2001.07-08 Levend geloof nr. 413

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

 

“De woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven”, sprak Jezus tot Zijn discipelen Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63). Wel eens nagedacht over de impact van deze woorden? Het geeft de geweldige betekenis aan van datgene wat Hij zei tijdens Zijn bediening op aarde. Ze waren immers door Gods Geest geïnspireerd, want Hij maakte tegelijkertijd de opmerking dat het de Geest is die levend maakt. Dat betekent dat de woorden die wij uitspreken als Zijn volgelingen, ook door Gods Geest tot leven kunnen komen en een positieve uitwerking hebben in de levens van hen tegen wie wij ze uitspreken. We zijn immers geroepen Zijn voor­beeld te volgen?

Dat geldt uiteraard ook voor het geschreven woord, dus ook ten aanzien van de verschillende artikelen zoals deze gepubliceerd worden in ons blad. Ze worden niet ‘zo maar’ geschreven, omdat we het blad vol moeten hebben, maar omdat we als schrijvers het verlangen hebben dat ook anderen zullen delen in alles waarvoor de Heer ons in Zijn grote liefde de ogen geopend heeft. En dat is heel veel! Niet voor niets heeft Jezus gezegd dat Hij ons leven en overvloed wil geven. Gods voorraadkamers zijn onuitputtelijk. Hij houdt ze niet gesloten maar deelt uit!

Aan ons wordt slechts gevraagd of wij ons open willen stellen voor alles wat Hij ons wil geven. Als wij dat doen geeft God de garantie dat het ons aan niets zal ontbreken: Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden, want God wil het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden Matteüs 7 vers 7 tot en met 11 (Matt. 07:07-11).

En iedereen die ‘het goede’ heeft ontvangen is op zijn beurt weer een uitdeler geworden. Vandaar dat wij als schrijvers in Levend Geloof uitdelers willen zijn van het goede nieuws, met als doelstelling dat ons geloofsleven daarbij wordt gestimuleerd, geactiveerd en eventueel gecorrigeerd, zodat wij (schrijvers en lezers) uiteindelijk ten volle gaan beantwoorden aan Gods grote verlangen om echte vertegenwoordigers van Hem en Zijn Koninkrijk te zijn.

 

Bij de voorplaat door redactie

De verhalen over het leven van Jozef inspireerde Gustave Doree tot het maken van verschillende illustraties. Eén ervan publiceerden wij in het laatste nummer, terwijl deze keer de tekening is gebaseerd op Genesis 45 vers 1 tot en met 9 (Gen. 45:01-09). Jozef maakt zich hier bekend aan zijn broers, die hem naar Egypte hadden gebracht. Zij schrokken daarvan zodanig dat zij “van schrik voor hem terugdeinsden” (vs. 3).

Maar Jozef stelde hen gerust door te zeggen dat dat het God was die hem naar Egypte had gezonden om hen in het leven te behouden (vs. 5).

 

Zomeraktie 2001

In dit tweede zomernummer nog weer even aandacht voor onze financiële zomeraktie. Inmiddels wel bekend bij onze lezers. Het is de enige keer per jaar dat we wat extra aandacht vragen voor de financiële kant van ons geloofswerk.

Vrijwel direct na verschijning van ons vorige nummer ontvingen wij de eerste spontane reacties, waar we uiteraard erg dankbaar voor zijn. Omdat het echter bij sommi­gen vaak zo is dat er gedacht wordt: o ja, nog even een extra bijdrage overmaken voor dit goede werk en het komt er verder niet van om de daad bij het woord te voegen, nog even deze herinnering.

Het is belangrijk dat het werk van Levend Geloof ook financiëel op gezonde wijze kan blijven functio­neren en we twijfelen er niet aan dat vele van onze lezers dezelfde mening zijn toegedaan. Zoals we in ons vorig nummer al aangaven sluiten we geen acceptgiro’s bij zodat we rekenen op uw eigen ini­tiatief. U kunt bij uw overschrijving gebruik maken van de rekening­nummers zoals deze vermeld staan op pagina 2. En bij voorbaat veel dank voor uw medewerking!

Tenslotte nog een citaat uit een brief van een lezeres uit België: “We zijn blij en bemoedigd door het blad Levend Geloof en we bid­den ook voor wijsheid en openba­ring zodat de schrijvers inzicht krij­gen door Gods Geest”. En een lezer uit Nederland liet zijn gift verge­zeld gaan met de opmerking: “Van een dankbare broeder”.

 

Onze plaats in de geestelijke wereld door Gert Jan Doornink

Behalve de natuurlijke wereld heeft ieder mens ook te maken met de geestelijke wereld. Maar weinig mensen zijn zich bewust dat de geestelijke wereld juist bepalend is hoe we in de natuurlijke wereld functioneren. Dit artikel beoogt een basisinzicht te ver­schaffen hoe wij als christenen een speciale plaats hebben gekregen in deze geestelijke wereld, waardoor ons bestaan en leven in overeenstemming kan zijn met Gods wil en bedoeling.

De bron van alle leven

God is de bron van alle leven. Dat is een rotsvaste zekerheid voor ieder­een die tot geloof gekomen is door te geloven in Jezus Christus, Gods Zoon. Deze zekerheid heeft God door Zijn Geest in ons hart gelegd en kan op geen enkele wijze teniet gedaan worden.

Wij stellen dit even met nadruk vast omdat in onze dagen dit vastaande gegeven op allerlei wijze wordt aan­gevallen en vaak bespottelijk wordt gemaakt. ‘Het is toch allang door de wetenschap achterhaald’, wordt er dan gezegd, ‘dat er geen werkelijke God als Opperwezen bestaat’. Sommigen spreken nog wel van een ‘hogere macht’, maar in God gelo­ven, zoals de christenen dat doen, wordt als dom en dwaas beschouwd. Dit is dan ook precies zoals David al zegt in de Psalmen: “De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God” Psalm 14 vers 1 en Psalm 53 vers 2 (Ps. 014:001 en Ps. 053:002).

‘Geloof en ‘wetenschap’ zijn twee totaal verschillende terreinen die, zodra men deze gaat vermengen beide ongeloofwaardig worden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat een gelovige geen wetenschapper kan zijn, of een wetenschapper geen gelovige. Geloof kan echter nooit wetenschappelijk verklaard worden, maar wat belangrijker is, heeft ook geen wetenschappelijk bewijs nodig! In de brief aan de Hebreeën wordt een zeer duidelijke definitie van geloof gegeven. In Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01) lezen we namelijk dat geloof de zekerheid is van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet. Een gelovige behoort dan ook immuun te zijn voor alles wat uit de ongelovige wereld op hem afkomt. Het zal hem niet deren als men het geloof van de christenen absurd en dwaas vindt, of als men, om een voorbeeld te noemen, God niet meer met een hoofdletter schrijft. Dit is niet een onverschilligheid, want in zijn hart vindt iedere gelovige het natuurlijk jammer als iemand onge­lovig is en heeft hij ook altijd het verlangen dat de ander tot geloof komt.

Naar een vier-eenheid

Hoe stellen wij als gelovigen God eigenlijk voor? “God is Geest”, zegt Jezus in Joh. 4:4, en een geest kun je toch niet zien? Inderdaad, maar God is niet verborg gen gebleven, Hij is ‘zichtbaar’ geworden in zijn Zoon. In Hem, Jezus Christus, toonde God hoe dicht Hij bij de mensen staat. De mens is de hoogste vorm van Zijn scheppingswerk. Het is dan ook geen wonder dat God juist in en via een mens toonde wie Hij was en is. In de Zoon toonde God hoe Hij ver­langend is dat ieder mens ook zo gaat worden als de Mens: Jezus Christus. Want Gods grote verlangen en doel is uiteindelijk de volledige openbaring van, wat we zouden kun­nen aanduiden als een vier-eenheid: Vader, Zoon, en mens bewerkt en samengevoegd door Gods Geest. Dat is heel iets anders dan de drie-een- heid waar het naam-christendom een dode, dogmatische leerstelling van heeft gemaakt. De werkelijke Gemeente van Christus komt niet tot stand door een of ander vroom ritueel, door theologisch denkwerk of verstande­lijk uitgedachte systemen, maar wordt gevormd door de ware gelovi­gen. Zij worden aaneengesmeed door Gods Geest en verbonden met de Vader en de Zoon. Dit is een groei- en rijpingsproces waarbij iedere waarachtige gelovige betrokken is, en die uiteindelijk als resultaat zal hebben: de gemeente, , stralend, zonder vlek en rimpel, zodat zij heilig is en onbesmet. Zo zal het Koninkrijk Gods en de volle openbaring daarvan, tot stand komen.

Onze taak in deze tijd

Maar zover is het nu nog niet. In deze overgangstijd is het zaak dat we onze plaats als christen hebben ingenomen zodat we ons tenvolle ingeschakeld weten in het plan dat God voor ogen heeft. Daarom zullen we ons ook volledig bewust moeten zijn dat we een geestelijke plaats hebben ontvangen. Paulus ver­woordde dit bijna tweeduizend jaar geleden al met de woorden: “Hij heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus” Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06). Paulus spreekt hier dus niet in het enkelvoud, maar in het meervoud. Iedere waarachtige christen mag zich bewust zijn van deze plaats. Wij hebben dezelfde plaats als Christus ontvangen! En dan kunnen we alleen maar zeggen: wat een rijk­dom, wat een heerlijkheid! We behoren echter niet over het hoofd te zien dat dit een grote verantwoordelijkheid met zich mee­brengt. Deze plaats is niet een plaats die we in ons luie stoel doorbren­gen, inactief en afwachtend. Integendeel, deze plaats maakt ons bewust dat we een geweldige taak hebben.

Vanwege het feit dat God ons met zijn Geest heeft vervuld, gaan we de strijd met de verkeerde geesten aan, zoals ook Jezus dat deed. En zoals Jezus de door Satan geïnspireerde geesten bestreed en overwon, mogen ook wij dat doen. Verkeerde geesten zijn er legio en in allerlei variaties en gradaties. De duivel heeft heel wat ijzers in het vuur om ons aan te vallen met daar­bij als doelstelling ons functioneren in dienst van Gods Koninkrijk af te remmen en ’t liefst geheel onmoge­lijk te maken. Daarom schrijft dezelfde Paulus, die we zoéven al citeerden, dat we te “worstelen heb­ben tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze gees­ten in de hemelse gewesten” Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12).

Waarom gebruikt Paulus hier het woord ‘worstelen’ terwijl we toch weten dat Gods Geest die in ons is vele malen sterker is dan alle ver­keerde geesten samen? Dan is ‘wor­stelen’ of’strijden’ toch overbodig geworden? Daar zijn verschillende redenen voor, waarvan de voornaam­ste is dat God ons tot sterke, krachti­ge gelovigen wil maken, die zélf leren elke vijandelijke aanval te weerstaan en te overwinnen, maar Hij wil ook dat we inzicht krijgen in de geestenwereld die velen gebon­den houdt en waardoor we, bij gebrek aan inzicht, anderen niet werkelijk zouden kunnen helpen.

Onderscheiding van geesten

Nu moeten we natuurlijk wel op onze hoede zijn dat er niet een soort ‘geestencultus’ bij ons ontstaat, zodat we overal de duivel in zien. Dan komen we weer in een bepaald systeem terecht, waardoor we mis­schien expert menen te zijn op het gebied van kennis betreffende ver­keerde geesten, maar er geen werke­lijke overwinning over kunnen erva­ren. Na bevrijding is daarom een gezonde en evenwichtige groei, en het functioneren ervan, een absolute must. Het is nooit Gods bedoeling dat we in het beginstadium van ons geloofsleven blijven steken. We behoren op te groeien tot stabiele, volwassen christenen. Dan leren we ook op de juiste wijze om te gaan met het onderscheiden van geesten. Geesten hebben een bepaalde naam en als we door Gods Geest geopenbaard krijgen hoe ze heten, kunnen we ze aanspreken in die naam en uitdrijven in de naam van Jezus.

Enkele voorbeelden in dit verband. In Markus 1 lezen we over Jezus die in de synagoge te Kapernaüm te maken krijgt met iemand die beheerst wordt door een onreine geest. We lezen dan hoe Jezus deze geest bestraft en uitdrijft, tot grote verbazing van allen die dit meema­ken. Al eerder hadden ze versteld gestaan over de leer die Hij bracht, omdat “Hij leerde als gezaghebben­de, en niet als de schriftgeleerden” Markus 1 vers 22 (Mark. 01:22). Maar nu ze dit meemaakten moesten zij wel tot de conclusie komen dat dit “een nieuwe leer met gezag” was, want “ook de onreine geesten geeft Hij bevelen en zij gehoorzamen Hem!” Markus 1 vers 27 (Mark. 01:27). In het boek Handelingen, dat de beginontwikkeling van de gemeente van Christus beschrijft, lezen we ook op verschillende plaatsen hoe boze geesten moeten wijken voor de naam van Christus, als deze met autoriteit gepredikt wordt. In Handelingen 8 vers 7 (Hand. 08:07) bijvoorbeeld lezen we over de uitwerking van de predi­king van Filippus in Samaria: “Van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit” (vs. 7). En in Handelingen 16 vers 18 (Hand. 16:18) lezen we hoe Paulus achtervolgd werd door een vrouw met een waarzeg­gende geest. Tot er een moment kwam dat Paulus zich tot die geest richtte met de woorden: “Ik gelast u, in de naam van Jezus Christus, van haar uit te gaan”. Het gevolg was: “En hij ging uit op datzelfde uur”.

De grote manipulator

Er zijn geesten die zich openlijk manifesteren, maar er zijn ook talrij­ke geesten die op een ‘verborgen wijze’ hun werk doen en die zijn vaak het gevaarlijkste! Zij worden allemaal geïnspireerd door de grote manipulator achter dit alles: Saten, de vorst der duisternis. Paulus spreekt (in Efeze 2 vers 2) over “de overste van de macht der lucht, de geest die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoor­zaamheid”.

Die tijd is nu, voor hen die zelf bevrijd en tot geloof gekomen zijn, voorbij. Wij behoren niet meer tot de categorie ‘kinderen der ongehoor­zaamheid’ maar zijn nu ‘nieuwe scheppingen in Christus’. Maar dat betekent dus tevens dat wij een geweldige taak hebben ten aanzien van iedereen die deze stap nog niet genomen heeft. Natuurlijk is het een groot verlangen van iedere gelovige dat iedereen het werkelijke evangelie ook leert kennen en beleven. Gods Geest wil ons leiden wat onze taak daarin is. Soms hebben wij een onopvallende taak ten aanzien van één bepaald persoon, soms gebruikt de Heer ons voor een groot aantal mensen. Hoe wij in Zijn dienst staan is minder belangrijk, als we maar functioneren naar Zijn bedoe­ling. Daarbij is het altijd weer de liefde van Christus die ons dringt. Een waarachtig christen is er niet op uit spectaculaire dingen te doen om op te vallen. Dan is steevast een ver­keerde geest in het spel. Hij laat zich rustig leiden door de Geest van God die in en door hem werkzaam wil zijn en samenwerkt met onze geest. In dit verband is het ook belangrijk op onze hoede te zijn voor verkeer­de, wat ik zou willen noemen, leer- geesten. Dat is wel één van de meest geraffineerde vormen waarin Satan infiltreert binnen de gemeente van a Christus. Verkeerde leringen hebben” al heel wat onheil aangericht en tot op de dag van vandaag is Satan actief op dit terrein. De gezonde leer, waarvan in de brie­ven van de apostelen op verschillen­de plaatsen wordt gesproken, is de leer van het Koninkrijk. Door het evangelie van het Koninkrijk der hemelen leren we onder alle omstandigheden het licht van de duisternis te onderscheiden. Dan beproeven we de geesten of ze uit God of uit de verkeerde bron afkom­stig zijn.

Verkeerde geesten staan te allen tijde de openbaring van het Koninkrijk Gods in de weg. Zij werken belemmerend. Daarom was Jezus ook altijd radicaal in de aan­pak ervan en sprak: “Indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uit­drijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen” Lucas 11 vers 20 1 (Luc. 11:20). Hij is ook in dit opzicht ons grote voorbeeld. Niet voor niets hebben we met Hem een plaats in de geestelij­ke wereld gekregen, want alleen van­uit die plaats is het mogelijk het te belijden én te beleven dat we met Christus overwinnaars zijn. En alleen vanuit die plaats kunnen we anderen helpen dat ook te gaan beleven!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Op aarde zijn ontzaglijk veel cultuurverschillen tussen allerlei bevolkings­groepen met daarmee gepaard gaande verschillende talen. Toch zijn uiteindelijk alle mensen in zekere zin gelijk, ze zijn mens, medemens. In elk mens zit van nature het verlangen om eeuwig te willen leven, om bij iemand te willen horen. De nadruk ligt dan op het woord ‘leven’ en het is ook niet goed voor een mens dat deze alleen is. Op deze oer-behoeften spelen allerlei godsdiensten in met hun systemen en rituelen, om maar niet te spreken van de voorwaarden waaraan een mens schijnt te moeten voldoen om ‘later’ in een soort paradijselijke toestand terecht te komen.

Ook het denken van vele christenen is hiervan doortrokken. Eigenlijk zijn het wezensvreemde, heidense ideeën die met werkelijk leven niks te maken heb­ben. Ik denk dan aan: het moeten doen van allerlei ‘goede werken voor-de- Heer’, de gedreven bekeringsijver, het keurslijf van christelijke plichten, het moralistisch geklets, de fraaie gebouwen en gebeden, de machtsspelletjes, de angst voor God, het uiterlijk vertoon, de massabewegingen, het dogmatisch getrek en gescheur door biblicisten, enjin, zo kan je nog wel even doorgaan. Wel staat vast dat dit vele slachtoffers heeft veroorzaakt, heel veel… Al dit gedoe heeft weinig of niks te maken met het evangelie dat Jezus amens zijn Vader begon te vertellen. De meeste weerstand ondervond hij dan ook in ‘eigen kring’. Er waren, ook in zijn dagen, heel veel ‘andere goden voor Gods aangezicht’ die aanbeden werden. En al die andere goden bena­men geheel of gedeeltelijk, het zicht op God.

Jezus ontmaskerde deze door gewoon te leven, waarin hij de unieke mens cen­traal stelde en de ogen opende voor een verborgen Vader, die goed is voor de mens, wars van uiterlijk vertoon. Iemand waarvoor je niet bang hoeft te zijn. Hij bracht rust in de opgejaagde, innerlijk verdeelde mens. Hij bacht een helder en juist beeld van God, of liever, Hij was dat; een zachtmoedige. In Hem was de barmhartigheid van God vlees geworden. Ook vertelde Hij datje via Hem bij God kon komen. Dat is de bedoeling: dat de mens bij God terecht komt, tot zijn recht komt, want origi­neel horen God en mens bij elkaar in een hecht verbond.

Jezus zocht op wat God verloren was: de mens waarmee Hij wil omgaan, die Hem zo na aan het hart ligt, die Hem zo lief is. De taal van zijn hart over­stijgt alle talen van de aarde. Zo mogen ook wij een beeld van een barmhartige, onopvallende Vader tonen die de mens zijn geestelijke vrijheid terug wil geven om daarmee alle andere goden voor Zijn aangezicht te doen verdwijnen. Ik denk dat de weg naar de werkelijke vrijheid een losmakings-proces is van

allerlei rare ideeën en dwang-voorstellen over God en mens. Als je echt vrij wil komen kun je je het best verbinden aan de Zoon, door de Geest. En langzamer­hand, stap voor stap veranderend in ons denken, zoekend en vindend, zal de mens weer in ere worden hersteld en de liefde van de Eeuwige beantwoorden. Dat is een paradijs, een diep geheim. Jezus was en is de eerste in wie God zichzelf zó kon ‘uitleven’. Daarom wil­len we de goede herder volgen in zijn verborgen wereld, zodat we ook echte mensen worden die op Vader lijken, vol van genade voor goeden en slechten. Mensen die liefhebben met dezelfde lief­de waarmee ze worden liefgehad. Meer hoeft niet.

 

Het vervullen van Gods gerechtigheid door Wim te Dorsthorst

De doop door onderdompeling, roept over het algemeen veel weerstand op. Ik heb al eerder vermeld dat het invoeren van de staats-godsdienst in de vierde eeuw de nekslag is geweest voor de gemeente van Jezus Christus naar bij­bels model. De kinder-besprenging kwam in de plaats van de bijbelse, vol­wassen waterdoop. Een ritueel, aan baby’s voltrokken, waar deze kleintjes volkomen buiten stonden. Het groeide uit tot een religieus gebeuren met veel pracht en praal en feestelijkheden. De gerechtigheid Gods werd zo vervangen door menselijke leringen. De gewone mens echter wist niet beter dan dat dit naar de wil van God was. Zij die het weten konden, de kerklei­ders, de priesters, de dominees, de theo­logen, enz. predikten en praktiseerden immers de kinder-besprenging?

Geestelijke oorlog

Juist vanuit de gevestigde kerken is er door de eeuwen heen veel vervol­ging geweest van mensen die zich naar Gods Woord volwassen lieten dopen. De kerkgeschiedenis is daar duidelijk over. Vooral door de zoge­naamde ‘heilige inquisitie’ van de Rooms Katholieke kerk zijn veel gru­weldaden verricht en mensen gedood. Maar dit alles werd aange­stuurd vanuit de geestelijke wereld. De duivel en z’n rijk weet wat de doop in de geestelijke wereld teweeg brengt en zal alles op alles zetten om het te verhinderen. Tegen de onbijbelse kinderdoop is er echter geen verzet vanuit het rijk van Satan, dat heeft eeuwen lang ongestoord plaats kunnen vinden. Ook nog niet zo zeer, als iemand zich bekeert, maar zodra de doop ter sprake komt dan ontstaan er problemen. Moet dat nou persé? Ik ben vroeger toch al gedoopt! Wat zal mijn familie wel niet zeggen? Als God liefde is, waarom vraagt Hij dan zoiets van mij waar ik alleen maar problemen door krijg?

In het huwelijk ontstaan spanningen en wordt soms met echtscheiding gedreigd als één van de partners zich wil laten dopen. Ruzies tussen ouders en volwassen kinderen, uit­sluiting van erfrecht, verlies van baan. enz. Er breekt werkelijk oorlog uit in de geestelijke wereld wat uiter­aard z’n weerslag heeft op aarde.

Wat dopen is

Nu is het wel heel vreemd dat theo­logen en kerkleiders, die over het algemeen Hebreeuws en Grieks heb­ben gestudeerd, niet de betekenis van het Griekse woord ‘Baptizo’ zouden weten. Het woord betekent letterlijk ‘iets onderdompelen’, voor bijvoorbeeld een rituele reiniging. Zo zegt Ananias tot Paulus: “Sta op, laat u dopen (Baptisai) en uw zonden afwassen, onder aanroeping van Zijn Naam” Handelingen 22 vers 16 (Hand. 22:16). De dopeling, in dit geval Paulus, is er helemaal bij betrokken en gaat helemaal onder in het water. De doop is een ingrijpen­de gebeurtenis die in de geestelijke wereld onomkeerbare gevolgen heeft. En Paulus heeft meer dan wie ook ervaren hoe deze stap oorlog teweeg brengt in de geestelijke wereld. Het is in z’n brieven te lezen. Wie Gods gerechtigheid wil vervullen komt in oorlog met de dui­vel en z’n rijk.

Als Johannes de Heer Jezus niet wil dopen, zegt de Heer: “Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervul­len” Matteüs 3 vers 15 (Matt. 03:15). De doop is dus onderdeel van het vervullen van alle gerechtigheid Gods. De Heer Jezus heeft hier in gehoorzaamheid aan de Vader aan voldaan om alles te ver­vullen, zodat Zijn offer op het kruis van Golgotha, gerechtigheid Gods voor de mens zou zijn. Hijzelf was de Heilige en Rechtvaardige; voor Zichzelf hoefde Hij deze weg niet te gaan, maar in gehoorzaamheid aan de Vader ging Hij tot Johannes om gedoopt te worden. Zo was Hij het ‘waarachtige Lam Gods, dat de zonde van de wereld op Zich nam en weg zou dragen. “Jezus Christus, die geen zonde gekend heeft, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem” 2 Korinthe 5 vers 21 (2 Kor. 05:21).

Wat is gerechtigheid Gods?

Gods gerechtigheid voor de mens, in Zijn Zoon Jezus Christus is van vóór de grondlegging der wereld. Op magistrale wijze beschrijft Paulus dat in de Efezebrief 1 vers 3 tot en met 14, (Ef. 01:03-14). Vers vier zegt: “Hij heeft ons immers in Hem uitverko­ren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberis­pelijk zouden zijn voor zijn aange­zicht”.

En dit is gegrond in Gods eeuwige raad en naar het welbehagen van Zijn wil, schrijft hij in dat gedeelte. In 2 Timoteüs 1 vers 9 (2 Tim. 01:09) schrijft de apostel over die eeuwigheids-gedachte: “God die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden”. Gerechtigheid Gods is dus dat Hij dat geeft én bewerkstelligt, namelijk de genade die ons in Jezus Christus gegeven is vóór eeuwige tijden, wat in Zijn eeuwige raad en voornemen besloten ligt. En die gerechtigheid is geopenbaard en bewerkstelligd door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onverganke­lijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie, schrijft de apos­tel verder in 2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10). Daar heeft de duivel en de zondeval nooit iets aan kunnen veranderen. Ja, de duivel heeft van deze verbor­gen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt had tot onze heerlijkheid, niets kunnen begrijpen anders had hij er niet aan meegewerkt dat de Heer der heer­lijkheid, Jezus Christus, gekruisigd zou worden, lezen we in 1 Korinthe 2 vers 6 tot en met 8 (1 Kor. 02:06-08).

God is gerechtigheid

Is God dan nog wel rechtvaardig als Hij, dat wat de Heer Jezus volbracht heeft, ons toerekent tot rechtvaardig­heid? Dat was een groot probleem voor de Joden die toch gerechtvaar­digd waren door de wet! Hoe kon God nu ineens een andere rechtvaar­diging invoeren? Ja, schrijft de apostel, God Zelf is rechtvaardig, óók als hij de mens rechtvaardigt, “Die uit het geloof in Jezus is” Romeinen 3 vers 25 en 26 (Rom. 3:25-26). En dat is dus omdat dit naar Gods eeuwige raad is. De periode van de wet is er bijgekomen Romeinen 5 vers 20 (Rom. 05:20), maar dat was niet de werkelijkheid, de werkelijkheid is van Christus, en dat was volgens Gods eeuwige raad en naar het welbeha­gen van Zijn wil. De periode van de wet is slechts een aanloop tot Christus (lees bijvoorbeeld Galaten hoofdstuk drie)

God dóet niet alleen gerechtigheid, maar God is gerechtigheid; dat is deel van Zijn wezen. De profeet Jeremia zegt van Hem heel treffend: “Hij is de woonstede der gerechtig­heid”, en hij noemt één van Zijn namen: “De Here onze gerechtig­heid” Jeremia 50 vers 7 en Jeremia 33 vers 16 (Jer. 50:07 en Jer. 33:16). Dat is God ten voeten uit: “de woonstede der gerechtigheid”. De hele schepping is gefundeerd in Gods recht en gerech­tigheid; dat ligt in de schepping ver­ankert tot in alle eeuwigheid.

Psalm 89 vers 15 (Ps. 089:015) zegt: “Gerechtigheid en recht zijn de grondslag van Uw troon, goedertierenheid en trouw gaan voor Uw aangezicht henen”. De besturing, de heerschappij, het Koningschap van God in de schep­ping is gegrond op gerechtigheid en recht, terwijl goedertierenheid en trouw naar de mens uitgaat. Dat is nu: God is liefde! Alles wat de eeuwigheid zal kunnen trotseren zal dit als basis hebben. Niet een eigen menselijke gerechtig­heid, maar Gods gerechtigheid in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is naar Zijn eeuwige raad en naar het welbehagen van Zijn wil. In Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06) lezen we: “Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over Zijn koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid”.

De Heer Jezus heeft op Golgotha dit Koninkrijk gesticht en gegrondvest met recht en gerechtigheid. Dit is de Hoeksteen die de hele nieuwe schepping zal dragen. Het is de enige waarborg dat het een Koninkrijk zal zijn van eindeloze eeuwige vrede.

Stad der gerechtigheid

En als er gesproken wordt over het Koninkrijk Gods, over Sion, over het hemelse Jeruzalem, over de stad Gods, enz., dan gaat het over men­sen! Dan gaat het over het volk van God, de gemeente van Jezus Christus. Daarom dat prachtige woord van Jesaja 1 vers 26 en 27 (Jes. 01:26-27):

“Sion zal door recht verlost wor­den, en wie zich daaruit bekeren door gerechtigheid”.

“Daarna zal men u noemen: Stad der gerechtigheid, getrouwe veste”.

Het gaat om mensen die zich beke­ren en alle gerechtigheid Gods ver­vullen; mensen die de weg gaan die God gewezen heeft en zo door gerechtigheid verlost worden Psalm 32 vers 8 en 9 (Ps. 032:008-009).

God zelf zal wonen in deze stad, in dit huis, in de gemeente van Jezus Christus. Jesaja 33 vers 5 (Jes. 33:05) zegt: “De Here is verheven, want Hij woont in den hoge. Hij heeft Sion met recht en gerechtigheid vervuld”. We zagen al dat God zelf wordt genoemd: “Woonstede der gerechtig­heid”. Maar ook het volk dat de weg Gods gaat en alle gerechtigheid ver­vult zal genoemd worden: ” Stad der gerechtigheid, getrouwe veste” Jesaja 1 vers 26 (Jes. 01:26).

Dat zou je dus boven de poorten van het hemelse Jeruzalem, de gemeente van Jezus Christus, kunnen schrij­ven: Stad der gerechtigheid, getrouwe veste. Dat betekent dat ieder lid van het lichaam van Christus, iedere levende steen in de tempel Gods, gegrond­vest dient te zijn op Gods recht en gerechtigheid en niet op menselijke leringen en inzettingen zoals we dat door de eeuwen heen in vele kerken gezien hebben.

Maar het betekent dan ook dat van deze stad dezelfde gerechtigheid uit zal gaan naar de schepping als van God en Jezus Christus. Dat is een heel belangrijk principe als we nadenken over de waterdoop: “De gerechtigheid Gods”. Door de weg van Gods gerechtigheid te gaan is de mogelijkheid ontstaan om zelf gerechtigheid Gods te worden! Halleluja.

Het Pinksterfeest

En dan breekt die geweldige Pinksterdag aan waarvan de Heer Jezus gesproken had toen Hij zei: “Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08). En als dan de heilige Geest is uitge­stort staat de apostel Petrus op om de opdracht van de Heer te gaan ver­vullen; beginnende in Jeruzalem waar vele duizenden Joden waren om het Pinksterfeest (het Oud- Testamentische ‘feest der weken’ of ‘het feest der eerstelingen’) te vieren. Er is kracht van de heilige Geest in zijn prediking zodat de toehoorders er door geraakt worden. Daarvan lezen we: Toen zij dit hoorden, wer­den zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen. mannen broeders? Handelingen 2 vers 37 (Hand. 02:37). En dan spreekt Petrus die bekende woorden die hem door de Heer Jezus geleerd zijn, in overeenstem­ming met de wil van God: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvan­gen” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38).

God vraagt van de mens deze weg in gehoorzaamheid te gaan. Vrijwillig, want God heeft de mens geschapen met een vrije wil en Hij respecteert de wil van de mens. Bekeert u, zegt Petrus. Dat is de eer­ste stap, de eerste fundamentlaag (zie vorige aflevering). Daaropvolgend is de tweede stap, de tweede fundamentlaag: “En een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot verge­ving van uw zonden”. De bekering is een bewuste persoon­lijke daad; berouw hebben over je zonden en verkeerde levenswandel en je keren tot God. Bekeren is ook werkelijk de wil heb­ben om te breken met alle ongerech­tigheid zie bijv. Handelingen 19 vers 18 tot en met 20 (Hand. 19:18-20). Maar ook de waterdoop is een bewuste persoonlijke daad van een volwassen mens.

Uit al het voorgaande zien we dan ook dat de kinder-besprenging onmogelijk uit God kan zijn. Bij degene die het ondergaan hebben, blijkt het juist maar al te vaak een belemmering te zijn om de weg Gods te gaan.

Dat het een groots gebeuren werd op die Pinksterdag lezen we in Handelingen 2 vers 41 (Hand. 02:41): “Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden onge­veer drieduizend zielen toegevoegd”. Waren dat allemaal Joden die in Jeruzalem waren? Nee, het waren zij die het woord van Petrus aanvaarden staat er. Een groot aantal heeft het dus niet aanvaard.

De eerste eerstelingen

Zo begon daar in Jeruzalem de bouw van de gemeente van Jezus Christus, de bouw van het hemelse Jeruzalem, de stad der gerechtig­heid, de getrouwe veste Jesaja 1 vers 26 (Jes. 01:26). Zij waren de eerste levende stenen voor het huis van God, op het feest der eerstelingen!

De apostel Paulus schrijft later aan de Efeziërs dat al die levende stenen worden gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelfde hoeksteen is. En dat In Hem elk bouwwerk opwast, goed ineensluitend, tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest Efeze 2 vers 20 tot en met 22 (Ef. 02:20-22).

 

In Gods ruimte door Rinie van der Houwen

“Hij leidde mij uit in de ruimte” Psalm 18 vers 20 (Ps. 018:020).

Wat is ruimte? We spreken over ruimte geven en ruimte nemen. Er zijn vele variaties van ruimte. Als een aantal jaren terug een zeeman na lange tijd weer thuis kwam, was het feest. Maar na een paar maan­den werd het hem te eng onder de voeten, trok de zee weer -de ruimte­ en vertrok hij voor de volgende reis. Zo heeft ieder wel zijn eigen invul­ling van ruimte.

Het woordenboek kent niet minder dan twaalf verschillende betekenis­sen ten aanzien van het woord of begrip ‘ruimte’. Ruimte is bijvoorbeeld niet belemmerd zijn in je handelingen. Een plaats waar men zich vrij kan bewegen. We spreken over: ruim baan maken, belemme­ringen wegnemen, van druk onthe­ven worden.

Dan is er de kosmische ruimte, waarin de wereld en de hemellicha­men zich bevinden, terwijl ruimtevaarders de ruimte en de hemellichamen verkennen en sommigen er voor lange tijd in verblijven. De dampkring, de luchtruimte waar­in we ademen, wordt ook wel hemel­ruim genoemd. Maar bij hemelrijk denken we aan het Rijk van God en die van God zijn. Velen slaan de vleugels uit in de ruimte die men zich wenst. Nog beter is het om in Góds ruimte tot je levensdoel te komen, zodat je je geborgen weet in Zijn ruimte, ook als het je niet goed gaat. Daar zijn voorbeelden genoeg van, waarvan wij er enkele willen noemen: David zei bijvoorbeeld: “Hij die mij ruimte maakt in benauwdheid”. Hij zei ook: “Gij hebt mij ruimte gege­ven voor mijn schreden en mijn enkels wankelden niet”. Hij boog het hoofd voor God als hij zijn eigen ruimte gekozen had en in de proble­men kwam.

Waarom deze teksten noemen uit Psalm 18? Omdat Gods woord ons in de ruimte brengt. Omdat het Gods geliefde brief aan ons is. Paulus zat in de gevangenis in de boeien geslagen.

Vandaar uit schreef hij brieven aan de gemeenten. “Maar het woord van God is niet geboeid”, schreef hij. “Al draag ik boeien als een misdadiger”. Zijn geest bleef in Gods ruimte in deze beproeving, daar getuigen zijn brieven van.

Dit zijn voorbeelden die niemand begeert, maar kunnen plaatsvinden in een of andere vorm. Die mij ruimte maakt IN benauwdheid, niet altijd in uitredding gelijk, dan wel in denken.

In Zijn ruimte is in Zijn heilige Geest blijven.

In Zijn ruimte is in Zijn waarheid blijven.

In Zijn ruimte is in Zijn liefde blijven.

In Zijn ruimte is in Zijn woord blijven.

De ruimte waarin God ons leidt is altijd zuiver en inspirerend met zui­vere gedachten. Vanuit die ruimte zien we ook, dat Hij ons aan kan spreken in dingen die tegen ons kunnen getuigen, omdat Zijn woord ook een tweesnijdend zwaard is ons ten goede. Zijn woorden komen voort uit Zijn grote, sterke liefde voor ons. Als we dit belijden maakt het ons tot sterke christenen, geleid door Hem, in Zijn ruimte, het Koninkrijk van God, door Jezus Christus, die ons is voorgegaan. Geprezen zij Zijn Naam!

 

Alles mag… maar dan ook echt alles! Door Cees Maliepaard

“Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten” 1 Korinthe 6 vers 12 (1 Kor. 06:12).

Dat moet kunnen…

Het is in de wereld van vandaag haast een gevleugeld woord gewor­den: ‘Dat moet kunnen!’ Bij kleine, zowel als bij grote afwijkingen van wat normaal geacht wordt, slaakt men deze kreet al gauw. Je komt dan heel progressief over, brééd van opvattingen als je lijkt te zijn. In onze nogal ingewikkeld in elkaar stekende samenleving, wordt men geacht rekening te houden met een bont scala aan meningen. Die ver­schillende overtuigingen zul je naast elkaar moeten plaatsen; je zult ze vooral niet als inferieur aan de jouwe mogen zien. Doe je dat wel, als je jouw levensvisie boven die van anderen plaatst, geef je er vol­gens velen blijk van niet erg met de ontwikkelingen in de huidige maatschappij mee te kunnen komen. In het natuurlijke leven verdenkt men je dan al gauw van discriminatie, en in kerkelijke en evangelische krin­gen kom je als onverdraagzaam en zelfs hoogmoedig over. Weliswaar meent men dat alles moet kunnen, maar je houden aan wat de Heer zegt valt daar klaarblijkelijk niet onder. Want onze Meester staat wel open voor alle mensen, maar niet voor alle meningen van men­sen. Logisch niet, want veel van die menselijke opvattingen zijn geïnspi­reerd vanuit het rijk van Satan. Het is een bewijs van innerlijke bescha­ving (en het is een aanwijzing voor het hebben van de gezindheid van de Christus) wanneer er een ver­gaande tolerantie voor de naaste is – ongeacht of zo’n medemens een christen is of niet. Maar het is eerder in tegenspraak met Jezus’ manier van denken (en tegelijkertijd ontbreekt ook elk spoq van gezonde wereldse opvattingen) als er tolerantie is voor het kwaad zelf. De zondaar positief benaderen is een goede zaak. Daarop kan terecht gezegd worden: Dat moet kunnen! Maar een positieve benade­ring van het kwaad, zal vaak een nog groter kwaad blijken te zijn dan het bedreven kwaad zelf. En dat zal dus beslist niet kunnen!

Niet betuttelen!

Pogingen het vaderland, de provin­cie, de burgerlijke gemeente, een vereniging, een partij of zelfs de gemeente van Jezus Christus zuiver te houden van verkeerde beïnvloe­dingen, komen vaak over als pater- v nalistisch. En dat wordt nu eenmaal geacht uit de tijd te zijn, want ieder­een vindt zichzelf mans genoeg om de eigen boontjes te doppen. Vrijheid van denken en van meningsuitingen (kostbaar goed in de wereld om ons heen) wordt door menigeen vertaald naar: Ik zoek alles zélf wel uit, daar heb ik niets en niemand anders bij nodig! Als dit tot in uiterste conse­quentie wordt doorgevoerd, zal het in het lichaam van Christus een onbeschrijflijk chaotische toestand worden. Dan zal er in de meeste gevallen geen gezamenlijk stand­punt meer in te nemen zijn.

Vanzelfsprekend zullen we elkaar niet gaan betuttelen. We zien elkan­der immers als volwaardige leden van hetzelfde lichaam, ieder recht­streeks verbonden met ons geza­menlijke hoofd: Jezus Christus! Wanneer er sprake is van betutte­ling, plaatst de één zich boven de ander. We zijn eikaars pedagogen niet, en al evenmin de geestelijke vader of moeder van onze geloofsge­noten. God is de geestelijke Vader van een ieder van ons, Christus Jezus is ons aller Heer en Meester en het hemelse Jeruzalem is onze moeder. In het woongebied van deze godsstad ligt onze vrijheid veran­kerd.

We zijn bezig in het klimaat van de hemel van Gods heerlijkheid. Daarin bemerken we dat de Geest die ons toegeven is, ons niet tegen elkaar opzet, maar ons er juist toe brengt elkaar in liefde te aanvaarden. Dan kun je vrijuit tegen elkaar praten, zonder elkaar iets op te leggen. Eventuele richtlijnen voor het per­soonlijke leven en voor het leven binnen het verband van het huisge­zin Gods, worden iedereen in het Woord aangereikt en in het door de Geest geleide hart ingegeven. En daarover kunnen we vrijuit met elkander communiceren.

Leven in vrijheid

Wie van z’n vrijheid beroofd geweest is, heeft alle reden de herwonnen

vrijheid te waarderen. Op 4 mei 1945 was ik er getuige van dat op het hoofdbureau van politie in Dordrecht na vijf jaar de Hollandse driekleur weer gehesen werd. Alle toevallige passanten zetten spontaan het Wilhelmus in en bij de meesten rolden de tranen van ontroering over de wangen.

Eén dag later was de bevrijding er echt. We waren onder het juk van de nazi’s vandaan. Mocht alles toen opeens? Nee, natuurlijk niet! Zo’n situatie zal er ook nooit komen, want dat zou de voedingsbodem zijn voor een volsla­gen chaos. Maar de democratische vrijheden werden hersteld en dat was iets waar we met verlangen naar uitgezien hadden. En om de hand­having van die vrijheden voor ieder te waarborgen, moest ook de demo­cratische regelgeving hersteld wor­den.

In het Koninkrijk van God werkt het niet anders. Het verschil is alleen dat het hier geen democratische, maar theocratische voorschriften betreft. Gód bepaalt de regels door de door Hem aangestelde koning, Jezus Christus.

Die regelgeving wordt gedragen door goddelijke liefde en uitgevoerd binnen het kader van de door ieder ontvangen heilige Geest. Het zijn derhalve geen wetten van het type: doe dit en je zult leven! Zo werkte het onder het Oude Verbond. Het betreft nu richtlijnen die volko­men passen in de geestelijke bena­dering onder het Nieuwe Verbond op basis van het volbrachte werk van Christus Jezus. In Gods Koninkrijk zal nooit de methode van een ieder doet maar wat! opgeld kunnen doen. Of er dan wel een bepaalde regel van toepassing is? Wel wis en zeker! Zelfs een regel die met uitsluiting van andere rechtsgeldigheid bezit. En dat is het altijd en onder alle omstandigheden denken en han­delen in de gezindheid van de Christus.

Als Jezus zijn…

Wanneer een mens leeft in de gezindheid van de Christus, gaat hij uit van dezelfde normen en waarden waar Jezus vanuit ging. Jezus vond ook dat alles moest kunnen wat Hij de Vader zag doen. Wie zich daarop richt, is verzekerd van Gods instemming. Want wie doet wat Jezus deed, wie dus de vol­voering van het plan van Vader op het oog heeft, is enkel bezig met goede dingen.

Binnen dat kader is alles toegestaan. Dat levert geen risicogevoelige zaken op, want als men doet wat Zij doen, zal dat altijd passen in het goede plan van Vader God. Geen mens zal daar enig nadeel van kunnen onder­vinden, want onze God is immers enkel goed! Dit ‘enkel’ kent geen uitzonderingen, want iets dat niet goed is valt gewoon niet met het wezen van de Vader der lichten te combineren.

Doen we dit echt in relatie met Jezus, door Gods Geest geleid, dan is het ook niet denkbaar dat iemand in de strik van satanische hoogmoed en zelfverheffing terechtkomt. Je verheft je dan op geen enkele manier boven andersdenkenden in de christelijke wereld, want overeen­komstig het woord van de levende God zul je de ander hoger achten dan jezelf.

Aan de andere kant bewaart het een mens ook voor gedachten van ver­werping en ontkenning. Want God verwerpt geen mens en zal ook nim­mer enig resultaat van zijn herstel­lingswerk in ons ontkennen. Gods plan gaat door. Alles is toege­staan binnen de lijnen van dit plan, want deze lijnen worden gevormd door de markering van de enige weg die God gegeven heeft: de weg die door Jezus is gebaand. Zolang iemand maar in de Christus blijft, binnen de door God uitgezette lijnen van zijn plan, is alles geoorloofd. Binnen dat kader kan een mens met recht zeggen: Dat moet kunnen!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Ook deze keer haken we in deze rubriek in op recente gebeurtenissen uit het gewone leven en voorzien deze van ‘geestelijk commentaar’. We doen dit niet met de gedachte dat we in alles de wijsheid in pacht hebben en het beter weten, maar wel omdat ‘de liefde van Christus ons dringt’. Daarmee bedoelen we dat wie een nieuwe schepping in Christus is geworden en vol mag zijn van Gods Geest, alles in een nieuw en voller licht mag zien en beleven. Het geeft ons inzicht en doorzicht in wat er in deze wereld gebeurd en dat willen we graag met onze lezers delen. (-red.).

Waarom rust en ontspanning nodig zijn

“Wordt burn-out, die nog steeds om zich heen grijpende ziekte, veroor­zaakt door het oprukken van de computer?” Dat vraagt Annegreet van Bergen zich af in een artikel onder de titel ‘Rust en gezondheid’ in het magazine Elsevier. Zij merkt op: “Het is logisch dat die vraag wordt gesteld. Want in zekere zin bestaat er een verband tussen de snelle verbreiding van communicatietechnologieën en het uitputtings­syndroom. Toch is het te simpel één Grote Boosdoener voor burn-out aan te wijzen. Het wordt veroorzaakt door een samenstel van elkaar onderling versterkende factoren. Wie niettemin wil proberen deze fac­toren onder één noemer te brengen, zal zeggen dat de oorzaak van burn- out ligt in het ‘jezelf geen rust en ontspanning meer gunnen’. Daardoor ondermijn je enerzijds je krachten en raak je verzwakt, terwijl je anderzijds voortdurend in opper­ste staat van paraatheid verkeert. Geen rust en geen ontspanning. Het is ontegenzeglijk waar dat de moder­ne technologie de bedenktijd uit het leven heeft gehaald. Er is altijd haast. Ergens een nachtje over sla­pen is er niet meer bij. Het ant­woord op vragen kan niet meer wachten tot de volgende lichting van de brievenbus, maar moet onmiddel­lijk per e-mail worden gegeven. Nooit meer een ogenblik rust. Waar vroeger treinreizigers uit het raam keken en al mijmerend hun gedachten de vrije loop lieten, wordt nu nerveus getelefoneerd. Zelfs tot op het vacantieadres achtervolgt de mobiele telefoon de moderne mens”.

Het is duidelijk dat Annegreet van Bergen hier gedachten naar voren brengt waarmee ook vele christenen te maken hebben. Want hoewel de basis van rust en vrede gelegd werd bij het aanvaarden van Christus in ons leven, kan alleen door verdere geestelijke groei, naar het volwassen stadium in Christus, worden voorko­men dat de vijand van een gezond en ontspannen leven (Satan) met zijn negatieve invloed ons afremt, of het zelfs onmogelijk maakt dat we een normaal functionerend nieuw leven openbaren.

Het andere leven

In de tijd waarin wij leven wordt alles gekenmerkt door haast. Natuurlijk kunnen we ons niet in een soort isolement terugtrekken. We zijn niet meer van deze wereld, maar leven wel in deze wereld. Maar het is wel mogelijk als christen ‘anders te leven dan de anderen’. Daarbij dragen we ook verantwoor­ding ten opzichte van de anderen. Annegreet van Bergen vraagt zich af: “Wie heeft op afstand nog in de gaten dat een collega zich over de kop werkt? Wie merkt dat hij mak­kelijk aangebrand is? Wie ziet de tra­nen? Wie houdt de vinger aan de pols? Virtuele organisaties, mogelijk dank zij de computer, dragen het risico in zich dat iemand verzuipt zonder dat de anderen het in de gaten hebben”.

Zonder dat wij op ons werk als een soort zedeprediker rondlopen, zullen anderen aan onze levenshouding behoren te bemerken dat het nieuwe leven van Christus in ons gewone dagelijkse leven praktische uitwer­king heeft. Daarbij worden we soms ‘geleid’ anderen die in nood zijn te helpen.

laten we vooral niet vergeten zélf voldoende tijd voor rust en ontspan­ning te nemen. Ook als christenen kunnen we, buiten ons gewone werk om, zo gemakkelijk altijd maar ‘in de weer’ zijn, terwijl we niet in de gaten hebben dat we de verkeerde grens overgaan. Voortdurende ruste­loosheid is ongezond, zowel voor ons natuurlijk als voor ons geestelijk leven. Uiteraard is iedereen verschil­lend van karakter, maar niemand kan zonder voldoende rust in zijn leven. Een ontspannen leven is een belangrijk kenmerk van een werke­lijk christen.

Succes versus tegenslag

Tegenslagen: wie heeft er niet mee te maken tijdens zijn leven? Het gaat niet altijd voor de wind en soms lijkt het wel of alles tegenzit. Wat doen we dan? Gaan we bij de pak­ken neerzitten of blijven we optimis­tisch ingesteld en denken: na regen komt wel weer zonneschijn? Het maakt natuurlijk een groot ver­schil of we met kleine of met grote tegenslagen te maken hebben. En

soms hebben tegenslagen in ons leven ook te maken met eerder genomen verkeerde beslissingen en moeten er eerst dingen veranderd of hersteld worden voordat we kunnen verwachten dat er een oplossing komt.

Tegenover tegenslag staat succes. Wie wil niet graag succes hebben in zijn leven? Het slagen voor een exa­men of het goed aflopen van een bepaalde zaak, kortom het welslagen van de dingen waar we mee bezig zijn, is iets wat bij het normale ver­langen van ons leven hoort. Toch hoeft het ons niet te verontrus­ten als altijd niet alles gaat zoals we graag zouden wensen. Soms vervul­len bepaalde tegenslagen duidelijk een functie in ons leven, waardoor we dingen bijleren of afleren en we uiteindelijk dankbaar zijn dat het zo is gelopen.

Het blad ‘The Executive’ bevat vaak interviews met mensen uit de zaken­wereld en vrijwel iedereen brengt dan voren hoe de tegenslagen die men soms meemaakt vaak een posi­tieve uitwerking hebben in iemands leven. We citeren enkele opmerkin­gen in dit verband:

“Elk mens streeft naar succes en soms helpt tegenslag dit doel te bereiken. Het is belangrijk dat je goed met beide om kunt gaan. Ik zie moeilijkheden niet als obstakels maar als een extra stimulans”.

“Zonder tegenslag geen succes. Na succes komt vanzelf weer tegenslag en dat is ook de bedoeling. Succes en tegenslag maken beide emoties los. Het is de kunst die emoties te kanaliseren. Bij tegenslag moet je de teleurstelling omzetten in nieuw succes. Bij succes moet je door kun­nen gaan voor méér succes. Gezapigheid is trouwens gevaarlijk. Bij succes moet je niet achterover gaan zitten”.

“Mijn uitdaging ligt in tegenslag. Daarop ligt mijn focus”. Tenslotte een ‘doordenker’ van de apostel Paulus: “Wij weten nu, dat God alle (!) dingen doet meewerken ten goede voor hen, die God liefheb­ben” Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28).

De ontdekking van jezelf

Leer je zelf ontdekken en elk pro­bleem kan worden opgelost. Dat is althans de mening van Paul Edauw, werkzaam bij stichting De Voorde, een centrum voor levensverdieping. In een artikel in de Zwolse Courant wordt uitvoerig aandacht besteed aan het werk van dit centrum. Het artikel van Wendy Eerland begint met de vragen: “Waarom ben ik uniek? Waarom bent u zo uniek?”‘om dan te vervolgen: “Bij Vormingscentrum De Voorde in Laag Zuthem, ten zuidoosten van Zwolle, staat de ontdekking van jezelf centraal. Hiervoor is bezin­ning nodig en die begint altijd met een vraag. Je krijgt hier duizenden antwoorden op en het is de kunst dat antwoord te kiezen waar je op dat moment het meeste baat bij hebt.

Paul Edauw volgde zelf een langdu­rige training. Na twee academische opleidingen te hebben gedaan, eco­nomie en business-school, kreeg hij een goed betaalde baan bij DSM, een internationaal chemieconcern in het zuiden des lands. Hij had daar veel voor het zeggen en niets te kla­gen, maar toch knaagde er iets. ‘Op een gegeven moment dacht ik: dit is het niet. Een tijdje daarna werd ik in Polen opgenomen in een ziekenhuis vanwege een vermeende hartaanval. Bij iedere hartslag dacht ik dat het de laatste zou zien. Ik was ervan overtuigd dat ik doodging”, aldus Paul. Hij nam een half jaar vrij bij DSM en daar was iedereen verrast. Paul had een ernstige burn- out en niemand had gedacht dat dat hem ooit zou overkomen, omdat hij gezien werd als ‘vrolijke Paul’ die alles aan kon.

‘In februari 1995 ging ik voor een training naar De Voorde. Hier sloeg ik 180 graden om en leer­de oude patronen doorbreken’. Er werd hem getoond welke gebeurte­nissen in zijn leven nog veel invloed op hem hadden. Je leert dan te aan­vaarden welke zaken er op je bord liggen. Dat is het begin. Als je iets erkent wat je bezig houdt, kun je het pas zien.

Verlangen schept energie

En als je het ziet, ga je verder naar de tweede fase: verlangen. Dan kun je jezelf vragen wat je met hetgeen op je bord ligt wilt gaan doen. Het is een belangrijke stap van ‘verwach­ting’ naar ‘verlangen’. Als je alleen dingen verwacht, word je vaak teleurgesteld omdat de verwachtin­gen niet uitkomen. Met verlangen doe je wat je werkelijk wilt en dan komt er energie in je vrij’. Paul Edauw ziet omgaan met men­sen als ‘een chemisch proces waar medewerkers van De Voorde zowel spritueel als nuchter naar kijken. Werken met mensen is een topsport. Je moet zelf in balans zijn, zowel lichamelijk als geestelijk’. ‘Als je bezig gaat met bezieling in de juiste vorm kan je daarnaar hande­len. Zo maak je je dienstbaar naar anderen, omdat die energie weer in je vrij komt waar anderen ook profijt van hebben’

Zoals gezegd, een training begint met de ontdekking van jezelf. Veel mensen die niet tevreden zijn met hun werk of in hun privéleven zijn een deel van zichzelf kwijt. Maar wat je kan, zit in je”, vertelt Paul. ‘Wij bieden mensen handvaten aan, zodat ze verder kunnen. Iedereen heeft iets unieks, en dat moet naar boven gehaald worden’. Het proces dat mensen bij De Voorde doorlopen is volgens Paul eigenlijk heel simpel. ‘Omdat je bent wie je bent, wil je dat ook zijn. Daarom is de vraag ‘Wie ben ik?’ zo natuurlijk. Daar begint het allemaal mee. Dat hebben mensen zich dui­zenden jaren geleden ook afge­vraagd. Door middel van bezieling kom je bij de bron, en dat ben je zelf. Als je de balans in jezelf vindt, krijg je ook meer zelfvertrouwen”. Tot zover een deel van het artikel van Wendy Eerland. Waarom zoveel aandacht daarvoor? Omdat we in een tijd leven waarin veel mensen, ondanks alle welvaart (of misschien wel juist mede daardoor) op een of andere wijze vastlopen of ontsporen. De psychologen, psychiaters, geeste­lijke hulpverleners hebben dan ook druk werk. En allerlei centra en instituten om mensen weer op het rechte spoor te brengen, rijzen als paddestoelen uit de grond.

Geloof in Christus

Nu willen we zeker niet alles afkeu­ren wat op dit terrein gebeurd, beslist niet. Maar vaak ontbreekt de extra dimensie die de werkelijk oplossing in zich heeft: dat is ‘geloof in Christus’. Hem werkelijke leren kennen en volgen. ‘De bron ben jezelf’, zegt Paul Edauw, maar wie voorbijgaat aan de Hoofdbron, Jezus Christus, zal toch op een of andere wijze buiten het werkelijke leven, zoals God dat oorspronkelijk bedoeld heeft, blijven staan. Dan blijft het, misschien zonder dat men zich dat bewust is, een surrogaat­leven terwijl het échte leven, zoals God dat voor ieder mens bedoeld heeft, beschikbaar is! Teruggaan naar de bron betekent ook ontdekken dat God de mens vol­maakt en goed geschapen heeft, ‘naar Zijn beeld’, zoals op de eerste bladzijden van de Bijbel zo duidelijk naar voren komt. Nu heeft scheppingsverhaal uit Genesis 1 in de loop der eeuwen al tot heel wat bespiegelingen en beschouwingen geleid. Moeten we ons dat nu precies zo voorstellen zoals het daar beschreven staat? Dat is toch allang door de wetenschap achterhaald, wordt er dan gezegd. Maar het opmerkelijke is dat de wetenschap, ondanks alle verklarin­gen die er bestaan, ook niet met een eensluidende uitleg komt en de mening over het begin van de schep­ping steeds moet bijstellen. Men spreekt over het ontstaan van de ‘oervorm van leven’ alsof dat te ver­klaren valt. Terwijl zodra men aan­vaardt dat Gód de Schepper is van het leven eenvoudigweg tot de con­clusie komt: Dit is het! God legt als het ware deze zekerheid in ons hart: als wij ‘leven’, ‘bestaan’, of hoe je het ook omschrijven wilt, Hij de Bron is van alle leven, de kern van ons bestaan.

God is enkel goed

Wat ook zo heerlijk naar voren komt in het scheppingsverhaal is dat, toen God alles geschapen had, Hij zag dat het goed was! Hoe kan het ook anders, kunnen wij, als nieuwe scheppingen in Christus, daarop als commentaar geven. God is immers een goede God. Het hart van God is enkel goedheid. Door een deel van de christenheid wordt het helaas nog steeds als een eenzijdigheid beschouwd en daardoor afgewezen, als men de nadruk legt op de goed­heid van God. Maar door niet te geloven dat God een goede God is, ü geeft men in feite Gods tegenstan­der -Satan- meer eer dan God. Als belangrijkste argument van afwijzing wordt vaak genoemd dat alle ellende die er in de wereld is veroorzaakt wordt door de slechtheid van de mens. En God laat dat dan toch maar toe… Maar men gaat dan voorbij aan het geweldige gegeven dat God wil beginnen met de totale vernieuwing van de individuele mens. Het recept daarvoor is: beke­ring, vernieuwing, opnieuw geboren worden, levensverandering of welke omschrijving men daarvoor ook kan geven.

Het van een ‘zondaar’ een ‘kind van God’ worden brengt een totale ver­andering teweeg. Dat was vroeger al zo.  Paulus zegt in Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20): “Gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen”) en dat is vandaag nog precies zo. Vanuit de (slechte) invloedssfeer komen we terecht in de (goede) invloedssfeer van God. We leren onderscheiden waarop het werkelijk aankomt, namelijk dat de duivel een slechte duivel is en God een goede God!

Een nieuwe schepping in Christus is dus verbonden met een God die goed is. Alleen die gedachte maakt ons al blij en gelukkig. En ook ont­staat dan de zekerheid dat wij bijzonder zijn, uniek. Dan hebben we nszelf ontdekt’ zoals God voor ogen heeft. We worden door Hem bemind, we zijn Zijn oogappel! En -wat ook belangrijk is- dat hou­den we niet voor onszelf. Want -zegt Paulus in Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10)- wij zijn in Christus Jezus geschapen(!) om goede werken te doen!

Naar een onbelevensverwachting

‘Worden we straks echt 139 jaar?’, was de opvallende kop op de voorpa­gina van het ‘Health’-magazine, een uitgave van Achmea-verzekeringen. Het artikel zelf met als titel ‘Eeuwige jeugd?’ begint met de inleiding: ‘De leeftijd van 139 jaar bereiken. Volgens sommige gerontologen (ver- ouderingsdeskundigen) is dat voor de mens deze eeuw haalbaar. Anderen denken aan 170 jaar, en sommigen zien zelfs een onsterfelij­ke toekomst voor de mensheid. Tot die tijd doen wetenschappers er alles aan om het geheim van de ouder­dom te ontrafelen’.

Het is een bewezen feit dat de mens, zeker in de welvaartsgebieden van deze wereld, steeds ouder wordt. Een recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt melding van de sterke toena­me van het aantal 100-jarigen Nederland. Tot 1950 waren dat er nooit meer dan 30, nu zijn het er al meer dan 1100 (waaronder vijfmaal meer vrouwen dan mannen). Rond 2020, is de verwachting, zullen dat er 2000 zijn.

Vrijwel dagelijks worden we gecon­fronteerd met berichten over de medische vooruitgang. We denken bijvoorbeeld aan het nieuws van een paar weken geleden dat begin vol­gend jaar in het Utrechts Medisch Centrum (UMC) voor het eerst bij een patiënt een volledig mechanisch hart zal worden geïmplanteerd. Het gaat om een mechanisch ‘AbioCor’- hart van hetzelfde type dat begin juli werd geplaatst bij een patiënt in de Amerikaanse stad Louisville. Het eigen hart van de man werkte amper meer.

Weliswaar spreekt dr. Lahpor uit Utrecht, die experimenten met kunstharten uitvoerde bij kalveren en varkens, dat het een patiënt ‘enige levensverlenging’ kan geven (de technische levensduur van het kunsthart dat gemaakt is van titiaan en polyurethaan is ongeveer 2 jaar), maar dat het nog slechts een klein stukje voorwaarts is in een moei­zaam proces, waarbij regelmatig drie stappen voorwaarts en twee achter­waarts worden gedaan.

Geen beperking meer

Ook als christenen mogen we ons natuurlijk verblijden over de verdere vooruitgang van de medische weten­schap en er een dankbaar gebruik van maken, maar omdat we het wer­kelijke leven hebben leren kennen, is onze levensverwachting niet meer beperkt tot de jaren voordat we lichamelijk sterven. Onze verwachting is zekerheid geworden omdat we vanuit de natuurlijke wereld overgeplaatst zijn in de geestelijke wereld. De natuur­lijke wereld kent alleen een natuur­lijke levensverwachting, waarbij alles erop gericht is deze verwachting zo optimaal mogelijk te maken. De medische wetenschap heeft als één van de belangrijkste doelstellingen te bereiken dat de mens steeds lan­ger gaat leven. En men is er al in geslaagd dat het leven van de mens gemiddeld genomen met vele jaren is verlengd. Misschien komt er wel een tijd dat de mens 200 jaar of ouder kan worden. Maar dan nog komt er een tijd van ouderdom en uiteindelijk het sterven. In het artikel in ‘Health’ wordt de factor ‘geloof’ geheel buiten beschouwing gelaten. Uiteraard kan men van een neutrale instelling niet anders verwachten. Gelukkig dat we als christenen de andere, de werke­lijke oplossing kennen. Onze ver­wachting is samengegroeid met de zekerheid van het eeuwige leven. En dat is een leven waaraan nooit meer een einde komt. Het tijdelijke is ver­vangen door het eeuwige. Wat is het heerlijk die ‘onbeperkte levensver­wachting’ te kennen en evenals Petrus te geloven dat we ‘geroepen zijn tot eeuwige heerlijkheid’ 1 Petrus 5 vers 10

(1 Petr. 05:10).

 

Het eerste en tweede lichaam door Jildert de Boer

De reproductie van het leven van Jezus in de zonen Gods

Het eerste lichaam

Onze Heer leefde 33 jaar op deze aarde en zette daar in letterlijke en figuurlijke zin zijn voetstappen. Nu in het laatst der dagen heeft God tot ons gesproken in de Zoon Hebreeël 1 vers 1 (Heb. 01:01). In Hem werd het Woord vlees. In Hem kwam Gods hoge woord eruit! Hij belichaamde het Woord, leefde het Woord van de Vader uit en sprak het Woord van leven tot de mensen. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen Johannes 1 vers 4 (Joh. 01:04).

Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en zijn discipelen hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid Johannes 1 vers 14 (Joh. 01:14). Het eerste lichaam van Christus wandelde als de mens Jezus Christus op twee benen op aarde rond en zijn bediening beperkte zich slechts tot de verloren schapen van het huis van Israël Matteüs 15 vers 24 (Matt. 15:24). Jezus sprak over de tempel Zijns lichaams Johannes 2 vers 21 (Joh. 02:21).

Het tweede lichaam

Nu is de gemeente Zijn lichaam en Zijn tempel bijv. Efeze 2 vers 16 tot en met 22 (Ef. 02:16-22). Wij, die tot geloofsgehoorzaamheid in Jezus Christus zijn gekomen Romeinen 1 vers 5 (Rom. 01:05), vormen het tweede lichaam van Christus op aarde. Het eerste lichaam volbracht zijn taak op aarde, zoals Jezus Zelf aangaf: “Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt” Johannes 17 vers 4 (Joh. 17:04). Om tot dit doel te komen moest de Christus lijden, om in zijn heerlijk­heid in te gaan Lucas 24 vers 26 (Luc. 24:26). Voor het tweede lichaam van Christus -de gemeente- geldt eveneens de weg vr lijden tot heerlijkheid Romeinen 8 vers 17 en 1 Petrus 4 vers 13 (Rom. 08:17 en 1 Petr. 04:13).

De apostel Petrus schreef over de geloofsstrijd tegen de duivel die Jezus in het eerste lichaam van Christus volledig tot overwinning had gebracht. Nu staan wij in die­zelfde strijd met de krachtige opdracht: ‘Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende dat aan uw broe­derschap in de wereld hetzelfde lij­den wordt toegemeten” 1 Petrus 5 vers 9 (1 Petr. 05:09). Hetzelfde lijden wordt aan ons vol­bracht, zegt de Statenvertaling. Paulus kon schrijven: “Thans ver­blijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees

aan wat ontbreekt aan de verdruk­kingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeen­te” Kolossenzen 1 vers 24 (Kol. 01:24).

Dezelfde heerlijkheid

Jezus is de weg niet slechts voor ons gegaan -als plaatsvervangend offer ter verzoening van onze zonden-, maar opdat wij in diezelfde weg, namelijk in Zijn voetstappen, zou­den treden. Met andere duizeling­wekkende woorden: dat in het twee­de lichaam van Christus dezelfde Goddelijke mogelijkheden aanwezig zijn, als die in het eerste lichaam van Christus op aarde geopenbaard werden! In het tweede lichaam -de broeder­schap of de gemeente- gelden dezelf­de werken en nog grotere dan deze, want Ik (= het eerste lichaam van Christus) ga naar de Vader Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12). Sommigen leggen dit zo uit dat als Jezus drie mensen uit de doden opwekte, dat wij er dan min­stens vier zouden moeten opwekken in Zijn naam…

De bedoeling van dit vers is veeleer dat het tweede lichaam van Christus niet slechts gebonden is aan een bediening voor de verloren schapen van Israël, maar dat het wereldwijd kan functioneren, waardoor het gro­tere werken kan voortbrengen. Jezus zeggen: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft” Lucas 4 vers 18 (Luc. 04:18). Het tweede lichaam van Christus kan nu op vele plaatsen tegelijk wandelen in de kracht van de heilige Geest en zowel Zijn leven openbaren als Zijn (grote­re) werken doen!

Nu kan het Woord gestalte krijgen in ons. Op onze beurt kunnen wij

het Woord lezen, doen naar het Woord, spreken als het Woord en – buitengewoon heerlijk- worden als het Woord! Dan wordt ons leven als het Woord op twee benen, heel con- creetite aanschouwen en te tasten, door het geopenbaarde leven, even­als dat bij Jezus het geval was 1 Johannes 1 vers 1 en 2 (1 Joh. 01:01-02).

Het wonderlijke is dat Hij Zich niet (op grond van ons zondige verleden) schaamt ons broeders te noemen, want “Hij die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één” Hebreeën 2 vers 11 (Heb. 02:11). Wij worden door de Geest tot dat wat het Woord zegt: een (tweede) lichaam van zonen, gelijkvormig aan het (eerste) lichaam van de Zoon! God wil vele zonen tot heerlijkheid brengen Hebreeën 2 vers 10 (Heb. 02:10), die als heilanden de berg Sion bestijgen Obadja 1 vers 21 Statenvertaling en Openbaring 14 vers 1 (Ob. 01:21, Statenvert.; Openb. 14:01) en zowel gericht zullen oefenen alsmede de zuchtende schepping herstellen.

Gehoorzaamheid of vertoon?

Natuurlijk wandelt dit tweede lichaam van Christus in dezelfde gehoorzaamheid als het eerste lichaam van Christus heeft gedaan! Anders wordt de gemeente een schijnvertoning, wat inderdaad helaas ook veel gebeurd is in het imitatie- en namaakchristendom, dat de Bijbel typeert als Babel, de grote hoer. Daar waar met niet allereerst bezig is met een (innerlijk) leven met Christus verborgen in God Kolossenzen 3 vers 3 (Kol. 03:03), bestaat het grote gevaar dat men zichzelf verliest in uiterlijk ver­toon en religieus amusement. Ook de strijd in de hemelse gewesten wordt daarbij allengs losgelaten, of deze wordt als van minder belang beschouwt.

Wij zien als men geestelijk aan het ‘plafond’ zit, dat de mensen toch met iets bezig gehouden moeten worden, bijvoorbeeld met opwinden­de gebeurtenissen, allerlei verhaal­tjes en een flinke dosis entertain­ment, onder meer via muziek. Het babylonisch-religieuze moet dan de onverdeelde, innerlijke toewijding aan Christus en de gehoorzaamheid aan het Woord in de gemeente Gods trachten te compenseren, wat niet mogelijk is, maar waardoor sommi­gen betoverd worden. De gestage, innerlijke vernieuwing door Gods Geest wordt dan ingeruild voor veel geschreeuw en weinig wol! In Babel vindt men vaak een geloof in Jezus zonder zijn weg van gehoorzaamheid te willen gaan. We bemerken dan dat men zich gaat richten op het zoeken naar bijzonde­re manifestaties en speciale ervarin­gen. Dit bevredigt tijdelijk het gevoelsleven, maar het levert geen geestelijke inhoud en vooruitgang op. Laten wij losbreken uit deze ver­menging, waar wij ermee te maken krijgen!

Jezus’ leven in ons

Als voor het eerste lichaam van Christus gold: “die geen zonde gedaan heeft”

1 Petrus 2 vers 22 (1 Petr. 02:22), dan kan het tweede lichaam van Christus het zich evenmin permitteren in de zonde te leven. In het eerste lichaam van Christus veroordeelde God de zonde in het vlees van Christus Romeinen 8 vers 3 (Rom. 08:03). In het tweede lichaam van Christus is eveneens het proces van de heilige Geest in ons werk­zaam, opdat het lichaam der zonde teniet gedaan zou worden Romeinen 6 vers 6b Statenvertaling (Rom. 06:06b) en de werkingen des lichaams worden gedood Romeinen 8 vers 13 (Rom. 08:13).

Jammergenoeg heeft een surro- gaatchristendom geleerd dat het tweede lichaam van Christus wel op kosten van het eerste lichaam van Christus kan (blijven) zondigen en dat de overwinning en heerlijkheid van Christus ons alleen maar wordt toegerekend, zonder dat dit realiteit en werkelijkheid in onze levens wordt. Op die manier blijft men ste­ken in bedrog en valse schijn. Wij verstaan dat het tweede lichaam van Christus niet slechts kan consu­meren en genieten van plaatsvervan­ging en zondenvergeving door Jezus Christus, ook al ligt hier door Gods genade uitdrukkelijk haar begin- en vertrekpunt. Zij zal de weg van het eerste lichaam van Christus -koste wat het kost- moeten gaan, om zich­zelf reinigende Hem gelijk te wor­den 1 Johannes 3 vers 2 en 3 (1 Joh. 03:02-03), wat immers het volle doel van God met het tweede lichaam van Christus -de gemeente- is. Hieruit begrijpen wij dat wij in trouw en volharding -het lijden van de verzoekingen doorstaande Hebreeën 2 vers 18; Jakobus 1 vers 2, 12 tot en met 15 (Heb. 02:18; Jak. 01:02; Jak. 01:12-15)- een ontwikke­lingsproces van heiliging dienen door te maken, teneinde de heerlijk­heid van Christus -Zijn wezen in ons- te verkrijgen. Daartoe zijn wij geroepen als eerstelingen

2 Thessalonicenzen 2 vers 13 en 14 (2 Thess. 02:13-14).

De eerstelingen van het Lam

De meeste christenen hebben jam­mer genoeg geen flauwe notie van de overweldigend grote, goddelijke mogelijkheden door de heilige Geest Efeze 1 vers 19 (Ef. 01:19), dat het leven van Jezus zich kan herhalen, of wellicht beter gezegd: zich kan reproduceren in de eerstelingen van het Lam.

U ziet wel dat dit niet de grote scha­re is, die hun gewaden gewassen en wit gemaakt hebben in het bloed van het Lam Openbaring 7 vers 14 (Openb. 07:14), wat duidt op de vergeving van zonden, hoe heer­lijk op zichzelf genomen dit behoud ook is.

De eerstelingen zijn echter de losge- kochten van de aarde. Het zijn zij die het Lam volgen waar Hij ook heengaat! Openbaring 14 vers 3 en 4 (Openb. 14:03-04). Hebben wij in de gaten dat hiervoor de volle prijs betaald moet worden? Ook in hen wordt het waarheid, evenals dat in Jezus Zelf waar was: “in hun mond is geen leugen (of bedrog) gevonden; zij zijn onberispelijk” Openbaring 14 vers 5; 1 Petrus 2 vers 22 (Openb. 14:05; 1 Petr. 02:22). Dat wil zeggen: er viel in hen uiteindelijk niets meer te berispen! Voor hen was het geen vraag of iets ‘zonde’ is. Hun gezindheid was en is: zover mogelijk bij de zonde vandaan blij­ven! Hoe? Door een discipelleven achter de Meester aan te leiden en niet de dingen die op aarde zijn te bedenken, maar te wandelen in de hemelse gewesten. Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als de mees­ter Lucas 6 vers 40 (Luc. 06:40). Wij staan nu in dit leer (en afleer-)proces, in de voetspo­ren van het Lam, opdat Zijn wezen in ons zal groeien en zijn zachtmoe­digheid en nederigheid van hart Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29) steeds sterker in de leden van het tweede lichaam van Christus gezien zal worden. Jezus leefde in die zin niet eenmalig, maar Christus in ons vlees geopenbaard wil zeggen, dat Hij nog eens ‘144.000’ keer tevoorschijn kan komen! Openbaring 14 vers 1 tot en met 5 (Openb. 14:01-05). Geloof deze heerlijke waarheid: Christus is komende, verschijnende in ons vlees en Zijn leven wordt geo­penbaard tot zegen voor een schep­ping en een mensheid in baren­snood. Men snakt naar de zonen Gods! Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19). Laten wij er nu al in oefenen om allen in alles ter wille te zijn, niet om ons eigen belang te zoeken, maar dat van zeer velen, opdat zij behouden worden

1 Korinthe 10 vers 33 (1 Kor. 10:33).

Is Jezus zichtbaar in ons?

De grote vraag is wat er zichtbaar is geworden van het leven van Jezus in ons? Kan men het beeld van Jezus in ons zien, in zoverre wij daartoe gekomen zijn? In mindere of meer­dere mate? Ontdekt men het als wij niet terugschelden, waar dit in de wereld heel gebruikelijk is? Of als men merkt dat wij onszelf niet ver­dedigen als wij onrechtvaardig lij­den? Dat zijn voetstappen van Jezus! Als wij ons bewust ervan zijn met Hem gekruisigd te zijn, dat houdt dat tevens in: Christus leeft in mij! Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). Paulus hield met zijn eigen gerechtigheid op en liet Christus leven in zijn lichaam. Wat een levensmotto: “Christus zal wor­den grootgemaakt in mijn lichaam” Filippenzen 1 vers 20 (Filip. 01:20).

Als dat in Paulus kon, dan kunnen -wij er ook gegrepen van raken dat Christus ook opnieuw in mij Zijn leven zal uitleven! Hierbij hoort het liefhebben van de gerechtigheid, maar ook het haten van de onge­rechtigheid! Hebreeën 1 vers 9 (Heb. 01:09). Dat geldt niet mis te verstaan zowel voor Jezus als ook voor ons, Zijn deelgenoten! Wanneer wij ten bloede toe weer­stand bieden in onze worsteling tegen de zonde Hebreeën 12 vers 4 (Heb. 12:04) dan wor­den wij zo hervormd Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) dat wij Hem de gelegenheid geven om Zichzelf door middel van ons te openbaren. Dan is het belangrijk niet sterk te zijn in woorden en zwak in daden, maar eerstelingen te

we in waarheid erkennen, dat we nog veel tekort, gebrek en gebeds- nood op dit punt hebben. Niet door het aanwijzen van de meedogenloze aanklager van deze dingen, maar wanneer Gods Geest ons licht én hoop erover geeft. Wij zien hier althans persoonlijk nog veel te ont­ginnen ‘nieuw land’, om in te nemen aan goddelijke natuur in ons leven! Daartoe hebben we de Geest als onderpand ontvangen, om deze volle erfenis stap voor stap in bezit te nemen! Efeze 1 vers 14 (Ef. 01:14).

De onthulling

Laten we geloof hebben in Gods mogelijkheden en niet in menselijke onmogelijkheden, of in de duivel die brult: dat nooit! Wat geweldig dat de Vader het beeld van Jezus in ons kan en wil reproduceren, als wij gewillig zijn Hem in ons die­per door te laten werken en weg te reinigen wat niet bij Hem past. Jezus zoekt immers zijn wederhelft, Zijn Bruid, een reine maagd!

2 Korinthe 11 vers 2 (2 Kor. 11:02).

We strekken ons uit naar die dag dat Hij verheerlijkt zal worden in zijn heiligen en met verbazing aan­schouwd te worden IN allen die tot geloof gekomen zijn 2 Thessalonicenzen 1 vers 10 (2 Thess. 01:10). Wij verstaan dat deze verbazing over de volwassen, de volgroeide zonen Gods er alleen maar zal zijn, als daar een leven trouw in het verbor­gene voor Gods aangezicht aan voor­af gegaan is. Dan keert God ons op zekere dag als het ware binnenste buiten en wordt het beeld van de zonen Gods onthuld! Zo komt het tot de verwezenlijking van het fascinerende vers: “Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid”! Kolossenzen 3 vers 4 (Kol. 03:04).

Wees enthousiast voor uw heilige roeping en heb een levendige inte­resse in de heerlijke ontwikkeling die God u biedt, opdat u ten volle als zoon openbaar zult komen!

 

Waakzaamheid door Truus van Kaam

Een litermaat tot aan de rand gevuld: een alledaags beeld en op zich niets bijzonders. Toch kan het ons veel leren over ons leven. Hoe gevuld zijn wij? U zult zeggen: “We leven zelf, bepalen dat zelf, dat is toch onze eigen verant­woordelijkheid?” Is dat zo?

Zegt het boek Prediker niet dat alles zijn bestemde tijd heeft? Hoe gaan wij met deze dingen om? Slaan wij er acht op?

Of hebben we te weinig olie in onze lamp en ziet het er geestelijk vaag en schemerig uit; het is niet helder verlicht. De Bijbel roept ons op om waakzaam te zijn. Wandelen we in de geestelijke wereld? Voelen we ons daar thuis? Het woord van Jezus zegt: ‘Waakt, want gij weet de dag noch het uur”. Dringt het tot ons hart door? En, geldt dit niet voor alle dingen in ons leven, in onze gemeente, die een huisgezin behoort te zijn?

Laten we dan nuchter en wakker zijn, want de dief komt en hij komt om te stelen en te verdelgen.

De discipelen hadden moeite -net Jezus te waken; doen wij dat beter? Mag de Heer, die ons geroeper heeft, ons dit grote werk toevertrouwen te waken in deze tijd?

Mag Hij op ons rekenen, ons. die Hij geplaatst heeft in Zijn licht?

Laten we proberen kinderen des ichts te zijn, dan zal de duisternis ons niet

zijn die het in ons geplante woord met zachtmoedigheid aannemen en omzetten in daden Jakobus 1 vers 18 tot en met 22 (Jak. 01:18-22). De hervorming van denken als van Jezus, zet zich voort naar onze tong en naar onze handen en voeten en wordt zo verder in ons werkzaam, opdat het leven van Jezus ook van het tweede lichaam van Christus gaat afstralen. Om een praktisch voorbeeld te geven: als uw kinderen aan u denken, herinneren ze zich dan uw (vroegere?) chagrijnigheid, of het geweld waarmee u (destijds?) te keer ging, of weten ze dan inmid­dels van uw geduld en uw vriende­lijkheid als van Christus? Als wij nederig en eerlijk zijn, dan kunnen

overvallen.

 

De hemel is open! Door Ada Karst

De hemel is opengegaan! Er is vernieu­wing van inzicht gekomen door de komst van Christus. En dat is een goed geluid. Een geluid als van één geweldi­ge, gedreven Wind. Dat brengt wél een verschuiving met zich mee. Die verschuiving vindt plaats in ons denken over God – Jezus – Bijbel – hemel – aarde – geloofsleven. Algemeen geldende gedachten over deze zaken zijn voorbij­gegaan. In nieuwe bewoordingen mogen we daarover nadenken. Ons hele geloofsleven is daarin betrokken geraakt. En daardoor… verrijkt.

De rijke schatkamer

“De Heer zal Zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen…” Deuteronomium 28 vers 12 (Deut. 28:12). Een prachtige benaming voor ‘hemel’! Uit een geopende schatka­mer valt veel te verwachten. Er was een grote verwachting in de eeuwen vóór Christus. Overal in het Oude Testament klinkt de roep om Gods ingrijpen in de gebeurtenissen. “Help – geef – maak”! En God heeft zich niet onbetuigd gelaten. Hij hééft gesproken. De schatkamer ging open om, zo ver­volgt Deuteronomium 28 vers 12 (Deut. 28:12), “op Zijn tijd de regen voor uw land te geven…”. Of, om het met nieuwe woorden te zeggen: de schatkamer van Gods denkwereld (hemel) heeft de leefwereld van het hart van de mens (aarde) bereikt. Zo hebben de profeten van het Oude Verbond, Gods spreken als “vroege regen” doorgegeven om de harten voor te bereiden op de komst van de “late regen”. Want de schat­kamer was nog niet ten volle uitge­stort! Dat zou gebeuren door de komst van Christus Jezus. Hét geschenk uit de ‘hemel’ Handelingen 14 vers 16 en 17 en Hosea 6 vers 1 tot en met 3 (Hand. 14:16-17 – Hos. 06:01-03). Hij is degene die met Geest vervult. En God is Geest. Hij kan in Géést gekend wor­den. Het Woord, Jezus Christus, is van God uitgegaan om alles wat in de gedachten van de Vader is, in mensenharten te verklaren Johannes 1 vers 16 tot en met 18 (Joh. 1:16-18). Hierin is de vereniging van ‘hemel’ en ‘aarde’.

Waar de profeet Jesaja, behorend tot de eeuwen vóór Christus, nog riep: “Och, dat Gij de hemel scheurdet”, zien de gelovigen in de Eeuw van Christus de hemel van inzicht geo­pend. Alle geloofsvoorstellingen kunnen nu bijgesteld worden. Bij ‘hemel’ denken we niet meer: God daar in de hemel. En bij ‘aarde’ den­ken we niet meer: wij hier op aard. Natuurlijk leven we naar het zichtba­re op de aarde. Maar als het om geloofsontwikkeling gaat, leven we ontslagen van de oude gedachten over ‘hemel’ en ‘aarde’ om te wande­len in de rijke schatkamer van het Koninkrijk van God. Want “waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”. “Gééf – maak”? Onder de open hemel is het bedelaarschap voorbij. De Gemeente is in de rust en de stil­te van hérbezinning gebracht.

Een unieke tijd

Vanuit de hérbezinning komen we ook tot hérformulering en hérbeleving. Dat heeft alles te maken met het bijbelgebruik. En dan vooral het gebruiken van de inhoud van de Bijbel voor het geloofsleven. Halen we uit de bijbel wat er in zit? Hoe doen we dat?

Daarvoor moeten we allereerst weet hebben van de tijd waarin we leven. Ik wil hier twee opmerkingen bij maken.

De eerste opmerking hierover is, dat we góed beseffen niet meer in de geloofstijd van het Oude Testament te leven. Dat was een unieke tijd. Maar het is niet de onze! Dus kunnen we niet zomaar een tekst uit het Oude Testament nemen vervolgens diezelfde tekst over te plaatsen in ónze geloofstijd. We kunnen niet ‘Mozes’ inruilen voor ‘Jezus’. Het Nieuwe Testament is dan ook géén verlenging van het Oude Testament. Het is wél bijbels om zo de teksten te gebruiken. Want het is immers na te trekken dat het in de Bijbel staat. Dan komt het geloofsleven neer op ‘geloven wat er staat’ en ‘doen wat er staat. Waar blijft dan het gelovig en verstandig nadenken? Zo’n bijbelgebruik is een verlenging van onmondigheid. Bovendien zijn veel teksten, als je ze letterlijk leest en ook zo opvat, tegenstrijdig als je ze met elkaar verblijkt.

De tweede opmerking is dat we beseffen óók niet in de tijd van Jézus te leven, in de tijd dat Hij in zichtbare gestalte op aarde was. Ook dat was een unieke tijd. Maar niet de onze! Daarom kunnen we die tijd niet herhalen en opnieuw gestalte geven in onze dagen. Natuurlijk liggen de tijden van Gods handelen in het verlengde van elkaar.

Daarom mogen we ons bezinnen op de tijd die God in Zijn beleid speci­fiek voor ons heeft bewaard. We kunnen het ook zo zeggen: God heeft door het Woord, het spreken van Jezus Christus, ons voor de unieke geloofsbeleving van ónze tijd bewaard. Wij leven in de tijd van de verheerlijkte Heer! Dat is de geloofs­tijd van enkel Woord en Geest. Daarin is niet een terugvallen op de tijden van Oude of Nieuwe Testament. Wél een nieuw verstaan van alles wat geschreven staat. Daarin is de vervulling van wat Jesaja in zijn tijd over ónze tijd heeft gesproken Jesaja 37 vers 31 (Jes. 37:31): “Immers wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal opnieuw naar beneden wortel schie­ten en naar boven vrucht dragen”. Wat hier gesproken is, is waar. Maar de vraag is: hóe is het waar? Is dit een bijbelse waarheid gewor­den?

Het is Gééstelijke waarheid gewor­den in de tijd waarin wij léven! Dat is de hérbeleving in Woord en Geest die diepgeworteld in het hart ligt. De hérformulering van de geloofstaal is daar de vrucht van.

Volwassen geloofsgesprek

Iedere tijd heeft mensen voortge­bracht die in hun tijd tot hérbezin- ning kwamen.

De discipelen kwamen in htin tijd óók tot ‘hérbezinning’. Er was nogal wat gebeurd rondom hun samenzijn met Jezus. Wat is hun denken geschokt geraakt! Is nog iets daarvan overeind blijven staan? Wat restte hen nog?

En juist dan komt Jezus zelf hen tegemoet. Mét Zijn loon: het 40- dagen onderwijs over het Koninkrijk van God. Dat zette hen behoorlijk aan het denken en praten met Hem en met elkaar. Dat waren nog eens volwassen geloofsgesprekken. De hemel op slot? Geen denken aan. Die ene, geweldige gedreven Wind heeft de nieuwe tijd ingezet. De ‘hemel’ is bij hen in de goede ‘aarde’ van hun hart gezaaid. Er staat in Handelingen 2 dat Petrus met de andere elf discipelen “opstond en zijn stem verhief”. Hij brengt dus verduidelijking aan vanuit de Schriften. En dan gaat hij heen en weer, van de opgewekte en verheer­lijkte Heer naar wat David heeft gezegd, en van David weer naar de opgewekte en verheerlijkte Heer: “David heeft in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van Christus”! Een reuzensprong in tekstgebruik! Een heerlijke sprong! Geeft Petrus hier een bijbelse verkla­ring voor wat David heeft gespro­ken? Hij geeft een geestelijke verkla­ring! Deze is als nieuwe wijn die het hart verheugt! Een schat in een aar­den vat!

Door de werking van Woord en Geest zijn we opgenomen in de enige Eenheid die er is: de Vader en de Zoon.

Zo kunnen we in volwassen geloofs­gesprek zijn, met de Heer en met elkaar. Lezend en elkaar bevragend ontwikkelt ieder zijn eigen geloofs­taal. Zo spreken en verstaan we elkaar.

 

Korte gedachte

De onmisbare vertaling-

ledereen kent de betekenis van het woord ‘vertalen’. Het is woor­den en zinnen van de ene taal overbrengen in een andere. Het woord ‘vertalen’ betekent echter ook in een andere, veelal duidelij­kere vorm weergeven, oftewel bruikbaar worden. Zo hebben wij als nieuwe scheppingen de taak ons geloof te ‘vertalen’. Wat is ons leeft mag geen verborgen aangele­genheid of theorie te zijn maar behoort tot openbaring te komen. Het wordt zichtbaar gemaakt, zodanig dat anderen het verlangen krijgen dat geloof ook te leren kennen. (CJD).

 

Navolgers van Jezus Christus door Roel Schipper

“Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als zijn meester” Lucas 6 vers 40 (Luc. 6:40).

Geroepenen

Als Jezus verneemt dat Johannes de Doper door Herodes is gevangen gezet, trekt Hij zich terug naar Galiléa en gaat wonen in Kapérnaüm dat aan het meer van Galiléa ligt. Het motief voor zijn ver­huizing ligt niet in het van de gele­genheid gebruik maken om een huisje bij de zee te betrekken, ten­einde te kunnen genieten van een prachtig uitzicht. Zijn vertrek uit Nazareth heeft slechts één oogmerk: “opdat vervuld zou worden het woord, door de profeet Jesaja gespro­ken”. Reeds vanaf zijn jeugd is Jezus bezig ‘met de dingen van zijn Vader’.

Na een lange tijd van voorbereiding en toerusting is voor Hem het uur van de waarheid aangebroken om het evangelie van het Koninkrijk der hemelen te gaan verkondigen. Zoals te doen gebruikelijk bij de rabbijnen, gaat ook Jezus discipelen om zich heen verzamelen. Er zijn echter enkele belangrijke verschilpunten op te merken.

Ten eerste neemt de Heer zélf het initiatief om een relatie met de leerling in spé aan te gaan. De toekomstige discipel wordt door de Meester benaderd om evenals Hij, vruchten te gaan opleveren die blij­vend zullen zijn.

Navolgers van Jezus Christus

Jezus zegt in Johannes 15 vers 16 (Joh. 15:16): “Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uit­gekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven”.

Gods bruggenhoofden

De Heer zoekt en roept mannen en vrouwen waaraan anderen zich kun­nen verzadigen. Zoals altijd in de Bijbel, heeft uitverkiezing een bepaald doel: zij beoogt namelijk het heil van anderen. Mensen die uitverkoren worden, zijn als bruggenhoofden door wie Gods plan verdere voortgang kan hebben, zodat uiteindelijk God zal zijn alles in allen.

In de tweede plaats roept Jezus zijn volgeling op om achter Hem te komen. Het begrip ‘achter iemand komen’ is afkomstig van de Joodse achtergrond van de rabbijnen en hun discipelen, waar de navolging van het voorbeeld van de Meester en niet slechts diens leer grote nadruk krijgt.

Dit is nu juist het kernpunt in het discipelschap dat de Heer voor oger staat. De Meester zegt: “Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb” Johannes 13 vers 15; Romeinen 15 vers 5; 1 Petrus 2 vers 21 (Joh. 13:15; vgl. Rom. 15:05; 1 Petr. 02:21).

Terwijl de rabbijnen vooral op de leer grote nadruk leggen, is het bij Jezus juist zijn eigen praktische levenswandel die Hij ten voorbeeld stelt aan zijn volgelingen. Jezus zegt van de schriftgeleerden en de Farizeeën: “Alles dan, wat zij u ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet” Matteüs 23 vers 3 (Matt. 23:03).

Discipelschap

Jezus keurt hun boodschap dus niet af, maar wel hun handelwijze. Deze kan de toets der kritiek niet door­staan en kan daarom helaas niet ten voorbeeld gesteld worden voor hun leerlingen, ook al bevat hun leer nog zoveel waarheden. Paulus heeft dit, evenals trouwens de andere apostelen, goed begrepen. Hij roept vrijmoedig op om zijn voorbeeld na te volgen, 1 Korinthe 4 vers 16; Filippenzen 3 vers 17 (1 Kor. 04:16; Filip. 03:17) De gelovigen worden inderdaad door de Heer aangemoe­digd om, dankzij zijn genade en de krachtige bijstand van de heilige Geest, elkander ten voorbeeld te zijn.

Dat legt een grote verantwoordelijk­heid op de navolger van Christus, die dan ook op het hart gedrukt wordt: Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen. Efeze 5 vers 15 (Ef. 05:15) Het is heel boeiend en leerzaam eens na te gaan hoe Jezus zijn eerste discipelen roept. Jezus, die de in Matthéüs 4 genoemde broeders reeds kende uit de omgeving van Johannes de Doper, roept hen nu tot discipelschap.

Het verlaten van schip en familie is daarom niet zo abrupt als Matthéüs ons op het eerste gezicht zou doen geloven vgl. Johannes 1 vers 37 (Joh. 01:37). De evangelist Matteüs merkt terloops op hoe us bepaalde dingen en mensen beziet. Toch heeft: dit zien hier een grote meerwaarde Matteüs 4 vers 18 tot en met 22 (Matt. 04:18-22).

Vissers van mensen

Jezus ziet twee broers in de zee staan, terwijl ze bezig zijn een net uit te werpen. Een werpnet, rond van vorm ‘zoals de top van een tent’ werd vanaf de heup in zee gewor­pen.

Naast het gadeslaan van dit schouw­spel met zijn natuurlijke ogen, ziet de Heer met zijn verlichte geestelij­ke ogen hen staan in de zee, terwijl ze trachten mensen te vangen (te redden) en binnen te brengen in het Koninkrijk Gods.

De zee is hier beeld van de geesten­wereld die beheerst en geïnspireerd wordt door de machten der duister­nis. Met dit beeld, ontleend aan hun beroep, geeft de Heer te kennen waartoe Hij hen bestemd heeft: Hij wil hen ‘vissers van mensen’ maken. Dat zal de bestemming van hun leven zijn en tot die taak zullen ze bekwaamd en toegerust worden. De Meester zelf zal deze leerweg met zijn volgelingen gaan. Zij zullen langs de weg van het discipelschap zijn medewerkers worden. Wie echter mocht denken dat de Heiland alleen de twaalf discipelen geroepen heeft om zijn medearbei­ders te worden, maakt een vergis­sing. Zijn afscheidswoorden luidden immers: Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen. Matteüs 28 vers 19 (Matt. 28:19) Ieder mens wordt dus geroepen tot discipelschap.

Herstelwerk

Vervolgens ziet Jezus nog twee broers. Zij zijn bezig in het schip (beeld van de gemeente) ‘hun netten in orde te brengen.’ De Heer slaat hen nauwkeurig gade. Hun netten waren bij een vorige visvangst beschadigd. Nu zijn ze bezig herstel­werkzaamheden te verrichten. Maar wat spreekt de Heer toch zo bijzonder aan als Hij hen bezig ziet? Het antwoord is te ontdekken in het Griekse grondwoord ‘katartiz’. (De betekenis van dit woord is: in orde brengen, in de oorspronkelijke toe­stand terugbrengen, iemand maken tot wat hij behoort te zijn, uitrusten, klaarmaken, voorbereiden). Het herstelwerk waar ze mee bezig zijn, heeft dus een heel diepe en profetische betekenis. Ze zullen als vissers van mensen in het schip (in de gemeente) mogen werken aan het herstel van de door de duivel beschadigde mens. Dat is immers ook de taak en opdracht van de Heiland (= de Helende), die door de Vader werd

gesteld tot dé grote Redder en Hersteller. Dit werk vraagt geduld, volharding en (vak)bekwaamheid. De profeet Jesaja had een kostelijke profetie uitgesproken toen hij zei: “En de uwen zullen de overoude puinhopen herbouwen, de grondves­ten van vorige geslachten zult gij herstellen, en men zal u noemen: Hersteller van bressen, Herbouwer van straten” Jesaja 58 vers 12 (Jes. 58:12). Jezus ziet deze profetie in zijn disci­pelen in vervulling gaan. Ze zullen zijn medeherstellers worden en het zal worden: zo heer, zo knecht. Om dit werk een goed einde te kunnen brengen is gedegen onderricht even­wel noodzakelijk. Daarom roept de Meester hen op ‘achter Hem te komen’, dat wil zeggen zijn voor­beeld te volgen. Zonder Hem kan niemand immers iets doen en zal het doel niet haalbaar zijn.

Volleerde herstellers!

Onze leidtekst luidt: “Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als zijn meester”. Voor ‘volleerd’ staat in het Grieks weer hetzelfde grondwoord ‘katartizj .

Het heeft dus niets te maken met theologische heisa of met allerlei geestelijke poespas. Maar wie vol­leerd is in het herstellen van, het terugbrengen in de oorspronkelijke staat, het toerusten en het terecht­brengen van de beschadigde mens, die zal zijn als zijn Meester. Wie is al volledig tot deze taak bekwaam? Bij wie is de opleiding al geheel voltooid? (vert. Prof. Brouwer). Wie echter bezig is met het ontwikkelen van deze werken, is op weg te worden als de Meester vgl. Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12).

 

Herdershart of herdershond? Door Jildert de Boer

Goede herders

Om te kunnen dienen als een her­der in de gemeente is een warme zorgzaamheid, een intense betrok­kenheid en een innige liefde voor de zielen nodig.

Jezus Zeifis de goede Herder, die zijn leven inzet voor de schapen Johannes 10 vers 11 (Joh. 10:11). Hij geeft de richting en de te volgen koers aan. Hij wijst de goede weg en gaat als wandelend voorbeeld voorop. De schapen vol­gen Hem, omdat zij zijn stem ken­nen Johannes 10 vers 4 (Joh. 10:4). De schapen hebben vertrouwen in de herder, want zij hebben bemerkt dat de herder hen tot zegen is. Ze ervaren zijn liefde, zijn begrijpen van hun zwakheden en het voedsel ter bemoediging dat hij hen aanreikt. Daardoor kan hij hen hoeden en weiden en ondervin­den de schapen zijn tederheid en verkwikking.

Willen wij opgroeien tot (goede!) herders in de gemeente, dan gaat het erom dat men tijdens het dienen onze oprechte zorgzaamheid proeft en dat we in nederigheid onze hand tot God ophouden, om genade en wijsheid in ons dienen te krijgen, zodat we meer en meer voor ande­ren tot hulp worden. Dan bevestigt de Heer ons dienen en krijgen we vertrouwen onder de broeders en zusters. Als (onder)her­ders moeten wij het zelf hebben van ons rotsvaste vertrouwen in de Opperherder en ervoor zorgen dat we niet vanwege status of eer of door heerschappij over de kudde te voeren, maar door uit vrije beweging naar de wil van God een voorbeeld voor de kudde zijn en een medewer­ker aan de blijdschap van de gelovi­gen 1 Petrus 5 vers 2 tot en met 4 en 2 Korinthe 1 vers 24 (1 Petr. 05:02-04 en 2 Kor. 01:24).

Waakzaamheid

De ware herder ziet in waakzaam­heid toe op de kudde, want hij weet dat er grimmige wolven binnen kun­nen komen, die de kudde niet zullen sparen Handelingen 20 vers 29 (Hand. 20:29). Hierbij gaat het niet primair om mensen, maar om de vraag in en door welke geest laten zij zich leiden. Natuurlijk zul­len wij niet werken met achterdocht of kwade vermoedens tegenover broeders en zusters, die in een bepaalde ontwikkeling staan. Het goede mag volop gestimuleerd wor­den. Het minder goed ogende zullen we in eerste instantie toch zo barm­hartig mogelijk beoordelen en er voorlopig in elk geval het voordeelt van de twijfel aan geven. Niettemin hebben herders met een hart voor het welzijn van de kudde, tot taak om alert te blijven en er acht op te geven dat de ‘boze wolf’ zijn invloed niet kan doen gelden op de geitjes in de gemeente. Dit is geens­zins een sprookje, maar de nuchtere realiteit. Lasterpraat bijvoorbeeld is een satanische macht

1 Timoteüs 5 vers 14 en 15 (1 Tim. 05:14-15), die een gemeente te gronde kan richten en die hele huizen onderste boven kan keren. Als de hel zijn vlam kan leggen onder de tong van broeders en zusters, die eens vol waren van het goede woord Gods en van de heilige Geest, dan is het kwaad kersen eten in zo’n gemeen­te. Dat geldt uiteraard ook voor negatieve kletspraat over de gemeen­te in de gezinnen. Hoe heerlijk als de echte herder in de gemeente de schapen kan (op)voeden tot de goede, smaakvolle vrucht van (een leven in) de Geest! Wat mooi als vader en moeder als herders thuis een klimaat kunnen scheppen, waar de kinderkudde kan gedijen en opgroeien naar het plan van onze goede God! Laten we bou­wen aan een atmosfeer thuis en in de broederschap waarin negatieve wanklanken vanuit het rijk der duis­ternis het onderspit moeten delven.

Hart voor de kudde

De herders zijn van harte en voordu­rend bezig met het voeren van de schapen naar grazige weiden, om hun ziel te verkwikken. Diezelfde herders zijn erop uit om afgedwaal­de schapen met veel geduld terug te voeren tot de kudde. Zij gaan daarbij tot het uiterste, om hen tegemoet te komen. Om iets goeds met hen te bewerken, moeten zij meer dan het gewone, menselijke doen. Daarom zijn zij bereid de tweede mijl te gaan, omdat de liefde van Christus hen dringt! Zij beseffen immers dat ze zelf ook Jezus nodig hebben als de herder en de hoeder van hun ziel 1 Petrus 2 ver s 25 (1 Petr. 02:25). Zelf hebben ze ook zijn toezicht op hun leven nodig en in een geest van zachtmoedigheid – ziende op zichzelf en de verzoekin­gen waaraan zij ook bloot kunnen komen te staan- kunnen ze anderen terecht helpen Galaten 6 vers 1 (Gal. 06:01). Goede herders zoeken er niet naar de wol van de schapen te plukken en daar winst of eer mee op te strijken. Werkelijke, geestelijke leiders in de gemeente zijn nooit uit op het geld van de hen toevertrouwde zielen. Bij hen gaan de schapen hen werkelijk ter harte. Zij denken nooit: ‘liever kwijt dan rijk’. Ook al vertoont een schaap ‘bokkengedrag’ door een gebondenheid aan machten der duisternis, dan heeft de herder geduld en zal hij zoeken naar wegen om dat schaap te bevrijden uit een strik van de boze.

Let op blaffende honden!

Helaas bestaan er slechte arbeiders, die zich in de geestelijke wereld van de verkeerde kant laten inspireren. Paulus noemt deze honden en de slechte arbeiders, die met hen samenwerken in één adem met de versnijdenis Filippenzen 3 vers 2 (Filip. 03:02). Daarover staat ook geschreven: “allen die zich uiter­lijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis…” Galaten 6 vers 12 (Gal. 06:12).

De honden blaffen, maar de (gemeente)karavaan trekt verder, als het goed is. Die honden (= machten der duisternis, Psalm 22 vers 17 (Ps. 022:017) willen onrust en spanning in de gemeente veroorzaken met hun gekef. De (geestelijke) kinderen Israëls willen voorttrekken! Zij wensen zich niet te laten ophouden door honden die voortdurend blaffen over uiterlijke dingen (het steeds maar aan de kaak stellen van allerlei buitenkantzaken die nog niet in orde zijn in de gemeente).

De goede herders in de gemeente werken eraan dat de harten van de kinderen Gods verlicht worden en dat zij geestelijk begrip van zaken krijgen. Op die wijze komt het – indien nodig- met de uiterlijke din­gen ook wel in orde. Wij kunnen immers niet door kracht of geweld een verandering ten goede bewer­ken, maar alleen door overtuiging van Gods Geest in iemands binnen­ste en door het verlokkende voor­beeld. De honden echter willen met hun geblaf de kudde verontrusten en opjutten.

Het herdershart heeft oog voor ieder ” schaap afzonderlijk en hij kent ze bij name en draagt ze op zijn hart. Hij koestert genegenheid voor de scha­pen en leert hen onder tranen dag en nacht terecht te wijzen 1 Thessalonicenzen 2 vers 7 tot en met 12 en Handelingen 20 vers 31 (1 Thess. 02:07-12 en Hand. 20:31). Op die wijze wordt het voor alle broeders en zus­ters geweldig hoopvol en kan het geblaf van de honden in de kiem gesmoord worden, of op afstand worden gehouden.

De groei naar herdersdienst

In Ezechechiël 34 hebben wij een enorme waarschuwing om niet ons­zelf te weiden. Over deze valse her­ders staat geschreven: “zwakke ver­sterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afge­dwaalde haalt gij niet terug, verlore­ne zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en gewelde­narij” Ezechiël 34 vers 4 (Ez. 34:04). Hier zien wij iets van de tragedie van het christen­dom, dat tot zo’n grote verstrooiing heeft geleid.

Hoe machtig als wij zien dat God bijeen begint te vergaderen en Zelf zijn schapen gaat weiden door Jezus Christus, de goede herder. Wij heb­ben te doen met Gods schapen, met zijn mensen. Laten wij oog en hart voor hen hebben, dat niet sommigen door de voordeur onze gemeenten binnenkomen en bijna geruisloos ook door de achterdeur weer uit onze gemeenten verdwijnen. Hier roept God herders, die zorg dragen en wekt ons daarbij op tot een hech­te relatie tussen de leden van het lichaam, “opdat er geen verdeeld­heid in het lichaam zij, maar de leden gelijkelijk voor elkander zou­den zorgen” 1 Korinthe 12 vers 25 (1 Kor. 12:25). Wij verstaan dat het een ontwikke­ling is, om op te groeien tot de dienst van een herder. Laten we beginnen in het kleine, dat God ons heeft toevertrouwd en daarin getrouw te zijn, zodat Hij in ons een groot hart voor de zorg van zielen kan doen ontwikkelen!

 

Gedachten over ons groeiproces door Cees Maliepaard

“Dan groeien wij, ons aan de waar­heid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe die het hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13).

Groei of actie?

Is alles wat in het geestelijk leven totstandkomt een kwestie van groei; zijn er geen zaken die om directe actie vragen? En doet een streven naar het doen van bepaalde hande­lingen het principe van de gestadig doorgaande groei altijd geweld aan? Het getuigt van weinig flexibiliteit in de geloofsontwikkeling als alles onder de noemer van de voor eeu­wig vastgelegde waarheden wordt geplaatst. Maar het komt ook niet erg geloofwaardig over als alles uit­sluitend door een gestadige groei tot stand zal kunnen komen. Volgens onze tekst groeien wij naar Jezus toe wanneer we ons aan de waarheid houden. En de waarheid die in het woord van God bedoeld wordt, is altijd Góds waarheid: het in Gods plan liefdevol bedachte heil voor ieder mens die er maar op in wil gaan.

Het is wel degelijk een onderdeel van Gods genade dat we naar Jezus toegroeien, want het is beslist niet zo dat we plotseling in z’n totaliteit ervaren zullen als Jezus te zijn. We zullen geen schoksgewijze metamor­fose ondergaan, zodat we inééns als Gods eerste Zoon zullen wezen, maar door Gods genade groeien we daar in de loop van de tijd naartoe.

Alleen maar groei?

Wie appels zal willen oogsten zal meer moeten doen dan louter op de groei van de vruchten te gaan zitten wachten. Want appels plegen niet zomaar op het land te groeien; er dienen logischerwijs eerst appelbo­men te worden geplant. En een boom planten vraagt nu eenmaal om actie, dat is beslist geen kwestie van een gestadige ontwikkeling. Zaadjes plegen ook niet vanzelf in de grond te groeien – ze dienen gewoon gezaaid te worden… en dan pleegt daaruit het gewas zich te gaan ontwikkelen. Ook in het volle evan­gelie groeien de bomen niet tot in de hemel. Zoiets in de natuurlijke zin te verwachten, getuigt van niet veel werkelijkheidszin, maar ook in de geestelijke wereld dienen dergelijke zaken tot het rijk der fabelen te wor­den verwezen.

Een natuurlijk mens kan zich uiter­aard ontwikkelen en door groei van de natuurlijke geest een beter natuurlijk mens worden. Maar zo iemand zal nimmer door groei een geestelijk mens kunnen worden. Daarvoor is nu eenmaal de geboorte van nieuw leven noodzakelijk. Slechts na wedergeboorte ontstaat er een geestelijk mens, en na het ont­vangen van de Geest van God kan er een ontwikkeling ingezet worden naar het volle zoonschap. Niemand van ons groeit dus vanaf de aarde naar Gods hemel toe. Ieder van ons heeft van de Here God rechtstreeks een plaats in de hemel gekregen, en daar hebben we ruim­schoots de gelegenheid tot geestelij­ke groei. Waar de Bijbel mensen met bomen vergelijkt, komt dus niet het beeld in zicht van aardse bomen die tot in de hemel groeien, maar zien de groei vanaf onze plaatsen in de hemel plaatsvinden.

’t Gaat niet vanzelf!

Groei lijkt altijd als vanzelf te gaan; een kind wordt zó maar groot naar het schijnt, en het gewas op het veld lijkt zonder enige moeite tot rijpheid te komen. Maar natuurlijk weten we wel dat het zo niet is. Er is heel wat zorg en inspanning voor nodig om goede resultaten in de groei te beha­len. Voor de agrariër geldt dat met de producten van de natuur en in nog ruimere mate is dat van toepas­sing op het grootbrengen en (voor­al!) opvoeden van kinderen.

volgelingen van de Christus zit- we óók midden in een groeipe­riode. We hebben Jezus leren ken­nen als de Christus, als degene die onze redding onder de zalving van Gods Geest tot stand heeft gebracht. Maar we zijn Hem ook gevolgd als onze Heer en Meester, als onze van God gegeven Eigenaar. Het mag duidelijk wezen dat onze door Jezus verwezenlijkte redding geen groeiverschijnselen kent. Hij heeft dit werk volbracht, dat is dus gewoon af. En wij zullen uiteraard nooit kunnen groeien in iets dat door een ander reeds volvoerd is. Het aanvaarden van Jezus als onze Heer is ook een eenmalige zaak: je kent Hem als je Meester of je doet dat niet! Maar in de uitwerking van dit principe zit wel degelijk een toe­name. Het maakt namelijk nogal wat verschil of iemand Jezus volgt in zoverre dat met de eigen inzichten correspondeert, of dat de mens Gods zich volkomen leert richten op dat­gene wat de Heer hem door Gods Geest in alle liefde voorhoudt. Als ik Jezus als mijn redder ken, is dat natuurlijk een goede zaak. Niemand anders dan Jezus kan mij immers verlossen van satanische beschadi­gingen in m’n denken. Maar als ik Hem niet als mijn rechtmatige Heer en Meester heb leren aanvaarden, zal er nauwelijks sprake kunnen zijn van enige groei als zoon Gods in ontwikkeling.

Discipelschap

Ik heb gemerkt dat ik pas daar veilig in Jezus’ armen ben, waar ik instaat ben zijn aanwijzingen op te merken – en ik die in mijn leven van alle dag ook daadwerkelijk opvolg. Daar zit ‘m nu juist de noodzakelijke groei in: na het opmerken van wat de Heer voor mogelijkheden geeft en na het onderkennen van wat Hij van ons verwacht, zal er een oppak­ken van deze mogelijkheden moeten wezen en een voldoen aan zijn ver­wachtingen.

De Here Jezus verwacht van ons geen slaafse onderworpenheid – allesbehalve! Maar Hij rekent wel op een gezonde loyaliteit met betrek­king to zijn heerschappij over her Rijk van de Vader. Alleen op die manier zal er sprake kunnen zijn van de door God bedoelde groei en ontwikkeling in het leven van de mens die Hem toebehoort.

 

Wat over blijft! (gedicht) door Astrid Poldervaart

Wat blijft over…

Als alle woorden zijn gesproken

En alle tranen zijn vergoten

En alle boeken zijn gelezen

En alle brieven zijn geschreven?

 

Wie blijft over…

Als de mensen niet meer spreken

En vragen worden ontweken

Als gedachten worden gevangen

Door een uitgeblust verlangen?

 

Wat blijft over…

Als het water tot de rand staat E

n de wind vernietigend rond raast

Als de aarde scheurt en beeft

En je geen raad meer weet?

Wie blijft over…

Als je land je is ontnomen

En je nergens meer kunt wonen

Als je constant op de vlucht bent

En je alles vreemd is en onbekend?

 

Dan blijft over:

Hij, de God die zich ontfermt

Die vertroost en die beschermt

De God die antwoordt en vergeeft

Hij, die weet wat in ons leeft!

 

Dan blijft over:

Hij, de God die je vertrouwd is

Die vaste grond onder je voeten is

Hij, die de reddende hand is

Die onvoorwaardelijke liefde is!

Astrid Poldervaart

 

Uw koninkrijk kome door Duurt Sikkens

“Uw Koninkrijk kome”. Wat is dit zin­netje in de loop der eeuwen al dikwijls uitgesproken. Vaak opgezegd zonder erbij na te denken, als onderdeel van een ritueel, maar ook hartstochtelijk, soms in wanhopige situaties, door dege­nen die een sterk verlangen hebben naar het herstel van zovele scheefge­groeide en stukgeslagen dingen. Het is tevens het diepe verlangen van de koning zelf, God.

Wanneer of hoe?

De vraag: “Wanneer komt uw Koninkrijk?” is, dunkt me, niet juist. Beter is het als je vraagt: “Hoe komt Uw Koninkrijk?” Ik weet wel dat het bijna onopgemerkt komt, omdat het niet met geweld noch met uiterlijk vertoon van doen heeft, al zouden velen dat misschien wel willen om indruk te maken in de wereld. Dit koninkrijk is niet van deze wereld, maar van de onzichtbare en onhoorbare wereld, waar God woont met Zijn Zoon, Zijn rechtvaardigen, Zijn engelen en tegelijkertijd in de geesten der gelovigen die op aarde zijn en aan wie van Zijn Geest is gegeven.

Dat is de lichtkant van de hemel. In zulke mensen krijgt de Zoon han­den en voeten en neemt de Vader gestalte aan, zodat van hen gezegd kan worden dat ‘de tent van God’ bij de mensen is.

Langzaam, in alle stilte en verbor­genheid, voltrekt zich dit levendma­kende proces, waarbij Gods geest, Zijn creatieve denkwereld, zich heeft verbonden aan de denkwereld van de gelovige mens, waardoor deze laatste een geestelijke gedaante-wis­seling ondergaat, een metamorfose. Daarmee wordt niet bedoeld dat je een ander wordt dan die je bent, maar veeleer dat je eindelijk de mens kan worden zoals die oor­spronkelijk is bedoeld.

De echte mens

Met een eenvoudig beeld wordt het misschien wat duidelijker: Wanneer het zaad Gods in een goede akker valt, in jouw bereidwillige en zacht­aardige geest, komt er een ontroe­rend mooi en zachtmoedig wezen tevoorschijn, de hemelse mens, in wie het zachtmoedige en barmharti­ge wezen van God langzaam maar zeker vanzelf gestalte krijgt: de echte mens, waarin Hij zich herkent. Een mens die geen aardse macht begeert maar die in zijn denken en hande­len gekroond is met goedertieren­heid.

De echte mens is opgestaan, een mens bij wie je veilig bent, die jou niet manipuleert; bij wie jouw ver­haal veilig is, bij wie je tot rust kan

komen in de verademende stilte van de tegenwordigheid van de Vader. Jezus, de menselijkste mens, in wie de geborgenheid en de ontferming van God is vleesgeworden. Hij is ons daarin voorgegaan. In hem was en is het koninkrijk gekomen. Zelf heeft hij het ook allemaal geleerd, het waaide hem niet aan. Dat is voor ons, degenen die deze voorganger navolgen, een sterke troost. Het diepe, innerlijke wetend- dat de liefde van God stilaan in jou opbloeit en een eigen gezicht krijgt, doet je rustig voortwandelen. Wat heerlijk om elkaar te kennen en van elkaar te weten. Onopvallende komt dit koninkrijk binnen in ons tot ont­wikkeling en tot rijping.

Een kostbaar geheim

En zo ‘verschijnt’ de Zoon onzicht­baar, omdat het een kostbaar geheim is, een schat in je akker. Het ont­plooit zich in mensen aan wie het mededogen Gods zich voltrekt en die op hun beurt Zijn mededogen bewijzen aan de schepping. Naar zulke liefdevolle mensen kijkt de wereld reikhalzend uit. Onder de gelovigen is nog veel ver­driet, vaak stil verdriet. Maar wan­neer zij zich durven toe te vertrou­wen aan de menselijke handen van God, zullen ze werkelijk getroost worden. De door innerlijke ontfer­ming bewogen handen zullen je ziel restaureren en, wat nog meer is, je krijgt de oorspronkelijke gedaante terug van wie je eigenlijk, vanaf de beginne, bent.

Zó komt Zijn koninkrijk eerst in de Zijnen tot stand, in stilheid en ver­trouwen. God is jou trouw, want je ligt Hem na aan het hart.

 

Vlinder en toch… door Froukje Huis

’t Was een heerlijke dag met stralen­de zon. De tuinstoelen stonden uitnodigend klaar op het terras en juist wilde ik me er genietend in neervlij­en, toen me te binnenschoot, dat er nog een stapel strijkgoed lag. De ochtendkrant voorspelde nog vele dagen mooi weer, dus ik besloot om eerst mijn huishoudelijke plichten na te komen. Al spoedig stond ik Aerig te strijken met het vaste voornemen me door niets of niemand te laten ophouden!

’t Was heel rustig in huis en ook buiten was er niemand te zien. Daardoor viel het lichte geritsel dat ik plotseling hoorde onmiddellijk op. Een vlieg op het raam? Een wesp misschien? Ik bleef stug doorstrij­ken.

Het geritsel werd heviger, en toen ik een blik op het raam wierp, zag ik

een prachtige vlinder. Het arme dier­tje probeerde door ’t raam heen naar buiten te komen. Angstig fladderde het van boven naar beneden en weer terug.

Ik zette de strijkbout neer, gooide het raam open en probeerde de vlin­der te vangen in de holte van mijn beide haden. Maar nee hoor, hij haastte zich weg van die grijpende vingers.

Even later kwam hij weer binnen mijn bereik, ik vouwde mijn handen eromheen… mis, hij zag nog net een gaatje. Ik dacht bij mezelf: Beestje, wat doe je toch dom, het is immers je enige redding!

De volgende poging lukte, en met het met het angstige vlindertje in mijn handen liep ik naar het raam. Ik deed mijn handen open en… floep… pijlsnel schoot hij hoog de lucht in.

Al verder strijkend gingen mijn gedachten naar dat mooie kind van God -de mens- die Jezus heeft aan­genomen als Redder en Verlosser, zijn oude (rupse) leven heeft achter­gelaten en een nieuwe schepping (vlinder) is geworden. Die gedoopt is met de heilige Geest en zich toch niet kan verheffen, omdat hij gevan­gen wordt gehouden door een ver­borgen vijand.

Wat is het dan heerlijk als er een paar reddende handen naar hem worden uitgestoken in de gemeente om hem in Jezus’ naam vrij te maken, zodat hij zich mee kan ver­heffen in de geestelijke wereld. En weet je wat zo wonderbaarlijk is? Dat je de ene keer misschien zelf zo’n fladderend vlindertje bent en de andere keer die reddende handen. Daarom hebben we elkaar zo nodig!