Spiegel en raadselen

 

Ik wil beginnen met 1 Cor. 13:12.

Want nu kijken we nog door een spiegel in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend bèn.

Een heel bekende tekst. Neem het goed in je op, want dit is eigenlijk het light-motief van vanmorgen.

Wat is het kenmerk van een spiegel? Dat het een beeld geeft van de werkelijkheid. Het is niet de werkelijkheid zelf.

Niemand heeft ooit God gezien. Iedereen kent die uitspraak. Maar wèl Zijn beeld! De eerste was Jezus. En ná Hem kwamen en komen er meer; zodat ze ook een keer kunnen zeggen: Ja, als je mij ziet, zie je eigenlijk de Vader. Ik ben een spiegel.

Maar dan staat er dat merkwaardige woord: ‘in raadselen’.

Kennen jullie het woord ‘enigma?’ Dat is raadsel, maar in het Grieks staat er ‘ainigmatie’, dat betekent dat je er naar moet raden. Raadselen dus.

Maar dat woord betekent ook: ‘spreuken’, ook sprookje, maar daar bemoeien we ons vandaag niet mee; het komt allebei van het werkwoord ‘spreken’.

Spreuken komt van een werkwoord, dat betekent: ‘praten in bedekte termen’.

Even goed doordenken!

Dus je vertelt iets in bedekte termen, in de hoop, dat, wat er gezegd wòrdt, dat dàt duidelijk wordt.

Ik ken er maar één die dat ontzettend veel deed, en dat was Jezus. Hij praatte altijd in bedekte termen en die noemde Hij gelijkenissen. Dus je vertelt een gelijkenis, het beeld, en je bedoelt er de werkelijkheid mee. En dáár gaat het om, dat je die vindt.

Als je daar eens een heel mooi voorbeeld van wilt zien, dan moet je eens Matth. 12:3,4 lezen. De discipelen lopen door het korenveld. Ik vraag me altijd af waar die farizeeërs zaten toen die discipelen door het koren liepen? Zaten ze soms op hun hurken er tussen en komen dan ineens overeind….: ‘Jullie doen werk op zondag, jullie eten…..

Waar komen ze zo gauw vandaan? En toen zei Jezus tot die religieuze betweters: ‘Hebben jullie nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen hij, en die met hem waren, honger kregen; en toen het huis van God binnen gegaan zijn, en ze de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij en die met hem waren niet mochten eten, alleen de priesters’. Heb je dat nooit gelezen? Ja natuurlijk hadden ze dat gelezen.

Nou, wat deed David dus, hij ging gewoon die tabernakel in en graaide het brood daar vandaan en deelde dat uit.

Is dàt geen mooi beeld?

Hier wordt een gelijkenis geboren!

Kijk er eens doorheen! Wat is nou de waarheid die Jezus wil vertellen met dit voorbeeld van David.

David ging de tempel in en at dat brood en deelde uit. Nou, farizeeën, doen jullie dat nou ook eens. Ga die geestelijke tempel eens binnen, want daar is brood.  En de tempel stond voor hun neus! Jezus Zelf, met dat brood!

Jezus zei: ‘Als je bij Mij komt, zul je nooit meer honger hebben en kun je nog uitdelen ook’.

Schitterend beeld hè van de werkelijkheid; dit is een spiegel. Hij is het levende brood. Hij kon altijd zeggen: ‘Neem Mij en eet Mij’. Dat had Hij kunnen zeggen; Hij hééft het ook wel eens gezegd’: ‘Wie Mijn vlees eet…’. Ja toch?

Toonbroden!

Het is eigenlijk zo’n ongelukkige vertaling, want waar denken jullie aan bij toon-broden? Een soort show? Een soort etalage? De tafel met toonbroden?

Raad nou eens wat er in het Hebreeuws staat voor toonbroden. ‘De broden van het aangezicht van God’. Je kan ook zeggen: ‘vóór het aangezicht van God’. Maar God heeft geen brood nodig.

Dus de broden vàn het aangezicht van God. En aangezicht betekent altijd dat de hele persoon aanwezig is. Ja toch?

Als ik zeg: ‘ik ga hier even de neuzen tellen’, dan bedoel ik alle mensen, maar ik noem alleen een zeer opvallend kenmerk. Dus de broden van het aangezicht van God. En nu vertel ik de spiegel.

Die broden lagen altijd in de tabernakel. Dat is één ding. Je snapt nou wel wat ik bedoel hè? Altijd aanwezig in de tempel. Elke dag vers! Geef ons heden ons dagelijks brood..… is elke dag vers. En ze waren gemaakt van manna; dat is van boven.

En ze waren gebakken.  Door het vuur heen gegaan.

Je snapt nu zeker wel de werkelijkheid.

Dàt is het ware brood van God. En over dat woord ‘aangezicht’ moet je eens doordenken. Er staat niet aangehoor of aangereuk, maar aangezicht; het heeft met zien te maken. Dus je gezicht wordt ook nog genoemd naar datgene wat het meest opvallend is en dat zijn de ogen.

Het Hebreeuwse woord voor aangezicht komt van een werkwoord dat betekent dat er een beweging in zit. Dat is mooi.

Je vraagt om de aandacht van iemand, je tikt iemand aan of je roept eens, en dan wendt hij zich tot degene die om aandacht vraagt. Wat een mooie beweging dat hij z’n gezicht naar je toewendt. En als je de aandacht van God zoekt, dat Hij zich naar jou toewendt.

Als iemand jou om aandacht vraagt, om jouw aandacht, en dat, terwijl je praat met iemand, je ogen nog weer alle kanten uitschieten, om de boel maar weer onder controle te houden, zal ik maar zeggen, dan geef je geen aandacht.

Het gaat om dat persoonlijke gesprek.

En zó heeft God Zich gewend tot Zijn volk. Ken je die uitdrukking: ‘zich wenden tot…’. Van Jezus wordt ook gezegd: ‘Hij kwam tot het Zijne’. Die zocht Hij op.

Dus God ziet om naar de wereld in de gedaante van een mens. En die mensen zijn wij. Kijk je nog om naar de wereld, of niet meer?

Heb je de wereld nog zó lief zoals Jezus hem liefhad?

In het Grieks staat er voor ‘gezicht’: ‘prosopon’, dat mag je weer vergeten, maar het bestaat uit twee stukken. Het ene is ‘in de richting van’… en het andere woord betekent gewoon ‘oog’. Dus precies hetzelfde als het Hebreeuws.

De ogen gaan in de richting van…, zeer bewust.

Het grappige is dat het Hebreeuwse werkwoord waar ‘gezicht’ van gemaakt is, nóg een zelfstandig naamwoord heeft, en dat betekent letterlijk: ‘het binnenste’.

Dus ‘gezicht’ hoort ook bij ‘binnenste’.

Dat woord werd altijd vooral gebruikt voor de tempel; de binnenkant van de tempel. Kijk, dan gaat er een wereld voor je open. Je hebt dus een uiterlijk gezicht én een innerlijk gezicht.

Mensen zijn gewend elkaar op het uiterlijk te beoordelen. Ja toch? Hoe ziet hij er uit, of, wat is z’n beroep, en wat is je status? Of: heb je ook een ‘functie’ in de gemeente…? Heb je ook een ‘speciale bediening’….?

Of de kleur, de godsdienst.., en wat door Hilde vanochtend al gebeden is: God ziet het hart aan! De vraag is dus: doe ik dat ook? Zie ik het hart aan van de mensen of let ik weer op hoe ze zich vertonen?

Denk maar aan Samuël; want de grootste profeet kan zich vergissen hoor. Samuël moest een koning benoemen, nou, hij ging naar al die zonen van Jesse. En daar stond Eliab, een grote, rijzige figuur, een soort kroonprins. Een dappere kerel.

Nou, denkt Samuël, dàt is hem. Die heeft tenminste een voorkomen. Ja. Kan goed preken; ik noem maar wat. Ik heb het wel eens gehoord hoor van mensen, dat ze zeiden: ‘Dàt is een fijne predikant’. Waarom dan? Nou, hij heeft een stem als een bazuin…en weet ik wat voor lintjes hij allemaal kreeg.

Ik denk dan: man, het gaat toch om de ‘inhoud?’

Jezus had geen gestalte, Hij was geen rijzige figuur. Hij viel niet op.

‘Nee’, zei de Geest tegen Samuël, want luisteren naar de Geest kon Samuël wel hoor, ‘dat is hem niet’. ‘Die jij zoekt, staat er niet eens bij, die zit bij de schapen’.

Wij leren dat nou ook. Kijk, wat zag Jezus zonet, in dat stukje wat we lazen? Allemaal fraai geklede mensen, want ze lieten zich hun werkelijke ambt wel aanleunen, en ze hadden status, religieuze kopstukken, eerbiedwaardig, gesteld op belangrijke plaatsen en begroetingen.

Dáár staat Hij tegen te praten. En toen zag Hij hun hart aan en zegt dan: ‘Jullie kennen de Schrift niet’. Wat een brutaliteit!

En Hij zegt ook nog: ’Jullie zijn blinde wegwijzers. Nou, nou…. ! En waar wijst een blinde wegwijzer heen? Naar de put! Nooit gelezen? De put in!

Blinden die blinden leiden. En wat is de put? Even doordenken. Het gaat erom dat je doordenkt en niet zomaar over teksten heen leest.

Op een gegeven moment zegt Hij zelfs: ‘jullie willen me doden’. Nou, nou….de verontwaardiging….

Maar ze hébben het gedaan! En eigenlijk hadden ze God willen doden.

Maar ja, Jezus wist wat in hen was; Hij zag het hart aan.

Het is zo dood als een pier bij jullie van binnen, zegt Hij. Maar aan de buitenkant ziet het er prachtig uit hoor.

En waar vergelijkt Hij het dan mee? Met een wit gekalkt graf! Nou, je zal zo uitge-maakt worden voor een wit gekalkt graf!

Maar Hij hoopte dat ze dat zouden oppikken en dan zeggen: ‘wat kan ik er aan doen, help me alsjeblieft!’

Hadden ze maar ‘hosanna’ gebruld, want hosanna betekent: ‘Heer, help!’ En verkijk je niet op het gedans en gespring.

Maar Hij vertrouwde Zich hun niet toe.

Het Hebreeuwse woord voor gezicht: ‘panim’, staat altijd in het meervoud, het is een meervoudig woord.

Denk b.v. eens aan het woord ‘zaad’. Dan denk je nooit aan een zaadje; dat heet een collectivum, daar wordt een heleboel mee bedoeld. Dát staat er nou. ‘Gezichten’. En het is zo mooi, want God heeft heel veel menselijke gezichten. En er zijn er hier heel wat, van die lieve, vertrouwde gezichten, waarin je een aspect van je Vader ziet.

Ik had er net met Gerard nog over: eigenlijk is God undercover in de wereld. Wij zijn Zijn bedekking. Wij zijn Zijn bedekte termen. Ja, in menselijke gedaanten. Mooi hè, dat God undercover in deze wereld is. En die cover zijn jullie; zijn wij.

De liefde van God heeft alles te maken met zien en kennen. Dan moet je maar veel naar elkaar kijken, denk ik. Ik heb de koningin wel eens gezien, maar ik ken haar niet. En de paus heb ik ook wel eens gezien, maar die ken ik ook niet.

Maar als je veel met elkaar omgaat….

Er zijn een heleboel uitdrukkingen in onze taal met zien en oog, en ik heb er een paar opgezocht.

Kijk, je hebt mensen met een eerlijk gezicht, met een zuur gezicht, met een nors gezicht, een bewolkt gezicht, of een eeuwige glimlach, (daar word ik altijd ontzettend moe van, ja, ik denk dan: hoe hou je het vol). Maar als die mensen zulke gezichten hebben, zegt dat nou iets over hun innerlijk of niet? Misschien een beetje. Het zegt lang niet alles.

Het gaat er om dat je het hart aanziet.

Hoe komt het dat hij zo’n bewolkt gezicht heeft? 

Soms kun je aan gezichten van mensen zien dat je daar beter niet mee kunt praten. Of je staat ’s ochtends op, en je man heeft een gezicht, dat je denkt: nou, dat wordt vandaag weer aanpassen geblazen…..

Ach, je kent dat wel: ‘hoe staat z’n pet, hoe staat z’n muts’…..Nou, er zijn echt zulke huwelijken hoor. Dat de één zich alleen maar aanpast aan de ander.

Het vertelt soms wel iets over iemand, maar er zit soms veel meer achter. En om dat nou te vinden.

Ken je die uitdrukking: ‘iemand verdwijnt uit het zicht?’ Er wordt zelfs gezegd: ‘uit het gezicht’, als ik denk aan de verloren zoon. Hij was wel uit het oog verloren van die vader, maar niet uit z’n hart. Natuurlijk niet.

Want aan het eind van het verhaal staat: ‘toen de zoon nog veraf was, toen zàg de vader hem’. Dan zie je geestelijk iemand veraf, maar hij komt! Als ik die oudere broer geweest was, had ik dus gezegd:  ‘daar hèb je hem weer’. Ja toch?

Hoe reageer je op iemand die ver weg geweest  is.

En er staat dan: ‘z’n vader liep hem tegemoet’; maar dat staat er niet hoor. In het Grieks staat er: ‘z’n vader rende hem tegemoet’. Kun je zo God voorstellen? Met een wapperende mantel? Daar komt ’ie!

Ja, zó stel ik mij mijn Vader voor. Wàt een God.

Er zijn ook mensen met twee gezichten, en dat is link. Jacobus praat daarover.

Die zijn innerlijk verdeeld. Twee gezichten: een zondags gezicht en een dagelijks gezicht. Of: hier een vroom gezicht met mooie liedjes zingen en ondertussen niemand iets vergeven….

Dan heb je twee gezichten.

Je kan ook met oogkleppen oplopen. Die zien alleen maar de gemeente…., de gemeente…, de gemeente…..

Ach, lieve mensen, dan weet je niet eens het doel meer van de gemeente.

God had de wereld zo lief; verbreidt je visie nou eens. Verruim je blik eens. Je bent, als je niet uitkijkt, ziende blind!

ziende blind!

Johannes zegt: ‘wie niet liefheeft, is blind’.

Dus liefhebben heeft alles te maken met zien, kennen. Wie niet liefheeft, is blind.

Nou, zegt Hij tegen een ingedutte club via een engel, dat staat in Openbaringen, dat is zo’n saaie club, daar gaat niets meer van uit; daar wordt God een beetje misselijk van; dat staat er ook. Hij zegt: Ik spuug jullie naar buiten. Er staat letterlijk: ‘braken’.

Hij zegt dan: ‘Ik raad jullie aan om ogen-zalf te kopen, en daarmee je oogleden te bestrijken, opdat je zult zien’.

Dus ogenzalf, opdat je kunt zien. Dus ze waren blind. Ze hielden niet meer van elkaar. De liefde was op sterven na dood. En ik raad sommigen in deze club aan om ook ogenzalf te kopen. Dat raad ik gewoon aan, opdat je weer gaat zien.

Het is nog gratis ook.

Als je blik vertroebelt, je kijk op mensen en op elkaar, dan heb je zalf nodig. Ik heb het ook regelmatig gebruikt, en dat bevalt me best.

En denk nou niet aan anderen, nee, denk aan jezelf: ‘heb ik ogenzalf nodig, ja of nee’.

Liefde heeft dus alles te maken met zien. Dus hoe kijk je?

Ach, ik kwam uit school als jochie, toen zei m’n moeder:  je vader wil even dat je bij hem komt. Nou, ik met hangende pootjes naar die kamer, naar het bureau, naar de stoel waar m’n vader zat. Ik wist natuurlijk wel wat er aan de knikker was.

Hij wendde zich tot mij en zei: ‘wat heb ik gehoord?’ En wat gebeurde er dan? Ze vroegen dan altijd: ‘kijk mij eens aan!’

Nou, dat durfde ik niet, dus ik stond zó, met de ogen naar beneden, te kijken. Dan deed hij z’n vinger onder m’n kin, zodat m’n hoofd weer omhoog ging. Ik wist dan niet waar ik kijken moest

Als je wat op je geweten hebt, dan sla je de ogen néér. Dat is altijd zo. Je durft dan niet echt vrij en open iemand aan te zien.

Nou zijn er ook mensen die knalhard terugkijken. Ze zijn wel schuldig, maar ze kijken je staalhard aan. Dan denk ik: jouw geweten functioneert niet. Je weet niet wat berouw is en spijt.

Maar als je iemand open en frank en vrij aan kan zien, dan is je geweten schoon. En wat is er heerlijker dan iets als een schoon geweten te hebben.

Dus mensen die elkaar liefhebben, kijken elkaar aan. Ze willen a.h.w. iemands gezicht lezen.

Ken je de uitdrukking: een sprekend gezicht? Dan wil je het gezicht ook horen. Je wil het lezen; je wilt elkaars ziel lezen, aftasten.

Denk in dit verband nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. En dat is een groot en een diep geheim. Daar vertel ik dus niets over. Hoogstens in een spiegelbeeld.

Jezus en Zijn vrouw.

Ken je de uitdrukking: ‘wij gaan Gods aangezicht zoeken?’ Dit is een oud testamentische uitdrukking. Maar wat denk je van andersom? Hij zoekt toch ook jouw gezicht? Het zijn toch geliefden?

Je hebt mensen die eindeloos vragen: ‘wat is Uw wil?’ Daar moet je eens mee ophouden; dan kan Jezus eindelijk eens wat terugzeggen, zal ik maar zeggen.

‘Wat wil je zelf, hoe denk je er zelf over?

‘Ik wil met jou omgaan op voet van gelijkheid’. Want waren Adam en Eva gelijk of ongelijk? Ze waren gelijk! Als je je dat eens bewust wordt, dan haal je al dat afgodische gebrul en geroep van ‘Jezus is Koning’ en weet ik veel wat allemaal, dan haal je dat allemaal weg en dan wordt het iets tussen een man en een vrouw.

Jouw aangezicht zoekt Hij. Hij wil zo graag weten wat jij denkt.

Ik ben nogal een gesloten type geweest wat dat betreft, maar Mariet heeft zo vaak aan mij gevraagd: ‘wat denk je? Zeg eens wat je denkt’. Ik zei dan: nou, niks.

Welles, zeg eens wat je denkt. Altijd zoeken, en dat was ik niet gewend van vroeger. Inmiddels wel hoor.

Dus de vraag is: ‘hoe kijk je naar elkaar? Hoe kijk je naar mensen; hoe kijk je naar medemensen, hoe kijk je daar naar?’

Dat is een kunst hoor.

Neem nou het verhaal van die Emmaüs-gangers, uitgekauwd tot en met, maar goed, neem dat verhaal nog eens even in  je hoofd. Want ineens voegt zich iemand bij hen. Met z’n tweetjes waren ze aan het praten over die ellende wat in Jeruzalem gebeurd is. Ze hadden zó gehoopt dat Jezus Koning werd. Ze waren diep teleur-gesteld: ‘moet je nou eens kijken hoe het is afgelopen’….

Dus teleurstelling en verdriet.

En wat staat er heel opvallend: ‘Hun ogen waren bevangen, dus ze zagen niet wie er naast hen liep’.

Nou was Jezus ook, na Zijn opstanding, verschenen in een andere menselijke gedaante. Dat is een ander stemgeluid en een ander gezicht, en ook andere kleren. Want Jezus verscheen in verschillende gedaanten na z’n opstanding. Maar ze herkenden Hem dus niet.

En toen ging Hij hen de Schrift uitleggen.

Ja, daar loop je met z’n tweeën op het Pieterpad in het donker, en dan komt er iemand bij je, en die begint de Schrift uit te leggen. Hoe zou je reageren?

Hun ogen waren bevangen. Ze zagen niet dat het de Christus was in mensen-gedaante. En hier zitten er zoveel in mensengedaante. Ja toch?

Herken je in elkaar de Christus? En daarom loop je met elkaar òp. Daarom is een wandeling ook zo iets leuks. Met elkaar oplopen, zodat je in elkaar Gods gezicht gaat zien.

Of zijn je ogen bevangen? Ben je in van alles teleurgesteld? Zie je nog degene die naast je loopt? Kijk naar elkaars innerlijk gezicht. Zie het hart aan, want dàt is de werkelijkheid. En daar kom je bij de kern van de boodschap van Paulus: Christus in ons! Dat is nou alles! En wie gelooft dat?

Er staat nog een leuk stukje in

2  Cor. 3:18, misschien wel vaak gelezen; ‘Wij allen, die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is (dat is je innerlijke gezicht) de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen’. Wat weerspiegel je? Gods karaktereigenschappen! Doordenken!

Hoe geduldig ben je? Hoe barmhartig ben je? Hoe vergevingsgezind ben je? Dàt zijn karaktereigenschappen.

En dan word je mooi! Heel mooi!

Dat is nou je innerlijke schoonheid.

Ja, wij veranderen naar datzelfde beeld. Zie je? Daar heb je dat woord ‘beeld’.

Via het beeld kan iemand de werkelijkheid zien.

Dus denk hier goed over na: je wordt niet een ander dan je eigenlijk bènt, er staat wel verànderen, maar je wordt wie je eigenlijk bent, een kind van God dat Zijn Vaderschap weerspiegelt. Dus wie je ècht bent, door de Geest. En als je dàn aan het veranderen bent, is dàt de weg naar de vrijheid. En dáár is het wachten op.

Lees maar na in Romeinen 8; de hele schepping die zó kreunt; of het nou de zichtbare schepping is of de onzichtbare schepping, het dodenrijk. Alles kreunt en zucht, en ze wachten op de vrijheid van de kinderen Gods; op ónze vrijheid.

Dan ben je een levende gelijkenis, en niet een gesneden beeld. Wat heb je nou aan een gesneden beeld van God?

Maar je bent dan een levende gelijkenis die zich wendt tot ….. Wat mooi!

Dus ‘zien’ heeft alles te maken met je ogen; jouw kijk op de wereld.

Je kan wel achter de beeldbuis gaan zitten mopperen, maar heb je nog lief?

Jouw kijk op de wereld heeft te maken met  Gods kijk op de wereld, en dàt is nou je ware gezicht.

Mooi hè, dat jouw ware gezicht zichtbaar is voor degene die jou liefhebben.

Als ik ergens mee zit, zoek ik iemand op met het ware gezicht. Dat laat ik ook alleen zien aan mensen die het waard zijn hoor. Want wie het niet waard is, daar vertrouw ik mij niet aan toe. Dat deed Jezus ook niet.

Nou zeg je bijvoorbeeld: ‘Jaaa, ik zie de dingen allemaal ontzaglijk scherp en goed, ik ben eigenlijk een ziener, dat is mijn speciale bediening……Ja, ik weet hoe ’t allemaal zit, ik zie het scherp….’.

Je hebt van die mensen. Maar dan ben je een solist. Wat moet God met een los oog? Wat moet je zelf met een los oog? Dan functioneer je toch niet, als solist?

Je functioneert alleen in het lichaam.

We kunnen niet zonder elkaar. En God ook niet. Dat is zó’n samenwerkings-verband.

Er staat toch duidelijk geschreven: ‘samen met alle heiligen?’. Dan pas kun je de diepte Gods doorgronden. Mèt elkaar.

Je kan in theorie hele mooie dingen vertellen hoor, of hele mooie dingen zien…, en mooi preken…en weet ik veel wat… Ja, dat kan in theorie allemaal.

De grootste boef kan prachtig theoretisch preken hoor.

Judas heeft zieken genezen, doden opgewekt; heeft altijd geluisterd naar de Heer, en noem alles maar op. Niemand had het dóór.

Maar wat doe je in de praktijk, dàt is het punt! Wat doe je nou? Geef je God voldoende bewegingsvrijheid?

‘Wat noemen jullie me toch Here Here’, zegt Jezus een keer.

Nou, waar ik het vaakst Here Here gehoord heb dat was in zware kerken en in springerige pinksterkerken.

Eindeloos dat geheer….het wordt een beetje onbeheerst.

Maar Jezus zegt: ‘Waarom noem je mij alsmaar Here, en je doet niet wat zeg!’ Daar gaat het om!

Als mijn visie vertroebeld is, dan ga ik ogenzalf halen; maar je moet eerst tot de ontdekking komen dat je visie niet deugt; of dat je misschien wel blind bent!

‘Wie Mijn woord hoort en het doet’, zegt Jezus, ‘dàn word je gelukkig!’

Dus als ik terug ga naar de allereerste tekst waar we het over hadden, dan komt de vraag: ‘durf ik mij te laten kennen’.

Ik ken wel de uitdrukking: ‘Laat je niet kennen!’ Maar durf ik mij te laten kennen, dat heet in de bijbel: vernederen. Durf ik mijn zwakheden te vertonen?

Niet om daarmee te koop te lopen, maar dat gebeurt in persoonlijke gesprekken.

Als je naar een huisarts gaat en hij zegt: ‘Zeg het eens..’ en jij zegt: ‘dat zeg ik lekker niet’, dan zegt hij: ‘dan zijn we gauw uitgepraat, dan moet u naar een psychiater, want u heeft een ander probleem’. Ja toch?

Maar sommigen durven hun kwaal niet te vertellen. Dan heb ik het vooral over iets geestelijks. Misschien ben je wel half blind en je durft het niet te zeggen. Je doet net alsof je ziet.

Maak het eens kenbaar, dat is de eerste stap van de genezing. Zeg het tegen een vertrouweling.  En elke vertrouweling heeft een ambtsgeheim. Dan ben je het waard.

En dan zal God Zich aan jou laten kennen, dan zal Hij je troosten of je helen, of je ergens los van maken. Dat gebeurt onder-ling. Juist in die persoonlijke gesprekken, en daarom is pastorale zorg zo belangrijk en zo teer.

Jacob met die geweldige gevechten bij Pniël, noem het maar even een tweestrijd, maar hij zegt dan aan het eind: ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered’.

En wat zei het Joodse volk na die tijd? ‘Als je God ziet van aangezicht tot aangezicht dan ga je dood’.

En wie jou ziet van aangezicht tot aange-zicht, gaat’ ie dood of wordt hij gered?

Hij wordt toch gered, door jou?

Dan staat er een heel merkwaardige zin achter, ik weet niet of je die wel eens gelezen hebt in dat gevecht. Want Jacob loopt dan verder z’n hele leven mank, maar dat kon hem niets schelen want hij had God van aangezicht tot aangezicht gezien, en hij leefde. En met een beperking kun je ook leven.

Maar die geestelijke beperking was weg. En dan staat er zo’n leuk zinnetje, achter die zin van: ‘mijn ziel is gered’: ‘en de zon ging over hem op’.

Waarom staat dié zin daar nou? Want de zon was elke dag over Jacob opgegaan… Maar juist op dàt cruciale moment, als hij mank uit de strijd komt, waar hij zegt: ‘ik ben verlost, en de zon ging over hem op’. De schrijver die dàt genoteerd heeft, ik dacht, wat moet jij een lieve man geweest zijn, jij hebt het dóór, want God doet Zijn aangezicht over u lichten, en Hij is je genadig.

Als je nou eens een spiegelbeeld van God bent, dat je je aangezicht doet lichten over mensen. Geef ze maar genade.

Jezus komt met hele mooie voorbeelden, ik heb er maar één vertaald voor mezelf. Als iemand een paar narcissen uit je tuin jat, dan klop je tegen het raam en je zegt: ‘je bent de crocussen vergeten’, en dan niet met een keiharde smoel, nee, je brengt ze hem nog na. Neemt iemand iets van je, geef hem ook …..

Nou, heb je het ooit gedaan? Zo van: die mag je ook wel meenemen….. Dàt!

Maar Mariet zegt: ‘een beetje dimmen hè?’ Iemand vindt een schilderijtje van mij mooi, dan zegt ik: ‘nou, neem maar mee’.

Dan kijkt Mariet al een beetje …..

‘Ja, en die vind ik ook mooi’. Nou, neem maar mee. Ja, dat kan niet hè….?

Het staat toch in de bijbel: ‘Neemt iemand het uwe….’. Hoe staat het in onze termen?

Dat is ook stelen hoor. Hoe reageer je?

Geweldig hè? Je hebt nog een hoop om over na te denken. Anders verschil je niet van de gewone mens.

God doet Zijn aangezicht over jou lichten en Hij zag dat het goed was. Daar moet je eens over doordenken. Als Hij Zijn aange-zicht over jou laat lichten….

En Hij zag dat het goed was. Goed is. En van lieverlee kunnen wij Zijn gezicht óók weerspiegelen.

De laatste tekst is: Openb. 22:3,4.

Daar staat waar het op uitloopt. ‘Er zal niets vervloekts meer zijn’ – dat is wat! Mariet heeft wel eens een vloek naar d’r hoofd geslingerd gekregen, en het is een heel karwei geweest om daar weer los van te komen. Iets kan als een vloek op je rusten: ‘het wordt met mij toch helemaal niets’…Dat kan als een vloek op je rusten. Ja toch? Iets wat vroeger gezegd is. Of wat een voorganger misschien zei: ‘Je moet de ‘onderste’ weg gaan…’. Ken je die uitdrukking? Dat kregen sommige mensen nageschreeuwd als ze zeiden: ‘ik ben het niet meer met je eens’.

Dus niets vervloekts!  – En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn, in die stad.

En dan staat er: Zijn dienstknechten zullen Hem vereren. Ik denk: ‘dienstknechten’… daar gáán we weer…. Ik moet weer dienstbaar zijn…Ik moet weer een knecht zijn… Waarom nou weer ‘knecht’?

Mariet noemt mij toch ook geen ‘knecht?’ Ze zegt het wel eens voor de grap als ik de afwas doe, of de kinderen, als ik daar in m’n eentje stond af te wassen.

Ik dacht echter dat wij uit het diensthuis uitgeleid waren!  Zo ga je als man en vrouw niet met elkaar om. Als baas en knecht. Ja, sommigen doen dat wel, maar dat is geen goed huwelijk.

Kennen jullie de uitdrukking van Jesaja: ‘Zie, mijn knecht, die ik verkoren heb’, en raad eens wat dáár achter staat, mijn geliefde. Dat is mooi!

Zie mijn knecht, die ik…, dat betekent: iemand die de wil van God doet. Dan staat er ‘mijn geliefde’, en dan staat daar weer achter: ‘in wien Mijn ziel een welbehagen heeft’. Nou, dan ben je knecht-af.

Nou heb ik dat woord eens opgezocht in het Grieks, en je gelooft het niet, maar je hebt het maar te geloven, daar staat een woord dat kan zelfs vertaald worden met goden.

Dan wordt de tekst dus: ‘en zijn goden zullen Hem vereren’. Dus goden!

Mag je mensen goden noemen? Ja, de wereld kent ze, al die idolen, maar dat zijn àfgoden, die voeren je van God àf.

 

Jezus zegt tegen de farizeeërs: hebben jullie je eigen schrift niet gelezen? Heb je wel eens gelezen dat daar staat: ‘gij zijt goden?’

God staat in de vergadering der goden! Ken je die uitdrukking in één van de Psalmen? Die goden doen het niet zo goed, maar wat zijn die goden? Dat zijn mensen die zeggen dat ze godsdienstig zijn of zo.

De Engelsen hebben daar een prachtig woord voor, en de Fransen ook assembler en in het Engels assemble. Daarmee wordt dat Hebreeuwse woord ook vertaald, voor die vergadering.

Assembler betekent ‘bij’ en semble betekent ‘lijken op’. Ze lijken op Hem, ze lijken op God. Dat staat er eigenlijk. Dus hoe vereer je God? Toch niet eeuwig die palmtak, witte soepjurk en een harp…. Daar moet je toch niet aan denken? Het is verschrikkelijk! Dan blijf ik liever hier.

God vereren is gewoon: vertellen aan de mensen wie Hij eigenlijk is, en dat Hij gemakkelijk vergeeft, en dat Hij inderdaad geen boekhouding bijhoudt van alle overtredingen. Dat Hij gewoon hartstikke blij is om  je te zien.

Dat is God vereren. Dus niet eindeloos juichen en prijzen, maar draai je nou eens om, ga met je rug naar God staan, dan staat Hij ‘achter’ je, als je snapt wat ik bedoel, maar je blijft voor Gods aangezicht staan en je wendt Zijn gezicht naar de wereld, en je laat zien hoe mooi God is. Hoe goed Hij is! Dat kunnen zij, die goed naar jou kijken, lezen!

Dus ze zullen Zijn wezen weerspiegelen.

Jij bent leesbaar in de Geest; leesbaar in je denken. En zo verklaar je, verhelder je God Zelf! Je gaat Hem uitleggen; je gaat gewoon zeggen wie Hij is.

Dat is mijn diepste, allerdiepste wens. Daar heb ik ook het meeste plezier in. En ik weet dat velen van ons Gods karakter weerspiegelen. Want ze zullen Zijn aangezicht zien, en Hij ziet jouw aangezicht en Zijn naam op jouw voorhoofd. Niet letterlijk natuurlijk, maar

in hun denken. En wat is Zijn naam?

Ach, noem één van de mooiste karakter-eigenschappen van God; Hij heeft er miljoenen. En al die mensen dragen een naam, een karaktereigenschap van God, op je voorhoofd, in je denken.

En die draag je als een diadeem op je voorhoofd. Daar heeft Joske al eens over geprofeteerd.

Denk nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. Beiden getooid met een diadeem. Hoe bewust ben jij je van het feit wat jij voor Jezus betekent als vrouw.

Hoe bewust ben ik mij daarvan. Allebei getooid met dat onvergankelijke diadeem.

En dan dat zonlicht wat er op valt. Een prachtig beeld van Gods genade.

Jezus en Zijn vrouw horen bij elkaar.

Je mag het ook vergelijken met de maan, want Jezus zegt: ‘dat licht wat ik geef, heb ik eigenlijk van God hoor; en daarmee schijn Ik in de donkere wereld. In de donkere gedachtenwereld van de mensen.

Schijn in die donkere wereld. Wat is het een voorrecht om een heldere spiegel te zijn.

 

Duurt Sikkens d.d. 28-4-2009