2000.05-06 Levend geloof nr. 406

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Een belangrijke eigenschap van de eindtijdchristen is ongetwijfeld zijn stabili­teit. Hij wordt niet ‘heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt’, zoals Paulus dat beschrijft in zijn brief aan de Efeziërs. Maar zijn geloof vindt zijn basis in Jezus Christus en het evangelie wat Hij bracht. Ons geloof raakt hoe langer hoe meer vast gefundeerd en onwankelbaar, vooral ook als we ver­der (geestelijk) groeien, waar Paulus ook over schrijft.

Deze groei is beslist noodzakelijk, als we ons realiseren welke eindtijdstormen nog over ons heen zullen gaan. Maar een waarachtig christen is daarvoor niet bang. Integendeel, hij ziet met een onbevreesde blik in de toekomst. Hij heeft een blijmoedige verwachting. Zijn leven gaat immers ‘van heerlijkheid tot heer­lijkheid’. Nu nog ‘in geloof’ tot straks de volle werkelijkheid baanbreekt. Dit is geen toekomstmuziek die buiten de werkelijkheid staat, maar nu al mogen we met volle teugen genieten van deze zekerheid waarvan de wortels diep zijn vastgegroeid in ons innerlijk.

Het woord ‘stabiliteit’ wordt in het woordenboek omschreven met bestendig­heid, duurzaamheid. Het is niet voor een moment, maar blijvend aanwezig. Het hoeft niet telkens te veranderen. Vandaar dat we, bij de uitgave van ons blad, proberen een vaste koers te varen. Helderheid en duidelijkheid, staan daarbij voorop. Daarom geloven wij dat ook de verschillende artikelen van dit nummer weer zullen meewerken dat we de ‘eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods zullen bereiken, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus’.

 

Dick Huis Sr.

Zoals we in ons vorig nummer al doorgaven worden er ook deze zomer weer verschillende recreatieweken georganiseerd met het vacantieschip ‘Ut Arkien’. De week van 3 tot 8 juli wordt een speciale week waarin s’avonds Dick Huis Sr. (oud-voorganger van de volle evangelie gemeente te Leidschendam) bijbelstudies geeft. Het thema is ‘Beter’, naar aanlei­ding van wat de Hebreeënbrief schrijft over een betere hoop, een beter priesterschap, enz.

 

Ada Karst

De ‘Leesgroep Aalten’ organiseert een open dag. Als u aan deze dag wilt deelnemen, uw Bijbel mee­neemt en houdt van ‘bladeren’, bent u van harte welkom op zater­dag 30 september a.s. van 10.00 uur tot 15.00 uur in ‘De open Hof’, Hoflaan 2 te Ede.

 

Tip

Maak eens iemand blij met een geschenkabonnement op Levend Geloof. Of geef ons adressen op voor gratis toezending van proef­nummers.

 

De zichtbare gemeente door Gert-Jan Doornink

Het ‘zichtbaar worden van de gemeente’ is een verlangen wat elk waarachtig kind van God in zich heeft. Wie verlangt er nu niet naar dat de werkelijke gemeente tot open­baring gaat komen? Wie schaamt zich niet dat er nog zoveel verdeeld­heid en verwarring is en dat de bui­tenwereld zich afvraagt: Zijn dat nu de christenen? Terwijl bijna tweedui­zendjaar geleden Paulus al de opmerking maakte dat de gehele schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods!

Wie behoort tot de gemeente?

Wanneer we het in dit artikel heb­ben over ‘de gemeente van Christus’ willen we ons eerst afvragen wat we daaronder behoren te verstaan. Zijn dat de gezamenlijke kerken wereld­wijd? Of is het de kerk waartoe wij behoren? Is het de Rooms Katholieke kerk? Of de Volle Evangelie- of Pinkstergemeente misschien?

De gemeente van Christus bestaat uit mensen die zich bewust zijn dat zij christen zijn. ongeacht welk eti­ket’ men verder ook draagt Er is iets gebeurt in hun leven dat zo ingrijpend was da: zr de volle zeker­heid in zich hebben; ik ben een kind van God. ik ben een nieuwe schep­ping in Christus, de oude “zondaar- status’ is vervangen door het nieuwe schepping in Christus zin. Deze verstrekkende verandering in hun leven gebeurde toen zij bekeerd en wederomgeboren worden. Toen Gods Geest doorbrak’ in hun hart en zij, al of niet stamelend, ‘ja’ zei­den tegen Gods grote liefdeaanbod. Vanaf dat moment behoren we dus tot de gemeente van Christus en groeien op van baby’s in het geloof tot geestelijk volwassenen. Althans dit is Gods verlangen en behoort daarom ook ons verlangen te zijn. Doodat God in ieder mens een ‘vrije wil’ heeft gelegd zijn we dus zelf ver­antwoordelijk of die geestelijke groei er is.

Dat behoort in feite een vanzelfspre­kendheid te zijn, maar is het lang niet altijd. Het is daarom van het grootste belang dat we aansluiting zoeken bij een kerk of gemeente die deze geestelijke groei hoog in het vaandel heeft staan. Daar kan het fundament gelegd worden waardoo wij als nieuwe scheppingen verder tot ontwikkeling kunnen komen. Dit fundament bestaat primair uit het ‘begraven’ van het oude leven in het watergraf (de doop door onder­dompeling). Daarmee geven we te kennen dat we in ‘nieuwheid des levens’ willen wandelen. En om dat waar te kunnen maken is het nodig om dagelijks vervuld te zijn met Gods Geest. Dat begint met de doop in de Geest.

De geloofsgroei die zich nu verder gaat voltrekken is een proces waarbij geloof en gehoorzaamheid een grote rol spelen. Niemand mag zich eraan onttrekken. Gebeurt dit wel dan is ‘ sprake van onverschilligheid, ongehoorzaamheid en ongeloof.

Verantwoordelijkheid

Het zichtbaar worden van de werke­lijke gemeente is primair dus een individuele zaak. Wij kunnen ons niet verschuilen achter medechriste­nen die in onze ogen van het ‘christen zijn’ weinig of niets terecht bren­gen. Wij zijn persoonlijk betrokken bij dit proces van ‘zichtbaar worden’. Deze persoonlijke verantwoordelijk­heid drukt niet als een zware last op ons. Het is geen ‘wet’ waaraan wij plichtsgetrouw invulling gaan geven. Nee, de grote liefde die we van God, hebben ontvangen beantwoorden wij met onze wederliefde jegens Hem… en onze medemens! Dat voltrekt zich op een blijde, ontspannen wijze.

Jezus is daarbij ons grote voorbeeld. Let op de vrije, ongedwongen wijze hoe Hij zich tussen de mensen bewoog. Hij stond niet bóven de mensen, maar naast hen. Hij stond altijd klaar om mensen die in nood waren te helpen, of deze nood nu fysiek, lichamelijk of geestelijk was. Hij functioneerde in de echte, volko­men vrijheid, zoals de Vader die voor Zijn schepping voor ogen had. Hij liet zich in deze vrijheid niet beknotten door de geestelijke leidslieden van die tijd: de Farizeeën en Schriftgeleerden. Integendeel, Hij ontmaskerde hun door vrome gees­ten geïnfiltreerde woorden en optre­dens. Zoals waarachtige christenen zich ook vandaag niet laten afrem­men door alles wat vanuit het naam- christendom op hen afkomt.

De leer van het Koninkrijk

Jezus bracht een leer: de leer van het Koninkrijk. Nu zijn velen in onze dagen wat huiverig en argwanend als het woord ‘leer’ ter sprake komt. Men denkt dan vaak aan allerlei extreme en fanatieke meningen die anderen worden opgedrongen. En ituurlijk zijn er op dit terrein enor­me brokken gemaakt. Maar de ‘leer van het Koninkrijk’ is niet bedoeld om als leer een eigen leven te gaan leiden. Jezus zelf heeft dit op overduidelijke wijze tot open­baring gebracht. Hij bracht deze leer in praktijk! Theorie en praktijk waren bij Hem één. Daarom was de leer die Hij bracht, het evangelie (blijde boodschap) zoals God dat bedoelde. Vandaar dat ook het zicht­baar worden van de gemeente, waar ieder waarachtig kind van God zo naar verlangt, niet tot stand kan komen zonder in het evangelie van Het Koninkrijk te geloven en dat te beleven. Het is dus wel van belang om zichzelf af te vragen of de kerk of gemeente waartoe wij behoren dit evangelie wel centraal heeft staan en er ook praktisch en op een gezonde wijze naar gehandeld wordt. Door het zichtbaar worden van de gemeente gaat er iets geweldigs gebeuren. Want het is een wet van Meden en Perzen dat positieve ont­wikkelingen altijd positieve gevolgen hebben. Wat een mens zaait zal hij immers ook oogsten. Feitelijk behoort in deze eindtijd maar één ding prioriteit te hebben bij elk waarachtig kind van God. En dat ene is dat hij er zich voortdurend van bewust dient te zijn dat het van hem of haar afhangt of de gemeente ‘zichtbaar’ wordt.

Dat zichtbaar zijn begint in ons eigen persoonlijk leven en samen met anderen die de dezelfde doel­stelling voor ogen houden, wordt zo uiteindelijk de totale gemeente zicht­baar. Dat zal veel meer impact heb­ben dan allerlei activiteiten, hoe goed bedoeld ook, om anderen te winnen voor Christus. Natuurlijk keuren we die niet af; in een bepaal­de fase van onze geestelijke ontwik­keling kunnen zij zelfs een duidelij­ke opbouwende functie vervullen. Maar het is niet het einddoel. Hetzelfde geldt voor tekenen en wonderen, waar velen zo door gefixeerd lijken te zijn. De duivel, als grote naaper van God, doet ook teke­nen en wonderen. En wie niet op zijn hoede is en onvoldoende geeste­lijke onderscheiding heeft, kan gemakkelijk in deze val lopen. Natuurlijk maakt elk kind van God in zijn of haar leven tekenen en wonderen mee. Het is echter geen doelstelling op zich maar is een van­zelfsprekend gevolg van ons geloof. Het behoort een normaal onderdeel van ons geloofsleven te zijn.

De vrucht van de Geest

Wat de duivel echter altijd zal haten is de werkelijke openbaring van ons nieuwe schepping zijn, zodra wij in ons gewone dagelijkse leven de vrucht van de Geest gaan openba­ren. In Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22) noemt Paulus de verschillende facetten van deze vrucht: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.

Het is dus van levensbelang dat deze eigenschappen zich gaan openbaren. En, nogmaals, ze liggen niet als een soort wet op ons waaraan wij moe­ten voldoen, maar ze komen auto­matisch tevoorschijn bij elk kind van God dat zijn nieuwe-schepping-zijn serieus neemt. Laten we bij onszelf te rade gaan in hoeverre er in dit opzicht nog een manco is in ons leven.

 

Kunnen wij bijvoorbeeld vergeven als ons (al of niet vermeend) onrecht is aangedaan? Nog vrij recent kregen wij een brief van iemand waaruit niet alleen teleurstelling sprak voor alles wat hem als onrecht was onge­daan, maar ook verbittering. Je zou kunnen zeggen: hij was op het ver­keerde spoor terechtgekomen. Na het lezen van zijn brief kregen we de woorden van Paulus in onze gedach­ten: “Waarom lijdt gij niet liever onrecht?” 1 Korinthe 6 vers 7b (1 Kor. 06:07b). Natuurlijk ontkomt geen enkel kind van God aan allerlei teleurstellingen en nare ervaringen in zijn leven. En vooral als ze door mede-christenen zijn veroorzaakt komen ze vaak kei­hard aan. Maar ga eens bij uzelf te rade hoe vaak u zelf medebroeders en zusters hebt teleurgesteld. Naarmate we echter op gezonde wijze geestelijk groeien gaan we van­zelf meer de vrucht van de Geest openbaren in allerlei situaties van het leven. En dan snijdt het mes aan twee kanten: wij zijn ten zegen voor de ander en worden daardoor ook zelf gezegend. De openbaring van ons nieuwe schepping zijn wordt realiteit.

Als deze ontwikkeling doorgaat wordt meer en meer de openbaring van de werkelijke gemeente een realiteit. Ieder waarachtig kind van God draagt de persoonlijke verant­woordelijkheid dat de ‘wachttijd’ van het openbaar worden van de zonen Gods meer en meer wordt ingekort. Uiteraard haat de duivel deze ont­wikkeling. Maar één ding is zeker: het gaat wel door! Dat kan hij op geen enkele wijze tegenhouden. God staat achter al Zijn beloften. En naarmate de volle gehoorzaamheid en het volle geloof doorbreekt in allen die waarachtig geloven, zal de echte Gemeente van Christus in al zijn facetten zichtbaar worden als een machtig getuigenis dat uiteinde­lijk het Rijk van de levende God triomferen zal over elke vorm van duisternis.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

In tegenstelling tot heel veel moderne christelijke bewegingen heeft Jezus, tijdens zijn verblijf op aarde, z’n uiterste oest gedaan om niet op te vallen. Hij hoefde zich niet zo nodig te manifeste­ren en zocht evenmin de publiciteit. Altijd sprak hij over geheimenissen, ver­borgenheden, over zijn Vader “die in het verborgene is”.

Alleen met zijn volgelingen besprak hij de meest wezenlijke dingen die hem beroerden, want alleen aan vertrouwe­lingen kon hij dat kwijt. Een werkelijke volgeling kan dan ook een geheim bewaren.

Desondanks moest hij hen vele malen verbieden hem bekend te maken. Ook verbood hij de genezen blinden te vertellen wie hij was en herhaaldelijk ver­bood hij de boze geesten dat ze riepen wie hij werkelijk was. Petrus was, wat dit betreft, nogal hardleers in zijn enthousiasme, want het zit diep om altijd maar weer ‘Koning Jezus’ te kraaien.

Het feit dat God aansluiting zocht bij Maria, ligt denk ik hierin dat ze een geheim, hét geheim, goed kon bewaren. Kortom, als er iets was waar Jezus voor waakte, was het wel uiterlijk vertoon. Hij bleef liever gewoon, een echt mens, onopvallend. Hij hield niet van twisten of schreeuwen en op de media-pleinen zou je zijn stem niet horen. Liever wendde hij zich in alle bescheidenheid tot de geknakte en gebrokene, de verdrietige en onbeminde mens. Daarom kon God Zijn Geest op hem leggen omdat deze Geest de gedachten van God alleen kwijt kan aan ootmoedigen, aan mensen zonder enige vorm van aanmatiging.

Daar is veel over te zeggen, maar dat doe ik niet. Wat dat betreft kan ieder­een bij zichzelf wel nagaan of het ego groter is dan het onopvallende konink­rijk van de Vader. De beste plek lijkt mij de “stille wateren”, of, zoals de Vulgaat vermeldt: “wateren der wederbrenging”. Een stille plek waar je tot inkeer, tot jezelf kan komen. Waar je jezelf de vraag laat stellen ‘waar je mee bezig bent’. Het heeft alles te maken met je verborgen mens die in het ver­borgene de omgang zoekt met de Vader. Dan zal je ziel weer gerestaureerd wor­den en kun je in de juiste voetsporen het Lam volgen. Velen volgen liever een leeuw… Nooit zal Vader zijn heilsgeheimen kunnen vertellen aan schreeuwlelijkerds met een ‘speciale bediening’, noch aan hen die zwanger zijn van wind of gebakken lucht verhandelen in hun theologische wisselkantoren. Nee, wie Jezus ziet, ziet de Vader. En God is liefde, en die is niet opgeblazen. Die praalt niet, zoekt zichzelf niet en kwetst niemands gevoel. Wat zijn vele mensen verdrietig wegge­lopen uit lawaaierige samenkomsten, soms zó onherkenbaar gehavend dat ze zichzelf kwijt waren. Zelfs hun hoop is soms zó vervlogen dat er geen toekomst meer overgebleven is. Dat alles heeft te maken met het beeld datje van God hebt. En het mooiste beeld is Jezus zelf, de bescheiden, een­voudige mens die de karaktereigen­schappen van z’n Vader heeft en daar­door een zuiver en goed mens was: zachtmoedig, vol ontferming over de voortgejaagden. Iemand aan wie je je kunt toevertrouwen omdat hij je heel laat, heel maakt. Iemand aan wie je je diepste wonden durft te laten zien, zodat ze kunnen worden aangeraakt. Ben ik zo’n mens? Ben ik een beeld van Jezus? Kan mij iets toevertrouwd worden? Kan een mens mij vertrou­wen ? Ben ik een medemens in wie de Vader zich herkent? Dan worden Zijn diepste wensen ver­vuld in mensen die de barmhartigheid van hem in alle bescheidenheid doen. Je zó laten liefhebben door degenen die Hem lief zijn datje wordt wie je bent en zelf kunt liefhebben met de liefde waarmee Vader van je houdt.

 

Discipel van het Koninkrijk door Hans Bulthuis

 

In Markus 13 vers 52 (Mark. 13:52) spreekt Jezus over een schriftgeleerde die een dis­cipel van het Koninkrijk der heme­len is geworden. Er blijkt dus een overgang van de een naar de ander mogelijk te zijn. Dit is zelfs zeer noodzakelijk, omdat het Koninkrijk van God nabij gekomen is. Aan deze nieuwe en door God bedoelde situatie is alleen deel te nemen, indien men er een daadwer­kelijke volgeling van wordt. Schriftgeleerde blijven, de theoreti­cus zijn, verhindert namelijk om in te gaan in die nieuwe en goddelijke wereld die Jezus toegankelijk heeft gemaakt.

Het is een al eeuwenlang durende, geraffineerde truc van de duivel om gelovigen zowel van het oude Israël als onder de christenen – eindeloos bezig te laten zijn met de leer, de theorie en de letter, vaak gepaard met discussie en twist. Hoe dikwijls stonden vele schriftgeleerden tegen­over Jezus om Hem dwars te zitten, om Hem op een woord te vangen, om met Hem te redetwisten. De Heer spreekt het ‘wee u’ over hen uit als zij bij hun onzalig en onvrucht­baar bedrijf blijven. Het is een boze geest die de heilige Geest tracht te weerstaan, met veroordeling en afwijzing van de andersdenkenden. Wie echter uit dat levenloze en bekrompen wereldje weet te ont­snappen en in de ruimte van Gods Koninkrijk komt, beseft pas goed welke heerlijkheid en mogelijkheden God bereid heeft voor de mens. Het is zijn uitdrukkelijke bedoeling dat zijn kinderen uitgeleid worden uit het aards georiënteerde en op oud­testamentische leest geschoeide christendom om hun verheven plaats in Christus Jezus in de hemelse gewesten te gaan innemen. Wie dorst heeft, kome en drinke, opdat hij vol worde van het water des levens dat daartoe uit Jezus’ binnen­ste vloeit.

Typering

Wie, wat en hoe is dan die discipel van het Koninkrijk der hemelen? Wat typeert hem, wat is zijn identi­teit, waardoor wordt hij bepaald? Omdat het discipelschap van het Koninkrijk der hemelen zo rijk en uitzonderlijk mooi is, kan geen enkele omschrijving de voorgaande vragen compleet beantwoorden. Dit discipelschap vormt immers de ker van Gods geheimenis. Uit de veel- heid van informatie daarover in het evangelie is het echter mogelijk een profielschets samen te stellen. Daarbij is evenwel opgemerkt dat het bewust beleven van dat discipel­schap altijd de beste leermeester is. Het kennen van binnenuit, het door de praktijk geproefd en doorleefd hebben, gaat alle woorden en beschrijvingen verre te boven. Een discipel van het Koninkrijk der hemelen is een wedergeboren en in heilige Geest gedoopte christen die gelooft in de onzienlijke wereld en alles wat daarin aanwezig en werk­zaam is. Hij/zij neemt daar actief zijn plaats in Christus in, tegenover het rijk der duisternis. Vanuit de kennis over die onzienlijke wereld benadert hij alles wat zich in zijn leven aandient. Hij leeft vanuit de werkelijkheid en de mogelijkheden die hem in Christus ten deel zijn gevallen. Vanuit die geestelijke reali­teit verklaart hij de optredende zaken in het leven en zoekt er oplos­singen voor.

Hij verzamelt geestelijke schatten en wordt gaandeweg rijk in God alleen. Hij laat zich voeden, bepalen en vor­men door het woord van God, dat is het evangelie van Jezus Christus. Hij laat zich gehoorzaam leiden door de heilige Geest, doordat hij in een voortdurende en innige relatie met de Heer wandelt. Hij werkt in geloof door de gaven en kracht van die Geest. Hij neemt deel aan de strijd tegen de machten der duisternis, zowel in eigen hemel als in die van de gemeente. In Christus staat hij boven alle dingen en leeft verzekerd en onbeweeglijk in de goddelijke natuur. Hij is zelf ‘van boven’ gewor­den, een uit God geborene en gezalf­de, een zoon van de levende God. En zoals Jezus is, is ook de discipel van het Koninkrijk der hemelen in deze wereld.

In geest en in waarheid

Een discipel van het Koninkrijk der hemelen is een losgekochte van de aarde. Voor de wereld, het vlees en haar begeren is hij gekruisigd, door­dat hij zichzelf voortdurend door zijn geloof in Christus’ dood onder­gedompeld houdt. De boze geesten met hun verleidingen laat hij niet meer toe. Hij is met Christus daar­voor gestorven en begraven. Hij is ook dood voor elke religieuze poes­pas, vormendienst en uiterlijk ver­toon. Hij heeft geen attributen nodig om zijn geloof te beleven. Hij dient God met zijn geest in het evangelie van zijn Zoon. Gelijk zijn Meester heeft hij eveneens geen religieuze steun op aarde nodig, geen steun­punt of steen om zijn hoofd op neer te leggen. Noch een nest om zich religieus in te nestelen ter bescher­ming, ter bewaring en ter beleving van zijn geloof. Al deze babelse zaken zijn hem vreemd, omdat hij in geest en in waarheid met de Vader en de Zoon wandelt. In Hem alleen heeft hij zijn wortels en zeker­heid.

Hij is in de hemelse gewesten naar de innerlijke mens dag en nacht voor de troon van God en het Lam. Lofprijzend en aanbiddend, biddend en voorbiddend, luisterend en medi­terend, gevend en ontvangend. Daar zoekt hij naar de dingen die van Christus zijn en bedenkt ze. Daar vindt hij dagelijks het hemelbrood, het verborgen manna dat hem leven geeft, naast hetgeen de Geest door middel van de plaatselijke gemeente aanreikt. Hij heeft zich geheel en al afhankelijk gemaakt van Jezus. Zonder Hem kan hij niets doen in alles wat Gods plan en leven betreft. Christus wordt zodoende meer en meer zijn leven. Christus leeft in hem en hij door Hem.

Gevolgen

De zichtbare gevolgen daarvan blij­ven niet uit. Liefde en barmhartig­heid bepalen zijn houding ten aan­zien van de naaste, inzonderheid de gelovigen. De vrucht van de Geest is zijn gewaad, zijn tooi, waarmee hij zich bekleedt.

Zó presenteert hij zich in deze wereld. Hij dient de belangen van zijn Meester voor de mensen. Hij gaat rond en doet goed. Hij komt daarin niet over als een vertegen­woordiger van zijn christelijke deno­minatie, maar als een universeel christen waardoor Jezus zich open­baart.

De plaatselijke gemeente, waarbin­nen de gelovige opgroeit, dient zulke zonen voort te brengen inplaats van uniforme, beperkte en kerkgekleur- de gemeenteleden. Innerlijk zich heel goed bewust van zijn hoge komaf en zijn opdrachten, zich daar­bij niet laten afleiden van zijn gees­telijke identiteit en doelstelling, kan hij niettemin alle gelovigen aanvaar­den en positief benaderen. Hij gaat onbaatzuchtig voor de zaak van Christus, voor diens lichaam, de Gemeente (allereerst zijn eigen plaatselijke gemeente) en voor zijn plan. Het is voor hem zaliger te geven dan te ontvangen. Eigen belang, eer en macht tellen niet. De diepe levenslessen die Jezus onderrichte in zijn beroemde berg­rede. hebben de discipelen van het Koninkrijk der hemelen zich met vreugde en volharding eigen gemaakt. Geen oog om oog, maar zegening als reactie bij onrecht. Vrede en goedheid als antwoord op geweld en agressie. Het positieve tegenover het negatieve. Door hun barmhartigheid zijn zij kinderen van de Allerhoogste en door Hem gekend. Daarbij sieren ootmoed en nederigheid, bescheidenheid en een­voud de volgeling van Jezus. Hij heeft dat van Hem geleerd en wil beslist als z’n Meester zijn. De ruimte van hart en de goddelijke gezindheid zijn een gevolg van de goddelijke wereld waarin hij naar de innerlijke mens leeft. Gods Koninkrijk wordt immers volledig bepaald door de Almachtige die enkel goedheid en liefde is. Het is een geestelijke situatie van leven en overvloed. Van volheid en rijkdom aan kennis en kracht. Er is daar altijd een goed geschudde, overlo­pende maat aan voorzieningen voor zijn zonen. Een gaan van genade tot genade, van kracht tot kracht, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Al het Zijne is onbeperkt het hunne, gemakkelijk en volmaakt. Belofte en geloof, ja en amen gaan er hand in hand.

Hoofdrolspeler, overblijver en koning

In het laatste bijbelboek komen wij die schare discipelen van het Koninkrijk tegen als een overwin­nend Godsvolk, dat alles wat Hij voor hen bereid heeft, beërft. Ondanks de geweldige pressie van de duisternis in de eindtijd en de grote verdrukking, komen zij onbe­rispelijk en sterk tevoorschijn. Ze zijn dé hoofdrolspelers in dat grote eindtijddrama. Omdat het evangelie van het Koninkrijk Gods in hen tot hun eigen leven wordt, zijn zij onuitroeibaar, onoverwinnelijk en ongrijpbaar voor satan en zijn anti­christelijke krachten. Ze zijn volle­dig uit het gezicht van de slang weg- gegroeid, al gelovende, al strijdende, het woord Gods uitwerkende. Omdat zij overwinnende zijn, wordt hen steeds meer gegeven van de geestelijke erfenis, van de goederen Gods. Want niet wie alleen ‘Here, Here’ zeggen, maar ook doen wat Hij dagelijks gebiedt, bouwen op de onwrikbare rots en ontvangen eeu­wig leven in zichzelf. Niet alleen worden zij zelf daardoor behouden, maar kunnen en zullen zij tevens anderen gaan behouden die tot hen vlieden. Die de slip van hun jas aangrijpen en om de weg des levens vragen en leiding voor hun verloren leven zoeken. Zij weten hen naar de bronnen van levenswater te brengen, omdat zij daar zelf steeds gedronken hebben en dus de weg kennen. Zij weten hun innerlijk aan de Christus te bin­den en niet aan zichzelf of aan hun eigen christelijke beweging. Zij vormen met hen de rest die behouden ingaat in het volle zoon­schap en voeren een ontelbare scha­re met zich mee het hemels Koninkrijk binnen. Zij zijn de enige overblijvers uit een verbasterd wereldchristendom. Deze overwinnaars op het beest uit de afgrond en deze navolgers van het Lam, zullen als koningen met Christus gaan heersen over een kapotte wereld en mensheid. Alle dingen worden dan hersteld. Het grote vrederijk van God zal volop beleefd gaan worden op aarde. Eindeloos zal die vrede zijn. Zonden en ziekten worden niet meer getoler­eerd maar uitgebannen, zodra zij zich manifesteren. De mens die zich daar niet van wil laten scheiden, zal met de vloek, dat is de dood, getrof­fen worden Jesaja 65 vers 20d (Jes. 65:20d). Er zal geen enkele gelegenheid geboden worden aan de geweldenaar, aan de leugenaar en aan de gruwelbedrijver. Dié aarde wordt enkel goed en hei­lig, enkel liefde en vrede, enkel waarheid en gerechtigheid.

Volg Mij

Deze zonen van de hemelse Vader zijn eens begonnen met gehoor te geven aan Jezus’ oproep om Hem te gaan navolgen. De mogelijkheid daartoe is nog steeds aanwezig. Het is nog volop genadetijd. Er kan nog voldoende reserve-olie ingekocht worden om straks op de juiste tijd en op de juiste plaats in het grote geestelijke proces aanwezig te zijn om in te gaan in de heerlijkheid van onze hemelse Leidsman en Heer, Jezus Christus, de zoon van de levende God.

Zij hebben uit liefde tot de waarheid die waarheid gezocht en met vreug­de hun leven binnengehaald. Zij geven daar dagelijks een plaats aan in hun handel en wandel. Zij zijn er naar gaan staan. Navolgen is niet naapen, maar de waarheid, de weg en het leven Gods door de Geest aan het hart geopenbaard krijgen, zodat door de bijstand van die Geest dat leven hun eigendom wordt. Het doortrekt de persoonlijkheid en doet de gestalte Gods langzamerhand tevoorschijn komen door te ‘doen’ wat Hij gebiedt.

Geliefde lezer, ook voor u geldt de bewogen oproep van Jezus om Hem te gaan volgen in geest en in waar­heid door de hemelen. Ook voor u is de overgang van schriftgeleerde, kerkganger en doorsneechristen naar het koninklijk discipelschap mogelijk en haalbaar. Geef gehoor aan Jezus’ roep en volg Hem getrouw in volledige overgave en geloof. Hij zal ook u gelijkvormig maken naar zijn beeld, tot eer van God.

 

Is ons leven werkelijk heilig door Cees Maliepaard

Voorbeeld­functie van Je wet Deel 7 “U zult niet doodslaan” Exodus 20 vers 13 (Ex. 20:13).

Daar kunnen we gauw klaar mee zijn! Ik denk niet dat er onder ons iemand is die de mening is toege­daan: moord en doodslag… dat moet kunnen, als je er maar een goede reden voor hebt.

Als schapen ter slachtbank?

Iemand van het leven beroven? Natuurlijk kan dat zomaar niet. Zelfs los van de wet van Mozes kan dat niet, tenzij iemand uit noodweer handelt. Of mag wie in de Christus is zich niet verdedigen of voor een ander in de bres springen? Moet je je echt in de natuurlijke wereld als een schaap ter slachtbank laten lei­den? Jezus deed dat weliswaar ook, maar dat voorbeeld van Hem is niet zonder meer voor ons ter navolging gegeven, net zomin als zijn kruis­dood dat is. Moet je je naaste (waar je tot op zekere hoogte verantwoor­delijk voor bent) gewoon laten afslachten? Ook als het een kind van je is bijvoorbeeld? Ik denk dat het antwoord op zo’n vraag niet al te moeilijk zal wezen. Niet voor de natuurlijke christen… maar ook niet voor de geestelijke! Het mag duidelijk zijn dat de Here God met dit woord doelt op het heb­ben van eerbied voor het leven van je medemensen. Het menselijk leven is immers een beeld van God zelf – alleen daarom al mag je er zomaar niet aankomen. Ik ben dan ook zeker geen voorstander van de doodstraf, want er is werkelijk geen rechtvaardiging denkbaar voor het opleggen van de natuurlijke dood als straf. In de meeste beschaafde lan­den is de doodstraf dan ook afge­schaft.

Iets anders lijkt het me, als men de maatschappij bij zware misdrijven voor recidivisme wil behoeden. Als er in bepaalde landen nog doodvon­nissen worden voltrokken, zou men dit niet als bestraffing van de delin­quent moeten zien, maar eerder tot bescherming van hen die zich bedreigd voelen: slachtoffers en potentiële slachtoffers. Men beneemt een bij herhaling in dezelf­de fout vervallende crimineel dan het natuurlijke leven, omdat onschuldigen anders geen leven meer zouden hebben. In de landen van de Europese Unie is dit niet actueel. In de rechtspraak kennen we hier in vredestijd geen doodvon­nissen meer. En misschien is dat maar beter ook, gezien de regelma­tig voorkomende gerechtelijke dwa­lingen in Amerika bijvoorbeeld.

Vrij van de dood

We lezen in Exodus 20: “U zult niet doodslaan”. Is slaan dan niet zo erg, als je maar geen doodklap geeft? Nee, we zullen moeten leren in de natuurlijke wereld onze handen thuis te houden. Alles wat met zicht­baar geweld te maken heeft, valt bui­ten onze bevoegdheden. Onze strijd is immers tegen onze geestelijke belagers in de hemelse gewesten! Het is wel een heel leerproces om alles geestelijk te benaderen, want dat gaat nu eenmaal niet vanzelf; de geestelijke benadering kun je alleen in het klimaat van de Heer leren. Het is eigenlijk het begin van de eer­ste opstanding, waarover in Openbaring 20 vers 5 en 6 (Openb. 20:05-06) geschre­ven staat: “Zalig en heilig is hij die deel heeft aan de eerste opstanding; over hen heeft de tweede dood geen macht”.

Die zaligheid en heiligheid komen vooral tot uiting in het geen deel hebben aan de tweede dood. De tweede dood is immers van een totaal andere orde dan de eerste (lichamelijke) dood. De eerste dood is alleen het afleggen van het natuurlijke lichaam, maar de tweede dood is het (naar je innerlijk) voor eeuwig los van God zijn. Wie in de Christus is heeft deel aan het opstandingsleven – over zo iemand heeft de tweede dood geen enkele macht. Niets zal ons immers nog kunnen scheiden van het leven in de liefde van Christus! Koning Dood kan nog wel ons vergankelijk lichaam in z’n greep krijgen, maar niet onze innerlijke mens, niet ons geestelijk lichaam, niet onze ziel, de kern van ons innerlijk wezen… niet degene die we zijn in het diepst van ons innerlijk.

Niet door kracht of geweld…

Uiteraard zullen we afblijven van het natuurlijke lichaam van een mens. maar méér nog van iemands inner­lijke statuur. Een mens kan iemands lichaam doden, al of niet met voor­bedachten rade. Als het van tevoren beraamd is, is het moord. Als het zonder planning vooraf gebeurt, is het doodslag. En bij een ongeval zóu het dood door schuld kunnen wezen. Elke nodeloze kwetsuur van het lichaam van een mens is ver­keerd, dat mag duidelijk wezen.

Maar als je iemands innerlijk gewe[1]aandoet, is dat minder erg? Een kind stelselmatig naar de inner­lijke mens mishandelen… door ver­werping, miskenning of kleinering, maakt het naar het innerlijk kapot. Een volwassene kan dat op die manier trouwens ook overkomen. Innerlijke verwondingen vallen wel­licht minder op dan zichtbare kwets­uren, maar ze werken veel geraffi­neerder. Daar kan de boze zich nog beter in vinden, want daardoor kan hij het innerlijk van de betrokkene in bezit nemen.

Over zo’n mensenkind zullen we met innerlijke ontferming bewogen zijn, want het verkeert als het ware in het klimaat van de dood. Op hen is van toepassing, het woord uit Spreuken 24 vers 11 (Spr. 24:11): “Red hen die ten dode gegrepen zijn, wend u niet af van hen die ter slachting wanke­len”.

Van de dood redden

Het ‘U zult niet doodslaan’ is ook nu nog een verbod om iemand lichame­lijk te doden, maar zeker ook een verbod iemands innerlijke structuur aan te tasten. De bedrijvers van een dergelijk kwaad zijn niet te helpen, tenzij ze onder ogen willen zien wat ze aangericht hebben en proberen goed te maken wat nog goed te maken valt. Voor een slachtoffer die de natuurlijke dood gestorven is, kan je niet veel meer doen. Die kan je alleen nog aan de Heer opdragen en het lichaam ter aarde bestellen. Maar voor iemand die geestelijk de vernieling in geholpen is, kan je in dr geestelijke wereld op de bres staan. En daar zul je zonodig jarenlang mee door dienen te gaan. Hoe fijn is het dan als je zo’n leven van lieverlede in balans ziet komen. Daar kan je van genieten – net zoals de Heer daar plezier aan zal beleven. Ik denk dat we meer bewogen die­nen te zijn met de slachtoffers van geestelijke doodslag dan met de bedrijvers ervan. Ze zijn beiden wel de dupe van satanisch geweld, maar er zit wel degelijk verschil in. De eersten zijn zonder meer slachtoffer, zowel van de Satan als van de mens die diens instrument geworden is. De bedrijvers van het kwaad zijn óók wel door de Satan aangetast en wer­ken nu onder zijn supervisie, maar zij hebben daar een werkzaam aan­deel in waar ze zelf voor kiezen.

Onder de bedekking vandaan “U zult niet doodslaan” is voor wie in Christus is, eigenlijk een vanzelf­sprekende zaak. Dat is voor ons een allang gepasseerd station. In Christus ingevoegd zullen we nog °en belangrijke stap verder gaan. We Wijn immers helemaal niet bezig in het klimaat van de dood, maar in dat van het leven. We zullen de (geeste­lijke) dood niet zien, maar in alle eeuwigheden met de Heer leven. Een ander het geestelijke moeras in helpen, valt buiten ons bezig zijn. We zijn er juist op gericht mensen ‘het leven’ mee te delen. Het leven in het klimaat van de Heer. “U zult niet doodslaan” past in het Oudtestamentische denken, daar is het op z’n plaats.

Nieuwtestamentisch hebben we een ander uitgangspunt, we mogen ons thans uitstrekken naar de volheid in Christus, daarmee haal je zo’n Goddelijk woord onder de bedekking van de wet vandaan. De wet geeft nu een­maal een gevoel van beperking, alsof je een gekortwiekte vogel bent. Terwijl Christus Jezus ons juist in de vrijheid van de kinderen Gods geplaatst heeft.

En als kinderen Gods mogen we vrijmoedig op weg zijn naar het volle zoonschap. De natuurlijke dood heeft immers voor wie in Christus is z’n prikkel verloren, want we hebben deel aan de opstan­ding van Christus Jezus. Alleen ons lichaam is nog sterfelijk – onze innerlijke mens is onaantastbaar geworden voor de doodsmachten.

Een verdieping van denken

Wie nu eventueel mocht denken dat het met betrekking tot het niet dood­slaan allemaal wel goed zit, zolang je maar niemand naar het vlees of naar het innerlijk te na komt, zou zich wel eens lelijk kunnen vergissen. In tegenstelling tot de rabbijnen, die de geboden op velerlei wijzen trachtten te beperken, leerde Jezus juist een verdieping van Gods woorden. In Matteus 5 vers 21 en 22 (Matt. 05:21-22) zegt Hij: “U hebt gehoord dat er tot de ouden gezegd is: ‘U zult niet doodslaan’ en: ‘Wie doodslag pleegt zal vervallen aan het gerecht’. Maar Ik zeg u: Een ieder die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht”.

Als je kwaad bent op een mede-lid in Christus’ lichaam en als die boos­heid van blijvende aard is. is ten aanzien van hem of haar jouw hart in het klimaat van de boze. Want boosheid kómt van de boze en toorn komt van degene op wie Gods toorn voor eeuwig rust, op Satan. Boosheid en ergernis die zich vast­zetten, worden in het innerlijk van de mens tot wrok en die komt tot stand in het klimaat van de dood. Daar spelen occulte machten op in. Paulus schrijft: “Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid. Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft” Efeze 4 vers 31 en 32 (Ef. 04:31-32). Als we leven uit wat er in vers 32 staat, hebben we deel aan Gods Geest zoals die ons door Jezus geschonken is. Dan zijn we vriende­lijk, barmhartig en vergevensgezind en kan de Christus in ons openbaar komen. Zo zullen we door kunnen groeien en het beeld van Jezus in onze levens ten volle zichtbaar laten worden. Waar dat bij een ieder van ons persoonlijk het geval is, zal het ook in de gemeente als geheel tot uitdrukking kunnen komen. Het woord ‘U zult niet doodslaan’ vertelt alleen maar wat we niet moe­ten doen. De Heer zegt ons echter ook wat we wel mogen doen: het leven Gods meedelen. En daar kun­nen we wat mee… toch? Het hele plan van God, dat wonderschone idee van een harmonieuze schep­ping waarin overal de heerlijkheid van de eeuwige God geproefd en aanschouwd kan worden, dat mag beginnen bij het huisgezin van God. Of als u het wat ouderwetser gezegd zou willen hebben: de volle raad Gods zal in onze levens gestalte krij­gen.

Het is daarom logisch dat we, bezig zijnde met de dingen van onze hemelse Vader, niet de werken van Koning Dood zullen onderstrepen, maar de heerlijkheden van het Koninkrijk van God. Die klikken in ons binnenste. En die zijn bedoeld om er in de komende tijd de hemel en de aarde mee te vervullen.

 

Levend water door Truus van Kaam

Een kraan die een miezerig straaltje water geeft, kan ons ergernis bezorgen. Er behoort een flinke straal water uit te komen. Meestal is kalkaanslag de oorzaak daarvan en dat is te verhelpen.

Maar hoe staat het met ons? Komen onze woorden ook druppelsgewijs naar buiten? Of spreken we vanuit de overvloed van ons hart? De boze wil met zijn gedachten ook in ons hart binnenkomen. In de natuur zien we dat een gestage druppel zelfs een weg uitholt. En een uitgeholde weg zal weer opgehoogd moeten worden.

Zo kunnen ook in ons leven, mede door geweld en onderdrukking, diepe

groeven ontstaan.

Zou daar een oplossing voor zijn?

Vast en zeker!

We leren te gaan onderscheiden hoe verkeerde gedachten ons willen beïn­vloeden en sluiten ons daar innerlijk voor af: die kraan moet dicht! Na verloop van tijd zullen we tot onze vreugde opmerken dat uit ons hart meer en meer stromen van levend water zullen vloeien. Jezus zegt in Johannes 7 vers 38: “Wie gelooft, gelijk de Schrift zegt, stro­men van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

“Daar wij dan volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heilig­dom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, en wij een grote priester over het huis Gods hebben, laten wij toetreden met een waarach­tig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken” Hebreeën 10 vers 19 tot en met 24 (Heb. 10:19-24).

Onze kostbare tijd

‘Opzij, opzij, opzij!’ Waarom hebben wij toch zo’n vreselijke haast? Zo begint een boekbespreking in het financieel economisch magazine FEM over het in Amerika versche­nen boek van James Gleick, getiteld “Faster. The acceleration of just about everything”. Johannes van Bentum, die het boek in genoemd blad bespreekt, schrijft onder ande­re: “Het centrale thema is tijd en de obsessie van de moderne mens om zoveel mogelijk tijd te besparen. Tot in het absurde toe. Gleick schrijft in zijn boek over het knopje ‘deuren sluiten’ in liften en het halfautomati- sche systeem waarmee een telefonist van de dienst inlichtingen per uur voor een kleine 250 klanten een tele­foonnummer opzoekt. Tijdens het lezen ontstaat een gevoel van beklemming. Moet het allemaal zo snel? Waarom eigenlijk? Wat is het nut?”

Tijd besparen

In zijn boek neemt Gleick de lezer mee op een wilde tocht langs alle mogelijke manieren om tijd te defi­niëren, te meten en te analyseren. En vooral te besparen. Dat ziet Gleick toch wel als het centrale thema in deze samenleving, waarin de meeste ‘gadgets’ worden verkocht onder het mom dat zij ’tijd besparen’. Tegelijk maakt hij pijnlijk dui­delijk dat tijd helemaal niet kan wor­den bespaard. Want waar is de zee van tijd waarin alle bespaarde secon­den, minuten en uren zachtjes klot­sen?

Wat Faster niet biedt is een afweging van de voor- en nadelen van het steeds hogere tempo”, schrijft Van Bentum in zijn bespreking. “Is het goed? Of is het juist niet slecht? Gleick weigert een oordeel te vellen over het steeds hogere tempo. Zijn boek toont aan dat telkens wanneer de mens de keuze krijgt tussen een gezapig bestaan en ‘life in the fast lane’, hij voor het laatste kiest. Dat wil niet zeggen dat de mens achter­lijk is. Het kan zijn dat het de juiste keuze is, maar dat de mens af en toe moeite heeft de noodzakelijke aan­passingen te doen om ermee te kun­nen leven. Eén ding maakt Gleick in elk geval zonneklaar: een leefwijze die gericht is op het zo efficiënt mogelijk gebruiken van tijd heeft niets te maken met succes. Het enige wat de mens kan doen is kiezen wat hij op elk moment wil doen”. Als hij dan maar de goede keuze doet en de juiste beslissingen neemt, zouden we daaraan toe wil­len voegen.

Het boek van Gleick is één van de vele boeken die er in de afgelopen jaren over het onderwerp ’tijd’, en het omgaan ermee, zijn verschenen. Het op de juiste wijze omgaan met onze tijd is een must in deze tijd.

Tijd is immers geld? Elke minuut, elke seconde moet zo effectief moge­lijk benut worden, is de mening van allerlei deskundigen op dit terrein. En wie de kneepjes en vaardigheden van het effectief omgaan met de tijd eenmaal onder de knie heeft, heeft dan ook voldoende tijd ter beschik­king om die, naar eigen inzicht, met prettige dingen te kunnen invullen. Zo wordt het tenminste voorgescho­teld, ook in allerlei cursussen die er op dit terrein bestaan. Nu zullen wij de laatste zijn om te ontkennen dat er veel tijd verknoeid wordt die nuttiger besteed kan wor­den. En dat sommigen -ook christe­nen helaas- op een chaotische wijze omgaan met hun tijd. Elke zorgvul­digheid ontbreekt en de negatieve doorwerking ervan gaat zich dan op allerlei terreinen van het leven open­baren. Daarom is het niet verkeerd om eens een of meerdere ’time- management’-boeken te lezen. Maar in de praktijk blijkt vaak dat er vaak wat meer moet veranderen dan het proberen de regels die aangegeven worden in dergelijke boeken of geschriften op te volgen.

Wat is tijd?

Dat meerdere wat moet veranderen houdt ook verband met de opvatting die we over het begrip ’tijd’ hebben. Wat is ’tijd’ eigenlijk? Het woord is Ingeleid van het Griekse ‘daiesthai’. wat ‘verdelen of indeling’ betekent Het is in feite abstract want je kunt het niet tastbaar maken, ook al leven we er middenin en hebben er elk moment van ons leven mee te maken.

Gelukkig krijgt het begrip ’tijd’ voor een waarachtig christen een heel andere dimensie, als we beseffen dat ’tijd’ verbonden is met ‘leven’. Dan komt het uit de ondefinieerbare, abstracte sfeer terecht in de geeste­lijke en daardoor onbegrensde wereld met zijn mogelijkheden die God biedt. Het leven dat we van Hem hebben ontvangen is immers een ‘eeuwig leven’, dat wil zeggen er komt nooit meer een einde aan, ook niet bij ons lichamelijk sterven. Hoe we ons dat allemaal precies moeten voorstellen is vooralsnog verborgen, maar in feite ook minder belangrijk. We hebben immers met het ‘nu’ te maken, we leven in déze tijd. Onze hartslag klopt in de tijd waarin we nu leven. Dit ‘nu-leven’ vormt de realiteit van ons huidige bestaan en is -zoals de Bijbel ook duidelijk aangeeft- zeer belangrijk. Wat doen wij nu met ons leven? Verstaan wij de tijd waarin wij leven? Gaan wij op verantwoorde wijze om met onze tijd? Laten we leren, in alle vrijheid en onspannen- heid, op de juiste wijze invulling te geven aan de tijd die ons gegeven is, zodat we ook meer en meer tot de ontdekking komen welke onbe­grensde mogelijkheden en heerlijk­heden de Heer ons in Zijn grote lief­de heeft toevertrouwd.

Vier evangelisten: wie heeft gelijk?

Enige tijd geleden kregen we het boekje “Het evangelie volgens Markus, Mattheüs, Lukas en Johannes in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf” onder ogen. Fraai gebonden lag het bij V&D in de opruiming, afgeprijsd van fl. 39,90 naar fl. 10,-. Wat de verkoop betreft dus een mislukte uit­gave zou je kunnen zeggen. Toch werd onze nieuwsgierigheid over de inhoud opgewekt, toen we lazen dat de schrijvers proberen aan te tonen dat veel van wat in de evangeliën vermeld wordt niet altijd waarheids­getrouw is. De schrijvers doen een poging om met hun vertaling aan te geven wat er werkelijk in de Griekse tekst staat. Het boek is dan ook bedoeld voor, zoals de achterflap ver­meldt, ‘kerkgangers én verstokte atheïsten’.

In een toelichting bij de vertaling schrijft Mario Molegraaf dat gestreefd werd om de “authentiek evangeliën recht te doen. Dat bete­kent dat sommige bij christenen geliefde, maar onechte passages ver­vallen. De oorspronkelijke geschrif­ten bestaan trouwens niet meer. Er zijn eindeloos veel afschriften, waar­uit men probeert de oerversie te reconstrueren. Zelfs al lijkt af en toe in oude vertalingen de tekst het zui­verst te zijn overgeleverd. Maar het meeste belang wordt toch toegekend aan de honderd papyri met fragmen­ten uit de Nieuwe Testament”. Volgens de schrijvers zijn “de evan­geliën in de loop der eeuwen met stupide én scherpzinnige exegese, oprechte én bevooroordeelde theolo­gie overladen. Je moet dat alles kun­nen vergeten. Want voor je het weet, dreigt het je zicht te benemen op de ware betekenis van deze literatuur”.

Literatuur?

De schrijvers geven ruiterlijk toe dat ze de evangeliën als literatuur beschouwen: “literatuur van een ongewoon genre, literatuur van een eenvoudig en soms onbeholpen soort, maar literatuur. Zoals bij alle literatuur is het nodig te luisteren naar de echo’s uit de periode van ontstaan, moet worden nagegaan door welke andere literatuur de auteurs zijn beïnvloed en dienen we te bepalen wat de schrijvers hun gehoor hebben willen zeggen. Maar wat we vooral niet uit het oog mogen verliezen, is dat het om vier afzonderlijke verhalen gaat, met een afwijkende opvatting over Jezus, met een verschillend wereldbeeld, met een persoonlijke theologie. Het ver­mengen van de vier evangeliën leidt er toe dat we de eigen boodschap van de teksten niet meer kunnen horen”.

Deze laatste regel bevestigt, wat de schrijvers overigens ook toegeven, dat ze zelf niet gelovig zijn. Het zijn juist de vier verschillende visies van de evangelisten die het verhaal over het leven van Jezus zo boeiend en verrijkend maken. Natuurlijk is het logisch dat de verhalen en uitspra­ken in de evangeliën, die ongeveer een halve eeuw nadat Jezus op aarde was zijn geschreven, niet op alle onderdelen juist zullen zijn weerge­geven. En ook zijn misschien bepaalde teksten later toegevoegd. Maar dit doet uiteraard niets af aan de werkelijke betekenis van Jezus’ woorden en zijn bediening. Het gaat uiteindelijk niet om de letter, maar om de Geest (Gods Geest) die ons doet verstaan waar het in de evange­liën werkelijk omgaat. Dan worden de vier evangelisten niet tegen elkaar uitgespeeld met de gedachte: ‘wie heeft er nu eigenlijk gelijk?’ maar gaan we meer en meer de werkelijke betekenis ontdekken. Wat dat betreft kunnen we wel onderschrijven wat de schrijvers als slotconclusie van hun boek opmerken: “Voor een waarachtig geloof – en dat is iets anders dan geharnast vasthouden aan een conventionele moraal of aan dode tradities, waar christendom in de praktijk zo vaak op neerkomt – moet je worden als een kind. Jezus zegt het: ‘Ik dank u, vader, heer van de hemel en de aarde, dat u deze dingen voor wijze en verstandige mensen verhult en ze aan kinderlij­ke mensen onthult’ Lucas 10 vers 21 (Luc. 10:21)”.

Gezondheid en welzijn

Onlangs namen we uit het informatierek van de supermarkt een bro­chure mee getiteld: ‘Boeken over gezondheid en welzijn’. Toen we er thuis doorbladerden werden we nog weer eens geconfronteerd met de talrijke boeken en brochures die er op het terrein van de lichamelijke en geestelijke gezondheid verschijnen. Bovendien kun je geen krant of tijd­schrift opslaan of je leest er wel weer het een en ander over. Hetzelfde geldt voor de aandacht die televisie, internet, enz. eraan besteden. Kortom, we worden geadviseerd om ons bezig te houden met ons licha­melijk en geestelijk welzijn. Daar is toch niets mis mee? kan men opmerken. In zekere zin niet natuurlijk, want iedereen wil graag dat het hem of haar zowel lichame­lijk als geestelijk goed gaat… maar de praktijk blijkt maar al te vaak dat dit niet het geval is. En zeker in de tijd waarin wij leven lijkt het wel of ieder mens voortdurend bezig is zich zorgen te maken over zijn gezondheid en welzijn, terwijl steeds meer mensen te maken krijgen met stress, burn-out, depressies, en noem verder maar op. Bovendien zijn er allerlei vreemde uitwassen op dit terrein. Zo zijn er mensen die voortdurend bezig zijn te denken dat ze ziek zijn, terwijl ze het niet zijn. Zij zijn niet eerder tevreden tot de dokter een of andere ziekte bij hen meent te constateren. Bij velen is er kennelijk iets fundamenteel mis. En ondanks dat de mens gemiddeld tien jaar ouder wordt dan enkele tientallen jaren geleden en er onge­kende welvaart is, zijn velen niet werkelijk gelukkig. Denk in dit ver­band ook aan het nog steeds toene­mende aantal echtscheidingen. Is er dan geen oplossing? Gelukkig wel en eigenlijk is het een hele sim­pele oplossing, namelijk geloven in Christus en daarna leren ontdekken en beleven wat dat werkelijk bete­kent. Dat laatste is uiteraard een pro­ces dat niet van de ene op de andere dag gerealiseerd wordt, maar wat van werkelijk Levensbelang (let op de hoofdletter!) is. Sommige christe­nen spreken van een ‘duistere tijd’ waarin wij leven. De kerken lopen hoe langer hoe meer leeg en wat nog wel naar de kerk gaat is vaak verbon­den met een traditioneel geloof zon­der geestelijke beleving. Er is, zoals onlangs broeder Bulthuis opmerkte, bij velen een ‘aangeplakt geloof. Het spreekt vanzelf dat een dergelijk geloof geen enkele waarde heeft omdat het een dood geloof is. (Lees wat de apostel Jakobus daarover schrijft). Maar voor hen die werkelijk geloven, werken alle dingen mede ten goede! En dat betekent dat aan de ene kant alle franje, alle dode leerstellingen, alles wat onecht is hoe langer hoe meer ontmaskerd wordt, maar aan de andere kant ook het echte tevoorschijn gaat komen. En dat echte leven bergt het het wer­kelijke geluk in zich, zodat we temidden van alle omstandigheden ervaren dat het licht altijd sterker is dan welke vorm van duisternis ook.

Onechte Christussen en profeten

Door alle eeuwen heen zijn ze er geweest: de valse Christussen en pro­feten, waartegen Jezus zo uitdrukke­lijk waarschuwde. In duidelijke niet mis te verstane woorden sprak Jezus op de Olijfberg tot zijn discipelen over de ‘eindtijd’ Hij begon met te zeggen: “Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen ver­leiden” Matteüs 24 vers 4 (Matt. 24:04). “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden” Matteüs 24 vers 11 (Matt. 24:11). Gelet op de woorden ‘vele’ en ‘verlei­den’ is het onbegrijpelijk dat velen zich wél hebben laten verleiden en dat gaat door tot op de dag van van­daag. In Trouw gaat Carl Friedman in een artikel in op dit fenomeen door verschillende voorbeelden aan te halen uit de geschiedenis. “De invloedrijkste valse messias was Sabbataj Tsvi, een van oorsprong Turkse jood, die in de zeventiende eeuw een regelrechte massahysterie ontkende. Hij voorspelde de verlos­sing der joden in 1666. Tweemaal trad hij in het huwelijk, maar beide echtgenotes lieten zich reeds na enkele dagen van hem scheiden op grond van zijn impotentie. Vervolgens nam hij plechtig de Tora zelf tot bruid. Geschokt door deze heiligschennis deden de rabbijnen hem in de ban, maar het was te laat om hem onschadelijk te maken. Ongeveer een miljoen joden, van oost tot west, zagen in hem de lang­verwachte messias. Nadat Sabbataj een vierde huwelijk had gesloten met een Poolse hoer, trok hij op naar Contantinopel om sultan Mohammed IV van de troon te sto­ten. De sultan liet hem in de kerker werpen, waar Sabbataj zich bekeerde tot de Islam. Maar zijn messiaanse status was onaantastbaar. Blind voor zijn bedrog bleven zijn volgelingen naar Contantinopel stromen om hem eer te bewijzen. In 1691 stierf hij in gevangenschap”. In zijn artikel wijst Friedman ook op die christenen die, nu het nieuwe millennium is begonnen, hun aard­se bezittingen hebben verkocht om naar Israël af te reizen om daar de (weder)komst van de Messias af te wachten.

Wat Nederland betreft denken we bijvoorbeeld aan de in 1968 op 70- jarige leeftijd gestorven Lauwrens Voorthuyzen, beter bekend als ‘Lou de palingboer’. Afkomstig uit christelijk-gereformeerde kring, werd hij aanhanger van de Pinksterbeweging en vormde daarin een aparte groep. In 1950 ging hij zelfstandig verder en beweerde het wederopgestane lichaam van Christus en God zelf te zijn en niet meer te kunnen zondi­gen, ziek te worden en sterven. Op het hoogtepunt van zijn beweging, eind jaren vijftig, had hij ongeveer 3000 volgelingen.

Nieuwe beweging?

Verschillende bladen hebben de afgelopen tijd aandacht geschonken aan “veertien mannen en vrouwen die zichzelf (zoals Uitdaging schrijft) een weekend lang hebben opgeslo­ten in een gebouw in het Amerikaanse Colorado Springs en daar, volgens eigen zeggen, ‘met God spraken’.”

De veertien noemen zichzelf profe­ten en voorspelden onder andere een nieuwe beweging van tekenen en wonderen die de Toronto Blessing zal reduceren tot ‘iets kleins’. Overal op aarde zullen grote stadions moeten worden afgehuurd omdat de kerken te klein zijn om de mensenmassa’s aan te kunnen. De beweging zal slechts van korte duur zijn (van 2000 tot 2003), maar voor­al gekenmerkt worden doordat op grote schaal doden zullen worden opgewekt. Maar ook wordt gespro­ken over orkanen, overstromingen en aardbevingen, die in toenemende mate de aarde zullen teisteren en waardoor grote wereldleiders in het openbaar, letterlijk op de knieën zul­len vallen en Jezus Christus zullen aanbidden…

We gaan maar weer even terug naar Mattheüs 24 , waar Jezus al sprak over het feit dat we horen zullen van “oorlogen en van geruchten van oor­logen. Ziet toe, wees niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën”. Wie dus nu allerlei rampen, etc. voorspelt, doet geen profetische uit­spraak, want tweeduizend jaar gele­den heeft Jezus dit alles al aangege­ven. Vandaar dat er bij ons een rood lichtje gaat branden als we dergelij­ke berichten lezen. Terecht zet ‘Uitdaging’ het woord ‘profeten’ ook tussen aanhalingstekens. Waarachtige christenen laten zich niet imponeren door allerlei geeste­lijke leiders die zo nodig hun imago moeten opvijzelen. Al is het natuur­lijk wel mogelijk dat sommigen hun uitspraken doen met oprechte bedoelingen, zonder dat men zich bewust is wat voor verwarring en angst men hierbij zaait, vooral bij ‘gewone’ gelovigen die slechts het verlangen hebben de Heer te dienen in geest en in waarheid.

De ultra-bedelingenleer ontmaskerd

“Wanneer wij een leer willen toet­sen, dan stellen wij voorop, dat we geen mensen of aanhangers van een visie willen aanvallen. Integendeel, het gaat juist om liefde tot de men­sen én om liefde tot het Woord der waarheid”, Zo begint Jildert de Boer zijn zojuist verschenen brochure getiteld ‘De Schrift recht snijden?’ – over de ultra-bedelingenleer. Op duidelijke wijze toont de schrij­ver aan dat deze leer, die al vele jaren in bepaalde delen van de gemeente van Christus wordt aange­hangen, een gevaarlijke dwaalleer is. Bij de ‘gewone’ bedelingenleer, zoals die onder andere geleerd en geloofd wordt in de Vergadering der gelovi­gen, de Maranathabeweging (Het Zoeklicht) en in delen van de Pinksterbeweging, onderscheidt men zeven heilsbedelingen. De ‘ultra-bedelingenleer’ gaat echter veel verder. Deze leer is de afgelopen twee eeuwen van de grond gekomen door de geschriften van onder ande­re Ethel W. Bullinger, Charles H. Welch en A. E. Knoch. De laatste liet deze bedelingen- en aionenleer uit­monden in alverzoening. Jildert de Boer schrijft hoe op het ogenblik deze leer onder andere wordt uitge­dragen door de Eben-Haëzer-bewe- ging te Rotterdam. De aanhangers geloven dat de gaven des Geestes, als tongentaai en gene­zing, niet meer voor deze tijd zijn, maar ook de doop der onderdompe­ling wordt meestal afgewezen, ter­wijl over het opleggen der handen, avondmaal, etc. zeer verschillend wordt gedacht. Ook het evangelie van het Koninkrijk der hemelen wordt afgewezen als een aards, uit­sluitend voor Israël bestemd Koninkrijk. Deze leer beschouwt minstens 20 van de 27 boeken van het Nieuwe Testament weliswaar als nuttig, maar als niet gericht tot ons en dus als niet volledig gezagheb­bend over ons. Het zouden allemaal geschriften zijn speciaal voor Israël, met voorschriften die haaks staan op de leer van Paulus, vooral in zijn latere brieven.

Rechtsnijden of versnijden?

In plaats van het woord recht te snij­den 2 Timoteüs 2 vers 15 (2 Tim. 02:15) kan men bij deze visie spreken over het vérsnijden in stukken, terwijl de Schrift niet gebroken kan worden. Bovendien – schrijft Jildert de Boer- krijg je ont­zettend veel onderscheidingen, waarover de bedelingen- en aionen- experts het onderling geenszins eens zijn. Als je niet uitkijkt kom je bij het lezen van hun lektuur in een labyrint van verwarring terecht. Men heeft het al over 6 of 7 evangeliën, terwijl de gewone bedelingenleer het nog bij 4 laat”.

Op duidelijke wijze laat de schrijver zien tot welke dwaze opvattingen men kan komen als men deze dwaalleer aanhangt. En ook hoe het functioneren van de gemeente van Christus in deze tijd, vanuit de basis het evangelie van het Koninkrijk, zoals Jezus en de apostelen dat brachten, op een zijspoor wordt gerangeerd: “De duivel heeft er alle belang bij dat wij de gaven des Geestes terugschuiven naar de tijd van de apostelen (voor Handelingen 28), dan wel vooruitschuiven naar het duizendjarig rijk (of in elk geval na de opname van de gemeente vol­gens anderen) waar ze dan voor Israël zouden gelden. ‘De gedachten van de satan moeten ons niet onbe­kend zijn 2 Korinthe 2 vers 11

(2 Kor. 2:11). Eén van zijn trucs is: het is ‘voor vroeger’ óf het is ‘voor later’, maar het is niet ‘voor ons’! Geloven wij in deze verleiding, dan lacht het rijk der duisternis!”, merkt Jildert de Boer terecht op.

Degene die deze brochure willen bestellen maken wij er op attent dat deze niet bij ons besteld kan wor­den, maar verkrijgbaar is of te bestellen bij de (evangelische) boek­handel. Het ISBN-nummer is: 90- 803836-2-7.

 

Mijn boog (gedicht) Wim Kant

Genesis 9 vers 13 (Gen. 09:13)

Mijn boog is het teken

voor alles wat leeft,

voor de mens, voor de aarde

In trouw ga Ik voort,

in strijd tegen d’ afbraak

geweld en lijden,

‘k zal hem bevrijden.

 

Mijn boog is het teken

dat heerlijk zal schijnen,

de schepping vernieuwt,

voorbij is de haat,

pijn en tranen ontdaan van verdriet,

in dank en aanbidding,

zingt elk wezen zijn lied.

 

Mijn boog nu omspant

van ‘oosten tot ’t westen

de bergen en dalen,

van ’t zuiden tot ’t noorden

de zeeën, woestijnen.

Over grenzen en oorden

de bronnen, fonteinen,

rivieren en land.

 

Mijn boog is een feit

door ’t bloed van Gods Zoon

door ‘t vernieuwde verbond

wordt ’t herstel nu Zijn loon.

De duivel verliest

in de strijd om de mens,

de strijd om de aarde,

die God ons bewaarde

naar ’t doel van de reis,

de aard’ Paradijs.

 

Op weg naar de eeuwige stad door Wim te Dorsthorst

Lees vooraf Hebreeën 11 vers 8 tot en met 10 en Hebreeën 11 vers 13 tot en met 16 en Hebreeën 12 vers 18 tot en met 29 en 2 Korinthe 4 vers 18 en 2 Korinthe 5 vers 6 en 7. (Heb. 11:8-10 en Heb. 11:13-16 en Heb. 12:18-29 en 2 Kor. 4:18 en 2 Kor. 5:6-7.

Ik las onlangs een gedicht waarbij mijn aandacht werd getrokken door een regel die luidt: ‘Als ik maar loop op ‘t smalle pad en spreek van de eeuwige stad’. Daarbij was de ‘eeu­wige stad’ vet gedrukt en onder­streept.

Het deed mij denken aan wat Jezus zegt over de enge poort en de smalle weg die ten leven leidt en door wei­nigen gevonden wordt. En ook van een wijde poort en een brede weg die tot het verderf leidt en door velen bewandeld wordt. Matteüs 7 vers 13 en 14 (Matt. 07:13-14). Wil je echter in de eeuwige stad komen dan zul je in moeten gaan door de smalle poort en over het smalle pad dienen te gaan. In de huidige wereld is niets vast, is niets blijvend, alles is betrekkelijk. Het ene wordt door het andere inge­haald. Wat vandaag nieuw is, is mor­gen al weer oud.

Prediker, die schrijft over de dingen onder de zon, begint z’n boek met: “IJdelheid der ijdelheden, welk voor­deel heeft de mens van al z’n zwoe­gen, waarmee hij zich aftobt onder de zon?”, enz. Daar heeft Prediker helemaal gelijk in, maar wat een bevrijdende gedachte dat je temid­den van de ijdelheid der ijdelheden, gaande over het smalle pad op weg kunt zijn naar de eeuwige stad. Naar iets dat blijvend en vast is, iets wat eeuwig is, wat van God is!

Abrahams gehoorzaamheid

We lezen in de Bijbel dat Abraham door God geroepen wordt en aan hem dingen bekend gaat maken over die eeuwige stad. God roept hem uit Ur der Chaldeeën, één van de belangrijkste steden van Babel uit die tijd. Hij is dan al 75 jaar. Een hele leeftijd om nog op reis te gaan en dan ook nog met totaal onbeken­de bestemming. Een geloofs-avontuur wat je je maar moeilijk voor kunt stellen.

En dat is nou zo schitterend van Abraham. Hij pakt zijn hele boeltje bij elkaar en gaat op reis. Dat lezen we in Hebreeën 11 vers 8 (Heb. 11:08): “Door het geloof is Abraham, toen hij geroe­pen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij ver­trok, zonder te weten waar hij komen zou”.

Dat is toch geweldig! In het geloof gaat hij op de roepstem van God in en dan loopt hij op het smalle pad, wat God hem gaat tonen, naar de eeuwige stad.

Abraham gaat in gehoorzaamheid! Dat is zo’n woord dat het niet zo goed meer doet in deze tijd. De schepping gaat ten onder aan onge­hoorzaamheid en wetteloosheid. Dat bewerkt een verkilling van de liefde van de mensen onder elkaar, in de eindtijd, zegt de Heer Jezus Matteüs 24 vers 12 (Matt. 24:12). Dagelijks is te horen en te zien wat dit voor verschrikkelijke gevolgen heeft.

Gehoorzaamheid is één van de pij­lers in de schepping van God. Het is zó belangrijk om gehoorzaamheid te oefenen in je leven. God heeft gezag

ingesteld, daar hoeven we niet van te schrikken. Iedere vorm van gezag is in wezen door God ingesteld zie Romeinen 13 vers 1 tot en met 7 en 1 Petrus 2 vers 13 tot en met 19 en Titus 3 vers 1 (Rom. 13:1-7 en 1 Petr. 2:13-19 en Titus 3:1). ‘Gehoorzaamheid’ is ook de sleutel om in Gods eeuwige plannen en bedoelingen te komen. Leren de kinderen nog gehoorzaam­heid in de gezinnen? Als vader en moeder maar moeilijk gezag accep­teren, vaak negatief afgeven op de regering of welke andere vorm van gezag, misschien wel op de gemeen­te-leiding, hoe moeten de kinderen dan gehoorzaamheid leren aan en respect hebben voor gezagsdragers? Ur was voor die tijd een behoorlijke moderne en welvarende stad. Zij stak ver uit boven al het omringende gebied, het was ook een handelsstad. Abraham zal daar best een rijk bestaan opgebouwd hebben. Wij lezen niet dat Abraham met God in discussie ging, maar hij laat al het oude vertrouwde achter zich, zijn familie, zijn bezittingen, zijn land, volk en cultuur en gaat op Gods roepstem in.

Het geheim was voor Abraham en dat is nu voor iedere gelovige: Wie in de eeuwige stad aan wil komen, zal uit moeten trekken. Uittrekken uit het wereldse en uittrekken uit alles wat Babel is, uit alle religie en godsdienstige verwarring en de smalle weg van God, die ten leven leidt, willen gaan. Van de brede weg gaan wandelen op de smalle weg!

Een heilige roeping

Wat een geweldige les zit hier in voor de gemeente van Jezus Christus en wat een geweldige toets­steen is dit. De gemeente bestaat immers ook uit geroepenen, uitver­koren heiligen en geliefden Gods! Door God geroepen met een heilige roeping. Dan is het goed je eens af te vragen: hoe radicaal ben ik uitge­trokken als ik een geroepene ben met een heilige roeping? Durf ik het aan, evenals Abraham, en wil ik al het oude vertrouwde ach­ter mij laten om volledig op die smalle weg van God te wandelen? Wil ik eigenlijk het nieuwe wel? Ja maar…, dat oude met al die zekerhe­den, moet dat dan helemaal weg? Het was toch zeker niet allemaal ver­keerd?

Waar het om gaat is, dat er in het hart de wil en de beslissing is om er alles voor op te willen geven. De Bijbel is daar heel duidelijk in; als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, brengt zij geen vrucht voort. Misschien heeft Sara of z’n familie of z’n vrienden en buren hem nog wel tegen willen houden en gezegd: man, je bent gek! Wie gaat nu op reis zonder te weten waar naar toe? Nu weet je wat je hebt, blijf toch bij ons! Maar Abraham gaat op de roep van God in en gaat in gehoorzaamheid. We lezen in Hebreeën 11 vers 16 (Heb. 11:16): “Maar nu ver­langen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid”.

Daar gaat het om.

Wat is diep in het hart het verlangen en de verwachting? Gaat het om die eeuwige stad naar Gods bedoelin­gen, waarvan God Zelf de ontwerper en de bouwmeester is, of gaat het om allerlei bijzaken? Een zoeken naar allerlei zegeningen in het hier en nu op aarde! God schaamde zich niet voor hen, omdat ze zo radicaal waren en Zijn weg wilden gaan. Het waren geen halfslachtige mensen, die op het randje gingen wonen. Met één been in Babel en met het andere been in de stad Gods. Je zou kunnen zeggen: ’s zondags in de gemeente, door de week helemaal in beslag genomen worden en opgaan in de wereld, wat toch één groot Babyion aan het worden is.

De beloften niet verkregen

In Hebreeën 11 vers 13 (Heb. 11:13) lezen we: “In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te heb­ben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde”. Wat een mentaliteit is dat! Ook als je er niets van ziet, desnoods tot je sterven toe, te blijven geloven en te belijden: Ik ben een vreemdeling en een bijwoner op aarde, want ik ver­wacht ook die eeuwige stad met fun­damenten waarvan God zelf de ont­werper en bouwmeester is. Dat is het volk waarvoor God Zich ook niet schaamt om hun God te heten!

Abraham ging zijn weg in geloof. Dat geldt evenzo voor iedere chris­ten.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 vers 6 en 7 (2 Kor. 05:06-07): “Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn want wij wan­delen in geloof, niet in aanschouwen”.

De weg naar de eeuwige stad is voor iedereen een geloofsweg. “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven”, zegt God Habakuk 2 vers 4; Romeinen 1 vers 17 (Hab. 02:04; Rom. 01:17). In Hebreeën 11 vers 2 (Heb. 11:02) staat: “Want door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven”. Abraham ging door het geloof in gehoorzaamheid en hij ontving een geweldig getuige­nis in z’n hart. God laat zijn mensen niet zomaar in het ongewisse! God heeft Abraham getoond wat Zijn eeuwige bedoelingen waren in Zijn Zoon Jezus Christus, in het Zaad. Die eeuwige stad met funda­menten, waarvan God zelf de ont­werper en bouwmeester is. Hij heeft hem in de geest laten zien hoe die stad gefundeerd is in de eeuwigheid, in Zijn Zoon Jezus Christus.

Jeruzalem of Babylon?

De Bijbel spreekt van twee grote ste­den. Dat is in de eerste plaats de hei­lige stad Gods het hemelse Jeruzalem, en dat is de stad van de grote hoer, het grote Babylon.

Abraham heeft in de ene stad gewoond en de andere heeft God hem in de geest laten zien. De Heer Jezus zegt later tegen de Joden: “Uw vader Abraham heeft zich erop ver­heugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd” Johannes 8 vers 56 (Joh. 08:56).

Abraham heeft in de geest gezien, wat de komst van Jezus Christus teweeg zou brengen en hoe dit zou uitlopen op één heilige stad Gods, waar God alles zal zijn in allen, en hij heeft het gezien en van vreugde gejubeld, zegt de Petrus Canisius- vertaling. Evenzo getuigt de heilige Geest ook nu in de harten als daar  geloof gevonden wordt. Wbe Heer Jezus zegt voordat Hij weg­gaat: “Ik zal de Trooster zenden, de Geest der waarheid, en die Geest zal van Mij getuigen’! Bij een ieder die de heilige Geest heeft ontvangen, getuigt deze Geest van de waarach­tigheid van Jezus Christus. En bij wie in gehoorzaamheid uit­trekt om de weg Gods te gaan, getuigt de heilige Geest van de heer­lijkheid van de eeuwige stad Gods. Maar de sleutel is uittrekken in geloof, heel radicaal het oude achter je laten en in gehoorzaamheid de weg Gods gaan in volkomen afhan­kelijkheid. Dat is het smalle pad, de smalle weg naar de eeuwige stad. Wie denkt met de brede weg, waar­op alles kan, wat één grote vermen­ging is van goed en kwaad, in de eeuwige stad aan te komen, komt bedrogen uit.

Niet ingaan door ongeloof

Het volk Israël moest óók uittrek­ken. God verloste dat volk met sterke hand uit de macht en slavernij van Egypte. Ze trokken door de Rode Zee. Daar werden ze definitief en totaal afgescheiden van hun vijan­den. Het oude bleef in het water achter. Dit is een prachtig beeld van de waterdoop waar de oude mens definitief begraven wordt en men in jiieuwheid des levens kan gaan wan­delen zie Romeinen 6 vers 1 tot en met 14; Kolossenzen 2 vers 11 tot en met 15 Rom. 06:01-14 en Kol. 02:11-15)-

De Israëlieten hadden met eigen ogen gezien hoe Farao met zijn hele leger ten onder ging in het (doop)water.

Er was geen weg terug. Ze ontvin­gen de woorden van God bij de berg Sinaï wat een beeld is van de doop met de heilige Geest, waarbij de wet­ten Gods in het verstand geschreven en in het hart gelegd worden. Ze zouden nu in geloof en in gehoor­zaamheid de weg Gods moeten gaan, die door middel van de dienstknecht Mozes tot hen kwam. In een volkomen nieuwe situatie, in de woestijn, moesten ze leren leven uit de hand van God. God voorzag in alles. Iedere dag vers brood uit de hemel en koel water uit de rots. En toen dat nog niet genoeg was, iedere dag ook nog vers vlees. Geen zorg voor kleding en schoeisel want God zorgde dat het niet versleet. Overdag een wolk tot schaduw tegen de hitte, en een vuurkolom als licht in de nacht. En God zelf woonde in de tabernakel (in de tent) temidden van Zijn volk. Je zou zeggen: wat wil je nog meer, kan het nog beter? Maar o, wat ging het fout! Zeuren, mopperen, klagen, verzet tegen de leiding, roddel zal er geweest zijn, afgoderij, hoererij, terug willen naar de vleespotten van Egypte, want ‘van deze flauwe spijzen die we van God krijgen walgen wij’, zeiden ze, enz. Hoe is het mogelijk? Zeker, ze hadden geroepen, geschreeuwd tot God: Als u dan al bestaat, haal ons hier dan uit Egypte! Haal ons uit die slavernij! En God had gehoord en verlossend gehan­deld. Maar wat was de oorzaak? Ze wilden wel van die slavernij en die verdrukking af, ze wilden wel van de problemen af, maar met hun hart waren ze niet uitgetrokken. Ik geloof dat dat het grote probleem was. In hun hart zaten ze nog gewoon in Egypte en droegen ze nog alle afgoden mee. Ze lieten Mozes tot God roepen en zeiden: We zullen alles doen wat God van ons vraagt en in hun tentjes bogen ze zich neer voor de afgoden van Egypte. Heb. 3:7-19 leert dat ze hun hart verhardden, dat ze God verzochten en verbitterden, dat ze dwaalden met hun hart en bleven zondigen, terwijl ze toch Gods won­derwerken zagen. Dan besluit dat gedeelte in vers 19 met: “Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof”. Precies het tegenovergestelde van hun stamva­der Abraham.

Geestelijke strijd

Nu kunnen wij ach en wee roepen over dat domme volk wat toch dage­lijks in één groot wonder leefde, maar zien we dan niet hoe daar in de geestelijke wereld een geweldige strijd gevoerd werd? Hoe de duivel met zijn hele rijk alles heeft gedaan om het plan van God met dit volk te verijdelen?

Uit dat volk zou immers Gods Zoon, Jezus Christus geboren moeten wor­den! Dat volk droeg het geheimenis van die eeuwige stad Gods in zich. Dat was de grote belofte, de belofte van het ‘Zaad’, aan Abraham gege­ven.

En wat denk je hoe fel de strijd is en de haat tegen het ware volk van God in Christus, het volk dat waarachtig op weg wil zijn naar die eeuwige stad? De duivel is doodsbang voor het Volk van God die deze dingen ziet en verstaat en handelend optreedt in de geestelijke wereld in de Naam van Jezus. Het wordt onherroepelijk zijn totale onder­gang. Hij zal zeker nü alles doen, en dat zien we al wel om ons heen, om dat Volk van God van die smalle weg af te trekken, om te verleiden, te misleiden, te ontmoedigen, ja, tot afval te brengen. Om zich over te geven aan allerlei zichtbare manifes­taties.

Die brede weg en die smalle weg kun je helemaal gescheiden zien zoals je dat wel eens ziet op afbeel­dingen, maar die smalle weg loopt gewoon temidden van die brede weg. De christen leeft gewoon temidden van dat hele vijandige gebied. “Daar waar de troon des satans is”, zegt de Heer Jezus Openbaring 2 vers 13 (Openb. 02:13). En de duivel zal alles proberen om de christenen maar weer voetje voor voetje van die smal­le weg af te halen zodat er weer een vermenging ontstaat. En vermen­ging is ‘niet uittrekken’.

Uittrekken is radicaal

Wie niet radicaal uittrekt en breekt met het wereldse en breekt met het babelse, en geen vreemdeling en bijwoner wil zijn op aarde, loopt voort­durend gevaar steeds iets verder door de duivel meegezogen te wor­den.

Maar wij zijn gewaarschuwd door alles wat het oude volk Israël is over­komen. Paulus schrijft in 1 Korinthe 10 vers 6 tot enmet 11 (1 Kor. 10:06-11): “Deze gebeurtenis­sen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die had­den. Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgete­kend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen geko­men is”. Over de gemeente van Jezus Christus is het einde der eeu­wen gekomen. Laten wij daar dus ons voordeel mee doen! Ook in Hebreeën 12 vers 25 (Heb. 12:25) staat een ernstige waarschuwing aan de gelovigen om deel te krijgen aan die eeuwige stad: “Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn Godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen spreekt”. Twee vormen van spreken: de Godsspraak op aarde en de Godsspraak uit de hemelen. Wij hebben deel gekregen aan het nieu­we, aan het betere verbond, met betere beloften. De Heer spreekt nu rechtstreeks in het hart door de heilige Geest. Als het Woord gelezen of gehoord wordt, dan werkt de heilige Geest daar in en kan het in de gees­telijke betekenis verstaan worden. Dat is veel directer en veel duidelij­ker dan wat dat oude volk over­kwam. Daarom is de verantwoorde­lijkheid voor het Nieuwtestamenti­sche volk ook des te groter. Bij het oude volk ging het gepaard met angst Hebreeën 12 vers 18 tot en met 21 (Heb. 12:18-21). Met vuur, donkerheid, duisternis en storm­wind. Zelfs Mozes zei: ik ben enkel vreze en beven. Een zichtbare berg in de zichtbare wereld. De Godsspraak op aarde. Dan vervolgt de Hebreeën-schrijver met het woordje ‘maar’, Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22), wat zo duidelijk de tegenstelling tekent tussen het Oude- en het Nieuwe Verbond. Maar Nieuw-testamentische volk van God: “Gij zijt gena­derd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgebo­renen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de mid­delaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel”.

Geestelijke realiteit

Dit is de geestelijke realiteit waar de Nieuw-testamentische gelovige uit mag leven. Als daar je verwachting ligt, dan springt je hart op van vreugde en blijdschap. Dit schildert ons die eeuwige stad voor ogen. waarvan God zelf de ontwerper en de bouwmeester is. Het is nog niet in aanschouwen, maar in het geloof is het al een realiteit. Dat is verheugend voor God. Hij ziet Zijn plan, waar Hij al van eeuwig­heid mee bezig is, tot voltooiing komen. In Zijn Zoon Jezus Christus komt die eeuwige stad tot voltooiing En de zuchtende schepping zal ook blij zijn als eindelijk die zonen Gods eens te voorschijn gaan komen Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19).

Abraham heeft het slechts uit de verte gezien en begroet. Hij is in gehoorzaamheid gegaan en is gestorven zonder er deel aan te krij­gen. Hij leefde nog niet in het Nieuwe Verbond. Later schetst de Heer Jezus dat Abraham in het dodenrijk is Lucas 16 vers 23 (Luc. 16:23). Hij kon nog niet ingaan omdat Jezus nog niet gekomen was. Het Nieuwe Verbond had nog geen gestalte gekregen, maar de kern van de belofte aan Abraham was dat het Zaad zou komen, en dat dat Zaad nageslacht zou hebben. God sprak tot hem in Genesis 26 vers 4 en 5 (Gen. 26:04-05): “Ik zal uw nageslacht vermenigvul­digen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend wor­den, omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten”. Abraham geloofde dit woord van God en ging in gehoorzaamheid! God zegt: “Omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten”. Ziet u het grote geheim van gehoorzaamheid en gewillige onderwer­ping aan God? Dat is het gaan van de smalle weg waar ook wij op gaan, en dat is een heerlijke weg! Je kunt dus zeggen: Dankzij de gehoor­zaamheid en het blinde vertrouwen van Abraham op God is de eeuwige stad, het hemelse Jeruzalem werke­lijkheid geworden. Want Jezus Christus, het Zaad, is er uit voort gekomen.

Nageslacht van Abraham

En wie is nu dat nageslacht van Abraham, die de aarde zullen beër­ven en waarin alle volken der aarde gezegend zullen worden? (‘Alle volken’ is dus niet het nageslacht van Abraham, maar in het nageslacht van Abraham zullen alle volken gezegend worden!) Is dat het natuurlijke nageslacht van Abraham, het volk Israël in het Midden-Oosten dus? Neen, het nageslacht van Abraham dat zijn de mensen die evenals hij de weg gaan in geloof. Dat is de gemeente van Jezus Christus! Galaten 3 vers 29 (Gal. 03:29) zegt het zo duidelijk: “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfge­namen”. De gelovigen die de smalle weg tot het einde gaan, die de wil van God doende, volharden tot het Irinde om zo het beloofde te verkrij­gen (Heb. 10:36), zijn de mensen die de aarde zullen beërven. Die zul­len dan, met de Heer Jezus aan het hoofd, de nieuwe aarde regeren. Openbaring 20 vers 6 en Openbaring 22 vers 5 en Daniel 7 vers 18 en Daniel 7 vers 27 (Openb. 20:06 en Openb. 22:05 en Dan. 07:18 en Dan. 07:27).

Het hemelse Jeruzalem

“Wij moeten werken de werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan”, Jezus in Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04).

De hemelse stad, het hemelse Jeruzalem nadert zijn voltooiing en zal dan vanuit de hemel neerdalen op aarde. Zo schetst Openbaring dat. Vanuit de hemel komt die stad dan op aarde, wat gewoon betekent dat het zichtbaar wordt op aarde bij de wederkomst van Jezus Christus, want het is nu nog verborgen. God woont dan in die stad, in al die levende stenen van die stad, te mid­den van de volkeren.

In het Oude Testament lezen we dat van Jeruzalem de wet uit zal gaan voor de volkeren.

Zó zal dan de wet des levens uitgaan van het hemelse Jeruzalem tot zegen van alle volkeren, waarin de belofte aan Abraham vervuld gaat worden. Het levenbrengende, genezende water zal uit het heiligdom stromen. De Heer Jezus zei toch dat het uit ons binnenste zou stromen? Dat is het heiligdom en overal waar dat water komt zal alles leven en gezond worden. Dat is de belofte. Dan bre­ken weer geheel nieuwe tijdperken aan in de prachtige schepping van God. Als wij maar in gehoorzaam­heid gaan op het smalle pad op weg naar de eeuwige stad.

 

Zoekend bezig naar ontwikkeling door Jildert de Boer

Het eerste deel over van dit artikel verscheen in het vorige nummer. In dit tweede en laatste deel komen nog enkele gevoelig liggende facetten van dit onderwerp aan de orde, waarvan we alleen maar willen zeggen: ‘lezen en ter harte nemen!’ (red.).

Verdeeldheid of eenheid?

Velen zijn teleurgesteld of gefrus­treerd, omdat zij zelfs met de heer­lijke boodschap van het volle evange­lie een scheuring, dan wel een uit­eenvallen van een gemeente hebben meegemaakt, of moesten constate­ren dat een voorganger een scheve schaats had gereden. Dit zijn ingrijpende dingen, die veel pijn en verwonding veroorzaken. Deze beschadigingen in de verhou­dingen doen leed en het kost tijd, om deze wonden te laten helen en tot herstel te komen. Sommige verwijdering en verdeeld­heid berust puur op persoonlijke tegenstellingen, of louter op mense­lijke misverstanden, waar de boze mee aan de haal gaat. Wil men hier iets uitrichten, dan komen we op een gevoelig terrein, dat door bepaal­de ervaringen in het verleden gestal­te heeft gekregen. Er is wijsheid voor nodig om op eieren te lopen en in grote behoedzaamheid onderling vertrouwen te herwinnen. Lang niet elke scheuring kan terug gevoerd worden op “scheuringen die er wel moeten zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kan doorstaan’ 1 Korinthe 11 vers 19 (1 Kor. 11:19). Evenmin kan alles her­leid worden tot de wet van de letter V, waarbij de benen die eens bij elkaar begonnen in de processen van de eindtijd steeds verder uiteen­lopen. Natuurlijk is dit proces gaan­de: richting Babylon of richting Jeruzalem en deze ontwikkeling zal tot een climax komen.

Wij lezen echter ook: “Weest allen eenstemmig en laten er geen scheu­ringen onder u zijn” 1 Korinthe 1 vers 10 (1 Kor. 01:10). Partijschappen worden in Galaten 5 vers 20 (Gal. 05:20) radicaal gerekend tot de wer­ken van het vlees! Partijvorming komt voort uit een vleselijke, mense­lijke instelling 1 Korinthe 3 vers 1 tot en met 4 (1 Kor. 03:01-04).

Onze gezindheid

Welke gezindheid hebben wij getoond? Was het werkelijk de die­nende mentaliteit van Christus? ” Laten wij dan allen die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar het­geen wij bereikt hebben in dat spoor dan ook verder” Filippenzenb 3 vers 15 en 16 (Filip. 03:15-16). Willen wij op het ingeslagen spoor van het evangelie van het Koninkrijk verder? Dan kunnen er lichte ver­schillen van inzicht zijn en zeker ook onderlinge kleurnuances, die evenwel aanvullend dienen te wer­ken.

Als wij blijven in hetgeen wij in het spoor van de Geest bereikt hebben, dan zal God -terwijl wij elkaar niet loslaten- openbaring geven op enig punt van anders gezind zijn. Op die manier treedt de wet van de letter A in werking: de benen zoeken elkaar en er komt een dwarsverbinding. Zalig degenen die zich beijveren tot ‘lieflijkheid en samenbinding’ waar ook maar enigszins mogelijk! Laten wij “wandelen waardig der roeping… met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes” Efeze 4 vers 1 tot en met 3 (Ef. 04:01-03).

De splijters en slopers van de gemeente zijn geesten uit de onzien­lijke wereld, die aanzetten tot het drijven van wiggen tussen christe­nen, die heerlijke inzichten kennen en desondanks soms tegenover elkaar komen te staan. Als wij niet waakzaam zijn, vallen we terug naar het zichtbare en neemt de strijd tegen vlees en bloed weer een aan­vang. Hoe goed is het om met een oprechte gezindheid de harten van je medebroeders en zusters te zoe­ken in zo’n situatie!

Herstel van relaties

Helaas zijn er onnodig vele contac­ten en gemeenschapsbanden teloor gegaan in de volle evangelie bewe­ging. Mogelijk komt men elkaar nog eens tegen op de begrafenis van een pionier, die de boodschap van de strijd in de hemelse gewesten ver­tolkte. Mag het daarbij blijven? Misschien leidt de Geest meerderen om de pen te pakken, teneinde ver­geving te vragen en verloren gegane relaties te herstellen. Wellicht neigt Gods goede Geest ons om de tele­foon te nemen en het broederlijk gesprek te zoeken, dan wel een afspraak daartoe te maken. Dat zou een heerlijke uitwerking van God uit kunnen geven, die lonend is. Wat baat het ons elkaar met argusogen te bekijken? Veel beter is het de even­tuele kwade vermoedens weg te doen en opnieuw de gemeenschaps­banden aan te knopen of aan te halen.

De beste reclame voor de volle evan­gelie boodschap is de eenheid tus­sen degenen die deze met woord en daad belijden. Laten wij zoekend bezig zijn naar de ontwikkeling en praktische realisatie van die eenheid door allereerst onverdeeld te zijn in eigen leven, vervolgens met broeders en zusters ter plaatse te bouwen aan broederschap en in regio- en lande­lijke contacten onderlinge gemeen­schap te beoefenen. In dit alles is een ootmoedige gezindheid nodig, want dat is de voedingsbodem van de vrucht van de Geest. Dienen van­uit ootmoed leidt tot liefde en een­heid.

De betekenis van het kruis

Mogelijk is de diepte van het woord van het kruis niet genoeg gepeild. Wellicht een punt om zoekend naar meer licht mee bezig te zijn. Het kruis behelst veel meer dan alleen de boodschap dat Christus voor ons is gestorven als een verzoening voor onze zonden, hoe heerlijk overigens ook.

Het kruis biedt voorts de afdoende remedie tot eenheid, want als al die vleselijke, menselijke, presterende ‘willen’ blijven leven, krijg je altijd onenigheid en geharrewar en nim­mer de goddelijke eenheid, die Jezus bedoelde in Johannes 17. Het hoofd Christus kent slechts de gehoor­zaamheid aan die ene wil, namelijk Gods wil. Door ons aan het hoofd te houden en die ene wil van God uit te voeren, wordt het lichaam van Christus gebouwd. Er ontstaat broe­derschap, want wie de wil van de Vader doet, behoort tot Jezus’ fami­lie Matteüs 12 vers 50 (Matt. 12:50). Daar gaat het niet aan menselijke meningen te (willen) handhaven, maar het Woord is toon­aangevend en bepalend voor eigen leven en voor gemeentebouw. Het kruis van Christus is het sum­mum van vernedering en ootmoed, van waaruit het opstandingsleven met de vrucht van de Geest opbloeit, de liefde voorop.

Daar bewerkte Hij vrede door de vij­andschap te doden Efeze 2 vers 14 tot en met 17 (Ef. 02:14-17). Daar is ook onze oude mens door het geloof medegekruisigd Romeinen 6 vers 6 (Rom. 06:06). Daar heeft Hij de overheden en machten ontwapend en openlijk ten­toongesteld en zo over hen gezege­vierd Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15). Daar werden de gelovige Jood en de gelovig gewor­den heiden tot één lichaam verbon­den. Daar kunnen o zo verschillende mensen zonder onderscheid door God tot een eenheid gemaakt wor­den onder het motto: alles en in allen is Christus Kolossenzen 3 vers 11 (Kol. 03:11). Daar geldt: aan de zonden afgestorven, opdat wij voor de gerechtigheid zou­den leven 1 Petrus 2 vers 24 (1 Petr. 02:24). “Want wie Christus Jezus toebehoren hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” Galaten 5 vers 24 (Gal. 05:24). Daar is geen plaats meer voor huichelarij, afgunst, machtsstreven, eer­gevoel, beledigd zijn, eigen gelijk, geldingsdrang, heerszucht, twist, tweedracht en dergelijke, die zo ken­merkend zijn voor het vlees en die leiden tot spanningen, wrijvingen en botsingen. Deze zaken zullen in de dood van Christus gegeven worden, opdat het leven van Christus in ons geopenbaard wordt!

Gestorven én opgestaan!

In 2 Korinthe 5 vers 14 tot en met 17 (2 Kor. 05:14-17) lezen wij: “Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem (niet in eerste instantie dus voor de ander!), die voor hen gestorven is en opgewekt. Zo kennen wij dan van nu aan nie­mand naar het vlees… Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schep­ping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”. Hoeveel trammelant krijg je in een gemeente met gestorven mensen? In deze kunnen wij iets leren van het kerkhof. Daar staan ze niet tegen elkaar op en daar vechten ze niet voor hun eigen gelijk. Niemand roept: ‘ik wil niet horen tot de onder­liggende partij’. Rust en vrede heerst alom. Wij kunnen door het geloof in dit leven reeds de rust ingaan en deel krijgen aan de goddelijke natuur!

Het inzicht ‘met Christus gestorven te zijn’ hier en nu is een geheim! Velen geloven dat de (lichamelijke) dood een doorgang is tot het eeuwi­ge leven en dat na dit leven het land der ruste ons wacht en dat dan pas de hemelse harmonie ons deel kan zijn. Wij leggen echter nu reeds onze oude bestaans- en leefwijze af, die was overeenkomstig het vlees, de loop van deze wereld en de overste van de macht der lucht. Door het geloof laten wij ons dopen en getui­gen wij ervan dat wij met Christus gestorven en opgestaan zijn Romeinen 6 vers 3 en 4 (Rom. 06:03-04).

Beide processen van ‘dood aan het oude’ en ‘opstanding van het nieu­we’ moeten echter nog volop in ons leven uitgewerkt worden. Na de doop is er dan ook een weg te gaan, waarlangs het leven Gods in groei­ende mate ons deel wordt, terwijl wij bevrijd worden van bindingen met boze geesten, verlost worden van (subtiele) zonden en genezen wor­den van innerlijke verwondingen. De weg van heiliging voert tenslotte tot het zoonschap in volheid!

Volharden in de hoop

Hoe nodig is het te blijven volhar­den in de hoop, ook als wij inzichten verkondigen, waarvan wij de volle uitwerking en doorwerking in de praktijk nog niet altijd gerealiseerd zien.

“Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij die belooft heeft is getrouw” Hebreeën 10 vers 23 (Heb. 10:23). “Maar het is onze begeerte, dat ieder uwer dezelfde ijver blijve betonen tot de verwezenlijking van de hoop tot het einde toe, opdat gij niet traag wordt, maar navolgers moogt zijn van hen die door geloof en geduld de beloften beërven” Hebreeën 6 vers 11 en 12 (Heb. 06:11-12). Jezus, onze voorloper en gangmaker, heeft het einddoel immers bereikt en nu hebben wij een krachtige aan­sporing om de hoop te grijpen, die voor ons ligt. Hebben wij die anker­ketting vast en komen wij in geloof en gehoorzaamheid al binnenhalend het heerlijke doel steeds nader? Jazeker! vgl. Hebreeën 6 vers 18 tot en met 20 (Heb. 06:18-20). Zijn wij ook bereid de weg door lijden en moeiten heen te gaan? Verzoekingen, lijden en verdrukking worden door Paulus niet lang en zwaar genoemd, maar kort en licht! 1 Petrus 1 vers 6 en 1 Petrus 5 vers 10 en 2 Korinthe 4 vers 17 (1 Petr. 01:06 en 1 Petr. 05:10 en 2 Kor. 04:17).

Het is van levensbelang nooit moe­deloos te worden in dit ontwikke­lingsproces, waarin wij de wil van God trachten te verstaan en onze hoop op Hem gevestigd hebben, dat Hij de weg ons banen zal! “Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd tot alle volharding en geduld” Kolossenzen 1 vers 11 (Kol. 01:11). Op die wijze worden wij net als de Heer ‘lang van moed’ ten aanzien van onze medebroeders en zusters, want dat is toch de betekenis van de vrucht van de Geest, die lankmoe­digheid heet. Tevens is het mogelijk altijd vol goede moed te zijn wat betreft ons persoonlijk leven en onze groei. Ook voor de ontwikkeling van de gemeente houden wij de levende hoop op het volle zoonschap voor ogen.

De moed niet verliezen

Wij besluiten met enkele verzen, die ons opwekken, om de moed niet te verliezen, noch in ons persoonlijke leven, noch in de gemeente:

” Daarom, nu wij deze bediening hebben, verliezen wij de moed niet…” 2 Korinthe 4 vers 1 (2 Kor. 04:01). “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uit­wendige mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag ver­nieuwd” 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16).

“Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn…”

2 Korinthe 5 vers 6 (2 Kor. 05:06).

-“… maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen” 2 Korinthe 5 vers 8

(2 Kor. 05:08).

-“… De een hielp de ander en zeide tot zijn makker: Houd moed! De werkman bemoedigt de goudsmid; wie met de hamer plet, bemoedigt degene die op het aambeeld slaat, en hij zegt van het soldeersel: het is goed. Daarop bevestigt hij het met spijkers, opdat het niet wankele” Jesaja 41 vers 6 en 7 (Jes. 41:06-07).

Moge de Heer u krachtig zegenen, om praktisch nut te halen uit het geschrevene!

 

De gemeente spelenderwijs door Sonja den Hollander

Als dochter van een Feyenoord-sup- porter door dik en dun, ging ik als kind en ook later af en toe met mijn vader mee naar een wedstrijd van zijn geliefde club. Mijn ouders gin­gen niet naar de kerk al geloofden zij wel dat er ‘iets hogers’ bestond. Door een lieve juffrouw op de lagere school leerde ik Jezus kennen als een Vriend en begon mijn zoektocht naar Hem in verscheidene kerken fern gemeenten, tot ik mijn plaats gevonden had bij het ‘volle evange­lie’. Mijn vader en moeder hebben mij daarin altijd vrijgelaten. Ik mocht echt zelf kiezen, daar ben ik nog altijd heel dankbaar om. Wat heeft dit nu met voetbal te maken? Nou dit: elke keer als ik voetballers op de TV of kleine jochies in het echt balletje zie trap­pen, denk ik: ‘vroeger stond ik aan de zij-lijn te juichen (of te janken), maar nu mag ik zelf meespelen in het elftal van God ‘de Gemeente’. Van onze nieuwe (Ver)bondscoach leer je om niet alleen voor jezelf te spelen maar om je kwaliteiten in te zetten voor het ‘hele elftal’. Hij geeft je de ruimte om te groeien in je spel, terwijl Hij op elke training zegt, dat je het samen moet maken. Dus ook je medespelers alle ruimte geven.

Als er iemand door de tegenpartij (Satans elftal) op het verkeerde been wordt gezet, leer je dat samen op te vangen. Je leert hoe je de tegenspe­ler in de buitenspel-val kunt laten lopen en als je er zelf ingelopen bent, vangen jouw medespelers je op. Mooi spel is meegenomen maar zuiver spel daar gaat het om. Niet de woorden op zich maar de bedoeling erachter is belangrijk. Vaak kom je door een één-twee combinatie dich­ter bij het doel.

Op onze Coach, Trainer, Aanvoerder, Verzorger, Supporter Jezus kunnen we altijd terugvallen. Hij is een meester in het bedenken van de juis­te tactiek. Bij de opstelling hoeft er nooit iemand op het reservebankje te zitten.

Alleen soms bij blessures tijdelijk om zich te laten verzorgen en nieu­we kracht te putten. Onze Coach heeft voor ieder per­soonlijk en voor het hele elftal altijd het juiste woord op het juiste moment, dat Zijn Geest uitademt van opbouw, bemoediging en liefde voor de spelers. Wat zijn we bevoor­recht om bij zo’n Trainer in de leer te zijn en samen in de ‘Eredivisie’ te spelen!  

 

Korte gedachten

Heerlijkheid (1)door E. Stanley Jones

Het is heerlijk, christen te zijn. Het is heerlijk te leven in een wereld waar in het middelpunt het kruis staat. We weten dat in de schaduw van dat kruis staat de Liefde, die ons nooit meer loslaat. God bedoelt het niet alleen goed, hij bedoelt ook ons goed te maken. Zijn wonden genezen onze wonden. Het wreedste, het hardste, het slechtste woord dat het leven spreken kan, dat is gesproken, dat wrede woord was het kruis, en God heeft dat vreselijke woord veranderd in een woord dat de mensen geneest.

Heerlijkheid (2)

Het is heerlijk christen te zijn. Het is heerlijk te leven in een wereld waarover een Paasmorgen is opgegaan. Stel u eens voor dat die morgen nooit was gedaagd, dat het laatste woord van het universum het kruis geweest was, in plaats van een Paasmorgen, dan zouden op dat kruis voor eeuwig de zonen der mensen gemarteld zijn, zoals de Zoon des mensen er gemarteld is. Maar nu ik eenmaal zeker weet, dat het laatste woord van het leven voor mij Pasen zijn zal, nu maakt het mij niet bang dat ik om mij heen niets zie dan kruisen. Wat kan het leven mij doen, als hét Leven alles volbracht heeft?

Heerlijkheid (3)

Nog heerlijker wordt het, christen te zijn, wanneer al die heerlijkheid concreet, bereikbaar, een levende werkelijkheid wordt, in Pinksteren. Hier wordt de Jezus uit de geschiedenis de Christus van de ervaring. Wat onwezenlijk scheen wordt in wezen met ons één. En het maakt ons gezond.

 

Onvoorwaardelijk blijven liefhebben door Cees Maliepaard

 

Blijf je medechristenen liefhebben… maar vergeet niet datje ook vreem­den goed moet behandelen”.

De hiernaaststaande tekst is een weergave van Hebreeën 13 vers 1 (Heb. 13:01) door Anne de Vries. De NBG-vertaling heeft het volgende: “Laat de broederlijke liefde blijven. Vergeet de herbergzaamheid niet”. De woorden van Anne de Vries spre­ken mij persoonlijk meer aan, omdat deze het uit de sfeer van de ‘mannen-broeders’ halen. In Christus is immers geen sprake van mannelijk en vrouwelijk, lezen we elders in de woorden van het Nieuwe Verbond. Als daar dan wer­kelijk sprake van is, dienen we er in ons spreken zeker rekening mee te houden. Dan kun je moed vatten, de broeders én zusters ziende! Ik kan echt niet zeggen door wie ik meer bemoedigd ben: door mannen of door vrouwen. Maar dat is ook niet van belang.

Onaantastbare liefde

De nadruk ligt op het eerste woord van de begintekst boven dit artikel. Blijf je medechristenen liefhebben, altijd en onder alle omstandigheden. Niet alleen als je het tot in de klein­ste lettertjes met elkaar eens bent – maar evengoed als je geneigd bent sommige details anders te interpre­teren dan dat sommigen dat plegen te doen. Wat men aanziet voor de liefde van Christus onder ons, blijkt soms niet meer dan goedbedoelde kameraadschap te wezen. Mensen kunnen zich van een zekere lotsverbondenheid bewust zijn. Dat is zo bij het samen lid zijn van dezelfde vakbond of van een zelfde politieke partij. Op zich is daar niets verkeerds aan: je zet je immers samen in voor hetzelfde (natuurlij­ke) doel. Maar als de meningen bin­nen partij of bond verdeeld zijn, kali» maar zo de vlam in de pan slaan! Dan heb je al gauw de poppen aan het dansen en is er vaak geen hou­den meer aan. Van de aanvankelijke eensgezindheid valt dan niet veel meer te bespeuren. Er wordt niet zonder reden in de Schrift geconstateerd dat wij ‘geheel anders’ zijn! De liefde tot mijn medegelovigen is niet afhankelijk van het over elke komma eenslui­dende mening te hebben. “De liefde van Christus dringt ons” volgens 2 Korinthe 5 vers 14 (2 Kor. 05:14). En in de liefdevolle benadering van de mens door Christus Jezus hebben de woorden van God de hoogste prioriteit. Want onze God heeft uitslui­tend gedachten van heil over ons. Die passen immers in zijn plan met de mens!

Als Jezus zijn

Jezus heeft de mens onvoorwaarde­lijk hef. Zijn liefde wordt niet pas geactiveerd doordat een mens Hem (als een goed discipel) in alles volgen gaat, maar Hij houdt sowieso al van ons. Dat Hij zijn liefde pas goed aan ons kwijt kan bij een onberouwelijke keuze voor Hem en het plan van de Vader, is een andere zaak. Zijn gezindheid is zonder meer liefdevol. Hij behoefde bij de kruisiging zijn innerlijke gevoelens geen geweld aan te doen om de moordenaars aan weerskanten van hem lief te hebben, maar Hij kon die liefde tenslotte maar aan één kant kwijt. Deze houding mag ons ten voor­beeld zijn. De liefde van God gaat door ons heen naar alle mensen die we bereiken kunnen. Of we de liefde Gods ook echt aan hen kwijt kun­nen, hangt af van de individuele mens waar we mee te maken heb­ben. Maar als we niet eens het nodi­ge respect en een oprechte liefde voor onze medeleden van Christus zouden hebben, behoeven we aan een Goddelijke opdracht voor de wereld al helemaal niet te denken, blijf je medechristenen liefhebben – inzonderheid degenen die tot dezelf­de zichtbare uitingsvorm van het lichaam van Christus behoren, meestal is dat de eigen gemeente waartoe men behoort. Geef elkaar de nodige levensruimte. Als we dat van­uit een geestelijke houding doen, zullen we elkaar kunnen stimuleren gezamenlijk dóór te gaan op de weg waarop de Heer ons is voorgegaan.

Naar de Heer luisteren

We doen er verstandig aan in het voortgaan op Gods weg naar de stem van de Heer te luisteren. Hij spreekt in ons hart en in de harten van de ideren in de gemeente. Samen zullen we Gods wijsheid, zijn liefde en barmhartigheid verstaan. We mogen dat ook met elkaar uitwerken. Alleen zal het niet lukken, want de Heer heeft ons nu juist daartoe aan elkaar gegeven.

De noden in het zielse vlak (zoals men dat wel noemt) zullen onze aandacht hebben, maar ook die die­nen met geestelijk inzicht benaderd te worden. Dat voorkomt ook dat we natuurlijke zaken van dusdanige waarde gaan achten, dat het evange­lie van het Koninkrijk der hemelen erdoor op de achtergrond zou komen. Wat we te weten zijn geko­men over het satansrijk en het is een sprekende God. Hij commu­niceert met ons in het verborgene van onze harten.

Koninkrijk van God, hoe we van het eerste afstand kunnen nemen en ons in het tweede mogen ontplooien naar het eeuwige plan van de Vader, is van onschatbare waarde in onze groei naar het beeld van de Zoon van God.

Alle belemmeringen die er in de geestelijke en in de natuurlijke wereld opgeworpen worden, zullen ondergeschikt te maken zijn aan het eeuwige voornemen van de Schepper van hemel en aarde. Dat lijken grote woorden. Ze zullen het ook blijken te zijn als we er niet op alle terreinen van ons leven invul­ling aan zullen geven. Al luisterend naar de stem van de Heer… want Hij

Daaruit mogen we wijsheid putten om bruikbaar te zijn voor zijn plan. Niet de ideeën van de mens zijn doorslaggevend in de vorming van het lichaam van de Heer, maar het woord van de levende God zal dat wezen. En daarmee bedoelen we dan natuurlijk behalve het woord dat ons in geschreven vorm is overgele­verd, ook de actuele gedachten die de Here God ons door zijn Geest in het hart legt. Daar komen we verder mee. Wat Jezus ons van de Vader openbaart is maatgevend voor onze verdere groei en ontwikkeling.

 

Welke Dag is het vandaag? door Ada Karst

 

Als je weet welke dag het is, dan weetje ook waar je gebleven bent. Met het oog op het geloofsleven kun je de vraag stellen: “Met welke dag is God bezig? Welke fase in Zijn handelings­plan is actueel? Wat is het ‘heden’ voor een ‘dag’?”

Vanuit Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 01:01) kunnen we zien dat het ‘de dag van Gods spreken’ is. In de dagen van het Oude Verbond heeft God, tot Zijn volk toen, gesproken in de profeten. Maar er is een daarna. Na die dagen heeft God, tot Zijn volk nu, gesproken in de Zoon! Heden is het ‘de Dag van Jezus Christus’. Daarom staan we met beide geloofsbenen in het heden van het Woord (Jezus) en Geest (God). De dagen van het uiterlijke, let­terlijke voldoen aan voorschriften zijn (als waren het zes dagen) voorbijge­gaan. De dag van verstaan van Jezus spreken (als de zevende dag) is aange­broken.

De zevende dag was, als voorschrift, van oudsher de sabbatsdag. Zo had God het toen al in Mozes gesproken. Het vernieuwde voorschrift heeft ons nu in de Zoon, de eeuwige sabbatsrust doen ingaan. In die dag verblijven we, overeenkomstig Hebreeën 4. Van daar­uit kunnen we de volgende tekst verstaan: “Bedenkt toch wat voorafgegaan is aan deze dag… Van deze dag aan zal Ik u zegenen” Haggaï 2 vers 19 en 20 (Hagg. 02:19-20).

Voorbereiding

Wat voorafgaat aan zo’n geweldige Dag is de voorbereiding. En al waren er die de Nieuwe Dag van Jezus Christus niet opmerkten, er zijn er altijd die wél opmerken. Let op Jozef van Arimatea! Hij verwachtte, zoals we dat lezen in Markus 15 vers 42 tot en met 46 (Mark. 15:42-46), het Koninkrijk Gods! Dat is een goede voorbereiding. En zo’n voorbe­reiding loopt altijd op iets uit. Kijk hoe hij handelt en hoe hij het lichaam van Jezus behandelt. We kunnen het weer nemen en geloven zoals het er staat. En tegelijk kunnen we weer verder kijken! “En deze kocht linnen en hij nam Hem af van het kruis, wikkelde Hem in linnen en legde hem in een graf dat in een rots uitgehouwen was”.

Wat een volzin! Er staat dus dat Jozef het lichaam van Jezus van het kruis nam…

Het lichaam van Jezus? Verder kij­kend weten we dat de Gemeente het Lichaam van Christus wordt genoemd!

Van het kruis af? Weer doordenken wat dit betekent voor de gemeente, het betekent dat de Gemeente van Christus vanaf nu met een andere aanpak de oude woorden van de Schrift benadert. Het letterlijk ver­staan ruilt ze voor het geestelijk ver­staan. Het hout wordt ingewisseld voor het goud!

In linnen gewikkeld? Dat is luchti­ge kleding! Niet vanwege een licht­vaardig omgaan met wat geschreven staat. Maar vanwege het einde van zwoegen en zweten om aan de voor­schriften te voldoen. Het was onder het Oude Verbond voor de priesters dan ook verboden om zich te omgor­den met iets dat doet zweten Ezechiel 44 vers 18 (Ez. 44:18). Als nieuwtestamentisch priestervolk verstaan we dit voor­schrift. Het nieuwe is gekomen!

Gelegd in een graf, dat in een rots uitgehouwen was? In dat nieuwe graf, in die verborgen nieuwe geeste­lijke situatie, is de zweetdoek terzij­de gerold op een andere plaats Johannes 20 vers 7 (Joh. 20:07). Opgerold is het doek van menselijke inspanningen voor de zaak Gods. Voortaan zal er geloofs­ontwikkeling zijn. En dat zal vanzelf gaan. Zoals Jezus zei dat zó het Koninkrijk Gods is: “De grond brengt vanzelf vrucht voort; eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar” Markus 4 vers 26 tot en met 28 (Mark. 04:26-28). Vanzelf, dat wil zeggen het is ontdaan van menselijke uitleggin­gen. Er komt geen mensenhand aan te pas. Jezus is “tot Heer én tot Christus gemaakt” Handelingen 2 vers 36 (Hand. 02:36). Dat is Pasen en Pinksteren beleven^ op één dag, op die eeuwige sabbats­dag van Christus!

Geestelijk verstaan

De levende Heer spreekt! Hij doet Zijn Gemeente de woorden nieuw verstaan. Nadat wij Hem naar de let­ter, en met geloof hebben gevolgd, volgen we Hem nu in Zijn spreken naar de Geest, maar ook nu weer met geloof. Alle woorden uit de Bijbel ondergaan daardoor weer een vernieuwing. Dat maakt dat de Gemeente van Christus de rust van het rijpingsproces ondergaat. Voor déze Dag heeft ze zich voorbereid en gereedgemaakt. Haar vervolgstadi- , um ligt besloten in de geestelijke Rots Christus.

“Van deze Dag aan, zal Ik zegenen”. Van ‘zegenen’ zullen we niet een optelsom maken. Met de vernieuwde taal zeggen we nu dat Jezus Christus de oude woorden in ‘vermeerderde waarde’ heeft gebracht. En de Gemeente mag, vanuit de sabbats­rust, Zijn spreken daarin verstaan. Gekleed in luchtig linnen (vanwege het ‘vanzelf, van Godswege’) laten we elkaar horen wat we op deze Dag zien.

Dit is de Dag die God in Christus heeft gemaakt. Laten we juichen en ons daarover verheugen!

 

Verleiding door Froukje Huis

‘Er is heel wat veranderd, hè? De apo­theek is verhuisd, de fotozaak is weg en die kleine winkeltjes aan deze kant zijn allemaal boetiekjes geworden! We lopen samen door het dorp en herkennen het haast niet meer. ’t Is al enige tijd gele­den dat we hier waren. ‘Kijk daar is een restaurant gekomen en ook één tegenover de kerk. De rieten stoeltjes staan al uitnodigend buiten. En daar is de bakker; gelukkig, die is er nog’.

We blijven even staan kijken. De kleine winkel is vol mensen. Achteraan, vlak bij de etalage staat een moeder met een meisje van een jaar of drie. In de smalle open etala­ge troont een grote schaal met cho­colaatjes. Aan de schaal is een kleu­rige strik bevestigd. Het kind vermaakt zich met overal heen te kij­ken… Plotseling valt haar oog op die prachtige schaal. Voorzichtig draait ze zich om. Er verschijnt een handje en het aait over die mooie strik. Dan grijpt het de strik. Moeder kijkt om, zegt iets en wuift het handje weg. Het meisje wacht tot moeder kijkt of ze al aan de beurt is. Het handje komt weer tevoorschijn, maar nu aait het over een chocolaatje… het grijpt…!

Hoe het afloopt mag u zelf beden­ken, want wij lopen verder. Een ondeugend kind? Welnee, je zult maar met je neus op zo’n grote schaal chocolaatjes staan!

Zijn wij vaak niet als zo’n kind dat de verleiding niet kan weerstaan? Of overkomt u dat nooit? Zondagmorgen. De hele week heeft het geregend en nu is het prachtig weer! Zullen we maar thuisblijven van de samenkomst? We kunnen nu nog van het mooie weer profiteren. Bijbellezen? Straks maar, eerst even dat telefoontje plegen. Maar als het gezellige praatje dan te lang duurt…? De slager heeft een gulden te weinig berekend! Nou ja, wat is nu een gul­den! Daar ga ik niet voor terug, hoor. ‘Kom, kom, nou moet je niet over­drijven’, hoor ik iemand zeggen. ‘Dat kun je toch geen zonde noe­men!’

Wij misschien niet maar de Heer wel. Hij zegt in zijn Woord: “Wees heilig, want Ik ben heilig”. Als je goed nadenkt, weet je best dat je het met jezelf op een akkoordje hebt gegooid. Het kind wilde ook alleen maar even de strik aaien. De Bijbel houdt ons voor:

“Vangt ons de kleine vossen, die de wijngaard verderven” Hooglied 2 vers 15 (Hoogl. 02:15).

“Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur” Galaten 5 vers 9 (Gal. 05:09).

“Laten wij dan afleggen alle last en zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt” Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01).

Loopt u ook mee? Dan kunnen we elkaar bemoedigen en steunen!