Levend geloof 2003.01-02 nr. 422
Onder de boom door Duurt Sikkens
Veel volwassen mensen hebben, vaak tot hun schrik en verdriet, op latere leeftijd ontdekt dat ze eigenlijk nooit kind zijn geweest. De oorzaken zijn dikwijls vele. Die kun je zoeken en benoemen en misschien anderen verwijten, maar daarbij kun je wel de aantekening maken dat de opvoeders zelf waarschijnlijk ook nooit kind hebben kunnen zijn, ook effectief verwaarloosd waren. Veiligheid, geborgenheid, onschuld, onbevangenheid, warmte, allemaal begrippen en dingen waarin een klein kind zich zou moeten laten baden om daarin te wortelen en op te groeien. Wat is bijvoorbeeld eerlijkheid een zeldzame eigenschap geworden onder christenen en niet-christenen.
Het woord ‘kind’ was een door Jezus Christus veel gebruikt woord voor de nakomelingen van God. Hij hanteert dit woord met name wanneer hij zijn navolgers, die een discussie voeren over de vraag wie van hen het belangrijkste is en het meest betekent in het Koninkrijk der hemelen. Hij wijst hen erop zichzelf, (om te beginnen…) eerst maar eens zo gering te achten als een kind.
En met die woorden zet hij een kindje midden tussen hen, de Bijbelkenners, in. Jezus is dus zelf ook een kind geweest, eerst in het natuurlijke en later, na zijn geboorte ‘van boven’, in het geestelijke. Toen hij zich in water liet dopen legde hij daarvan getuigenis af. Het warme bad der wedergeboorte. Worden als een kind.
Heel veel christenen uit allerlei opwekkingskringen zijn eigenlijk nooit een kindje geweest. Ze moesten direct de straat op, een wapenrusting aantrekken, de strijd in, overmoedig strijdkreet slakend, bewerend dat ze ‘zonen’ Gods waren, slavend en dravend en eindeloos vragend naar de ‘wil van God’ enz., enz. Ondergetekende heeft er in het stormachtige begin braaf aan meegedaan, want zo ‘hoorde’ het, tenminste dat zei ‘men’.
Totdat… totdat je je ogen niet langer kon sluiten voor de teleurstellingen, de tegenslagen, de dingen die niet gebeurden, ondanks jouw sterke(?) geloof. Je wordt dan ingehaald door de realiteit en de hyperactieve gelovige zijgt amechtig ineen: Nooit geleerd kind te zijn, of liever: nooit ervaren hoe heerlijk het is iemand te zijn “als een geliefd kind aan Zijn zijde, altijd spelend voor Zijn aangezicht” Spreuken 8 vers 30 (Spr. 08:30). Genieten van je onschuld, je geborgen weten in de geborgenheid van God in de armen van je moeder, je medechristenen bij wie je veilig bent.
Zo’n geestelijke moeder had Jezus ook en hij heeft zich gekoesterd in het licht van zijn vrienden die zo graag zijn Vader wilden leren kennen, en zich laten verwarmen in hun liefde. Dat deed hem goed, dat doet je goed.
De ‘arm van God’ waaraan vaak zoveel geweld en ‘power’ wordt toegedicht is in de allereerste plaats een vaderarm, waarin je als kindje veilig en argeloos ligt, vlak bij Zijn hart. En als je dat nou nooit hebt (mogen) ervaren, dan is dat ellendig. Daar wordt je koud van…
Anders: toen je ‘boven’ werd geboren, het levenslicht aanschouwde, en je je ogen opsloeg, wat zag je toen het eerst? Als het goed is de blije gezichten van je hemelse ouders. Ze hadden je gewenst en zo naar je uitgekeken dat ze, toen je er eenmaal was, feest hebben gevierd: “Een kind is ons geboren!”
Mocht je nou dezelfde ervaringen hebben gehad als de mijne, waarbij je direct ‘volwassen’ moest lopen doen, dan zou ik zeggen: Word eens als een kind, beleef je kind-zijn eerst eens tot in de haarvaten van je bestaan, word zwak en afhankelijk en laat je koesteren in Zijn liefde. Je onderscheidt heus wel wie jou waarlijk liefhebben en wie niet.
En zo kun je opgroeien en volwassen worden in het kind-zijn, als je begrijpt wat ik hiermee bedoel. En geef je hemelse ouders de feestelijke gelegenheid je nulde ‘verjaardag’ te vieren. Ik meen het. Want dan gaat Zijn wereld voor je open. ‘Dag, kind van het licht!’
Wat van grote betekenis is door Roel Schipper
“Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is. En allen die zich naar die regel zullen richten – vrede en barmhartigheid kome over hen, en ook over het Israël Gods” Galaten 6 vers 15 en 16 (Gal. 06:15-16).
Wat boven is
De gelovige die Gods Koninkrijk is binnengegaan, wordt in Gods woord opgeroepen voortaan ‘de dingen die boven zijn’ te zoeken. Met nadruk voegt de apostel Paulus daar nog aan toe: ‘niet de dingen die op de aarde zijn’. De mens die vervreemd geraakt is van God, heeft een levenswijze ontwikkeld die eerst en vooral gericht is op de dingen van deze aarde. Op instigatie van de machten der duisternis is hij gaandeweg afgeweken, en derhalve voor Gods plan onnut dat wil zeggen onbruikbaar geworden Romeinen 3 vers 12 (Rom. 03:12). Zijn oorsprong was dus goed, er staat dat deze zelfs zeer goed was. Helaas heeft hij de rechte weg verlaten.
De mens nu die op grond van zijn geloof in het verlossingswerk van Jezus Christus in het Koninkrijk Gods gekomen is, mag zich daar vrijmoedig bewegen en zich richten op een volkomen herstel van zijn geest, ziel en lichaam. Het kind van God dat gedoopt is in de heilige Geest en zich steeds meer richt op de eeuwige onzienlijke dingen, zal ervaren dat hij hoe langer hoe meer één geest met zijn Heer wordt. De Geest van Jezus zal hem van lieverlede heerlijker gaan vervullen.
Daar de mens ‘naar de gelijkenis Gods’ is geschapen, is ook hij creatief en vindingrijk in zijn denkvermogen. Hij zal derhalve heerlijke gedachten ten aanzien van het Koninkrijk Gods kunnen ontwikkelen; gedachten die hun oorsprong ontlenen aan het eeuwige woord van God. Het is Gods bedoeling dat onze gedachten voortaan door geheel nieuwe (hemelse) dingen in beslag genomen worden. Het oude is immers voorbijgegaan en het nieuwe is gekomen.
In relatie met God
David heeft zich erop toegelegd Gods gedachten aangaande de mens te doorgronden. Hij roept dan ook in verwondering uit: “Hoe kostelijk zijn mij uw gedachten o God, hoe overweldigend is haar getal” Psalm 139 vers 17 (Ps. 139:017). Hij heeft een innige relatie met de levende God en raakt diep onder de indruk wanneer hij ontdekt hoe goed en trouw God is. Zijn hart stroomt over van lof en dank voor de grote Schepper.
Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond immers van over. Hij gaat zijn inzichten wereldkundig maken, hij deelt ze mee middels de liederen die hij vervolgens gaat componeren. De psalmist gaat profetisch spreken, dat wil zeggen hij gaat spreken vanuit zijn verbondenheid met God. Hij spreekt woorden Gods, want door de heilige Geest, die op hem is, verkondigt hij heil en troost voor de ellendige en de treurende.
Zo mogen ook wij, terwijl we de dingen die boven zijn bedenken, ‘eigen’ gedachten ontwikkelen vanuit een innige relatie met onze Heer. God is geest en deze Geest blijft creatief. Hij gaat door met het realiseren van datgene wat Hij zich ooit voorgenomen heeft. Van de heilige Geest staat geschreven dat Hij de ’toekomende dingen’ (Statenvert.). bekend zal maken. Het heerlijke is dat Jezus door zijn Geest, samen met zijn lichaam (de gemeente) de Goddelijke gedachtegang bekendmaakt.
Het is Gods verlangen om samen met het lichaam waarvan Jezus het hoofd is, te gaan denken, vormen en scheppen. Wat de gemeente dan bedenkt en doet, vloeit voort uit het voornemen van God. Hierbij is de heilige Geest de grote inspirator. Jezus zegt: ‘want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen’. De oproep van de apostel Paulus aan de gelovigen om te bedenken wat boven is, waar Christus is, zal in dit verband duidelijk zijn. De Heer wil zich immers aan degene openbaren die zich bevindt waar Hij is: in de hemelse gewesten of anders gezegd ‘boven’. Alleen daar zal hij de heerlijkheid van de Heer kunnen aanschouwen en zijn stem kunnen verstaan Johannes 17 vers 24 (Joh. 17:24).
Laat je geen wetten opleggen!
Hierbij spelen uiterlijke zaken zoals besnijdenis, het eten of niet eten van bepaalde spijzen, het zich houden aan allerlei voorschriften en dergelijke, geen enkele rol.
Deze ceremoniële verordeningen hebben hun betekenis verloren. Ze behoren tot de tijd der schaduwen. Meer dan enige andere apostel heeft Paulus gezien dat die tijd voorbij is en dat de tempeldienst met al zijn ceremoniën in Christus tot vervulling is gekomen.
Daarom heeft hij in al zijn brieven gewaarschuwd tegen de zuurdesem van het judaïsme, waarmee de gemeenten uit de heidenen werden besmet. De zogenaamde Judaïsten beoogden het samengaan van het christendom en het jodendom. Ter wille van de verdraagzaamheid en de eenheid zou men niet met het oude mogen breken, maar samen op weg moeten gaan naar het Koninkrijk Gods. Ze trachtten dus te bewerken dat het christendom in het oude verbond zou worden ingevoegd vergelijk Lucas 5 vers 36 (Luc. 05:36).
Op deze wijze probeert de vijand Gods plan te laten mislukken. De ontwikkeling tot geestelijke mensen wordt geremd of geblokkeerd, zodat Psalm 115 vers 16 (Ps. 115:016) geen nieuwtestamentische werkelijkheid wordt, ‘want’, aldus deze sluwe vos, ‘er staat immers geschreven: de hemel is de hemel van de Here, maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven’. Hoewel gelovend in de Here Jezus als Verlosser en Zaligmaker, hebben velen geen zicht op Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06), waar de apostel zegt: “en (Hij) heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus”.
Die plaats heeft de Heer voor de wedergeboren mens, die gereinigd en gerechtvaardigd is, verwórven. Die plaats dienen we dan ook in te nemen, die positie mogen we vrijmoedig gaan bekleden. We worden opgeroepen om de dingen te zoeken die boven zijn, waar Christus is. Het staat in de gebiedende wijs en dat betekent dat we dit ernstig dienen te overwegen, anders brengen we onszelf zware schade toe en beschamen we tevens de Heer, die bereid was daarvoor zo duur te betalen.
Een nieuwe schepping
Dank zij de doop in de heilige Geest is het mogelijk voor ieder kind van God, dagelijks als hemelburger te leven en Gods woord vanuit de hemel met verlichte ogen des harten te bestuderen. Als dat realiteit wordt, komt er groei in elk opzicht naar Hem toe, of zoals er letterlijk staat: bij Hem naar binnen.
Dan veranderen we van heerlijkheid tot heerlijkheid, door alles wat er vanuit Hem tot ons komt. We worden dagelijks verder hervormd en vernieuwd. Hardheid versmelt en maakt plaats voor zachtmoedigheid, eigenzinnigheid voor inschikkelijkheid en ontvankelijkheid, onbarmhartigheid verandert in goedertierenheid en bewogenheid. Er ontstaat een gezond geestelijk leefklimaat dat gekenmerkt wordt door Goddelijke vrede.
Let er op dat al deze eigenschappen alleen kunnen voortkomen uit een vernieuwd denken, dat gericht is op de hemelse dingen. De mogelijkheid om te functioneren in de geestelijke wereld is, dank zij de Here Jezus, voor ons realiteit geworden. Hij wordt de tweede Adam genoemd. Door de overtreding van de eerste Adam is de zonde de wereld binnengekomen en zijn zeer velen gestorven, maar door de gehoorzaamheid van de laatste Adam – de eerste mens van de nieuwe schepping – is de genade voor zeer velen overvloedig geworden Romeinen 5 vers 15 (Rom. 05:15).
Wie zijn genadeaanbod aanvaardt en gaat leven uit de waarheid zoals deze door Jezus Christus wordt geopenbaard, is een nieuwe schepping. Die wordt opgeroepen om voortaan te bedenken wat ‘boven’ is. Paulus bemerkt tot zijn grote droefheid dat de Galaten de visie op de hemelse dingen beginnen los te laten en zich weer bezig gaan houden met religieuze, aardse zaken. Hij ziet hoe ze door de Judaïsten worden misleid, zodat ze zich gaan richten op het naleven van godsdienstige wetten en leefregels.
Paulus benadrukt dat slechts één vraag voor de God dienende mens centraal dient te staan: Ben ik een nieuwe schepping? Dat wil zeggen ben ik met Jezus Christus gestorven aan het kruis en daarna met Hem opgestaan tot een nieuw leven?
Leven naar die regel
De apostel spreekt vervolgens een zegenbede uit over allen die zich ‘naar die regel zullen richten’. Voor ‘regel’ staat in de Griekse manuscripten het woord ‘kanoon’, wat aanvankelijk een aanduiding was voor een rechte stok. Hiermee werd getest of iets recht was. Later kreeg het meer de betekenis van een liniaal of richtsnoer van een timmerman. Vandaar dat het in overdrachtelijke zin gebruikt werd om iets ’te meten of te bepalen’ (Exp. Dict.).
Het woord ‘canon’ is hier ook van afgeleid. In de muziek is een canon een compositie waarbij een gegeven melodie model staat voor de formatie van alle delen; anders gezegd: het is een zangstuk waarbij de ene partij na de andere hetzelfde thema zingt en steeds herhaalt. Dit leidmotief nu, is de verlossing van de mens en de vernieuwing die door de Geest Gods in hem tot een heerlijke volheid komt Titus 3 vers 5 (Titus 03:05).
De apostel Johannes ziet een teken in de hémel. Ondanks verdrukking en lijden op aarde, zijn z’n gedachten ‘boven’. Hij ziet en hoort de overwinnaars van de tegenstander. Ze hebben hem overwonnen die tot het laatst getracht heeft te verhinderen dat in hen het wonder van de herschepping gestalte zou krijgen. Ze zingen het lied van het Lam. Door Hem zijn zij tot deze heerlijkheid geleid.
Brood eten in Gods Koninkrijk door Cees Maliepaard
“Zalig wie brood eten zal in het Koninkrijk van God”. Dit staat in Lucas 14 vers 15 (Luc. 14:15). Dat merkte een disgenoot op, die samen met Jezus bij één van de leiders van de Farizeeën tafelde.
Jezus ontkent dit niet, maar geeft wel aan dat degenen die van de tafel van de Heer eten, vaak niet de officiële geestelijke leiders zijn. Vele van hen menen het levende brood wel te kunnen missen, vanwege hun parate kennis van de woorden Gods en hun niet geringe mensenkennis. Ook zonder een habijt of toga kan een mens de geestelijke krachtpatser uithangen. Waarmee ik overigens niet beweren wil dat wie zich in bepaalde uniforme kleding hult, geen ootmoedig kind van God zou kunnen wezen.
Een zaak van het hart
Wie bezig is op de weg van de Heer zich gaandeweg naar het beeld van Jezus te ontwikkelen, zal zich er nimmer op beroemen een geestelijke disgenoot van onze Meester te wezen. Je mag er uiteraard met volle teugen van genieten en er alle profijt aan ontlenen, maar het zal niet mogen werken als een soort onderscheidingsteken waaraan men de vermeende geestelijke status zal kunnen aflezen. Want wie zich écht in deze zin onderscheidt, zal eerder uitblinken in nederigheid en in dienende liefde naar de mensen om zich heen.
Wat leeft er in het hart van een mens, waar is de in een groeistadium verkerende zoon Gods werkelijk mee bezig? Als dat met het opvoeren van een stukje hemels theater is, mag de betrokken persoon zich er van bewust zijn dat dit zich dan wel in de zwarte hemel afspeelt. Want in het Koninkrijk van God worden nu eenmaal geen toneelstukken opgevoerd. Daar is alles puur en echt.
Ieder zal zich wel eens af mogen vragen wat de drijfveer is van het bezig zijn met van alles en nog wat in het gemeentewerk. Is ons motief de Heer en onze geloofsgenoten te dienen, en is datgene waar we door gedreven worden zuivere liefde en barmhartigheid? Als dat zo is, zullen we daar al lerende wel fouten in maken, maar zal er nimmer een fundamentele afwijking deel van uit mogen maken. Nooit zullen we gedreven mogen worden door gevoelens van geldingsdrang of heerszucht. Onder geen beding zal het ons er om mogen gaan een zekere ‘status’ in de gemeente op te bouwen.
Je bént iemand!
Ieder die met Gods Geest gezalfd is hééft al een geestelijke gestalte: die wordt immers gevonden door in de Christus te zijn. Je persoonlijkheid bouw je derhalve niet op door activiteiten binnen of buiten de gemeente te ontplooien – die ontvang je door Gods genade in een leven in de gezindheid van Christus Jezus.
Vóór we iets gaan doen, is onze identiteit al bepaald: we zijn burgers van het Koninkrijk van de Vader in de hemel. Vergelijk het maar met de natuurlijke geboorte van een mens. Wat is de nationaliteit van een pasgeboren Nederlandse baby? Is dat op dat moment nog niet bekend, moet de kleine die bij het opgroeien alsnog dienen te verwerven? Nee: de nationaliteit van het kind staat al vast: dat is de Nederlandse.
Met onze geestelijke status in Gods Koninkrijk is het niet anders gesteld. Onmiddellijk bij ons opnieuw in de Geest geboren worden, ZIJN we burgers van het hemelse koninkrijk geworden. Maar evenals op de natuurlijke geboorte een ontwikkelingsproces volgt, maken ook wij in het Koninkrijk van de Vader een omvangrijke groeiperiode mee.
Samen aan tafel
Uitermate gelukkig is de mens die het hemelse brood mag eten in Gods Koninkrijk. Met elkaar en samen met Jezus hebben we daarmee deel aan Gods rijke gedachten. Dat zijn altijd gedachten van heil over de mensen van zijn welbehagen. En bij die bevoorrechte lieden behoort een ieder die op de uitnodiging van Jezus is ingegaan. Het brood dat daar genuttigd wordt, is bijzonder smakelijk. Het heeft geen nare, egocentrische bijsmaak, maar het is bereid op basis van Gods liefde.
Brood eten in het Koninkrijk van God is werkelijk een verrukkelijke zaak, waarbij men terecht zou kunnen roepen: mm, zalig! In het Rijk van God krijgt een mens deel aan het levende brood: aan Jezus zelf. Met behoud van de eigen identiteit zullen we ons de zuivere gedachten van de Heer zelf eigen kunnen maken. Dat bewerkt in de eerste plaats dat dit ons godsbeeld ten goede komt en de waardebepaling van de persoon van Christus Jezus. Vervolgens leert het ons voor elkaar ruim baan te maken en een opening naar mensen in de wereld te geven.
Het levende brood brengt onze innerlijke mens in een geestelijk gezonde toestand. Ronduit zalig is het deel te hebben aan het denkpatroon van de levende Heer, want dat krikt eigen leven en dat van anderen op tot een beleven van alles wat God van de aanvang af bedoeld heeft voor mensen die zijn beeld dragen. En het beeld van God in eigen leven gestalte geven, is weggelegd voor ieder die ingaat op Gods uitnodiging tot het eten van het levende brood aan zijn hemelse tafel.
Dit betekent dat we zowel in Gods hemel als op onze plaats op aarde, in een klimaat van zuiverheid en vrijheid onze relatie met Jezus en met elkaar verder uit zullen kunnen bouwen. Echt hoor: zalig is hij of zij die brood eten zal in het Koninkrijk van God.
Zekerheid
In de wereld valt vandaag de dag niet veel aan zekerheden te beleven. Wat heden zo vast als een huis lijkt te zijn, blijkt morgen zo wankel als wat te wezen – en andersom. Dit valt op het internationale vlak te onderscheiden, maar even zo goed binnen onze landsgrenzen. Je komt in de wereld van vandaag nog mensen tegen die voor 100% betrouwbaar zijn, maar het lijkt onderhand wel of je ze met een lantarentje op zal moeten zoeken.
Over een bekende Nederlandse politicus werd kortgeleden door iemand opgemerkt: hij is ongrijpbaar als een stukje zeep; hij glibbert alle kanten op! Het is niet bijster verstandig met zo iemand in zee te gaan; je weet nooit waar je dan terechtkomt.
Daarom is het een verademing in het Koninkrijk van de Vader te vertoeven. Jezus is daar als de door God aangestelde Koning volledig betrouwbaar. Het is gewoon een feest dat een burger van dit hemelse rijk hier onbekommerd verkeren kan. Hij is de rots waarop we staan, en in Hem ingevoegd zullen we dezelfde zekerheid aan elkaar en anderen mee kunnen delen.
Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel IX –
De waarde van de besnijdenis door Cees Maliepaard
“Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! Want WIJ zijn de besnijdenis, die door de Geest van God Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen” Filippenzen 3 vers 2 tot en met 11 (Filip. 03:02-11).
De hond als verschoppeling
In onze westerse maatschappij zijn honden vooral bekend als geliefde huisdieren. Vandaar dat het woord ‘hond’ hier niet zo gauw als een scheldwoord over zal komen. Maar in oude tijden was dat wel even anders. Een hond was een onbetrouwbaar, soms gevaarlijk en in elk geval onrein dier. Een hond mijdde men zo veel mogelijk. Alleen de hond van de schaapherder was een dier dat de eeuwen door z’n nut bewezen had. De hoeder van de schapen zag z’n hond louter als een werkmaatje waar hij dagelijks gemak van kon hebben. Maar zelfs bij hem zou het niet opgekomen zijn, z’n hond als een huisdier te beschouwen.
Oudtestamentisch werd het woord ‘hond’ overdrachtelijk voor een heiden gebruikt. En een heiden was in die tijden een niet-jood, iemand uit de volkeren. In de optie van de gelovige jood was een heidense ‘hond’ dus ook onbetrouwbaar, soms gevaarlijk en zeker onrein. Een (onbekeerde) heiden paste dan ook niet in de Israëlitische gemeenschap van die dagen. Hier gebruikt Paulus deze benaming echter in een nieuwe betekenis: het slaat nu op de bestrijders van de christelijke gemeente, en dat waren veelal joden. Dit betreft vooral hen die in Gods gemeente infiltreren willen met oudtestamentische ideeën. Want daarmee wordt de door kinderen Gods in Christus Jezus verworven vrijheid radicaal teniet gedaan.
In onze dagen zou dat te vergelijken zijn met een vasthouden aan menselijke regels die ons de vrede van God en de vrijheid die we in Christus hebben, plegen te roven. Als we belijden niet meer onder de oudtestamentische wet te leven, maar elkaar allerlei andere onnodige regels opleggen, hebben we net zo goed een ander fundament gekregen dan dat van de gekruisigde en opgestane Heer. De besnijdenis staat een door Christus Jezus vernieuwd leven in de weg, want die hecht ons immers vast aan een voorbijgegaan verbond. Het snijdt de mens Gods af van de inhoud van het Nieuwe Verbond in Christus Jezus. Daarom typeert Paulus dit als ‘de versnijdenis’.
Maar allerlei zogenaamd nieuwtestamentische regels, belemmeren evenzo de ontplooiing die we in samenhang met onze Meester na mogen streven. We dienen in de hemelse gewesten dus ook op onze hoede te zijn voor diegenen daar die met roofzuchtige honden zijn te vergelijken. Want zij staan te allen tijde een bedenkelijke vorm van versnijden voor.
Besneden van hart
Wie besneden van hart is, kan het geregel in en rondom de plaats die ons in de hemel van Gods heerlijkheid en op Gods aarde is toevertrouwd, missen als kiespijn. En denk nu niet dat regelgeving en paternalistisch bedisselen is voorbehouden aan gelovigen op min of meer gevorderde leeftijd, want ook van sommige jonge mensen krijg ik wel eens te horen dat alles maar op één manier kan, en dat er bij de Heer geen ruimte is voor wát voor alternatieve mogelijkheid dan ook. En dat doet me dan zeer, want bij de eeuwige God en onze goede Meester bespeur ik zulk een benauwd denken niet. Veelal is men zich niet bewust van de gevaren die hierin schuilen. Sektarisch denken doet vlugger z’n intrede dan vaak gedacht wordt. En als het eenmaal vaste grond onder de voeten gekregen heeft, zal het al vlug een hardnekkige infiltrant blijken te zijn die moeilijk op z’n retour te krijgen is.
Wie besneden van hart is, zal het per definitie niet meer om het eigen gelijk gaan. Maar besnedenen van hart zullen al evenmin geneigd zijn zich slaafs naar de overtuiging van anderen te voegen. Wat de Heer elk persoonlijk voor ruimte en mogelijkheden geeft, is bepalend voor ieders voortgang op de weg omhoog. Die weg mogen we allemaal samen met de Heer gaan, en die weg plegen we ook gezamenlijk te volgen.
Toch zal de Heer ieder die ruimte geven die elkeen nodig heeft voor de ontplooiing tot volwaardige zonen van Vader. En dat kan voor de één andere facetten hebben dan voor de ander. In onze gezinnen zijn we als ouders toch niet anders bezig? Of kan er geen sprake zijn van enige flexibiliteit in de begeleiding van het ene kind ten opzichte van het andere? Wie dat niet kent, en derhalve slechts gebruik maakt van starre regelgeving, is niet bezig overeenkomstig de wijsheid die van boven is.
De godsdienstige joden uit de dagen van Paulus kwamen niet boven het peil van de besnijdenis van het vlees uit. Zij waren het nageslacht van Abraham, want zij waren op jeugdige leeftijd overeenkomstig de wet besneden. Een besnijdenis van het hart kenden zij niet; ze erkenden enkel een natuurlijk teken, waardoor ze slechts tot een natuurlijk volk behoorden en zich daarmee onderscheidden van de andere nationaliteiten van deze wereld. Door de inwerkingtreding van het nieuwe verbond, was de besnijdenis aan het vlees van geen grotere betekenis meer dan het huidige kenteken IL op de motorvoertuigen van Israël.
Door de besnijdenis van het hart hebben we in de natuurlijke wereld geen andere nationaliteit gekregen. We kunnen in Nederland gewoon in het democratisch bestel mee blijven draaien, zoals we ook dóór kunnen gaan met onze natuurlijke werkzaamheden. Maar wel zullen we alles in de hemel en op de aarde vanuit hemels perspectief leren bekijken. Dan zie je mensen en engelen, maar ook alle zaken en aangelegenheden als door de ogen van onze Meester. Besnedenen van hart hebben een ruime blik (vanaf hemelse hoogten) en veel begrip en geduld met de mensen waar ze mee te maken hebben. In toenemende mate zal dat het begrip en het geduld van onze hemelse Vader wezen.
We kénnen elkaar!
We doen er wijs aan het godsdienstige dat we van vroeger kennen, voor vuilnis te houden. Net zoals Paulus dat deed. Het is niet eens goed genoeg voor de biobak, we kunnen het zó in de vuilcontainer dumpen. We kennen immers elkáár zelfs niet meer naar het vlees, laat staan de voorstelling die we vroeger van God en van Jezus hadden. Want daar klopte gewoon geen hout van. In het beste geval zagen we hen als door de oudtestamentische bril van het ‘oog om oog en tand om tand’. Maar die bril vertekende de hemelse werkelijkheid dusdanig, dat onze God en onze Meester daarmee tot onherkenbare grootheden vervormden. Ten tijde van het oude verbond zag men zichzelf, de medemens en God als in een onduidelijke metalen spiegel. Maar Jezus bracht ons de werkelijkheid. We hebben ontdekt hoe de Vader is en hoe Christus Jezus is. We zien nu ook meer en meer onszelf en de anderen als door Gods ogen. En dat is best een onthullende aanblik!
Alle vertekeningen die door de boze zijn aangebracht, worden gaandeweg weggenomen. De floers van de veroordeling verdwijnt en maakt plaats voor de klare, ons van Godswege bereide aanneming tot zonen. HIJ heeft ons geadopteerd en een rechtmatige plaats in zijn hemel gegeven. Zouden wij elkaar dan niet op die plaatsen herkennen en Gods beschikking blij bevestigen?
Dan leren we elkaar pas écht kennen. Niet meer naar het oude vlees, maar naar de vernieuwde geest. We zien elkaar dan zoals God ons ziet: als zijn geliefde kinderen. We behoeven elkaar niet persé broeder en zuster te noemen, maar dan is de onderlinge verstandhouding er gewoon één geworden als die van naaste bloedverwanten.
Wanneer ieder de ander echt ‘in de Heer’ kent, lopen de contacten ook altijd via de Meester. Dan zie je Jan, Piet en Klaas als Jan, Piet en Klaas in de Heer. En hun vrouwelijke tegenhangers uiteraard evenzo. Dát voorkomt een hoop onverkwikkelijke uitbarstingen! Want tegen de mens zou je wat kunnen hebben, maar tegen diezelfde mens ingevoegd in de Heer zal dat heel moeilijk worden. Dan kunnen we alleen nog maar hetzelfde tegen een ander hebben wat ook de Heer tegen hem of haar heeft. En wat zou dat dan wel kunnen wezen? Nou, daar is maar één antwoord op mogelijk: helemaal niets! Besnedenen van hart kennen elkaar van haver tot gort. Wat kunnen we dus een waarheden over de anderen in Gods hemel uit de doeken doen: onvoorstelbaar veel goeds mag dat wezen!
God zegt meermalen tegen mensen: Ik kén jou immers! Met andere woorden: Ik weet hoe goed je bent! Ik heb dat ook wel eens in die betekenis tegen een gemeentelid gezegd. Misschien zouden we het vaker moeten zeggen.
Gehoorzaamheid en genade (1) door Jildert de Boer
Vormen genade en gehoorzaamheid een tegenstelling? Een wijd verbreid misverstand is dat het Oude Verbond gehoorzaamheid vroeg onder de wet, maar dat wij onder het Nieuwe Verbond (gelukkig) de genade hebben. De boze is er altijd op uit halve waarheden te prediken en Bijbelse begrippen door elkaar te haspelen met zijn verwarring zaaiende vraag: is het ook dat God gezegd heeft? (je kunt de spreektrant van bepaalde moderne theologen horen in dit tot twijfel leidende gelispel!).
Wanneer we spreken over de balans tussen genade en gehoorzaamheid, dan zal de boze ons óf in de ene “sloot” naast te weg proberen te krijgen (gehoorzaamheid op een uiterlijke en wettische manier, waarbij genade wordt verdonkeremaand), óf hij tracht ons in de andere “sloot” naast de weg te doen belanden (genade als een goedkope dekmantel voor een valse vrijheid, die tot wetteloosheid leidt en waarbij gehoorzaamheid wordt gerelativeerd of teniet gedaan).
In dit artikel doen we een poging om het een en ander uiteen te zetten in een bijbels evenwicht. Dit is van groot belang voor ons leven, omdat het gaat om twee kernbegrippen in de Bijbel en hoe die zich tot elkaar verhouden. Hoewel er veel voor valt te pleiten om te beginnen met “genade” en daarna “gehoorzaamheid”, heb ik ervoor gekozen in te steken bij “gehoorzaamheid” (in het eerste artikel) om daarna terug te komen op “genade” (in het tweede artikel met een omgekeerde titel erboven).
Overal in de Bijbel: geboden
Al direct in de Hof van Eden kreeg de mens de proef op de som door middel van een gebod Genesis 2 vers 16 en 17 (Gen. 02:16-17). Door ongehoorzaamheid kwam de mens tot zonde en zaten we om zo te zeggen met de “gebakken peren”. Door de gehoorzaamheid aan de oude slang, dat is de duivel en satan, werd de weg tot de boom des levens afgesloten.
In de grote confrontatie in de eindtijd met de boze blijft weer dat belangrijke gegeven staan van het zaad der vrouw, dat gekenmerkt wordt door de volharding in het bewaren van de geboden Gods en het hebben van het getuigenis en het geloof van Jezus Openbaring 12 vers 17 en Openbaring 14 vers 12 (Openb. 12:17 en Openb. 14:12). Op de laatste bladzijde van de Bijbel staat, in de Statenvertaling, Zalig zij die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan het geboomte des levens Openbaring 22 vers 14 Openb. 22:14). Letterlijk staat daar “hout des levens”. In Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02) vertaalt de Leidse Vertaling dit treffend met “levensbomen” (vergelijk ook de bomen langs de tempelbeek in Ezechiël 47 vers 12 (Ez. 47:12).
Het is geweldig dat de boom des levens -beeld van Jezus Christus- uiteindelijk in de weg van gehoorzaamheid zich vermenigvuldigt tot een geboomte des levens en deze levensbomen staan daar als beeld van de zonen Gods, die tot genezing van de volken zullen zijn. Aan dit herstelproces mogen wij deelhebben, allereerst in eigen leven door gehoorzaamheid!
Middenin zien wij dat de door ongehoorzaamheid afgesloten weg tot de boom des levens opnieuw wordt ingewijd door het kruis van Christus. Een lied zegt daarvan: “met de boom des levens wegend op zijn rug, droeg de Here Jezus Gode goede vrucht”.
Door de gehoorzaamheid van Eén zullen zeer velen rechtvaardig worden Romeinen 5 vers 19 (Rom. 05:19). Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood des kruises Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08). Ook Jezus moest -hoewel Hij de Zoon was (niet vanzelfsprekend: omdat Hij de Zoon is!) -de gehoorzaamheid leren, uit hetgeen Hij heeft geleden Hebreeën 5 vers 8 (Heb. 05:08) tijdens verzoekingen Hebreeën 2 vers 18 (Heb. 02:18). Toen Hij het einde had bereikt is Hij voor allen die Hem gehoorzamen (niet: voor allen die het wel geloven!) een oorzaak van eeuwig heil geworden Hebreeën 5 vers 9 (Heb. 05:09).
Nu is het onze beurt om in de situaties van verzoekingen de gehoorzaamheid te leren, om uit te groeien tot volwassen zonen Gods, die net als hun Meester leven in zichzelf Johannes 5 vers 26 en Johannes 6 vers 53 (Joh. 05:26 en Joh. 06:53) mogen ontwikkelen door de Geest Gods, om uit te delen aan een zuchtende schepping. Prachtig dat we nu al mogen anticiperen op het komende volledige herstel en dat we reeds krachten van de toekomende eeuw kunnen smaken Hebreeën 6 vers 5 (Heb. 06:05) We mogen getrouw in het kleine oefenen, want het waarachtige licht schijnt reeds 1 Johannes 2 vers 8
(1 Joh. 02:08), om het straks in het groot en in volledige mate uit te gaan oefenen, als het eeuwig oordeel, de totale scheiding tussen licht en duisternis, tussen gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, tot stand komt. Heerlijk (voor)recht!
We zien derhalve een proces vanuit het verloren paradijs via Jezus Christus op weg naar het herwonnen paradijs, waarbij de in alles gehoorzaam geworden zonen Gods als herstellers zullen optreden met een geloof in alles wat in Gods voornemen beloofd is.
Denk aan de grote opdracht, die kort gezegd in vier delen kan worden aangegeven:
(1) “Ga heen,
(2) maak discipelen van Jezus,
(3) doopt ze in Zijn naam en
(4) leert hen te onderhouden al wat Ik u bevolen (geboden, Statenvert.) heb” Matteüs 28 vers 19 (Matt. 28:19). Pas dan volgt de belofte, die je zo vaak los op tegeltjes, wandbordjes en ansichtkaarten ziet: “en (=voegwoord!) zie, Ik ben met u al de dagen tot aan het einde der wereld” Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20).
In het Oude Verbond
Wanneer we lezen over de mannen Gods in het oude verbond, dan valt ons onmiddellijk hun gehoorzaamheid op.
Van Noach lezen we aangaande de ark, dat hij er maar niet wat op los timmerde, maar: “En Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij” Genesis 6 vers 22 (Gen. 06:22).
Door het geloof is Abraham, toen Hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats die hij ter erfenis zou ontvangen en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou Hebreeën 11 vers 8 (Heb. 11:08).
Tegen Mozes zei God niet: “Bouw een huis voor Mij en maak er maar wat moois van”. Nee, Hij gaf nauwkeurige instructies voor de bouw van de tabernakel en haar indeling en Mozes deed zoals de Here geboden had. Het gevolg was dat de heerlijkheid des Heren in de tabernakel verscheen. De les daaruit voor ons is dat een opwekking of een herleving altijd tot stand komt in de weg van gehoorzaamheid. Als we in de gemeente maar wat aanrommelen, dan kunnen we het schudden dat Gods heerlijkheid er gemanifesteerd wordt.
Over Kaleb lezen we dat hij een andere geest had en dat hij de Here volkomen gevolgd heeft Numeri 14 vers 24 (Num. 14:24). Hij kreeg deel aan de (volledige) erfenis Jozua 14 vers 6 tot en met 15 (Joz. 14:06-15) vanwege zijn volkomen trouw Jozua 14 vers 8 tot en met 14 (Joz. 14:08-14). Voor bijna alle anderen gold, dat zij weliswaar vergeving van zonden hadden gekregen op Mozes’ voorbede, maar dat de weg naar het beloofde land voor hen geblokkeerd werd door ongehoorzaamheid, ofwel ongeloof Hebreeën 3 vers 18 en 19 (Heb. 03:18-19).
Ook in onze tijd rusten veel christenen op hun lauweren (overwonnen vijanden in het verleden), maar zijn niet bezig met de strijd tegen de geestelijke reuzen der duisternis in de hemelse gewesten, waarvan het land Kanaän een schaduwbeeld was. Ze vinden het onderwerp “strijd” maar zwaar. Wij kunnen evenwel niet teren op vroegere zegen (de eerste druiventros uit Eskol), maar het gaat om een volharding in gehoorzaamheid tot de goede strijd van het geloof, die vrucht draagt en heerlijkheid oplevert. Anders worden wij wel behouden op grond van het geloof in Christus’ offer voor onze zonden, maar missen wij de erfenis of het erfdeel Handelingen 26 vers 18 (Hand. 26:18) van (gods)vrucht en goddelijk leven in onszelf. De Heer had ons juist Zijn Geest gegeven als onderpand van de erfenis Efeze 1 vers 13 en 14 (Ef. 01:13-14) en die geeft ons kracht om gaandeweg het goddelijke land te veroveren en in bezit te nemen. Wij zijn immers begiftigd met alles wat tot leven en godsvrucht strekt 2 Petrus 1 vers 3 (2 Petr. 01:03).
Koning Saul was ongehoorzaam, 1 Samuel 15. Ooit was ook hij onder de profeten in geestvervoering geweest. Zijn ongehoorzaamheid had verstrekkende gevolgen: het kostte hem zijn koningschap! Als wij ongehoorzaam worden, kost het ons ook ons koningschap, al kunnen we mogelijk nog door vuur heen behouden worden. Dan krijgen wij geen deel in het parlement ofwel het regeren met Christus. Daarvoor heb je meer wijsheid nodig dan een Pim Fortuyn bezat en ook een compleet andere levensstijl. Bij koning Saul ging het van kwaad tot erger. Hij kwam bij de waarzegster terecht en zijn leven eindigde door zelfdoding.
Boeken als Deuteronomium en Jeremia spreken veel over de voorwaarde om gehoorzaam te zijn. Dan gaan Gods beloften in vervulling!
Jezus’ leven en onderwijs
Jezus had van meet af aan de intentie: “Zie, hier ben Ik, om uw wil, o God, te doen” Hebreeën 10 vers 7 (Heb. 10:07). De Zoon kon niets doen wij van Zichzelf, of Hij moest het de Vader zien doen Johannes 5 vers 19 en Johannes 15 vers 5b (Joh. 05:19) en zonder Jezus kunnen wij niets doen (Joh. 5:19 en Joh. 15:05b). Verder zei Jezus: “Want Ik zoek niet mijn (menselijke) wil, maar de (goddelijke) wil van Hem die Mij gezonden heeft” Johannes 5 vers 30 (Joh. 05:30).
Om Gods wil te gehoorzamen, waartoe Hij Zichzelf helemaal beschikbaar stelde, moest Hij zijn eigen wil verloochenen en opgeven in alle levenssituaties. Dat leerproces van het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen Jesaja 7 vers 15 (Jes. 07:15) begon al heel jong, zodra Hij Zich dit bewust werd. Hoewel Hij ontvangen of verwekt werd door de heilige Geest van God, was Hij volkomen mens uit Maria geboren.
Bij het opgroeien van Jezus zal Hij de nodige lessen hebben geleerd in de timmermanswerkplaats van zijn pleegvader. Het gezin van Jozef en Maria bestond op een gegeven moment uit minstens zeven kinderen Markus 6 vers 3 (Mark. 06:03). Ik stel me zo voor dat als Jozef Jezus’ broer Jacobus aan het eind van de dag van het buiten spelen riep, om de timmermanswerkplaats aan te vegen, dat deze wel eens -net als onze kinderen bij een klusje- zal hebben geroepen: “Pa, dat heb ik gisteren ook al gedaan, laat nu Judas en Simon maar eens aan de beurt komen. Als Jozef Jezus bijvoorbeeld als tienjarige jongen riep, om de houtkrullen op te ruimen, dan stel ik me voor dat Hij dan gehoorzaamheid leerde door zijn eigen wil (om dóór te spelen bijvoorbeeld) opzij te zetten en Zijn mond te houden (over gisteren ook al en de anderen kunnen ook wel eens). Hij begon met helpen en dienen.
Natuurlijk kostte elke verzoeking Hem strijd, want Hij was mens, maar door de Geest van God koos Hij altijd voor gehoorzaamheid. Als Hij op straat uitgescholden werd, dan schold Hij niet terug, zoals de meeste natuurlijke mensen wel doen. Zelfs toen Hij op twaalfjarige leeftijd in de tempel bleef, omdat Hij bezig moest zijn met de dingen van Zijn (hemelse) Vader, kon Hij het opbrengen op met hen terug te gaan en Zijn aardse ouders in Nazareth onderdanig te zijn. Juist na deze gebeurtenis staat er: “En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen” Lucas 2 vers 52 (Luc. 02:52). Er waren nog 18 vormingsjaren te gaan in Nazareth (=wachtplaats) tot Zijn openbare optreden op 30-jarige, dat is volwassen leeftijd. Toen startte Zijn bediening onder de mensen.
In het onderwijs van Jezus sprak Hij vaak over gehoorzaamheid. Ik noem maar enkele voorbeelden:
– “Een ieder nu die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots, Matteüs 7 vers 24 (Matt. 07:24).
– “Want al wie doet de wil mijns Vaders die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder” Matteüs 12 vers 50 (Matt. 12:50).
– “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren Johannes 14 vers 15 (Joh. 14:15); wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21); wanneer gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven” Johannus 15 vers 10 (Joh. 15:10).
Dus niet zoals lichtvaardig kan gebeuren, dat je bij wijze van spreken 1000x over Gods liefde zingt zonder zijn geboden te bewaren(=gehoorzamen). Die liefde van God zal iets uitwerken in je binnenste, zodat je graag God gaat gehoorzamen! Niet als een uiterlijke plichtsbetrachting, of een vorm naar de letter, maar door Geest, van binnenuit, van harte! Zo gedreven te worden door de liefde en de genade van God is het “leidmotief” van ons leven. Ware genade (we komen daar nog op) maakt namelijk gehoorzaam!
Gehoorzaamheid in het Nieuwe Verbond
Petrus zegt in de Handelingen dat men aan God meer gehoorzamen moet dan aan de mensen Handelingen 5 vers 29 (Hand. 05:29) en ook over de heilige Geest die God hun gegeven heeft, die hem gehoorzaam zijn Handelingen 5 vers 32 (Hand. 05:32).
In de Romeinenbrief heeft Paulus het aan het begin en aan het eind over gehoorzaamheid des geloofs bewerken (Rom. 1:5 en Rom. 16:26). Geloofsgehoorzaamheid is bij hem een eenheid. Immers, gehoorzaamheid zonder geloof is de letter van de wet en het omgekeerde: geloof zonder gehoorzaamheid (of geloofswerken) is dood. Gehoorzaamheid houdt discipline van binnenuit in, maar uiteraard geen menselijke kadaverdiscipline in de stijl van “geef acht” en “voorwaarts mars”. Evenmin is er sprake van die ouderwetse, strenge orde in het onderwijs, zo van “1,2 in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad”.
Gehoorzaamheid in de gemeente past in de vrijheid van Christus, maar sommigen vatten het op als slavernij. Midden in de Romeinenbrief merkt Paulus op dat in wiens dienst je je stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven… Vervolgens jubelt hij: “Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht die u overgeleverd is Romeinen 6 vers 16 en 17 (Rom. 06:16-17).
In dezelfde geest spreken alle apostelen. Jacobus heeft het erover: “Weest daders van het Woord en niet alleen hoorders; dan zoudt gij uzelf misleiden” Jakobus 1 vers 22 (Jak. 01:22). Petrus spreekt over je gehoorzaam voegen tot heiliging in Al je wandel en over de reiniging die daarmee gepaard gaat 1 Petrus 1 vers 14 tot en met 16 en 22 (1 Petr. 01:14-16; 1 Petr. 01:22). Johannes zegt vlijmscherp: “Wie zegt: Ik ken Hem en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar” 1 Johannes 2 vers 4 (1 Joh. 02:04).
Praktische consequenties
Gehoorzaamheid heeft een radicale impact op ons leven: recht is recht en krom is krom en als je ongehoorzaam bent, dan ben je dom, want het doel dat is Gods heerlijkheid! Je laten dopen bijvoorbeeld is een daad van gehoorzaamheid en daar hoef je geen “vijfjarenplan” van te maken.
In de gemeente hebben we geen voorschriften van “raak niet, smaak niet, roer niet aan” Kolossenzen 2 vers 21 (Kol. 02:21) en dus ook geen opgelegd “rook niet, smook niet”- verbod. Maar wie het innerlijk gaat verstaan, dat hij door niets geknecht wil worden 1 Korinthe 6 vers 12 (1 Kor. 06:12), die breekt met deze verslaving en kan gaan spreken over “vroeger waren ook wij verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot” Titus 3 vers 3 (Titus 03:03).
Het mooie van de Heer is dat Hij gehoorzaamheid vraagt, maar ook gehoorzaamheid wil bewerken! Wie het vatten kan, die vatte het! Het geheim is dat God er genade toe geeft, om te gehoorzamen. De vraag is alleen of ik gewillig ben mij restloos te geven aan Jezus als Heer van mijn leven en dat mijn instelling is: “Heer, wat wilt u dat ik doen zal”?
Denk eens aan bijvoorbeeld bidden, Bijbellezen, evangeliseren en gemeenschap beoefenen.
De Heer vraagt van ons dat we “stille tijd” houden. Al snel na mijn bekering hoorde ik hiervan: je moet “stille tijd” houden. Ik zette mijn wekker op twintig minuten, want zolang wilde ik bidden. Als de wekker afliep, kon ik stoppen. Zo wettisch-gehoorzaam vulde ik dit in. Later las ik de tekst “bid zonder ophouden” 1 Thessalonicenzen 5 vers 17 (1 Thess. 05:17) en viel ik in het andere uiterste, dat ik soms op de fiets bad en tussendoor in allerlei situaties, maar geen tijd meer afzonderde om God speciaal te zoeken, tenzij dan in bidstonden met anderen.
Ik geloof dat ik nu een bepaalde mate van balans heb gevonden, dat het zowel goed is, om in allerlei levensomstandigheden “zonder ophouden “te bidden (verbinding met onze “Bovenleiding”!), als ook regelmatig apart tijd te nemen voor -met eerbied gesproken- “onderonsjes” met de Heer. Intimiteit vereist beslist tijd!
De Heer wekt ons ook op om niet te gronde te gaan door het gebrek aan kennis Hosea 4 vers 6 (Hos. 04:06).Het opdoen van kennis en inzicht in het Woord kost zeker inzet en doorzettingsvermogen. Ik ben dankbaar voor de levenslessen van God, vaak ook door middel van anderen en voor inzichtverrijkende lectuur, zoals onder meer “Levend Geloof”.
Alert zijn op afleiders
Intussen dienen we ons bewust te zijn van al die moderne “afleiders” als het gaat om een stukje “stille tijd”, zoals bijv. T.V., video, muziek, hobby’s, (mobiele) telefoon. Dit kunnen “tijdvreters” worden als wij ze zonder “gebruiksaanwijzing” hanteren. Als het “slokops” van buitenaf worden, gaan ze ten koste van onze gehoorzaamheid van binnenuit tot het zoeken van gemeenschap met de Heer, dat is: bezig zijn in de hemelse gewesten. Wees daarom alert op “afleiders” in de zichtbare wereld, die je voortdurend willen binden aan de aarde.
Als je evangeliseert is de voorwaarde dat je zelf gehoorzaam aan God leeft, anders sta je met je getuigenis met een mond vol tanden, of verkoop je “gebakken lucht” en is het alleen maar “bla bla” wat je uit. We kunnen niet blijven hangen in ongehoorzaamheid of gebondenheid op punten die we drommels goed weten, want dat schaadt niet alleen ons eigen leven, maar het verzwakt of verlamt ook ons getuigenis naar anderen.
Gemeenschap met elkaar ontstaat, wanneer wij onze zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid hebben gereinigd tot ongeveinsde broederliefde en opgeroepen worden om elkaar van harte en bestendig lief te hebben, als wedergeborenen 1 Petrus 1 vers 22 en 23 (1 Petr. 01:22-23). Dit is de doodsteek voor huichelarij en een schop tegen een “groepjesgeest”(=de macht van partijschappen).
Goddelijke gehoorzaamheid leidt tot volledige onderwerping aan God Hebreeën 12 vers 9b (Heb. 12:09b), tot gehoorzaamheid aan je voorgangers (is tot je eigen nut!) Hebreeën 13 vers 17 (Heb. 13:17), maar zeker ook tot “wees elkander onderdanig in de vreze van Christus” Efeze 5 vers 21 (Ef. 05:21) en “omgordt u allen jegens elkander met nederigheid” 1 Petrus 5 vers 5 (1 Petr. 05:05). Dit zijn twee sleutelteksten tot het krijgen van eenheid. Dat wordt een prachtgemeente, een gemeente zonder trammelant en herrie! “Mensonmogelijk” zegt u? Ja, naar de gezindheid van het vlees gesproken wel, want dat kan zich niet onderwerpen aan de wet van God Romeinen 8 vers 7 (Rom. 08:07). Onhaalbaar? Ja, dat vindt de duivel ook, want die houdt van “vlekken en rimpels” en dat wil hij graag zo houden zie Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). Maar God heeft het volkomene bedacht en dat is goddelijk haalbaar en mogelijk! Dikke willen en sterke persoonlijkheden leren buigen voor het samen doen van die ene wil van God, want het wachtwoord is: gehoorzaamheid!
(Kleine) kinderen struikelen nog over van alles en kunnen nog heen en weer slingeren, maar (aankomende, zich ontwikkelende) zonen Gods, die in elk opzicht naar Hem toegroeien, hebben een stabiele, vaste gang. Ze leren te (blijven) staan in alle dingen tijdens hun rijpingsproces naar alle volheid van God, zie Efeze 4 vers 13 en Efeze 3 vers 19 (Ef. 04:13 en Ef. 03:19). Zij hebben werkelijk aan de roeping van de God van alle genade tot eeuwige heerlijkheid beantwoord, die hen -na een korte tijd van lijden- zal volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).
We recapituleren met een subliem woord: “God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten ten allen tijd van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk (=gehoorzaamheid) overvloedig moogt zijn” 2 Korinthe 9 vers 8 (2 Kor. 09:08).
De kennis die wij nodig hebben door Jack Schoenaers
Dit artikel handelt over een zeer belangrijk onderwerp, namelijk onze kennis. Velen binnen de gemeente van Christus halen daarbij nog al eens de tekst aan van Paulus als hij schrijft dat kennis opgeblazen maakt. Hun redenering is dan dat kennis dus minder belangrijk is. Maar welke kennis bedoelt Paulus hier? En waarom is juist kennis erg belangrijk en absoluut noodzakelijk bij onze groei naar het zoonschap? Jack Schoenaers legt op duidelijke wijze dit onderwerp uit. Br. Schoenaers is voorganger van de volle evangelie gemeente in Hasselt (België) en ook een bekend spreker in verschillende gemeenten in Nederland en België (-red.).
Lees vooraf 2 Petrus 2 vers 1 tot en met 11 (2 Petr. 02:01-11).
Hoe kostbaar is ons geloof? Zien we reeds, zoals Petrus, dat “genade en vrede vermenigvuldigd worden door de kennis van God en van onze Here Jezus Christus”? Heel wat christenen zijn de mening toegedaan dat het maar beter is ons bij de eenvoud van het geloof te houden dan steeds maar bezig te zijn kennis te vergaren over de onzienlijke wereld. Daarbij beroept men zich dan op de woorden van Paulus als hij schrijft: “Kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht” 1 Korinthe 8 vers 1b (1 Kor. 08:01b).
Als je zulk soort opmerkingen hoort is het altijd goed en erg belangrijk je de vraag te stellen: Welke kennis bedoelt Paulus hier? Wie heeft het in dit gedeelte over kennis? En wélke kennis maakt opgeblazen volgens Paulus?
Simon Petrus was een dienstknecht (in de grondtekst ‘doulos’, wat slaaf betekent), die geheel toegewijd, het eigendom was van zijn Meester. Hij was ook apostel en dat zijn mensen die op de hoogte zijn van de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen. Ze hadden de Heer gezien en gehoord en waren getuigen geweest van Zijn opstanding uit de dood Handelingen 1 vers 21; 1 Korinthe 9 vers 1 (Hand. 01:21; 1 Kor. 09:01).
Vers 1 van 2 Petrus 1 (2 Petr. 01:01-02) zegt wel duidelijk dat het is voor hén, die een éven kostbaar geloof als wij (de apostelen) hebben verkregen, door de gerechtigheid van onze God en Heiland Jezus Christus. Genade en vrede vermenigvuldigd, door de kennis van God.
Echte kennis van God
Naarmate déze kennis van God toeneemt, naar dié mate neemt ook de vrede en liefde, de genade, de inzichten, de wijsheid, het geloof en het vertrouwen in waarheid en gerechtigheid, in goedheid, geduld, begrip, innerlijke bewogenheid voor mensen, en ook onze blijdschap toe.
Lees maar eens naar wat vers 3 (2 Petr. 01:03) zegt: “Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd dóór de kennis van hem, die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en macht; door deze zijn wij met kostbare en zéér grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zoud hebben aan de goddelijke natuur”.
Is het reeds goed tot ons doorgedrongen wat hier staat? Denk eens een ogenblik terug aan de Emmaüsgangers. Jezus spreekt met hen en toch herkennen zij Hem niet.
Hoevelen zijn ook heden met Christus op stap? De Meester spreekt dagelijks door Zijn Woord en door Gods Geest tot hen en toch kennen of herkennen velen Hem helaas niet of dan toch onvoldoende? Het is daarom goed ons bij herhaling deze vraag te stellen, persoonlijk, als gezin en gemeente. Het volle licht ontvangen hebben en toch niet zien. Dit kan, door kommer en zorgen des levens of door eigengereidheid of gebondenheden.
Doch uit het herkennen en kennen van De Christus wordt alles nieuw! Ook de Emmaüsgangers komen tot de ontdekking wie Jezus is! Hoe? Door omgang met Hem. Ze nodigen Jezus uit om met hen het avondmaal te nuttigen. Zó dient het ook met ons te worden. Kennis niet alleen halen uit veel boeken, ook niet alleen en uitsluitend uit de Bijbel, maar bovenal: kennis door omgang en gemeenschap met Hem. Mijn geest verbonden in eenheid met Gods heilige Geest. Zoals een lied uit Glorieklokken het zo prachtig verwoordt: “
‘k Wandel thans in het licht, nauw met Hem verbonden.
Leef ik stil, naar Zijn wil, vrij van ’t juk der zonden.
O, mijn hart, zing dít lied vol van liefde en glorie!”
Door déze kennis van Christus ontspruit er dan een Goddelijke kracht, die ook ons zal overschaduwen en zwanger maken, teneinde alles vernieuwend Zoonschap Gods voort te brengen, zodat God ook nu, door ons heen, opnieuw buitengewone krachten kan gaan doen. “Dit alles, om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding”, zegt Paulus in Filippenzen 3 vers 10; Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 03:10 en in Filip. 04:13) voegt hij er triomfantelijk aan toe: “Ik vermag alle dingen, in Hem die mij kracht geeft, ja, ik vermag alle dingen in Hem”.
Wat houdt kennis van God in?
Wat houdt die kennis nu in? Dat we in denken en doen door God beheerst, gecorrigeerd, geleid en gestuurd worden. Kennis van God houdt ook in: leven met, in en door God en in alles Hem te vrezen. Dit niet in de betekenis van angst hebben, maar veel meer, met diep ontzag aan Hem, vol zijn van Hem. Vol vertrouwen Hem liefhebben, geloven, gehoorzamen en dienen.
Het betekent ook: kennis verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid 2 Petrus 2 vers 21 (2 Petr. 02:21). Deze kennis is een genadegave van God 1 Korinthe 1 vers 5 (1 Kor. 01:05) en van Gods Geest 1 Korinthe 12 vers 8 (1 Kor. 12:08). Met dient er in op te wassen, zegt 2 Petrus 3 vers 18 (2 Petr. 03:18), en dit alles met als doelstelling: “dat onze gemeenschap in het geloof zich werkzaam tone in een grondig kennen van al het goede, dat in ons naar Christus uitgaat en “dat onze liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden waarop het aankomt. Dan zullen wij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht der gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer van God”.
We zien dus duidelijk dat deze kennis gericht is op de praktijk en het betekent dan ook dat deze tevens inzicht verschaft in het geheimenis Gods, namelijk Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn. Als ze verborgen zijn, dan wil dit zeggen dat ze wel degelijk aanwezig zijn, en dat wie er naar op zoek gaan, die schatten ook zullen vinden. Laten we daarom zoals Paulus zegt in Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 4 (Kol. 03:01-04), “indien wij van Christus zijn, de dingen zoeken die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want wij zijn gestorven en ons leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zullen ook wij met Hem verschijnen in heerlijkheid”. De Hebreeënschrijver voegt er in Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) aan toe: “Wie tot God komt moet geloven dat Hij bestaat, en een beloner is, voor wie Hem ernstig zoeken”.
Geen aardse kennis
Opgemerkt dient te worden dat de kennis, waarvan sprake is in de aangehaalde tekstgedeelten, niets te maken heeft met aardse kennis. Deze is immers onvolkomen 1 Korinthe 13 vers 9 (1 Kor. 13:09).
Naar de maat van mijn omgaan met Christus zal ook de maat zijn van vermeerdering van mijn kennis en inzichten. En naar de maat van wijsheid waarmee ik de opgedane kennis en inzichten aangaand het Koninkrijk Gods van toepassing breng in eigen leven, naar die mate zal de Christus dan ook door mij heen openbaar komen, want ik ga dan ook meer en meer op Hem gelijken. Dit is immers de wil en het verlangen van God, onze Schepper.
Weten alleen dat Christus mét ons is, is niet voldoende, we dienen het ook waar te nemen. Christus zien, betekent zoveel meer! Het houdt ook in met Goddelijke kracht begiftigd zijn en dan ervaren dat Christus niet alleen met ons is, maar ook in ons, door verbondenheid van onze geest met en in de heilige Geest van God.
De Geest van wijsheid en openbaring Gods is nodig om Hem recht te kennen. Lees maar eens wat Paulus schrijft in Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10).
“Met kracht bekrachtigd!” Wat een uitspraak! Je ontvangt kracht en deze wordt dan nogmaals bekrachtigd. (Denk bijvoorbeeld aan een raketlancering). Wat een majesteit en Goddelijke heerlijkheid! Vers 3 heeft het over het feit dat “Zijn Goddelijke kracht ons immers, met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, heeft begiftigd, dóór de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en macht. Door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst”.
Déze kennis maakt toch niet opgeblazen?! Neen, uitgesloten, want met of zonder deze kennis van Jezus, de Christus, staat of valt ons geloofsleven tot een volmaakt, volwassen Zoonsleven Gods.
Zó staat of valt ook het geloofsleven van de gemeente. Misschien niet zozeer in het zichtbare, maar dan toch in het Koninkrijk van God. Dáár is immers onze plaats. Zijn we dáár van waarde? Voor God alleszins, maar we dienen dit vertrouwen wel waar te maken!
Vele gemeenten zoeken jammer genoeg van waarde te zijn in de natuurlijke wereld. Ze doen er dan ook alles voor, bijvoorbeeld hulp aan onderontwikkelde gebieden. Niet dat daar iets op tegen is, integendeel, maar als het ten koste gaat van het geestelijk groeiproces naar de maat van de wasdom der volheid in Christus, gaat het misschien om gezien en erkend te worden. Dan heb ik daar wel mijn bedenkingen over. Vraag is en blijft, wat bij God van waarde is!
Deze vragen zijn ook op ons van toepassing. Heeft wat wij doen waarde voor God? Onze plaats in het Koninkrijk van God dient door ons niet alleen ingenomen te worden, maar vooral ook gehandhaafd. Dáár immers wordt de waarde bepaald wat in en uit liefde voor Christus gedaan werd! En dat houdt zijn waarde en zal nimmer vergaan, maar blijvend bestaan!
Kennis van Christus, zegt Paulus, gaat alles te boven. En heeft hij niet het recht van spreken hierover? Ja toch? Lees maar wat hij daarover schrijft in Filippenzen 3 vers 7 tot en met 11 (Filip. 03:07-11). Paulus durft zelfs zover te gaan, dat hij de conclusie niet alleen voor zichzelf maakt, maar ook ten aanzien van allen, dat hij deze kennis van Christus gelijkstelt met volmaaktheid! In vers 15 zegt hij: “Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn”.
Welke kennis maakt opgeblazen?
We willen nu de vraag onder ogen zien welke kennis Paulus bedoelt als hij het in 1 Korinthe 8 vers 1 (1 Kor. 08:01) heeft over de kennis die opgeblazen maakt. Waarom zegt hij dit? Omdat in hun brieven aan Paulus de Korinthiërs nogal hoog opgaven van hun kennis aangaande de afgoden en het eten van offervlees. Ze gingen er prat op om wél offervlees te durven eten. Degenen die nog bezwaar maakten werden geminacht, ja zelfs veracht. Paulus begint dan ironisch met te zeggen: “Wij weten dat wij allen kennis bezitten”. Maar déze kennis, hun kennis, maakte opgeblazen, omdat ze volkomen natuurlijk en daarom aardsgezind was.
En niet alleen dat, maar ok in hun denken, uitspraken en levenshouding en praktijken, had deze aardsgerichte kennis de belangrijkste plaats ingenomen. Het gaat hier over spijswetten, dus over eten en drinken. De christenen uit de heidenen hielden geen rekening met hun Joodse broeders, de zwakken in het geloof, die wél nog vasthielden aan de Joodse wetten.
Zij misten dus op dit punt de liefde, de ander werd door deze houding namelijk niet gesticht. Indien die zogenaamde sterken in het geloof, kennis van het evangelie van het Koninkrijk van God hadden, dan zouden ze wel degelijk rekening met de zwakken hebben gehouden.
Paulus is hierin dan ook kordaat door te stellen: “Door zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten te kwetsen, zondigt gij tegen Christus. Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven” 1 Korinthe 8 vers 12 en 13 (1 Kor. 08:12-13). Zien we hoe Paulus zijn leven erop afstelde om Christus beter te leren kennen, door van daaruit voor de ander geen aanstoot of sta in de weg te zijn?
Wat ons kan schaden
Wat schaadt ons nog, dat wij Christus Jezus nog niet ten volle kennen? Is het de leer waarin we zijn grootgebracht? Is het de invloed van mensen of situaties waarin we zijn terecht gekomen? Hebben we ergens toch niet gebroken met het verleden? Is er mogelijk toch iets blijven hangen van machten van het voorgeslacht? Jezus zegt: “Laat los en gij zult losgelaten worden!” Lucas 6 vers 37 (Luc. 06:37).
We hebben gezien dat Paulus, vanuit de kennis van Christus en mede door de opstandingskracht van Christus en de gemeenschap aan Zijn lijden, komt tot de opstanding der doden, dat wil zeggen: tussen al het geestelijk dode dat hem omringde, op kon staan en geestelijk verder kon groeien naar het zoonschap Gods.
Zijn wij bereid, alles wat ons schade berokkend, los te laten, om de kennis van Christus te winnen? En volkomen naar Zijn en Vaders wil te leven? Volkomen van Hem afhankelijk zijn! Dát is leven en kracht ontvangen!
Als je een graankorrel opensnijdt, dan zie je geen kracht. Maar steek je die graankorrel in de aarde, al is die dan duizenden jaren oud (zoals uit opgravingen in Egypte is gebleken), dan nog gaat die graankorrel groeien en vrucht dragen, want het leven Gods zit erin, en wat God erin gelegd heeft, komt er ook uit; wonderlijk, maar waar!
Dit nu is de kracht Gods, het leven Gods! Het gevolg van toegepaste kennis van God, is dan ook kracht Gods ontvangen, en het gevolg vanuit dié kracht Gods te leven en daden te stellen hiermee in overeenstemming, biedt ons geestelijk leven, overvloed en ware, echte Godsvrucht. Halleluja!
En Godsvrucht heeft te maken met vrucht dragen. Dat God dus in ons en door ons heen vrucht kan plukken waaraan Hij zich kan verzadigen.
Godsvrucht is van en in Hem te vinden. Wij nemen het in ons op, verzadigen ons ermee, verwerken het in onze innerlijke mens, leven ernaar, brengen vrucht voort naar hetzelfde beeld en gelijkenis wat we erin hebben gestopt. En op die wijze keert deze Godsvrucht dan terug tot Hem.
Begrijpen we nu waarom 2 Petrus een vers 4 (2 Petr. 01:04) zegt dat wij “door deze met kostbare en grote beloften begiftigd zijn, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de Goddelijke natuur”?
Gods beloften
Door de kennis van God en Jezus Christus, gaan wij steeds méér de beloften ontdekken voor iedereen. God houdt er geen lievelingetjes op na. Beloften zijn er ten behoeve van ons.
Voorwaarden: “Want hoeveel beloften Gods er ook zijn, in Hem is het Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot éér van God door ons”.
God zegt dus ja op Zijn beloften en wij zeggen amen. We houden dit dus ook voor wáár. Het zij zó, en het is zoals Hij belooft, dan zijn Gods beloften ook voor ons. Prijs God! Mede door Jezus Christus zijn wij met grote beloften begiftigd! Wat een genade!
Welke beloften zijn dan in Jezus Christus ‘Ja en Amen’?
Ten eerste de belofte van de Vader, namelijk de doop in of met de Heilige Geest. Buiten de zalving en leiding van Gods Geest is er geen waar kennen van Christus en het evangelie van het Koninkrijk Gods. Geen ware kennis ook van God. Dat kennen van God was in het Oude Verbond ook niet uit te spreken en ook met het menselijke verstand nog niet te vatten. Johannes werd opgetrokken tot in de derde hemel, tot voor de troon van God. De discipelen waren pas in staat om al de kennis en inzichten die zij van Jezus hadden ontvangen, in alle wijsheid te begrijpen en om te zetten, nadat ze gedoopt en vervuld werden in heilige Geest. Jezus werd ook gedoopt en vervuld in de Geest van Zijn Vader, de heilige Geest. En wij? De discipelen gaan uit en het resultaat is 3000 bekeringen.
Ten tweede de belofte van deelhebben aan de goddelijke natuur. Het komen tot de volle kennis van Jezus Christus, en deze toegepast, dragen er toe bij, ons deelachtig te maken aan de Goddelijke natuur. Wij zijn uit genade van Zijn geslacht, koningen en priesters, een heilige natie, een volk Hem tegen eigendom, zegt 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).
En nu de keerzijde van de medaille. Naarmate de beloften Gods in ons leven ontbreken, hebben wij ook geen deel aan de Goddelijke natuur! Dat is wat! Dit wil natuurlijk geenszins zeggen dat iemand geen kind van God is als hij of zij niet in Gods Geest gedoopt is. Het wil echter wel zeggen dat je zonder heilige Geestesdoop je bestemming, je doel dat God met je voor heeft moet missen, namelijk “opwassen in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus” 2 Petrus 3 vers 18 (2 Petr. 03:18) of zoals Paulus het zo treffend verwoordt: “… dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zó wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht” Kolossenzen 1 vers 9 tot en met 11 (Kol. 01:09-11). Wát een evangelie!
Prijst God, broeders en zusters, want via de weg van kennis van God en van Jezus Christus, wordt ons de toegang verleend, niet met de hakken over de sloot, maar zoals het er terecht staat in vers 11: “Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toegang van het Eeuwige Koninkrijk van ons Heer en Heiland, Jezus Christus”.
Werkelijke eenheid
Kennis dus door omgang, gemeenschap en eenwording. Mijn menselijke geest verbonden in éénheid met Gods Geest. Hem leren kennen zoals een man en een vrouw elkaar leren kennen en begrijpen. Zo één, dat ze elkaars diepste innerlijke leven leren verstaan. Op die wijze één zijn met Jezus en met God. Dat is een geheel andere eenheid dan waar de oecumenische beweging het over heeft en waartoe vele kerken, groeperingen en gemeenten oproepen. Het gaat er bij God immers om, dat ál Gods beloften en Christus Jezus uitgewerkt, ook in ons hun uitwerking vinden in een alles omvattend “Ja en Amen tot eer van God de Vader”.
Door deze beloften deelhebben aan de Goddelijke natuur is: Volmaaktheid of volkomenheid. “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is”, zei Jezus aan het einde van Zijn zaligsprekingen Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48). Door het geloof én het kennen van Hem, krijgt dat gestalte in ons. De gestalte van het volle zoonschap Gods, resulterend in wat Paulus verwoordt met: “de verlossing van ons lichaam” Romeinen 8 vers 23 (Rom. 08:23).
Onmogelijk? Neen, maar gelukkig mogelijk! Prijst God! Daartoe is nodig de gezindheid en bereidheid van Maria bij de opdracht een Zoon te gaan ontvangen en te gaan baren. Zo ook bij ons. Willen we Jezus De Christus terug in de openbaarheid brengen, dan zal dit pas gebeuren als gevolg van onze bereidheid daartoe. “Zie de dienstmaagd-dienstknecht, mij geschiede naar Uw Woord!”
Déze kennis maakt dus geenszins opgeblazen, maar haalt weer zonen Gods -eerstelingen- tevoorschijn, naar het voorbeeld dat de Eerste en Oudste ons stelde. In Hem zijn wij gezegend! Halleluja!
Stappen voorbij het kruis Deel 13 – Levend gemaakt met Christus door Wim te Dorsthorst
De apostel schrijft in Efeze 2 vers 5 tot en met 7 (Ef. 02:05-07): “God heeft ons intens lief gehad en ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, (door genade zijt gij behouden), en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom Zijner genade te tonen naar Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus”.
Het is deze grote en heerlijke genade waar we in deze artikelenserie mee bezig zijn, maar ook om te zien hoe iemand daar naar Gods woord deel aan kan krijgen.
De rijkdom van Gods genade
De apostel spreekt van: “De overweldigende rijkdom van Zijn genade naar Gods goedertierenheid”.
Er wordt nog al eens neerbuigend over Paulus gesproken en geschreven, maar wat was deze Godsman gegrepen door, en vervuld van een intense dankbaarheid, voor wat God de mens in genade aanbiedt. Hij schrijft er nog bij dat de komende eeuwen nodig zullen zijn om aan ons, in Christus Jezus, de overweldigende rijkdom van deze genade te laten zien en te beleven. Dat klinkt ook door in al z’n brieven, met het verlangen dat Gods volk het zal gaan begrijpen en er naar zal gaan leven.
Daar gaat het ook om in deze artikelen serie. Niet een dorre theoretische beschouwing, maar een poging om iets van die overweldigende rijkdom van Gods genade dichter bij het hart van de lezer te brengen om er meer en meer uit te kunnen gaan leven.
Maar ook om te beseffen hoe goddelijk groot de werkelijkheid van de nieuwe schepping in Christus Jezus is en wat God en Jezus daar voor over hebben gehad.
Het is de grootste openbaring van de liefde van God en de Heer Jezus voor de in zonde gevallen mensheid.
Immers: In Zijn kruisdood is onze kruisdood, in Zijn begrafenis is onze begrafenis, in Zijn opstanding is onze opstanding, in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid is onze heiligheid en rechtvaardigheid, in Zijn verheerlijking is onze verheerlijking.
Mede levend gemaakt met Christus, mede opgewekt met Hem en mede een plaats gekregen in de hemelse gewesten, in Christus Jezus. Halleluja!
Alles wil God de mens in Hem en met Hem in genade schenken. Dit gaat alle bevattingsvermogen te boven!!
En deze overweldigende genade valt aan iedereen ten deel die in gehoorzaamheid de door God gewezen weg wil gaan.
Alles onder de vloek
In het vorige artikel hebben we stil gestaan bij de verschrikkelijke gevolgen van de zonden voor mens en schepping. Hoe alles verontreinigd is door alle zonden en ongerechtigheden, die we in deze tijd in steeds heviger mate horen en zien via de media.
God had Adam (en de uit hem voortkomende mensheid) de opdracht gegeven (dienend) te heersen over al het geschapene Genesis 1 vers 26 tot en met 28 (Gen. 01:26-28). Door de zonde van Adam en Eva is alles onder de vloek gekomen Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17). Door de mensheid heen kreeg de satan macht over het geschapene. Als de door God aangestelde koning heeft Adam het a.h.w. aan de satan overgegeven door hem te gehoorzamen.
Deze zegt ook vol trots tegen de Heer Jezus bij de verzoeking in de woestijn: “Al deze macht en heerlijkheid zal ik U geven, want ze zijn mij overgegeven” Lucas 4 vers 6 (Luc. 04:06).
Niet alleen de mens moest weer met God verzoend worden, maar ook de aarde en al het geschapene, alles was onder de vloek en was vijandschap geworden met God.
Daarom zegt Kolossenzen 1 vers 19 en 20 (Kol. 01:19-20): “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Jezus Christus woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed van Zijn kruisdood, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is”.
Hier kun je ook weer met recht zeggen: “En alles is uit God”, en wat was Hij er bij betrokken! Het was Zijn Eigen Zoon die de straf van alle mensen onderging
2 Korinthe 5 vers 19 (2 Kor. 05:19).
Als er staat ‘alle dingen’, dan betekent dat de ganse ‘kosmos’, al het geschapene, hetzij wat op de aarde hetzij wat in de hemelen is. Alleen de Heer Jezus kon al het geschapene als Middelaar vertegenwoordigen. Alles wat in Hem en door Hem en tot Hem geschapen is, is met Hem in de dood gebracht. Hij was de enige die dit in de schepping tot stand kon brengen. Geprezen is Zijn Naam!
Dit is het absolute en enige fundament voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid zal wonen en waar alle eerste dingen voorbij zijn gegaan. Een gereinigde hemel en een gereinigde aarde door het bloed van het kruis.
Vergelding en reiniging
Het offerdier stierf tot vergelding in plaats van de zondaar en het bloed werd aan de voet van het altaar uitgegoten tot reiniging van de aarde voor de bedreven zonden.
Zo heeft de dood van de Heer Jezus ook vergelding, en Zijn bloed wat op de aarde werd uitgestort reiniging, teweeg gebracht van ‘alle dingen’.
Hij is voor alles wat onder de vloek was gekomen tot een vloek geworden en heeft zo de schepping vrijgekocht en gereinigd. Hij bewerkte vrede en verzoening met God van al het geschapene.
De Hebreeën schrijver zegt: “En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” Hebreeën 9 vers 22 (Heb. 09:22).
Wilde God dan niet vergeven? Ja zeker wel, dat ligt immers in Zijn wezen besloten, maar daarmee was de zonde niet weg. Er moet een vergelding plaats vinden en een diepe reiniging, die alleen maar met de dood van de schuldige, met zijn bloed dus, uitgewist kan worden. God zegt: “De ziel die zondigt, die zal sterven” Ezechiël 18 vers 4b (Ez. 18:04b). (Zie ook het vorige artikel).
En dat heeft God zelf, in Zijn Zoon Jezus Christus als Middelaar, voor de schepping bewerkt.
“Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen” Jesaja 53 vers 5 en 6 (Jes. 53:05-06).
De Heer Jezus hing daar werkelijk als een misdadiger in onze plaats aan het kruis en in Zijn kapot geslagen lichaam droeg Hij alle zonden en ongerechtigheden van mens en schepping. Hij heeft op het kruis alle gerechtigheid Gods vervuld, wat wil zeggen dat er recht gedaan is overeenkomstig Gods wil. “Één is voor allen gestorven, dus zijn ze allen gestorven” 2 Korinthe 5 vers 15 (2 Kor. 05:15).
Geen zondeslaaf meer
En als we nu terug keren naar Romeinen zes dan zien we dat God vraagt dat de mens die van Hem wil zijn, die Hem wil dienen, ook zijn oude leven in de dood zal brengen.
Hij/zij hoeft echter niet zelf te sterven, maar in de doop die God van de mens vraagt, wordt hij/zij deelgenoot van de kruisdood van de Heer Jezus en is het oude bestaan in de zonde voor eeuwig in de dood gebracht.
Zo heeft God dat in Zijn wonderlijke liefde en genade bepaald. Niet om de mens een last op te leggen, maar om hem te bevrijden!
En als een mens in gehoorzaamheid de gerechtigheid Gods vervult, heeft dat geweldige gevolgen waardoor hij/zij dan voor God kan leven.
De apostel schrijft in Romeinen 6 vers 6 en 7 (Rom. 06:06-07): “Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde”.
‘opdat’ zegt de apostel, ‘met het doel dat’: “aan het lichaam der zonde zijn kracht ontnomen zou worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn, want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde”.
Andere vertalingen spreken van: “Opdat ons zondige lichaam ’te niet’ gedaan zou worden”.
De Willibr. Vert. heeft: “Daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat we niet langer aan de zonde dienstbaar zijn”. Er is dus werkelijk iets geweldigs gebeurd!
Geen leeg ritueel
Ik heb eerder wel eens gezegd (Art.. 6), bij het bestuderen van Romeinen 6 moet je, liefst jezelf, als dopeling in het water zien staan. Jezelf onder zien gaan en vervolgens weer uit het water zien opstijgen, en geloven dat alles wat de apostel schrijft over de doop waar is en op dat moment geestelijke werkelijkheid wordt in de geestelijke en de natuurlijke wereld, met onomkeerbare gevolgen voor het hele bestaan, voor nu en tot in eeuwigheid.
Want de doop is geen leeg ritueel!
Aan ‘het lichaam der zonde’ of ‘het lichaam dezes doods’ of ‘het lichaam des vlezes’, is werkelijk de kracht ontnomen om te moeten zondigen.
Je bent niet langer een slaaf van de zonde of dienstbaar aan de zonde. ‘De oude mens’, wat synoniem is met het lichaam der zonde, met z’n vleselijke hartstochten en begeerten is werkelijk gekruisigd, bestaat niet meer, anders zou het offer van de Heer Jezus voor niets zijn geweest!
En evenals de Heer Jezus is opgewekt door de majesteit van de Vader, zo ook wij met Hem om in nieuwheid van leven te leven.
Uiterlijk zichtbaar of organisch verandert er niets, maar het lichaam der zonde wordt getransformeerd tot een lichaam wat nu de tempel van de heilige Geest is 1 Korinthe 6 vers 19 (1 Kor. 60:19). Nog wel een aarden vat, zegt de apostel, maar geen lichaam der zonde meer. Dit lichaam wat eerst dienstbaar was aan de zonde en de dood, dient nu God te verheerlijken in goede werken
1 Korinthe 6 vers 20 (1 Kor. 06:20).
In Christus is werkelijk totale bevrijding van die erbarmelijke toestand waarin de mens een slaaf van de zonde was. De toestand waarin de apostel uitriep: “Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods”?
Maar dan ook het vreugdevolle antwoord: “Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here”! Romeinen 7 vers 24 en 25 (Rom. 07:24-25).
En hier in Romeinen 6 schildert de apostel ons voor ogen hoe dat tot stand komt in een mensenleven in de waterdoop.
Aan dat lichaam der zonde is het vonnis voltrokken op het kruis.
Dat had geen recht meer van bestaan, want dat maakte de mens krachteloos en vormde als het ware een muur tussen God en mens.
Het voorhangsel
Deze scheiding werd in de tempel uitgebeeld met het voorhangsel, wat een ondoordringbaar dik gordijn was. Vandaar dat we lezen in Hebreeën 10 vers 19 tot en met 22 (Heb. 10:19-22): “Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, Zijn vlees, en wij een grote priester over het huis Gods hebben, laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water”.
Er staat: “… de levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, Zijn vlees, …” Wij hebben duidelijk gezien dat Zijn vlees, Zijn lichaam waarmee Hij op aarde was, een lichaam was zoals wij hebben, het lichaam der zonde Romeinen 8 vers 3 zie ook de afl. 6 t/m 9 (Rom. 08:03).
Het voorhangsel in de tempel beelde dus het vleselijke bestaan van de mens uit, het lichaam der zonde.
In Zijn lichaam is ons lichaam gevonnist en aan het kruis te niet gedaan.
Toen de Heer stierf, scheurde dat voorhangsel van boven naar beneden Matteüs 27 vers 51 (Matt. 27:51), als bewijs dat door Gods handelen in Zijn Zoon de scheiding opgeheven was en de mens weer met God verzoend was.
De ware besnijdenis
De scheiding tussen God en mens wordt ook vergeleken met de voorhuid. Vandaar dat de Israëlieten besneden moesten worden, wilden ze bij het volk van God horen. Die besnijdenis moest geheel naar Gods woord uitgevoerd worden, maar was slechts een afbeelding van een andere besnijdenis, nl. de besnijdenis van het hart. Daarvan schrijft de apostel in Kolossenzen 2 vers 11 tot en met 13 (Kol. 02:11-13): “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem”.
Ook hier verdwijnt deze scheiding tussen God en mens door het afleggen van ‘Het lichaam des vlezes’, bij het met Hem begraven worden in de waterdoop.
Ook nu kan iemand alleen maar bij het volk van God horen als deze besnijdenis dus heeft plaats gevonden in de doop!
De profeet Jesaja zegt: “Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met uw pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad. Want geen onbesnedene of onreine zal meer in u komen” Jesaja 52 vers 1 (Jes. 52:01).
Een duidelijk profetisch woord voor de gemeente van Jezus Christus.
Het nieuwe leven
In Titus 3 vers 5 tot en met 7 (Titus 03:05-07) noemt Paulus de waterdoop: “Het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens”.
Toen de Heer Jezus door Johannes gedoopt was, opende de hemelen zich en sprak de Vader: “Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17).
Zo zal de Vader ook nu spreken als iemand de gerechtigheid Gods vervuld in de waterdoop: Je bent nu een zoon van Mij, geboren uit onvergankelijk zaad, door Mijn levende en blijvende Woord. Je bent nu ingeschreven als een burger van het Koninkrijk Gods in het boek des levens van het Lam, met een nieuwe naam.
Je bent nu een wedergeborene, een nieuw mens, die naar Mijn wil geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid, 1 Petrus 1 vers 23; Filippenzen 3 vers 20; Openbaring 13 vers 8; Efeze 4 vers 24 (1 Petr. 1:23; Filip. 3:20; Openb. 13:8; Ef. 4:24).
Als de mens gehoorzaam is aan God, opent zich een hele nieuwe belevingswereld met ongekende perspectieven.
Liefde, kennis en (mede)lijden door Duurt Sikkens
De bekende Engelse filosoof Bertrand Russell opent zijn biografie met de zin: “Drie enkele maar bovenmenselijke hartstochten hebben mijn leven beheerst: het verlangen naar liefde, het zoeken naar kennis en een ondraaglijk medelijden met het menselijk lijden”.
Wat een ontroerend en diep menselijk uitgangspunt. Zijn hele leven en werken is door deze drie principes ondersteund geweest. Ze vormden de grondslag en het ware te wensen dat alle mensen deze beginselen de hunne konden noemen.
Het frappante is dat, wanneer je deze drie dingen belicht met de ogen van iemand die God heeft leren kennen, ze herkenbaar zijn. Want toen ik deze zin las kwam ik met een blijde schok tot de conclusie: dit klopt! Weliswaar ben ik dan zo vrij om deze mooie gedachten over ter planten in het daglicht van het Koninkrijk van God, waar Jezus het altijd over had.
Het verlangen naar liefde
Dat zit van nature in ieder mens, het intense verlangen bemind te worden, iemands geliefde te zijn. Een zoon van David zegt ergens: “God heeft de eeuw in hun (de mensenkinderen) hart gelegd” Prediker 3 vers 11 (Pred. 03:11). Een betere vertaling van ‘eeuw’ is: ‘de eeuwigheidsbehoefte’. En dan denk ik nog niet zozeer aan een onbeperkte tijd, maar aan het eeuwigdurende leven, met de nadruk op léven. Zonder een relatie is leven onmogelijk, de mens kan niet zonder de ander, blijft vruchteloos. Hoe zou iemand op een andere wijze tot zijn recht kunnen komen? Leven is samenleven.
Wanneer nu dit verlangen, deze levensbehoefte van nature in de geest van de mens is gelegen, dan is er eigenlijk maar één die dit verlangen kan beantwoorden: God is liefde. Deze liefde is niet een van zijn vele eigenschappen, nee, Hij is een en al liefde, en alle andere eigenschappen zijn daarvan aspecten, als de facetten van een diamant.
Deze liefde gaat uit naar de mens en Hij hunkert naar de beantwoording daarvan. Hij heeft ons eerst lief, ons Zijn diepste verlangen naar samenzijn verklaard in Jezus, de Christus, en deze Jezus is zelfs door de Vader afgestaan om de verbinding tussen Hem en mensen weer tot stand te brengen.
Deze Jezus heeft ons met zijn kostbare leven uit liefde, dezelfde liefde, losgekocht, vrijgekocht van de wetteloze gijzelnemer, de duivel, zodat wij weer bij God terecht kunnen. Jezus, de vleesgeworden liefde van God.
Zijn liefde maakte scheiding tussen verbond en verdeeldheid, tussen licht en duisternis, tussen dood en leven. Wat hij ook deed, of hij nou gelijkenissen vertelde, een gesprek aanging, boze geesten wegstuurde, zieken genas, gehoorzaamheid leerde, zich liet uitschelden, leed of zelfs zich liet vermoorden, zijn grote kracht op de zwakste momenten was de liefde waarmee de Vader hem liefhad en waarmee beiden ons liefhebben. Gods kracht (dit is Zijn liefde) komt in onze afhankelijkheid tot zijn recht, in de zwakke mens.
Ik schrijf dit nou maar zo op, maar het raakt me diep wanneer ik me dit allemaal realiseer. Dit licht, deze liefde is zo oneindig als de kosmos. Dat is onvoorstelbaar. Hou het maar voor beantwoordt en geniet ervan. Ik denk dat je dan Zijn liefde beantwoordt. Zó veel gelovigen denken nog dat aan deze liefde voorwaarden zijn verbonden, of dat er uit dankbaarheid een soort tegenprestatie moet worden geleverd. Je zal zo’n huwelijk op aarde hebben…
Mensenkinderen die zó worden bemind zijn ingelukkig. Hun ‘kracht’ is: wéten een geliefde te zijn, of ze nou ziek of gezond zijn, verdrietig en bang of vrolijk. God heeft je wezenlijk lief. Wat moet God gelukkig zijn wanneer Hij zijn zoon ziet met diens metgezellin, zijn vrouw.
Het zoeken naar kennis
Uiteraard kun je onder het woord ‘kennis’ alle wetenschappen samenbundelen, echter, en nou zeg ik het wat kort-door-de-bocht: Ik heb mijn vrouw en kinderen niet leren kennen door het bestuderen van meters boeken of met het doen van allerlei proeven, maar door met haar en onze kinderen om te gaan. Wat zeg ik? Ik heb mijzelf daardoor ook leren kennen.
Die verborgen omgang in de Geest doet ons meer en meer de Vader kennen. Kennen is bekennen, is liefhebben, en daarin is een van de mooiste dingen dat je gekend bént. Iemand heeft weet van je, kent je diepste motieven, je sterkste verlangen. Jezus heeft de mens het Vaderhart doen kennen in de religieuze chaos van zijn tijd en de onzienlijke wereld geopend met als eerste doel het aangezicht van God kenbaar maken. Hij bleek zo anders te zijn dan ‘men’ dacht. Wat dat betreft verschilt onze tijd niet van de zijne.
En zitten de dingen tegen, soms bij het wanhopige af en weet je niet waar je het zoeken moet, dan is er altijd één die jou zoekt en niet van jouw zijde wijkt. Eén die jou echt kent en zich kenbaar heeft gemaakt opdat je beseft dat Vader zélf jou liefheeft. Dat is een troostrijke gedachte, een vertrouwelijke werkelijkheid waardoor jij leert kennen zoals je zelf gekend bent. En dat is nog eens ‘zien’, twee geliefden die elkaar zien, elkaar aankijken, van aangezicht tot aangezicht.
Veel mensen zijn niet gewend bemind te worden, hebben geen weet van de tedere liefde van de Vader en Zijn zoon. Ze verliezen zich in ‘geven’, want je moet(!) toch je naaste liefhebben… en ze lijden grote schade aan hun ziel. Ik ben daar zelf een voorbeeld van geweest. (Wat kun je toch denkfouten maken). Achter deze uitspraak van Jezus, die hij van zijn Vader wist, staat: “… als uzelf”. Dat laatste werd vaak uitgelegd als een verkapte vorm van egoïsme. Van een rabbi las ik de uitspraak: “Heb je naaste lief, hij is als u zelf”. Dat is al heel wat barmhartiger omdat het ook wijst op de medemens in je. Nog mooier vind ik de volgende uitspraak: “Heb je naaste lief zoals je zelf wordt bemind” (door de Vader). Je kunt pas werkelijk liefhebben wanneer je weet een geliefde te zijn. Dan zie je je naaste zoals die werkelijk is en de naaste jou. Deze kennismaking, dat vind ik nog eens “zoeken naar kennis”.
Ondraaglijk medelijden met het menselijk lijden
Je wordt met heel veel lijden geconfronteerd. Een axioma in verband hiermee is het volgende: Alle lijden wordt veroorzaakt door de duivel en zijn engelen. Hij is de vader van het lijden, het geweld, de onderdrukking, de dood. Zijn lijfspreuk is: “Verdeel en heers”. Hij wil alles wat van oorsprong bij elkaar hoort, uit elkaar trekken en wat niet bij elkaar hoort wil hij samenbinden. Hij maakt tevens scheiding tussen wie bij elkaar horen, bijvoorbeeld God en mens, mens en medemens. ’t Is maar goed dat God vijandschap heeft gezet tussen ‘verbinding’ en ‘verdeling’. Het verdraagt elkaar niet.
De hele schepping, de onzichtbare en de zichtbare, lijdt onder het dodelijke schrikbewind van deze tiran, de tegenstander van de Barmhartige. Over de verantwoordelijkheid van de mens hierin valt ook veel te zeggen en kort gezegd komt het hierop neer dat het aan de mens zelf is te beslissen in wiens dienst hij wil staan, met andere woorden: kies je voor genade of ongenade.
Nu gebruikt Russell het woord ‘ondraaglijk’. Hij is tot de slotsom gekomen dat de ene mens het lijden van de andere wel enigszins kan verlichten en hier en daar kan verhelpen, zowel lichamelijk als geestelijk, maar merkt dan toch dat zijn medelijden, dat niet toereikend is, voor hem ondraaglijk is. Hij kan het niet hebben dat anderen zo moeten lijden. Het lijden is zwaarder dan de kracht van zijn mededogen. Soms moet zijn hart zich wel eens hebben omgedraaid in zijn lijf bij het zien wat mensen elkaar kunnen aandoen. Je kan je erdoor laten benauwen en laten lamleggen.
Jezus en het lijden
En dan… treedt er een zekere Jezus (uit Nazareth, Palestina) op. Een mens, een zó volkomen mens in wie het erbarmen en het mededogen van God zó duidelijk gestalte heeft gekregen, dat degenen die hem ‘volgen’ (begrijpen) hebben gezien en erkend dat hij de zoon van de werkelijke God was: de door Hem bedachte en bedoelde mens, Zijn gelijkenis. Jezus was zo meegaand met zijn Vader, hij kon Hem zo goed ‘volgen’ dat die hem kon vormen naar Zijn aard: Licht en liefde.
Petrus, de man die als eerste werd gegeven dat Jezus de beloofde Christus was en die hem later zag in zijn ware gedaante op de ‘berg der verheerlijking’, vertelt op de eerste geestelijke Pinksterdag dat God hem (dit is Jezus) “zowel tot Heer als tot Christus gemáákt heeft”.
Dat is dus een proces en omdat de duivel dat opvoedingsproces alleen maar wil dwarsbomen, komt er veel lijden aan te pas. En toch heeft Jezus, onze voorganger, desondanks de gehoorzaamheid geleerd, omdat zijn liefde voor de Vader en voor de mens hem deze moeiten deed doorstaan. Zo werd hij de trooster, de broer naast de medemens, de naaste.
Hij ging nog verder. Omdat God vele mensen graag naar Zijn beeld wil vormen, opvoeden, heeft Jezus alle ellende, alle zonden, alle zwakheden en trauma’s op zijn schouders genomen, is tot zonde gemaakt, vervloekt geweest en gedood. De liefde die hieruit spreekt kun je niet beschrijven, want hij heeft de zijnen, waaronder ook jij, liefgehad tot het uiterste. Wat een gift, trouwens, ook van zijn Vader om zijn zoon op te offeren terwille van een lijdende mensheid.
En omdat Jezus dát lijden heeft gedragen, hoeven wij dát lijden niet op onze nek te nemen. Daaronder zou je bezwijken omdat dat ondraaglijk is en tevens een miskenning van wat Jezus op zich heeft genomen.
Het lijden van een christen is een lijden om Christus’ wil. Dat is anders. Dat is de druk die op ons wordt uitgeoefend opdat wij het opvoedingsproces maar loslaten zullen. Maar daar wil nog eens uitgebreider op ingaan. Wel staat vast, wie Jezus volgt in het liefhebben ook deel krijgt aan het lijden van de christus in ons.
Ik eindig met een herhaling van wat er in het begin staat, denkend aan Jezus, aan ons, en dientengevolge ietwat gewijzigd: ” Drie elementaire, Goddelijke compassie hebben mijn leven beheerst: Het verlangen naar Gods liefde, het zoeken naar Hem en naar wie Hij verloren was en het leven uit de genade van onze Heer Jezus die de smarten en zwakheden van de lijdende mens heeft gedragen, opdat deze, verbonden met de Vader, weer kan gaan leven”.