeld van Christus dan gelijkvormig zijn. Dit doorgrondelijke van God geloven, houdt in een geestelijk horen, zien, verstaan en verwerken met al de door God in ons gelegde eigenschappen.

Ongeestelijke mensen aanvaarden echter niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hun dwaasheid en kunnen het niet verstaan, om­dat het slechts geestelijk te beoor­delen is. De geestelijke mens, daarentegen is geheel anders. Wij hebben de zin of geest van Chris­tus welke ons voorlicht (1 Kor. 02:14-16).

Jezus van Nazareth, de zoon van Maria en Jozef, was zo’n mens. Door doop en volheid in heilige Geest uitgegroeid tot Zoon Gods, waar de Vader van getuigde: “Mijn Zoon, Gij zijt het, in U heb Ik mijn welbehagen”.

Zo zullen ook nu, mensen waar Vader volkomen één mee gaat worden, doordringen tot Gods raadsbesluiten of beschikkingen, tot datgene wat ondoorgrondelijk is. Slechts zij die door de Geest van God geleid zijn, functionerend in Gods Koninkrijk, zijn in de mogelijkheid Zijn wegen na te speuren en Zijn gedachten te volgen en doorvorsen van de dingen waar, naar (1 Petr. 01:10-12), profeten gezocht en gevorst hebben, en in welke din­gen zelfs engelen begeren een blik te slaan, verlangend er in door te dringen (Willibr.vert.).

De natuurlijk ingestelde mens ziet, jammer genoeg, nog steeds aan wat voor ogen is. Terwijl de gees­telijke mens zoekt zich te oriën­teren op ‘hoger grond’. Hiervan profeteerde immers Jeremia in (Jer. 23:08): “En zij zullen op hun eigen grond wo­nen”, namelijk het geestelijk Koninkrijk Gods.

Leesbare brieven van Christus zijn

God is niet ondoorgrondelijk. Het hoort niet bij Zijn wezen of ka­rakter. Vrije door God gekochte en betaalde mensen, zijn ook te doorvorsen. Voor ons geldt wat Paulus schrijft: “Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten” (“ in de harten van levende mensen”, Willibr.vert.) (2 Kor. 03:02).

Een ‘open brief’ zijn, betekent dat je te doorgronden bent, net zoals God is. We zijn immers naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen (Gen. 01:26-27). Dat houdt in dat wij elkaar kennen naar de innerlijke mens, open zijn in plaats van gesloten. Hoeveel relaties tussen mannen en vrou­wen, ouders en kinderen, in on­derlinge kontakten, in omgang met anderen, ook in de gemeente, gaan niet vaak stuk, juist door gebrek aan openheid. Waar één of meerdere partijen zich inkapselen of omhullen in een nevel van ondoorgrondelijkheid. Hoeveel scheuringen onder mensen en gemeenten liggen hier niet aan ten grondslag? Het valse, leugen­achtige en duistere doemdenken van satan, gesteund en gevoed door geesten van verwerping, weerspannigheid en hysterie, zijn mede oorzaak dat volkeren en naties zich terugtrekken in bun­kers van ondoorgrondelijkheid.

Ontmoetingen en samenwerken met geloofsgenoten hebben dan pas zin en zijn waardevol, naar­mate we ons naar elkaar toe openstellen, als open brieven naar ons grote voorbeeld Jezus Christus. Daar wij dan juist tonen in ons praktische leven van alle dag, om kenbaar en leesbaar voor de dag te komen en laten zien dat we een leesbare brief van Christus zijn. De vraag kan hierbij rustig gesteld worden: Als ik ondoorgrondelijk ben, in welke mate ben ik dan bezig een verkeerd Godsbeeld over te brengen?

De gezindheid van Christus openbaren

Misschien denkt nu iemand wel het volgende: Is dit dan niet aardsgevaarlijk, je zo maar bloot te geven aan de ander? Zegt trouwen Jeremia niet: “Stelt op niet één broeder uw vertrouwen”? En spreekt ook Jezus zelf daar niet van, in (Joh. 02:24-25)?: “Jezus, wetend wat in de mens is, vertrouwde zichzelf hun niet toe”. Nou dan? Maar hier gaat het om Joden die de Here Jezus volgden om de tekenen die Hij deed, maar hun hart verder voor Hem gesloten hielden.

Daartegenover staat: “Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied. Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles wat ik van mijn Vader gehoord heb, u hebt bekend gemaakt” (Joh. 15:14-16).

De geestelijke leefregel welke hier uit voortvloeit kan als volgt om­schreven worden: Weten wat uit God is, is weten wat in de mens is.

En weten wat in de mens is, houdt voor ons in dat we deze schepping Gods, als ‘open brief’ tegemoet komen. Hen het leven van ‘Christus Jezus’ in en met ons leven voorleven. Van hieruit oplossingen aanreiken tot het helpen lenigen van geestelijke nood. Ons hierbij richtend naar de woorden van Paulus: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar zichzelf ontledigd heeft (in de betekenis van bevrijdend, zich totaal gevend) en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen” (Filip. 02:05-11).

Alles in Hem was volkomen afgestemd op Zijn roeping: Redder – Verlosser – Zaligmaker – Bevrijder – Genezer – kortom Heiland zijn. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en hem de Naam boven alle naam geschonken, opdat in de Naam van Jezus zich alle knie zou buigen en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus Heer is, tot eer van God de Vader.

Gods leven komt in ons tot openbaring

Paulus voegt hier voor ons als het ware nog aan toe: “De Here nu is de Geest en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen , die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is (met onverhuld gelaat, Willibr.vert.) de heerlijkheid des Heren weerspie­gelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heer­lijkheid, immers door de Here die Geest is” (2 Kor. 03:17-18).

Wij zullen, naar de profetie uit Obadja (Ob. 01:21), als verlossers, (heilanden, Statenvert.) de berg Sion bestijgen om over het ge­bergte van Ezau gericht te oefenen. Doen jullie mee? Om nog grotere zegen te zijn voor elkaar, en nog meer te halen uit onze onderlinge bijeenkomsten.

Laten we ons dan richten naar Psalm 133: “Ziet hoe goed en hoe liefelijk is het als broeders ook tezamen wonen (hoe wel­dadig broeders te wezen en samen te zijn, Willibr.vert.). Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neervloeiende op de baard, de baard van Aaron die neer golft op de zoom van zijn klederen.

Het is als de dauw van Hermon die nederdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Here de zegen, leven tot in eeuwig­heid”.

Samen met jullie wil ik hieraan meewerken, immers:

‘Het zal gezien worden: de overwinning.

Het leven Gods komt in ons openbaar.

Het zal erkend worden dat Jezus Heer is, vol van heerlijkheid de aard’.

Dit alles als gevolg van Zijn openbaar geworden doorgrondelijkheid. Aan Hem alle glorie, alle eer, en alle lofprijs toege­bracht!

 

 

 

Leer ons bidden… door Cees Maliepaard -10-

“Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in der eeuwigheid” (Matt. 06:13).

Het Koninkrijk der hemelen is van onze hemelse Vader. Hij heeft het bedacht in de voor ons on­denkbare situatie van het absolute niets. Van daaruit schiep God alle materie en al wat leeft op de aar­de, zowel als in de hemel. Met als bekroning op dat alles, de mens als zijn beelddrager.

Van God is het Koninkrijk

“In den beginne schiep God de hemel en de aarde”, begint Mozes de Pentateuch. Nadat God bedacht had hoe Hij het allemaal wilde hebben, begon Hij met de hemel en de aarde te formeren.

Voordat de zich van het leven bewust zijnde schepselen door Hem tot aanzijn werden geroepen, zorgde Hij voor ideale leefom­standigheden. Vader God schiep dit alles met de mensen Gods (de met zijn Geest gezalfde zonen) in gedachten.

Alles is door het woord Gods, door in goddelijke liefde uitge­sproken machtswoorden tot stand gekomen. “Er zij licht”, sprak God. En Hij heeft daarbij niet bij wijze van spreken met z’n vuist op tafel geslagen. Integendeel: het “Er zij licht” paste in de vader­lijke zorg voor de schepping die God voor ogen stond. Alles kwam in de juiste volgorde tot stand, met de bedoeling dat het voor altijd in ideale onderlinge harmonie zou blijven.

God is onze Vader en van Hem is het Koninkrijk. In dat Koninkrijk heeft Hij ons een plaats gegeven, dat is waar! Maar dat neemt niet , weg dat het Koninkrijk nooit ons persoonlijke eigendom zal wezen, maar dat het altijd het Koninkrijk van onze Vader zal blijven (1 Kor. 15:28). Hij regeert, en Hij heeft zijn Koning aangesteld: Christus Jezus, zijn eniggeboren Zoon. Uit de context blijkt, dat Hij alle duivelse heerschappij, macht en kracht onttronen zal, alvorens het koningschap over de bevrijde schepping aan de Vader terug te geven.

In de Christus ingevoegd zijnde, zijn we met elkaar een Koninklijk volk van priesters, in zijn ontfer­ming ten eigendom aangeno­men… opdat zijn grootheid in ons openbaar zou komen. Voor een ieder die dat gelooft, geldt dit kostbare, staat in vers 7. En dat blijft, zolang we ons in de liefde­rijke harmonie van Vader God en zijn Zoon Christus Jezus bevin­den, dat wil zeggen in alle eeu­wigheden (Openb. 22:01-05).

Van God is de kracht

In de later ingevoegde slotzin van het ‘Onze Vader’, belijden we dat Vader God voor eeuwig Koning is. Samen met Jezus delen we in zijn koningschap, omdat Hij dat zo gewild heeft. Het Koninkrijk is echter van de Vader en ook de kracht is van Hem. We zullen ons dus nooit laten voorstaan op onze Geesteskracht, want we hebben die niet zelf-opgebouwd: het is Gods kracht dit in ons openbaar mag komen… als we in de Christus zijn, als we door en met Jezus mee vervuld zijn van de Geest van de Vader.

Wat de wereld ziet als de dwaas­heid van een gekruisigde Christus, inactief onder de heerschappij van de dood, getuigt in werkelijk­heid van Gods ongeëvenaarde wijsheid. Want het “dwaze” van God is ontegenzeggelijk wijzer dan de door Satan geïnfecteerde wijsheid van mensen. Christus Jezus was immers niet in het dodenrijk als slachtoffer van Koning Dood, maar Hij was daar als overwinnaar die de dood teniet zou doen. Koning Dood kon Hem daarom niet vasthouden.

En het “zwakke” van God is sterker dan de felste uitbarstingen van de beschadigde mensheid (1 Kor. 01:25). Jezus Christus is uit zwakheid gekruisigd (2 Kor. 13:04). Hij droeg de zondeschuld van de wereld; Koning Dood meende daarom prompt zijn slag te kun­nen slaan. Hij dacht Jezus voor goed in z’n greep te kunnen houden, maar hij had buiten de wijsheid van de hemelse Vader gerekend.

Jezus was onbeschadigd het rijk van Koning Dood binnengegaan met de woorden: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”. En daardoor leefde Hij ook in het dodenrijk uit de kracht Gods, zodat Koning Dood daar geen raad mee geweten zal hebben. Wellicht was deze blij dat hij de levende Zoon Gods na drie dagen weer uit z’n rijk kwijt kon raken!

In plaats van een eclatante over­winning van de machten der duisternis op de eniggeboren Zoon van God, door een inkap­seling voor eeuwig in het rijk van de dood, bracht de Vader Hem terug in het volle leven van het ongestoord bezig zijn met de uitvoering van Gods eeuwige plan.

Het zwakke van God, zijn Zoon Jezus Christus in dienstknecht- gestalte, bleek sterker dan wat Satan allemaal demonstreerde aan demonisch geweld in de levens van een door zonde en ontwrich­ting aangetaste mensheid.

Van God is de heerlijkheid

De kracht is van de Vader en ook het Koninkrijk is van Hem. Die kracht openbaart Hij in de mens en de aldus bekrachtigde mens geeft Hij een plaats in zijn Ko­ninkrijk. De Vader wordt ver­heerlijkt in de met zijn Geest bekrachtigde onderdanen binnen de grenzen van zijn rijk. De ge­dachte dat de Vader verheerlijkt wordt door het dragen van (veel) vrucht door de ranken (de mensen) aan zijn wijnstok (Jezus Christus), is een gegeven dat parallel loopt aan wat uit de slot­zin van het modelgebed blijkt (Joh. 15:08). Als we derhalve belijden dat het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid van de Vader is, kunnen we verwachten bij Hem geloofwaardig over te komen… mits we de door Hem verwachte vruchten aan het vóórt­brengen zijn. En juist daarin vindt de Vader zijn verheerlijking.

Is het in dit verband de bedoeling om veel te evangeliseren, langdu­rig te loven en te prijzen en vooral nauwgezet de tienden te offeren? Zoekt de Vader het hierin, zodat we er verstandig aan doen op dergelijke zaken het accent te leggen? Wel, binnen de grenzen van Gods Koninkrijk is het een goede zaak de blijde boodschap vanuit het hart uit te dragen. En ook onze God te loven en te prij­zen als de beste Vader die we ons maar 41 kunnen denken, ligt dui­delijk in de lijn van gezond gees­telijk denken. Een blijmoedige gever kan verzekerd zijn van de instemming vanuit het Vaderhart; dat staat als een paal boven water. Maar de hemelse Landman zoekt allereerst de vrucht van de Geest aan de ranken van zijn wijnstok.

Als we de vrucht van de Geest voort gaan brengen (Gal. 05:22), wordt onze Vader verheerlijkt. Waar Gods liefde in ons werkt en onze liefde geworden is, waar de vreugde des Heren ons deel ge­worden is, waar de vrede van het Koninkrijk in onze harten is, lankmoedigheid in ons gevonden wordt, we vriendelijk tegen ande­ren zijn vanuit onze gemeenschap met de Heer, Gods goedheid in ons openbaar komt, we trouw zijn aan alles wat God ons gegeven heeft, zachtmoedig zijn doordat de gezindheid van Christus de onze geworden is en geleerd hebben onszelf te beheersen on­der alle omstandigheden… zijn we bezig de vrucht van de Geest voort te brengen. En daarin wordt de Vader verheerlijkt, want zijn beeld is dan duidelijk in ons aan­wezig.

Op alles wat Jezus ons voorgehou­den heeft, alleen al in het model­gebed, willen we graag ons “Amen!” laten horen. Dat dan de volgende keer. De laatste afleve­ring van deze reeks.

 

De erfgenamen van de belofte door Wim te Dorsthorst

 

In mijn artikel van vorige maand (‘Gods ijver voor Jeruzalem en Sion’) schreef ik over de profe­tieën uit het Oude Testament (o.a. Zach. 01:07-17) die in vervulling gaan in de gemeente van Jezus Christus. Volgens vele christenen zal ik mij hiermee schuldig heb­ben gemaakt aan het vergeeste­lijken en toepassen van profeti­sche beloften op de gemeente, die voor het Israël in het Midden-Oosten bestemd zijn.

Er zijn heden ten dage ontstellend veel christenen die zich voortdu­rend bezig houden met het Israël in het Midden-Oosten en denken dat God op een speciale manier bezig is profetische beloften in vervulling te doen gaan aan dit volk.

In één van de bladen las ik bij­voorbeeld: “Wij moeten de be­loften niet verwarren en ze van Israël afpakken en aan de ge­meente toe-eigenen”.

De gemeente zou dus diefstal plegen en Israël benadelen! En in het verband met het vredesoverleg tussen Israël en de PLO was de mening van ditzelfde blad: “Al­hoewel Israël nog onbekeerd is, moet God toch wel aan de kant van Israël gaan staan wat het vre­desverdrag betreft. Ook politiek gezien is het verbond met Abra­ham een eeuwig verbond”.

Een merkwaardige uitspraak die het vermoeden wekt dat de poli­tieke systemen van deze wereld ook eeuwigheidswaarde hebben. Ik geloof dat Jezus dit met zijn prediking over het Koninkrijk Gods toch wel duidelijk weerlegd heeft.

Geestelijke blindheid

Bij deze gerichtheid op Israël beroept men zich veelal op het schrijven van de apostel Paulus in de hoofdstukken 9 tot en met 11 van de Romeinenbrief. En dan in het bijzonder (Rom. 11:26-29) waar respectievelijk staat: “Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk” en: “En aldus zal gans Israël behouden worden”.

Nogmaals, het gaat niet om enkele christenen die zo denken, maar ik geloof zelfs het overgrote deel van de christenheid.

Deze ontwikkeling is zeer betreurenswaardig, want het verblindt de gelovigen zodat het werkelijke doel van de gemeente -dat waar­toe men geroepen is- niet meer duidelijk wordt gezien.

Paulus spreekt over “de god dezer eeuw die mensen met blindheid slaat, zodat zij het schijnsel van het evangelie der heerlijkheid van Christus niet ontwaren” (2 Kor. 04:04).

In plaats van in te zien dat de schepping met reikhalzend verlangen uitziet en wacht op de openbaring van de zonen Gods (Rom. 08:19) -dat is de geestelijk volwassen gemeente, onberispelijk en heilig-, kijkt men naar het Israël in het Midden-Oosten.

Een niet te onderschatten gevaar is, dat zich opnieuw een vleselijk Israël vormt, die bedenkt wat op aarde i^, terwijl de oproep tot de gemeente is te bedenken wat boven is, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods (Kol. 03:01-02). Wel begonnen in de Geest, zegt Paulus tot de gelovi­gen in Galatië, maar eindigen in het vlees (Gal. 03:03).

Beloften voor Israël

Als we die schitterende beloften lezen in bijvoorbeeld (Ez. 39:29) waar staat: “En Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik mijn Geest over het huis Israëls heb uitgestort, luidt het woord van de Here Here”, over welk Israël gaat het dan?

Eveneens (Ez. 36:26-28), waar we lezen: “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik in uw bin­nenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen on­derhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn”. Waar gaat het hier dan over? Welk land en welk volk wordt hier bedoeld?

Ook (Jes. 44:01-05) spreekt van Jakob, mijn knecht, en Israël, die Ik verkoren heb en over het uitgieten van mijn Geest op uw nakroost en mijn zegen op uw

nakomelingen, enz.” Ook hier de vraag: Wie heeft God verkoren en welk Israël en welke nakomelingen worden bedoeld? Zo zijn er nog vele Bijbelplaatsen te noemen met geweldige beloften voor Israël.

Aan wie heeft God gezworen?

De Bijbel spreekt heel duidelijk over erfgenamen en ook dat God gezworen heeft “toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgena­men der belofte het onverander­lijke van zijn raad wilde doen blijken”. God heeft zich “onder ede verbonden, opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is dat God liegen zou”, deze zaak vast zou staan (Heb. 06:17-18).

En in vers 13 lezen we dat God deze eed zwoer toen Hij aan Abraham zijn belofte deed dat Hij hem zeker zou zegenen en ver­meerderen.

Hier komen we aan de kern van het Israël-probleem. De vraag is namelijk: Is God gedeeld? Houdt God er een geestelijk en een na­tuurlijk Israël op na? En welke nakomelingen geldt de eed die God zwoer? Wie zijn de erfge­namen der belofte?

De grote vraag is: Over wie gaat het in de Bijbel en wie is het ‘Israël Gods’ waar Paulus de zegenbede over uitspreekt? (Gal. 06:16). Is het centrum van Gods handelen inderdaad in het Midden-Oosten? En is de ge­meente een tussenstadium die voor de grote verdrukking op­genomen wordt, waarna God weer met Israël verder gaat, zoals er geleerd wordt?

Er wordt ook gesproken over een ‘bedelingenleer’ en over een ‘volkenschema’, waarmee men de Bijbel moet leren verstaan. Het Engelse volk zou dan bijvoorbeeld een deel zijn van het ver­dwenen tienstammen rijk en bij­voorbeeld Assyrië zou Rusland betekenen.

Zeker, het gaat in het Oude Verbond concreet om het volk Israël en letterlijk om volken die het omringden en waar het voort­durend door bedreigd werd.

Welke volken bedreigen Israël?

In Psalm 83 lezen we bijvoorbeeld dat Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagarenen, Gebal, Ammon en Amalek, Filistea en Tyrus, een verbond gesloten hebben tegen Gods volk met het doel dit volk te verdelgen en wel zodanig dat aan de naam Israël niet meer gedacht zal worden (Ps. 083:002-009).

In Jesaja lezen we dat God zijn volk zal verzamelen van de vier einden der aarde en dat het volk af zal rekenen met bovenge­noemde volken (Jes. 11:11-14).

Dat verzamelen is nu aan de orde, zegt men, maar iedereen is het er wel over eens, dat die volken al lang niet meer bestaan. Het is dan toch wel wat ver gezocht dat men, om dit probleem op te lossen, daar nu bestaande volken voor in de plaats gaat situeren.

Een geopend en verlicht verstand

Is het dan allemaal zo moeilijk? Ik geloof het echt niet. De Bijbel is geen geheimzinnig boek, be­hoort het althans niet te zijn, voor een wedergeborene. Met een ge­reinigd hart door het bloed van Jezus Christus, een geopend en verlicht verstand door de heilige Geest, de Geest der waarheid, is het mogelijk voor iedere christen de Schrift te verstaan. Mits men ook deel heeft aan een gezonde prediking in de waarheid.

Velen denken dat het verschil in visie over Israël voor het leven van elke dag en hun wandel met de Heer, niet zo belangrijk is. Ik geloof dat dit een gemene inspi­ratie is van de vader der leugen, de duivel. Deze visie heeft name­lijk alles te maken met het lezen en begrijpen van de Bijbel en het verstaan van je eigen roeping en plaats in Gods plan.

Veronderstel dat je de genade en de beloften die door de profeten geprofeteerd zijn voor u -kind van God, behorende bij de ge­meente van Jezus Christus- toepast op een natuurlijk volk dat Jezus niet erkent en zelfs verwerpt, zou dat geen invloed hebben op je geestelijke ontwikkeling?

Terwijl Petrus er nog bij zegt dat de heilige geest de profeten openbaarde dat ze met die profetieën niet zichzelf, dus het Joodse volk in het algemeen tot wie ze spraken, dienden, maar u. (1 Petr. 01:10-12). Dan moet het toch van het allergrootste be­lang zijn hier een helder zicht op te hebben. De vijand zal namelijk niets nalaten te gebruiken om het volk van God te laten struikelen.

De grote stad Babylon

In citeerde al Psalm 83 en Jesaja 11 waar volken genoemd worden die Israël omringden en voort­durend bedreigden en het tracht­ten te vernietigen. Deze volken bestaan al lang niet meer, maar het gaat nu ook niet meer om mensen, maar om geestelijke machten, geestelijke wezens in de hemelse gewesten.

Tot onderwijzing van de gemeen­te van Jezus Christus staan deze volken model voor geestelijke machten, die in de geestelijke wereld bepaalde geestelijke prin­cipes, bepaalde vormen van kwaad en duisternis, en zeker ook valse godsdiensten, vertegenwoordigen, gericht tegen het volk van God. Onder leiding van de grote hoer, de grote stad Babylon, die het koningschap heeft over de koningen der aarde en die zit op alle wateren (dat is de geestelijke iden­titeit, godsdienst, religie, zeden, cultuur en politiek van een volk) van alle natiën en volken en talen wordt er strijd gevoerd tegen het Lam en het volk van God (Openb. 17:01b-02; Openb. 17:14-15; Openb. 17:18). “Om de heiligen des Allerhoogsten te gronde te richten”, zegt (Dan. 07:25).

In de geestelijke wereld heeft ieder land, ieder volk, iedere taal of natie een koning of vorst die alles binnen dat volk beheerst (Dan. 10:12-13; Dan. 10:20-21). Daar boven staat de grote hoer die het koningschap heeft over al die koningen der duisternis, de over­heden en de machten en de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse ge­westen (Ef. 06:12).

Het is als een groot leger met vele afdelingen die ieder, met eigen aard en vermogen, in goddeloos­heid eensgezind meewerken om het volk van God te vernietigen, zodat aan de naam Israël niet meer gedacht zal worden (Ps. 083:005-006).

Te weinig wordt dit door het volk van God onderscheiden. De satan zelf doet zich hier voor als een engel des lichts (2 Kor. 11:14). ‘Hoe meer de christen bidt voor het volk Israël in het Midden-Oosten, des te meer zal men zelf gezegend worden’, wordt er ge­leerd (Ps. 122:006).

De weidegebieden van God

Het zijn vooral de leiders van de gemeenten die bloot staan aan de misleiding van de satan, want die onderwijzen het volk. Helaas zijn er maar zeer weinig gemeente­leden die het gepredikte woord ook toetsen aan de Schrift (zie Hand. 17:11; 1 Thess. 05:21).

In de al genoemde Psalm 83 lezen we dat de geallieerde machten zeggen: “Wij willen in bezit ne­men de woonsteden Gods” (vs.13). Maar letterlijk vertaald staat hier echter: “Zij riepen: Wij trekken aan óns die weide­gebieden van God” (zie vert. Gerhardt v.d. Zeyde). Ze willen de weideplaatsen, de oasen van God in de woestijn, in bezit nemen. Daar waar het volk van God geweid wordt, waar het geestelijk voedsel ontvangt. Dat zijn de plaatselijke gemeenten over de gehele wereld.

Als deze oasen door verleidende geesten en leugengeesten in bezit genomen worden, dan is dat de geestelijke ondergang van het volk.

Dat is de grote list die de duivel toepast en waar Gods volk oog voor moet krijgen. Hij tracht van binnenuit te werken. Hij wil de leer en de gehele  uitwerking in de gemeente mede gaan bepalen. Waar hij de leiding van de gemeente kan beïnvloeden en be­vruchten, daar is de geestelijke uitroeiing al voor een groot deel geslaagd.

Daarom ben ik van mening dat het van het allergrootste belang is om een goed bijbels inzicht te hebben in wat Gods Woord be­doelt als het spreekt over Israël.

God is niet gedeeld

Het is erg bevrijdend te ontdek­ken dat er geen twee wegen zijn en dat de Bijbel geen bedelingenleer kent.

Wij hebben niet een God die ge­deeld is, maar één. Bij Hem is geen verandering of zweem van ommekeer (Jak. 01:17-18). Hij werkt naar zijn eeuwige en onver­anderlijke raadsbesluiten in Christus Jezus, zijn Zoon.

In de Hebreeënbrief zagen we dat God gezworen heeft. Dat is dan om aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van zijn raad te doen blijken (Heb. 06:17).

De vraagstelling: ‘het geestelijk Israël of het natuurlijk Israël?’ is dan ook fout, want er is bij God maar één Israël, één volk Gods, dat erfgenaam is van de beloften. En over wie die erfgenamen zijn, is het Woord van God helder en duidelijk. Daarover een volgende keer meer.

 

Laat los… (gedicht) door Piet Snaphaan

“Laat los en gij zult losgelaten worden” (Luc. 06:37).

Wat houdt ons vast, wat werkt ons tegen,
is het soms toch nog ons gevoel?
Of is er meer soms aan gelegen,
ja vast wel meer, en wel terdege,
om te kunnen komen tot Gods doel.

 

Laat los, zegt ’t Woord, en ’t zal geschieden,
ga leren leven zoals de wind.

Zij gaat waarheen ze zelf wil vlieden,
laat zich niet binden, noch bespieden:
een prachtig beeld wat voorspraak vindt.

 

Gods Geest brengt ons in blijde stemming,
bekrompenheid hoort er niet bij.

Laat je ontdoen van zo’n beklemming,
ook traditie, ’t werkt als remming,
laat los, dan wordt je waarlijk vrij.