Onkruid / Gods verlangen en vervulling

 

We zullen eerst bidden.

Vader, leidt ons door Uw Geest op de smalle weg door de hemel, de weg die ten leven leidt. En bedankt dat U dat doet.

Amen.

 

We zongen net: de vrijheid van geest en ziel. Dat is wat! Wanneer ben ik nou helemaal vrij hè?

Het is een geschenk van God, en dat is wèl mooi.

Deze Bijbelstudie bestaat uit twee stukken, die onderling niks met elkaar te maken hebben.

 

Zoek maar eens even op 1 Samuël 8:5.

Daar komen de oudsten van Israël bij elkaar, en ze gaan naar Samuël en zeggen: joh, je bent oud geworden, je zonen wandelen niet in je wegen, stel nou toch eens een koning over ons aan om ons te richten, net als bij andere volkeren.

Toen ze zeiden: geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat Samuël, en hij bad tot de Heer.

De Heer zei tot Samuël: luister maar naar dat volk, in alles wat ze tegen je zeggen, want niet jóu hebben ze verworpen, maar Mij hebben ze verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, tot vandaag aan toe, dat ze Mij hebben verlaten en andere goden gediend hebben. Nou, zo doen ze nou ook tegen jou.

Dat is helder hè? Ze hebben jou niet verworpen, Samuël, zegt God, maar ze hebben Mij verworpen.

Ik heb een boekje dat gaat over de Apostolische Vaders. Ignatius, Polycarpus, een heleboel.

En de Apostolische Vaders zijn de lui die direct les hebben gehad en ingevoerd zijn in de leer van het Koninkrijk der hemelen, door de apostelen. Dus de 12 apostelen hadden ook leerlingen, en dat zijn de zo genoemde Apostolische Vaders.

De meesten zijn ook omgebracht om de leer die ze verkondigden in die dagen; het zijn ook echt schitterende brieven.

Het gaat over levensheiliging, gedoe in de gemeentes, probeer elkaar te aanvaarden, enz. enz.

Maar toen ontdekte ik, in die overigens prachtige brieven hoor, niks ten nadele van Polycarpus en Ignatius, maar ik ontdekte een stukje onkruid.

En in de loop der eeuwen is dat stukje onkruid zó welig gaan tieren, dat het de hele boel bedekt heeft.

Denk maar eens aan klimop.

Mariet en ik zijn een keer toevallig naar een kerkhofje geweest, we keken daar rond en we zagen alleen maar klimop, een zee van klimop. Wel mooi om te zien, de grafstenen waren onherkenbaar.

Alles wat daaronder lag, was natuurlijk dood en begraven.

Maar ik las hier een stukje onkruid, ik hoop dat je het hoort als ik het voorlees.

Hij zegt: ze stelden in die gemeentes bisschoppen aan, maar dan moet je het woord bisschop helemaal losmaken van de bisschoppen in de rooms katholieke kerk.

Episcopos, dat wordt ook vaker vertaald met toezieners of opzieners.

Dat waren in die eerste gemeenten helemaal geen leidinggevenden, beslist niet. Ze verzorgden de administratie, ze verzorgden de penningen, en keken een beetje toe op de gang van zaken.

Net zoals dat hier in de gemeente ook het geval is, geen titels.

Maar wat zegt hij nou, want het ging niet om de titel, maar het ging om de functie, de naam was niet belangrijk; een beetje hulp, een beetje bestuur…

Hij zegt het volgende: 

* Verheerlijk Christus, opdat je samen, verenigd in onderworpenheid aan de bisschop, èn het college van oudsten, in alles geheiligd mag zijn.

* Uw college van oudsten, die hun naam waardig dragen, en ook als geheel Gode waardig zijn, is zo harmonieus met de bisschop verbonden als de snaren met een citer.

* Laten we ons inspannen de bisschoppen niet te weerstaan..

Dan voel je al dat ze al een beetje naam hebben gemaakt in die club.

Dan nog een héle sterke zin:

*Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen.

Je voelt het onkruid komen hè?

*Het is nodig niets te doen buiten de bisschop.

Dus niets doen buiten die opziener.

*Onderwerpt u aan het college van oudsten. Dit geldt allemaal voor de bisschop, het beeld van de Vader, en de oudsten als het beeld van de raad van God.

Daar komen verschillen omhoog hè?

Het laatste stukje wat ik nog aantrof:

*Doet niets zonder de bisschop.

Dus langzamerhand wordt de functie een titel. En je moet hem zelfs als de Heer beschouwen!! Dus wat hij zegt, is als van de Heer….

En de gemeenteleden dan? Och ja, onderwerp je maar, dat is goed voor je. Want zíj weten het…

In het oude testament hadden ze ook oudsten hoor. En het gekke was, dat dat toezichthouders waren.

Dat woord ‘toezichthouder’ heeft vandaag aan de dag wel een nare betekenis gekregen. Want de banken hebben toezichthouders, hebben we gehoord, maar ze hebben allemaal zitten slapen, de banken kelderden om. Hoezó toezicht houden? Daar klopte helemaal niks van.

Maar het gekke was dat die oudsten in het oude Israël ook nog door erfopvolging werd gedaan. Dus vader was oudste, nou, dan werd die zoon dat ook. Of hij nou geschikt was of niet…., dus erfopvolging, notabene, een natuurlijke lijn moest een geestelijke lijn worden.

Als Jezus discussies had, had Hij dat altijd met priesters en oudsten, dat waren tegenstanders van Hem, de toenmalige oudsten.

Die oudsten hebben ook de eerste christengemeente vervolgd. Ze hebben Petrus op het matje geroepen, dat staat allemaal in Handelingen. Hij moest z’n mond houden. Geen sprake van, zegt Petrus, ik ga gewoon door met waar ik mee bezig ben.

Nou ja, ze durfden eigenlijk niks te zeggen, want het volk was vóór Petrus en z’n handelingen, toen hij wat genezen gehad.

Dus ze dreigden nog wat, maar ze stonden wel achter de vervolging van de eerste christenen hoor. Ja, het knalde er op los.

Er ontwikkelde zich dus al, vanaf het allereerste begin, een hiërarchie.

Dat is een duur woord wat letterlijk betekent:  heilige heerserij. Hiërarchie. Argos is ‘heersen’. En dàt ontwikkelde zich.

Het woord ‘bisschop’ valt natuurlijk ook. Letterlijk betekent dat ook wel ‘hogepriester’, hiërarchus.

Nou, als er één hogepriester is geweest, die zichzelf vernederd heeft, dan is het Jezus wel geweest.

Hij is in ons midden gekomen, niet om te heersen, niet om de lakens uit te delen, maar om ons te dienen, om ons terwille te zijn.

God zegt zelfs in dat stukje van Samuël: doe maar wat het volk wil.

Hoe vind je dat? Doe dat maar, ze hebben jou niet verworpen, ze hebben Mij verworpen.

Dus daar zit een stuk onkruid in die brieven dat langzamerhand om zich heen grijpt.

Denk vooral aan de Rooms katholieke kerk. Daar is de hiërarchie meer dan verschrikkelijk. Helemaal bovenaan een paus, gemeenteleden tellen niet; en daar tussen zitten allemaal rangen. Het is een enorme serie; een piramide van heers-zucht.

De Rooms katholieken mochten ook niet de bijbel lezen, ze moesten maar luisteren en vragen aan meneer pastoor…

Enfin, de eeuwen door is de boel zo hartstikke dood geworden.

Het kwam ook voor in protestantse kringen; daar zit ook een hiërarchie hoor. Hoog en laag, in mindere mate, maar ook in de Grieks Orthodoxe kerk, en noem alle kerken maar op. Er is er ééntje die het voor het zeggen heeft, want dáár komt het steeds op neer.

En wat denk je van onze kringen?

Ja ja…, meneer de voorganger…., the Reverent…. Het staat zelfs in sommige telefoonboeken: J. Jansen, en dan staat er Rev. achter. Reverent, waar haal je die titel vandaan man? Wil je iemand zijn! Wil je iemand wezen!

En oudstenteams. Voorgangers schermen maar met roepingen: ‘ik heb een roeping’, ineens hebben ze allemaal een roeping.

Er zit ook haast geen vrouw tussen, dat is ook zo raar.

Ik ken maar één gemeente van vroeger waar een vrouw voorganger was, dat was ergens in het Gooi, geloof ik.

Maar voor de rest waren het allemaal kerels.

Een roeping, een profetie er tegenaan, misschien nog een visioen…, en ja hoor, je zit geramd en gebeiteld.

Hoe kóm je aan die roeping?

En oudstenraden, wat we net lazen in dat boekje van Polycarpus, die beslisten over allerlei zaken. Zij hebben het voor het vertellen, de gemeente moet luisteren.

In plaats van te luisteren naar de gemeente.

Hoe is het met de profeten, en de leraren?

Dat je dat allemaal goed bekijkt, en niet met titels rondstrooit.

Ik ben in zoveel gemeentes geweest, en in zoveel gemeentes had die voorganger het voor het zeggen, dié besliste. Je moest als gemeentelid ook daar naar toe gaan, als je zondag even iets wilde zeggen in de gemeente. Oh, en wat? Dat is toch raar?

Toen Blaine La Brash hier was, toen zei ik: jonge, je praat maar een eind weg, ik vind het prachtig om je te horen.

Hij keek me stomverbaasd aan, want in een andere gemeente heeft hij eerst schriftelijk moeten opschrijven wat hij ging zeggen, daarna werd het vertaald, dát werd gekeurd door de oudsten en de voorganger, daarna mocht hij het verhaal vertellen met de vertaler ernaast.

Ja, dat is wat? Dat is toch gek? Hij zal wel mooie dingen gezegd hebben, maar allemaal via de controle.

In zulke gemeentes wordt ook ontzettend veel op elkaar gelet. Dat heb ik zo vaak gemerkt. Het heeft mij ook spreekbeurten gekost.

Tijdens een aanbiddingsdienst stond ik een keer met m’n handen in de zakken; nou, dat hadden verscheidenen gezien, dus die hadden de ogen niet dicht, en dat werd mij zwaar verweten.

Ik zei: nou, dan kom ik toch niet weer man… Nee, simpel als wat, terwijl ik daar hele mooie dingen verteld had. Ze hebben het niet gehoord en niet geluisterd.

Ja, kerkje spelen…, dat is wat hoor!

Stel dat we vervolgd worden en de boel barst uit elkaar…, wat heb je dan nog aan elkaar?

Kerkje spelen, naar het gezag van ánderen moeten luisteren…

Dat heb ik zelf ook gehad hoor.

Eerst, tot m’n 23e moest ik luisteren naar het gezag van de leer van de kerk. Nou, daar heb ik erg onder geleden moet ik zeggen, maar ik heb het overleefd.

En daarna, na mijn bekering, kwam ik eigenlijk van de ene kooi in een andere kooi terecht. Ze hádden het wel over vrijheid, maar het wás niet zo.

Wat moest ik allemaal wel niet weg doen? Ik weet niet of jullie je dat nog herinneren, ik zoek door m’n platenverzameling…., ja, zat er een luchtje aan…, ja, wèg er mee.

Toen m’n boekenkast, ik ben twee keer met een pen langs m’n boekenkast gegaan en heb aangekruisd welke boeken ik weg deed. Voorwerpen die ik thuis had, waar eigenlijk niks mee was, wèg gedaan.

Het spreekt natuurlijk wel voor mijn radicaliteit, ik wilde kappen met het verleden…, maar ik moest nu weer allerlei dingen doen en niet doen.

Ik kwam van de ene kooi in de andere terecht.

Wat mocht ik allemaal niet: ik mocht niet roken, ik mocht niet drinken, ik mocht geen streekromans lezen, ik mocht geen tv kijken.

Ik vroeg ook wel eens aan iemand: wat is nou het verschil met een zwaar gereformeerde club? Ik mag hier niks en ik moet alles.

Maar je moet wel de Heer blijven loven en zo…., en blij lopen doen, terwijl je van binnen zo’n verdriet hebt, en ook verwarring.

En wat ik ook moest dat was: eindeloos mezelf onderzoeken of er ook ergens iets scheef zat.

Als ik nou denk aan die preken die ik hoorde: eindeloos in jezelf wroeten of er nog iets zit wat niet deugt, dan moet je schuld bekennen en om vergeving vragen. En je draaide maar in een ellendig kringetje rond. Ja, je moést zoveel, dat is erg hoor.

En hoeveel gemeentes zijn er in de loop der jaren wel niet gewoon ontploft.

Gewoon ontploft! Uit elkaar! helemaal.

De voorganger was z’n roeping kwijt want er was niemand meer die luisterde.

Of opgeheven clubs. Gewoon opgeheven. Gescheurd.

Over dat woord scheuring wil ik wel even iets apart zeggen, Judas zegt: je hebt scheurmakers; die vallen over het één, dan vallen ze een ander weer aan, en die zegt nietes en jij zegt welles, en dan krijg je scheuringen.

Verdraag elkaar toch eens. Je hebt dus scheurmakers. Mensen zijn teleurgesteld weg gelopen.

Ik correspondeer met zulke mensen. Daar zit zoveel verdriet achter. Ze zijn met geweldig veel enthousiasme begonnen, en ze rolden van het één in het ander; wat ze moesten en niet mochten.

En als ze daar wat van zeiden, dan hoepel je maar op.

Mensen die uit de kast kwamen, eindelijk durfden ze het te zeggen, en ze kregen op hun donder zeg!

Er worden heel veel fouten gemaakt hoor.

Zoveel verdriet over de gang van zaken.

Ik ken ook lui die finaal zijn dichtgeklapt.

Ze hebben een functie gehad in de gemeente; ze hebben zich ingespannen van hier tot gunter…, nou, toen waren ze niet meer nodig; er waren leerverschillen.

Een goeie vriend van me is totaal dicht-geklapt. Ik ken ze wel in het land.

Maar er zijn wel scheuringen die er toe doen. Dat kun je wel opzoeken.

1 Cor. 11. Want Paulus gaat ook tekeer tegen scheurmakers. Hij zegt: je hebt niks aan die gasten. Maar hij zegt in diezelfde brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 11:19:

Scheuringen moeten er wel onder jullie zijn, zal het blijken wie onder jullie de toets kunnen doorstaan.

Dus er scheurt wel wat af. Een andere vertaling luidt: Opdat de beproefden kenbaar worden. De beproefden, die het doorstaan hebben. Die zich niet hebben laten leiden door allerlei discussies, die het verdragen hebben; maar ze zijn zelf overeind gebleven.

Ze zijn gewoon overeind gebleven. En dát is de kunst.

Er is een gemeente in Openbaringen waar van wordt gezegd in Openb. 3:2 en 4: Wees wakker, en versterk het overige dat dreigde te sterven, Ik heb geen van uw werken vol bevonden.

Dus die gemeente ging maar door en maar door…, geen één van je werken is voor Mij voldoende. Geen één.

Nou, dan zit je raar te kijken.

Gelukkig, zegt hij, zijn er een paar personen die hun kleren niet bezoedeld hebben, die zullen met Mij in witte kleren wandelen.

Dus er zaten een paar, tussen die lui waarvan de werken niet deugden,  waarvan Jezus zegt: een handjevol zijn hartstikke goed gebleven.

Van die gemeente wordt gezegd in vers 1: Jullie hebben de naam dat je leeft, maar je bent dood.

Die club is dood! Die moet gewoon weer

opnieuw beginnen, helemaal opnieuw. En wat zullen ze het druk gehad hebben in Sardes.

Ik weet uw werken, zegt hij, nou, ze

deugen allemaal niet.

Ontwikkel je nou de gaven van Gods

Geest, of sta je je eigen hobby uit te leven? Daar heb je het verschil.

Doe je dat nou of doe je dat niet?

Maar mooi hoor, een paar, enkele personen hebben hun kleren niet bezoedeld. Dat is wat?

Maar ondertussen, bij die groei van al die gemeentes, als je dat ook leest, staat het werk van God stil, dat is muurvast gelopen. Tot groot verdriet van God natuurlijk. Want ze hebben Hèm verworpen.

Als een voorganger, al of niet met een oudstenteam, of hoe het hier in dit boekje stond, als oudstenraad, als die op een of andere manier macht gaan krijgen, gaat het gegarandeerd mis. Je bekommert je niet meer over het wel en wee van de schapen van God, of ze streven naar grote gemeentes.

En dan de hiërarchie…., het is de dood in de pot. Net als die gemeente in Sardes.

Je hebt de naam dat je leeft, zingen, dansen, springen…, en je bent dood!

Nou, daar kun je een voorbeeld aan nemen.

Ik wilde dit verhaaltje toch nog even kwijt omdat ik dat boekje las van die Apostolische Vaders, en dat zette me wel aan het denken.

Nou hebben die kerels zulke schitterende brieven geschreven, maar dat leiding geven…., dat zit zó diep!

 

Gods verlangen en vervulling

 

Nou het tweede gedeelte waar ik het over hebben wil. En dat is iets heel anders. 

Eerst even iets vertellen.

Dromen. Ik heb het even opgezocht waar het woord vandaan komt; de geleerden zijn het er niet helemaal over eens, maar de meest waarschijnlijke betekenis van droom heeft te maken met jubelen en met gezang. Dat was voor mij een oogopener.

Dus met jubelen en met gezang.

Er is ook nòg een verklaring, maar dat gaat vooral over nachtmerries.

Nee, de droom!

Dan denk ik: hé, een droom, waardoor je in gejubel uitbreekt.

Want in het oude testament is er nogal veel sprake van dromen.

Jozua had dromen, Faraö had dromen, en Daniël, als hij ze zelf niet had, dan had een ander ze wel, en hij verklaarde ze.

Jozef, de man van Maria, en Bileam.

Het stikt van de dromen in het oude testament. Allemaal dromen.

En profeten, die hebben ook dromen gedroomd; die hebben ook gezichten gezien.

Dat gaat niet altijd ’s nachts hoor. Zeker met gezichten niet.

Als je een gezicht krijgt, een visioen zal ik maar zeggen, die heb ik nog nooit

’s nachts gehad, altijd overdag.

Eén keer liep ik aan het strand in Zeeland; en dwars door de golven, waar ik naar keek, kwam ineens een boom opzetten, en ik kreeg een schitterende profetie over de genezing van de ziel. Beschadigingen die een boom kan hebben.

Enfin, ik ben terug gehold naar de caravan, heb alles opgeschreven en het heeft toen in de Prisma gestaan.

Dat was een visioen wat ik gewoon kreeg; en tegelijkertijd moet je visioenen altijd toetsen. Niet zomaar wat zeggen.

Je laat het wat bezinken, een poosje laten rusten; je gaat het nog eens overdenken, want je wil natuurlijk niet liegen.

In Joël staat ook: uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

Nou, het heeft niks met leeftijd te maken, je kan hartstikke jong zijn en een droom van God hebben, ja hoor.

Gezichten zien en dromen dromen.

God kwam ook heel vaak in visioenen bij de mensen. Niet altijd Zelf, ik denk dat hoofdzakelijk engelen dat deden.

En de engelen spreken ook wel in dromen ook wel in visioenen; ze zeggen wel eens wat.

Ik heb wel eens een stem gehoord, ik draaide me om, maar er was natuurlijk niks. Ja, je hoort ze, je ziet ze.

Maar God verschijnt dan aan iemand, en dan laat Hij wat zien. Hij laat was moois zien, en spreekt daar vaak bij.

En anders vraagt degene die dat beeld krijgt: wat bedoelt U dáár nou mee? Dat begrijp ik niet. En dan krijg je uitleg.

Oh, is dat de bedoeling.., ja. Dan krijg je weer zicht, en dat is iets heel moois. Je krijgt weer kijk op de toekomst.

Wij zijn met dit evangelie niet veel bezig met de toekomst hoor, eigenlijk vrij weinig.

Maar het komt wèl ter sprake.

En de toekomst, dat zijn de toekomende dingen. En de toekomende dingen zijn de dingen die op je toé komen, waar je niét om gevraagd hebt èn de dingen waar je wél om gevraagd hebt. Want de duvel is er ook nog.

Dus de toekomende dingen. Jezus heeft het over de toekomst. Hij is onze toekomst, dat zingen we ook, en wat stel je je daarbij voor?

Maar de duvel laat ook van alles op ons toekomen, om Gods toekomst maar weer te verduisteren, en je weer bang te maken. Maar als je die beelden van God krijgt, dan krijg je weer visie, de toekomende dingen.

Dat is geen nachtmerrie hoor.

Een nachtmerrie is iets heel engs, ik heb ze wel eens gehad. Je wordt met een bonkend hart wakker, je slaat om je heen, gelukkig is het je eigen bed, maar het is wel verschrikkelijk.

In m’n beginjaren heb ik één keer een gestalte naast mijn bed gehad.

Ik werd wakker en ik wist dat daar een gruwelijke gestalte stond. Het enige wat ik kon dat was de naam van Jezus noemen en in tongen bidden. En of het 5 minuten geduurd heeft of anderhalf uur, ik weet het niet, maar ik herinner het me als de dag van gisteren.

Er stond een monster naast me. Hij is weg gegaan; dat is een nachtmerrie, dat is duivels.

Nachtmerrie betekent gewoon een spook.

Maar ‘merrie’ komt van ‘mare’, en mare is ‘boodschap’.

Dus een nachtmerrie is een gruwelijke boodschap uit het rijk der duisternis. Ze beangstigen je.

In Jeremia 23:25, spreekt God tegen Jeremia, die ook maar alleen stond, wist je dat? Het barstte in die tijd van de profeten, hele horden, scholen.

Een paar jaar geleden las ik, en hoorde ik zelfs zeggen: ik richt ook weer een profetenschool op.

Wat is nou een profetenschool? Wat leer je dan?

‘k Ben eens naar een samenkomst geweest, landelijk; nou, de zaal moest zich allemaal weer gaan verdelen in groepen, en in dié groep gingen ze genezing beoefenen, en in dié groep gingen ze profetiën beoefenen, en dáár gingen ze spreken in tongen, en dáár gingen ze aan handoplegging doen..

Je moest groepsgewijs wat doen…nou nou. Ik keek Mariet eens aan en zei: ik ga hier weg, wat is dit? Nou moet je ineens gaan profeteren….. Ja, open je mond maar…, zeg maar wat…, zo spreekt de Heer… Wat een wildgroei is het toch in onze kringen. Dat is onvoorstelbaar hoor. Zo langzamerhand hebben we wel wat ervaring gekregen hoe het niét moet.

Jer. 23:25: Ik heb gehoord, zegt God, wat die profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren. Die zeggen: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!

Je ziet ze hijgerig naar je toe komen.

Hoe lang moet dat nog duren? Staat er.

Is er iets in het hart van die profeten die leugen profeteren en de profeten zijn van de bedriegerij van hun hart.

Ze verzinnen maar wat!

Die er op bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen.

God staat niet meer centraal, nee, de dromen.

Heeft iemand nog een getuigenis…., ja, ik heb een droom gehad. Ja, wat voor droom?

En die dromen vertellen ze ook nog aan elkaar. Wat heb jij gedroomd..? Oh, ik heb dat en dat gedroomd.. , en ik heb een andere droom gedroomd…, en dat vertellen ze elkaar.

En ze stelen mekaars woorden (vers 30c), ze stelen mijn woorden van elkaar.

Ze hebben wat gevonden, ze hebben wat bedacht, ze hebben het gewoon van een ander gehoord.

Laatst hoorde ik een preek op de televisie en ik dacht: verdraaid, wat klinkt die me bekend in de oren; wat bleek, hij had gewoon een preek van Internet geplukt, en die hield hij in de kerk. Nou, wat een onzin, je zit toch niet op tweedehands preken te wachten?

De inspiratie is dan wel helemaal zoek hè?

Waar Internet al niet goed voor is…

Ja, dromen die ze mekaar vertellen.

Trouwens, net als hun vaderen hebben ze mijn naam weer vergeten, zegt God. Hij staat niet meer centraal.

Vers 28: De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die Mijn woord heeft, spreke Mijn woord naar waarheid. Trouwens, wat heeft het stro met het koren gemeen?

Met stro kun je niets, dat brandt, maar koren voedt.

Vers 30: Ik zàl die profeten, die Mijn woorden van elkaar stelen. Ik zàl die profeten, met hun leugenachtige dromen.

Ze vertellen dat aan Mijn volk, door hun leugens en woordenkramerij.

Mooie preken, prachtige preken…

Nou…., die heeft de gave van het woord…

Dat is woordenkramerij! Daar sta jij in centraal.

Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut.

Nou Jeremia, en dat mag jij weer vertellen.

Geen wonder dat Jeremia het zweet wel eens op z’n voorhoofd had staan.

Moet ik dit allemaal weer vertellen? Krijg ik dan weer stenen naar m’n kop? Moet ik weer wegrennen?

En trouwens, in het vers daarop staat:

Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester jou vraagt, Jeremia, wat is des Heren last? Hebben wij ook een opdracht? Hebben wij ook een taak? Weet je wat je ze dan moet zeggen, Jeremia? Nou, zegt Jeremia? Dat jullie Mij tot last zijn, zegt God. Jullie zijn lastig! Ja, dát is de last.

Maar hij zegt dan nog eventjes in vers 36:

Wat is dan jouw last? Nou, dat is je eigen woord.

Dat geldt voor elk mens, je eigen woord, wat zeg je? Wát zeg ik zèlf!

Daar gaat het gewoon om.

Maar ja, zowel de valse profeten als de ware profeten claimden allebei dat ze met God communiceerden. Maar de valse profeten gaan altijd schreeuwen hoor. Die willen gelijk hebben.

In het briefje van Judas haalt hij ook naar ze uit; hij noemt ze dromenzieners.

Je hebt van die dromenzieners.

De Naardense bijbel vertaalt het met: slaapwandelaars. Je hebt slaap-wandelaars in de club. Ze bewegen wel, maar ze zijn bewusteloos; dat is het kenmerk van een slaapwandelaar.

Dus het kan best zijn dat er in onze gemeente mensen wel bewegen, o ja, ze komen trouw, maar ze zijn bewusteloos. Denken nauwelijks na.

Ze weten niet waar ze mee bezig zijn, ze zijn niet wakker. En wat zegt Jezus dát vaak!

Wees alsjeblieft wakker, waakt! Hou je ogen open, want er gebeurt wat.

Die profeten verzinnen maar wat.

In Deut. 13:1-3 staat een heel merkwaardig stukje: Als er onder jullie een profeet optreedt of iemand die dromen heeft, en hij jullie een teken of wonder aankondigt, en het teken komt (dus het komt ook nog), waarover hij u gesproken heeft met de woorden…., en wat heeft hij er bij gezegd: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen – dan zul je naar de woorden van die profeet of die dromer nièt luisteren.

Dus het kan zijn dat iemand profeteert, en die doet ook nog een wonder en teken er bij….; dan zou je zeggen: nou, wonderen en tekenen…., yès! Hier gebeurt het.

Ik hoor het nóg iemand zeggen, die naar een speciale man was gegaan in Nederland, die zou iedereen effe genezen.

Ja, zegt die man, dáár gebeurt het!

Ik zou er helemaal niet heen gaan.

Zoek je wonderen en tekenen? Ja, zegt Jezus, dat gebeurt zoveel, jullie willen tekens en wonderen; jullie snappen er nog helemaal niks van.

Dus niét luisteren! 

Er staat in vers 4: De Heer, je God, moet je volgen, luister maar naar Zijn stem.

Luisteren naar de stem van God; doe je dat ook? Hoor je Zijn stem? Vaak door bemiddeling van engelen hoor. Maar hoor je de stem van de Geest.

En hoe reageer je, hoe doe je?

Hoor je echt Zijn stem?

Ik hoor soms zo verschrikkelijk veel stemmen. Nee, geen stemmen in mijn hoofd hoor, maar mijn hele leven heb ik al last van ontzettend veel gedachten. Het stormt soms om me heen, een keet jongen, nou nou, ik ben er wel eens heel wanhopig van geweest.

Al die gedachten; en dan die gedachten van God er weer tussenuit te halen. Een heel gedoe hoor.

Maar dat gaf ook wel weer geweldig veel vreugde.

Toen dacht ik: ik moet eens een beeld hebben; nou heb ik een heel simpel beeld.

Wat valt er tegenwoordig allemaal door je brievenbus? Kilo’s papier toch?

Allemaal reclamefolders. Nou, ik weet niet wat jullie er mee doen maar ik berg ze direct op; sommigen zijn gelukkig geseald, dan kun je het hele pak in één keer weg leggen.

Soms fludder ik er even doorheen…, maar is er niks voor me bij…, weg ermee!

Zo werkt het ook met gedachten.

Een keet aan gedachten komt er in je huis vallen. Alleen de gedachten van God komen van binnenuit, die komen niét van buitenaf, die komen van binnenuit, dat is één ding.

En vergelijk het maar met je brievenbus; als ik een folder pak, en ik ga er op in, dan kan ik gepakt worden.

Dus krijg je een gedachte, een misdadige gedachten, een gewelddadige gedachte, een dromerige gedachte, onreine gedachten, misselijk makende gedachten, grappige gedachten, er zijn zoveel soorten gedachten, van alles…, als je er op in gaat…, dan zit je vast.

Dus je hoeft niet voor al die troep die in je huis komt, verontschuldigingen aan te bieden of vergeving te vragen; nee, je kijkt het door en je gooit het weg.

Maar ga je er op in….., dat is het grote verschil. En dán begint je fantasie natuurlijk op hol te slaan.

In Deut. 13 zegt God: al die dromen-zieners…, wat moet Ik ermee.

Maar ja, in Psalm 139 staat iets merk-waardigs, dat wil ik toch even noemen.

In de psychiatrie, ik weet er een klein beetje van, daar staan ze welwillend tegenover godsdienst, ja, welwillend.

Ze hebben het eerst weggesmeten. Zo van: geloof je nog in God? Ja! Nou, wat zoek je hier dan, ik kan je niet helpen.

Nee, het tij is wat gekenterd. Ze zijn wat welwillender geworden.

Maar hoe beschouwen ze het nou? Nou, ik heb het gemerkt.

Als jij zegt: ja, ik geloof in God en ik geloof in Jezus Christus, dan knikken ze.

Vind je daar troost in? Ja, daar vind ik troost in. Nou, prachtig toch? Alsjeblieft. Je moet met een verzinsel proberen te leven. En als je dat moed geeft, als je dat troost geeft, rust geeft, hou dat vast!

En nou staat er in Psalm 139:20: wijk van mij, gij mannen des bloeds, die arglistig tegen u spreken.

Maar de Naardense bijbel vertaalt met: die van u zeggen: een verzinsel.

En hoeveel mensen denken wel niet dat God een verzinsel is.

De psychiatrie is er van overtuigd. Een heleboel tenminste daarvan. Je hebt natuurlijk ook christelijke psychiaters.

Maar een verzinsel, en daar kun je mee leren leven. En als je je daar goed bij voelt, nou, prima.

Als je het troost geeft, dan is dat mooi.

Wat is een verzinsel?

Mariet heeft het wel eens gezegd: ik ben zo bang dat het allemaal verzonnen is…. Nou, gewoon zeggen, ja, dat we ons hele leven toch wel op een prettige manier hebben bezig gehouden. Want als je dood gaat…, ja, dood is dood. En als dood dood is, dan weet je dat ook niet meer.

Dus het makkelijkste is voor de mensen die leven, die gewoon zeggen: nou, dood is dood…,. die leven ook makkelijker. Dat is echt waar hoor. Het houdt een keer op, punt.

Ik heb een ex-collega, waar ik heel goed kontakt mee heb, maar hij gelooft hélemaal niks, maar het is een pracht-kerel, een geweldige onderwijzer, maar hij zegt: nee, daar is niks van waar.

Hij begint ook geen discussie, nee. Hij is niet vijandig, dus ik weet wel dat het met hem goed komt als z’n ogen een keer open gaan. Ja, prachtig.

Maar een verzinsel is een betovering, las ik; een zinsbegoocheling. Je wordt een rad voor de ogen gedraaid.

O ja, dit vertel ik ook nog even.

Geeske, ik mis dat mensje nog steeds hoor, en Jense. Maar een week voordat Geeske stierf, keek ze ons aan en ze zegt: het zal toch allemaal wel waar wezen? Wat een schat hè? Ja, toen vloog de twijfel haar naar de strot.

Wij begonnen er samen om te lachen, ja, maar goed, je moet er zelf maar weer achter zien te komen. Maar ja, een half uur later was het voorbij hoor.

Maar je kunt nagaan dat haar niet eens een normale dood werd gegund.

Ja, wij zijn echt met onzichtbare dingen bezig.

In Jeremia 29:11 staat een schitterende tekst, want God droomt ook hoor. En als Hij aan z’n droom denkt, dan jubelt Hij, en dan zingt Hij. En de vervulling van z’n droom zit hiér hoor!

Er staat: Ik weet wat voor gedachten Ik over jullie koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.

Voor je het weet, lees je er overheen.

De Statenvertaling vertaalt het beter: om jullie het einde te geven dat je verwacht.

En ‘einde’ is ‘einddoel’. Dus de vraag is: welk einde verwacht jij nou?

Ben je nog in verwachting? Leeft het nog, brandt het nog in je? De verwachting van God hè? Wat God verwacht, wat God gelooft. Ja, een hoopvolle toekomst. Het einde dat je verwacht. Dan ben je nog vol hoop. En het Nederlandse woord ‘hoop’ heeft te maken met huppen. Ik weet niet of je het wist, maar dat maakt niet uit, maar je springt op van verwachting, en dat kan.

Mensen die hun droom verwezenlijkt zien, die springen omhoog; de hoop wordt verwezenlijkt. Dat is mooi hoor, huppen.

Jezus zegt trouwens in Marcus: Alles waarom je vraagt, vertrouw er maar op dat je het krijgt, het zal je deel worden.

Dus alles wat je vraagt…, vertrouw er maar op dat je het krijgt.

Nou, er liggen een hoop teleurstellingen hier om deze tekst heen, want er is zoveel gebeden om allerlei dingen wat je niet kreeg.

Misschien moet je het gebed verplaatsen, dat je het op de onzichtbare dingen richt, wat je hoopt en wat je verwacht.

Wij zijn echt bezig met de genezing van onze geest, die vernieuwt gewoon, prachtig. En nu zitten we echt in het stadium dat je ziel gaat genezen.

Dat is zo verschrikkelijk mooi! Dat die hand je aanraakt en je ziel geneest. Dan word je gewoon een ander mens.

Ik wil maar zeggen: hou die verwachting levend, want je bent in verwachting.

Blaas die hoop in je aan. Dat als je in tongen bidt, je dan aan die hoop denkt. Anders weet je haast nooit wat je zegt als je in tongen spreekt.

Maar je gedachten worden wel geleid hoor.

Je bent in verwachting, en als je dát levend houdt, als je het voelt trappelen in je buik, dan zeg je: hé, het leeft!

Ik heb vóór in mijn bijbel een keer wat opgeschreven, daar staat met dikke letters: het Oude Testament, maar ik heb er een keer onder gekalkt: het boek van Gods verlangen. Nou, toen kon ik het niet laten om natuurlijk bij het Nieuwe Testament op te schrijven: het boek van Gods vervulling.

Dus het verlangen en de vervulling.

Het verlangen om een mens te maken naar Zijn beeld, dat werd vervuld in Jezus Christus.

Dus verlangen en vervulling horen bij elkaar.

Maar achter het woord: ‘willen’, zit altijd, tenminste in ons taalgebruik, een vorm van dwang achter. God wil het…., nou, dan mot het.

Ik heb één keer tegen m’n zoon gezegd, lang geleden: ‘je moet nu naar bed’. Nou, zegt hij, daar heb ik geen zin in, waarom?

‘Omdat ik het wil!’ zei ik.

Hij was zó verbaasd dat hij toch naar bed ging, maar hij is het nooit vergeten. Hij heeft zich later wel een kriek gelachen.

Daar zit dus een vorm van dwang achter.

Maar de diepere, nieuw testamentische betekenis is verlangen hoor!

En wat zijn jouw verlangens? Wat verlang je nou? Waar gaan je verlangens naar uit?

Er staat in Philippenzen 2:13: God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

Nou, toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: wat staat daar nou toch?

Hij bewerkt het willen èn het werken; dus ik moet maar gewoon afwachten totdat Hij wat wil. En dan moet ik dat ook willen, en dan moet ik er mee aan het werk gaan…

Heel hufterig natuurlijk; maar ja, als je dat voor het eerst leest…, dan denk je dat dat zo is; want je hebt ook nog een beetje vreemd beeld van God; die eindeloos herhaalt dat Zijn wil geschiede!

Maar het ligt toch echt een beetje anders.

God is het, die het verlangen in je werkt.

En verlangen wordt altijd door iets of iemand anders opgeroepen. Ik verlang er naar om ‘daar en daar’ te zijn. Want ‘daar en daar’ is door mij opgeroepen; dat roept in mij een verlangen wakker, een mooi landschap bijvoorbeeld. Dáár ga ik naar toe. Dat landschap heeft dat verlangen in mij gewekt. Of naar mijn meisje; het verlangen naar haar heeft zij opgewekt.

En dat verlangen is mooi, want dan gá je ook aan het werk.

Er is een dichter, Andreas Burnier, die heeft gezegd: wie kent de droom die in jou sliep. Dat is een doordenker. Mooie vraag hè?

Wie kent de droom die in jou sliep.

Dan denk ik: verdraaid, dat kent God.

God kent de droom die in mij sliep, en nou weer wakker wordt. Mooie regel hè?

God kent de droom, jouw verlangen wordt opgewekt. Zoals je verlangt naar je kinderen. Dan begin je van binnen te gloeien. Je springt op van binnen.

Dát verlangen, wat God in jou wakker roept, dat is nou de blijdschap des Heren.

Want je zingt wel: laat de blijdschap des Heren uw sterkte zijn…, nou, hoe werkt dat dan? Wat is Zijn blijdschap, en word ik daar sterk van?

Gewoon doordenken hoor, niet zomaar wat zingen. Er zijn hele stukken die ik gewoon niet meezing zondags, die ik alleen lees. Ik denk dan: wat lees ik eigenlijk en wat zing ik? Oh, daar ga ik me toch eens wat meer in verdiepen.

En sommige dingen zing ik niet, en andere dingen zing ik wel.

Maar dat is mooi, dat is de blijdschap van de Heer, dat hij beantwoordt aan het verlangen van God, en de blijdschap van God daarover deelt zich aan Hem mee.

Dus de blijdschap des Heren is de blijheid van God. En daardoor bleef Hij staan.

En wij kunnen, op een of andere manier, meewerken aan die hunkering van God.

Ja, die hunkering van God vanaf de schepping, vanaf het oerbegin, een mens naast Me, die op Me lijkt, wat zou dát mooi zijn.

Een gelijkenis waarmee Hij eeuwig wil leven. En dan legt Hij dát verlangen in jou. Dat is een kostbare schat. Gods verlangen in jouw hart, zodat je begint te gloeien.

Dan is het Koninkrijk Gods binnen in je.

Want het Koninkrijk Gods heeft alles te maken met het verlangen van God.

Want het is immers de Geest van God die dat verlangen oproept en stimuleert.

Dáárvoor hebben wij de Geest ontvangen. Niet om allerlei wonderen en tekenen te doen. Ja, zo is het ons in het begin verteld; en nou gebeuren er máchtige dingen… Ik kan dat woord machtig niet meer uitstaan! Dat is dus helemaal niet waar.

Die Geest is als een principe, als een heel klein levensbeginsel, in jou gelegd. Het levensbeginsel van God. En dan moet je het levensbeginsel van God leren kennen.

Dat is mooi hoor.

En dat vond Hij in sommige mensen hè?

God heeft ook aansluiting gevonden bij Abraham. Hij heeft niet zo veel gepraat met Abraham.

Alle gesprekken met Abraham kunnen denk ik op een paar bladzijden, meer niet. Het was vaak ook nog een herhaling van de belofte. En zoveel heeft Hij Abraham niet gesproken, maar het was wel een man naar Zijn hart. Hij kon Zijn gedachten aan hem kwijt, en hoe!

Nou, zegt God, omdat je dit allemaal geloofd hebt, krijg je een nageslacht als de sterren en als het zand. Dat is véél hoor.

Ik hoorde vorige week een geleerde op de televisie zeggen, het was één of ander kosmisch programma, maar hij zei: er zijn meer sterren dan er zandkorrels zijn. Zó verschrikkelijk veel sterren zijn er.

Ons zonnestelsel is een hapje van dat immense heelal. Toen moest ik onmiddellijk aan de belofte aan Abraham denken. Zo, God had gelijk, sterren en zand. En er is een hoop zand!

Dat zijn nou de dingen van God hè.

Zo worden we sterren, dat zijn de dingen van boven, waar je alsmaar aan denkt.

Daar ben je mee bezig.

Kijk, de mohammedanen zeggen: Ja, Allah, God is groot, zijn wil geschiede.

En hoeveel protestanten hebben dat niet gezegd? Ja, Zijn wil geschiede…

De Heer heeft gegeven en heeft genomen…Hoe zei mijn vader dat toch: Zijn eigen machtig welbehagen of zo…

Ga maar weer terug, zei Elia tegen Elisa. Nee, ik blijf u volgen. Hij bleef hem gewoon als een hond volgen. Ik moet die man niet in de steek laten in z’n eentje. Prachtig is dat.

Nou, wat wil je? Nou, zegt Elisa, wat ik wens is eigenlijke het dubbele van wat jij deed. Zó, zegt Elia, daar vraag je me nogal wat. Ja, maar ik vraag het dan toch maar. Dat is mijn wens.

Maar het is wel gebeurd. Elisa heeft twee keer zoveel wonderen en tekens verricht als Elia. Hij heeft het ook verschrikkelijk moeilijk gehad. Ja, allebei hoor. Want wie bezig is met de verlangens van God, om dáár gestalte aan te geven, die staat wel onder druk. De ene keer wat meer dan de andere.

En nou dat kleine zinnetje, waar ik dan mee stop: Uw wil geschiede.

Dat rafel ik even uit elkaar.

Geschieden betekent gewoon gebeuren.

En gebeuren komt van ‘baren’.

Nou hoor je al waar ik naar toe wil.

Geboorte en gebeurtenis, allebei die woorden hebben heel veel met elkaar te maken.

En in het oude testament staat steeds weer: dit is de geschiedenis van…., en dan komt er weer een verhaal.

En dit is de geschiedenis van…. hemel en aarde; maar voor geschiedenis staat daar het woordje ‘toledot’, dat betekent óf verwekking óf geboorte.

Dus voor ‘geschiedenis’ kun je veel beter lezen ‘geboorte’; of verwekking. Eerst wordt iets verwekt, en dàn wordt het geboren. Dus het zinnetje: Uw wil geschiede, kun je eigenlijk het beste vertalen met: Uw verlangen worde geboren. Dan wordt het zó levend; dan komt het zó dicht bij je.

Uw verlangen worde geboren.

Waar? In jullie! Geef er maar geboorte aan.

Geven jullie, en dat is de wens van de Vader, geven jullie geboorte aan Mijn verlangen? Wat een vraag hè?

Het onzichtbare in je wordt zichtbaar, maar het zit er wel in. Johannes zegt: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Nee, nog niet geopenbaard, maar het zit er wel in! Tenminste, als je het warm houdt. Het is een wordingsgeschiedenis.

Het is er, en het groeit, als een baby in de baarmoeder. Het is in wording. Alle dingen zijn geworden door dat woord.

Dat woord heb ik opgevangen, en nou wordt er iets in mij gedaan.

Het vreemde woord voor ‘wording’ is: Genesis. De geschiedenis herhaalt zich.

Genesis, dat is ‘wording’. De wordings-geschiedenis. Eerst de hele aarde, de hele entourage, en daarin de mens.

En nou wordt het wat!

Het woord genesis komt van ‘gen’.

Jij hebt je genen, maar God heeft ook Zijn genen, als je snapt wat ik bedoel.

En die genen maken wel iets héél moois van je. Gods gen en jouw gen, dat wordt de nieuwe Genesis.

We moeten dus terug naar Genesis. Terug naar het begin. De oergeschiedenis.

De oorsprong, want God begint ook altijd weer overnieuw, altijd weer!

Wij geven geboorte aan het verlangen van God, en zo krijgt de Christus in ons gestalte. Niet uiterlijk, nee, ik verander uiterlijk geen spat, nou ja, wat meer rimpels, maar uiterlijk verander ik niet. Maar van binnen zit ik in een schitterend veranderingsproces, het wordt kenbaar. En zó wordt God kenbaar.

Dàt is nou de hoop der heerlijkheid waar Colossenzen over spreekt.

In Colossenzen staat eigenlijk het hele evangelie in de notendop.

Ja, de hoop der héérlijkheid!

Weeën, waar je soms in zit, en dan heb je weer tijden van verademing, dan haal je weer adem, maar die weeën zijn de tegenaanvallen van de boze.

Weeën bestonden niet toen Eva haar eerste kinderen kreeg. Ik dacht dat ze al een heel stoot kinderen had hoor.

Want God zegt op een gegeven moment: ja, dat is nu voorbij, als je nu kinderen krijgt, dan krijg je weeën.

En God wist waar Hij het over had, en Eva natuurlijk ook.

Het is een fantasietje van mij, maar hoe moet ze het anders weten? Wist ze dan niks van geboorten en zo?

Ze hebben veel meer kinderen gehad.

Adam is over de 900 geworden, hoeveel kinderen kun je dan wel niet krijgen? Hij had nog geen rimpel toen hij 300 was.

Maar goed, die weeën…,de duvel heeft wat tegen leven, vandaar dat die vloek is uitgesproken. De duivel heeft de weeën bedacht om het kind niet geboren te laten worden. Hij is geen spat veranderd; hij wil niet dat de Christus in ons geboren wordt. De verwachting van Gods wezen in de mens.

Hij maakt een gelijkenis van Zichzelf in de mens. En die geestelijke mens, Paulus noemde dat ‘de mens Gods’, dié komt tevoorschijn; waar God altijd al naar verlangd heeft.

Laatste tekst is Zefanja 3:18, een tekst die wij bij het oprichten van Vox gehanteerd hebben. Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen.

Dat was een light-motief van Vox.

Ik breng ze samen hoor! Dan staat daar achter: Ze behoren toch bij u.

Maar letterlijk staat er iets anders: Ik zal ze samenbrengen, ze zijn geworden uit U, dan krijg je U met een hoofdletter.

Ze zijn geworden, en je herkent mekaar als mensen die geworden zijn.

Nog een allerlaatste tekst, in vers 15 staat: De Heer is in uw midden, en in vers 17 staat ook: Hij is in uw midden.

Wat stel je je daarbij voor?

Letterlijk staat er iets moois: Hij is in uw binnenste, dáár woont Hij.

Als iemand zegt: ik zoek God, dan zeg ik: kom maar. Hij is in jouw binnenste en Hij heeft het goed naar z’n zin.

Hij vindt het fijn in jou.

Amen.

Duurt Sikkens Centrale Bijbelstudie 23-04-2014