Tweede brief van Johannes

 

Ik wil graag eerst een beeld voorlezen plus wat woorden, omdat ik denk dat dat actueel blijft.

Het is een visioen uit 1993.

“Ik zag boven een donker wolkendek dat de aarde bedekte, zoals je soms wel eens op foto’s ziet vanuit een vliegtuig. Een enorm wolkendek. Daarboven zweefde een prachtige grote ballon met een mand er onder, en een heleboel schitterende kleuren. Het had ook geen ballast meer, dat was weg. En de zon scheen op die ballon zodat ie ook dat licht weerkaatste.

Een hele heldere glans. En hij zweefde daar in alle rust en stilte. Precies op de richting van de wind waarheen hij hem blies.

Een groot toonbeeld van doelgerichtheid, van vrede en rust; daar hoog boven die donkere wolken.

En toen, héél langzaam, het was nauwelijks merkbaar met het oog, zakte die ballon wat naar beneden. En het eerste wat door het wolkendek slierde, dat was dat mandje. Dat kwam een beetje in de mist te hangen. Maar het zakte verder, steeds verder, tot het zelfs helemaal in de wolken verdween, en een poos later kwam het daar weer onderuit, en de aarde kwam in zicht. Het zichtbare kwam weer in beeld”.

Later heb ik wat uitleg gevraagd, want ik snapte er een heleboel wèl van, maar één ding niet.

En toen ineens kon ik in het mandje kijken, en daarin lag iemand te slapen. Hij sliep alleen maar, verder niks.

En toen kwam het mooie, er was een advies bij, één advies.

In die ballon zit een brander, dat ken je wel hè? En het enige advies was: wordt wakker, haal die hendel over, meer vraag ik niet van je. Als dan die brander weer begint, stijgt de ballon vanzelf, dat gaat echt vanzelf, meer moeite kost het niet.

Daar horen wat gedachten bij.

Je wilt iets omdat je liefde is gewekt. Die tekst die iemand noemde: Hij bewerkt het willen en het werken in je.

‘Willen’ betekent: verlangen. Dingen kunnen een verlangen oproepen. Ik vind ‘verlangen’ een veel mooier woord dan ‘willen’.

En wanneer wòrdt je liefde gewekt? Je merkt gewoon hoe lief God jou heeft, en dàt is de liefde die er bij jou ook úitkomt; de liefde naar alle mensen.

Er staat dus niet: werk je uit de naad. Het enige wat Jezus vraagt, is: ‘heb lief’. Zó eenvoudig is het nou.

Je bent van God gaan houden omdat Hij zo vreselijk veel van jou houdt. Daar horen nog wat gedachten bij.

Zak niet weg naar de aarde, want dan ben je echt bezig met de problemen van alledag; maar die los je wèl op als je hoog bent. Als je wilt vernieuwen, dan gebeurt dat alleen door nieuw te gaan denken.

Toen zag ik drie sferen.

Er waren mensen bezig op de aarde; er waren mensen bezig ‘tussen’ hemel en aarde, èn er waren mensen bezig in de hemel. Drie sferen.

Dat gold voor ons als gemeente. Dat is in 1993 gezegd.

Degenen die op aarde bezig zijn, die slapen. Degenen die tussen hemel en aarde bezig zijn, die sluimeren. En die in de hemel bezig zijn, die zijn wakker.

En jullie liefde is Mij bekend, daar ben Ik heel gelukkig mee, maar Ik vraag jullie om boven de wereld, die in het duister ligt, te gaan staan. Ook boven de schemer-toestand.

Ik bedoel: verdiep je niet eindeloos in de problemen van de mensen van de aarde, want waarin verschil je anders?

En ook niet in de gedachtenspinsels van de boze. Maar blijf alstublieft in het licht. Blijf in de zon, Mijn genadelicht, en hou de hoop, dat is die brander, brandende.

Daar hebben we een poos geleden ook een beeld over gehad: dat de hóóp wordt aangeblazen. En dat is Gods hoop; dat de Christus…., dat ontroert me altijd zo, waar Hij z’n hele leven al naar uitkijkt, dat de Christus in je wàkker wordt en tot ontwikkeling komt. Want je wordt gevormd door de Geest hoor! Gods Geest!

Daar heeft God z’n hele hoop op gesteld.

Blijf in Mijn gedachtenwereld, dàn zul je zien, dan begin je op je Vader te lijken, want Hij zal niet toelaten dat jouw voet wankelt. Jouw bewaarder zal niet sluimeren. De bewaarder Israëls sluimert noch slaapt. Want wat heb je aan een herder die slaapt. Hij doet dat niet, Hij blijft wakker.

Ik vond  dit zó aktueel dat ik dacht: ik lees het nog een keer voor. Want dáár gaat het uiteindelijk om.

Nou, dan heb ik nog een stukje. Ik wil vandaag een héle brief behandelen.

Het is het kortste briefje van het nieuwe testament, het tweede van Johannes.

Daar hoor je nooit iemand over spreken.

Ik ga gewoon wat proberen uit te leggen.

2 Joh. 1:1. Daar staat ‘de oudste’. Dat wordt ook wel vertaald met ‘ouderling’.

Daar staat: ‘presbyter’. Dat woord ken je waarschijnlijk niet, maar het is ons woord ‘priester’. Gewoon een priester.

En Johannes bedoelde zichzelf hiermee. Het is meestal iemand die vooraan loopt.

En dan iets heel merkwaardigs. Hij schrijft een briefje aan een uitverkoren vrouw en haar kinderen.

Nou, daar is over gedubd, wie mag dat mens wel niet wezen? Is dat z’n eigen vrouw, heeft hij een LAT-relatie met een ander?

Daar staat nl. een heel merkwaardig woord. Het Griekse woord voor onze Heer, Jezus, is Curios. Dat ken je allemaal wel, want iedereen zingt met Kerst Kyrie eleis, nou, dan staat er: ‘Heer, ontferm U’. Dat betekent heer. Maar wat is nou het vrouwelijke van heer?

Eigenlijk staat er: ‘heerin’; er staat ‘kyria’, dat is gek? Maar het woord heerin bestaat in onze taal niet, dus ze hebben gewoon gezet ‘vrouw’. Andere vertalingen zetten daar nog een ‘e’ achter, dat vind ik ook mooier, ‘vrouwe’. Daar zit iets van adel in. Maar ‘kyria’ zette mij wel even aan het denken, want ik ken nòg een woord, wat niet bestaat, en ook voor vrouw gebruikt wordt. Maar dan moeten we helemaal terug naar het begin. Want toen Adam z’n ogen opsloeg en zei: kijk nou eens…, toen stond daar een wezen voor hem, waarin hij zichzelf helemaal herkende, en hij noemde haar ‘mannin’. Nou, ik heb het nog nooit tegen mijn Marietje gezegd: ‘mogge mannin’. Dat kàn toch niet? Maar ik vond de overeenkomst zo prachtig, omdat de vrouw bij de man hoort waar ze uit genomen is, daarom horen ze ook bij mekaar.

Déze vrouw is een beeld van de gemeente. Haar kinderen zijn de gemeenteleden. En dáárom gebruikt Johannes dat woord ‘kyria’.

Want reken maar dat Johannes het Oude Testament door en door kende. Hij wist altijd waarover hij schreef.

Ja, de geestelijke vrouw van Jezus, nu, dat is de gemeente. En de kinderen zijn de gemeenteleden.

En bij die vrouw uit Openbaring 12, in haar baringsproces, wordt de man nooit genoemd, maar ze is wel bevrucht; en ze draagt dat geheim in zich, wat een keer openbaar komt.

Johannes schrijft ook een keer: Thans is het nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar als het nog niet geopenbaard is, is het wèl aanwezig. Het zit in het verborgene. Maar het is nog niet geopenbaard. Goed onthouden, want dan blijft de hoop in je wakker.

Hier staat ook: die de waarheid hebben leren kennen.

Eén notitie: ‘de waarheid leren kennen’. Daar kun je over filosoferen, maar als je nou eens even zegt dat de waarheid niet ‘iets’ is maar ‘iemand’. Want Jezus zegt: Ik ben dé Waarheid! De waarheid is in Mij vlees geworden; in Mijn menselijke bestaan zie je de werkelijkheid van God. Dan zie je de w e r k e l i j k e  God!

Want waarheid betekent ook werkelijkheid!

‘Ik wil God wel eens zien…’. Nou, zou Jezus zeggen: ‘kijk maar naar Mij’. Dat is wat?

En er staat ook ‘leren’. Ik heb de vorige keer al uitgelegd dat leren in het Nederlands zo’n schitterend woord is. Want het betekent nl. van origine: ‘een spoor volgen’. En dat spoor is uitgezet door Iemand die het weet. Het is vaak weer ondergesneeuwd. Er is van alles overheen gegooid, maar wij volgen dat spoor, steeds maar zoekend. En al kronkelt het nog zo, wat geeft dat? Als het maar het goede spoor is! Want Jezus had ook hindernissen op Z’n weg. Héél veel!

Dus we hebben de waarheid leren kennen. Dát is nou een leergang. Ja, een mooie cursus.

Vers 2: …om der waarheid wil, die in ons blijft en met ons zijn zal tot in eeuwigheid: (dubbele punt!) Nou komt het, en wat zegt hij?

Vers 3: Genade, barmhartigheid en vrede is altijd met jou àls je dat spoor volgt.

Ze volgen jouw genade, waarheid en barmhartigheid.

Dat heeft gestalte in jou, in jouw vlees.

Ze zullen toch van jou zeggen, wat ze altijd tegen Maria zeggen: ’vol van genade?’ Ja, zó zul je toch bekend staan.

Hoe stond Dientje ook nog bekend, die overleden is? O ja, Dientje stond in het kamp bekend als barmhartig. Zo zul je bekènd staan. Wat een meid hè? Dat raakt me diep.

Je bent zelf zó afhankelijk van Gods genade, en dat is heerlijk. Er is geen fijner leven dan afhankelijk te zijn van de genade van iemand. Dan moet je eens kijken wat je dan allemaal krijgt. Dan bèn je ook genadig. Dan heb je niet direct je woordje klaar over een ander. Wat jij er van vindt en zo….

Ik vind barmhartigheid de kostelijkste eigenschap voor een vernieuwde schepping.

Iemand gaf me gisteren zó’n dik boek met de mededeling: ‘dat moet je eens lezen’. Er zijn altijd van die  mensen die vinden dat jij dat moet lezen.

Het was van Karen Armstrong, over allerlei godsdiensten en zo…. Ik denk: nou, dat doe ik niet, ik word daar een beetje niet goed van.

Ik bladerde het even door en ik denk: laat ik eens kijken met welke zin zij stopt in dat dikke boek. En wat stond er? Dat ze de kern van een heleboel godsdiensten wel prachtig vond: ‘het mededogen’. Ik denk: zó, ik heb het boek uit.

Ja, als je nou toch vòl van mededogen bent, wat ben jij dan een mooi mens.

Vers 4: Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen.

Het woord ‘gebod’ heb ik wel eens uitgelegd, het betekent letterlijk, in onze betekenis althans: ‘een bekendmaking’.

Hij heeft  u bekend gemaakt, o mens, al wat goed is…etc. Dat is eigenlijk het woord ‘gebod’.

Dan gaat dat hele wettische, je mòt het, die dwang, er helemaal af. Het is een aanrader. Ik maak je bekend!

Daarom vind ik het werk van Jezus zo schitterend omdat Hij de Vader heeft bekend gemaakt! De Vader was onbe-kend. Ze wisten niet wie Hij was. Ze

wisten ook niet wat ze aan Hem hadden. En vandaag aan de dag is dat ook zo.

Wat heeft God al een hoop etiketten gekregen. Hij moet inmiddels volgeplakt zijn. ‘Dat ben Ik niet!!!’

Allemaal andere goden voor Mijn aangezicht…, haal ze eens weg! Dan komt God Zelf in zicht.

Maak Hem maar bekend! De grote onbekende. Ja, en dàt mogen wij doen!

En hoe doe je dat? Nou, je kan er van vertellen, maar het blijkt vooral uit je handelingen. Want reken maar dat de Handelingen der Apostelen nog làng niet zijn voltooid. Dat boek gáát maar verder, ja, door ons.

En dàt bedoelt Johannes nou als hij zegt: ‘wandel in de waarheid’. Dat is zo mooi.

De werkelijkheid van God openbaren blijkt uit wat je doet; ook uit wat je nálaat. Dat is óók heel wezenlijk. Waar kies je voor?

Vers 5: Nu vraag ik u, vrouwe, (hier staat het, mooi hè?), niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven,(kom nou, zegt hij, je weet het best) maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben, dat wij elkander liefhebben.

Nou kun je dat natuurlijk op een aardse liefde laten slaan, maar het kan natuurlijk ook op een hemelse: ‘we hebben samen iets’: wat we gehad hebben, wat we hebben.

Als Mariet en ik wat hebben, dat is dan negatief, maar dan grijpen we altijd weer terug op wat we hadden: die eerste liefde.

Daar begint het altijd mee, dat is het uitgangspunt. Je komt altijd weer bij mekaar als je het begin opzoekt.

Daarom begint God ook altijd met een begin! Hij zegt: ‘ga eens terug naar het begin man! Weet je nog…? Ach ja, dat weet ik nog…., die eerste liefde.

Weet je nog wat er door jou heenging toen je merkte dat Ik van je ging houden? Want dàt is de eerste liefde. De liefde van God voor de mens!

Goh, bent U verliefd op me? Ja! Op mij? Ja! Mag ik daar even over doordenken?

Ik kon mij als puber  nooit voorstellen dat iemand verliefd werd op mij. Nee. Dat heeft wel met je opvoeding te maken, maar ik heb wel gemerkt dat liefde geneest! Daar gaat een genezende werking van uit. Vooral in relaties.

Een begin, daar moet je even over doordenken. In den beginne…

Een hoop mensen verbinden het woord ‘begin’ met ‘tijd’. Daar is niks mis mee.

Want bij een begin heb je ook altijd de afloop. Ik hou niet zo van het woord ‘einde’, maar waar het naar tóe gaat; wat het wordt!

Ik hou ook niet van, laten we zeggen: de eindtijd, de eindstrijd, het zàl allemaal wel, dat geloof ik ook wel, maar het is alsof het daarmee ophoudt!  Het is juist het begin van de heerlijkheid Gods. Het woord ‘einde’ in het Grieks betekent ook cirkel, dan gaat de cirkel weer rond; wat God begonnen is, dat maakt Hij helemaal af!

In de Italiaanse bijbel staan voor ‘begin’: ‘in principio’. Dat is beginsel, dat is levend.

Wat wij van de beginne gehad hebben.

En je moet ook rekenen, wat is het begin?

Jezus zegt het ergens: ‘Ik bèn het!’ Maar Gòd is begonnen, met Hèm! Want God hééft geen begin, en ook geen eind, want Hij is eeuwig. Maar Hij is wel met een wèrk begonnen.

Het eerste werk was de gedachte aan een partner. ‘Het is niet goed dat Ik alleen ben’. Dus dit was het beginsel. Ja, Jezus is het begin van Gods werk, Gods handelen.

Vers 7: Want…(er is altijd iets met ‘want’, zo van: hoe zit dat nou toch, waarom gebruikt Johannes hier nou het woordje ‘want’?)..we hebben elkaar lief vanaf het begin, hou die liefde vast, blijf van elkaar houden. Niet op een aardse manier, want dat is eindig, dat voldoet niet, laat ik het zó zeggen. Maar die hemelse liefde, wat God voor je voelt, als we dat voor elkaar blijven voelen, nou, dan krijg je een grote weerbaarheid hoor.

Er staat: Want er zijn een hoop misleiders uitgegaan in de wereld…

Johannes wijst daar nog wel eens op in z’n brieven. Jezus doet dat Zelf ook.

Misleiders. Ze noemen zich leiders, maar het gaat mis. Ze laten je niet het spoor volgen, ze doen je van het spoor àfwijken.

Er staat in het Grieks een woord ‘planau’, daar is ons woord ‘planeet’ ook van gemaakt, vandaar dat ze het woord ‘misleider’ ook wel vertaald hebben met ‘dwaalster’ en ‘dwaallicht’.

Ze noemen zich wel een ster; ze noemen zich wel een licht, maar het is niet het echte licht; niet het waarachtige licht. Het zijn van die rond zwervende sprekers.

Het woord ‘planau’ betekent letterlijk ‘zwerven’. En er is een Duitse vertaling die het gewoon vertaald met ‘zwerver’. Je hebt van die zwervers.

Het kan ook vertaald worden met rond- spoken. Je hebt van die figuren.

Van die rondtrekkende dwaalleraren, die een hoop volk trekken. En ze doen misschien ook wel wonderen en tekenen. Ga je er naar toe?

Er zijn zóveel misleiders. Ze brengen je op een dwaalspoor, en dan raak jij het spoor bijster. Of je òntspoort, om een trein als beeld aan te houden.

Het spoor vasthouden. Soms aarzel je heel lang, nou, wat geeft dat? Blijf maar wachten totdat je het goeie spoor weer hebt.

Je pakt nog eens een kaart, je pakt nog eens een kompas. Je overlegt: ‘nou, laten we die kant maar uitgaan, als het niet helemaal zeker is, dan kunnen we altijd nog weer terug naar waar we nog goed zaten en dan zoek je weer een nieuwe richting op.

Het is een zoektocht, want we hebben een tegenstander. Ja! En wat belijden die nou? Wat zeggen die kerels? Of vrouwen? Meestal zijn het kerels. Ja, dwaalsterren, dwaallichten, dwaalleraren.

Er staat verder in vers 7: ..die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Hoe lees je dat? Dan denk je misschien: o, dat slaat natuurlijk op de geboorte van Jezus. 

En de Christus in het vlees, dus toen Hij gedoopt werd met Gods Geest, want Christus betekent Gezalfde… toen kon Hij z’n Vader openbaren, bekend maken.

Nou, reken maar dat die dwaalleraren het woord Jezus vóór in de mond hebben liggen. Ja toch?

Maar Paulus zegt tegen de Corinthiers: ‘als er zo’n knakker bij jullie in de club komt, dan nemen jullie hem zomaar aan..!

…‘Fijn, fijn dat je er bent, broeder, dat u op uw geweldige zwerftochten door Europa ook ons nederige plaatsje Corinthe aandoet….

En Paulus zegt: ‘dat is een andere Jezus man! En dat is een andere geest die gepreekt wordt.

Heb het toch in de gaten! Ja, hij maakt zich daar een beetje druk over.

Maar het is ook wel zeer verdrietig, dat, als je mensen op de Weg hebt gebracht, en je ziet ineens dat ze een heel ander kant uitgaan. Nou, dat kan ik me bij Paulus wel voorstellen.

Laat er nou in de grondtekst staan: Niet ‘komst’, maar er staat ‘komende’. Dat is dus een proces. De Christus is komende!

En waar? In het vlees. En het vlees betekent altijd: in je menselijke bestaan, puur natuur, zal ik maar zeggen.

Dus het is mogelijk dat de Christus…., en iedereen heeft het altijd over Z’n wederkomst, maar dat Hij ‘komende is in mensen, waar God een welbehagen in heeft’. En dàt ontkennen de misleiders.

Jezus heeft er zo vaak voor gewaar-schuwd in Z’n beroemde reden over de laatste dingen, rede over de eindtijd, zeggen we vaak. Maar Hij begint met te zeggen: ‘kijk uit dat niemand jullie verleidt’. Dáár begint Hij mee.

Vertel ons eens over het einde, vragen de discipelen, nou, zegt Jezus, kijk maar uit dat je niet verleid wordt. Dáár begint Hij mee.

In het evangelie van Thomas staat dat daar een keer een discipel is die aan Jezus vraagt: ‘vertel ons eens wat over het einde’, ja, iedereen wil altijd weten hoe het afloopt…. En Jezus zegt: hoe zal ik het ooit kunnen vertellen als jullie het begin nog niet eens begrijpen. En het begin staat vlak voor jullie neus, en dat ben Ik!

Tja, dat begrijpen jullie nog niet. Dus ik stop nog maar even met het vertellen over waar het allemaal op uitloopt.

Daar wordt zelfs van gezegd: dè misleider, dè anti-christus. Jezus noemt het pseudo-christussen. En wat zegt Hij erbij? Het zijn er véél! Nou…, vele valse, er staat pseudo, dat is dus net echt, valse christussen, valse leraren, valse profeten.

Dan komt er weer een profetie los. Heb jij er oor voor of het vals is of niet?

Heb je onderscheid?

Ken je die tekst: ‘onderzoekt alle dingen en behoudt het goede?’ Ach, ach, ach. In m’n gereformeerde jeugd werd dat overal op geplakt. Je moest overal naar toe totdat je tot de ontdekking kwam: nee, dat deugt niet. Daar slaat het helemaal niet op.

Die tekst slaat op: onderzoekt alle profetieën, ja, hoe luister je? Wàt hoor je? Of: wat wil je horen?

Het zijn er véél, zegt Jezus.

Vers 8: Waar moet je dus op letten? Op jezelf!

….Eh, ja, ik let altijd op alle mensen in de gemeente….., ik let overal op….ja…., er mag mij niets ontgaan….

Je kent die mensen? Wat is er allemaal gaande….?

Let jij maar op jezelf!

Dat is een wijze les van Johannes. Want anders verlies je wat wij verricht hebben, dat is nl. je volle loon.

En wat is dat volle loon? Laat ik het maar zó uitleggen: dat je vòl bent van genade. Die genade groeit in je; je barmhartigheid groeit.

En op het laatst, en Jezus maakt daar een opmerking over, zegt Hij dan: op een gegeven moment is het zó, dat als ze jou zien, dan zien ze Mij. En als ze Mij zien, zien ze de Vader.

Ik weet van de valse leraar dat hij zichzelf brengt. Hij brengt nooit onze Vader. En hij brengt ook nooit de Zoon, die wij zo goed kennen, omdat wij met Hem gehuwd zijn. Dan krijg je een gigantische scheiding van geesten.

Maar je volle loon ontvangen, wat is dat mooi hè? Dat je vòl wordt van….!

Maar ja, in het volgende vers, vers 9:  komt er nog een waarschuwing: Een ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in die léér blijft.

Sommige mensen knappen al af op het woord ‘leer’, nou is ‘leer’ wel wat taai natuurlijk, maar als je het nou even vervangt door ‘onderwijzing’, dan heb je ook het Hebreeuwse woord bij mekaar:

de Thora.

Ik las gisteren een detectiefje, en in dat detectiefje komt een joodse rechercheur voor, en hij krijgt een heel gesprek met een andere jood, hartstikke leuk, en ineens komt dan iets naar boven in hun denkwijze, dat de héle onderwijzing, de héle Thora, gericht is op het behoud en op het bewaren van mensen. Ja, zó mooi. Ik denk: jongen, detectiefje, je hebt het dóór.

Alles is er op gericht dat God zegt: komt alsjeblieft bij Me en blijf bij Me!

Blijf in Mij zoals ik in jullie.

Ik ben niet alleen gericht op jullie behoud, dat dàt maar veilig is en bewaard, maar ik maak van jullie zó iets moois.

Jullie hebben de Geest ontvangen, en die Geest vormt je tot prachtige mensen Gods; want dáár gaat het om: Gods mensen.

Vers 9: Wie verder gaat…., nou, dat staat er niet hoor, want dan zeg je: we moeten toch verder? Maar dat staat er niet hoor. Er staat eigenlijk: ‘wie zich verhèft’. Nou, die is niet nederig. Die wil ook niet meer uit genade leven.

De Willibrordvertaling vertaalt dit met: ‘een ieder die ver wil gaan. Zó kun je het ook lezen. Zo van: je gaat te ver joh, met je gedoe en je gepreek.

Of: wie nieuwigheden brengt: we moeten toch nodig weer eens wat nieuws hebben in de gemeente. Wat zullen we nóu eens verzinnen om de zaak wat bezig te houden. Ja, oppimpen die bende!

Tjonge jonge, dan ben je die prachtige leer, die barst van het leven, kwijt. Dan denk je dat er van buitenaf weer wat leuks bedacht moet worden. Ja, en ik ken zulke gemeentes. Uitgeput zijn ze door allerlei bezigheden die verzonnen worden.

En je kan het zelfs zó uitleggen: dat zijn mensen die zeggen: ‘jaah…., ik ben dieper ingeleid…., ik ben zó wijs…., ik heb het allemaal dóór…. Ja, die mensen.

Zó kun je het ook uitleggen.

Ach, ach, ach, dan heb je de eenvoud losgelaten. Het is aan kinderen geopen-baard, zegt Jezus. Dat betekent mensen met een kinderlijke instelling; dié komen er achter. Het is een wijsheid niet van deze wereld.

Goed, vul het zelf allemaal maar aan hoe je het leest.

Spreuken 30:6 zegt: Doe niets aan zijn woorden toe. Voeg er dus niets aan toe! Niet doen! Anders word je een leugenaar.

Nou staat er aan het eind van Openbaring ook zo iets: Indien iemand afneemt van de woorden…., er staat niet: ‘van de bijbel’, er staat: Indien iemand afneemt van de woorden van het boek van deze profetie!

De waarschuwingen aan het eind van de Openbaring slaan alleen op het boek van de Openbaring. Want er zijn toch dingen in de bijbel waarvan je zegt: nou, dàt had eigenlijk anders gezegd moeten worden, want we weten nu beter.

Ja, want de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is meer dan de grootste van het Oude Verbond.

Je bent zó nieuw geworden in je denken.

Dus: verhef je niet, alsof jij alles weet en zo…, enfin, je vult het maar voor jezelf in.

‘Leer’ is onderwijzing, en waar vind ik die onderwijzing?  Heel simpel, waar Jezus het altijd over had. Hij zegt: dat zijn de profetieën, die slaan allemaal op Mij; en dus ook op ons. De Psalmen, die staan ook bol van de profetieën, en de Spreuken.

Als je per dag één spreuk zou nemen uit dat mooie boek, dan moet je eens kijken als je dàt gaat herkauwen, wat er dan los komt aan smaak. Ja, goed kauwen. Want schaapjes van de Heer zijn herkauwers.

Vers 10: Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt…. Dus het is iemand die een léér brengt, die gewoon een antichristelijke leer brengt. En maar kletsen over God; en maar kletsen over Jezus. Maar dat is mijn Vader niet, het is onze Heer niet.

Weet je wel wat het éérste woord is wat de duivel zegt in de bijbel? ‘God!’ Dat is het eerste woord wat hij gebruikt.

‘God heeft zeker wel gezegd dat jij niet….’.

Pas dus op voor mensen die God vóór in de mond hebben. Die brengen een andere leer, een andere Jezus en een andere geest. Heet hen niet welkom.

Dus niet: ‘ga alsjeblieft vóór en vertel’. Nee, niet doen.

Dat betekent niet dat je hem de stoep afschopt, maar jij komt hier niet aan het woord, jij mag deze leer hier niet brengen. Johannes was daar heel strikt in.

Anders krijg je daar ook deel aan.

Het gaat over iemand, een leraar, de beroemde spreker.

Vers 11: Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.

Dus wàt heet je welkom….?

Er zijn zelfs mensen die dat geestelijk ook hebben hoor, dat is heel gek, die zeggen dan ineens: ‘Jaah, ik word erbij bepaald’…, en dan komt er iets waar ze bij bepaald zijn’ of: ‘ik  had in mijn harrrt….’.

Ja, dat zal allemaal wel, maar wie heeft het er in gelegd? Dáár heb je onderscheid voor nodig! Wié heeft je er bij bepaald? Anders kun je straks de gekste dingen zeggen….! Dus je hebt onderscheid nodig!

Je hebt anders deel aan zijn boze werken. Spreuken zegt: ‘je staat te liegen!’

Ja, als je deze onderwijzing niet aanhoudt, sta je te liegen.

Hoe weet je nou dat ik lieg of niet? Hoe weet je dat nou? Hoe moet je dát nou weten?

Stel dat iemand mij een misleider noemt. Is het dan waar of niet?

Vers 12: Ik heb je veel te schrijven, natuurlijk, maar ik wil dit niet doen met papier en inkt, maar ik hoop tot u te komen, en dan vind ik zo’n schitterende uitdrukking: en van mond tot mond te spreken.

God heeft het van het gesprek hè? Maar laat me je gezicht zien als Ik met je spreek.

Je kan desnoods gaan skypen, maar in levende lijve elkaar aanschouwen, en dan in de Geest. Ach, er is niks mooiers.

Elkaar zien van aangezicht tot aangezicht.

Ja, van mond tot mond te spreken.

Het is natuurlijk van mond tot oor wederzijds. In vind mond tot mond-reclame ook zo gek, ik zie dan altijd zoenende mensen, maar goed, dat is mijn probleem. Ik vind: het gaat van mond tot óór!  En dan komt het weer uit de mond van een ander en dan gaat het weer naar het oor van een ander.

Opdat onze blijdschap volkomen zij.

Kijk, als je Mij nou wèrkelijk blij wilt hebben, zegt Jezus ergens: ‘maak Mijn blijdschap nou eens hélemaal vol, ga eens van elkaar houden!’

En vraag het maar aan ouders, je krijgt ze niet gelukkiger, bij wijze van spreken, dan dat ze zien dat hun kinderen gelukkig zijn. Dat is zó mooi.

Wat kijk je naar kleine kinderen als ze aan het spelen zijn, en ze hebben het naar hun zin, dan word je vanzelf blij.

 

Nou, als je naar mekaar kijkt en je ziet het bij elkaar, ja, dan wordt die blijdschap sterk hoor!

Dan wordt je blijdschap vervuld. Dat zing je zo gemakkelijk, ‘en uw blijdschap wordt vervuld…’. Ja, wanneer word ik nou vol? Intens blij! Nou….als Oranje wint….? Dan zijn er heel veel mensen verschrikkelijk blij, meer verschrikkelijk dan blij. Hoe lang duurt die blijdschap….?

Laatste zinnetje: U groeten de kinderen van uw uitverkoren zuster.

Nou, wie is die zuster? Dat is de zuster van die vrouwe, dus dat is ook een gemeente. En die heeft ook kinderen, dat zijn de gemeenteleden. En toen schoot me te binnen, kennen jullie die tekst van ‘Dochters van Jeruzalem?’ Nou, in het begin werd een dochter genoemd en hier heb je er nog één, want Jeruzalem is de moeder, de city in de hemel, de moeder-stad.

Lees maar na in Psalm 87:5: ‘ze zijn daar allemaal geboren in die heilige stad’.

Als er sprake is van een heilige stad, dan gaat het over een groep mensen in de hemel. En jij woont daar niet, ook zo raar, maar God woont daar. Hij woont in de mensen. En als die stad een keer neerdaalt, dan wil dat zeggen, dat Gods hemelse heerlijkheid op aarde zichtbaar wordt in al Zijn facetten en wel in mensen, in gelovigen, in Zijn kinderen, getooid als een bruid.

Dàt is nou het geestelijke Jeruzalem. En deze bruid van God is nú de vrouw van het Lam (Openb. 21:10). De Kyria uit het briefje van Johannes. Daarover zullen we later nog meer vertellen.

Amen!

 

Duurt Sikkens d.d. 11-07-2010