Selecteer een pagina

2003.11-12 Levend geloof nr. 427

Losse nummers door Gert Jan Doornink

Persoonlijk…

Een verhuizing betekent altijd een drukke tijd. Daarmee vertel ik niet iets nieuws want vrijwel iedereen die wel eens een verhuizing heeft meegemaakt zal hetzelfde ervaren hebben. Er moet veel geregeld, ingepakt en opgeruimd worden. Vooral dat laatste blijkt vaak veel tijd op te slokken: wat moet er mee en wat kan opgeruimd worden? Het blijkt hoe moeilijk we soms afstand kun­nen doen van soms totaal overbodige dingen en hoe bevrijdend het is om dan toch te beslissen het niet mee te nemen. Cees Maliepaard, die ons tijdens de verhuisperiode verschillende bemoedigende mailtjes stuurde, haalde daarbij een uitspraak aan van Sjaak Roose die destijds zei: “Opruimen geeft een opgeruimd gevoel”. Dat geldt in geestelijk opzicht, maar ook in ons gewone dage­lijkse leven blijkt hoe waar dit is.

Ook het kantoor van Levend Geloof ontkwam uiteraard niet aan een opruimaktie. Veel van de administratie en redaktie bleek totaal overbodig het nog langer te bewaren. Het slokte alleen maar onnodige ruimte op en er werd niets meer mee gedaan. De bak voor oud papier en de papierversnipperaar waren daarop volop ingeschakeld.

Je ontdekt ook hoe ons geloofsleven een voortdurende ontwikkeling meemaakt. Het is heerlijk te bemerken hoe door geestelijke groei, zienswijzen veranderen en men meer en meer gaat ontdekken wat de werkelijke essentie van ons geloofsleven is. Ook daarbij gaat veel overbodige (geestelijke?) ballast over­boord en blijft over wat werkelijk waardevol is! En wat is het heerlijk te ontdek­ken hoe ons geloofsleven daardoor steeds rijker, voller en blijer wordt. Daar proberen we natuurlijk ook over te schrijven in Levend Geloof. We bemerken daarbij hoe dit vrucht afwerpt. Over de inhoud van de laatste nummers ontvingen wij weer verschillende positieve reakties. Uiteraard hoeven we het niet met alles wat geschreven wordt eens te zijn, maar we mogen onszelf blij­ven ontwikkelen in ons geloofsleven, zoals wij dat als schrijvers ook doen. Daarbij was ons blad in het afgelopen jaar weer een hulpmiddel en we hopen daar ook in 2004 met blijdschap en toewijding mee door te gaan.

 

Bij de voorplaat door redactie

De geboorte van Jerzus heeft in de loop der eeuwen vele tekenaars en schilders geïnspireerd, waarbij men heel vaak de fantasie de vrije loop gaf. Hoe het ook zij, belangrijk is dat deze gebeurtenis het begin was van Gods volle openbaring aan de mens­heid wat Zijn verlangen en bedoeling was. Jezus groeide immers op en werd behalve onze Verzoener en Verlosser ook ons grote Voorbeeld om na te volgen.

 

U bent meer! Astrid Poldervaart (gedicht)

Het is zo overweldigend,

er komt geen einde aan

Geen mens is ooit in staat

om het uit te leggen.

Het is zo veelomvattend,

je verstand kan er niet bij

Je weet, je voelt, je ziet,

maar kan het niet zeggen.

 

Een mooie droom die waarheid wordt,

de prins op het witte paard

De zee die bruist,

de ondergaande zon.

De liefste die je dierbaar is,

een teder gebaar

De bergtop die je eens beklom.

 

U bent meer,

meer dan alle preken aangehoord,

meer dan het mooiste

uitgesproken woord

U bent meer, U bent God.

U bent meer, zelfs al zou ik willen,

U bent meer.

Groter, mooier, liefdevoller, meer

want U bent God, U bent Heer.

Astrid Poldervaart

 

De God van verrassingen door Gert Jan Doornink

December is bij uitstek de maand van de kadoos. We maken elkaar blij met surprises. De verschillende feestdagen geven daartoe aanleiding. En vooral het Kerstfeest, als wij her­denken dat God Zijn grote ‘kado’ aan deze wereld schonk geeft aanlei­ding om elkaar blij te maken. Weliswaar heeft een groot deel van de mensheid geen weet van dit bij­zondere ‘Godsgeschenk’, maar dit behoort iedere waarachtige christen des te meer te stimuleren om door woord en daad te openbaren wat dit geschenk voor ons betekent en voor hen kan betekenen. Wie eenmaal dit geschenk in ontvangst heeft geno­men, mag dagelijks ervaren hoe dit geweldige gebeuren blijvende waar­de in zich heeft, temidden van alle omstandigheden die het leven mee­brengt.

De God die wij dienen heeft vele eigenschappen waarmee wij te maken hebben. Wij denken aan Zijn goedheid en liefde, maar ook aan Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. Maar staan wij er wel eens bij stil dat Hij ook een God van verrassin­gen is?

Toch is dit ook een aspect waarmee wij te maken hebben. Het woord ‘verrassing’ heeft ver­schillende betekenissen, onder ande­re is het een overwachts iets wat ons overkomt, het veroorzaakt verwonde­ring want het ligt op dat moment niet in de lijn van onze verwachtin­gen en het kan ook een surprise betekenen: we worden er onver­wachts door verblijd. Aan onze kant

Als wij God met een oprecht hart dienen mogen we er altijd zeker van zijn dat Hij ons beschermd en bewaard, aan onze kant staat, ons \ nooit in de steek laat, we zijn immers veilig geborgen in Zijn hand. En lezen we al niet in het Oude Testament dat de ogen van God over de gehele aarde gaan, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat (2 Kron. 16:9)?

Betekent dat nu dat ons nooit meer iets zal overkomen, dat we gevrij­waard zijn voor elke tegenslag, dat alles van een leien dakje gaat? Geenszins; niet dat dat niet Gods verlangen is, maar we hebben nu eenmaal te maken dat we leven in een wereld waarvan de duivel nog de overste is. Hij is weliswaar al door Gods Zoon, Jezus Christus, overwonnen, maar Zijn ‘eindafgang’ moet nog plaatsvinden. Daarom zijn we betrokken bij de geestelijke strijd die ons leert hoe we de vijand kun­nen weerstaan en overwinnen. We zijn in een vijandelijke omge­ving geboren, maar door onze wedergeboorte zijn we een nieuwe schepping geworden en zoals we als mens opgroeien van baby tot volwas­sene, zo groeien we ook als nieuwe mens op van baby tot volwassene, van kind tot zoon van God. Daarom is geestelijke groei ook zo belangrijk.

De duivel stelt natuurlijk alles in het werk om deze geestelijke groei af te remmen en bij sommige kinderen Gods lukt hem dat ook. Maar dat is uiteraard nooit Gods bedoeling. God verlangt ernaar dat we opgroeien tot geestelijk volwassen christenen.

Discussie

In onze dagen is er veel discussie over alle ellende die er is in deze wereld. Hoe is dat toch mogelijk? God is toch een goede God? En ook als christenen doen we aan deze dis­cussies vaak volop mee. Nu laten we maar buiten beschouwing dat vele naam-christenen, onder leiding van moderne theologen, zowel het goede als het kwade aan God toeschrijven, maar hoe is ónze visie als we behoren tot de werkelijke gemeente? Zijn wij ons bewust dat de geestelijk vol­wassen gemeente, met Christus aan het hoofd, hét antwoord is op alle ellende in deze wereld? Dat is het immers waar deze wereld op wacht! Paulus drukt het zo kernachtig uit als hij, in de brief aan de gemeente te Rome, schrijft dat de gehele schepping zucht en als het ware in barensnood is omdat zij wacht op het openbaar worden van de zonen Gods!

Wat een perspectief maar ook wat een verantwoordelijkheid brengt dat met zich mee voor ons nu levende christenen! De gemeente van Christus heeft een geweldige opdracht want zoals Jezus gezonden was door de Vader om Zijn wil te doen, zo zijn ook wij gezonden. We zijn blij en dankbaar, iedere dag opnieuw, dat onze God een goede en liefdevolle God is, maar laten we vooral niet vergeten dat het Zijn grote verlangen is dat alle andere mensen dat ook gaan inzien en aan­vaarden.

God houdt er geen lievelingetjes op na, wat voor ons geldt, geldt ook voor de ander!

Ieder mens is Hem even dierbaar. Hij schiep de mens immers naar Zijn beeld en gelijkenis?

Ingeschakeld

Daarom heeft God ons ingeschakeld om het aan de ander te proclameren dat Hij ook hén liefheeft. Dat doen we niet alleen met woorden maar vooral ook door in ons gewone dage­lij ke leven openbaar te maken dat we ‘anders’ zijn: nieuw, vol van de liefde van Christus, niet ondergaand in moeilijke omstandigheden waar­mee we soms te maken krijgen. Als nieuwe scheppingen in Christus staan we niet ‘boven’ onze mede­mens, maar ‘naast’ hen! Alleen al daarom zou het absurd zijn dat ons nooit meer iets zou kun­nen overkomen, hoe zouden we anders kunnen weten wat er leeft in de harten van anderen die Christus nog niet kennen? Toen Jezus zelf op aarde was, was hij één met de men­sen waarmee hij dagelijks omging. Hij begreep wat er leefde in hun harten, tot ergernis en woede van de geestelijke leidslieden van die tijd. Zo zullen ook wij, als oprecht leven­de christenen van deze tijd, te maken krijgen met tegenstand van leidsleiden die geen geestelijk inzicht hebben en onder invloed staan van de vorst der duisternis. Het houdt ons waakzaam en actief en we blijven ervaren die onze God altijd aan onze zijde staat. Nu schreven wij eerder in dit artikel over de moeilijke omstandigheden waarmee we soms te maken hebben en hoe ons dat niet hoeft te veront­rusten. Want ook dan bemerken we vaak hoe God goed en liefdevol jegens ons is. Soms verlangen we in bepaalde situaties naar een oplos­sing of antwoord.

Gods oplossing

De oplossing van een probleem kan ons zo bezig houden dat we over het hoofd zien dat God allang bezig aan deze oplossing. Wij denken dan vaak: het gaat zus of zo en zien de derde mogelijkheid, die God aan­reikt, over het hoofd. Soms is daar­om het antwoord of de oplossing die wij verwachten anders dan wij in gedachten hebben, maar als we beseffen dat God alle dingen doet meewerken ten goede, weten wij: het is goed zo. Hij is inderdaad de God van verrassingen. In een oud lied komt de regel voor: “Boven bidden, boven denken; wil Hij alles aan ons schenken!” Wij zouden er aan toe willen voegen: alles wat op dat moment nodig is, wat ons geestelijk verder helpt, waar­van we leren. Daarom was Paulus zo radicaal en duidelijk met de opmer­king dat hij alle dingen doet mee­werken ten goede voor hen die God liefhebben Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28). Daarbij moeten we wel goed voor ogen houden dat niet alle dingen van God afkomstig zijn of door Hem veroorzaakt worden. Je zou het in het kader van ons onderwerp zo kunnen stellen dat terwijl God aan­gename, positieve verrassingen voor ons in petto heeft, Satan komt met zijn onaangename negatieve verrass­ingen. Maar dan mogen we, wat het laatste betreft, ons tegelijkertijd realiseren dat hij nooit het laatste woord heeft! Satan is altijd de grote verliezer! En dan begrijpen wij ook hoe God al het negatieve wat ons overkomt wil ombuigen naar iets positiefs!

Hij is immers de goede, liefdevolle Vader die zorgt voor Zijn kinderen. Temidden van alle omstandigheden kunnen we op Hem rekenen en Hem blijven vertrouwen. Ook als wij wel eens een fout maken of zelfs als we Hem bedroeven, gaat Hij ons nooit afschrijven. Johannes weet dat zo mooi te verwoorden als hij schrijft aan Timotheüs: “Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet” 2 Timoteüs 2 vers 13 (2 Tim. 02:13).

Geen geheim

Als nieuwe scheppingen in Christus zijn we vaak nog veel te weinig doordrongen van het geweldige feit dat God enkel licht, enkel liefde en enkel goed is! Zijn karakter, Zijn wezen is puntgaaf, er mankeert niets aan. Hij is volkomen, volmaakt niet alleen in Zijn wezen, maar daar­uit voortvloeiend ook in heel Zijn doen en laten!

De apostelen van de begintijd brach­ten dit, onafhankelijk van elkaar, al onder woorden in hun brieven. Daaraan twijfelden ze geen moment, dat was een rotsvaste zekerheid in hun leven. Daarmee bemoedigden zij de gelovigen van die tijd en van­daag, vele eeuwen later, mogen wij er door bermoedigd worden. Johannes schreef bijvoorbeeld: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05). Deze ‘werkers van het eerste uur’ hadden slechts één verlangen name­lijk dat alle anderen die tot geloof gekomen waren, dat ook zouden gaan ontdekken. Zij hielden het niet voor zichzelf als een soort geheim dat alleen hun was toevertrouwd, maar betrokken iedereen die een nieuwe schepping in Christus was geworden, daarbij. Daarom schreef Paulus ook niet alleen dat God alle dingen doet mee­werken ten goede, maar begon met de opmerking in het meervoud: “Wij weten nu…”

Als u, terwijl u dit leest op dit moment, nog enige twijfel mocht hebben over deze uitspraak van de apostel, gooi deze dan opzij en maak dit geweldige gegeven u eigen. Het is voor u, het is voor iedereen: God is alleen maar liefde, Hij is enkel licht en Zijn goedheid is 100% echt! En dat wil Hij iedereen die in Hem gelooft en liefheeft toevertrouwen. Hij weet wat het beste voor ons is en zal beslist niet toelaten dat de vijand ons uit Zijn gemeenschap haalt. Hij blijft de altijd goede God, vol liefde en mededogen.

Wat een heerlijke zekerheid dat Hij met Zijn verrassingen klaar staat om ons te bemoedigen, blij te maken en te laten delen in alles wat in Zijn wezen aanwezig is.

 

Wel bestemd voor de vrucht! Door Corrie Weerd

In onze tuin langs een klein stukje schutting staat een bramenstruik. Het is geen mooie plant, met veel uitschieters, die dan weer langs de schutting vastgezet moeten worden en mét veel dorens. Er is gekozen voor een plant met dorens, omdat daarvan de vruchten lekkerder zijn. In mijn optiek heb­ben we ‘m ook juist voor de vruchten. Dat is de bedoeling. Als er geen vruchten zouden komen loopt de plant zijn doel mis en mag, wat mij betreft, de plant weg.

Maar… hij gaf in de afgelopen zomer weer bramen. Niet zoveel, want hij was erg teruggesnoeid, maar toch. Andere jaren had ik wel ongeveer 10 potten jam, dit jaar dagelijks wat bramen voor in de yoghurt! Bestemd voor de vruchtl Dat zette mij aan’t denken. In de winter is er niets te zien aan de bruine stengels, het lijkt totaal finito met de bramenstruik. Maar als ik in het voorjaar weer de eerste groene blaadjes zie komen en later de bloemetjes, dan weet ik: de vruchten komen! Er is een verlangen naar vrucht-

Het goede zaad van het evangelie is in je hart gezaaid op een dag. Het is ontkiemd en is gaan groeien. Het groeit nog steeds en God ziet uit naar de vruchten. Hij weet dat de vruchten komen, de voortekenen zijn er al. God verwacht vruchten en ziet er dagelijks naar uit. Paulus spreekt over het evan­gelie dat in de hele wereld vruchtdraagt en opwast Kolossenzen 1 vers 6 (Kol. 01:06). Er is ook dagelijks vrucht. Als we na onze bekering een leven met Hem gestart zijn, zijn er dagelijks vruchten te zien. Het is ook een opdracht vrucht te dragen, die “aan de bekering beantwoordt” Matteüs 3 vers 8 (Matt. 03:08). Maar wat zo mooi is, dat als wij ons voeden met de woorden Gods en ons laten vullen en drinken van het levende water, dat God de groei geeft!

We mogen opwassen in de rechte kennis van God en in alle goed werk vrucht dragen. Deze vrucht mag gezien worden. Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort; zo mogen we groeien in de wijngaard van de Vader.

God ziet vandaag je vrucht van trouw, je leven in waarheid, je liefde, je blijd­schap. Door je leven zijn de vruchten elke dag zichtbaar voor iedereen. Je mag ook uitdelen van de vruchten en opnieuw zaaien.

Net als Paulus wan­neer hij zegt: “Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, God geeft de was­dom” 1 Korinthe 3 vers 6 (1 Kor. 03:06). God wil ons, mensen, ook inschakelen als medearbeiders en Hij geeft de groei.

Als leden van de Gemeente van Christus zien we er ook naar uit om te groei­en, ieder persoonlijk, maar ook als plaatselijke gemeente. Als medearbeiders in Gods Koninkrijk gaan we de toekomst tegemoet om te zaaien, te planten, te begieten en God de eer te geven door ons leven heen. Jezus heeft gezegd: “Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn” Johannes 15 vers 8 (Joh. 15:08). God ziet ook uit naar blijvende vrucht Johannes 15 vers 16 (Joh. 15:16). Er zijn planten die niet alleen in de zomer vrucht dragen, maar blijvend vrucht geven. Dat is gaaf. Dat is wat de heilige Geest in ons leven kan bewerken, een blijvende vrucht. Elke dag nieuwe vruchten! “Dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15). Zie je ook uit naar de oogst?

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Je medemens

In tegenstelling tot heel veel moderne christelijke bewegingen heeft Jezus, tijdens Zijn verblijf op aarde, Z’n uiterste best gedaan om niet op te vallen. Hij hoefde niet zo nodig te manifesteren en zocht evenmin de publiciteit. Altijd sprak Hij over geheimenissen, verbor­genheden, over Zijn Vader “die in het verborgene is”. Alleen met Zijn volgelin­gen besprak Hij de meest wezenlijke dingen die Hem beroerden, want alleen aan vertrouwelingen kon Hij dat kwijt. Een werkelijke volgeling kan dan ook een geheim bewaren. Desondanks moest Hij hen vele malen verbieden Hem bekend te maken. Ook verbood Hij de genezen blinden te vertellen wie Hij was en herhaaldelijk ver­bood Hij de boze geesten dat ze riepen wie Hij werkelijk was. Petrus was, wat dit betreft, nogal hardleers in zijn enthousiasme, want het zit diep om altijd maar weer “Koning Jezus” te kraaien. Het feit dat God aansluiting zocht bij Maria, ligt denk ik hierin dat ze een geheim, het geheim, goed kon bewaren.

Kortom als er iets was waar Jezus voor waakte, was het wel uiterlijk vertoon. Hij bleef liever gewoon, een echt mens, onopvallend. Hij hield niet van twisten of schreeuwen en op de media-pleinen zou je Zijn stem niet horen. Liever wendde Hij zich in alle bescheidenheid de geknakten en gebrokenen, de verdrietigen en onbeminden. Daarom kon God Zijn Geest op Hem leggen omdat deze Geest de gedachten van God alleen kwijt kan aan ootmoedigen, aan mensen zonder enige vorm van aanmatiging.

Daar is veel over te zeggen, maar dat doe ik niet. Wat dat betreft kan ieder­een bij zichzelf wel nagaan of het ego groter is dan het onopvallende Koninkrijk van de Vader. De beste plek lijkt mij de “stille wateren”, of zoals de Vulgaat vermeldt: “wateren der weder-brenging”. Een stille plek waar je tot inkeer, tot jezelf kan komen. Waar je jezelf de vraag laat stellen ‘waar je mee bezig bent”. Het heeft alles te maken met je verborgen mens die in het ver­borgene de omgang zoekt met de Vader. Dan zal je ziel weer gerestaureerd wor­den en kun je in de juiste voetsporen het Lam volgen.

Velen volgen liever een leeuw… nooit zal de Vader Zijn heilsgeheimen kun­nen vertellen aan schreeuwlelijkerds met een “speciale bediening”, noch aan hen die zwanger zijn van wind of gebakken lucht verhandelen in hun theologische wisselkantoren. Nee, wie Jezus ziet, ziet de Vader. En God is lief­de, en die is niet opgeblazen. Die praalt niet, zoekt zichzelf niet en kwetst niemands gevoel.

Wat zijn vele mensen verdrietig wegge­lopen uit lawaaierige samenkomsten, soms zó onherkenbaar gehavend dat ze zichzelf kwijt waren. Zelfs hun hoop is soms zó vervlogen dat er geen toekomst meer overgebleven is. Dat alles heeft te maken met het beeld datje van God hebt. En het mooiste beeld is Jezus zelf, de bescheiden, eenvoudige mens die de karaktereigen­schappen van Z’n Vader heeft en daar­door een zuiver en goed mens was: zachtmoedig, vol ontferming over de voortgejaagden. Iemand aan wie je je diepste wonden durft laten zien, zodat ze kunnen worden aangeraakt. Ben ik zo’n mens? Ben ik een beeld van Jezus? Kan mij iets toevertrouwd worden? Kan een mens mij vertrou­wen? Ben ik een medemens in wie de Vader zich herkent? Dan worden Zijn diepste wensen ver­vuld in mensen die barmhartigheid van Hem in alle bescheidenheid doen. Je zó laten liefhebben door degenen die Hem lief zijn datje wordt wie je bent en zelf kunt liefhebben met de liefde waarmee Vader van je houdt.

 

 

 

 

Al wat waar is, is ’t bedenken waard door Cees Maliepaard

Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel 14

“Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat wellui­dend is, al wat deugd heet en lof ver­dient, bedenkt dat; wat u geleerd en overgeleverd is, wat u van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn Filippenzen 4 vers 8 en 9 (Filip. 04:08-09).

We worden door Paulus opgeroepen, met datgene bezig te zijn dat waar is. Dat klinkt goed, want het corre­spondeert op een ander bijbels gege­ven, dat de waarheid ons zal vrijma­ken. Wel, vrijheid is een kostbaar goed – iets om zuinig op te wezen. En daarom is het alleszins verstan­dig waarheidsgetrouw bezig te zijn.

Wat waar is

Is de naakte werkelijkheid voor ons de voor de hand liggende waarheid? Doen we er verstandig aan, onver­bloemde feiten (datgene wat onze ogen zien en onze oren horen) als een betrouwbaar richtsnoer te gebruiken? Is het een ieder aan te raden, af te gaan op eerdere ervarin­gen, en lering te trekken uit wat ons in het verleden overkomen is? Ja toch zeker, want zelfs een ezel immers stoot zich in ’t gemeen, geen twee keer aan dezelfde steen… nou, dat zou óns dan toch zeker niet moeten overkomen! Maar dergelijke redeneringen pas­sen niet in Gods denkpatroon. Hij legt de rekenlat niet langs de weg van de ervaring die Hij met ons heeft, maar langs het pad van de ver­wachting die Hij voor ons koestert. De waarheid die de Vader voor ogen staat, is nu eenmaal niet wat Hij van dag tot dag van ons waarneemt, doch datgene wat Hij van eeuwig- a heid heeft vastgelegd en wat zich – van lieverlede in alle rust in ons aan het ontwikkelen is. Niet onze uitglij­ders zijn waar (want voor die heeft Jezus betaald), maar het eeuwige plan van Vader God dat in onze levens gestalte aan het krijgen is. Misschien nog wat gebrekkig en af en toe wat onbeholpen, zeker nog slechts ten dele, maar toch! Wat bij God over ons waar is, is der­halve de realisering van Zijn plan in ons leven. Dat ziet Hij duidelijk voor zich. Ook al zouden wij er zelf wei­nig of niets van waar kunnen nemen, God doet dat wel. Hij heeft eeuwigheidsvisie en Hij zit dus niet vast aan de indrukken van het ogenblik. Wat een ruimte is er bij Hem die alles in de ruimte tot aanzijn heeft geroepen! Daar kunnen we vast nog wel wat van leren. We mogen een ander altijd het klimaat gunnen dat iedereen bij de Vader ervaren mag: een leven in erkenning en aanvaarding, zonder hem of haar onze zienswijzen op te dringen.

Wat waardig is

Is onze waardigheid afhankelijk van wat men in sommige christelijke groeperingen voor waardig houdt? Waar men dit afhankelijk stelt van een levenshouding waarin de ernst en de somberheid de boventoon voe­ren, is er weinig of geen begrip voor een leven in een ontspannen relatie met de levende Heer. Als dat zo is, dekt hetgeen van ons naar buiten komt de inhoud van het evangelie van onze Heer niet. De waardigheid van wie in de Christus is, is een andere dan die van brave, al of niet christelijke fatsoensrakkers. Bij zulke mensen gaat het immers om de regeltjes, die worden als het ware voor heilig versleten. En dan kun je meermalen meemaken dat er met mensen gesold wordt ter wille van de zuiverheid van de regelgeving. Bij God gaat het altijd om de mens, om de partner die Hij naast zich hebben wil. Nu nog vormen wij gezamenlijk de partner van Jezus; Hij is onze wettige man en wij zijn met elkaar de vrouw van Hem. In deze hoedanigheid mogen wij meer en meer leren ons in de waardigheid van de Christus verder te ontwikke­len. Gaat dat wellicht met vallen en opstaan? Nou, dat is toch geen ramp… de Heer betoont ons zijn liefde; Hij heeft derhalve heel veel geduld met ons.

In een relatie tussen twee mensen zullen beiden moeten leren geduld met de ander te hebben, en dan kan er echt iets goeds uit groeien. In het innige contact tussen Jezus en de zijnen, is het voldoende dat Hij ons met goedgunstigheid tegemoet treedt en ons een eventueel falen niet aanrekent. Als we dat goed begrepen hebben, zullen we met

elkaar bezig zijn vanuit dezelfde milde optiek. Dat verleent ons pas echt waardigheid!

Wat rechtvaardig is

Als in de maatschappij iemand zich ernstig misdragen heeft, correspon­deert het op het rechtvaardigheids­gevoel van de overigen, wanneer de rechterlijke macht de delinquent een passende straf oplegt. In de natuur­lijke samenleving zal het ook moei­lijk anders kunnen. Maar onze God heeft een totaal andere norm voor rechtvaardiging. Hij heeft geen enkele behoefte de overtreder eens even mores te leren. Zijn verlangen gaat er naar uit, de gevallen mens weer op de been te krijgen en deze zelfs naar een hoger plan te begelei­den. Die mens hoeft niet zelf wegen te zoeken om moeizaam uit het dal omhoog te klimmen, nee: de Zoon van Gods liefde neemt het op zich af te dalen naar het belevingsniveau van de bedrijver van het kwaad, om van daar uit samen de weg omhoog te vinden.

Bij de eeuwige God gaat het nooit om genoegdoening. Ook Jezus heeft zijn leven niet afgelegd om aan Gods vermeende eisen tegemoet te komen; Hij had immers te maken met de rover van Gods mensen, met Satan. Die eiste het leven van Gods eniggeboren Zoon voor de vrijma­king van de wereld die hij in een verlammende greep gekregen had. God nam wraak op de duivel door alle mensen de mogelijkheid te bie­den zich alsnog als geestelijke indi­viduen te gaan ontwikkelen. Precies zoals dat van het begin zijn plan geweest was: ingevoegd in de Christus. De enige (noodzakelijke) wijziging kwam hierin tot uitdruk­king, dat niet de eerste Adam het hoofd van dit lichaam werd, maar de tweede Adam, Christus Jezus. Het heil begon in Bethlehem en zal z’n voltooiing vinden in de totale revali­datie van de nu nog aangetaste schepping.

Rein, beminnelijk en welluidend

Vader God is onbetwist rein. Vanuit zijn reine wezen is alles beminnelijk en komen alle dingen volmaakt wel­luidend naar ons over. In Hem is een absoluut harmonisch geheel van goede en betrouwbare wezensken­merken. Deze drie zaken hebben immers alles met elkaar te maken. Wanneer een man de helpende hand biedt aan een vrouw in nood, naar wie hij echter onreine gedachten koestert, zal dat ongetwijfeld ver­keerd uitpakken. Als de vrouw wél rein is, schept zoiets onmiddellijk afstand. En van een zekere wellui­dendheid zal al helemaal geen spra­ke kunnen wezen, ondanks dat de geboden hulp op maat gesneden zal kunnen zijn. De mens die verzoend is met God, zal in deze nieuwe situ­atie mogen leren net als zijn Meester, net als Jezus te zijn. Welnu, Hij is een getrouwe weerspiegeling van zijn Vader. Het betreft dan ook geen uiterlijk spiegelbeeld, maar een nauwkeurige weergave van het wezen van Vader God. Zo rein, beminnelijk en welluidend de Vader is, precies zo is de uit Maria geboren Zoon.

Waar wij nu naar waarheid belijden ‘in de Christus’ te zijn, zullen ook reinheid, beminnelijkheid en wellui­dendheid in ons leven een plaats hebben. En gaandeweg zullen deze dingen meer en meer uit de verf komen. Het mag duidelijk zijn dat de reinheid hierin een dominerende plaats inneemt. Met onreine gedach­ten bezield, kan een mens niet waar­dig aan de gang gaan en aan het ove­rige komt hij dan al helemaal niet toe! Het is niet voor niets dat Paulus schrijft dat we vooreerst rein zullen wezen. Van deze reinheid maakt de seksuele reinheid uiteraard deel uit, maar het begrip ‘reinheid’ reikt natuurlijk veel verder. Want alles wat verkeerd is, op welk levensterrein ook, verontreinigt de mens. Echt hoor, zoals ik me dagelijks naar de douchecel placht te begeven, zo ook heb ik het vooralsnog regelmatig nodig me te reinigen in het bloed van het Lam. Zwak hè? Ja, maar ik word er sterk van!

Wat deugd heet en lof verdient

Wie in de Christus is ingevoegd leidt een deugdzaam leven, dat kan niet missen. Maar daarmee zijn we nog geen fatsoensrakkers geworden! Wie altijd bezig is met normen en waar­den, en daarbij vooral op de uiterlij­ke fatsoensnormen let, loopt grote kans de lof uit de hemel te moeten missen. Die komt ons nu eenmaal niet toe op grond van een het ABN te boven gaand taalgebruik of op basis van een onder alle omstandig­heden in acht nemen van de etiquet­te, maar op het fundament van een God en de mensen liefhebbend hart. Zijn publieke vrouwen en zoge­naamde schandknapen welkom in onze samenkomsten? Of houden we ons verre van zulke onreine en ver­ontreinigde lieden? Jezus zocht ze op. En Hij haalde er meer dan een uit de verderfpoel waarin ze terecht gekomen waren. Een rein mens kan contact met iedereen hebben, zon­der zich te verontreinigen. Want wij mogen voor een ander de Christus wezen. Mede daarvoor heeft Jezus ons een plaats in zijn lichaam gege­ven.

Wie oog heeft voor Gods mensen binnen en buiten de gemeente, wie het zoonschap ziet als een mogelijk­heid tot dienstbetoon aan anderen, die heeft er echt iets van begrepen. Want als we naar waarheid de Geest van de Christus ontvangen hebben, zullen we dezelfde werken doen die Jezus deed. En niet alleen dat, we zullen er ook in dezelfde gezindheid mee bezig zijn. Dan ontvangen we lof van onze hemelse Vader. Want daarin herkent Hij zichzelf. De instelling die de Filippenzen van Paulus kenden, mag ook de hunne worden. En de onze. Alle eeuwen door.

Dat alles… voer het uit!

Het strijdlied van een bepaalde voet­balclub luidt: ‘Geen woorden, maar daden’. Terecht werken wij veel met de woorden van God, zoals die uit de Schrift te filteren zijn. Maar die woorden gaan pas echt werken als we er wat mee doen, als we er als het ware midden in gaan staan. Je hoeft je nergens toe op te laten jut­ten, want dan worden Gods woorden in jou alleen maar geweld aange­daan.

Je mag genieten van contacten met de Heer en met de mensen om je heen. En je mag je in alle rust uits­trekken naar de werken van de rechtvaardigen, die altijd in het ver­lengde liggen van Gods liefdevol bezig zijn met ons. Het accent ligt dan ook niet op het ‘werken voor de Heer’, maar op het samen met Hem bezig zijn in hemelse rust en stabili­teit. Mis je die veelal in je leven? Dan mag je die eerst ontvangen… voordat je in het proces van hemelt activiteiten je draai zult kunnen vin­den.

 

Groei door Yvonne Sulman

Aanwas, ontwikkeling, totstandkoming, vermeerdering

Mensen, dieren en planten hebben bij hun schepping mogelijkheden om te groeien gekregen. Bij planten en dieren is er slechts sprake van een lichame­lijke groei of een groei in de zichtbare wereld. Ze hebben namelijk geen bestaan in de geestelijke wereld. Mensen hebben dit wel. Een lichamelijke groei (kleine kinderen worden snel groot!) en een geestelijke groei.

Voor een geestelijke groei moet je je in de eerste plaats bewust zijn van het bestaan van de geestelijke wereld. De tweede voorwaarde is dat je gelooft datje mag worden zoals God de mens van de oorsprong af bedoeld heeft en datje hiermee nu al kan en mag beginnen.

Om te groeien heb je ondersteuning nodig. Iemand die je beschermt, je de weg wijst, je bemoedigt. Jezus, de eerste mens die is zoals God de mens bij de schepping voor ogen had, is ons tot voorbeeld, Hij wijst ons de weg. De engelen beschermen ons en vanuit de geestelijke en natuurlijke wereld (medegelovigen maar ook niet-gelovigen) kunnen we bemoedigd worden. Alles wordt in de geestelijke wereld in het werk gesteld om mensen die wil­len groeien, te laten groeien.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Er speelt zich heel wat af in de wereld waarin wij leven. En als christenen kunnen we niet net doen alsof onze neus bloedt en onverschillig aan alles voorhij gaan. Dit zou ook een totale miskenning van onze taak in deze ereld om een levend getuige van Hem en Zijn Koninkrijk te zijn. Er wordt nogal eens gedacht dat christe­nen die een speciale taak hebben, en bijvoorbeeld als zendeling uitgezon­den worden, in Gods ogen belangrij­ker zijn dan bijvoorbeeld hen die in de gewone maatschappij leven. Niets is minder waar. Juist in het gewone dagelijkse leven komt het er op aan of ‘het nieuwe schepping in Christus zijn’ geopenbaard wordt. En dan maakt het niet uit of we op kan­toor of in de fabriek werken, of op school, in de huishouding of in de zakenwereld bezig zijn: iedereen is belangrijk en is geroepen, zoals trus destijds al verwoordde, ons grote voorbeeld -Jezus- te volgen en “in Zijn voetstappen te treden”. Een verantwoordelijke maar heerlijke taak om zo Zijn licht in deze duiste­re wereld te laten schijnen!

Fons van Westerloo en de ellende in de wereld

Fons van Weesterloo is een bekend en succesvol figuur in medialand. Begonnen als verslaggever bij de AVRO wist hij zich geleidelijk aan op te werken en werd uiteindelijk directeur van de commerciële zen­der SBS. Daarna ging hij over naar concurrent HMG, de moedermaat­schappij van RTL.Onlangs werd hij geinterviewd door Wilfred Kemp in de rubriek ‘Tussen Hemel en Aarde”. Hij vertelde over zijn katho­lieke jeugd en over de twijfels die ontstonden toen hij als jonge ver­slaggever de wereld wilde verbete­ren. “Ik werd met ontzettend veel ellende geconfronteerd. Daardoor begon ik te twijfelen aan God. Als dit wordt toegestaan, kan God toch niet goed zijn”, zegt hij tegen Wilfred Kamp.

Van Westerloo is niet de enige die er zo over denkt, integendeel, velen met een kerkelijke of christelijke achtergrond zitten vaak met hetzelf­de probleem. Bovendien is het een veel gebruikt argument wanneer men verklaart waarom men niet meer gelooft…

Maar hoe zit het dan met de ellende in de wereld? Dat valt toch niet uit te leggen als men gaat geloven dat God enkel goed is? Het is duidelijk dat deze ‘ellende’ ergens vandaan moet komen. Om daar inzicht in te krij­gen is het primair noodzakelijk dat men een ‘echte christen’ wordt. En dat wordt men als door levensveran­dering (bekering, wedergeboorte) de zekerheid in ons hart ontstaat dat wij een ‘nieuwe schepping’ zijn.

De geestelijke wereld

Door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus komen wij in een ‘andere wereld’ terecht: de geestelij­ke wereld waarin niet boze geesten de boventoon voeren maar de Geest van God. Ook voordien waren we betrokken bij de geestelijke wereld zonder dat wij daar besef van had­den. In deze geestelijke wereld speelt echter ook de duivel een grote rol. Jezus bracht dit tijdens Zijn bediening op aarde op duidelijke wijze aan het licht met de opmer­king: “De dief (Satan) komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen” (Joh. 10:10a). Satan is een ‘gevallen engel’ die alle ellende in de wereld veroorzaakt. Maar had God dan geen alternatief? Ja, gelukkig wel, want als Jezus deze woorden uitspreekt zegt Hij er meteen achter­aan: “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”. Jezus toonde dit tijdens Zijn verblijf op aarde. In de vier evangelien kun­nen wij er op duidelijke wijze over lezen. Wij hoeven daarom ook God nooit de schuld te geven van iets waarvan Satan de schuldige. Wie hier oog voor krijgt, ontdekt een geheel nieuwe wereld, de wereld van God: Zijn Koninkrijk waarvan “rechtvaardigheid, vrede en blijd­schap” de kenmerken zijn Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17).

De grote bosbranden in verschillende werelddelen

Het bijna afgelopen jaar was onmis­kenbaar het jaar van de vele bos­branden. Uit vele delen van de wereld kwamen de berichten: Australië, Rusland, Portugal, Frankrijk en -het meest recent- Amerika. Vooral in het laatste land waren de gevolgen desastreus. Er vielen 20 doden, 3000 woningen werden in de as gelegd en zo’n 300.000 hectare bos ging verloren. Aangewakkerd door een felle wind, die veelal extra werd geactiveerd door de aanzuigende kracht van de zuurstofverslindende brandhaarden, konden ook brandweerlieden vaak weinig uitrichten en moest uiteinde­lijk de regen uitkomst brengen. Grote branden en overstromingen behoren ongetwijfeld tot de catego­rie rampen zoals hongersnoden, aardbevingen en oorlogen, waar in de Bijbel al over gesproken wordt

Wat de bosbranden van dit jaar betreft bleek dat sommige ervan waren aangestoken, zoals in Zuid- Frankrijk. Cees Maliepaard schreef er, onder de titel ‘Brandhaard’ een stukje (met leerzaam commentaar) over in ‘De Opgang’ het gemeente­blad van de gelijknamige gemeente in Groningen.

Frustratie

Hij schrijft: “Deze zomer waren er hevige bosbranden in het zuiden van Frankrijk, die aan een tiental personen het leven heeft gekost en enige tientallen anderen verwond­den. Enkele van de branden waren aangestoken door een gemeentelijke ambtenaar uit pure frustratie. Hij had gesolliciteerd naar een plaats als brandweerman, maar was daarvoor niet in aanmerking gekomen. Gevoelens van verwerping waren blijkbaar het leidmotief voor zijn rancuneus bezig zijn, waar totaal onschuldige mensen het slachtoffer van werden.

Wie om wat voor reden dan ook, zich niet aanvaard acht of erkennirk door anderen ontbeert, loopt gevaar- in een dergelijke situatie verzeild te geraken. Ook al zal men doorgaans z’n toevlucht niet nemen tot het stichten van een fikse brand – de gevolgen kunnen net zo goed ramp­zalig wezen.

Gevoelens van verwerping (of wellicht machten die onder die naam opereren) hebben dikwijls tot gevolg dat een mens niet zichzelf meer kan zijn. Met alle nadelige gevolgen van dien. Daarom is het nodig altijd in relatie met Jezus te staan. Hij aan­vaardt de mens die Hem toebe­hoort… zonder hem of haar beperkingen op te leggen . Dat kan opluchting geven! Enorm. En zo mogen ook wij met elkaar omgaan”.

Wereldburgers en hemelburgers

Dat wij wereldburgers zijn behoeft eigenlijk geen nadere toelichting. We zijn immers als mensen op deze wereld geboren, daar leven wij, dat is ons domicilie. En we leven in een tijd dat we ook de gehele wereld ver­kennen. Vacanties in een ver land zijn steeds meer in en werd vroeger emigratie naar landen als Canada en Australië als iets heel bijzonders beschouwd, omdat men naar een ander deel van de wereld ging en niet een-twee-drie terug kon komen, tegenwoordig kan men, dank zij de moderne luchtvaart, binnen een dag weer terugkeren. Natuurlijk voelen we ons in ons eigen huis het meest op ons gemak, maar van daaruit is alles mogelijk. De moderne communicatiemiddelen als televisie, inter­net, -e-mail, etc, brengen ons in een mum van tijd in kontakt met ande­ren in deze wereld en weten wat zich daar afspeelt. Dat alles geldt ook voor ons als christenen, maar zijn we ons wel bewust dat we er nog een dimensie bij hebben? Wij zijn namelijk niet alleen wereldburgers maar ook hemelburgers! Zodra wij een nieuwe schepping in Christus zijn gewor­den, gaat er een totaal nieuwe wereld voor ons open: de geestelijke wereld waarin God regeert en we Jezus Christus als koning mogen kennen! De apostel Paulus was hier 2000 jaar geleden al zeer duidelijk over. Hoewel hij in zijn tijd al ver­schillende reizen in de regio maakte om het evangelie te verkondigen, was hij zich bovenal bewust dat hij hemelbuger was. Hij schrijft er over aan de gemeente te Filippi met de woorden: “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen…” Filippenzen 3 vers 20 (Filip. 03:20).

Een volledig leven

Paulus wist: dat is het allerbelang­rijkste, daar gaat het in de eerste plaats om. Want wereldburger zijn is prachtig, maar als de ‘hemelse dimensie’ ontbreekt is het onvolle­dig. We moeten iets hebben dat blij­vend is en niet met het aardse ster­ven ophoudt.

Zo heeft God het bedoeld: de mens, geschapen naar Zijn beeld, is bestemd voor de eeuwigheid. God is immers de Eeuwige, de Almachtige en wie ‘opnieuw geboren is in Hem’, mag functioneren als wereldburger én hemelburger.

Het nieuwe leven van Christus is een volledig leven. Het maakt het mogelijk werkelijk te kunnen leven zoals Hij dat bedoelt. De gevallen engel, Satan, probeert dit onmoge­lijk te maken maar Hij is al door Jezus overwonnen en in Zijn over­winning mogen wij delen. Dat maakt het begrip ‘hemelburger te zijn’ ook zo realistisch en heerlijk! Maar brengt ook verantwoordelijk­heid met zich mee. Zeker in de tijd waarin wij leven is de (geestelijke) wereld waarin wij leven nog besmet met verkeerde geesten die daarin niet thuishoren maar door Satan zijn geïmporteerd. Daarom is het ook zeer belangrijk dat we ons als hemelburgers daar­voor afsluiten en uitsluitend geïnspi­reerd worden door de Geest van God, oftewel de heilige Geest. Dit is een leefwijze die we moeten leren. Het is daarom Gods verlangen dat we geestelijk groeien en volwassen christenen zullen zijn, zodat het feit dat we ‘hemelburger’ zijn niet alleen een heerlijke zekerheid is maar ons ook dagelijks doet beseffen dat we alleen zo kunnen functioneren naar Gods wil en bedoeling.

 

Liefhebben met het hart door Cees Maliepaard

“Kinderen, laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid” 1 Johannes 3 vers 18 (1 Joh. 3:18).

Wie werkelijk liefheeft, doet dat met het hart en niet enkel met woorden. Liefde die met woorden bedreven wordt, is er genoeg – ook in de wereld. Maar elkaar metterdaad bijs­taan, is wat anders. Overigens komt onbaatzuchtige liefde ook voor bij hen die de Heer niet kennen. Voor een ander in de bres springen, het eigen leven in de waagschaal stellen om dat van een ander te redden… je kan het nog steeds tegenkomen. Zelfs in een wereld waarin de aandacht voor anderen aan het afkalven is. Vroeger hoorde je nog wel eens zeggen: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’. Met andere woorden: op ons hoef je niet te rekenen; wij heb­ben genoeg aan onszelf. Tegenwoordig is de praktijk meestal: ieder voor zich… en méér is er nu eenmaal niet. Dat is dus nóg kariger. Johannes schrijft: ‘Laten we liefheb­ben’. Maar dat zal dan wel in de praktische uitvoering waar gemaakt moeten worden. Het is nu eenmaal geen vrijblijvende aangelegenheid, iets wat een discipel van Christus Jezus zou kunnen doen of laten. Integendeel: het is een gebod van onze Meester zelf.

Volmaakt in de liefde

Jezus zei: ‘Dit gebied Ik jullie, dat je elkaar liefhebt zoals IK jullie lief­heb’. Daar is niets vrijblijvends aan – het is een voorwaarde voor disci­pelschap. Onbaatzuchtige liefde tot God en de mensen, was de drijfveer van Jezus. En wij zullen nét zo zijn als Hij. Jakobus was daar ook van doordrongen. Hij schrijft: ‘Wees daders van het woord en niet alleen hoorders. Want wie niet toekomt aan het betonen van liefde, misleidt zichzelf Jakobus 1 vers 22 (Jak. 01:22). Wie zichzelf misleidt, geeft wel richting aan z’n leven, maar gaat daar­mee de verkeerde kant uit. Hij komt dan ergens anders uit dan waar hij zou moeten wezen. We zullen er derhalve naar streven, net als Jezus vanuit een volmaakte inzet bezig te zijn. In dit verband wordt vaak gezegd: ‘we zullen volmaakt in de liefde zijn’. Ja, alsof dat gemakkelij­ker is!

De volmaaktheid in algemene zin ligt nog ver weg… en zouden we dan wel volmaakt in de liefde kunnen zijn? Hebben we echt in dezelfde mate lief als Jezus of weten we (als we nuchter nadenken) dat we daar nog wel eens in tekortschieten? Wie kan er naar eer en geweten getuigen dat hij altijd ‘in de liefde’ is? De lief­de van Christus, die in onze harten uitgestort is, is volmaakt – zonder meer! Maar leven we daar ook elk moment van ons leven volkomen uit? Er is momenteel nog geen enke­le volmaakte gemeente hier op aarde. Dat komt doordat wij die de gemeenten vormen, nog niet vol­groeid zijn. Dat proces is overigens wel bezig.

Soms blijkt iemand zó doordrongen van z’n tekortkomingen te wezen, dat het hart hem gaat aanklagen. Daarvan kan iemand binnen de kortste keren in de verwerping schieten. Hebben we daar dan geen verweer tegen, moeten die onbestemde gevoelens de overhand krijgen? Nee, zegt Johannes, dat hoeft helemaal niet, want er is er maar één die ons oordeelt. En dat is niet de geest van verwerping, die de mens altijd nega­tief over zichzelf denken laat. Het is ook niet Belial, de ontkenner van al Gods heilswerken in de mens. Het is al evenmin Satan, die tenslotte van het begin af aan al een leuge­naar is. En het is zelfs ons eigen hart niet, want de gevoelens van onze innerlijke mens vormen geen betrouwbare graadmeter. Die ene die ons oordeelt, is Christus Jezus, daartoe geautoriseerd door de Vader. En Hij veroordeelt ons niet.

God is enkel goed!

Als we worden aangeklaagd in gedachten van verwerping, is dat altijd onterecht. Laat je leven niet verzieken door de waardeloze waar­debepalingen van de vijand, want die zijn bedoeld om de mens die God toebehoort, geestelijk onderuit te halen. Wie zichzelf verwerpelijk vindt, kan er zeker van zijn met gedachten van de tegenstander besmet te zijn.

Johannes reikt hier een kostbare sleutel aan, aan wie door een verwer­pelijk denken zichzelf niet serieus meer kan nemen. Als ons hart ons veroordeelt, ofwel als we het slacht­offer van zelfverwerping geworden zijn, is God meer dan ons hart. Als de Here God zich een genadig God betoont, moeten wij niet eigenwijs zijn door ons aan de genade van Hem te onttrekken. Hij heeft een grondige kennis van alle dingen, aldus Johannes. Hij weet dat aan­klachten altijd van de boze komen. Al zouden wij ons door Satan laten aanklagen, bij Vader God krijgt hij nul op het rekest. God luistert hele­maal niet naar zijn valse bewerin­gen, want Hij legt z’n oor nooit bij de vijand te luisteren. Als we ons verworpen voelen, mogen we terug­vallen op onze hemelse thuisbasis, bij Jezus… ieder in die woning die voor hem of haar bestemd is. Alleen bij de Here God en de door Hem aangestelde priesterkoning, Christus Jezus, komt een mens definitief van verwerping af.

Of moeten we in de geestelijke wereld altijd strijden, steeds maar weer machten over de kling jagen? Natuurlijk is er regelmatig strijd in het leven, maar als je te werk gaat volgens wat ons aangereikt wordt in een lied: ‘Wij moeten altijd strijden, want dat is onze taak’, kan je dat lelijk opbreken. Dan zit je o zo gauw onder de zogenaamde drie grote koningen: Verwerping, Hysterie en Weerspannigheid. En die houden een mens wel even bezig hoor… eindeloos zelfs!

Maar bij God en bij Jezus zal je merken dat hun veroordeling niet jou, maar de verwerper betreft. Ik heb geleerd dat wanneer m’n hart mij aanklaagt, ik mij mag richten op wie mij te allen tijde goedgezind is: op de Vader zelf. Hij is de eeuwig onveranderlijke. Hij heeft dus niet af en toe een goede dag, maar Hij is elke dag van de week precies dezelf­de: altijd vol van liefde en goedheid. Dat is zijn waarheid.

In waarheid liefhebben

Als we elkaar in waarheid liefheb­ben, betekent dit, dat er meer dan oprechte menselijke liefde in het spel is. Johannes bedoelt daarmee dat onze onderlinge liefde als die van God zelf zal wezen. Dat wil zeg­gen dat we liefde zullen betonen die voortvloeit uit Gods waarheid. En de waarheid van de Here God behoeft helemaal niet de weergave van de natuurlijke werkelijkheid te wezen. Wat voor God de waarheid is, is de realisering van zijn heil in de mens, het mogelijk maken dat deze werke­lijk mens zal wezen. Wanneer wij elkaar in waarheid lief­hebben, betekent dat eveneens dat we er opuit zijn de ander zich te laten ontwikkelen overeenkomstig het goede plan van de Vader. Dan hebben we ook respect voor elkaar en zullen we instaat zijn samen lief­devol in één lichaam te functione­ren. Liefde ontstaat in jouw hart voor anderen, en in hun hart komt die voor jou tot ontwikkeling. En daar waar liefde woont, is in de nieuwe bedeling (nog meer dan onder het oude verbond) de Heer instaat zijn zegen te geven.

 

Innerlijke genezing door Gods Geest  door Wim te Dorsthorst

 

Kun je innerlijke genezing ook als één van de werkingen van de heilige Geest zien? Ja, absoluut, maar het is altijd de heilige Geest én het Woord. Er staan veel mooie dingen van in de Bijbel.

Van het Woord staat geschreven dat het levend en krachtig is als een tweesnijdend scherp zwaard wat alles vaneen scheidt, maar we lezen ook dat dat Woord ‘het zwaard des Geestes is’. De heilige Geest die in gelovigen woont, bedient zich van het Woord om alles aan het licht te brengen en af te scheiden wat niet goed is en op te richten wat ziek en terneergesla­gen is. De Geest leidt de gelovigen in alle waarheid, verlicht het ver­stand, reinigt de gedachten en brengt goddelijk leven aan, waardoor de geest zich opricht en de ziel gene­zing vindt. Hij is als het levende water wat de innerlijke mens door­stroomt en gezond zal maken. Overal waar dat water komt, zegt Ezechiël 47 vers 9 (Ez. 47:09), zal alles leven!

Het water des levens

Maar dat levende water is ook weer het Woord van God, want de Heer Jezus zegt: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! (en Hij is het Woord!) Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stro­men van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. En dan lezen wij: “Dit zeide Hij van de Geest” Johannes 7 vers 37 tot en met 39 (Joh. 07:37-39).

Dus, wie dorst heeft kome tot Mij en drinke, zegt de Heer, maar dit zei Hij van de heilige Geest. En daaruit zie je die prachtige eenheid tussen de Heer Jezus, Die het Woord is, en de heilige Geest als het water des levens. En het woord is God, lees Johannes 1 vers 1 (Joh. 01:01), zodat alles naar mens toe, uit God is! De heilige Geest vertegenwoordigt God en Jezus Christus in het leven van de gelovigen en in de gemeente. Hij is de levensgeest van de nieuwe schepping en van de gemeente en zal als het levende water alles gezond maken. Een betere en direc­tere bron voor innerlijke genezing is niet denkbaar.

De mens is door God geschapen, Hij weet hoe de mens behoort te zijn, Hij kent alle afwijkingen en versto­ringen, Hij is de grote Heelmeester, zegt Exodus 15 vers 26 (Ex. 15:26). God weet ook waardoor de mens geneest en zal leven, daarom begint Exodus 15 vers 26 met de woorden: “Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt…”, en dan volgt: “Want Ik, de Here, ben uw heelmeester”.

Er is geen andere bron tot innerlijke genezing dan het Woord van God, levend en werkzaam gemaakt door de heilige Geest. Dan is het als het levende water, wat ontspringt uit de troon van God en van het Lam, en alles zal genezen en doen leven Openbaring 22 vers 1 (Openb. 22:01).

De zorg voor het lichaam

In het rijke westen worden giganti­sche bedragen uitgegeven aan de gezondheidszorg en dat is voor het overgrote deel voor de gezondheid van het lichaam. De kennis en de medische techniek heeft ongekende hoogten bereikt om het lichaam te kunnen onderzoeken en te kunnen genezen. De beter gesitueerden kun­nen preventief onderzoeken laten doen in privé-klinieken om ziekten te kunnen voorkomen. Toch sterft de mens vroeg of laat en wordt het lichaam aan de aarde toe­vertrouwt en zal het terugkeren tot de elementen waaruit God het gefor­meerd heeft Genesis 3 vers 19 (Gen. 3:19), terwijl de innerlijke mens, geest en ziel, eeuwig is.

De nood en de pijn van de innerlijke mens, is naar mijn mening, vele malen groter dan het lichamelijke. Heel wat lichamelijke klachten en ziekten zouden er trouwens niet zijn als het innerlijk gezond zou zijn.

De liefde verkoeld

Als er ooit innerlijke genezing nodig is geweest dan toch zeker nu in de deze (eind)tijd. Er gaat een vloedgolf van zonden en wetteloosheid over de goede schepping van God. De Heer Jezus spreekt er van dat de wetsverachting en de ongerechtigheid zal toenemen en dat het zal zijn als in de dagen van Noach en van Sodom, waardoor de liefde zal verkillen of verkoelen. Koudheid, in de harten en in de onderlinge verhoudingen van de mensen! (Zie de eindtijd redenen).

Dit brengt een neerwaartse spiraal in beweging van verval van zedelijk normbesef, geweld, angst, leugen corruptie, criminaliteit, enz. De Heer spreekt van radeloze angst en dat mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen Lucas 21 vers 25 (Luc. 21:25). Waar de wetsverachting toeneemt, de liefde verkilt, geweld en angst gaan regeren, daar kan het niet  anders zijn of er worden innerlijke wonden geslagen die maar al te vaak zo intens diep zijn dat ze naar de mens gerekend ongeneeslijk zijn. De verwonde mens trekt ontredderd en vaak ontheemd rond. We zien het bijna dagelijks aan ons voorbij trek­ken; mensen in wanhoop, pijn en tranen, eindeloos veel tranen! En al die gezichten vertellen een verhaal van innerlijke pijn en kapotheid! Ook in het rijke westen, waar alles mag en kan, is het innerlijk juist daardoor zwaar verwond geraakt, zowel van kinderen als van volwas­senen. Ik las laatst dat iemand schreef: ‘De schade aan mens, gezin en maatschappij is onmetelijk’! De mensen zoeken in hun radeloos­heid oplossingen in het bovenna­tuurlijke en zoeken het in de occulte sfeer, die rijkelijk aangeboden wordt op paranormale beurzen en een grote hoeveelheid aan internet-sites. Gevolg is dat de machten van Satan als rook uit de put van de afgrond opstijgen en het zicht op alles wat nog van God is steeds verder verdui­steren Openbaring 9 vers 2 (Openb. 09:02). Zo ontstaat er een geestelijke (lucht)vervuiling wat de geestelijke (volks)gezondheid van de hele wereld aantast. Bij alle zielenood komt, door het occulte bezig zijn, dan ook nog een verbrijzelde geest, leert Gods Woord ons.

De schepping zucht en wacht

Deze gekwelde schepping zucht en schreeuwt om verlossing en gene­zing. Zonder dat ze dat beseffen wachten ze op de openbaring van de zonen Gods, de enigen die waarach­tig zullen kunnen helpen. Alle goede hulp en bedoelingen van psy­chiaters, psychologen en hulpverle­ners, ten spijt.

Eerst echter moeten die zonen, de verlossers en genezers, zelf nog ver­der verlost worden en genezen wor­den. Dat werk vindt nu wereldwijd plaats in de gemeenten van Jezus Christus door het Woord van God en

de Heilige Geest. Dit proces wordt prachtig uitgedrukt door de profeet Amos die zegt: “verlossers zullen de berg Sion bestijgen” (vs. 21a). De berg Sion, beeldspraak voor de heerlijkheid en heiligheid van God en de kracht van de heilige Geest.

Zij zijn onberispelijk

Al klimmende en stijgende zullen die verlossers steeds verder verlost en genezen worden en bekleed wor­den met heerlijkheid en macht. Zij zullen veranderen naar het beeld van Jezus Christus door de Here Die Geest is.

En aangekomen op de berg Sion zul­len ze daar staan met het Lam, Jezus Christus, en ze zullen de Naam van het Lam en van de Vader op hun voorhoofden geschreven hebben staan. Dat wil zeggen dat hun den­ken genezen en veranderd is, zo dat ze denken als het Lam en de Vader en van daaruit ook zo zullen hande­len. Dit kunnen we lezen in Openbaring 14 vers 1 (Openb. 14:01). En dan staat er van deze zonen in Openbaring 14 vers 4b en 5 (Openb. 14:04b-05): “Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leu­gen gevonden; zij zijn onberispelijk”.

Dit is de gemeente die alle tegen­stand en verdrukking verdragen heeft, die volhard heeft en de wed­loop tot het einde gelopen heeft. En dan besluit Obadja zijn profetie met de woorden dat de verlossers de berg Sion bestegen zijn met het doel: “om over het gebergte van Ezau gericht te oefenen en het koningschap zal aan de Here zijn” Obadja vers 21 (Ob. 01:21). Hiertoe is de gemeente van Jezus Christus geroepen; om recht te doen, om te bevrijden, om op te richten, te helen en te genezen, door het Woord van God en de Kracht van de Heilige Geest, evenals de Heer Jezus dat deed op aarde! Om als een koninklijk priesterschap in de schepping te staan en mensen binnen te brengen in het hemelse Jeruzalem Openbaring 21 vers 24  (Openb. 21:24). Een machtige nieu­we tijd, een tijd van de wederoprich­ting aller dingen, is dan aangebro­ken.

Waar komt het op aan

De gemeente van Jezus Christus dient zich van deze heilige roeping en verkiezing bewust te zijn, wil het werk van God niet stagneren, maar voortgang vinden. Bij de gemeente van Jezus Christus behoren is niet op de eerste plaats voor je eigen wel­bevinden, om het hier in het aardse bestaan voorspoedig te hebben, in alle aardse goederen gezegend te worden en later een goed plaatsje in de hemel te hebben. Gekocht zijn uit de mensen als eerstelingen voor God en de Heer Jezus wil zeggen, zoals de apostel dat in één zin uit­drukt: “En voor allen is Hij gestor­ven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestor­ven is en opgewekt” 2 Korinthe 5 vers 15b  (2 Kor. 05:15b). Dat gaat heel diep, maar om die mensen die levend gemaakt zijn door het evangelie Gods, die dat beseffen en er naar leven, gaat het!

Lijden en heerlijkheid

Het bestijgen van de berg Sion is een proces van afleggen en aandoen, van overgave en zelfverloochening zoals de Heer Zichzelf ook geheel en al verloochend heeft, zie Filippenzen 2 vers 5 tot en met 8 (Filip. 02:05-08). “Wie alleen voor dit leven z’n hoop op Christus gebouwd heeft, is de meest beklagenswaardige van alle mensen”, zegt Paulus 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19).

Van de Heer Jezus staat dat Hij over het lijden van het kruis heen heeft moeten zien om de vreugde en de heerlijkheid daarna Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Voor de gemeente geldt in wezen precies hetzelfde. De Bijbel spreekt dan van ‘De hoop der heerlijkheid’. Er wordt op heel wat plaatsen gesproken over het lijden het hier en nu en de heerlijkheid daarna. Zo zegt Paulus in Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18): “Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijk­heid, die over ons geopenbaard zal worden”.

Maar al is de tegenstand van de dui­vel en z’n rijk nog zo groot, al is er nog zoveel lijden en verdrukking, het is heus niet alleen maar kommer en kwel. Integendeel, het is ook een weg die vreugde en blijdschap geeft, die je samen met broeders en zus­ters beleeft. Het is ook een gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid en het veranderen naar het beeld van onze Heer! Jesaja profeteert over de gelo­vigen die de berg Sion bestijgen: “De vrijgekochten des Heren zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn, blijdschap en vreugde zullen zij verkrijgen, maar kommer en zuchten zullen wegvlieden”. Wat een machtige belofte is dat voor de volharders in de gemeente van Jezus Christus!

Uit het vuur gerukt

Voor heel veel mensen die uit ker­ken of uit de wereld in de gemeen­ten komen is het nog wel kommer en zuchten. Ik zou hier een hele lijst kunnen noemen met wat mensen1 allemaal meegemaakt kunnen heb­ben. Er is echter één lijden wat bijna alle mensen meedragen en dat is ‘verwerping en afwijzing’, wat op velerlei wijze tot de mensen komt. Dat kan hele diepe wonden geslagen hebben; het kan iemand als met zware ketenen gevangen houden. Maar al te vaak heeft het de hele persoonlijkheid en identiteit aangetast of verwoest. Ik geloof dat de gehele mensheid innerlijk ziek is en tenminste in vier lagen (om het zo maar te noemen) genezen moet worden. Dat zijn: De verbrijzelde geest, het zieke verstand, het zieke hart en de zieke ziel. tjjtuurliik is de mens niet klinisch in partjes te verdelen, alles in de mens en van de mens heeft met elkaar te maken, maar het is wel te onderscheiden.

Nu zou je kunnen denken dat God mensen zoekt uit de schepping die in ieder geval zo weinig mogelijk beschadigd zijn en al veel gestu­deerd hebben op geestelijk gebied. Maar, en dat is de grootheid en de wijsheid van God, Hij bouwt Zijn gemeente met stenen uit de puinho­pen, verbrand als ze zijn, en wekt ze weer tot leven, zie Nehemia 4 vers 2 (Neh. 04:02). God zegt: “Ik wil wonen bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven” Jesaja 57 vers 15b (Jes. 57:15b).

De verbrijzelde geest doen leven

Daar begint alle innerlijke genezing: Het levend maken van de geest; tot leven gewekt worden door het evan­gelie van Jezus Christus. Vanaf de zondeval is de mens geestelijk dood, gescheiden van God, de bron van het leven, terwijl God de mens zó geschapen heeft dat van de geest de heerschappij uit moet gaan. De gemeenschap van God met de mens is immers in de geest, die Hij met jaloersheid begeert. Die breuk is door God zelf in Zijn zoon Jezus Christus opgeheven. Hij heeft verlossing gebracht uit de macht van de duivel en z’n rijk, de zonden zijn vergeven door Zijn bloed en God heeft alle dingen weer met Zichzelf verzoend, in Zijn Zoon Jezus Christus. Het geweldige profe­tische woord van Zacharias is ver­vuld zie Lucas 2 vers 68 tot en met 79 (Luc. 02:68-79). In profe­tie zegt hij o.a. ook: “Om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duis­ternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes” (vs. 79).

En in vers 77 lezen we: “Om aan Zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden”. Dit is een kernwoord waar het de innerlijke genezing betreft!

Door liefde en genade

Daarom klinkt de liefdevolle oproep van de Vader in de schepping: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zon­den, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38). Voor wie hier gehoor aan geeft en gehoorzaamt, begint een heel nieuw leven als nieuwe schepping in Christus. De geestelijke werkelijk­heid is dan zoals Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijge­gaan, zie, het nieuwe is gekomen” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17).

Dit is een liefde en genade van God, zó groot, dat zullen wij in dit leven nooit helemaal kunnen begrijpen. ‘God schenkt ons een nieuwe natuur’, namelijk Zijn natuur! Als wedergeborene komen we in een hele nieuwe leef­wereld; wij zijn nu hemelburgers en leden van Gods huisgezin en van Zijn Koninkrijk. Is deze mens nu als bij toverslag helemaal genezen? Nee, dat niet, maar hij/zij is in een hele nieuwe situatie terecht gekomen en mag leren daaruit te gaan leven en dan zal het al gaande werkelijkheid worden. Wie Gods Woord gehoor­zaamt in bekering en waterdoop, ontvangt naar de belofte de Heilige Geest, en de apostel zegt: “Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat God Zich verworven heeft tot lof Zijner heerlijkheid Efeze 1 vers 13 en 14 (Ef. 01:13-14). Verlost door Jezus Christus, ja, maar een verdergaande verlossing van duisternis en ongerechtigheid, en genezing door de Heilige Geest. Ook hierin zal het woord van Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06) van kracht blijken te zijn: “Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest! Zegt de Here der heerscharen”.

 

Hart, ziel, lichaam en geest door Yvonne Sulman

Het hart in ons natuurlijke lichaam maakt het leven op aarde mogelijk. Het hart pompt bloed door het lichaam zodat alle cellen zuurstof ontvangen en afvalstoffen in de nieren gezuiverd kunnen worden. Het hart is het centrum van het lichaam, de kern van ons licha­melijk bestaan.

In ons geestelijk lichaam heb­ben we ook een kern, een mid­delpunt, een nèfesj. Deze nèfesj wordt in de bijbel vertaald met hart of ziel. De ziel of het gees­telijke hart wordt omringd door de geest. De ziel en de geest zijn echter geen twee losse puz­zelstukjes die toevallig in elkaar passen. Ze functioneren als één geheel, als een eenheid; zij zijn onlosmakelijk met elkaar ver­bonden.

Zoals het natuurlijke hart en het natuurlijke lichaam één zijn (een hart kan niet zonder lichaam en een lichaam niet zonder hart), zo is ook het geestelijke lichaam een eenheid tussen ziel en geest. Ons natuurlijke lichaam en ons geestelijk lichaam vor­men op hun beurt ook een een­heid: de totale mens die kan leven, functioneren en zich ont­wikkelen op de aarde én in de geestelijke wereld.

 

Wie zoekt zal vinden door Duurt Sikkens

Het woord ‘afgedwaalden’ wordt wel eens wat al te gemakkelijk in de mond genomen. Deze bestempeling wordt dan gebruikt om mensen aan te duiden die een kerkelijke groepe­ring, een gemeente of een ideologi­sche partij hebben verlaten. Ze horen er niet meer bij, worden uit­en afgeschreven. En zelfs de kwalifi­catie ‘verraders’ wordt gehanteerd. Er zijn notabene sekten die zulke uitgetredenen voor ‘verloren’ of dood verklaren. Vergeten wordt daarbij dat een sekte zelf doorgaans een van een algemeen bekende kerkgemeen­schap afgesplitste groep is. Deze is immers zelf uitgetreden…. En als ik mezelf naga; ik ben in de zestiger jaren zowel uit de Gereformeerde als uit de Hervormde denkwereld gestapt om op zoek te gaan naar wat werkelijk leven is. Ik hoorde erbij krachtens natuurlijke geboorte. Al die mensen kun je toch niet kwa­lijk nemen dat ze zelf gaan zoeken, ’t Is zelfs toe te juichen, want ze denken liever zelf over de dingen na dan dat ze bewusteloos meehobbe- len in een kar die door anderen wordt getrokken.

Zélf nadenken

De eerste christenen verlieten aller­lei religieuze systemen en denkwij­zen en werden dan ook beschuldigd van sektarisme. Paulus werd een ‘voorstander van een sekte’ genoemd, hij was ‘een pest’ met ‘denkbeelden die overal tegenspraak vinden’ (Allemaal te lezen in Handelingen 24 en 28). Met name hij bestreed in woord en geschrift het oude denken waarin hij zelf zo gevangen had gezeten en wat hem tot allerlei vormen van fanatisme geweld had gedreven ten opzichte van zogenoemde ‘dwalenden’. Je kunt al zo ingegraven zijn in het voorgeschreven denkpatroon dat alles wat daarvan afwijkt als ‘ketters’ wordt beschouwd. Terwijl het zélf nadenken juist zo’n kostbare eigen­schap is. Ineens schiet mij te binnen dat, toen ik mijn militaire dienst­plicht met grote tegenzin vervulde, ik een keer tegen een meerdere een zin begon met: “Ik dacht…” Onmiddellijk werd ik onderbroken met de luidkeels geuite opmerking: “Jij moet niet denken, er wórdt voor je gedacht!” Daar heb je dan het geü­niformeerde denken ten voeten uit: Je bent een slaaf, je hoeft niet te  denken aan wat je heer doet… Maak je je los van het goed(!) bedoel­de denken dan krijg je een conflict en haastig worden de verbale stenen aangedragen om de zondaar te beko­gelen. De in de Schriften doorknede Paulus kreeg, toen hij van zijn nieu­we leven in Christus getuigde, dan ook te horen: “Weg van de aarde met zo iemand, want hij hoort niet te blijven leven” Je zou kunnen zeggen: “De letter (’t systeem) doodt en de Geest (van vrijheid) maakt levend”. En Paulus was niet de enige die het leven uit de Geest hoger achtte dan zijn aardse bestaan.

In deze tijd waarin allerlei religieuze bouwsystemen en ideologieën ondermijnd en kapotgeschoten wor­den, tot verbijstering van degenen die daarin hun schuilplaats hadden, is het (nood)zaak om zélf te gaan nadenken over de zin van het leven, de zin van jouw leven. En dan maakt het niet uit hoe het systeem heet op kerkelijk of politiek terrein.

Wat zou je van het volgende vinden: je zit in je ontredderde of vastgelo­pen toestand, je weet niet meer waar je het zoeken moet en ineens, schijnbaar vanuit het niets, komt er een mens naar je toe, naar jou. Hij kijkt je aan en zegt simpelweg: “Ik ben leven in mijzelf” of “Ik leef” of “Ik ben het leven”. Is het een ketter? Een dwaas? Een dwaalgeest? Iemand die een pact met de duivel heeft gesloten?

Het werkelijke leven

Jezus is voor al deze dingen uitge­maakt terwijl hij uitgerekend tegen de godsdienstige elite zei: “Jullie dwalen, want jullie kennen de Schrift niet noch de (levens)kracht van God”. Bovendien merkte hij op dat hij dat hij zelf was gekomen “om het dwalende te zoeken”. Geen won­der dat zo iemand geen bouwsteen was voor hun bouwsel. Hij werd afgekeurd, want op zo iemand kun je toch niet bouwen… weg met hem! En daarmee werd Degene die hem gezonden had, de architect zelf, ook verworpen. Ik wou maar zeggen: het is heel bevrijdend om het werkelijke leven te gaan zoeken. Het kan best zijn dat je eerst in de verkeerde richting zoekt (het is mij ook gebeurd), maar je zóékt tenminste. En dan blijkt dat dat leven samen-leven is. Iemand een hand geven en je uit de systeem­dwang te laten leiden naar een ver­binding, een verbond met het leven van Jezus Christus, zélf van zijn Geest te ontvangen en te leren leven zoals hij, zoals z’n volgelingen. Gemakkelijk gaat dat niet, het is soms een hele tocht door een woe­stijn, maar de werkelijke vrijheid lokt zo, ligt binnen je bereik: het onvergankelijke leven ontvangen en delen met God. Je bent verbonden met degene die echt vrij is, je wordt onafhankelijk in verbondenheid. En hij is, in de gedaante van een medemens, op zoek gegaan naar jou, want God herinnerde Zich jou… en kon iemand vinden tegen wie Hij zei: “Zoek ‘m eens op”. Immers, lief­de voor iemand is ook iemand terug­vinden. En Hem je hand geven is leven, eeuwig.

Zo denkt God erover en zoekt je op, waar je je ook bevindt, of het nou binnen of buiten het systeem is. Hij vraagt naar je en brengt je naar de waterbronnen des levens. En als je daar op adem bent gekomen wordt je weer mens, een mens zoals die van oorsprong is bedoeld, bedacht. Je wordt zelf een levensbron die ont­springt aan het eeuwige leven. En help je dan mee zoeken?

 

Voedsel door Truus van Kaam

Een jong dat gevoed wordt groeit op, wordt daardoor sterker. Hij oefent zijn vleugels en na verloop van tijd verlaat het het nest en vliegt uit.

Geestelijke groei is een gevolg van het eten en verwerken van het woord van God.

Dat is nodig om in de boze dag weerbaar te zijn tegen onze vijanden.

In Lucas 21 vers 15 Statenvertaling (Luc. 21:15): “Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen die zich tegen u zetten”. Dit is een belofte voor ons.

Kennis van het woord is wel nodig, vandaaruit kan Jezus ons inzicht geven op het moment dat het nodig is, dus spijze te rechter tijd. Daarom kunnen we ook vertrouwen op zijn leiding, begeleiding, beleid voor ons leven.

Laten we ons voeden met de spijs die blijft tot in het eeuwige leven welke de zoon des mensen ons geven zal Johannes 6 vers 27 (Joh. 06:27).

 

Vol van de Geest van de Heer door Cees Maliepaard

“De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft” Jesaja 61 vers 1 (Jes. 61:01).

In de tijd van het Oude Testament was de Here God vanzelfsprekend ook al met zijn Geest aanwezig onder de mensen die Hem toebe­hoorden. Jesaja getuigt hiervan in deze tekst. Gods Geest viel dan op de mens die God voor een speciale bediening op het oog had. Er was echter geen sprake van een constan­te aanwezigheid van de Geest van de Heer, maar één die bedoeld was voor dat ogenblik of voor een bepaal­de periode, totdat het door God beoogde doel bereikt was. Wanneer dat een feit was, week de Geest van boven weer van de gezalf­de van de Heer. Het was steeds een tijdelijke vervulling. Daar was op zich niets mis mee, want met dat oogmerk had God zijn Geest immers ook ingezet. Een blijvende inwoning van de Geest was voor die tijd niet te realiseren. Niemand over­woog dat destijds dan ook.

Geheel anders!

Er is een opmerkelijk verschil met de periode die inging met de doop van Jezus in de Jordaan. Bij die gele­genheid werd de uit God en een mens geboren Zoon, vervuld met de Geest van zijn Vader. Dit was niet voor een afgebakende periode bedoeld, de Geest van de Vader zou voor altijd rusten op de Zoon van zijn welbehagen. Daarmee was datgene dat men in de tijd van het Oude Verbond als nor­maal ervoer, tot een einde gekomen. Vanaf het moment dat Jezus, de uit

de Vader geborene, door de zalving met Gods Geest de Christus werd, is er een definitieve verandering tot stand gekomen. Een ieder die in relatie met de Gezalfde ook in Gods Geest gedoopt wordt, mag weten dat het voor hem of haar eveneens een- blijvende situatie zal zijn.

Dat heeft consequenties…

In de nieuwtestamentische gemeen­te is het ondenkbaar dat een profeet op een gegeven moment ervaart dat Gods Geest op hem valt. Hij zou dan nu (duidelijk onder beïnvloeding van die Geest) een boodschap van God naar de vergaderde gemeente kunnen brengen. En als hij uitge­sproken was, zou de Geest van de profetie onmiddellijk weer van hem wijken.

Zulke oudtestamentische toestanden zullen in de gemeente van Christus Jezus niet voor kunnen komen. Dat kan niet omdat de Geest van de Heer eenvoudigweg zo niet meer werkt. De Geest valt niet meer op mensen om een speciale opdracht mogelijk te maken. In de tijd van vóór de Christus was dit uit de nood geboren – de mogelijkheid mensen blijvend met de Geest te vervullen ontbrak nu eenmaal. Ook hierin is Jezus onder Gods mensen de eerste geworden.

ledereen kan profeteren

Het is een bijbels gegeven dat ieder die deel uitmaakt van de gemeente, in de samenkomst een boodschap van de Heer door zal kunnen geven. Die gedachte klopt ook helemaal, want de Geest is continue in ons allemaal aanwezig. Op elk willekeu­rig moment in ons leven zullen we dus instaat zijn woorden van God door te geven. Ieder ander lid van Christus’ lichaam kan zo’n hemels bericht dan ook toetsen aan de gedachten van de ook bij dat lid inwonende Geest. Toch is dit een ideaalbeeld dat lang niet altijd te realiseren is. Hoe komt dat dan? Wel, om profetisch bezig te zijn (binnen of buiten de vergaderde gemeente) is het wel nodig in alle zuiverheid op God de Vader en zijn eerste Zoon afgestemd te zijn. Daarvoor hoeft een mens niet op z’n geestelijke tenen te gaan lopen – juist niet! – maar hij zal wel onder alle omstandigheden op de Heer gericht dienen te zijn. Dat kan in alles zo wezen, omdat het geen zaak van altijd met het hoofd in de wolken te lopen, doch juist heel nuchter bezig te zijn in de hemel en op de aarde… met de liefde van de Heer in je hart.

Vanuit zo’n innerlijke houding, kan een mens onder alles de gedachten die de Heer ‘m duidelijk maakt, aan anderen doorgeven. Ook daar waar de gemeente samenkomt inzonderheid daar waar dat gebeurt. Een profeet onder het Nieuwe Verbond zal derhalve nimmer zeg­gen: de Geest van de Here Here is op mij. Want dan zou het de indruk wekken dat het een niet alledaagse zaak betreft. Hij of zij mag echter naar waarheid belijden: De Geest van de Heer, de Geest van de Christus, wóónt in mij! Dat is immers de normale stand van zaken in het leven van alle dag. Althans voor wie in de Christus is. Laten we bedacht zijn op wat de Heer ons toont. Een mens mag natuurlijk eigen gedachten hebben. Maar onder alle omstandigheden mogen we leren de liefdevolle inten­ties van onze hemelse Vader en zijn eerste Zoon vanuit een toegewijd hart zelf te smaken en aan anderen duidelijk te maken. In eendracht met Jezus zal dat zeker ons leven in harmonie met het plan van God brengen.

Profeten en profetessen

We mogen met volle vrijmoedigheid de woorden Gods verkondigen. Allemaal. Ieder die het hart voor de reinheid, de goedertierenheid, de barmhartigheid, de liefde en de trouw van onze God opent. Laten we ons hart niet op een armetierig kier­tje openzetten; gooi de deuren van je geestelijke rikketik maar wagenwijd open! Daarbij dienen we wel in de gaten te houden of we geleid worden door Gods gedachten of dat we beheerst worden door eigen stokpaardjes. Als we vol zijn van wat God en Jezus voor ogen staat, zullen we nooit wereldvreemd overkomen, maar wel gevrijwaard zijn van verkeerde beïn­vloedingen uit de natuurlijke wereld en al helemaal van bindingen uit de occulte hemel van Satan. Dan kun­nen we vrijuit spreken. Vanuit een rein hart. En dat zal ons dan geen moeite kosten – binnen de gemeen­te niet en net zomin er buiten.

 

Een rond bad met helder water door Truus van Kaam

Het bad heeft een hoge, gladde rand. Vlakbij stroomt een rivier. In die rivier is het water troebel, er zwemt nogal wat ongedierte in. Af en toe komt dat ongedierte zelfs bij dat bad en probeert het tegen de rand op te klimmen.

Maar doordat de buitenkant zo glad is lukt het niet, hoewel ze het vele malen proberen.

Het zuivere water duidt op een reine levenswandel. Het bad staat los van de rivier, is dus apart gezet.

Als wij onze begrenzing kennen, genieten wij bescherming vanuit het Koninkrijk van God.

Het is dus heel belangrijk om scheiding in ons leven aan te brengen op elk gebied.

Hoe staat het met onze persoonlijke zaken of zelfs met onze hartsgehei­men? Mag ook daar de reiniging verder doorwerken? Immers ook een klein beetje kan het water vertroebelen. Vaak zijn het de kleine vossen die de wijngaard bederven als hij in bloei staat.

Vangt ons die vossen, opdat de bloei kan overgaan in vrucht (Hoogl. 2:15).

 

De vervulling van Gods plan door Gert-Jan Doornink

 

Ieder van ons bevindt zich in een bepaalde fase van zijn bestaan. Of we nu jong zijn of oud, daar zijn we ingegroeid en allerlei omstandighe­den hebben mede bepaald hoe ons leven er nu uitziet. We proberen aan ons leven zodanig invulling te geven, dat we temidden van die omstandigheden waarin we ons bevinden, toch zo goed mogelijk functioneren, zodat ons leven zin heeft, wij ons prettig voelen en dienstbaar en nuttig zijn in gezin en maatschappij.

Wij zijn ons ook bewust dat als christenen een extra dimensie aan ons leven is toegevoegd die allesbe­palend is hoe wij leven en bij andere mensen overkomen. Gods Geest woont immers in ons en heeft zich verbonden met onze geest. Naarmate deze verbinding hechter en sterker wordt, zal er ook meer uitgaan van ons leven naar de ander toe die dan hopelijk ook het verlan­gen krijgt een echte christen te wor­den.

Werkelijke christenen laten zich niet beïnvloeden door de omstandighe­den, die soms erg moeilijk kunnen zijn, maar zijn zich bewust dat de gemeenschap die zij hebben met God en Jezus Christus, alleen maar verder uitgroeit, zodat zij uiteinde­lijk niet alleen zéggen, maar ook beléven dat zij alle dingen aankun­nen.

Iedere vorm van twijfel, die altijd weer probeert de kop op te steken, krijgt zodoende geen enkele kans te infiltreren om ons af te remmen in de beleving van ons geloof.

In het volle licht

In de tijd waarin wij leven gaat meer en meer elke vorm van onechtheid verdwijnen. Zij kan immers geen standhouden daar waar het echte, het pure, het zuivere aanwezig is. Alles wat surrogaat is komt aan het licht omdat het door het échte licht ontmaskerd wordt. Daar waar het echte licht is doorge­broken, dat is in die kinderen Gods die bereid zijn daarvoor de volle prijs te betalen, ontstaat meer en meer een wijze van leven die in overeenstemming is met de wil en de bedoeling van God. Zij hebben, evenals het grote voorbeeld Christus, een plaats ontvangen in de geestelij­ke wereld, door Paulus omschreven met ‘hemelse gewesten’. Deze plaats is allesbepalend hoe ons leven op aarde er uitziet, hoe wij functioneren en vruchtbaar zijn voor Gods Koninkrijk. In deze geestelijke wereld bevinden zich weliswaar ook de verkeerde geesten maar deze maken geen schijn van kans meer hun afbrekende en vernietigende werk te doen via christenen die weten dat ‘hun leven met Christus verbonden is met God’. Het zijn de zonen Gods waarop heel de schep­ping wacht maar die zich uiteinde­lijk tenvolle gaan openbaren. Als deze ‘openbaring’ plaatsvindt ontstaat er ruimte voor het doorbre­ken van Gods volle heerlijkheid. Een situatie die met geen pen te beschrijven is maar die elke vorm van ver­wachting hoe het in de toekomst zal zijn, volkomen teniet doet. Zij zal namelijk veel te klein en te onvolko­men blijken van wat onze goede God in petto heeft voor allen die Hem werkelijk liefhebben. Het zal zijn zoals Paulus het destijds al onder woorden bracht met de opmerking dat wat geen oor heeft gehoord, geen oog heeft gezien en nooit in de gedachten van iemand is opgekomen, God allang heeft klaar­liggen voor hen. Het ligt gereed om in vervulling te gaan, want één ding is zeker: ‘God is getrouw, Zijn plan­nen falen niet!’.

 

Gods kracht en heerlijkheid door Rinie van der Houwen

“Als ik mijn herinneringen eens op papier kon zetten”, hoor je wel eens zeggen, “ik zou er een boek over kunnen schrijven”. Zo zijn er ook autobiografïën ont­staan, getuigens van moed, aangrij­pend en boeiend. Maar er zijn hel­dendaden die onbekend bllijven. Het woord van God is wel het groot­ste getuigenisboek dat er bestaat met boeiende, waargebeurde geschiede­nissen, korte en lange. Over Simson bijvoorbeeld: toen eens een brullende leeuw op hem af kwam en hij de leeuw vaneen scheurde deed hij dat in Gods kracht. Niemand was zo sterk als hij, lezen we in Richteren 14.

Ook David was een held. Jarenlang werd hij achtervolgd door koning Saul die hem wilde doden. En steeds weer greep hij moed als hij opge­jaagd werd. Eens was hij in dood­snood, Zijn eigen manschappen, 400 man, overwogen hem te steni­gen, want heel hun familie was ont­voerd en ze waren allen bitter gestemd. Maar David sterkte zich in de Here zijn God 1 Samuël 30 vers 6 (1 Sam. 30:06) en de Here wees hem de weg om ze te bevrijden.

Het woord van God is kostbaar en levend en krachtig. Het gaat van Hem uit naar ons toe. En als wij daar op ingaan, gaat het leven voor ons. Gaat HIJ leven voor ons, zoals wij voor Hem.

We herinneren ons de woorden uit Johannes 1 vers 1 (Joh. 01:01): “In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Dit was in den beginne bij God. Het woord is vleesgeworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd als van de eniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid”.

De heerlijkheid van Jezus op aarde wordt ook benoemd door de discipe­len. Zijn innerlijk straalde het uit, genade en waarheid, kracht tot gene­zing en macht over de duivel. In zijn uiterlijke gestalte was er geen luister, een mens zoals wij, schrijft Jesaja 53. Maar luister wat Hij bidt en spreekt met Zijn Vader, even voor Zijn gevangenneming: “Ik heb u verheer­lijkt op aarde en het opgedragen werk volbracht dat U mij te doen gaf. En nu verheerlijkt Gij mij, Vader, met Uw heerlijkheid die ik bij U had eer de wereld was! … En de heerlijkheid die Gij mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven, opdat zij met ons één zijn. Ik wil dat waar ik ben, ook zij bij mij zijn om mijn heerlijkheid te aanschouwen” (uit Johannes 17).

Dit alles werd werkelijkheid op de Pinksterdag en allen vervuld werden met de heilige Geest. En de heerlijk­heid waarover Jezus gesproken had, kreeg gestalte in hen en bleef in hen, de vrijmoedigheid waarmee ze God groot maakten. Hij had immers Jezus opgewekt uit de doden en de heilige Geest uitgestort. En dat gold niet alleen hen, maar geldt voor allen die in Hem geloven tot aan de voleinding. De zwakke wordt een held in Zijn Koninkrijk, allen die Hem toebehoren betrekt Hij in Zijn heilsplan van geslacht op geslacht. Immers “Zijn goddelijke kracht heeft ons met alles wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door Zijn heerlijk­heid en macht, door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur…!” 2 Petrus 1 vers 3 en 4 (2 Petr. 01:03-04).

 

De routekaart naar werkelijke vrede door Wim te Dorsthorst

‘De routekaart’… wie heeft er niet van gehoord de laatste tijd, via jour­naals en media? De routekaart, een weg naar vrede in het Midden- Oosten tussen Israël en de Palestijnen. Een routekaart naar de vrede, ontwikkeld door Amerika als initiatiefnemer en de westerse wereld.

Dat deed mij denken aan de route­kaart die de Schepper van hemel en aarde aan de mensen gegeven heeft. God heeft de mens met veel liefde en zorg geschapen en het spreekt dan ook vanzelf dat Hij ons de ‘handleiding’ meegeeft, waarin Hij voor ons bestwil openbaart wat wij zijn, waarom wij bestaan, waarheen wij op weg zijn en wat ‘de route’ is om het doel te bereiken. Dat ‘instructieboek’, met veel zorg door God zelf samengesteld, is ‘de Bijbel’, die wij altijd tot onze beschikking hebben. Een boek wat, wonderlijk genoeg, al gaande in de mensengeschiedenis door God tot stand is gebracht.

Aan het volk Israël gaf God geboden en inzettingen die voor hen de weg ten leven waren. Mozes zegt daarvan tot het volk: “Welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg”? God gaf hiermee een duidelijke ‘route­kaart’ aan Zijn volk Israël. Als ze deze weg van God gingen dan leef­den ze in voorspoed en in veiligheid in het beloofde land. Gelukkig heeft God ieder mens ‘een geweten’ gegeven waarin een bewustheid is van goed en kwaad, zodat mensen die nooit van God gehoord hebben niet in totale onwe­tendheid hoeven te leven. Zo zijn er heidenen, zegt Paulus, die van nat re doen wat de wet gebiedt Romeinen 2 vers 14 (Rom. 02:14).

Een bijzondere weg

De gemeente van Jezus Christus is op een bijzondere weg met God gekomen. Ze hebben vrede met God door de Heer Jezus en zijn met Hem verzoend; er staat dus niets meer tussen hen en God. Ze gaan ‘de hoge weg’ of ‘de heilige weg’ en hebben door de heilige Geest een inwonende Gids om vanuit het Woord de route voor de gemeente te kunnen verstaan en met succes te kunnen gaan.

De apostel Paulus bidt een prachti gebed voor de gemeente van Colosse, een gebed wat ook nu voor ons mag gelden. Hij bidt: “Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waar­dig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10). Hij bidt hier dat de gemeenteleden vervuld mogen worden met de zui­vere kennis van de wil van God, zodat ze hun dagelijks leven, leven in wijsheid en met geestelijk inzicht, zodat het een leven is dat de Heer waardig is. Als het goed is dan is dat het verlangen van ons allemaal! Vervuld zijn met de zuivere kennis van Gods wil, daarbij Zijn leiding duidelijk verstaan, zodat we de Here waardig onze levensweg gaan. Als mens zijn we dagelijks bezig beslissingen te nemen. Gewone alle­daagse dingen misschien, maar als christen zullen alle beslissingen, grote en kleine de Heer waardig moeten zijn.

Wat Micha schrijft

Een woord van God wat ook bijzon­der voor de gemeente geldt is wat Micha schrijft in Micha 6 vers 8 (Micha 06:08): “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en oot­moedig te wandelen met uw God”. Deze bekendmaking staat duidelijk opgetekend in Zijn Woord. En dan staat er: “Niet anders dan recht te doen”. Dat is dus te allen tijde en onder alle omstandigheden recht doen. En dan zegt Hij ook nog: “Getrouwheid liefhebben”. Op alle terreinen van je dagelijks leven en zeker ook ten aanzien van de gemeente getrouwheid liefhebben. Nou, daar moet je maar eens over nadenken hoe diep dat gaat! “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens”! Je hoeft er niet om te bid­den of te vasten om er achter te komen wat Gods wil is en wat goed is, nee, het is een kwestie van in gehoorzaamheid doen wat Hij u bekend gemaakt heeft! Ik geloof niet dat er één onderdeel of één terrein is in het leven van de mens, waar God niet duidelijk over gesproken heeft in Zijn Woord om leiding in te geven. De vraag is wil men hier naar luisteren om God waardig en in ootmoed, te wande­len?

Met het oog daarop zegt God: “Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u. Weest niet als een paard, als een muildier zonder ver­stand, welks trots men bedwingt met toom en bit, opdat het u niet te na kome” Psalm 32 vers 8 en 9 (Ps. 032:008-009). Een woord wat geheel en al voor zichzelf spreekt, denk ik! Wie wil er nu zo trots en eigenwijs zijn als een paard of een ezel?

De Heer Jezus is voor ons het prach­tige voorbeeld van overgave en gewilligheid. Hij zegt: “Het is Mijn eten en drinken de wil te doen van Mijn Vader en Zijn werk te volbren­gen” Johannes 4 vers 34 (Joh. 04:34).

Hij wil ons helpen om ook in die gezindheid ‘de route’ te volgen die de Vader ons wijst. Wij behoren Hem toe en Hij wil ons in alles lei­den. Zo’n gedachte geeft rust en ont­spanning, want als wij van Hem zijn, draagt Hij ook (mede) verant­woordelijkheid voor ons. Rust en ontspanning is wat we juist zo hard nodig hebben willen we in de stilte met onze God komen. In die stilte van binnen, kunnen we Zijn woord en Zijn ‘routekaart’ voor ons over­denken en Zijn leiding voor ons leven leren verstaan.

 

De Taal van de Dag door Ada Karst

Woorden, we kunnen niet zonder. Om te denken, te spreken en te béspreken. Om de werkelijkheid van het leven van alledag te benoemen en daardoor te ordenen. En dat allemaal dank zij onze moe­dertaal.

Moedertaal? Wie brengt de grote, gééstelijke Werkelijkheid onder woorden? Wie ordent “alles wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem lief­hebben”? Zodat we daarover kunnen nadenken en spreken, het kunnen béspreken en benoemen? Wie heeft ‘gezien’ en ‘gehoord’? Tegen Nicodemus zei Jezus: “Wij spreken van wat wij wéten en wij getuigen van wat wij ‘gezien’ heb­ben”. “Wij”, dat is dus niet een spre­ken uit zichzelf. Jezus heeft de grote, geestelijke Werkelijkheid te verstaan gekregen en door de Geest volledig geopenbaard. Er is niets meer bedekt, want alles kan verstaan wor­den. Dit is Zijn Dag die door geloof, naar Zijn belofte, in ons is opge­gaan.

De taal van de Geest

Met welke woorden zullen wij daar­over spreken? “Hierover spreken wij dan ook”, lezen we in 1 Korinthe 2, “met woorden die niet door mén­selijke wijsheid maar door de Géést geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken”, Wat een taal! Dit is onze Moedertaal: taal van ‘de Dag’ over wat ons in Woord en Geest is en wordt geschonken. De taal die des Geestes is.

“Wat wij spreken, als een gehei­menis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigher heeft voorbeschikt tot onze heerlijk­heid. ‘Geheimenis’, ‘verbórgen’, maar we hadden toch geconstateerd dat er niet meer in geheimtaal over de grote Werkelijkheid van Woord en Geest gesproken hoeft te worden? Spreekt Paulus hier tóch weer geheimtaal? Let op het woordje ‘als’. Er staat als een geheimenis, want het is, zoals hij in datzelfde hoofd­stuk zegt, slechts door de Geest te verstaan en te beoordelen. De profeten van het Oude Verbond hebben deze heerlijkheid van het Nieuwe Verbond volop aangekon­digd. Ze hebben, zoals we dat in 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12) lezen, we “gezocht en gevorst en nagespeurd op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde”. En ze hebben geweten dat ze met hun spreken óns hebben gediend. Hun spreken was en is de aankondigende taal van de Volle Dag. En zij hebben zich erop verheugd. “Abraham heeft zich erop verheugd Mijn Dag te zien,” zegt Jezus in een gesprek met Zijn tijdge­noten (Joh. 8), “en hij heeft die gezien en zich verblijd”! Hoeveel te meer verblijdt zich de Gemeente van het Nieuwe Verbond. Zij mag al het spreken van de profeten van het Oude Verbond vernieuwd verstaan. Het geeft verrijking en verdieping van de kennis Gods. Goed voor het verstand!

Vernieuwing van het oude

“Wachter, wat is er van de nacht? De wachter zegt: Morgen komt…” Deze oudtestamentische woorden uit Jesaja 21 vers 11 en 12 (Jes. 21:11-12) klinken als een geheimenis. Het is hier immers nog de tijd van het Oude Verbond. Jesaja kon dan ook slechts met voorbereidende woorden over de Volle Dag spreken. Maar de werkelijkheid zit er al in. Daarom maken we de sprong vanuit voorbereidende spreken van het oude Verbond naar de Werkelijkheid van Christus. En van daaruit weer terug om het oude te vernieuwen.

Jesaja profeteert: “Morgen komt”! De nieuwtestamentische Geméénte spreekt en getuigt: “De Morgen, de Dag van Christus is opgegaan!” Morgen – Dag – Licht, allemaal bewoordingen waarmee we het Nieuwe Verbond, het spreken en verstaan in Woord en Geest, mogen aanduiden. Het heeft al onze geloofsgoederen in de veiligheid en de vrijheid van het geestelijk ver­staan gebracht. In het geestelijk verstaan zijn ‘duisternis’ en ‘nacht’ als vanzelf vergaan. Er is geen nacht meer in onze Moederstad, het hemelse Jeruzalem Galaten 4 vers 21 tot en met 31 (Gal. 04:21-31). Zij wordt daarin niet gevonden omdat elke bedekking van de Werkelijkheid, in Christus is verd­wenen. Alle ontwikkelingen zijn al openbaar gemaakt. Alles is al gezegd geworden. Niemand kan met iets nieuws komen aanzetten om het vervolgens op eigen naam te zetten. Het is gedaan met alle losse bijbel­taal en alle algemeenheden. Het komt nü aan op wéten, op inzicht en kennis vanuit de, van de letterlijke betekenis ontdane Bijbel. Al het voorbereidende spreken van het Oude Verbond is door Jezus tot ver­vulling gebracht; eerst in Zijn eigen leven, daarna in het Gemeenteleven. Ook de vreugdevolle uitroep vanuit Jesaja 14 is vervuld: “Hoe zijt gij uit de hemel van onze geloofsontwikke­ling gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads. Sinds gij neerligt, klimt niemand naar ons op om ons te vellen.”

En zo kunnen we doorgaan met vreugdevolle uitroepen vanwege het ongestoord kunnen lezen, ervaren en begrijpen. Ook Psalm 65 vers 9b (Ps. 065:009b) is verhoord:

“Waar de morgen gloort en de avond daalt, brengt Gij gejuich”. Nieuwtestamentisch lezen we: “Daar de Morgen is opgegaan in de Christus Gods, is de avond van onwetendheid vanwege de bedek­king door lettergebruik, verdwenen. Gij hebt gejuich gebracht vanwege de verhoring van alle voorbereiden­de (geheim-)taal van het Oude Verbond.

Toch nog ‘nacht’?

“…maar ook nacht”. Morgen komt, dat hebben we begrepen. “Maar óók nacht”? Is er toch nog ‘nacht’ in het Nieuwe Verbond? Waar spreekt Jesaja over? Wat ziet hij, als trouwe wachter, in de verte als hij zegt “…gij, morgenster, zoon des dage­raads”? Geen hoofdletters voor deze morgenster, voor deze dageraad! Deze ‘dag’ is niet de Dag van de volle Werkelijkheid, van het volle verstaan door de Geest. Het is de dag van de schijn-werkelijkheid, en dat zit mét gebruikmaking van bij­belwoorden naast de Werkelijkheid. “Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen Dageraad”, staat er in Jesaja 8 vers 20 (Jes. 08:20). En we nemen de vrij­heid om deze Dageraad wél met een hoofdletter te schrijven. Zonder het verstaan en het weten, is de Morgen van de Dag van Christus niet te zien. Dan is er geen (in-) zicht, en rest er een blijven in de schijn-werkelijk­heid van wat er staat geschreven.

Niet ieder gaan leidt tot verstaan. Wel veel woorden, maar geen kennis Gods. Paulus bracht het in Efeze 4 vers 18 (Ef. 04:18) als volgt onder woorden: “Verduisterd in het verstand, ver­vreemd van het leven Gods om de ónwetendheid”.

Er is Taal van de Dag! Er zijn woord­voerders van de nacht!

Elkaar wakker houden!

“Als gij vragen wilt, vraagt, komt dan terug. “Nu de duidelijkheid geko­men is, is het goed om onszelf het een en ander af te vragen. Gaan we goed zoals we nu gaan? Of bemoeien en vermoeien we ons nog met strijd tegen… Tegen wie of wat dan? Nog een vraag. Moeten we, als wach­ters, de volgende generatie belasten met wat wij in genade zijn ontgroeid en waarvan we, prijst de Heer, zijn ontheven?

Verwordt, naar de tijd gerekend, de eens zo goede overlevering tot een eigen overlevering? Allemaal vragen om elkaar wakker, bij de ontwikkeling van de Dag, te houden. Jesaja spreekt, Jesaja 56 vers 10 (Jes. 56:10), over de wachters in zijn tijd als over “stomme honden die niet kunnen blaffen”.

De Dag aan ons voorbij laten gaan? Het zou ‘stom’ zijn als we elkaar en de volgende generatie onze ontwik­kelingen, onze Dagen, zouden ont­houden. We mogen juist met grote innerlijke rust en vreugde de grote Werkelijkheid benoemen en orde­nen.

Die Werkelijkheid is immers dwars door ons heengegaan.

Geen zorgen voor morgen

“Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen heb­ben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” De Morgen zal voor het Zijne zorgen! Inderdaad kent iedere Dag, iedere Vernieuwing, niet alleen Zijn eigen vreugde, maar ook zijn eigen kwaad, zijn eigen schijn-vernieuwing, zijn eigen ‘brood’. Dat komt er altijd bij, en gelovigen krijgen daar dan ook altijd mee te maken. Maar dat is niet erg, want we wéten dat “de nacht kennis predikt aan de nacht”, zoals we lezen in Psalm 19:3. Daarentegen staat er in (Psalm 19 vers 3 (Ps. 019:003) óók: “De Dag doet sprake toe­stromen aan de Dag”, aan hen die de Dag toebehoren! Wat zullen we eten? Wat zullen we drinken? Waarmee zullen we ons kleden?

We moeten niet vragen, maar wéten en gelóven dat die sprake van de

Dag het Woord Gods is, Jezus de Christus Gods die gezegd heeft: Ben het Brood”. Het Dagelijks Brood!

Wie de woorden van Jezus, Matteüs 6 vers 34 (Matt. 06:34), in de Statenvertaling opzoekt, leest tot zijn verrassing: “… want de morgen zal voor het zijne zorgen.” Ja! De Morgen zal voor het Zijne zorgen! Nuchtere geloofstaal van Alle-Dag!

 

 

Een gebaande weg door Jan Oud

 

Tijdens onze vacantie vorig jaar waren we op de Puy de Sancy. Dat is de hoogste berg van de Auvergne. Je kunt daar genieten van een geweldig uitzicht. Als het mooi helder weer is natuurlijk, maar dat was het geluk­kig toen we daarboven waren. Veel vulkaantoppen, kraters en kraterme- ren laten zich zien. Volgens het overzicht zou zelfs de Mont Blanc te zien zijn en inderdaad konden we in de verte hele hoge bergen zien. Dat waren vast de Alpen. Ook veel plaat­sen waar we doorheen gekomen waren herkenden we en hoe langer je rondkijkt, hoe meer bekende din­gen je ziet.

Het is één ding om boven op een bergtop te zijn (we waren met een kabelbaan tot bijna bovenaan geko­men), maar je moet ook weer naar beneden. Gelukkig wordt aangege­ven hoe je beneden kunt komen. Je weet er is een pad waarlangs je vei­lig beneden komt.

Dat weten maakt dat je eraan begint. Maar tijdens de tocht merk je pas wat er allemaal op je pad komt. Zo’n pad is niet slechts voor wandelaars.

Je moet klimmen, klauteren, oplet­ten om niet te glijden vanwege de grote hoeveelheid stenen waaruit het pad bestaat. Kortom, je komt jezelf tegen. Durf ik dit wel? Kan ik dit wel? Zal het goed afkomen? Het is gelukkig goed afgekomen en we zijn veilig teruggekeerd. Bij het gaan van dat pad moest ik denken aan degenen die dat pad hadden gebaand. Die de moeite had­den genomen een mogelijkheid te zoeken om veilig af te dalen. Die hadden risico’s genomen waarmee wij nu ons voordeel konden doen. Met betrekkelijk geringe risico’s waren wij beneden gekomen. Het is van belang de weg te weten om je doel te bereiken.

In je leven van alledag is dat feitelijk net zo. Er zijn nogal wat situaties waarin je je afvraagt: Wat moet ik hiermee? Welke kant moet ik op? Hoe vind ik hierin de weg?

De heilige weg

In Jesaja 35 vers 8 (Jes. 35:08) staat: “Daar zal een gebaande weg weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt”. Het is blijkbaar zo dat God weet dat het kiezen van een weg, een pad door het leven, niet eenvoudig is. Daarom heeft Hij voorzien in een gebaande weg. Jezus is die weg gegaan. Tot het einde toe. Er is geen stuk weg dat niet gebaand is.

Al hoef je zelf die weg niet te banen, je moet hem wel willen gaan. Zelfs als je hem gaat, betekent een gebaande weg niet een weg zonder inspanning, een weg zonder moeit een weg zonder keuzes. Maar na elke inspanning is er voldoening over het bereikte.

Het overwinnen van moeite betekent voortgang. De goede keuzes maken brengt je dichter bij het doel dat God met je leven heeft. Dichter bij Hem en samen met Hem. Zo wil Hij ook samen met jou die gebaande weg gaan. Er is geen situ­atie die Hij niet kan overzien. Geen situatie die voor Hem onbekend is. Dus wat er ook gebeurt, Hij weet de juiste oplossingen, de juiste richting en de goede keuzes. Daarom ga of ga voort op die gebaande weg!

 

Logees uit Australië door Froukje Huis

‘”k Heb een e-mailtje uit Australië!” Met een papier in de hand komt Dick de kamer binnen. “Lees maar even”. Het is maar een korte bood­schap. Vol verwachting kijkt Dick me aan…

“Wat denk je ervan?” We krijgen binnenkort loge’s uit Sydney. Dick’s zuster en haar dochter. Maar nu wil de schoonzoon ook graag meekomen.

Hij is natuurlijk van harte welkom maar we hebben maar beperkte slaapruimte ter beschikking, “’t Wordt krapjes”, zucht ik. “Mail maar dat het goed is!”

“Zou hier het bed kunnen staan?” Kritisch bekijkt Dick de situatie. “Alleen als dat tafeltje weggehaald wordt!” “Die kast moet er ook al uit, waar moeten we alles zetten?” “Op de overloop”, beslist Dick. Even later staan we te passen en te meten: die op elkaar, dat kleintje ertussen, warempel het lukt! Zelfs de computer kan nog gebruikt worden. Laat de gasten maar komen!

En dat doen ze dan ook. Met de dochter en haar man is de voertaal Engels, maar mijn schoonzus is haar moedertaal na 50 jaar heus niet vergeten. Ik doe m’n best me ook in ’t Engels uit te drukken, maar mijn schooltijd ligt al vele jaren achter me. Ook hier geldt echter: al doende leert men. Op zeker opgenblijk betrap ik er mezelf op dat ik in het Engels bezig ben de boodschappen te bedenken.

De gasten worden door vele familie­leden uitgenodigd en ze zijn bij het vertrek vol lof over hun heerlijke vacantie.

Weet u waar deze gebeurtenis me aan deed denken? Aan de Here Jezus die tot zijn discipelen zei: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen, want Ik ga heen om u plaats te bereiden”. Daar is volop ruimte voor ieder die wil komen. Maar Jezus moet alles voorbereiden.

Na Zijn opstanding, toen Hij plaats had genomen op de troon, waren alle dingen gereed. Hij stortte de heilige Geest uit op Zijn volk. Hij wees ieder op zijn plaats in de hemelse gewesten, zoals Paulus het uitdrukt in Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06). In een nieuwe onbekende wereld waar een onbekende taal wordtgesproken. Maar Jezus is daar en Hij komt ons tegemoet in onze eigen taal en onderwijst ons in alles wat we nodig hebben om onze plek in te nemen. En al doende leren we ook zijn taal, ja we gaan zelfs denken in zijn taal en handelen naar die nieu­we gedachten. Hoe dichter we bij Jezus blijven hoe beter het gaat.

Onze logé’s gingen na drie weken weer weg maar wij mogen eeuwig bij Hem verkeren.

En weet u wat zo vreemd maar ook zo heerlijk is? Langzamerhand gaan we op Jezus lijken en dat is toch het doel van ons leven, dat we gelijk­vormig worden aan Zijn beeld? Laten we elkaar aanmoedigen om samen dat doel te bereiken!