Selecteer een pagina
  1. 01-02 Levend geloof nr. 398

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

 

De samenstelling van ieder nummer -dus ook van dit nummer- is altijd weer een boeiende, maar ook verantwoordelijke aangelegenheid. Boeiend vanwege de inhoud van de verschillende artikelen, want als eindredacteur krijg je uiter­aard alles wat er geschreven is, als eerste onder ogen en ervaar je de zegen en geloofsopbouw die de verschillende medewerkers in hun artikelen verwoord hebben.

Maar de zegen die je op het moment van lezen ontvangt gaat ook gepaard met een besef van verantwoordelijkheid. Je wilt de lezers en lezeressen van Levend Geloof het beste geven wat maar mogelijk is, binnen het kader van onze opdracht: de verkondiging en uitleg van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, zoals Jezus en de apostelen dat ook brachten. We hebben nooit gebrek aan copy, maar het komt aan op de goede copy, die praktisch aansluit bij onze dagelijkse geloofsbeleving. Daaraan proberen wij ook dit jaar weer invulling te geven. En ik twijfel er niet aan of we zijn daarbij, ook wat dit nummer betreft, weer geslaagd. Onder inspiratie van Gods Geest A, hebben de verschillende schrijvers hun creativiteit weer vorm gegeven in de verschillende artkelen. Natuurlijk komen er wel eens onderlinge nuanceverschil­len in bepaalde onderwerpen naar voren, maar deze ruimte moet er zijn. We zijn immers allemaal nog onderweg bij onze groei naar de volkomenheid in Christus?

Deze groei is van levensbelang. Want alleen dan zullen we stand kunnen houden temidden van alle verwarring en misleiding die steeds meer om zich heengrijpt. In de nummers die dit jaar verschijnen zullen we veel over dit ‘standhouden’ schrijven. Maar daarover niet alleen! Standhouden heeft immers te maken met verdediging, en het spreekwoord zegt dat de aanval de beste verdediging is. We zullen dan ook op duidelijke wijze doorgaan met de proklamatie van het volle heil in Christus, het evangelie van het Koninkrijk, waarvan Jezus zei dat het in de gehele wereld gepredikt zal worden, tot een getuigenis voor alle volken.

 

Bij de voorplaat door redactie

Deze keer op de voorpagina de illustratie die Gustave Doree maakte van koning Salomo, destijds één van de bekendste koningen van Israël. Hoewel er veel over hem bekend is, is hij toch vooral de geschiedenis ingegaan om zijn grote wijsheid die hij van God had ontvangen. Maar ondanks al zijn wijsheid is voor ons, als nieuw-testamentische gelovigen, niet Salomo maar Jezus ons grote voorbeeld om na te volgen. Denk bijvoorbeeld aan de uitspraak van Hem: “. . . meer dan Salomo is hier” Matteüs 12 vers 42 (Matt. 12:42).

 

In ons vorig nummer gaven wij in deze kolom een vijftal suggesties door om Levend Geloof te promo­ten, zodat het blad meer bekend­heid krijgt en, ook wat de oplage betreft, verder gaat groeien. We zijn bijzonder dankbaar dat zovelen hierop hebben gere­ageerd, vooral ook door in combi­natie met de betaling van het abonnementsgeld, een extra bij­drage over te maken. Omdat het ons onmogelijk is iedereen daar­voor persoonlijk te bedanken doen we het op deze wijze.

Het heeft ons weer bemoedigd en gestimuleerd om ook in dit nieuwe jaar actief door te blijven gaan met de uitgave van ons blad, in samen­werking met allen die in het blad schrijven en in afhankelijkheid van wat Gods Geest ons aanreikt.

Eén van de vijf aangereikte actie­punten willen we nog even herha­len. Het betreft de opgave van proefadressen. Ga eens na wie er in aanmerking zou kunnen komen om Levend Geloof te gaan lezen. Alle adressen die worden opge­geven (bij voorkeur schriftelijk!) ontvangen twee nummers op proef.

 

Wat God van ons verwacht door Gert Jan Doornink

Opnieuw ligt een jaar voor ons. Het laatste jaar van het tweede millenium na Christus. Vrijwel niemand denkt er nog aan dat in grote delen van de wereld nog steeds gebruik wordt gemaakt van een ‘christelijke jaartelling’. De grote massa heeft immers allang alle godsdiensten op één lijn gezet. Waarom zou het christendom de enige ware gods­dienst zijn, wordt er dan gerede­neerd. Wie het christendom ziet als een religie, naast de andere religies die in de wereld bestaan, zal met deze opvatting ook weinig moeite hebben. Maar als waarachtige chris­tenen weten we dat het christendom totaal anders is. Het is de godsdienst die het ware leven in zich heeft zoals God dat in Zijn Zoon heeft geopen­baard.

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven” zegt Jezus zelf Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36).

De proef op de som

Velen zullen geneigd zijn aan deze opmerking van Jezus schouderopha­lend voorbij te gaan, met de gedach­te: ja, dat beweren jullie christenen, maar wie zegt dat het waar is, wie zegt dat dat de enige waarheid is en wat de andere godsdiensten leren niet waar is?

Voor hen hebben wij slechts één advies: Neem de proef op de som! Ga geloven in Jezus als Degene die uw zonden vergeven wil, die alle din­gen in uw leven nieuw wil maken. U zult dan ervaren hoe de Geest van God u overtuigt en het nieuwe leven van Christus in u komt. Dan wordt u opnieuw geboren en ontstaat de zekerheid: ik ben nu een kind van God.

Deze tweede (geestelijke) geboorte is na de eerste (natuurlijke) geboorte dus essentieel om een christen te worden. Wie deze tweede geboorte niet heeft ervaren is geen christen, ook al noemt hij zich misschien wel zo omdat hij traditioneel is opge­groeid in de kerk of gemeenschap waartoe ook zijn of haar ouders behoren. Maar traditie heeft geen enkele waarde als men niet zelf een daadwerkelijke verandering van zon­daar naar kind van God heeft meege­maakt. Corrie ten Boom zei het des­tijds al: ‘God heeft geen kleinkinde­ren, alleen kinderen’.

Scheiding der geesten

We leven in een tijd waarin de schei­ding der geesten in volle gang is. Alles wat onecht, wat surrogaat is, gaat aan het licht komen, maar ook alles wat echt is komt tevoorschijn. Daarvoor is geestelijke groei noodza­kelijk. Zoals in het natuurlijke leven iemand opgroeit van baby tot volwas­sene, geldt dat ook in geestelijk opzicht.

Deze groei is uitermate belangrijk voor de gemeente van Christus. Want deze groei heeft onder andere tot gevolg dat we vrijkomen van ver­keerde leringen, misleidingen die soms onder een vrome dekmantel worden gebracht, en hoe langer hoe meer stabiele, volwassen christenen aan worden die niet met het minste of geringste zuchtje tegenwind van de kaart zijn.

De zo even geschetste ontwikkeling is in onze dagen in volle gang. Het is niet meer mogelijk een compromis- of naamchristen te zijn. Het gaat om het tot ontplooiing komen van de volledige beleving van ons christen­zijn. Dat verwacht God van ons.

Positieve verwachting

Daarvoor is een positieve verwach­ting nodig. Wie niet geestelijk groeit zal in een beginstadium blijven ste­ken en, bewust of onbewust, voortij­dig afhaken. Daarom is de prediking van het ‘niet volmaakt kunnen worden’ van de gemeente (en de gelovi­ge individueel) ook zo funest en afbrekend en geheel in strijd met Gods bedoeling. Het gaat immers om het herstel van Gods schepping totdat uiteindelijk de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een feit zal zijn. Waarachtige christenen hebben daar­om slechts één verlangen: mee te werken aan deze grote doelstelling van God door levende getuigen van Christus te zijn, dus als zonen van Hem openbaar te worden. Laat dit verlangen in de rest van dit jaar de eerste prioriteit krijgen. En als u tot dusver de verwachting hebt gekoesterd dat het toch allemaal niks meer wordt met de gemeente van

Christus, gooi dan deze negatieve gedachte van u af en draai de knop van uw verwachtingspatroon radicaal om! Ontdek het geheim om als over­winnend christen te functioneren in het plan van God. Wat de omstandig­heden van ons leven ook mogen zijn, wij zullen dan te allen tijde stand kunnen houden, ook in tijden van verdrukking. De groeiende eenheid tussen Gods Geest en onze geest maakt dat onze gemeenschap met de Vader en de Zoon hecht en onaan­tastbaar wordt. En we worden ons meer en meer bewust wat een heer­lijkheid het is te dat we tot in alle eeuwigheid behoren bij het onwan­kelbare Koninkrijk van God!

 

Roemen in de Heer (gedicht) Piet Snaphaan

Wie roemt, hij roeme in de Here,

in de sterkte Zijner kracht.

Dat te erkennen doet Hem eren,

want Hij alleen heeft alle macht.

 

Wie wijs is, roeme niet zichzelve,

de sterke niet in eigen kracht,

de rijke niet op aardse rijkdom,

alleen in Hem, die ’t al volbracht.

 

Heer, neig ons hart naar Uw gedachten,

nimmer naar eigen winstbejag,

leer ons Uw waarheid te betrachten

en ’t ondekken wat men in U ver­mag.

 

Alleen in U, Heer, willen we roe­men,

in U die waarlijk leven geeft,

U als Overwinnaar noemen,

die voor ons pleit en eeuwig leeft.

Piet Snaphaan

 

Zijn waar Jezus is door Hans Bulthuis

De leer van het evangelie van Koninkrijk Gods en de daaruit afge­leide leefwijze voor mensen is totaal anders dan alle godsdiensten op aarde. Dat bleek meteen al door het optreden van Jezus, die de verper­soonlijking van dat evangelie is. Binnen de kortste keren kwam Hij in botsing met de vertegenwoordigers van de godsdienstige joden uit zijn tijd. De Heer vatte dat grote verschil tussen zijn geloofswereld en die van zijn tijdgenoten samen met de woor­den: “Gij zijt van beneden, Ik ben van boven” Johannes 8 vers 23 (Joh. 08:23). Het ‘van beneden zijn’ is het ken­merk van alle soorten godsdiensten. Met deze uitdrukking wordt aange­duid dat zo ’n religie wordt uitgewerkt in allerlei uiterlijkheden, rituelen, zienlijke vormgevingen, regelgevin­gen, gewoonten en tradities. De hei­dense godsdiensten zijn daar het sterkst in, maar het joodse geloof stond er ook bol van. Helaas is er eveneens het nodige daarvan in de loop der eeuwen de christelijke bele­vingswereld binnengedrongen.

Babylon

De Bijbel benoemt dat verschijnsel met de term ‘Babylon’. Ga je alle christelijke richtingen hierop na, dan kom je dat steeds weer tegen. Bij de één meer dan bij de ander; of bij de één meer verborgen dan bij de ander. Zo ook in onze volle evangelie gemeenschap.

Bij Jezus echter vinden we geen nieuwe uiterlijke vormgeving en regelgeving om godsdienstig te zijn (te doen). Hij heeft daarvoor nooit iets nieuws ingesteld. Integendeel. De tempel in Jeruzalem met al haar verplichte riten had afgedaan. Zo ook de overleveringen en invullingen van mensen inzake religieuze beleving. Te denken valt aan wat Paulus al destijds daarover schreef aan de gemeenten, maar ook wat we tegen­woordig om ons heen zien in het charismatisch christendom: lichaamshoudingen bij gebed en lof­prijs, de cultus van dans, vlaggen en banieren, gestileerde liturgieën, de zogenaamde christelijke feestdagen, nieuwe maan of sabbat (zondag), het wettische, kerkelijke structuren, ver­plichte rituelen, plechtige gewaden, gewijde plaatsen, buiten-gemeentelij- ke activiteiten zoals conferenties, seminars, retraiteoorden en week­ends met ‘bekende’ godsmannen, gospel-entertainment, vrome sfeer­tjes, religieuze podiumshows, geld, eer, heerszucht, macht, politiek en kunst, kortom deze hele christelijke cultus (o. a. Openbaring 18). Het zijn allemaal zaken die de heide­nen ook bedacht en ingevoerd heb­ben in hun godsdienstpraktisering. Zulk godsdienstig gedrag, of dat nu islamitisch, hindoestisch of christe­lijk is, is herkenbaar aan bepaalde voorgeschreven handelingen, traditionele riten en eigentijdse uiterlijk- heden, vormen, plichten en aanwen­sels. Door gemis aan diepgang bij vele christenen hebben zij eveneens dergelijke alternatieven nodig. Maar het volk Gods wordt erdoor misleid en niet tot mondigheid in Christus gebracht. Dit alles is van beneden.

Vernieuwing

De tijd is aangebroken dat de ‘ontbabylonisering’ van de christen en de gemeente ter hand genomen dient te worden. De eindtijdchristen behoort op zijn grote Meester te gaan gelij­ken: in geest en in waarheid alleen. Alle vleselijke en wereldlijke religieu­ze opsmuk zal door ons als een vuil kleed afgelegd moeten worden. Zo’n vormgeving van het evangelie is aards, ongeestelijk, duivels. Het dient slechts tot bevrediging van het vrome en emotionele vlees, van het eerzuchtige en egoïstische vlees, van het eigenzinnige en kortzichtige vlees. Het bevredigt de demonen die de uitvinders ervan zijn en de chris­tenheid ermee verontreinigd hebben. In de vroeg-christelijke gemeenten was het judaïsme de babelse verlei­der. Men leze daarover bijvoorbeeld Filippenzen 3 en Kolossenzen 2 vers 16 tot en met 23 (Kol. 02:16-23). Later waren het de verschillende culturen der volkeren die hun babelse invloeden deden gelden in de christenheid. Wij willen dit alles nu gaan afleggen, zeg afleren, en voortaan alleen nog bezig zijn met het ontwikkelen van de ware geestelijke mens. De vernieuwing van ons christenzijn is een actuele zaak geworden die alle aandacht ver­dient.

Beneden en boven verdragen elkaar immers nooit Galaten 5 vers 17 (Gal. 05:17). Het ‘van boven zijn’ vinden we bij Jezus Christus. In zijn eigen wandel en in zijn openbaar optreden vinden we niets terug van wat hierboven werd omschreven als babels. In zijn geloofsbeleving en -uitwerking kende Hij slechts de verborgen omgang met de Vader en bracht Hij naar buiten wat Die tot Hem sprak en aan Hem toonde Johannes 5 vers 19.

(Joh. 05:19). De Vader reikte in zijn woord zijn denkwereld aan en werkte door zijn Geest de daarbij behorende goddelijke kracht in de Zoon.

Daardoor was onze Heer in staat als een geestelijk mens te wandelen en Gods werken te doen om alle dingen nieuw te maken. Wij zullen ons dus alleen op Hém oriënteren om te weten wat christenzijn is in geest en in waarheid. God had in Hem een welbehagen en is daarom de duide­lijkste aanwijzing voor welgemeende gelovigen om zich op Jezus alleen te verlaten.

Bij Jezus zijn

De plaats waar de verhoogde Heer Zich nu bevindt, is niet een plek ergens. Daar Hij niet meer in het vlees is, hebben de begrippen plaats en tijd geen betekenis meer. De plaatsaanduiding waar Jezus is, doelt op een situatie, een geestelijke toe­stand. Hij is ‘naar de Vader’ gegaan; Hij is ‘in God’. Hij vormt één geest met de eeuwige God en heeft volko­men en onbeperkt deel aan diens goddelijke natuur. Zich in die situ­atie bevindend, is Hij tevens door God zo uitermate verhoogd, dat Hij ‘als God’ mag en kan funktioneren. De Vader heeft Hem immers alles in handen gegeven, alle goddelijke macht en kracht, alle goddelijke mogelijkheden en bevoegdheden, en dat in de hemel en op de aarde Matteüs. 28 vers 18. Filippenzen 2 vers 9. (Matt. 28:18, Filip. 02:09). Vanuit zijn geestelijke situatie kan Hij in ons zijn en met ons werken, Zich openbaren, enz. . . in en door heilige Geest. De Here nu is de Geest 2 Korinthe 3 vers 17a. (2 Kor. 3:17a). De Geestgedoopte gelovige weet dat de Vader en de Zoon op deze wijze voortaan bij hem wonen Johannes, 14 vers 23. (Joh. 14:23).

Andersom geldt het eveneens: de gelovige is ‘in’ de Christus, in de Geest opgenomen. “Dat ook zij in Ons zijn. . . ” Johannes 17 vers 21. (Joh. 17:21). Juist dit wilde de Heer; daar bad Hij voor. Zo wordt zijn gebed vervuld: “Vader, Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschou­wen. . . ” Johannes 17 vers 24a. (Joh. 17:24a). De geestelijke christen wil ten volle bewust worden van deze toestand, van deze geestelijke werkelijkheid. Daarbij wil hij zijn geestelijke rijk­dommen in Christus leren kennen en hanteren, Efeze 1 vers 18 en 19. (Ef. 01:18-19). Het zal duidelijk zijn dat deze geestelijke zaken niets te maken hebben met welke uiterlijke, zienlijke, aardse en vleselijke middelen en manier van doen. Het religieuze vlees doet geen enkel nut voor de geestelijke chris­ten.

De Heer nodigt ons juist uit om de schatten ‘in de hemel’ te gaan verza­melen om zodoende rijk te worden in God Matteüs 6, vers 20. (Matt. 6:20). De verhoogde Heer heeft beloofd om allen tot Zich te trekken, om nü te zijn waar Hij is. In die geestelijke situatie wordt de gelovige in staat gesteld om ook daadwerkelijk rijk te worden en zich te sieren met Gods bezittingen. Met Christus samen, in de Geest, deel te hebben aan de goddelijke natuur met alle zegenrijke en eeuwige gevol­gen vandien, is ‘van boven zijn’.

De goederen Gods

De hemelse schatten zijn hoedanig­heden, mogelijkheden, eigenschap­pen en talenten van de godheid zelve. Zij vormen de erfenis waarvan God wil dat wij ze erven, ze in geloof ons toeëigenen, ermee vertrouwd raken en ze gaan gebruiken. Ze mogen ons zo ‘eigen’ worden, dat ze eeuwig een onafscheidelijk hoofdbe­standdeel zullen vormen van ons menszijn. Dit is een kenmerk van zonen Gods, van hemelburgers. God en mens dienen door Christus tot één gemaakt te worden. God deelt dan in onze menselijke natuur en wij in de Zijne. Hierdoor is voor God en zijn mensen alles mogelijk in de zienlijke èn onzienlijke wereld. Onbeperkt en onbegrensd. Dit is de vrijheid van de heerlijkheid der kin­deren Gods, Romeinen 8 vers 21b. (Rom. 08:21b). Jezus is (was) rijk in God. In Hem woont de volheid van de godheid lichamelijk. Hij is er één mee gewor­den. Hij is daarin ons ten voorbeeld, opdat wij Hem daarin zouden vol­gen. De vrijmoedigheid daartoe is ons door God aangeboden. Daarom blijven wij elkaar oproepen en aanvuren om niet te verslappen, maar om meer dan ooit dit goddelij­ke eeuwige leven in Christus te grij­pen en uit te werken in onze dage­lijkse wandel.

Indien we daar zicht op hebben en de smaak ervan te pakken krijgen, behoeven we geen enkele toegevoeg­de en aangeplakte opsmuk meer. De geestelijke christen heeft genoeg aan hetgeen Jezus openbaarde en vindt dus zijn ware voldoening in een levenswijze die alleen bepaald wordt door het ‘in de gestalte Gods zijn’. Slechts daardoor kenmerkt hij zich. Zo verscheen Jezus. Daarin aan­schouwden zijn volgelingen Gods heerlijkheid. Dit was christenzijn van boven alleen.

Zijn verschijning liefhebben

Wij staan in deze tijd voor de keus in welke verschijning, welke gestalte, welke openbaringsvorm van chris­tenzijn de toekomst, de eindtijd, tegemoet wordt getreden. Het zal een absolute keuze worden. Of in de gestalte van God öf in die van de (religieuze) wereld van het grote Babylon. Een ‘of-of in plaats van een ‘en-en’. Een compromis is onmoge­lijk. Alles wat namelijk niet in geest en in waarheid is, zal verbranden. Dat geldt zowel voor iedere individu­ele gelovige als voor de plaatselijke gemeenten.

Wie Jezus’ verschijningsvorm lief­heeft en uitwerkt, zal zeker de krans, dat is de bekroning, der rechtvaardig­heid van de Here ontvangen 2 Timoteus 4 vers 8 (2 Tim. 04:08). Dat is het volwassen en gezalf­de zoonschap.

Omdat het om een ‘of-of keuze gaat, betekent het bovenstaande dat wij onszelf èn onze gemeenten dienen te ontdoen van alle zogenaamde reli­gieuze maniertjes, sfeertjes, gedra­gingen en gewoonten. Ook niet wat op een zeker moment de trend en de mode is in de wereld. Dat alles levert immers geen kracht en leven. Dat alles is vrome, lege misleiding, vlese­lijke zoethouderij en godsdienstige zelfbevrediging.

In het afleggen daarvan zullen we het bombardement van tegenspraak en -werking moedig moeten dragen: “Behoud wat je hebt, verdedig het erfgoed der eeuwen, alle verandering is nog geen verbetering”, of: “Wees eigentijds, je loopt achter, pas je aan bij de huidige vormgeving der din­gen in deze wereld, zo vind je geen aansluiting bij de jeugd van tegen­woordig, weest klantvriendelijk”, enz. . .

Ook zaken als vleselijke ambities zoals gezien en geëerd willen wor­den, menen iets te zijn in eigen oog, op de voorgrond willen treden, van de show leven, zullen de ontwikke­ling van de geestelijke christen en van een echt geestelijk gemeentezijn in de weg staan.

Door geen van beide echter, door conservatisme noch modernisme, zullen de aanstaande zonen Gods zich laten bepalen. Zij zullen zoeken

en bedenken wat boven is, waar Christus is, gezeten aan de rechter­hand Gods, en niet wat beneden is, wat op en van de religieuze aarde is Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 4 (Kol. 03:01-04). In de Geest vinden zij wat ‘echt en puur’ is, wat geestelijke waarde heeft: goddelijke natuur, god­delijke kracht, goddelijke liefde, god­delijke wijsheid, goddelijk leven. In een zuivere en intieme geloofsge­meenschap met Jezus laden zij zich met zijn leven, met zijn waarden, met zijn gestalte. Dat is waarheid! Zij hebben zijn verschijning zó lief, dat zij zich gaandeweg gelijkvormig (laten) maken aan het beeld van de Zoon.

In het gewone leven

En op welke manier, in welke vorm of gestalte komt dat leven bij hen naar buiten? In hun ‘gewone’ dage­lijkse privéwandel. Door ’te zijn en te doen’ in eenvoud, in zachtmoedig­heid, in heiligheid, in echtheid, in liefde, in kracht en heilige Geest, met werken van barmhartigheid en werken van heil.

De gemeentewandel en -handel zal zich eveneens slechts mogen ken­merken door wat van boven is: door samen(!)zang tot lof en aanbidding van God, door woordverkondiging via prediking, getuigenissen en gees­tesuitingen als profetie, wijsheid en kennis, door gebed, door de geestelij­ke strijd, door werkingen van krach­ten tot heling en opbouw voor lichaam, ziel en geest van allen, door onderlinge ontmoeting ter bemoedi­ging en stimulering, door aktiviteiten van dienstbetoon in getuigenis en werving naar de wereld toe. Dit ware leven Gods past bij ieder mens in iedere tijd. Het is immers een eeuwig evangelie, het is van boven waar Jezus is. Het staat dan ook boven elke gril en mode van tijd en plaats, van vlees en duivel, want het is uit God geboren.

Hand aan de ploeg

Hoe staat dit alles in schril kontrast met wat helaas zo veel nog wordt uit­gevonden en gepraktiseerd. Samenkomsten en kerkdiensten wor­den ‘opgeluisterd’ en ‘aangekleed’, waardoor ze verworden tot program­madiensten waarmee de ‘zaal’ wordt beziggehouden; met podiumoptre­dens ter vermaak, zelfs met glitter en glamour, met betaling en applaus. Of het tegendeel: een eindeloos gere- peteer van altijd maar hetzelfde. Alles voorspelbaar en nooit iets nieuws dat verder omhoog voert. Wij zullen erop toezien dat we zowel uit het een als uit het ander wegtrek­ken om binnen te gaan in de leef- en beleefwereld van de Christus zelf. Wakker worden en opstaan, in bewe­ging komen en vernieuwen, het christenzijn in geest en in waarheid ons eigen gaan maken. Wij willen zijn waar Jezus was en is, in de Vader, in het Koninkrijk van God, in de Geest, in de dingen en de houding van boven.

God roept ons daartoe op en wil ons verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus, 2 Korinthe 4 vers 6. (2 Kor. 04:06).

Word ook in deze dingen hervormd door de vernieuwing van denken en door het voorbeeld van onze Meester zelf. Vernieuwing begint in hart en denken. Als het ‘gezien’ wordt, kan men eruit gaan leven en handelen. Dit geldt eveneens voor de plaatselij­ke gemeente. Uit Babel wegtrekken is niet je gemeente verlaten, maar het babelse verwijderen en het hemelse inbrengen. De gemeente wordt zodoende van binnenuit veran­derd door de vernieuwing van haar leden.

Geliefde lezer, sta met ons op, reik elkaar de broederhand, word eensge­zind in het Jezusleven. Geef om Zijnentwil alle vrome verschijnings­vormen en handelingen prijs en houd het voor vuilnis, opdat wij allen de ware Christus moge winnen om ons met Hem te kunnen bekleden Filippenzen 3 vers 8. En Romeinen 13 vers 14. (Filip. 03:08 en Rom. 13:14).

 

Altijd positief Als Jezus zijn Wijsheid van Judas Deel 11 door Cees Maliepaard

 

“En weest ook barmhartig jegens som­migen die twijfelen, redt hen door hen uit het vuur te rukken, maar weest jegens anderen barmhartig in vreze, uit ajkeer zelfs van het kleed dat door het vlees bevlekt is” Judas 1 vers 22 en 23. (Judas 01:22-23).

Er is een bekend lied waarin tot God gezegd wordt:

‘U bent één en enkel positief,

U heb ik als Vader,

mijn God, U heb ik lief.

De Here God is ongetwijfeld één, altijd dezelfde en enkel positief tegenover de mens. God is niet positief in z’n algemeen­heid; begrippen als positieviteit en negativiteit zijn trouwens onmogelij­ke uitdrukkingen, want zodra je je positief tot het ene wendt, keer je je negatief tegenover het tegenoverge­stelde.

God staat positief tot de mens, en derhalve negatief tegenover de boze en het kwaad. Tegen Satan zegt God consequent: nee! Tegen diens wer­ken trouwens ook. Maar de mens heeft nooit enige vorm van afwijzing of verwerping van hem te duchten.

We zijn geschapen om (net als Jezus) Gods beeld te dragen, om te openbaren wat in het karakter van God verankerd is. Om net als God te wezen: liefdevol, geduldig, rechtvaar­dig en barmhartig, en dat alles naar een ieder, zonder aanzien van de persoon. Wil dat zeggen dat je van iedereen even veel moet houden, dat er geen enkel verschil mag wezen tussen je gevoelens voor de één of voor de ander? Ik denk dat het van niet veel realiteitszin getuigt wan­neer kinderen Gods zichzelf dwin­gen om voor ieder mens precies het­zelfde te voelen.

We zullen ook hierin het voorbeeld van Jezus volgen. Tijdens Zijn gesprek met de rijke jongeling lezen we opeens: “En Jezus, hem aanzien­de, kreeg hem lief’ Markus 10 vers 21. (Mark. 10:21). Hield de Heer vóór dat moment dan nog niet van die man? Was Jezus’ liefde afhankelijk van de indruk die Hij tijdens de conversatie opdeed? Natuurlijk niet! De liefde van Gods Zoon tot (elk) mens staat als een paal boven water. Maar het zal zo geweest zijn dat Hij de rijke jonge­ling bovenmatig liefkreeg, zoals Hij ook Z’n discipelen op een bijzondere wijze liefhad, Johannes 15 vers 12. (Joh. 15:12) en onder hen Johannes Zijn speciale liefde had Johannes 19 vers 26 en Johannes 20 vers 2. En Johannes 21 vers 7. (Joh. 19:26 en Joh. 20:02 en Joh. 21:07). Ook vóór die tijd was dat al wel bekend Johannes 13 vers 23. (Joh. 13:23).

Het is ook voor ons normaal je meer betrokken te voelen bij de geestelijke familie waar je nauwe banden mee hebt gekregen. Liefde laat zich niet dwingen – het is derhalve nogal dwaas van je medestrijders in het geloof te verwachten dat zij een ieder in gelijke mate lief zullen hebben. Liefde tot hen die het eigendom van Jezus zijn is een vaststaand gegeven bij ieder die Jezus’ beeltenis draagt.

Maar jegens sommigen kan er zich een bijzondere genegenheid ontwik­kelen, zoals dat bijvoorbeeld tussen David en Jonathan het geval was 2 Samuël 1 vers 26 (2 Sam. 01:26). Het is toch eigenlijk vanzelfsprekend dat je meer liefde ontwikkeld hebt tot degenen die in de geestelijke strijd onmiddellijk naast je staan en waar je gewend mee bent samen in de bres te sprin­gen. Dat heeft niets te maken met menselijke zwakheid of natuurlijke tekortkomingen.

Twijfel nooit aan het Woord

Twijfel maakt een mens onzeker en op de lange termijn ondergraaft het de voortgang in de geestelijke ont­wikkeling. Wanneer je zélf niet twij­felt aan het Woord van God en aan de woorden van Jezus, kun je altijd nog wel te maken krijgen met ande­ren die door twijfel verlamd dreigen te raken. Wat te doen met twijfelaars die kennelijk door de duivel gebruikt worden om je geloof te ondermij­nen? Kun je je daar maar beter van distantiëren?

Judas schrijft dat we jegens hen barmhartig zullen zijn. Doen we dat, dan volgen we daarin het voorbeeld van de Meester. Hij blijft immers ook barmhartig ten einde toe! Jegens sommigen zullen we barm­hartigheid betrachten in vreze, afke­rig van het kwaad waarmee zij zich blijkbaar toch steeds weer inlaten. We zullen hun nooit de idee mogen geven, dat we achter hun kwalijke zaken staan of dat we het op een accoordje met de machten der duis­ternis willen gooien. Onze negatieve benadering zal ech­ter alleen de boze en zijn boze bezig­heden mogen betreffen. Barmhartig zijn voor de boze (en voor het boze) is écht uit de boze! Waar dat nodig is, zullen we de confrontatie met hem dan ook niet uit de weg gaan. Maar onze aan twijfel onderhevig zijnde medegelovigen, bij wie de weegschaal nog wel eens door dreigt te slaan naar de verkeerde kant, zul­len we zeker niet in de kou laten staan. Jegens hem of haar zullen we blijvend barmhartigheid betrachten; onze houding naar de mens zal dus te allen tijde positief wezen. Het oordelen over andermans zwakheden en falen, zullen we aan de Heer overlaten. En die weet er wel raad mee; Hij is niet voor niets voor ons in de bres gesprongen! Het Goddelijke Woord van genade en waarheid blijft onveranderlijk recht overeind staan.

Het vuur van de twijfel

“Redt de twijfelaars, door hen uit het vuur te rukken”, schrijft Judas. Dat klinkt nogal rigoureus, alsof we onze twijfelende medegelovigen, desnoods tegen hun zin, uit het vuur van de twijfel zullen moeten rukken. Maar geweld is nu eenmaal wezensvreemd aan de cultuur van het Koninkrijk van God, zelfs al zou het voor het ” bestwil van de betrolckenen zijn. Twijfel tast de zekerheden uit het Woord van God aan, alsof de mens Gods in een brandende vuurhaard terechtgekomen is. De identiteit van zo’n mens zal er op de duur aan gaan – hij of zij lijkt ten­slotte in de verste verte niet meer op de mens zoals God zich die gedacht heeft. Satan zal zeker proberen van de mens die God toebehoort een karikatuur te maken. Het beeld wat je van zo iemand krijgt lijkt ogen­schijnlijk nog wel te kloppen, maar de ingeslopen twijfelmoedige ken­merken worden door de duivel sterk overtrokken.

Daardoor zal wie eenmaal in het vuur van de twijfel verkeert, nog méér aan zichzelf en aan Gods waar­heden gaan twijfelen. Twijfel die je gewoon geworden laat, gaat dus steeds grotere vormen aannemen. Dat komt doordat je gaat denken dat de twijfel waarmee je behept bent, deel uitmaakt van jouw wezen. Alsof je van nature zó in elkaar zou zitten. Je behoeft er echter in het geheel niet aan te twijfelen, dat de HE RE God ook jóu oorspronkelijk met een sterk geloof geschapen heeft. Want dat zit van origine in élk mens. Wie zich vastklampt aan z’n twijfels, moet zich daar niet ruw van los proberen te rukken. Dat werkt immers alleen maar averechts. Wat kun je dan wel doen? Je zult altijd moeten beginnen om te trachten het geloof van de twijfelmoedige op te bouwen. Dat is eigenlijk de enige mogelijk­heid die écht kans van slagen heeft. Want wanneer je de twijfel aan probeert te pakken, ben je met de ver­keerde kant van de zaak bezig, waar­bij het al heel wat is als je iemand wat minder twijfelmoedig krijgen kunt. Zelfs dat zal niet eens meeval­len, want in de twijfel hebben de machten der duisternis stellig een stevige positie ingenomen. Richt je je echter op de goede zijde van iemands innerlijk, op wat er nog over is aan geloof in Gods plan met de mens, dan haak je in op de rudi­menten van wat God zelf in de betrokken persoon gegeven heeft. En die overblijfselen zijn dikwijls bedui­dend omvattender dan je op het eer­ste gezicht gedacht zou hebben. Want wat ondergesneeuwd is valt niet zo op, maar is toch wel degelijk aanwezig.

Het aan de kaak stellen van iemands twijfels, heeft doorgaans weinig of niets met barmhartigheid te maken. Het gewoon laten geworden van een twijfelmoedige geest heeft dat natuurlijk al evenmin. Bij de opbouw van iemands geloof de helpende hand bieden, is echter heel goed in te passen in het plaatje van de barm­hartigheid. Dat is ook de enige manier om een mens uit het vuur van de twijfel te rukken. Waar je z’n geloof opbouwt, stel je hem in staat zélf de vuurhaard van de twijfel te doven. Je trekt hem daarbij dus niet aan de haren uit het vuur omhoog, maar je geeft hem de mogelijkheid, samen met Jezus en met jou, deel te hebben aan het (geloofs)leven van een Goddelijke zoon.

Door het geloof alléén

Sola fide! (door het geloof alleen) is een kreet die het in bepaalde kringen

goed doet. Het is ook wel een bijbels gegeven, mits je zo’n gedachte in bijbels perspectief plaatst. Twijfel werkt geloofsondermijnend, geloof helpt iemand zich uit te strek­ken naar wat Gods plan voor moge­lijkheden biedt.

Er zit echter nog een andere kant aan dit verhaal: met puur bijbelse begrippen als geloof en genade kun je nog in een strik van Satan trappen als je die zaken ontkoppelt van de werken van het geloof. Om in het kort op een rijtje te zetten: het begint met Gods genade. Hij betoont die aan de mens zonder dat die daar iets voor hoeft te onderne­men – zuiver op basis van geloof dus. In dit verband kun je dus inderdaad uitgaan van de stelling: door het geloof alleen!

Maar, schrijft Jacobus, geloof dat niets uitwerkt is dood, daar heb je niets aan Jakobus 2 vers 17 (Jak. 02:17). Daarom zullen we de geloofsvisie die we hebben opgebouwd op grond van Gods geschreven Woord en van de woor­den die hij in onze harten spreekt, in de dagelijkse praktijk van ons leven uit gaan werken.

Twijfel aan Gods gedachten onder­mijnt je geloof en verhindert je als een geestelijk mens te functioneren. Maar twijfel aan de mogelijkheid om datgene wat je gelooft ook daadwer­kelijk in je leven uit te werken, blok­keert je ontwikkeling als een zoon van de hemelse Vader evengoed. En wie van ons twijfelt er nooit eens aan het één en ander? Het is goed om dat in gedachten te houden, want dat voorkomt dat je een twijfelende medeburger in Gods Koninkrijk in de beklaagdenbank zet. En onze God houdt er zo’n meu­belstukje nu eenmaal niet op na. Het zondaarsbankje is door vrome gees­ten uitgevonden, want Jezus Christus zegt, samen met de Vader, tot een ieder die met z’n twijfels af wil rekenen: kom toch bij ons in de troon! Daar is je plaats, op basis van geloof in Goddelijke genade.

 

Iemand zoals jij. . . (gedicht) door Astrid Poldervaart

Als ik jou zie

je ogen vol verdriet,

je handen zo onrustig

geen lach meer op je gezicht

wat eens zo mooi was

lijkt nu voorbij

bij iemand zoals jij.

 

Als ik naar jou kijk

dartelend en blij

geen zee te hoog

in de bloei van je

leven lacht alles je toe

je bent zo vrij

is het iemand zoals jij?

 

Toen ik jou zag

voor het oog zo onverschillig

het kon je niet veel schelen

wat voor dag of weer het was

gehard door het leven

en door de maatschappij

dat is iemand zoals jij.

 

Iemand zoals jij

geen leven is hetzelfde

 ieder mens heeft z’n verhaal.

Achtervolgd door je verleden

krijg je de kans om te vergeten

kun je leren te vergeven

omdat Jezus houdt

van mensen zoals jij.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

“Gij zijt genaderd. . . tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jerzualem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. . . Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst!”

Hebreeën 12 vers 22 tot en met 25. (Heb. 12:22-25).

Misleidend licht

Door alle eeuwen heen zijn ze er geweest: de valse profeten en predi­kers die proberen met hun afbre­kend en vernietigend werk schade te berokkenen aan de werkelijke Gemeente van Christus. Onder het mom van ‘licht’ prediken zij duister­nis. Geen wonder als men beseft dat hun inspiratiebron het rijk der duis­ternis is. Jezus zelf en later de apos­telen waarschuwden al voor hun infiltratiepogingen om de werkelijke gelovigen op een dwaalspoor te bren­gen.

Onder invloed van allerlei new age- leringen wordt hun tactiek steeds geraffineerder en wie onderschei­ding der geesten mist, kan toch op een of andere wijze door hun bood­schappen en methodes in verkeerd vaarwater terechtkomen. Vandaar dat we van tijd tot tijd ook in deze rubriek voorbeelden aanhalen om hiervoor op onze hoede te zijn. Zo’n voorbeeld vinden wij in het arti­kel ‘Leven van het goddelijk licht’ dat we aantroffen in het magazine TV- week, waarbij Felix Wilbrink een interview had met de uit Australië afkomstige Jasmuheen. Zij trekt de wereld over om te vertellen over het wonderbaarlijke feit dat ze al vijf jaar niet eet. Ze wordt gevoed door een goddelijk licht. Door prana, zeggen de oosterlingen. Zo begint dit artikel, waarna Wilbrink opmerkt: “Geheel in stijl met de moderne predikers heeft de blonde verschijning uit Australië alleen een voornaam, Jasmuheen. Hoe ze volgens de burgerlijke stand heet wil ze niet zeggen. Dit is haar goddelijke naam”.

Onlangs sprak zij in de bomvolle Thomaskerk in Amsterdam-Zuid, waarbij ze haar levensloop vertelde: “Dertig jaar geleden zeiden de artsen en voedseldeskundigen nog dat vege­tarisch eten onzin was, nu raden ze zelfs aan om minder vlees te eten. Er zal een tijd komen dat diezelfde art­sen zullen begrijpen dat je je gewoon kunt aansluiten op de kosmos en je op deze manier kunt laten voeden. Natuurlijk is het moeilijk om zomaar van de ene dag op de andere niet meer te eten. Daar gaat een proces van reiniging aan vooraf. We moeten onszelf zo sterk maken dat we ons lichaam kunnen bevelen het goddelijk voedsel in ons toe te laten”. Vervolgens geeft ze allerlei instruc­ties en adviezen die zij via ‘goddelij­ke meesters’ meent te moeten door­geven. Zij zegt: “De mensheid moet worden opgevoed. De reden dat jij bijvoorbeeld geen contact hebt met de goddelijke meesters is omdat je geestelijke frequentie niet goed is afgesteld. Het is als een radio. Je draait maar wat aan de knoppen en als je de juiste zender niet kan vin­den dan hoor je alleen maar ruis. Door meditatie en een zuiver leven kan je jezelf zo fijn afstellen dat je signalen kunt ontvangen van de andere wereld, van de dierbaren die zijn overleden, van je geestelijke helpers en van de goddelijke meesters”.

Valse goden

Wanneer verslaggever Wilbrink een tekst uit Openbaring aanhaalt over valse goden, is haar commentaar: “Het heeft geen zin om over de bij­bel te praten. Zoals alle grote religies is ook het christendom ten prooi gevallen aan machtswellust. De boodschap van liefde en overgave, van delen en geven, is verwaterd. Wij halen uit de religies het beste, het zuiverste. Zo zullen de mensen het begrijpen. Moet je je eens voorstel­len, als we allemaal alleen maar god­delijk eten zouden gebruiken. Dan zou er op de hele wereld geen hon­ger meer zijn. Dan zouden wij onze lichamen niet meer vervuilen. Dan zou de planeet weer stralend mooi worden.

Je zult zien, binnenkort komen er steeds meer mensen die het aandur­ven door prana gevoed te worden. We zullen onszelf kunnen genezen, zuiver en alleen door ervoor te kie­zen. Door een krachtig besluit te nemen en jezelf over te geven aan je eigen goddelijkheid, dan komen de goddelijke meesters vanzelf wel”. Wanneer Jasmuheen het christen­dom op één lijn stelt met de andere religies, geldt dit alleen voor het naam-christendom. Gelukkig is er ook een ander christendom: de ware gemeente van Jezus Christus, waar­van de leden geestelijk groeien totdat ze zich uiteindelijk als volwaardige zonen Gods openbaren. Dat deze groei naar het volwassen stadium voor elk kind van God broodnodig is, wordt nog weer eens duidelijk als we horen en lezen wat deze valse lerares meent te moeten doorgeven. Het ‘krachtig besluit om jezelf over te geven aan je eigen goddelijkheid’ zullen we daarom maar blijvend ver­vangen door een ander krachtig besluit, dat niet misleidend is maar het ware leven dat tot in eeuwigheid stand houdt in zich heeft, dat is de overgave aan de levende God, zoals deze zich geopenbaard heeft in zijn Zoon Jezus Christus en zich ook in ons wil openbaren.

Wat is het nut van slaap?

Het magazine Elsevier rekent ‘slaap’ tot één van de mysteries die de wetenschap nog niet heeft opgelost. “Uitrusten”, zegt de leek automa­tisch op de vraag “Wat is het nut van slaap?”. Het blad schrijft verder: “Natuurlijk is dat een deel van de waarheid maar er is meer. Om tot rust te komen, hoef je niet ter sla­pen. Je kunt ook op de bank liggen en naar het rustgevende combinatie­voetbal van Ajax kijken. Ieder zoog­dier slaapt maar we begrijpen niet waarom.

Wel dat het iets met de hersens te maken heeft. Die zijn dan volop bezig (met name tijdens de zogehe­ten REM-slaap, waarin zich rapid eye movements voordoen). Dat is ook het wezenlijke verschil tussen slaap en narcose. Bij narcose is er weinig hersenactiviteit, tijdens de slaap is het daarboven een heksenketel. Misschien is slapen wel de belang­rijkste manier waarop wij leren. Diverse neurologen hebben gesugge­reerd dat de hersenen ’s nachts filte­ren. Dat ze het merendeel van de zintuiglijke indrukken die we in een dag opdoen, weggooien. Slaap dus als een soort reset-knop. Dat komt in de buurt van de uitdruk­king: even een nachtje erover slapen. Vaak blijkt het probleem waarmee je in slaap viel, een hoofd vol rimpels en zorgen, de volgende morgen opeens verrassend simpel”, aldus Elsevier.

In de scheppingsorde die God heeft ingesteld, vormt ook de slaap een belangrijk onderdeel. Niemand kan zonder slaap, het hoort bij het nor­male levenspatroon. Algemeen neemt men aan dat acht uur slaap voor de meeste mensen voldoende is, al bestaan hierin grote verschillen. Belangrijk is dat niemand zonder slaap kan, en in de tijd waarin wij leven met zijn groei naar een 24- uurs economie, ook in dit opzicht gevaren op de loer liggen.

Omgang met God

De rust die ieder mens nodig heeft ontvangen wij echter niet alleen tij­dens de slaap. Ook ontspanning, vakantie, een stabiel leven en andere factoren zijn van belang, terwijl voor een christen daarbij nog komen, gebed, bijbelonderzoek, etc. Deze ‘omgang met God’ is voor iedere christen onontbeerlijk en daarbij is men ook tijdens de periode van slaap niet uitgeschakeld. (“Hij geeft het immers zijn beminden in de slaap” – Psalm 127 vers 2. (Ps. 127:002). Ook in de ‘slaapperio­de’ wil de Heer zich soms aan ons openbaren. Sommige dromen bij­voorbeeld worden ongetwijfeld door Gods Geest geïnspireerd. Iedere christen is dag en nacht met de levende God verbonden. Maar hij behoort er zelf aan mee te werken dat deze ‘verbinding’ in de praktijk functioneert. De Bijbel spreekt namelijk ook over een slaap waaraan we niet behoren toe te geven. Het is de ‘geestelijke slaap’ die ons uitscha­kelt in het plan van God en die we niet behoren toe te laten in ons leven. Over die slaap schreef Paulus destijds al in zijn brief aan de gemeente te Rome met de woorden: “Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot geloof kwamen, de nacht is vergevor­derd, de dag is nabij, laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!” Romeinen 13 vers 11 en 12 (Rom. 13:11-12). Een oproep die ook in onze dagen voor iedere christen van grote betekenis is.

Millennium­paniek

Zoals te verwachten was hebben de verschillende media rond de over­gang naar het jaar 1999 veel aan­dacht besteed aan het jaar 2000. Het duurt immers nog maar een jaar en dan is het zover. Wat staat ons dan te wachten?

In Vrij Nederland treffen we een artikel aan onder de kop ‘Armageddon!’ Nadert het einde der tijden?’ Robert Dulmers en Elma Verhey, de samenstellers van het artikel, beginnen met de opmerking: “Astrologen, mystici, helderzienden, esoterische waarzeggers en bijbelse profeten: allemaal hebben ze in het jaar 2000 een nieuwe aarde voor­speld, Sinds het begin van de geschiedschrijving is de mens geob­sedeerd door het ontstaan en dus het einde der wereld. Een inventarisatie van de christelijke doemdenkers en de new age-onheilsprofeten in 1999. Waarbij de computer om meerdere redenen een waar godsgeschenk blijkt”.

Zoals zo dikwijls spant Amerika hierbij weer de kroon. Het blad schrijft: “Volgens het Millennium Watch Instititute hecht veertig pro­cent van de Amerikanen geloof aan letterlijke bijbelteksten. Dat zou kun­nen verklaren waarom survivalwin­kels in de Verenigde Staten in hoog tempo verrijzen en elke zichzelf seri­eus nemende krant nagenoeg dage­lijks lijsten publiceert van voorzorgs­maatregelen ten aanzien van huis­dieren of ander eenvoudig over het hoofd te ziene dierbare bezittingen. Niet alleen christenen houden seri­eus rekening met een mogelijke Apocalyps, ook aanhangers van de new age-beweging zien het Armageddon met rasse schreden naderen. En symbolisch of niet: de computer verbindt al deze bijbelse en niet-bijbelse onheilsprofeten.

Alleen al in de Verenigde Staten bestaan ten minste zo’n 1500 einde­ der tijden websites – zonder twijfel het hotste onderwerp op de digitale snelweg van dit moment”. “Dr. R. Kranenborg, predikant en als docent religieuze bewegingen ver­bonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, ziet de afgenomen mil­lenniumgevoeligheid onder de chris­telijke stromingen in Nederland als teken van volwassenheid. Zelf houdt hij absoluut geen rekening met angstgevoelens onder zijn kerkvolk. Van de rooms-katholieke kerk valt op dat gebied weinig officieels te verne­men. Er circuleren alleen geruchten dat Rome overweegt of het tenmin­ste om pastorale redenen niet ver­standig zou zijn de kerkdeuren op het moment suprème open te hou­den. Kranenborg lijkt een dergelijk voornemen vooral blasfemie. ‘Vergeet het maar! Binnen de Hervormde kerk zal het echt niet gebeuren dat mensen hysterisch worden’, zegt hij met grote stellig­heid”. Vrij Nederland eindigt het artikel door hierop in te haken met de opmerking: “Afgezien van de vraag of de predikant dat wel juist ziet, toch nog maar even de feiten: Jezus van Nazareth (Bethlehem, 7/4 voor Chr. – buiten Jeruzalem, ca. 30 jaar na Chr. ) werd naar algemeen wetenschappelijk inzicht niet in het jaar 1 geboren en nog minder in het jaar o. Het apocalyptisch tijdstip dat twee volle duizendtallen verbindt met Christus’ geboorte, ligt dus tenminste al drie jaar achter ons”.

Waarom goeroe’s aantrekken

Wie Sri Sri Ravi Shankar is zal vrij­wel geen enkele lezer van ons blad

weten. Het is ook niet belangrijk zijn naam te kennen of te onthouden. Hij is namelijk één van de vele goeroe’s die in onze dagen over de wereld trekken en met hun boodschap pro­beren mensen te beïnvloeden. Als het nu een invloed was ten goede zou daar natuurlijk geen bezwaar tegen kunnen bestaan, maar als de invloed uit de verkeerde bron afkom­stig is, dan is het een andere zaak. En iedere christen kan constateren dat we hier weer te maken hebben met één van de vele misleidingen waar de vorst der duisternis de hand in heeft.

De wijste man ter wereld

Koert van der Velde, verslaggever van Trouw, was onlangs op een van zijn meetings. In een zaal in het Amstel hotel is Amsterdam waren ongeveer 100 vooraanstaande figu­ren uit industriële kringen, weten­schappers en kamerleden, bij elkaar gekomen om naar deze ‘spirituele leider van ongewone diepte’, zoals hij wordt omschreven te luisteren. “Hij kent de wortels van de onder­gang van menselijke waarden en dat is het grootste probleem van de moderne samenleving”, schrijft Van der Velde.

De inleidster van de avond Patricia Montella, van de afdeling publieke relaties, kondigt hem aan met de woorden: “De wijste man ter wereld zit voor u. Op zijn vierde reciteerde hij al de hele Bhagavadadgita en in 1995 sprak hij de Verenigde Naties toe. Wat is dit een bijzondere avond”.

Een andere publieke relaties-medewerker zegt: “Hij werkt achttien uur per dag. Hij heeft in één week hon­derdduizend mensen begroet. Als hij met het vliegtuig ergens landt, staan er steevast vijfhonderd man op hem te wachten”.

Of dat ook op Schiphol het geval was wordt er niet bij vermeld, maar uit de reacties van het publiek valt af te leiden dat de inhoud van zijn toe­spraak wat tegenvalt. Het draait in het leven allemaal om vrede en geluk, volgens Ravi Shankar. En dan geeft hij een aantal simpele advie­zen: “Het is erg belangrijk goed te eten, niet te veel want daar wordt je moe van, en ook niet te weinig. Vraag me niet precies hoeveel. Ook de juiste hoeveelheid slaap is belang­rijk. Slaap geeft energie, maar wie veel slaapt wordt alleen maar steeds vermoeider. Maar het allerbelangrijk­ste van alles is wel de ademhaling. Het begrip geest is zo abstract en dus moeilijk mee om te gaan. Adem daarentegen is concreet. ” Aan het slot van zijn betoog doet hij een oproep vijf minuten met hem te mediteren: de ogen moeten dicht, de “Tenen naast elkaar, het lichaam ontspannen. Niet praten, maar extra diep in- en uitademen. “Dit geeft energie en is een waardevolle gift aan jou van de natuur. Laat alle spie­ren ontspannen, adem met een grote glimlach uit. Het geeft niet of je lach kunstmatig is. “

Aantrekkingskracht

Verslaggever Van de Velde noemt de bijeenkomst een ‘spirituele Tupperware-party’. Waarom dan toch zo’n aantrekkingskracht getuige de velen die dergelijke bijeenkomsten bezoeken?

  1. Engelhart, onderzoeker van niet conventionele geneeswijzen merkt op: “Zijn boodschap is mij ontgaan. Ik ben op hem afgeknapt”. Hij sluit een onbewuste, intuïtieve werking van Sri Sri Ravi Shankars boodschap niet uit. “Intuïtieve boodschappen zijn een vast onderdeel van elke placebo”. Hoe het ook zij, het spreek­woord zegt: de mens wil nu eenmaal bedrogen zijn.

Dat velen in onze tijd op dergelijke figuren afkomen vanwege hun onte­genzeggelijke ‘magische aantrek­kingskracht’ roept ons als christenen alleen maar op óók voor ‘aantrek­kingskracht’ te zorgen, maar dan afkomstig uit een andere bron. In hoeverre bemerken anderen aan ons leven dat we anders zijn, ’totaal anders’ omdat we Christus hebben leren kennen?, zoals Paulus dat ver­woordt. De beleving en doorwerking van het nieuwe leven, zoals Christus dat in ons heeft gelegd, is de werke­lijke aantrekkingskracht voor allen die nog leven in de invloedsfeer van de vorst der duisternis en herstel en bevrijding nodig hebben.

Digitale sporen: we worden gevolgd

Onder de kop ‘Digitale sporen. Hoe banken en bedrijven hun klanten ongemerkt steeds beter leren ken­nen’, schenkt NRC-Handelsblad nog eens weer aandacht aan een ontwik­keling die in onze dagen in snel­treinvaart verder gaat. Michiel van Nieuwstadt, de samensteller van het artikel, laat aan de hand van verschil­lende voorbeelden zien hoe telecom­municatiebedrijven, banken, super­markten en aanbieders van software steeds meer greep krijgen op hun klanten. Plaats en tijdstip van tele­foongesprekken worden nauwkeurig geregistreerd, net als computerge­bruik. Van elke Nederlander zijn 150 kenmerken bekend en te koop. ‘Zeg mij uw postcode en ik zal u zeggen wie u bent’.

Ondertussen is aan het gebruik van de postcode vrijwel iedereen gewend, evenals aan de streepjescode op de artikelen die men koopt, zodat bij de kassa de prijs automatisch kan wor­den verwerkt.

Maar de ontwikkeling gaat door, want bijvoorbeeld bij de verzending van periodieken en bladen is de post­code alleen niet meer voldoende. Ook bij de verzending van Levend Geloof kregen we er mee te maken.

Behalve de postcode moet voortaan ook de zogenaamde kixcode worden vermeld. Dit is de ‘vertaling’ in streepjes van de postcode in combi­natie met het huisnummer, zoals u nu ook aangetroffen hebt bij uw adres op de enveloppe waarin dit nummer aan u werd toegezonden.

Ontwikkeling

U vraagt zich misschien af of we ons om deze dingen wel druk moeten maken. Aan de ene kant niet, want het is een ontwikkeling die toch doorgaat. Wat vandaag nog nieuw is, is over een poosje al weer achter­haald door iets wat nog beter is en efficiënter werkt. Aan de andere kant roept het ons wel op tot voortduren­de waakzaamheid, dat wil zeggen we hoeven als christenen niet in paniek te geraken of ons angst aan te laten jagen.

Sommige christenen zien in deze ontwikkeling de voorbereiding voor de komst van de antichrist, die straks als een grote werelddictator alles naar zijn hand zet. Wij willen ons liever niet met deze en andere speculaties inlaten, dan alleen een positief advies geven aan de hand van een bijbelwoord dat ons al vele jaren geleden voor het eerst bemoedigd heeft en ook vandaag voor iedere christen van actuele en bijzondere betekenis kan zijn. We kunnen het lezen in 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09), waar staat dat des Heren ogen over de gehele aarde gaan, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat! Hoe het in deze eindtijd ook verder allemaal mag gaan, als christenen hoeven we geen enkele vorm van angst in ons leven toe te laten. God wil ons immers krachtig bijstaan. . . als tenminste ons hart volkomen naar Hem uitgaat. Daarom behoren we een dagelijks verlangen te open­baren in gemeenschap met Christus te leven en ons te laten leiden en inspireren door de Geest van de levende God.

 

Overwinning over de Dood door Hessel Hoefnagel

De vrede van Jeruzalem Deel 9

Geleidelijk aan wordt door de kracht van de heilige Geest in de gelovigen ‘de dood verslonden in de overwin­ning’. De kracht van de duivel (zon­demacht) is de leugen en de ‘prikkel’ van de doodsmacht is de zonde. Zij worden uitgeschakeld als gevolg van het proces van wedergeboorte en ver­nieuwing door de heilige Geest. Vanwege dit heerlijke perspectief van het evangelie van onze God en onze Heer Jezus Christus worden wij opgeroepen standvastig en onwankelbaar te zijn, overvloedig in het werk van de Heer.

Daarbij mogen we vanuit dit perspectief weten, dat onze ‘arbeid in de Here’ niet vergeefs is 1 Korinthe 15 vers 54 tot en met 58. (1 Kor. 15:54-58).

Gods herstelplan

Door de overwinning over Dood en dodenrijk komt zo de hele schepping onder het gezag van de wettige beheerder daarvan, namelijk de mens, zoals de Schepper van oor­sprong af bedoelt Genesis 1 vers 26 tot en met 28. (Gen. 01:26-28). De laatste bazuin zal klinken en de hemel zal vol zijn van engelenzang vanwege het koningschap over de wereld (kosmos), dat nu ten volle gekomen is aan de ware Heerser, onze Here en aan Zijn gezalfde gemeente. Zij zullen deze heer­schappij behouden tot in alle eeuwig­heden. Zo wordt het herstelplan van onze God van ‘stap tot stap’ inge­vuld, totdat alles volkomen naar Zijn bedoeling funktioneert Openbaringen 11 vers 15. (Openb. 11:15). Éénmaal verbrak het Hoofd van de nieuwe schepping, de verheerlijkte

Mens, Jezus de Christus, als enke­ling de ‘weeën van de Dood’. In ver­volg daarop en in één geheel daar­mee binnen het raam van Gods plan, zullen de vele zonen van God, die tesamen het ‘lichaam van Christus’ vormen, hetzelfde doen en nu massaal 1 Korinthe 15 vers 51 tot en met 54 en Openbaringen 11 vers 11 en 12. (1 Kor. 15:51-54 en Openb. 11:11-12).

De doodsweeën verbroken

De Heer Jezus verbrak de ‘weeën van de Dood’, door eerst de werken van de duivel te verbreken in Zijn overwinning aan het kruis. Zijn dienstknechten zijn op dezelfde wijze bezig. Waar ze nu nog met de vele boze geesten in de hemelse gewesten bezig zijn, zullen ook zij worden geconfronteerd met de macht van de Dood en deze geheel overwinnen.

De duivel hanteert het ‘geweld van de Dood’, dat is de zonde, waartoe hij de mens verleidt om deze van God te scheiden Hebreeën 2 vers 14 Staten vertaling. (Heb. 02:14). Onze God echter schold door de dood van onze Heiland aan het kruis al de overtredingen van de mens kwijt en stelde daarmee het bewijsstuk van onze zonde, namelijk de wet van geboden en verboden, buiten werking. Deze inzettingen getuigden tegen ons en bedreigden ons Kolossenzen 2 vers 13 tot en met 15. (Kol. 02:13-15).

De ware zondebok

Onze Heiland nagelde door Zijn vasthoudende gehoorzaamheid aan God al onze zonden, ja zelfs die van de hele wereld, in Zijn lichaam aan het kruis der vervloeking. Hij was daarmee de ware zondebok, welke de Vader in de hemel de ‘woestijn’ inzond, beladen met de zonden van de hele wereld (vgl Leviticus 16). Hij gaf immers Zijn enige Zoon, die Hij liefhad, over en bracht zo Zijn eeu­wige offer, niet aan Zichzelf, maar Hij gaf Zijn Zoon over aan de Dood! Deze kon echter dit zuivere offer niet gevangen houden en moest het weer ‘uitspuwen’, zoals indertijd de grote vis Jona na drie dagen en nachten(!) weer moest uitspuwen Jona 2 vers 10. (Jona 02:10). Door het ‘bloed’ (leven!) van dit eeu­wige Offerlam heeft de Almachtige God alle zonden weggenomen en alle dingen in hemel en op aarde met Zichzelf verzoend 2 Korinthe 5 vers 19. En Kolossenzen 1 vers 20. (2 Kor. 05:19; Kol. 01:20). Op deze wijze werden de overheden en machten der duisternis van hun wapens beroofd. Zij kunnen ze niet meer hanteren als aanklager voor de troon van God (vgl de aanklager van Job, Job 1 vers 6 tot en met 12. (Job 01:06-12) en Openbaringen 12 vers 10. Openb. 12:10). De duivelen werden daardoor openlijk tentoongesteld en vernederd. Na hun tijdelijke opsluiting in de afgrond, als de aarde het zo genoem­de ‘duizendjarig vrederijk’ beleeft, worden ze nog éénmaal daaruit vrij­gelaten zodat zij hun rechtvaardig oordeel kunnen ondergaan.

In de ‘poel des vuurs’

Hoewel ze dan als onverbeterlijke ‘boeven’ weer proberen vaste voet op aarde te krijgen door de volkeren (massamens) te verleiden, worden ze ‘naakt’, dus geheel beroofd van hun vermeende wapens, in de eeuwige afgrendeling, de ‘poel des vuurs’, geworpen.

Ze zijn hierin al voorafgegaan door de antichrist als de ‘valse profeet’, waarin zich het ‘beest uit de afgrond’ had geïncorporeerd Openbaringen 19 vers 20. Openbaringen 20 vers 10. (Openb. 19:20; Openb. 20:10).

De antichrist wordt ook ‘zoon des Verderfs’ genoemd 2, Thessalonicenzen, 2 vers 3. (2 Thess. 02:03). Hij is als ‘zoon van de Dood’ (Verderf) en ‘mens der wetteloos­heid’ de grote tegenhanger van onze Heer Jezus, die de ‘Zoon van God’ en ‘mens der waarheid’ is. Zo wordt dan in fasen de Dood ‘uit­gekleed’. In het proces van het ‘eeu­wig oordeel’ wordt eerst zijn ‘zoon’, de antichrist en ‘mens der zonde’ in de ‘poel des vuurs’ geworpen. Vervolgens de duivel en zijn engelen na hun tijdelijke loslating uit de ‘afgrond’, waarin zij waren opgeslo­ten. Daarna moet de Dood al zijn gevangenen loslaten ten behoeve van het rechtvaardig oordeel, dat alle mensen ondergaan. Tenslotte wordt hijzelf met al zijn doodsengelen ook geworpen in de ‘poel des vuurs’ (Openbaring 20).

Onze oudste broeder

Het is mijns inziens van zeer groot belang te bedenken, dat onze Heer Jezus in dit geheel als Mens(!) funktioneert. Hij had en hééft weliswaar de gestalte, waarin Hij het Gode gelijk zijn niet als roof hoefde te ach­ten (Filip. 2:6). Door Hem echter als God te zien, maakt men Hem daar­mee onbereikbaar, terwijl juist voor ons de belofte geldt, dat wij Hem gelijk zullen zijn en Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht Romeinen 8 vers 29 en Filippenzen 3 vers 21 en Openbaringen 22 vers 4. (Rom. 08:29; Filip. 03:21; Openb. 22:04). Juist door Hem als onze oudste broe­der kunnen ook wij de positie ver­werven, waartoe de eeuwige Schepper ons van eeuwigheid af heeft bestemd. Als onze Heer als Hoofd van Zijn gemeente, en daarna als Hoofd van alle rechtvaardigen, Zijn taak geheel vervuld zal hebben, zal Hij zich aan de Vader onderwerpen, zodat deze dan ‘alles in allen’ zal zijn. Dat is de ware bestemming van de mens, 1 Korinthe 15 vers 18. (1 Kor. 15:28).  

 

Rondtrekkende mensen

Het beeld van een aantal rondtrekkende mensen kan de gedachte oproepen aan het volk Israël in de woestijn.

De Bijbel vertelt ons dat ze gedurende veertig jaar hebben rondgedoold. Herkennen we daar iets van in ons leven? Trekken we ook rond of gaan we een rechte weg?

Het volk Israël bleef voor de Jordaan staan omdat het ze aan geloof ontbrak. Is óns geloof sterker? Durven wij het aan met God door de Jordaan te trekken?

We mogen leren onze voeten op de oever van de Jordaan te zetten en door geloof en vertrouwen in zijn Naam zal het water wegvloeien en zal Hij de weg voor ons banen.

Jesaja 42 vers 2. (Jes. 42:02) zegt: “Indien gij door het water trekt ben Ik met u, gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen”.

Vetrouwend op Hem, gelovend in zijn Woord, trekken wij ook in dit nieuwe jaar verder en elke blokkade mogen we zo leren opheffen in zijn Naam. Een rondlopende weg leidt niet naar het doel, een rechte weg wel.

Truus van Kaam

 

De bediening van evangelist door Wim te Dorsthorst

Het herstel van de gemeente Deel 8

Bij totzover het bespreken van de bedieningen in de gemeente blijven we uitgaan van Efeze 4 vers 11. (Ef. 04:11), waar de apostel zegt: “En Hij heeft zowel apostelen als profe­ten gegeven, zowel evangelisten als her­ders en leraars”.

De taak van evangelist

Het Griekse woord is: “euaggelistes” en betekent: “Zij die een goed bericht verkondigen”. De evangelist verkondigt de blijde boodschap van het Koninkrijk Gods. De Heer Jezus verkondigde voortdu­rend deze blijde tijding. Hij zegt: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 15. (Mark. 01:15). Dat is de hoofdtaak van de evangelist die, evenals bij de andere bedienin­gen, bekrachtigd is met bijzondere genade om die bediening te kunnen uitoefenen. De ‘bediening van evan­gelist’ moet niet verward worden met iemand die wel eens wat evange­liseert. De evangelist wordt bekrach­tigd door de heilige Geest waardoor mensenharten aangeraakt worden. De heilige Geest zal toehoorders overtuigen van zonden waardoor ze de gepredikte weg van verlossing en heling aan kunnen nemen. De evangelist kan dit werk met enthousiasme, inzet en volharding blijven doen waar een ander het al lang opgegeven zou hebben. De ware evangelist zal, evenals de Heer Jezus, wenen en met ontfer­ming bewogen raken als hij ziet hoe de mensen voortgejaagd worden als schapen die geen herder hebben. Hij zal, evenals de Heer, oog en hart hebben voor de mensen aan de zelf­kant van de samenleving. Dit werkt de heilige Geest door de liefde van God bijzonder in z’n hart. De evan­gelist die zich door de Geest laat leiden, zal op plaatsen komen waar de Heer wil dat het evangelie verkon­digd wordt. Soms is het de bedoeling velen te bereiken, maar de Heer zoekt ook de enkeling te redden.

Evangelist Filippus

Wij zien dit zo werken bij het groot­ste bijbelse voorbeeld, Filippus. Hij was één van de zeven aangewezen diakenen in de gemeente van Jeruzalem, die goed bekend stonden, vol van Geest en wijsheid Handelingen 6 vers 3 tot en met 6. (Hand. 06:03-06). God riep hem echter tot de bediening van evangelist Handelingen 21 vers 8. (Hand. 21:08).

Door zijn aanstelling als diaken, om te dienen, zien we al dat Filippus een man was vervuld van de heilige Geest en met een warm hart voor mensen. Zijn aanstelling tot diaken geschiedde door mensen. Zijn bedie­ning als evangelist is Gods werk.

Bekering van een stad

En dan zien we Filippus gaan naar Samaria om daar Jezus Christus te prediken. We lezen daarvan in Handelingen: “En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. En toen de scharen Filippus hoorden en de tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlam­den en kreupelen werden genezen; en er kwam grote blijdschap in die stad” Handelingen 8 vers 5 tot en met 8. (Hand. 08:05-08). Ondanks dat Samaria beheerst werd door een demonische grootmacht die werkte in en door Simon de tovenaar, die de grote kracht Gods genoemd werd, kwam deze stad massaal tot bekering Handelingen 8 vers 9 tot en met 11. (Hand. 08:09-11). Een geroepen evange­list kan de demonische ban verbre­ken die op gebieden of steden kan rusten. “Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evan­gelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predik­te, lieten zij zich dopen, zowel man­nen als vrouwen. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door die teke­nen en grote krachten, die hij zag geschieden” Handelingen 8 vers 12 en 13. (Hand. 08:12-13). De bediening van Filippus ging gepaard met de tekenen van een evangelist, zoals we dat ook lezen van Paulus betreffende zijn bedie­ning als apostel en geheel volgens de belofte van de Heer Romeinen 15 vers 19 en Marcus 16 vers 20. (Rom. 15:19: Mark. 16:20).

Wat een geweldig gebeuren zal dat geweest zijn. Een hele stad die, met betoon van tekenen en grote krachten, bevrijd wordt van het juk van een grote demonische macht, en tot bekering komt en zich laat dopen. Dat is door de bijzondere genade, of zoals men dat ook wel noemt, de grote zalving die op Filippus was. Verder werden de apostelen inge­schakeld voor de doop met de heilige Geest en het vestigen van een gemeente naar Efeze 2 vers 20. (Ef. 02:20).

Bekering van een enkeling

Vervolgens laat Filippus zich leiden door de heilige Geest om naar de weg te gaan die loopt van Jeruzalem naar Gaza. Hij ontmoet daar de Ethiopische kamerling. En uitgaande van het schriftwoord Jesaja 53, pre­dikte hij Jezus aan deze man. Hij laat vervolgens deze man weer gaan bekeerd, gedoopt in water en vervuld met de heilige Geest, want er staat: “De kamerling vervolgde zijn weg met blijdschap” Handelingen 8 vers 26 tot en met 40. (Hand. 8:26-40). De Heer is met ontferming bewogen en geeft kracht voor een hele stad, maar evengoed voor de enkeling.

In Handelingen 8 vers 40. (Hand. 08:40) lezen we nog van Filippus: “Maar Filippus bleek te Asdod te zijn; en hij trok rond om het evangelie te prediken aan alle steden, totdat hij te Caesarea kwam”.

Prachtige voorbeelden van een man Gods met de bediening van evange­list. Losgeslagen van de moederge­meente te Jeruzalem, door de zware vervolging die ontstond na de steni­ging van Stefanus, (die geleid werd door Saulus, later Paulus; Handelingen 7 vers 54. Handelingen 8 vers 3. (Hand. 07:54 tot en met Hand. 08:03) gaat deze man, door Gods Geest geleid, het evangelie verkondi­gen “aan alle steden van Israël”, staat er in Handelingen 8 vers 40. (Hand. 08:40).

Filippus ontmoet Paulus

En dan zien we later, als Paulus weet dat hij in Jeruzalem gevangen geno­men zal worden, dat hij ook nog bij Filippus in Caesarea aangaat om daar verscheidene dagen te logeren. Wat zullen deze twee dienstknechten van God en Jezus Christus samen een vreugde beleefd hebben. Geen wrok meer om wat vroeger geschied was in Jeruzalem, maar één van Geest en één van geloof dezelfde Heer dienende.

En wat zullen ze elkaar bemoedigd hebben en gebeden hebben voor de slechte tijden die gingen komen, zeker voor Paulus. Want Agabus de profeet van Jeruzalem, die ook bij Filippus kwam, voorzegde slechte tij­den voor Paulus Handelingen 21 vers 8 tot en met 11. (Hand. 21:08-11).

Medearbeiders Gods

Timotheüs was door Paulus tot geloof gebracht. Hij noemt hem: “mijn geliefd kind”. Deze Timotheüs had ook de bediening van evangelist ontvangen.

In 2 Timotheüs 4 vers 5. (2 Tim. 04:05) schrijft de apostel: “Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lij­den, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle”. Timotheüs was nog jong en kenne­lijk lichamelijk niet zo sterk en nogal angstig 1 Timotheüs 4 vers 12 en 1 Timoteüs 5 vers 23. En 2, Timoteüs 1 vers 6 tot en met 8. (1 Tim. 04:12 en 1 Tim. 05:23 en 2 Tim. 01:06-08). Hij verrichtte zijn werk in en van­uit de gemeente die hij ook diende als leraar 1 Timotheüs 4 vers 11 en 1 Timoteüs 6 vers 3. (1 Tim. 04:11 en 1 Tim. 06:03). Zo zijn in die begintijd evangelisten als Filippus, Timotheüs en anderen, rondgetrokken en zullen velen tot geloof gebracht hebben.

Opwekkingen

Er zijn in de loop van de kerkge­schiedenis altijd mensen uitgegaan om het evangelie te verkondigen. Soms ontstonden er geweldige opwekkingen. Ook Nederland had in de jaren vijftig en zestig deel aan zo’n opwekking. Velen kwamen toen tot geloof door de prediking van Hermann Zaiss, Tommy Lee Osborn, Johan Maasbach, Karel Hoekendijk en anderen. Nu leven we in het laatst der dagen en zal ook deze bediening in de gemeente aanwezig behoren te zijn. De Heer Jezus zegt, en dat is zeker ook met het oog op deze tijd, dat de velden wit zijn om te oogsten en dan zegt Hij: “maar arbeiders zijn er wei­nig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst” Matteüs 9 vers 38. (Matt. 09:38). Arbeiders, óf uitgaande van de gemeente óf werkend zoals Timotheüs in- en van­uit de gemeente. De bediening van evangelist zal ook een functie heb­ben om de gemeente tot volwassen­heid in Christus te leiden. Wie zal de gemeente beter voor kunnen berei­den tot het komen tot ‘dienstbetoon’ dan juist ook de evangelist. De gemeente zal immers geheel gaan bestaan uit een koninklijk priester­volk met maar één taak, dienstbaar zijn aan God, aan Jezus Christus en de hele schepping.

 

Vergeving van zonden door Peter Koumans

Een van de grondbeginselen van ons geloof is de vergeving van zonden. We geloven dat, als we ons bekeren van onze verkeerde weg en Jezus Christus aannemen als Heiland en Verlosser, God onze zonden vergeeft. Om dit te kunnen doen heeft God Zijn eerstgebo­ren Zoon Jezus Christus gegeven. Het bloed van Jezus Gods Zoon reinigt ons van alle zonden, zegt Johannes in zijn eerste brief Dit is denkelijk voor U geen nieuws.

Toch wil ik graag eens wat dieper ingaan op dat vergeven van zonden.

De verloren zoon

Een prachtige illustratie over verge­ven van zonden geeft Jezus in Zijn bekende gelijkenis van de verloren zoon Lucas 15 vers 1 tot en met 10. (Luc. 15:01-10). U weet wel: daar­in wordt verteld over een zoon, die al zijn erfenis opvroeg toen zijn vader nog leefde. Toen hij dat had gekre­gen, liep hij van huis weg en ver­kwistte alles in een leven van over­daad. En toen hij zijn geld kwijt was, bleek dat hij ook zijn vrienden kwijt was en begon hij armoede te lijden. Uiteindelijk kwam hij terecht bij een boer waar hij varkens mocht hoeden. Tussen twee haakjes: dat waren voor de Joden onreine beesten, die niet mochten worden gegeten!

Op dit punt vervolgt Lucas 15 vers 17. (Luc. 15:17) het verhaal met: “Toen kwam hij tot zichzelf en zeide: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom hier om van de honger. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een uwer dagloners”. En hij stond op en keerde naar zijn vader terug.

De vergevende vader

De gelijkenis vervolgt dan met: “En toen hij nog ver af was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij (de vader) liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem. En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten”. De vader liet hem niet verder uit­spreken, maar zei tot zijn slaven: “Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten”.

De vraag, die men zich kan stellen is: wanneer vergaf de vader zijn zoon? Het is duidelijk: dat was vóór de zoon iets van een schuldbekente­nis kon zeggen. Maar was dat pas toen hij de zoon zag terugkomen, of was dat al toen de zoon het huis ver­liet? Ik ben er zeker van dat het laat­ste het geval is. De vader stond immers al op de uitkijk en hij uitte geen enkel verwijt tegen zijn zoon. Hij zei niet: ‘Zie je wel wat er van komt als je ongehoorzaam bent en je eigen zin wilt doen’. Hij zei zelfs niet: ‘Wat zie je eruit!’ of ‘Wat heb ik in angst gezeten’of ‘Wat heb ik je gemist’.

Twee stappen

Uit de gelijkenis komt naar voren dat voor een complete vergeving twee stappen nodig zijn: De één vergeeft de ander en die ander neemt de ver­geving in ontvangst. Deze twee stappen hoeven kennelijk niet tegelijk te gebeuren. Hier heeft de vader wel zijn zoon vergeven, maar de zoon had er niets aan, zolang die zoon niet terugkwam bij zijn vader. Hij kreeg die vergeving alleen door die vergeving in ont­vangst te nemen.

Uit de gelijkenis is wel duidelijk dat die vader een beeld van God is. Zouden we hieruit mogen afleiden dat God ook op deze wijze vergeeft? Het is moeilijk voor te stellen dat God ons al vergeeft terwijl wij nog niet onze zonden voor Hem hebben beleden. Ja, dat God ons al vergeeft, terwijl we nog bezig zijn met zondi­gen. Het is gevaarlijk om uit een enkele gelijkenis zo’n belangrijke conclusie te trekken. Daarvoor zijn meer aanwijzingen uit de Bijbel nodig.

Laten we daarom eerst eens kijken wat de Bijbel zegt over het onderling vergeven van elkaars zonden.

Elkaar vergeven

De Bijbel is over dit onderwerp heel duidelijk. Als iemand je onrecht heeft aangedaan, is de opdracht om die persoon te vergeven. Natuurlijk mogen we niet met ergernis of wrok over die daad blijven rondlopen, maar wij zullen ook niet blijven wachten tot de zondaar tot inkeer is gekomen en ons om vergeving komt vragen.

Nee, wij zullen hem onvoorwaarde­lijk moeten vergeven en dat niet één­maal, maar als dat vaker voorkomt zelfs tot zeventig maal zeven Matteüs 18 vers 22. (Matt. 18:22), ofwel zonder ophouden steeds opnieuw.

Juist door de zondaar te vergeven en hem dat te tonen kan meewerken om hem tot inkeer te brengen. Daarom zegt Lucas 6 vers 27 en 28. (Luc. 06:27-28): “Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen die u haten”. Zo vergaf Jezus degenen, die Hem kruisigden en Stephanus de mannen, die hem stenigden.

Als God ons opdraagt om elkaar op deze wijze te vergeven, is het zeker

dat Hij ons op dezelfde manier ver­geeft. Daar wijst Paulus op in Efeze 4 vers 32. (Ef. 04:32), waar staat: “Maar wees jegens elkander vriende­lijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft”. Velen hebben ervaren dat Hij inder­daad een vergevend God is en de gepleegde zonden niet toerekent. Al in het Oude Testament staan daar tal van voorbeelden van. Niet voor niets wordt God zo vaak in de Psalmen gedankt voor Zijn barmhartigheid en Zijn liefde.

Vergeving ontvangen

Het lijkt voldoende om te geloven dat God ons onze zonden vergeeft, waardoor het in orde is tussen God en ons. Maar dat is niet zo. Heel dui­delijk wordt dat getoond in de gelij­kenis van de verloren zoon. Toen de zoon wegliep, vergaf zijn vader hem al. Maar helaas had die zoon daar niets aan toen hij in de ellende kwam. De vergeving van zijn vader kon hem niet bereiken. Er was voor hem maar één manier om die verge­ving in ontvangst te nemen: hij moest naar zijn vader gaan. In de gelijkenis hoefde de zoon niet de hele weg te gaan, maar bleek dat zijn vader naar hem uitzag en hem tege­moet ging.

Zo is ook onze hemelse Vader. Hij kent onze gedachten, onze angsten, onze schuldgevoelens. Als wij ons richten tot Hem en vol berouw onze zonden en schuld belijden, komt Hij ons tegemoet en geeft ons Zijn ver­geving zonder voorwaarden, zonder boetepreken, zonder verwijten. En dan kunnen we zeggen: we hebben vergeving voor onze zonden ontvan­gen.

Door die vergeving kan dan de ver­zoening met God plaats vinden: dat is het herstel van de relatie met God. Dit alles gaat gepaard met vreugde in de hemel, want de engelen van God verblijden zich over een zondaar, die zich bekeert.

Jezus opende de weg

Tot nu toe is er over vergeving van zonden geschreven zonder de naam van Jezus Christus te noemen. Toch maakt het Nieuwe Testament duide­lijk dat we alleen door Hem gerei­nigd worden van zonden en alleen door Hem worden gerechtvaardigd. Denk maar aan bekende teksten als: “Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt” Johannes 1 vers 29. (Joh. 01:29) en “Het bloed van Jezus, Zijn Zoon, rei­nigt ons van alle zonde” Een Johannes 1 vers 7. (1 Joh. 01:07). In de gelijkenis van de verloren zoon komt het werk van Jezus niet ter sprake. Op zich hoeft dat niet vreemd te zijn omdat een gelijkenis maar een bepaald aspect van het evangelie behandelt. De gelijkenis vertelt ons niet hoe die zoon kon vertrekken uit de varkens­stal. Zou hij zomaar vrij kunnen weglopen? Zou hij toestemming van de boer hebben gekregen om zijn werk te mogen beëindigen? Het lijkt er meer op dat hij een slaaf is geworden van een slechte meester. Het werd hem zelfs verboden om zijn honger te stillen met varkens­voer! Een eigenaar van slaven gebruikt opzichters, die niet alleen de slaven moeten opdrijven om har­der te werken, maar bovendien moe­ten beletten dat zij weglopen. Als een slaaf neigingen vertoont om te willen vluchten, wordt hij meestal geke­tend. Een vluchtpoging maakt daar­om weinig kans, vooral omdat de sla­ven zwak zijn door lichamelijke ondervoeding en het moeten opne­men tegen goed doorvoede gewapen­de opzichters.

In een soortgelijke situatie verkeer­den wij, toen wij zondigden en ons zo ten dienste stelden van de boze en daarom diens slaven waren. Deze slavernij kan allerlei vormen aanne­men: er zijn zwaar geketende slaven met weinig mogelijkheden om iets vrij te doen. Maar er zijn ook hele nette slaven met ogenschijnlijk een grote vrijheid.

Toch maakte die slavernij dat nie­mand vrij was om naar God te gaan om vergeving in ontvangst te nemen. Daarom zegt Romeinen 3 vers 23. (Rom. 03:23): “Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods”.

Eigendomsrecht

Door die zonden meent de boze dat hij het eigendomsrecht over de zon­daars heeft. God respecteert onze beslissing om te zondigen en gebruikt geen geweld om dat eigen­domsrecht terug te krijgen. Zijn Zoon Jezus Christus stelde Zich beschikbaar aan Zijn Vader om te dienen als losprijs. Hij was als de kostbare parel in de gelijkenis van Matteüs 13 vers 45 tot en met 47. (Matt. 13:45-47), die de koopman (een beeld van de boze) begeerde. Hiervoor gaf de boze alle eigendomsrechten over de mensen op. Zo werden wij de losgekochten en werd Openbaring 5 vers 9. (Openb. 05:09) werke­lijkheid, waar staat: “Gij hebt hen voor God gekocht met Uw bloed”. Zo werd de weg tot de Vader vrijge­maakt door Jezus. Hij kon terecht zeggen: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij Johannes 14 vers 6. (Joh. 14:06). Als nu nog de boze een mens blijft binden en weigert hem te laten gaan is dit in Gods ogen een wetteloze daad waar­tegen in de Naam van Jezus Christus mag worden opgetreden. Daarom staat er: “In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitwerpen”. We mogen en moeten strijden om alle belemmeringen weg te nemen, die in de weg staan bij degenen, die vergeving van God willen ontvangen en die deel willen hebben aan de zegenin­gen die God bestemd heeft voor Zijn kinderen.

Vergeving door Jezus Christus

Dus de weg om vergeving te ontvan­gen is via Jezus Christus. Hij is ook de verlosser uit de gevan­genis, Hij maakt waarlijk vrij. We mogen verkondigen dat er vergeving van alle zonden door Jezus Christus is Handelingen 13 vers 38 tot en met 40. (Hand. 13:38-40), zelfs van die zonden waarvoor in het Oude Verbond alleen de doodstraf stond. En dat gebeurt niet door berouwvol geween zoals een vers zegt maar door bekering van de slechte weg en door tot Jezus te gaan.

Sommige mensen zouden kunnen denken: ‘Dat is een gemakkelijk evangelie. Je hoeft niet meer zo op te letten op wat je doet. God vergeeft toch alles’.

Al in Paulus’ tijd waren er mensen, die zó handelden.

Tegen hen zei hij in Romeinen 6 vers 1. (Rom. 06:01): “Mogen we bij de zonde blijven opdat de genade toeneme? Volstrekt niet”. Het is een geestelijke wet dat je als je zondigt je onder het gezag van de boze komt. Je komt in de duisternis raakt van God af. Zó kan je geen vergeving in ontvangst nemen. God haat de zonde, maar heeft de zon­daar zó lief dat Hij Zijn Zoon gege­ven heeft om ons los te kopen en ons vrij te maken. In die vrijheid mogen we Hem dienen.

Daarom zullen we zorgvuldig dienen te handelen als we vergeving van een bepaalde zonde willen ontvangen. Er zal bij ons een diep besef van berouw moeten zijn en het stellige voornemen om die zonde nooit meer te doen.

We zullen ook de gevolgen van die zonde moeten dragen. Soms is zijn de gevolgen goed te maken. Er kunnen blijvende gevolgen zijn. Het slachtoffer van een moord wordt niet meer levend. Maar als teken van berouw zal men proberen de gevol­gen van de zonden zoveel mogelijk goed te maken. Zachéüs vergoedde viervoudig van hetgeen hij had afge­perst!

Lastering van de Geest

Misschien zegt nu iemand : ‘Hoe zit het nu met de lastering van de heili­ge Geest? Daarvoor krijg je toch geen vergeving?’.

Er staat immers in Markus 3 vers 28 en 29. (Mark. 03:28-29): “Voorwaar Ik zeg u, dat alle zonden de kinderen der mensen zullen vergeven worden, ook godslasteringen, welke zij gesproken mogen hebben; maar wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeu­wigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde”. Het komt nogal eens voor dat er mensen worstelen met de gedachte: ‘Ik heb gezondigd tegen de heilige Geest, nu kan ik geen vergeving krij­gen’.

Als u aan die twee handelingen denkt: God vergeeft en wij moeten de vergeving in ontvangst nemen, is het niet zo moeilijk te begrijpen hoe we dit moeten zien. Er zijn helaas mensen, die zich niet willen bekeren. Mensen, die heel bewust God en Jezus Christus ver­werpen en liever in de zonde leven. Dat zijn mensen, waarvan Johannes 3 vers 19. (Joh. 03:19) zegt: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun wer­ken waren boos. Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen”. Deze mensen kiezen dus bewust voor de duisternis, dienen vrijwillig de boze. Ze haten God en Jezus Christus en zullen ook nooit bij God willen komen voor vergeving. Zij zijn hierin één met de boze. Dat is de lastering van de Heilige Geest. God wil niet dat zij verloren gaan, maar zijzelf kiezen daarvoor. Ze maken zich dan ook geen zorgen over wel of geen vergeving van God. Daarom mogen we altijd zeggen tot mensen, die angst hebben dat zij een onvergeeflijke zonde hebben gedaan: God vergeeft alle zonde. Het bloed van Zijn Zoon reinigt van alle zonde!.

Alleen moeten wij tot God gaan om die vergeving in ontvangst te nemen.

Een blijde boodschap

Zo hebben we een blijde boodschap aan mensen in nood. God verwerpt niemand, niemand is te slecht. Hij neemt niet de een aan en wijst de ander af. De keuze of we behouden worden ligt niet meer bij God, maar bij onszelf. Wij moeten kiezen: vóór het licht of vóór de duisternis, vóór Jezus of tegen Jezus. Niemand ont­vangt het heil uit eigen verdienste, maar we ontvangen alles uit genade door Gods liefde voor ons. De boze probeert ons altijd aan te klagen en voor te houden dat we te slecht zijn om Gods vergeving te ontvangen. Maar de aanklager is neer geworpen en zijn aanklacht is uitgewist Kolossenzen 2 vers 13 tot en met 15. (Kol. 02:13-15).

De vergeving van zonden is de eerste stap tot herstel in de relatie tot God. Door de vergeving is de barrière tus­sen God en de mens weggenomen. Hierdoor kunnen we met volle vrij­moedigheid in gaan in het heiligdom van God door het bloed van Jezus Hebreeën 10 vers 19 en 20. (Heb. 10:19-20).

Verzoening met God

De volgende stap is de verzoening met God. In de verzoening wordt de relatie met God hersteld en wordt de positie gegeven waar men in Gods ogen recht op heeft. Zo kreeg de ver­loren zoon een nieuw kleed aan, (het zal wel een wit kleed zijn!) en een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. De zoon kreeg zijn posi­tie van zoon terug en kreeg weer het gezag dat daarmee samenhing. Zo geeft God ons in Zijn genade het zoonschap, een kleed der gerechtig­heid en Zijn Geest in ons! In 2 Korinthe 5 vers 17 en 18. (2 Kor. 05:17-18) staat: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voor­bijgegaan, zie, het nieuwe is geko­men. En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der ver­zoening gegeven heeft”. De verzoening is dus heel wat meer dan alleen vergeving van zonden. Door de verzoening kunnen we gaan functioneren als zonen van de aller­hoogste God. En daarop wacht de ganse schepping!

 

Lichtverspreiders van het Koninkrijk door Gert-Jan Doornink

In Johannes 8 vinden we enkele belangrijke uitspraken van Jezus die in feite voor ieder mens van levens­belang zijn.

Ik denk bijvoorbeeld aan Johannes 8 vers 12. (Joh. 08:12) als Jezus zegt: “Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”. Hier wordt op duidelijke wijze ‘licht’ tegenover ‘duisternis’ gesteld, maar ook aangegeven dat we in dat licht behoren te wandelen. Toen Jezus zo duidelijk de dingen stelde gingen velen in Hem geloven, zegt vers 30. Het is altijd heel belangrijk is dat we de dingen een­voudig, maar wel duidelijk en radi­caal voor ogen stellen, wanneer we het evangelie uitdragen. En daartoe zijn we allemaal geroepen. Mensen kwamen tot geloof. . . maar bléven ze ook geloven? Kon het zaad wat in hun hart gezaaid was wortel schieten?

Dat was de grote vraag en is ook van­daag de grote vraag. Want Jezus was (en is) niet tevreden met half werk, met onafgemaakte dingen, met iets waarin de vorst der duisternis nog op een of andere wijze de hand zou kunnen hebben. Hij heeft een totale vernieuwing op het oog.

Jezus, de Herschepper

Een paar weken geleden had ik een gesprek met een broeder, en we had­den het zo over Jezus. Op een gege­ven moment maakte hij de opmer­king: ‘Door de komst van Jezus kun

je eigenlijk spreken van een her­schepping, van een nieuwe schep­ping’. En ik kon niets anders dan hem beamen.

Was de eerste schepping dan niet goed? Natuurlijk wel. God zag dat het goed, ja zelfs zeer goed was, kunnen we verschillende malen lezen in Genesis 1. Alleen de duivel gooide roet in het eten. Daarom liet God het er niet bij zitten. Hij zond het aller­liefste wat Hij bezat, Zijn eniggebo­ren Zoon, naar deze wereld Johannes 3 vers 16. (Joh. 03:16).

En Jezus toonde op een volkomen wijze wie God was. Hij kon zeggen: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14 vers 9. (Joh. 14:09). Dat maak­te Hij waar door de woorden die Hij sprak en door het leven dat Hij open­baarde.

Hij kon zeggen: “Ik ben het die van Mijzelf getuig, en ook de Vader, die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij. Johannes 8 vers 18. (Joh. 08:18).

Jezus toonde op een volkomen wijze de goedheid van de Vader, Zijn lief- Zijn barmhartigheid, Zijn recht­vaardigheid, Zijn heiligheid. Zijn getuigenis was een waar getuigenis, dat wil zeggen, wat Hij sprak prakti­seerde, openbaarde Hij. En Hij hield het niet voor zichzelf, want het was juist Zijn grote opdracht en bedoeling dat de mens die in Hem ging geloven, dit voor de volle 100% zou gaan accepteren én beleven!

Daarom was Jezus niet tevreden met het feit dat mensen in Hem gingen geloven. . . nee, toen begon het pas. Hij zei als het ware: nu moet je het waar gaan maken, nu kun je verder groeien, nu kun je het nieuwe leven wat in je is, tot openbaring brengen, m kun je anderen daardoor jaloers gaan maken om óók dat nieuwe leven te leren kennen.

De beste vorm van evangelisatie

Daarom is geestelijke groei ook zo belangrijk. Want door het resultaat (de vrucht) van geestelijke groei, ont­staat overwinning en zien anderen meer en meer het beeld van Jezus in ons tevoorschijn komen. Onlangs belde iemand mij op en maakte de opmerking: ‘we moeten meer doen aan evangelisatie. . . ‘ Het is vanzelfsprekend altijd een goede zaak om activiteiten te ontplooien waarbij we de onbekeerden proberen bereiken. Toch ben ik van mening dat ‘geestelijke groei’ meer nodig is dan evangelisatie. Of laat ik het anders formuleren: Geestelijke groei is de beste vorm van evangelisatie! Maar we moeten wel bereid zijn de prijs daarvoor te betalen, ’t Gaat niet vanzelf. Investeren in Gods Koninkrijk betekent investeren in kennis van de Bijbel, waarbij Gods Geest ons inzicht wil geven. Want bij geestelijke groei gaat het niet alleen om theoretische kennis. Dat zou waardeloos zijn als het niet merk­baar zou zijn in het gewone leven van elke dag.

Anders dan aandelen op de beurs te gaan kopen, nu ze zo goedkoop zijn geworden, met de hoop dat ze toch weer sterk in waarde zullen stijgen, zodat we ze met grote winst kunnen verkopen, is investeren in Gods Koninkrijk geen speculatieve bezig­heid, want het eindresultaat is voor de volle 100% gegarandeerd: “Wie volhardt tot het einde, zal ook het einddoel bereiken”. Daarom is de beste investering een investering in het Koninkrijk Gods.

De prijs betalen

Maar de ‘prijs betalen’ betekent wel dat we geheel en al los behoren te komen van iedere vorm van duister­nis. En een halt dienen toe te roepen aan iedere infiltratiepoging van de vijand. Alleen dan zullen wij tenvolle lichtverspreiders van Gods Koninkrijk kunnen zijn. Dat is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd, maar een voort­gaand proces in allen die de Heer in geloof en gehoorzaamheid blijven volgen.

Dat kunnen we niet in eigen kracht.

Daarvoor is de Geest van God onont­beerlijk. Zijn kracht en liefde bewerkt de overwinning in en door ons en maakt dat er geen plaats meer is voor welke vorm van duister­nis dan ook.

Gods Geest maakt ons ook bewust dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Want alleen van daaruit kunnen we geestelijk strij­den. Daarbij hebben we de zekerheid dat de overwinning is gegarandeerd. Want de gemeente ‘zonder vlek en rimpel’ komt er. Wat de vorst der duisternis ook nog gaat proberen, de zonen Gods -met aan het hoofd dé Zoon van God, Jezus Christus- zul­len uiteindelijk triomferen. Dat is de ‘herschepping’ zoals God die voor ogen heeft en waarbij u en ik, als waarachtige kinderen Gods, tenvolle bij betrokken zijn. Het ‘lichtverspreider zijn van Gods Koninkrijk’ is een verantwoordelijke, maar ook een heerlijke taak. Laten wij er alles aan doen wat in ons vermogen ligt om deze taak te realiseren.

 

Nader tot God door Cees Maliepaard

“Een vroeger voorschrift wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en nut is – immers de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht – maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen” Hebreeën 7 vers 18 en 19. (Heb. 07:18-19).

De oudtestamentische schaduwwet was op zichzelf genomen goed; God had haar niet voor niets gegeven! Wie de ganse wet onder alle omstan­digheden vlekkeloos houden zou, zou daardoor leven. Dat is zonder meer waar. Maar niemand was ooit instaat geweest dat waar te maken. De wet was dus wel goed, maar helaas: de mensen waren dat niet meer.

Kracht van Boven

Als een voorschrift niet doeltreffend blijkt te zijn, is het beter dat om te ruilen voor iets beters. De Noodwet- Drees is in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een goede ingreep geweest, maar na verloop van tijd werd die (terecht) omgezet in een Algemene Ouderdoms Wet. De eer­ste was goed als noodwet, de tweede is als definitieve wetgeving beter. Zo is ook de oudtestamentische schaduwwet destijds door God in een noodsituatie gegeven, maar op basis van het verzoenings- en verlos­singswerk van Jezus Christus, heeft de nieuw-testamentische ordening een definitief karakter gekregen. De schaduw van de noodwet was nood­zakelijk totdat Jezus aan Gods werke­lijke bedoelingen gestalte geven kon. En vanaf dat tijdstip behoort het oor­spronkelijke plan van de Vader weer tot de mogelijkheden. Hij geeft inzicht in elke situatie, wijsheid om met mensen en proble­men om te gaan en kracht om alles ook daadwerkelijk uit te voeren.

Deze kracht en motivatie gaan het natuurlijke bevattingsvermogen te boven; ze maken dan ook deel uit van wat er zich in de hemel van Gods heerlijkheid afspeelt. Wat daar tot de normale zaken behoort, is van origine ook voor ons mensen bedoeld.

Bedoeld voor nu!

Het is een bekende verleugening, bewerkt door zogenaamde vrome geesten, die de mens Gods wijs pro­beert te maken dat de fundamentele zaken waardoor wij nader tot God kunnen komen, pas in een later sta­dium aan de orde zullen komen. Vandaag de dag moet je je daar voor­al niet teveel van voorstellen, want in dit ‘aardse tranendal’ viert geestelijke armoe helaas maar al te vaak hoogtij. Deze vroomheden uit de onzienlijke wereld proberen de mens Gods van eigentijdse beslissingen af te houden, en vaak met succes. Men gaat dan al gauw denken, dat het ‘nader tot God komen’ pas in het ‘hiernamaals’ een rol zal gaan spelen. Een rol van doorslaggevende beslissing wellicht, maar duidelijk bedoeld voor een volgend leven. In de door zonde en schuld verontreinigde mens, zou een nader tot God komen een regel­rechte utopie vormen. Nou, vroom met God rekening hou­den mag wel van Satans vroomste verdorvelingen, als een mens maar nooit gaat denken dat dat in het leven van vandaag in hemel en op aarde enig effect sorteren zou.

Zolang men dat naar de toekomst blijft schuiven, kan het voor het rijk der duisternis geen kwaad. Pas als iemand er in het héden de hand op probeert te leggen, worden de religi­euze geesten actief. Want dat zou wel eens konsekwenties voor hun vrome valstrikken kunnen hebben.

Een betere hoop gewekt

Thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor we nader tot God komen, lezen we in onze leidtekst. Hoe zit dat dan in elkaar? Wel, met de oude wet kwam een mens niet erg ver, want tenslotte had onze God andere preferenties dan het accepte­ren van dierlijke offerandes Hebreeën 11 vers 1 tot en met 10. (Heb. 11:01-10). En de duivel werd er natuurlijk ook niet erg door bevre­digd. Hij kon hoogstens proberen de natuurlijke mens daarmee religieus bezig te houden, en hem dus af te houden van een wezenlijke relatie met de Here God. Dat lukte hem niet altijd (denk maar eens aan Henoch, Abraham, David, Johannes de Doper en anderen), maar vaak ook wel.

De betere hoop die in ons gewekt is, is de ontplooiing van de mens Gods op de plaats waar God hem Zich altijd al gedacht heeft: in de hemelse gewesten, en wel aan het goede deel ervan.

Dat kon pas écht gestalte krijgen toen Jezus als Gods offerlam Zichzelf ten offer aanbood. Vanaf Jezus’ kruisdood op Calvaries heuvel­top en Zijn opstanding uit het dodenrijk, is de weg daartoe geo­pend. De inwoning van Gods Pinkstergeest was het laatste noodza­kelijke heilsfeit dat eraan vooraf diende te gaan.

Om die betere hoop terecht te kun­nen koesteren, is het nodig, op basis van Jezus’ zoenoffer, nieuw leven ontvangen te hebben en ook deel gekregen te hebben aan de volheid van Gods Geest. De waterdoop en de doop in heilige Geest, met als bege­leidend teken het spreken in nieuwe tongen, geven daar uitdrukking aan. Het zit ‘m dus niet in het uiterlijke teken van de doop en ook niet in het vermogen je in nieuwe talen uit te drukken, maar in het van Godswege in nieuwheid van leven wandelen en in het ‘vol’ zijn van de Geest van de Vader.

In het hart van de Vader

Als we via de ene weg -Jezus Christus- onze hemelse Vader bena­deren, betekent dat niet dat we een beetje dichter bij Hem in de buurt komen, maar dat we mogen door­dringen tot de kern van Gods wezen. In de loop van de laatste jaren is de volmaaktheid al zo vaak in allerlei theoretische beschouwingen het thema geweest, dat sommigen er ten lange leste tegenaan zijn gaan schop­pen. Wellicht is dat begrijpelijk, maar dat neemt niet weg dat het beslist geen juiste reactie was. God de Vader is immers volmaakt en Jezus Christus heeft dat al evenzo volmaakt in Zijn leven weergegeven. Hij heeft dat niet gedemonstreerd; Hij heeft nooit gedacht: Kom, laat ik m’n Vader eens gaan imiteren! Neen, Jezus is gewoon Zichzelf gebleven, net als God de Vader gaaf van binnenuit.

Zo mogen we ook voor onszelf de volheid Gods in alle volmaaktheid in onszelf gaan ervaren. Dat ligt binnen de grenzen van het bereikbare. Want de Vader heeft ons lief, naar de woorden van Jezus, Johannes 16 vers 27. (Joh. 16:27). Dat betekent niets minder dan dat de Vader ons in Zijn hart heeft gegrift, meer nog dan wij degenen die wij liefhebben in ons hart hebben geslo­ten.

Naar een volmaakte eenheid

De weg naar het Vaderhart is ons voor altijd door Gods eerste Zoon ontsloten. Daar zijn we niet in opge­nomen met al onze lekken en gebre­ken, maar daarin staan wij weergege­ven naar de beeltenis zoals Gód Zich die van eeuwigheid gedacht heeft. De door Jezus gewekte hoop mag in onze harten tot zekerheid komen. Want het beeld van de Vader komt hoe langer hoe meer in ons gedach- tenleven en in ons hele doen en laten tot uitdrukking. Dat is pas écht de volheid van Gods genade. En daar hebben we deel aan met elke vezel van ons bestaan.

Als je alleen bent, ben je niet com­pleet. Om ‘heel’ te worden hoef je niet noodzakelijk een ménselijke levenspartner te bezitten, maar zul je met de bij jou inwonende Geest van de Vader, samen met Jezus en met alle heiligen, een volmaakte eenheid gaan vormen.

 

De groei van het nieuwe leven door Gert Jan Doornink

Een belangrijke mijlpaal in het leven van een kind van God is ongetwijfeld de doop door onderdompeling in water. Van tijd tot tijd schrijven wij er over in ons blad; het laatst in nummer 392 in een artikel van Jildert de Boer.

Het gaat nu verder om de beleving van het nieuwe leven in Christus. Paulus formuleert dat in Romeinen 6 vers 4. (Rom. 06:04) met deze woorden: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen”.

Het nieuwe leven

De ‘wandel in het nieuwe leven’ is nu iets geworden wat ons continu bezighoudt. Het woord ‘wandelen’ duidt al op beweging en zo is ook ons nieuwe leven: het is voortdurend in beweging, aan veranderingen ten goede onderhevig. Het is niet verge­lijkbaar met stilstaand water, maar is als een rivier waarvan het water stroomt en vol leven is. Stilstand in het geestelijke leven is een onmogelijke zaak, het is beslist niet naar de wil van God die wil dat wij leven in gemeenschap met Hem. Vandaar dat de doop met de Geest ook zo belangrijk is, welke trouwens, evenals de doop in water, behoort bij het fundament van ons geloofsleven. Maar terwijl de doop met de Geest ook een eenmalige aangelegenheid is, is de dagelijkse vervulling met Gods Geest een absolute ‘must’ voor ieder rechtgeaard christen. Zelf pro­beer ik er een goede gewoonte van te maken iedere ochtend te bidden: ‘Heer, maak mij vandaag vol van Uw Geest’ en Hem er dan tegelijkertijd voor te danken dat Hij dat doet. Hij wil niets liever dan dat wij voort­durend vol zijn van Zijn Geest. De heilige Geest is de krachtbron waardoor ons nieuwe leven inhoud krijgt. Die Geest wil ons immers in alle waarheid leiden en bewerkt in ons het voortdurende verlangen om beelddragers van Christus te zijn. Dat er nog christenen zijn die menen het zonder die Geest te kun­nen stellen is eigenlijk een onbegrij­pelijke zaak. Jezus en de apostelen konden er geen moment zonder, dus ook wij niet.

Daarnaast zijn er ook andere dingen zeer belangrijk voor de verdere groei en ontplooiing van ons geloofslevei^ zoals de bestudering van de Bijbel. Maar ook hier gaat het weer om de noodzaak om dat in het licht van Gods Geest te doen. De letter alleen kan een verkeerde interpretatie en uitwerking hebben als geestelijk inzicht daarbij ontbreekt. Dan gaan we elkaar zo gemakkelijk bestrijden met ónze zienswijze op bepaalde aangelegenheden waarvan we dan menen dat dat de enige waarheid is. De Geest brengt het Woord echter tot leven en bewerkt het leven!

Inzicht door Gods Geest

Zonder inzicht door de heilige Geest verdwalen wij heel gemakkelijk in de wirwar van meningen en gedachten die dagelijks over ons wordt uitge­stort. Dan zien we door de bomen het bos niet meer en hobbelen we mee met de grote massa, zonder in de gaten te hebben dat God met elk van ons een geheel eigen weg wil gaan. Want ieder mens is een unieke schepping in Zijn ogen! Wij hoeven geen plagiaat van de ander te zijn. Alleen Jezus is ons werkelijke voor­beeld om na te volgen en Hij liet zich op geen enkele wijze beïnvloe­den om een andere weg te gaan dan de Vader voor Hem in gedachten had.

Elke echte christen is daarom in zekere zin onafhankelijk. Let wel ‘in zekere zin’, want we kunnen natuur­lijk niet zonder de ander. We kun­nen niet net doen of onze neus bloedt als bijvoorbeeld de ander het niet meer ziet zitten. Juist dan mag blijken dat de beleving van ons nieu­we schepping zijn geen theorie is, maar ook praktisch beleefd wordt in het gewone leven van elke dag. De ‘onafhankelijkheid’ schuilt echter in het volstrekt eigene wat de Heer in Zijn grote liefde in ieder mens heeft gelegd. Iedereen is verschil­lend, we hebben allemaal bepaalde bekwaamheden, gaven en talenten van Hem ontvangen, maar dat is niet bij iedereen gelijk. Wat bij de één sterk op de voorgrond staat, zal bij de ander veel minder opvallen. Maar allen mogen we bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk met Jezus de Koning aan het hoofd! Feitelijk raak je daar nooit over uitge­dacht wat dat betekent. En hoe dat iedere dag weer blijdschap, vrede en zekerheid bewerkt. Dan kunnen de omstandigheden soms totaal tegen en moeilijk zijn, maar je mag weten: ik ga er toch niet onderdoor, want Hij die mij geroepen heeft staat altijd aan mijn kant. Hij zal mij niet bege­ven noch verlaten. Met Hem kan ik verder gaan tot de eindstreep is bereikt.

Een groot avontuur

De beleving van het nieuwe leven in Christus is in feite één groot avon­tuur, maar niet met een onzekere afloop zoals bij de avonturen in deze wereld dikwijls het geval is. Wie met Hem dagelijks de weg bewandelt, wie samen op gezonde wijze optrekt met zijn medebroeders en -zusters, mag het telkens weer ervaren hoe het ‘werkelijk christen-zijn’ het énige is wat waardevast zal blijken te zijn. Er zal, voordat de grote ‘slotapotheo­se’ -de nieuwe hemel en de nieuwe aarde- er is, nog heel wat gaan gebeuren. Het lijkt soms wel of in

onze tijd alles in een stroomversnel­ling is geraakt. Toch willen we ons niet wagen aan allerlei voorspellin­gen, waarvan die in het natuurlijke, zichtbare vlak vaak heel anders verlo­pen dan was voorzegd. Waar het om gaat is dat we dagelijks de weg gaan die Hij ons door Zijn Woord en Geest aanwijst en zo erva­ren dat Hij ons leven leidt en bestuurt. Dan heeft ons leven een positieve uitstraling naar de ander toe en geven wij invulling aan Gods grote verlangen voor al Zijn kinderen om een levend getuige van Hem te zijn.

 

Voorgaan (gedicht) door Duurt Sikkens

Goedemorgen voorganger.

Hé Heer! U hier?

Ja, ik dacht ik kom eens langs.

Tjonge, wat een verrassing! Vrouw, koffie! De Heer is hier.

Nou, neemt u gerust die gemakkelijke stoel.

Dank je. Wat ik vragen wou: Hoe gaat het eigenlijk met je?

Ach, u weet het, druk-druk-druk. De agenda is vol. Ik ben full-time bezig zoals u weet, haast geen avond meer thuis.

Dat vroeg ik niet. Ik wil graag weten hoe het met jou persoonlijk is.

Nou Heer, eerlijk gezegd ben ik hondsmoe. Ik werk me haast een slag in de rondte. . . en ik slaap slecht.

Dus, je bent vermoeid en belast, geen rust.

Eigenlijk wel ja.

Wat voor evangelie breng je dan?

Eh. . . nou, ik “breng uw Woord” zoals dat heet en dat vergt uiteraard het een en ander.

Ik hoor het. Weetje wat? Laat die koffie maar staan en roep je vrouw. Dan gaan we met z’n drieën eens een eind wandelen. Doen?

Ja graag. Ik geloof dat ik u volgen kan.

“Mag ik dan voorgaan”?

 

De uitdaging door Jan Weerd

 

“Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” Romeinen 8 vers 14. (Rom. 08:14).

Als de Here Jezus Levi bij het tolhuis ziet zitten zegt Hij tot hem: Volg Mij! Op dat zelfde moment staat hij op en volgt hij Jezus. Een wonderlij­ke reaktie, die verbazing oproept! De Here Jezus straalde echter zo’n ver­trouwen uit, dat Levi werd overtuigd, dat het goed was Jezus als Leidsman te volgen.

Toen het evangelie van het Koninkrijk der hemelen -de bood­schap van bevrijding en herstel- tot ons kwam, heeft het bij ons ook een reaktie uitgelokt. We werden diep in ons hart getroffen door Gods Geest en ervan overtuigd, dat in dit evange­lie een wondervol geheim besloten ligt, namelijk dat de Here Jezus de mens z’n oorspronkelijke natuur en bestemming hervinden laat en hem toont hoe hij zichzelf in de ware betekenis van het woord kan beheer­sen!

Dit inzicht inspireerde ons op weg te gaan en de uitdaging te aanvaarden: het zoonschap Gods!

Leiding

Om je doel te bereiken heb je echter leiding nodig. In het dagelijks leven hebben we er telkens mee te maken. Of we geven leiding of we worden geleid. Zonder leiding of leiding geven, bereiken we nooit onze bestemming. We kunnen niet zon­der. In geestelijk opzicht geldt dit ook voor ons. Zonder de leiding van Gods Geest kunnen we ook nooit ons doel bereiken. Soms is het voor iemand moeilijk leiding te accepte­ren. We zien het overal om ons heen

in de maatschappij. Mensen die lei­ding geven staan vaak bloot aan hevi­ge kritiek. Hoewel deze kritiek terecht kan zijn, heeft het uiten ervan vaak te maken met jaloersheid en het eigen falen. Meestal heeft men dan geen vertrouwen in- en geen respekt voor de ander. Toch zou het beter zijn, iemand in z’n waarde te laten en de gelegenheid te geven z’n functie uit te oefenen en hem te ondersteunen. Leiding geven is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Onze grote Leidsman, Jezus Christus, ging door lijden heen. Hij liet zich leiden door Zijn hemelse Vader. Daardoor kon Hij vooruit zien en kende Hij Zijn ver­antwoordelijkheid.

Hij deed het voor ons, om ons te vol­maken! Hij wist, dat door Zijn ster­ven en opstanding de heilige Geest uitgestort zou worden en daardoor de zonen Gods openbaar zouden gaan worden!

Bestemming

Vóór ons ligt ook een uitdaging. Als we ons laten leiden door Gods Geest, zullen we onze bestemming berei­ken. We zullen onze plaats in het Lichaam van Christus innemen. De Here Jezus verlangt ernaar Zijn Lichaam tot volheid te brengen. Hij ziet ernaar uit dat elke gelovige zich werkelijk door Hem laat leiden en op zijn beurt leiding geeft vanuit een dienende houding. Net als Paulus worden we uitge­daagd te komen op gezichten en openbaringen, zodat we vooruit zien en weten welke koers we moeten aanhouden. In Psalm 25 vers 14. (Ps. 025:014) lezen we dat de Heer een vertrouwe­lijke omgang heeft met diegenen die Hem vrezen, respekt voor Hem heb­ben en zich door Hem laten leiden. Een intieme relatie met onze Heiland, waarin Hij Zijn gehei­menissen verder openbaart.

Waar men in onze tijd op wacht zijn mensen die als zonen Gods open­baar worden; zieners die hun plaats in het Koninkrijk Gods innemen, zelf geleid worden, maar ook leiding geven als medeherstellers van Gods schepping!

 

Houthakkers en waterputters. Door Froukje Huis

Bij ons in de tuin hangt een netje met nootjes. Voor de vogels en voor ons eigen plezier. Elke morgen aan ’t ontbijt kijken we vol verwachting naar het netje: geen vogel te zien en ’t netje is nog vol. Tot. . . de eerste het ontdekt. Hij zit op een tak te kijken en ja hoor, hij heeft het te pakken. O, nummer twee is er ook al. Daar komt een spreeuw aan. . . ffft weg zijn de mussen. Intussen zitten er al vier te wachten, ook een meesje! In enke­le dagen is ’t netje leeg. Nu hangt er een vetstaafje met zon­nebloempitten. Maar dat is niet erg in trek. Af en toe komt er een mees langs, maar mussen en spreeuwen interesseert het niet. Ze hebben geen honger. Er is immers eten genoeg!

Terwijl ik het zo zit te bekijken bedenk ik dat ik het zelf ook zo doe. Je kent het evangelie, bent er blij mee, je leest trouw in de Bijbel en gaat naar de samenkomst. En dan soms bij een preek denk je: nee hoor, dat spreekt me niet aan, dat slaat niet op mij. Maar zou God nu echt niets voor mij hebben of. . . ? We willen graag het doel bereiken, gelijkvormig worden aan het beeld van Jezus en alles afleggen wat niet bij ons hoort. Dat kan alleen door (de verkondiging van) het Woord. God had het volk Israël opgedragen alle Kanaanieten uit het beloofde land te verdrijven, maar. . . de Gibeonieten werden waterputters en houthakkers omdat Jozua een ver­bond met hen gesloten had voor hij hun bedrog ontdekte (Jozua 9). Vele stammen konden hun erfdeel niet van vijanden ontdoen. De Kanaanieten bleven wonen en werden tot Herendienst verplicht. Zij konden de zware werkjes opknap­pen. Ik denk dat de Israëlieten dat best gemakkelijk vonden. Wegsturen? Niks hoor.

Hoe zit dat bij ons? Zijn we zelf soms niet zo vertrouwd geworden met een Kanaaniet dat we hem niet eens meer herkennen? Verwerping? Daar heb ik geen last van. ‘k Had een nare jeugd, maar daar ben ik overheen. Je hebt er geen ‘last’ meer van, maar is hij eruit? Of: ik was vroeger driftig, maar nu kan ik mij beheersen. Een houthakkersdriftje dus, maar zet hem buiten de deur. Die ‘houthakkers’ en ‘water­putters’ weten zich meesterlijk te verbergen of te camoufleren. Misschien zegt iemand tegen je: die zelfverzekerdheid van je kon wel eens een vermomde Kanaaniet zijn! Zeg je dan: nee, dat is mijn water­putter, zeer betrouwbaar en ijverig, of. . . ik zal er eens met de Heer over spreken?

En die preek die mij niet aansprak? Was die misschien juist voor mij bedoeld en probeerde die Kanaaniet me tegen te houden?

In Richteren 2 vers 1 tot en met 5. (Richt. 02:01-05) spreekt God Israël aan op zijn ongehoor­zaamheid: “Doch gij hebt naar mijn stem niet geluisterd. Wat hebt gij gedaan? En Ik heb óók gezegd: Ik zal hen niet voor u uit wegdrijven, maar zij zullen u tot tegenstanders en hun goden u tot een valstrik zijn”. Heer, geef me geopende ogen en oren en een open hart, opdat ik Uw stem kan verstaan en ook die verbor­gen en gecamoufleerde Kanaanieten ga ontmaskeren, want ik wil volko­men vrij worden.