Over dood en dodenrijk

 

Vanavond gaan we het hebben over een paar dingen waar vraag naar was.

Ik wil beginnen met Psalm 88. Een depressievere psalm ken ik niet. Het is de meest donkere psalm van de 150 die in de Bijbel staan. Ik probeer wat helderheid te krijgen over dood, over dodenrijk en wat er mee samenhangt. En ik ben Mozes heel dankbaar, omdat hij er wat over heeft gezegd; en Ezechiël en Van de Brink, en Mattheus, en Klaas en Petrus en Johannes en Job, en Jezus uiteraard.

Vanavond gaat het over de geestelijke dood. Dáár gaat het over. Want die is door Jezus overwonnen. En de natuurlijke dood, wat elk mens beschoren is, is daar een afbeelding van. Het zichtbare is altijd een beeld van het onzichtbare, en elk mens gaat dood; dat is nog steeds de vloek die over de aarde heerst, het was niet de bedoeling.

Met andere woorden: als je geestelijk dood bent, dan leef je niet ècht.

Eerst maar eens iets over het dodenrijk. Daar heerst een boze engel en die heet in het Hebreeuws ‘Abaddon’ en in het Grieks ‘Apollyon’. Beide woorden worden in de Bijbel gebruikt en ze betekenen allebei ‘verderf’, en als je een moderner woord wil hebben: ‘verrotting’, ‘bederf’. Je hebt een bedorven leven; bedorven in je denken. En die engel staat onder gezag van de boze.

Dat dodenrijk heet in het Hebreeuws: ‘sje’ool’, en de meeste vertalers vermoedden dat het zoveel betekent als ‘het grote hol’. Dan moet het wel erg groot zijn voor die miljarden mensen natuurlijk. Het grote hol, een holte.

Ik zocht naar een vergelijkend begrip en kwam uit op ‘het zwarte gat’. Het gebied van de doodse stilte. Een gebied waar alle leven verdwijnt. Dat is erg? Waar ook alle energie in verdwijnt.

Dat dodenrijk heeft een centrum, dat heet de afgrond. Het koninkrijk Gods heeft ook een centrum, dat is de tempel, waar God woont; dus het gaat dan over ons.

En daar, in dat dodenrijk, heb je ook een centrum, de afgrond. Het Griekse woord is ‘hades’. Het zijn allemaal Bijbelse begrippen, maar ze komen ook voor in het spraakgebruik van die dagen.

Als je kijkt naar Psalm 88 dan zie je een stel synoniemen staan. In vers 4 staat doodgewoon: ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’. Die man is hartstikke depressief, heel erg; en ik ken nog iemand die zoiets gezegd heeft: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe, tot aan de dood’. Dat heeft Jezus gezegd. Dat kàn dus.

‘O, mijn ziel, wat buigt g’u neder’, eigenlijk staat er: o, mijn ziel, wat word je neergebogen’. Een zware hand in je nek en daar ga je….. Het is sterker dan jezelf.

In vers 5 staat: ‘De groeve’, en als uitwerking staat daarbij: ‘een man zonder kracht’.

Vers 6: ‘onder de doden is mijn verblijf’. Maar die man leeft als hij dit gedicht maakt. Kan dat dan?

Er staat nog wat achter: ‘die aan uw hand ontrukt zijn’, daar zit geweld achter.

Het woord ‘verslagenen’ is hier van toepassing, je hebt de slag verloren. Iedereen verliest de slag met de dood, elk mens. Ik heb het over de stervelingen; daarom heten ze ook stervelingen, en dat zijn wij niet meer.

Vers 7: ‘diepste kuil, duistere plaatsen, diepte’.

Vers 8: ‘baren’, dat zijn golven, dat wijst in de richting van de zee.

Vers 9 en 10: ‘Geen kontakt meer, er staat: ‘ik ben ingesloten’.

We hebben net gezongen: ‘Geen graf hield Davids zoon omkneld’. Je kan geen kant meer uit, je bent ingesloten. Ik kan niet ontkomen, staat er dan ook achter.

Vers 12: ‘de plaats der vertering’, en daar staat nu het woord ‘Abaddon’. Dat is erg voor mensen, verschrikkelijk. En één van de allerergste vind ik wat staat in vers 13:

‘het land der vergetelheid’. Je kan een grafsteen oprichten, maar je wordt vergeten.

Natuurlijk zetten de mensen in een rouw-advertentie: ‘we zullen altijd aan je denken’, maar wat als die ook overleden zijn? Tja, het land der vergetelheid. Ze zijn ook verdwenen.

De dichter schrijft dat op tijdens z’n aardse leven. Hij ervaart dus de macht van de dood op aarde. Nou, dat noemen wij tegenwoordig: een zware depressie, een hele zware depressie.

Kijk eens wat er staat in vers 11: ‘Zult gij aan de doden een wonder doen?’

Dat is voor hem een vraag, voor ons een weet. Ja, voor ons een weet.

Tóen was het een vraag: ‘Schimmen, zullen die opstaan en dan ook nog God loven?’ Dan moet God ze zelf opwekken!

Schimmen betekent hetzelfde als ‘schaduw’. Geestverschijning. Mijn moeder zei wel eens: ‘je ziet er uit als een geest’, als ik erg mager was. Maar een schim; ken je de uitdrukking: Hij is een schim van wat hij vroeger was? Dus hij is helemaal de oude, zichzelf, niet meer. En schaduw komt van een woord dat ‘duisternis’ betekent. En duisternis is altijd de afwezigheid van licht. Dus als je een schim bent, ervaar je geen licht, en licht is altijd het beeld van liefde. Dus het is gruwelijk dat die man helemaal geen lichtpuntje ziet, helemaal niets!

Nu staat er een woord: ‘rephaiem’, dat wordt haast altijd vertaald met ‘reuzen’. Reuzen in het dodenrijk, geweldenaars. Maar er is nog een vertaling, waar iemand naar gezocht heeft, en gepeuterd, en die vond het volgende: het betekent ook: ‘slappen’, en dan moet je het vergelijken met een leren zak, een lege leren zak, zonder inhoud. Slappen, alsof ze geen geraamte meer hebben dat hen overeind houdt. En nu komen we heel dichtbij hetgeen wat ik eens verteld heb met Ezechiël: als je je botten mist, dan is dat  in het joodse denken een gebrek aan identiteit, je eigenste zelf. Dat zijn de botten. Daarom vind ik het altijd heel gek dat de dood altijd in allerlei illustraties wordt voorgesteld als een geraamte… met een zeis of met een zandloper….

Daar kan ik helemaal niets mee.

Rephaiem: ‘slappe zak’. Dat is erg! Je identiteit.

Jezus gebruikt weer een ander woord, Hij gebruikt het woord: ‘skolex’, en dat is vertaald met ‘worm’. Wiens worm niet sterft, ken je die uitdrukking?

Het betekent ook: ‘made’ of ‘larve’, ondergronds. En de bedoeling van made of larve en rupsen is: dat ze opnieuw geboren worden. Dàt is de bedoeling! Dus wij bevinden ons allemaal op aarde tussen allemaal rupsen, mag ik het zo zeggen? Ik was ook een rups, door de wedergeboorte heb je je werkelijke identiteit gekregen.

Die overgang heeft Jezus wel gepredikt, maar Hij zegt: ‘Als ze Mij niet geloven, blijven ze een worm, dan blijven ze een larve’. Dat is dus onder de grond.

Het opnieuw geboren worden is eigenlijk, zoals het er ook staat, van boven geboren worden. Je ziet dus het hemelsbrede verschil tussen het van onderen zijn, op de aarde, en van boven geboren zijn. En ‘boven’ betekent in ‘kwaliteit’. Want als ze in Australië naar boven wijzen is dat bij ons naar beneden. Dus je moet het niet letterlijk nemen. Boven betekent altijd een hogere kwaliteit van denken.

De sje’ool: de macht van het dodenrijk, daar hoort benauwdheid bij; dat je in het nauw gedreven wordt, de angst, en angst komt van het woord ‘eng’. Je wordt in de engte gedauwd, je kan nergens meer heen. De dood is onontkoombaar.

In Psalm 18:5, en dat heeft Jezus ook ervaren, staat: Banden des doods hadden mij omvangen.

Banden, daar heb je die knelling weer; je bent geboeid, je zit vast. Een andere vertaling zegt: ‘snoeren’. Dan staat er nog achter: stromen van verderf hadden mij overvallen. En laat daar nou in een andere vertaling staan: stromen van ongoddelijke mensen. Belialskinderen. Mensen die in dienst staan van de dood. En dáár is Jezus mee geconfronteerd geweest.

Hij zegt een keer tegen de mensen die zeiden dat ze in God geloofden: ‘Jullie reizen stad en land af om één bekeerling te maken; en heb je er één gevonden, dan maak je hem nog erger dan jezelf, een kind van de hel. Heb je dat wel eens gelezen? Daar heb je die Belialskinderen. Die gunnen je het leven niet, want waarom is Jezus vermoord? Waarom is Paulus vermoord, en Petrus gekruisigd, en Jacobus van een tempelmuur gegooid? Waarom? Omdat wij met een tegen-stander  te maken hebben in de onzien-lijke wereld en die gebruikt het liefst godsdienstige middelen.

Banden des doods wurgen je. En dan staat er zo mooi als tegenhanger in de Handeling 2:24, over de opstanding: ‘God heeft Jezus doen opstaan’, denk er goed om dat God dat heeft gedaan, ‘Want Hij verbrak de weeën van de dood’, en dat zijn afschuwelijke pijnen, ‘omdat het onmogelijk was dat Hij door hen werd vastgehouden’.

Hij hàd Hem wel vast, maar hij kon Hem niet vasthouden; de dood moest Hem loslaten. En trouwens, ik las net in Psalm 18:17 nog iets, ik heb zonet het woord ‘zee’ genoemd, en hier staat in vers 17: ‘Hij reikte van omhoog, (daar heb je God), greep mij en trok mij op uit grote wateren’. Je kan ook lezen: ‘opgehesen’. Dus de hand van God komt van boven en grijpt iemand die in de diepte zit, pakt hem beet en Hij trekt je er uit. Dat is een goeie Nederlandse uitdrukking.

Maar hier wordt de dood vergeleken met water, of liever gezegd: wateren, en dat is typerend voor het dodenrijk. Wateren als meervoud. Daarvan is het allereerst sprake in Genesis. Gods Geest, maar dat is God zelf, en niet gescheiden van Zijn Geest,  zweefde boven de wateren.

Een andere psalm zegt: ‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk. Bij zinken denk ik altijd aan water.

Toen die krankzinnige van Gardara bevrijd werd, en dat hele legioen boze geesten in de varkens mochten gaan zitten, waar storten die zich toen in? In de wateren, de zee. Er staat in de wateren, de vloed. Dat staat in Matth. 8:32.

En van Jezus staat er, ik vind het aan één kant jammer dat dit in de bijbel staat, dat Hij over het water liep, want alle cabaretiers maken zich daar meester van, maar Hij liep er wèl op, terwijl het stormde. Maar daar staat niet ‘water’, daar staat ‘wateren’. En nou ga je doordenken: Jezus liep over de wateren, en dat geeft een link met het dodenrijk. Hij beeldde uit, dat Hij daar liep, dat Hij boven de chaos stond en boven de dood en boven het verderf. Dàt beeldde Hij uit voor Zijn discipelen. Dat konden ze natuurlijk nooit verzwijgen. Wàt een gelijkenis! Hij staat bóven de onder-wereld! Daarna heeft Hij besloten dat ook voor òns te willen; dat is een volgende stap. Maar Hij stond er boven!

Dat geldt ook voor onze toekomst.

In Openbaring 15:2 staat: ‘Ik zag iets als een zee van glas met vuur vermengd’. Ken je die uitdrukking? Wat voor kleur had glas in die dagen van Johannes? Iedereen denkt dan aan wit, maar het was groen hoor. Het was groen glas. Dus moet je je even voorstellen: groen, en dan ook nog met vuur vermengd.

Daar slaan de vlammen doorheen. Nou, dat is gruwelijk. Dat is chaos en dood en verderf.

En er staat: ‘die overwinnaars staan aan de glazen zee’. Maar in het Grieks staat er: op de glazen zee.

Dan hebben wij ook die status bereikt die Jezus had. Dat is wat? Er staan ons dus nog een hele weg te wachten. Maar Jezus stond boven de woestheid en de leegte; dan ben ik weer bij Genesis: ‘de aarde nu was woest en leeg’, ja, de onderwereld.

En nu zweeft de Geest van God, die in ons is, weer boven de wateren. Het zijn allemaal beelden. Wij proberen de mensen uit de dood te krijgen. Ja toch? Met ons evangelie. De mensen boven water te zien krijgen, want ze zitten onder water.

Iedereen die dit evangelie nooit gehoord heeft, is geestelijk dood. Dat is gewoon zo.

Doodsangst heeft iedereen misschien wel eens ervaren. Dat kan midden in de nacht, dat kan tijdens je leven zomaar op straat zijn. Ik heb het tenminste wel eens gehad, en dat is niet best.

Maar denk eens aan de oorlogsgebieden op dit ogenblik. Die miljoenen vluchte-lingen …., die leven niet. Denk eens aan de gevangenissen, nog niet eens de Nederlandse, maar die andere, wat staan die mensen daar uit?

Denk eens aan de holocaust, de moorden in Afrika, al die joden die omgebracht zijn. Zovelen zijn vermoord, dood gemaakt. En er zijn ook zoveel mensen die dat vandaag aan de dag meemaken. Doe de tv maar aan, dan doe je hem het liefst weer uit. Het dodenrijk is veel groter dan je denkt. De dood heeft  z’n invloedsfeer uitgebreid over de aarde, en hele stukken van de hemel. Dat is de onzienlijke wereld, dat zijn de zielen van de mensen; of ze nou in het dodenrijk zijn nadat ze gestorven zijn, of dat ze nu zogenaamd leven, maar ze liggen allemaal onder het beslag van de dood, want de wereld leeft in het duister. Dus je moet de grenzen van het dodenrijk wijder gaan zien. Hij heerst over de aarde.

En wij zingen uit volle borst: ‘Al vallen duizenden rondom mij neder…’. Nou, het letterlijke, dat je de mensen om je heen ziet vallen, maar dan vraag ik mij af òf je staat te zingen….., maar het kan geestelijk wèl.

Je ziet een heleboel mensen met hele vreemde ideeën, gewoon geestelijk als

het ware vallen.

Kun je volgen wat ik bedoel? Alleen al gewoon de verkeerde leringen; ze vallen!

Ik las in de krant van een Palestijnse theologe, die zei: ‘Ons land is één gigantische gevangenis en één reus-achtige begraafplaats. En ze heeft gelijk. Al die arme mensen daar, en wij die joden maar vereren……, nou ja, wij, ik hoor daar niet bij.

De dood is de kern die de duivel er in gestopt heeft. Jezus noemt het: ‘het hart van de aarde’. Heb je dat wel eens gelezen? Dan moet je eens opzoeken Matth. 12 vanaf vers 38: ‘Wij willen wel eens een teken zien’. Nou, zegt Jezus: ‘Jullie ontaard en verbasterd geslacht’, geestelijk dan hè, altijd maar die tekens, ‘Nou, Ik geef je een teken van Jona, gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zó zal de zoon des mensen in het hart der aarde zijn’.

Dus van dááruit wordt de aarde geregeerd. Het centrum, het hart. En dáár ging Jezus binnen, want Hij moest de oorzaak in het hart treffen.

En omdat Hij het beeld gebruikt van dat zeemonster, wat geen walvis is hoor, er staat zeemonster, en de dood wòrdt ook voorgesteld als een monster, in verschil-lende teksten; het is een alles verslindend monster, hij vreet alle mensen op.

In Spreuken 27:20 staat: Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk. Ze hebben nooit genoeg. Dàt staat er van dat dodenrijk. Dat is dus een monster.

Kijk, de mens had z’n onsterfelijkheid verspeeld in het Paradijs. De bedoeling was onsterfelijk te zijn; dat het lichaam van Adam  b.v. ook langzamerhand anders zou worden. Maar hij was van God af-gesneden, en als je van God afgesneden bent, een typisch Hebreeuwse term van dood zijn, dan ben je van het leven afgesneden. Dan ben je afgesneden van het leven dóór de duivel. Hij gebruikte de zonde als mes. En toen gingen ze in bal-lingschap. En de uitdrukking ‘in balling-schap gaan’ betekent dat je niet in het land der levenden bent. Dat is dus de geestelijke dood ervaren. Want ze vielen niet om na het eten van die vrucht; het was een geestelijke dood.

Ik las een hele mooi vertaling van het woord ‘satan’. Meestal wordt het vertaald met tegenstander, dat was ook in het spraakgebruik: ‘je bent mij een satan’, dan moet je niet direct aan de duivel denken, maar je bent gewoon een tegenstander. Maar een andere vertaling vond ik heel mooi: ‘hinderaar’. Daar moet je eens over doordenken: ‘hinderaar’. Hij verhindert van alles; hij werpt allemaal hindernissen op. Hij verhindert de omgang tussen God en mens. En wat  God samengevoegd heeft mag de mens niet scheiden, maar de duvel ook niet.

In het Duits noemen ze een invalide een ‘behinterde’, dan heb je dus geen kwaliteit van leven.

Even een zijstraatje in: ‘Heeft God ons samengevoegd?’ Wat denk je? Zó, daar ben je toch gelukkig mee dat Hij ons bij elkaar gebracht heeft? Ja toch?

Nou, als ik nou een scheiding ga maken, een scheuring veroorzaak, waar ben ik dàn mee bezig…. Partijschappen in een gemeente….ach, wat hebben we dàt de laatste halve eeuw vaak gehoord.

Dat is dus de ballingschap ervaren.

Vandaar die profetie over de ballingen van Ezechiël 37, dat dal vol dorre doods-beenderen. Dat is dat geestelijke volk in ballingschap. Dood.

En God zegt: Ik geloof dat we dat tot leven gaan wekken. Nou, zegt Ezechiël, Jij zegt het, ik wil het wel doen, maar Jij zegt het. Ik doe het wel.

En dan ‘voegen ze zich aaneen’.

Dus de dood is een breuk met God. Andere beelden van het dodenrijk zijn’

‘Stof’, onder het stof (Num.16:30). Het is waar als ze zeggen: stof ben je en tot stof zul je terug keren. Het klopt, want iemand die God niet kent, is stof.

Petrus gebruikt het woord ‘gevangenis’,

(1 Petr. 3:9). Daar kun je je ook van alles bij voorstellen. Je zit gevangen.

Ik las ergens in de Psalmen: ‘de dood weidt hen’. Dat is me een herder?

In Spreuken 7:27 wordt het voorgesteld als een huis met kamers. Toen moest ik onmiddellijk denken: ‘in het huis van de dood zijn vele woningen’.

Vraag van Mariet:  wat is er dan over als iemand niet geestelijk is, en hij sterft?

Antwoord.: Dan is het alleen zijn larve, dat is zijn geest, zijn ziel wat er over is;

maar het is nooit tot ontwikkeling gekomen.

Het is daar niet leuk in het dodenrijk.

Ik ga nog even verder, dan wordt het wat duidelijker.

Een huis met kamers. Dat is dus een groot huis, een monster. En wat zit er in die kamers?

Jezus gebruikt het beeld van een stad met poorten. Duur woord voor een dode stad ‘Necropolis’. Jezus zegt in Matth. 16:18:

‘ De poorten van het dodenrijk zullen de gemeente niet overweldigen’. Letterlijk staat er in het Grieks: Neerkrachten, nou, dat woord kennen wij niet, maar daar zit dus een macht achter die iemand naar beneden duwt. Misschien is over-meesteren een goed synoniem. Er zit dus wel iemand achter.

Tja, de poorten van het dodenrijk; dat gaat over de geestelijke dood hoor. Jij gaat geestelijk niet meer dood, je leeft.

Ik dacht vroeger: poorten? Zou dat wel goed vertaald zijn? Maar de poort was vroeger, in die dagen, altijd de plaats van de rechtspraak. Daar werd altijd recht gesproken. Daar kwamen ook de wijze mannen bij elkaar. En daar word jij, als het ware, aangeklaagd door de boze, dat is de aanklager. En in of bij die poort heb jij nl. iets tegen die aanklacht, nl. het bloed van het Lam. Dat is de kern van het evangelie; want al onze overwinningen hebben dàt als centrum, als kern; het bloed van het Lam. Maar dan moet je wel weten wat dat betekent. Dat Jezus Zijn leven gaf voor ons enz….

En dàt toon je, dàt zeg je, dàt is jouw getuigenis; en de heilige Geest getuigt met jou dat je een kind van God bent. En dan komt er wel een hoop lawaai op je af, maar jij staat daar doodgewoon te vertellen: ‘ik ben een kind van God, ik ben zonder zonde en nu jij weer’. En dan wordt het stil. Dat vind ik zo mooi.

Overwinnen is in de Openbaringen, in die gedeelten, altijd een juridische term, en daarom verleent de heilige Geest jou rechtsbijstand. Hij getuigt met jou en geeft rechtsbijstand. Je staat in je recht.

Je zult de dood dus niet zien. Misschien heb je hem wel eens in het gezicht gezien, maar hij krijgt je niet!

Ik zat even te denken: ‘poort’; zou dat nou die poort zijn die naar het verderf voert?

Dan denk ik aan het merkwaardige verhaal van die brede en die smalle weg. Want je moet strijden om in te gaan door die smalle poort; dat is een geestelijke strijd, dus geen strijd met allerlei schilden en zwaarden e.d.; maar het kost je strijd om binnen te gaan. Ik denk ook wel eens: het kost je ook strijd om binnen te blijven; die weg te blijven gaan; maar over het ingaan door die brede poort lees ik niets over strijd. Die poort is zó wijd; dàt is een poort die wijd open staat. Iedereen kan zonder strijd op die achtbaansweg mee gaan. ‘Halleluja, kom op’… En die voert ook naar het verderf. Zo kwam ik er op dat die poorten van het dodenrijk de poorten zijn van het verderf.

Daar staat geen ‘hel’ hoor. Er staat verderf. Je bederft weer.

Heeft de dood macht? Nou, me dunkt! Het is hem nog steeds gelukt om mensen dood te krijgen. Hij heeft ontzaglijk veel macht, maar dat uit zich op verschillende manieren.

In Openb. 6:8 en Hosea 13:14 worden vier  aspecten genoemd van de dood.

Kijk, een leger heeft verschillende mogelijkheden om oorlog te voeren.

Kennen jullie de term: abc-oorlog? Atomaire, biologische en chemische oorlogsvoering. Enfin, ze hebben dus verschillende mogelijkheden. Zo heeft

de dood dat ook; en die worden hier genoemd.

Het zwaard, de honger, de wilde dieren en de zwarte dood. Deze vier aspecten worden genoemd voor het doodmaken van mensen. Ook het dood-zijn.

Het zwaard is altijd een beeld van woorden, van een lering. Het zwaard des Geestes is heel simpel: de leer van het evangelie van Jezus Christus. Dat is nou een zwaard. Want dat maakt scheiding tussen licht en donker, en tussen zonde en gerechtigheid. Dat is een prachtig zwaard. Dat hanteer je.

Maar er is ook een valse leer; en hoeveel duizenden zijn er wel niet om jou heen gevallen door de valse leer van de uit-verkiezing. Er kwamen mensen in inrichtingen terecht omdat ze niet wisten of ze er wel bij hoorden of niet. Een rotleer!

Calvijn heeft heel veel geschreven, ook mooie dingen; maar dat ene artikeltje heeft de meest verwoestende uitwerking gehad.

Ik ben ook doodsbenauwd geweest voor deze horrorleer. Want God wist alles van te voren. We hadden thuis hele discussies hierover. Als ik nou op die tafel sla dan weet Hij dat al van tevoren, en als ik doe net alsof, dan weet Hij dat ook. Als kind zat je zó te redeneren met je ouders.

Als je nou stiekem iets doet? Ja, God ziet alles….  Dit heeft een hoop slachtoffers geëist. Een rotleer!

Hoeveel kinderen zijn er niet bang gemaakt met de hel. Anders moet je ‘Het verdriet van België’ maar eens lezen. Zoveel kindertjes bang gemaakt, en dan een afschuwelijke Jezus met een doornen-kroon aan een kruis in een kleuterschool… Nou, dan ram je het er wel in hoor. Ze werden zo bang gemaakt.

Je bent door angst voor de dood en angst voor de hel tot slavernij gedoemd. Je gaat ineens slaafs gedrag vertonen. Je moet het goed maken en dat vertaal je dan in allerlei goeie werken en erg je best doen. Het is meer dan verschrikkelijk. Want God was ook zo verschrikkelijk boos op jou…

Nou, dan heeft God inmiddels wel een hartaanval als Hij overal boos over moest zijn.

Ook in evangelische kringen kunnen ze er wat van hoor. We hebben brieven van slachtoffers gekregen. Ik heb ze verscheurd, dat doe ik uit piëteit voor die mensen, maar daar lees je verhalen in, daar is de predestinatieleer niets bij.

“Als je niet kiest ben je voor eeuwig verloren”. Daar heb je er al één. O ja? Dan ken je de barmhartigheid Gods niet.

Ach, ach, en al die mensen die niet hebben kunnen kiezen. Alleen al om ze gewoon idioot of imbeciel zijn. Ja, ik noem maar wat.

Afgelopen zondag sprak ik nog een meisje in de gemeente die zei opgevoed te zijn met het eeuwig zondaarschap.

Eeuwig notabene! Je komt er nooit af…, dat is wat! Wat een ellendeleer.

We hebben brieven gekregen van mensen die zo gruwelijk zijn behandeld, waarbij hun identiteit naar de filistijnen is geholpen. Dáár kan ik kwaad om worden.

Hadden ze zich maar nooit bekeerd, dan waren ze tenminste nog een normaal mens geweest.

Enfin; het zwaard.

Dus je moet uitkijken met wat je zegt tegen iemand, om het heel dicht bij huis te houden.

Wat zèg je? Richt het iets aan bij een ander, of richt het iets uit?

Jezus zegt: ‘Als je de geringste van mij iets aandoet, dat doe je dan ook aan Mij’.

Een prachtige uitdrukking: de geringste volgeling van Jezus. Maar wat je de geringste aandoet, dat doe je Jezus ook aan. Dus kijk uit, let op je woorden.

En wat denk je van de honger? Het is de geestelijke honger die talloze slachtoffers maakt. Ik heb er maar één bij gedaan: de dorst. Waar Jezus het vaak over heeft.

Honger en dorst. Geen geestelijk voedsel. Of een héél klein beetje, een kruimeltje, een getuigenisje van 40 jaar terug, daar moeten ze hun hele leven mee doen. Dat is toch geen eten meer hè? Dat is geen dagelijks brood meer.

En de dorst; een beetje water.

En dan worden nog genoemd: de wilde dieren. Dat zijn gewoon de boze geesten die jou naar het leven staan, heel ordinair. Eén van de ergste vind ik, dat in verband met depressiviteit: zelfmoord. Ik heb dit een paar keer van erg dichtbij mee-gemaakt. En ik heb ontdekt dat zelfmoord niet bestaat, maar dat het ‘moord’ is, door een boze geest.

Ik las in dit boekje dat een psychiater zegt: ‘Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de depressie een ziektebeeld is, dat voor sommigen dodelijk afloopt’. Verdrietig hè? Ze zijn zó depressief dat ze de hand aan zichzelf slaan, zoals ze dat noemen. Door valse leringen is daar van gemaakt: dat wie dat doet, naar de hel gaat… Ik ben hiermee opgevoed.

Hoe haal je het in je hersens om zo de zwaksten uit de samenleving naar de hel te verwijzen. Kinderen uit onechte huwelijken, of verkeerd geboren of weet ik veel, in ongewijde grond begraven…..

Er zijn hierover vele verhalen, en dat is niet alleen het verdriet van België maar dat is het verdriet van de hele wereld.

Er worden maar oordelen uitgesproken. Zelfmoord, ja het is gruwelijk, maar het is moord.

En de zwarte dood, dat is op dit ogenblik in; die maakt z’n duizenden slachtoffers. Dat is magie, toverij, spiritisme, occultisme, noem het allemaal maar op.

Er zijn zelfs tv-programma’s waar ze doden oproepen……

Ze zijn op zoek. Dat is de drang van de mens. Het op zoek zijn naar het leven is goed. De drang van een mens om òm te blijven gaan met mensen die je lief zijn, en die door de dood zijn weggesleept, die drang dus, is goed. Maar de duivel buigt die drang òm, zodat jij aan spiritisme gaat doen. Op zoek naar de dood….’Ja, ik heb kontakt met m’n neef die de vorige eeuw is doodgegaan’…. en nog meer van dat spul. Het zijn dan vaak boze geesten die zich uitgeven voor die neef, en die houden je wel aan de praat.

Maar het is de zwarte dood! Je gaat daar aan wèl geestelijk dood. Het is een rotzooi, dat occultisme.

O, dat tv-programma heet geloof ik ‘het zevende zintuig’. Het is één van de mooiste zintuigen die een mens heeft, maar als je die in dienst stelt van de duisternis, is dat erg jammer.

Iets aanvoelen is een mooi zintuig hoor.

Het is een beetje ondergesneeuwd, maar je merkt gewoon dat dat zintuig bij jou gewoon weer nieuw leven krijgt.

Dat zijn nou de grijparmen van de dood. Als hij je maar pakken kan bij je leven op aarde.

In Psalm 49:15 en 16 staat iets aardigs.

‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen’, dat betekent: hij vreet ervan, en in vers 16 staat: ‘dat Hij mij losgekocht heeft uit de hand van het dodenrijk’, er staat ‘macht’ , maar er staat letterlijk: uit de hand van de sje’ool, dus de dood heeft een hand! Ik heb het net al over z’n grijparmen gehad; maar de dood is iemand, ook dat nog.

En wat hij verspreidt is ook de dood.

Maar dat geldt ook voor Jezus, Die zegt van Zichzelf: ‘Ik ben het Leven’. Durf dàt maar eens te zeggen. En wat Hij verspreidt is ook het Leven.

Over alle mensen, of ze nou geboren zijn, geleefd hebben, of gestorven zijn, en die dit prachtige woord van God niet kennen, hangt de sluier van de dood. Arme, arme mensheid. Als je je dat realiseert wordt je ontferming alleen maar groter.

Denk eens aan iemand die volkomen getraumatiseerd, op een gruwelijke manier om het leven gebracht wordt, en hij is dood. Waar is ’t ie dan? In het dodenrijk.

Denk je dat hij dan van het trauma af is? De dood lost niets op hoor. Daar is geen troost. Daarom is het allereerste wat wij ooit gaan doen, het afwissen van de tranen van de ogen van al die mensen. Er staat dat God dat Zelf zal doen, maar daar heeft Hij z’n mensen voor; dat gaan wij doen. Maar dat is een apart verhaal.

Maar wij zijn losgekocht uit de hand van het dodenrijk; want we waren gegijzeld.

En wij zitten nu in dat ontsluieringsproces.

Wij worden ontsluierd; eerst de geest, zodat je zegt: ‘ik kom tot leven’, en nou zitten we nog in het ontsluieringsproces van de ziel, wat daar nog overheen hangt aan sluiers. Mensen die ontoegankelijk zijn in onze gemeente, dat je zegt: wanneer wordt iemand toegankelijk. Dat zijn mensen die vrij veel liegen, die willen wel eens van de leugen af. Mensen die hartstikke bang of schuw zijn. Daar moet de sluier af. Mensen die niemand vertrouwen, ook een sluier.

Zo gaan we bezig met dat ontsluierings-proces naar geest, ziel, en uiteindelijk het lichaam. Want die sluier is een beeld van de sterfelijkheid, van de dood.

En het is zó mooi dat jij in dat proces zit. Durven wij ontsluierd te worden? Dat is de durf. Na alles wat je hebt meegemaakt. Durf je het alsnog?

Wij zitten in dat ontsluieringsproces; in die volgorde. Ja, natuurlijk is dat niet streng gescheiden, maar je komt langzamerhand helemaal overeind.

Ken je de uitdrukking uit het oude testament: ‘ze worden tot hun vaderen verzameld’,  als iemand stierf? Dat is ook zo.

Jacob zei, toen hij hoorde van de dood van Jozef: ‘Als ik dood ga, zoek ik Jozef op’. Gen. 37:35: ‘Ik ga naar mijn zoon Jozef als ik dood ga’.

Het waren gelovige mensen…, en toch in het dodenrijk?

Nou, kijk, ze hadden een verbond met God, toch? Noem ze maar op, ik denk dat dat bij Adam begint; en al die mensen die daar apart genoemd worden. Abraham, Izaäk en Jacob is een soort samenvatting van al die gelovigen.

Maar ze hadden toch een verbond met God gesloten. Denk je dat God ze dan in de steek laat?

Nee toch? Ze hadden in dat dodenrijk, tijdens hun leven ook wel op aarde natuurlijk, een plaats van wat licht. Er was ook water. En als je dat niet gelooft, zelfs de bomen van Eden zitten in het dodenrijk (dat is wel een apart hoofdstuk). Bomen zijn altijd beelden van rechtvaardige mensen die toch onder het beslag van de dood zijn gekomen; niet onder de directe invloedsfeer.

Als je de zee voorstelt als de dood, dan heb je de diepzee en denk ook eens aan de rode zee met al die kleurige vissen, dat is vlak onder de oppervlakte. Daar is licht. Dus er zitten gradaties in het ‘dood zijn’.

Denk maar aan het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus. Dat is geen gelijkenis, maar een verhaal over de realiteit. Het is een beschrijving van de onzichtbare werkelijkheid. (Luc. 16)

En waar zit Lazarus? In Abrahams’ schoot. En hij werd daar getroost.

En wat zegt die rijke? ‘Laat hij z’n vinger in water dopen om hem te troosten’. Maar Abraham zegt: ‘Geen sprake van, je hebt het op aarde goed gehad en Lazarus niet, en nu is het andersom’.

‘Ja maar, ik lijd pijn in deze vlam’ zegt de rijke man.

Ik dacht vroeger dat dat de hel is, maar dàt is die vlam niet; die vlam dat is de spijt die die rijke man verteerde, door wroeging. Die rijke man had tijdens z’n leven barmhartigheid moeten tonen, dan had hij naast Lazarus gezeten. Maar hij vertikte het om werkelijk mens te worden tijdens zijn leven. Want als je barmhartig bent, word je ècht mens hoor.

Abrahams schoot wordt ook wel ‘de bundel der levenden’ genoemd, ik meen dat het een vrouw was die dat tegen David zei. Dat is een mooi woord: ‘de bundel der levenden’. (1 Sam. 25:29) En bundel betekent: ‘verbonden’ met elkaar. Die zaten dus in het dodenrijk; nog aan de mooie kant daarvan. Ja, wat je mooi noemt, dat was het nog niet, maar ze gaven nl. de hoop nog niet op. Daar waren ook engelen Gods, en die engelen hebben Lazarus naar Abraham gebracht.

Ze hielden de hoop vast want: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’, zegt Jezus.

 

 

En hij heeft hem gezien, hij dacht toen: ‘wat gebeurt er nou?’, want er was enorm veel beroering in het dodenrijk, en de boze geesten waren zenuwachtig enz. enz.. En Lazarus, de vriend van Jezus, is weer teruggeroepen door Jezus. Ik weet niet of je je dat wel eens voorgesteld had. Waar was hij toen hij dood was?

In een andere vertaling staat het heel mooi: ‘Abraham is van vreugde òpgesprongen’. Opgesprongen! En dat is het grondwoord voor de vertaling van Pasen. Pesach! Niks ouwe Abraham met een baard daar; daar zat een geestelijke Abraham hoor. Hij sprong overeind! Want Gods dag brak aan.

Jezus zegt: ‘Ik ben de opstanding’. Dat is, wat Maria noemde: ‘de jongste dag’. En de jongste dag is de eerste dag. En de eerste dag, dat is de dag dat God zei: ‘Er zij licht’. Zo zie je de verbanden weer. Jezus is dat Licht.

(Vraag van Rudi: Zijn ze daar dan herkenbaar? Antw: niet aan hun uiterlijk, maar aan hun geest, aan hun ziel zijn ze herkenbaar.

Vorig jaar zijn er verscheidenen overleden, als je die dan weer tegenkomt, herken je ze natuurlijk niet aan hun uiterlijk, met bril of zo, maar aan hun geestesgesteldheid, aan hun wezen.

Dat is dus het eerste licht van de nieuwe schepping. En al die bondgenoten van God, zo noem ik ze dan maar, zijn met Jezus’ opstanding ook opgestaan en overgeplaatst in het koninkrijk van God.

Je kunt ook zeggen: de bomen van het Paradijs hebben hun originele plek weer gevonden. Jezus praat zelfs aan het kruis over het Paradijs van God. ‘Ga maar mee’ zegt Hij tegen die ene knakker.

Die rijke man zag Lazarus van verre. Daar moet je eens over doordenken. Van verre! Zo ver weg is de ònbarmhartigheid verwijderd van barmhartigheid. Daar zit een kloof tussen.

En waar zit je dan als mens? Je zit in die sfeer waar je op aarde ook zo’n beetje zat. Want je hebt hele aardige, vriendelijke, goeie mensen, die bestaan gewoon. En je hebt boeven.

Dan denk ik dat mensen, die op hun manier goed geleefd hebben, daardoor nog wat licht hebben, ze hebben nog wat aanspraak.

Ja, waar hebben ze het over, ze kunnen het eigenlijk alleen maar over aardse dingen hebben, herinneringen ophalen, daar word je ook niet zo vrolijk van als je het over de aarde hebt.

Maar het wordt steeds donkerder in dat dodenrijk. En helemaal onderin is de buitenste duisternis, daar zitten natuurlijk de grootste tirannen; die treffen elkaar daar. Dat treft!

Daar zit dus een gradatie in. Ik heb wel eens gehoord dat iemand zei: bij de sleutels van het dodenrijk zit ook een verdeelsleutel. Snap je wat ik bedoel?

Je zit dus daar, in dat dodenrijk, waar je je al op aarde bewoog; en dat geldt ook voor ons. Dat is zo mooi man. En dat is eeuwig. We zitten dus eeuwig met elkaar opge-scheept. Ja, we zitten nou eenmaal in het schip.

Dood wil dus eigenlijk zeggen: ‘je leeft niet echt’. Dàt is dood. Want je kent God niet en Zijn Zoon niet. Dat is triest hoor.

Van de verloren zoon zegt de vader, bij z’n thuiskomst: ‘hij is dood geweest’. Is je dat wel eens opgevallen? En toen hij weer thuis kwam, ging hij weer leven, bij God.

Ik ga nu nog even de ‘hel’ noemen. Die heet in de bijbel ook wel de tweede dood, de ‘gehenna’. Dat is genoemd naar een dal, dat lag zo’n beetje half om Jeruzalem heen, ten zuiden en westen, dat is het dal van Hinnom. Het kenmerk hiervan is dat er geen water doorheen stroomt.

Maar in de tijd van de koningen, die in het oude testament beschreven zijn, werden daar kinderen geofferd aan een god, en die heette Moloch. Op die god werden de kinderen geslacht, er op gelegd en verbrand, op een plek die Tofeth heette, dat betekent: ‘brandstapel’.

Je eigen kind……

Koning Achab deed het met z’n eigen kinderen. Kinderen verbranden!….

Hoe zijn die kinderen in het dodenrijk terecht gekomen, denk ik dan. Dat is toch verschrikkelijk? En ze zitten er nòg!

Ik moet er maar niet teveel aan denken.

Het was dus een offerplaats voor kinderen.

In Psalm 106:37,38 wordt dat helemaal uitgewerkt.

 Daar staat: zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten, ook vergoten zij onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän’. Allemaal kinderoffers.

Dat is toch zó duivels. Ongelofelijk.

Ik las in een boekje dat iemand die zwaar depressief is niet het vermogen heeft om van wàt dan ook te genieten.

Ik ken dat zelf ook wel, en verschillenden van jullie ook wel. Je kunt niet meer genieten. Dan sta je dus zwaar onder druk.

Maar goed, wat denk je wat er met die kinderen gebeurd is? Denk eens aan bepaalde psychiatrische patiënten; hoe die leven, waarvan jij zegt: ‘Ach, dat is toch helemaal geen leven’.

Een psychiater heeft eens gezegd: ‘ik heb één patiënt, die denkt dat hij al dood is’. Dan denk ik: ‘die heeft meer inzicht dan een levende, en hij heeft nog gelijk ook’. Maar hij dacht dat hij al dood was.

Afschuwelijk hè? Wat een bestaan.

Een uitspraak van de Dalai Lama: Tibet? Dat is de hel! En hij heeft gelijk. Wat een angst; wat een dood en verderf wordt daar rondom gezaaid.

Denk eens aan al die angstige kinderen, die zoveel hebben meegemaakt, en vermoord zijn, al die mensen. Het zijn er teveel om op te noemen. Eeuw na eeuw is dat gedaan. Paulus vat dat samen door te zeggen: ‘de hele schepping zucht en kreunt in al haar delen’. De héle schep-ping, dus niet alleen de aarde, maar ook het dodenrijk. Ze zitten daar te zuchten en te kreunen, want daar is geen troost.

Dat prikkelt mij om steeds harder te zoeken naar het koninkrijk Gods. Dàt prikkelt me. Je bent toch ook over die mensen bewogen?

Als ik soms hoor, het spijt me om te zeggen, maar waar sommige kwesties bij ons in de gemeente over gaan, dan denk ik: ‘waar gáát dit over? Waarom ben je niet bezig met de dingen van je Vader? Dàt is interessant!  Dàt zet zoden aan de dijk!

Wees toch onverstoorbaar en laat je niet hinderen door de hinderaar op die weg, want hij is constant de boel aan het verhinderen dat jij maar je gedachten-wereld besteedt aan allerlei aardse rotzooi, in plaats van de smalle weg te gaan die Jezus bedoelt. Zó, dat is er uit!

Maar wat mensen elkaar niet kunnen áándoen….

Er is geen diersoort die zó wreed is voor hun soortgenoten als de mens. Heb je die uitspraak wel eens gelezen? De meest verfijnde martel-methoden hebben ze.

Toen heeft ene meneer Sartre, een Franse fylosoof, een boek geschreven met als titel: ‘De hel? Dat zijn de anderen’. En ik snap hem nou. Wat mensen elkaar áán kunnen doen. Zó bang gemaakt.

De hel, de poel des vuurs.

Weet je voor wie die is? Voor de duivel en zijn engelen, Matth. 25:41. En als je het niet gelooft, dan heb ik nog een oude wijze man, meneer Henoch, die met God wandelde, die een boek heeft geschreven, en dat is een apocrief boek, maar er staat heel veel in. Want hij heeft allemaal visioenen, met sommigen kan ik niets mee, maar bij anderen denk ik: hé…!

En hij zegt: ‘Wat is dat een verschrikkelijke plek waar ik naar kijk. Een groot vuur dat brandend oplaait, kloven en zuilen van vuur en een bende. En één van de heilige engelen zegt tegen mij: ‘Henoch, waarom kijk je zo benauwd jongen?’ En Henoch zegt dan: ‘Nou, ik wil graag weten wat dit is’. Dan zegt de engel: ‘Deze plaats is de gevangenis van de engelen en daar zullen ze voor eeuwig vastgehouden worden’.

En dat zijn de boze engelen. Dáár is dus de hel voor. En wat is dan de hel? Een concentratie van boze geesten. Daarom kan iemand helse pijnen hebben, terwijl hij op aarde is.

En ga eens naar Centraal Afrika, daar leven ze dag en nacht in een hel.

Dan mopperen wij een keer over honden-poep….ja, het is wat?

Maar die gaan uiteindelijk naar de hel; die is bereid voor de duivel en zijn engelen. En weet je wie er ook in verdwijnt? De dood! Goed onthouden. De dood zelf gaat een keer naar de hel. Dat staat aan het eind van Openbaringen. En het hele dodenrijk gaat ook een keer naar de hel, en een bepaalde categorie mensen, die wordt samengevat onder het kopje: ‘de valse profeet’. Maar dat is een ander verhaal. Het gaat hier dus om een uiterste concentratie van alle boze geesten en alle ellendelingen bij elkaar.

Ik ben met Jezus opgestaan. Jezus heeft een strijd geleverd op leven en dood. Maar wat is nou opstaan uit de doden? Dat betekent gewoon: ‘tussen de doden uit’.

Laat ik maar eens een beeld gebruiken: alle doden liggen, en jij gaat staan. Dat heb je al gedaan toen je dit evangelie aannam. Jij stond op tussen de doden uit. Waar is Jezus nou opgestaan? Op de bodem van het dodenrijk. Hij is niet naar de hel geweest, hij is dus niet neder-gedaald ter helle…., maar Hij is in het dodenrijk opgestaan. Zo diep heeft Hij gezeten. En als je dus opstaat tussen de doden uit, dan is dàt de exodus! Een ander woord is uittocht, maar een nog mooier woord is ‘uitweg’. Aha, dàt is een uitweg.

Eerst sta je geestelijk op, je ziel volgt en je lichaam komt. En Paulus praat altijd over die cyclus, daar moet je maar eens op letten. Haast in al zijn brieven jaagt hij naar zijn doel. En wat is dat nou? Hij zegt: ‘de onsterfelijkheid van m’n lijf’.

Als dàt onsterfelijk is geworden, dus ik sterf niet zoals een gewoon mens sterft, maar ik verander, dan heb ik het einddoel bereikt. In haast al z’n brieven tipt hij dit aan. Dan wordt alles nl. eeuwig. Eeuwig levend.

Want wie opnieuw is geboren, heeft al een geestelijk lichaam, dat hebben wij hier allemaal, want na je wedergeboorte begint er ook een geestelijk lichaam te groeien. Dus twee lichamen, één dat ik zie en één dat ik niet zie. En dat groeit. Dat staat allemaal uitvoerig beschreven in

1 Cor.15:20-49

En aan het eind van het 1000-jarig rijk staan alle doden op. Wie roept ze er uit?

Dat doen wij! Wij zijn echt niet meer bang.

Dus je roept ze allemaal op, de groten en de kleinen. Met de groten worden de kleinen bedoeld, en met de kleinen worden de groten bedoeld. Kun je me volgen?

Wat op aarde onaanzienlijk is, die noem ik groot; en wat op aarde geweldig is…..

Wat hoog is bij mensen….dàt zijn de kleinen.

En dan komen de goede en de slechte mensen. De goede mensen, de mis-maakten, de getraumatiseerden en de kapot geslagenen, en die amper meer leven kunnen;

die zóveel hebben meegemaakt, die staan op ten leven; dat staat er duidelijk hoor; en de anderen staan op ter oordeel: ‘Vertel maar eens’…..

En wij mogen uitmaken, maar dan ben je wel bevoegd. Dan worden wij richters.

Er staat nog een heel mooi stuk in Mattheüs over de opstanding, maar daar kan ik een preek van maken. Ik sla dat nu over.

Wie was de eerste die in de opstanding geloofde? Dat was God Zelf. Ja ja, Hij was de eerste die in de opstanding geloofde. Want het ging dood, en daar moest iets tegenover staan.

De tweede was Henoch; want wat zegt de schrijver van de Hebreeënbrief in hoofdstsuk 11:5: ‘Door het geloof is Henoch weggenomen’.

Hij zei dus: ‘ik word wel weggenomen; ‘zodat hij de dood niet zag’. Zó! Had die man een geloof of had hij een geloof in de opstanding! En het leven was bij hem sterker.

De derde die er in geloofde was Abraham. Hij had ook geen boekjes en geen predikers, want van zijn geloof wordt gezegd in Hebr. 11:18,19: ‘hij heeft overwogen dat God bij machte was Izaäk uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken terug gekregen’.

Abraham heeft dat dus overwogen; je zal toch zo iemand hebben die zegt: ‘Ja, als mijn zoon dood moet, dan moet daar iets tegenover staan’. Want op die zoon rust een belofte. En daarom is Izaäk een schitterend voorbeeld van Jezus.

En Mozes geloofde er in, er is van hem nooit een graf gevonden; dat scheelt je een pelgrimstocht…..

Ook Elia is nooit gevonden, nooit begraven; en uitgerekend die twee verschijnen bij Jezus op de berg der verheerlijking.

Nou nog één stukje uit Matth. 27, want daar staat iets héél merkwaardigs.

Vers 59: ‘Toen beval Pilatus het lichaam aan Jozef te geven (rijke kerel hoor, die Jozef), en Jozef nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in een nieuw graf’.

De volgende tekst is Marcus 15:46.

‘Hij schonk het lichaam aan Jozef, deze kocht gloednieuw linnen, nam Hem af van het kruis, en wikkelde Hem in linnen’.

Dit staat er dus twee keer.

Nu pak je Joh. 11:44, dat gaat over de opwekking van Lazarus, en daar staat dat Jezus zegt: ‘Lazarus, kom er uit!’ Waaruit? Uit het dodenrijk hè? Want daar zat hij. Dus Jezus riep verder dan het graf.

‘Kom naar buiten, en de gestorvene kwam naar buiten’, en wat staat er dan? ‘de voeten en handen gebonden met graf-doeken’. Hoe komt die vent er uit, zou je zeggen, en nog een zweetdoek om het hoofd,  hij moet dan wel zo’n beetje waggelend er uit gekomen zijn, want hij was vastgebonden….

Maar nu verder, ook bij Jezus. Joh. 20:3-7.

Daar staat iets merkwaardigs.

‘Petrus ging op weg, en ook de andere discipel, dat was Johannes, ze begaven zich naar het graf; en die twee liepen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich voorover buigend, zag hij de linnen windsels liggen, hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam ook bij hem en ging het graf binnen en zag de windsels liggen en de zweetdoek opgerold’.

Toen geloofden ze al dat hij opgestaan was. Hoe kan dat? Heeft Jezus Zichzelf los gewikkeld op zo? Z’n handen en voeten waren gebonden; hoe stel je je dat voor? Dat Hij wakker werd in al dat linnen?

Ze zagen de windsels en toen zeiden ze: ‘Hij is opgestaan!’ Hoe kan dat nou; als je de windsels ziet liggen. Het had een ander kunnen doen, het lijk kunnen jatten of zo.

Het lag daar als een soort cocon waar niemand in zat. Misschien was die cocon ook een beetje ingezakt, want het was ook bewerkt met zalven, met mirre en olie e.d.

Sommigen zeggen zelfs dat het zo sterk bewerkt is met een bepaald soort mastiek, dat het hard wordt.

Maar daarin is Hij niet wakker geworden. Want Zijn verheerlijkte lichaam kon elke gedaante aannemen wat Hij ook maar wou. Later staat er ook dat Hij verscheen in een andere gedaante. Soms in z’n oude gedaante, met die wonden; dat deed Hij voor Thomas.

En dan weer bij de Emmaüsgangers die Hem ook niet herkenden. Hij had een ander stemgeluid en ik vind dit een schitterend beeld van: ‘waar is Jezus, hoe stel je je Jezus voor?’

Dan denk ik: ‘kijk naar je broers en je zusters en in al die gedaanten openbaart zich de Christus. Dàt is de opstanding.

Er zijn mensen die zeggen: Jezus is niet lichamelijk opgestaan. Oh, maar wel met Zijn verheerlijkte lichaam, en Hij kon sterfelijke lichamen aannemen als Hij dat wou. Zichtbaar of onzichtbaar.

Want bij de hemelvaart stond Hij daar gewoon in een sterfelijk lichaam, denk ik, dat moet haast wel. Er staan een paar mannen bij Hem, en die twee mannen spelen ook een rol bij het graf. Ik denk dat dat Mozes en Elia geweest zijn. Het is best de moeite waard om daar eens over door te denken. Het oude en het nieuwe horen bij elkaar.

En toen Jezus dus opsteeg hebben alle rechtvaardigen Hem feestelijk ingehaald, dat heet dan ‘wolk’.

Ik wil maar zeggen: als jouw ziel opstaat, tot leven komt, dan is dat jouw eigenste, mooie zelf. Al is het nòg zo toegetakeld en heb je soms nog diepe wonden; maar ze komen allemaal tot leven, echt waar.

Jouw mooie karakter, en je wil, worden ook weer helemaal nieuw. Dat je niet zegt: ’wat wil ik nou eigenlijk?’ Het is zo mooi om te zeggen: ‘wat wil ik nou eigenlijk?’ Dat je verstand zo verlicht wordt, je hoeft niet intelligent te worden. Er zijn sommige mensen die verschrikkelijk dom zijn, dat is erg hoor. Dan hangt er een deken over iemands verstand.

Ik heb het één keer meegemaakt van een jongen die op een LTS zat, hij had altijd slechte cijfers. Hij is toen bevrijd, er zat a.h.w. een deken over z’n verstand, en daarna haalde hij altijd voldoendes. Je zou kunnen spreken over een geest van domheid, maar die geest kon allang weg zijn, maar die had z’n werk over die jongen gelegd en z’n hele leven was die jongen dom. En dat gebeurt bij zoveel mensen.

Je verstand wordt verlicht, en wat denk je van je geweten? Hoe zuiver dat wordt? Dat luistert steeds nauwer, leuk is dat hè?’

En je gevoelsleven? Wat heeft dat veel schoppen gehad, en is een rare kant uitgebogen.

Weet jij veel wat er met je is gebeurd? Maar je zit wel met de brokken. Die brokken worden weer bijeen gevoegd.

En je beoordelingsvermogen? Waarop grond jij je beoordelingsvermogen? Als het zuiver is, dan kun jij aan het eind van het duizendjarig rijk dat zuivere beoordelings-vermogen toepassen.

Dan kun je de uitspraak van Jezus beamen die gezegd heeft:  ‘waarom oordeel je niet uit jezelf wat goed is?’

Mooi is dat hè? Dát kan dan!

Ik maak al jouw dingen nieuw! Jouw dingen!

 

Centrale Bijbelstudie d.d. 15-4-2009/Duurt Sikkens