Worden als een kind

Ik wil beginnen met Spreuken 8:22.

De Heer heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van Zijn wegen, vóór zijn werken van ouds af.

Daar valt al heel veel over te zeggen.

Wie is die ‘mij’? Dat is de wijsheid van God die gestalte heeft gekregen in Jezus, want Hij wordt in de Corinthebrief ‘de Wijsheid Gods genoemd’.

Jezus is dus de Wijsheid in levende lijve.

In vers 23 staat: Ik ben vanaf de eeuwigheid geformeerd, voordat de aarde bestond.

Toen al heeft God Zijn wijsheid in gedachten gehad ten aanzien van mensen.

En in vers 30 staat: Toen was ik een troetelkind bij Hem.

In het Hebreeuws staat er: Ik was aan Zijn zijde. Daar wordt het woord ‘amon’ gebruikt, wat ook betekent ‘werkmeester’ of ‘kunstenaar’, zelfs ‘bouwer’. Maar hier staat ‘troetelkind’.

Dat zijn dus heel veel eigenschappen in één mens. Dat heeft God allemaal al in gedachten gehad, en geprojecteerd in Zijn eerste Zoon.

Ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht, mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

Dat gaat dieper; ergens plezier méé hebben, of ergens plezier in hebben.

In Mattheus 18:3 staat, dat Jezus zegt: ‘verander nou eens van gedachten, als je dat niet doet, en wordt als de kinderen, dan ga je het Koninkrijk der hemelen niet binnen.

Wordt eerst maar eens als een kind, als je jezelf nou eens gering acht als dit kind, dan ben je de grootste in het Koninkrijk der hemelen. Een ieder, die zo’n kind ontvangt, ontvangt Mij.

En de grootste in het Koninkrijk der hemelen is onze Heer Jezus! Dus Hij heeft Zichzelf gering geacht als een kind.

Het oude volk Israël trok weg uit Egypte. Veertig jaar een enorme woestijntocht. En na veertig jaar zei God: ‘Ga eens terug’.

Dat is wat! Je hebt veertig jaar in je leven God gediend en je best gedaan, en dan zegt God: ‘Ga eens terug’.

Hoe lang zwerven wij allen al misschien rond, dat kan ook een enorme zwerftocht zijn geweest.

Want Egypte verlaten is een losmakings-proces, en dat is niet gemakkelijk.

Want zij hadden Egypte wel verlaten, maar Egypte had hèn niet verlaten, dat zat nog in hun hart. Ze namen persoonlijke afgodsbeelden mee, dat zijn idolen.

Wat zijn jouw idolen? Zijn dat mensen, zijn dat dingen? Wat vind jij belangrijk in je leven?

Voor die idolen moet je altijd knielen, ze willen toegejuicht worden. Ze brengen je van God áf! Daarom is het een afgod.

Het volk aanbad zelfs de god Moloch, die ook altijd kinderoffers eisten.

Dan kan ik de vraag stellen: ‘Hoeveel kinderen Gods zijn slachtoffer geworden van allerlei sektarische kringen?’

Evangelisch of pinkster? Ja, je zult ze maar op moeten tellen die verbrand zijn, die niks meer hebben.

Ik heb ze wel aangetroffen in een psychiatrische inrichting, uit het volle evangelie gestapt, en nou moesten ze weer genezen.

Er is heel wat aangericht in die mensen.

Ze moesten door dat vuur en werden slachtoffer, en raken psychisch enorm in de knoop. Ik heb ze gesproken.

In 1 Cor. 10:11 staat dat het volk Israël ons ten voorbeeld was gegeven; dat zegt Paulus.

In vers 5 zegt hij: In het merendeel heeft God geen welgevallen gehad.

Hij kon er niks mee. Ze liepen wel, en ze sjouwden wel heel gehoorzaam door die woestijn, maar God had er helemaal geen behagen in.

Hij was met dat volk op weg naar het beloofde land. En wat is dat beloofde land? Dat is de plaats waar God wil wonen, en dat is je menselijke hart.

Jij bènt dat beloofde land; God heeft het beloofd, en heeft het ook aan Zichzelf beloofd. Dus dat beloofde land bèn jij!

Het land der belofte. En als je dan geestelijk pas geboren bent, dan moet je onvervalste moedermelk hebben.

Wijze woorden, geen roggebrood met spek. Wat moet zo’n baby daarmee?

Zware boodschappen aanhoren…., en probeer ze maar te verteren.

Ach, dat kan een kindje niet, dat moet lekker ontspannen geknuffeld worden en genieten van de moeder en de vader.

Maar men wist toen niet beter; ik heb het over een hele poos geleden hoor.

En overmoedig geworden, gingen wij ook op weg, zo van: ‘We gaan er voor, en alles is mogelijk voor wie gelooft’. Vul verder zelf alles maar in wat in je oren is getetterd.

En je knikte, ja, het zal wel zo wezen, want zij weten het! Het gaat me echt niet om verwijten of schuldgevoel, dat moet je allemaal loslaten.

Maar ‘zijn wij nog op de goede weg?’

Die vraag mag je jezelf elke dag wel een keer stellen. ‘Is dit de goeie weg waar ik me nu op bevind?’

Nee, zeiden ze, hand aan de ploeg, niet omkijken. Nou, in de woestijn ploeg je niet, maar wel in het beloofde land, want daar vestig je je, en daar kun je ploegen, zaaien en maaien. Niet in de woestijn.

Tja, dan ben je net weg uit Egypte, wat zo’n zwaar, duister en occult land was.

Het barstte van de aktiviteiten; vooral van de religieuze wetten. Hele oude denk-patronen; en dan tref je in onze zang-bundel een lied aan dat zegt: ‘’Jezus vraagt aktiviteit’, maar dat vraagt Hij helemaal niet! Waarom?

We hoeven toch niet allemaal een ADHD-christen te worden? ‘Wat kan ik voor de Heer doen?’ Niks dus!

Stel dat je getrouwd bent en je vrouw vraagt dat elke morgen aan je: ‘Wat kan ik voor je doen?’ Niks dus, ga zitten. Stilte!

Dat staat in één van de Psalmen: Stilte is voor U een lofzang.

We mogen dus heerlijk genieten van de stilte, de rust.

Niks aktiviteit! Ja, Egypte zit diep hoor!

En je bezigheden, wat terug doen voor de Heer of zo…., ook uit schuldgevoel.

Er werden een hoop aktiviteiten gevraagd waar je haast een burn-out van kreeg.

Uit Egypte zette jij je eerste wankele schreden in die woestijn, dat heet Exodus.

Je kunt wel zeggen: ‘dat is uittocht’, maar ik vind een beter woord: ‘uitweg’.

Een uitweg uit die bende, die rotzooi, waar je tot je strot in gezeten hebt. Weg uit het wettische gedoe, het schuldgevoel. Het harnas van het eeuwig zondaarsschap, wat er in gepompt werd.

En al lopend door de woestijn neem je dus deel aan het herscheppingsproces.

God zegt: ‘Ik maak iets nieuws op aarde, ik schep iets nieuws’. Jij bent dus dat nieuwe schepsel, je verandert.

In het Grieks staat er metamorfose.

Een gedaante-verandering.

Je verandert naar je inwendige mens, en dát merk je.

Toen jij opstond uit de doden, wat stond er toen op? Een beschadigd mens, met z’n ups en z’n downs, z’n verdriet en z’n blijdschap, z’n lege plekken, bevroren gedeelten in de ziel.

Ik had zelf een grote bevroren klomp water in mijn ziel; ik was haast niet in staat om liefde te ontvangen. Ik hield dat af.

Als je niet in staat bent om liefde te ontvangen is dat een grote handicap. Je kan er niet mee omgaan, heel vreemd.

Maar er stond wel een beschadigd mens op; en wat moesten we toen direct doen? Je moest je volwassen gedragen; ja, grote woorden gebruiken, uit de Bijbel, want dat was Gods Woord.

Je was nog maar een heel klein kind, maar je moest meteen een groot pak aan!

Dat is toch ook geen gezicht? Het slobbert en het slingert om je heen…

En over kwalen mochten we niet praten.

Nee, je mocht daar niet mee leren leven.

Kwalen zijn niet van de Heer, effe met je bidden…, en daar ging je weer met je kwalen.

En alles wat niet in dat straatje paste, was occult,  nou, dat is helemaal niet waar.

En over de dood mocht je helemaal niet praten. Mond dicht! En als je verdriet had?

Dan moest er met je gebeden worden.

Alsof je geen verdriet mocht hebben.

Het woord ‘rouwverwerking’ hoorde ik nooit, dat mocht niet.

Er zijn heel wat mensen gestorven die geen afscheid hebben kunnen nemen van hun geliefden en andersom, want de Heer zou nog een wonder doen in de laatste minuut.

Al die onzin heb ik moeten geloven, dat is erg hoor!

In Matth. 14:13 staat dat Jezus hoorde dat Johannes de Doper onthoofd was. Dat verhaal ken je wel, dat het hoofd van Johannes op een schotel aan het meisje werd gegeven.

En hoe reageert Jezus?

Toen Jezus dit hoorde, trok Hij Zich vandaar in een schip terug naar een eenzame plaats, alleen.

Wat een logische reactie hè? Verdrietig, alleen. Ja, de mensen achtervolgden Hem en gingen weer naar Hem op zoek.

Het was Hem niet eens gegund dat Hij heel even alleen kon zijn in de verwerking van het verlies van Zijn goede vriend Johannes de Doper.

Dus neem de tijd om een ander te troosten.

En denk trouwens ook eens aan je enorme gebedslijsten, allemaal namen die je voor de Vader neer strooit voor de zoveelste keer.

Hele lange lijsten van hier tot ginter. In het begin schreef ik ze zelfs allemaal op.

Dan wist ik precies voor wie ik wel of niet gebeden gehad. Wat een onzin allemaal!

Maar ja, je deed het, je dacht dat het zo hoorde en het zo moest.

En hoeveel is er niét verhoord? En wat levert dat op? Weer teleurstellingen en weer verdriet.

Of je moest je gedragen naar de ideeën van voorgangers, die dan schreeuwden: ‘God heeft een plan met je….’. Wat voor plan?

Ze hebben zeer amateuristisch in je ziel lopen wroeten, je moest dit en je moest dat…, en je moest veel bidden.

Je kan ook roepen om leiders, geestelijke leiders. Wie wil er nou graag leider zijn? En waarvan? Wat is dan dat leiden, kan dat aan jou toevertrouwd worden?

Als je ontzettend aktief loopt te doen, dan is dat vaak vluchtgedrag. Je durft niet in de spiegel te kijken, de confrontatie met jezelf ga je uit de weg door je aktiviteiten.

Het is net als bij een etterende wond waar je elke dag een nieuwe pleister op plakt, maar hij geneest nooit.

Je gooit er een paar teksten tegenaan, dan moet het toch wel goed komen; maar het komt niet goed.

Neem nou die verloren zoon, die varkensvoer moet eten. Hij leunt eens op z’n stok, hij kijkt, en wat gebeurt er: hij kwam tot zichzelf. ‘Waar ben ik mee bezig? Wat zit ik hier te doen?

Waar je ook voor moet oppassen is, dat je in de hulpverleningsrol gaat zitten.

Mensen hebben hulp nodig, ze piepen of bellen even, en je scheurt er al weer heen.

Daar hebben wij vroeger ook aan mee gedaan hoor.

Maar laat eerst jezelf eens helpen.

De meest verwaarloosde groep in kerken en kringen, pastoraal het meest verwaar-loosd, dat zijn de voorgangers. Want waar moeten zij heen, of waar gáán ze heen?

Als je een goeie voorganger hebt, dan zoekt hij jou op! Dan zegt hij: help me eens even want ik loop helemaal vast.

Ja, bij de leden van het lichaam. Dan zoekt hij een hand op om getroost te worden.

Dus wij moeten meer afleren dan aanleren.

En het volk Israël moest ook een heleboel afleren uit Egypte. Maar ze leerden niks af, dat hele volk is omgekomen in de woestijn, op twee getuigen na.

Ik heb ook eens gehoord, en daar schrok ik wel heel erg van: dat de gemeente zo belangrijk is. Alsmaar de gemeente, de gemeente…, eindeloos herhalen; de groep is belangrijker dan het individu.

Waar doet je dat aan denken?

Aan fascisme, dat is nou fascisme, fascistoïde opmerkingen, dat de groep belangrijker is dan het individu.

God is precies het tegengestelde! Hij vindt het individu belangrijker dan die hele groep.

Als er één verdwaalt, dan zoekt Hij die op, de rest redt zich wel.

God schat jou als individu zó hoog, daar heb je geen voorstelling van.

Met hoeveel tederheid Hij een arm om jou heen slaat. En blijf je dan even bij Hem?

Nou ja, zo kan ik vanuit mijn praktijk een heleboel voorbeelden geven van missers. Ik verwijt niemand wat, maar ik gooi het allemaal wel op de schroothoop, het deugt nergens meer toe.

Het gaat om dat ‘kind-zijn’.

Hoe was jij als kind? Hoeveel kinderen vertonen er niet een aangepast gedrag voor het gezin of voor de ouders?

Of je hebt schuwe kinderen, die zijn zo bang, zo angstig.

In de klas zie ik ze zo voor me zitten, je pikt ze er zó uit.

Of een kind dat veel gepest wordt, om wat voor reden ook. Uiterlijk of innerlijk.

Veel gepest worden is slecht voor een kind hoor.

Of een kind dat altijd maar vrolijk moet doen. Zogenaamd is dat kind het zonnetje in huis, dus altijd maar weer een bevroren glimlach opzetten.

Of het verwende kind, het in zichzelf gekeerde kind, heel stilletjes aan tafel.

Het ergste vind ik altijd het misbruikte kind.

Het zal je maar zijn overkomen. Dat is zo’n diepe wond in een kinderziel, dat geneest ook zomaar niet.

Zij moeten eerst een heleboel tedere liefde ervaren, zonder bijbedoelingen, voordat dát geneest.

Toen jij opnieuw bent geboren, ja, je bent boven geboren, nam je dat wel allemaal mee! Dat zat nog allemaal in je. Dat is nog niet hersteld. En het beïnvloedt ook hoe je naar andere mensen kijkt.

Je oordeelt dan vaak over mensen vanuit je eigen beschadigingen. Je hebt iets meegemaakt, en je denkt dan: ‘o, dat zal die ander dan ook wel zo ervaren hebben’.

Maar dat hoeft niet hoor. Kijk maar uit met je beroerde ervaringen.

In een heleboel gemeenten moet dat overschreeuwd worden met zingen, dansen en lofprijzen. Het individu gaat helemaal verloren in zo’n grote massa.

Je hebt eigenlijk geen idee hoeveel beschadigingen je hebt opgelopen in het verleden vanwege o.a. een godsdienstig harnas en de daaruit voortvloeiende opvoeding met schuldgevoel en zondaarschap.

Psychiaters hebben het op dit ogenblik het drukst van alle andere specialisten. De psychiatrie is het grootste en meest ontwikkelde specialisme in Nederland. Zoveel mensen zijn er in de problemen.

Hoe werkt God dan? Heel eenvoudig, Hij begint in de geest, dan volgt je ziel, en daarna komt pas het lichaam, en niet andersom.

In de geest worden je gedachten zo helder en rein en schoon, dat jouw ziel daar de vruchten van plukt, zodat die geneest.

En als de ziel genezen is, volgt het lichaam vanzelf.

Er zijn wel eens wonderen geweest hoor, we hebben ze zelf ook meegemaakt, maar

toch is dit eigenlijk de juiste volgorde: geest, ziel en lichaam.

We hebben dus gaandeweg prachtige en kostbare schatten gevonden. Hele mooie schatten.

Ik wil nog even iets over dat kind-zijn zeggen.

In 1 Cor. 13:11 staat: Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind en overlegde ik als een kind.

Dus Paulus is ook echt eerst weer kind geweest.

In het Grieks staat een woord: nepios, wat betekent: ‘ik sprak niet, ik brabbelde maar wat en ik babbelde maar wat’. Daar heb je dus een kind.

Maar dat ontwikkelt zich vanzelf wel.

En nou komt mijn opmerking: als je geestelijk nooit kind bent geweest, dan word je nooit volwassen.

Dat is in het natuurlijke ook zo. Als je nooit echt kind hebt kunnen zijn, dan word je ook nooit volwassen.

Dit is dus wel een belangrijke gedachte.

Worden als een kind, zegt Jezus.

Die argeloosheid, dat ontvankelijke, dat openstaan. Wat zie je dat mooi aan sommige kinderen.

Daarna staat er: ‘nu ik een man geworden ben… Dat staat er niet in het Grieks, er staat: ‘áls ik een man ben geworden’.

Dus dat was hij ook nog niet.

Dus: áls ik een man geworden ben…. Niet nu, maar ‘áls ik opgroei, dan heb ik afgelegd wat kinderlijk was, wij zien nu nog door een spiegel, maar dán van aangezicht tot aangezicht.

Dan denk ik: nou, een kind mag God ook zien van aangezicht tot aangezicht, ja toch?

Als vader z’n kind nooit ziet, dat is toch raar? Paulus kon dus nog wat leren van Mozes, die sprak met God van aangezicht tot aangezicht, ja toch?

Nou is mijn vraag: ‘ben je nou sterk aan het worden in de liefde die God voor jou voelt?’ Want dát is nou de sleutel-gedachte: wat God voelt voor jou!

Ken je dat? Weet je dat?

De ontroering die Hij kent, de blijdschap die Hij kent om jou? Die arm om je heen.

Het geluk van God, want Hij is gelukkig hoor,  Hij wordt ergens in de bijbel ook wel een zalige God genoemd.

En zalig betekent: ‘ingelukkig’.

En God is ingelukkig met Zijn kinderen.

En Hem zien van aangezicht tot aange-zicht. En niet eindeloos vragen: ‘vindt U dit wel goed, en vindt U dat wel goed?’

En ‘mag ik dit en mag ik dat?’

Eigenlijk raar dat een kind altijd maar vraagt of het iets mag. Anders is het wel een vreemde vader of moeder.

Maar beleef je het geluk van God dat jou doorstroomt? Dat je Gods geluk door je heen laat stromen. En dát werkt genezend!

Ik heb zonet opgenoemd wat voor eigenschappen kinderen kunnen hebben, maar dié eigenschappen genezen.

De liefde geneest! God is liefde, maar als Hij dat is, en dat is Hij, dan is Zijn Zoon dat ook. De Zoon is ook liefde! Het is de Zoon Zijner liefde!

En de heilige Geest is ook liefde.

We hebben van Gods Geest ontvangen, een kostbaar bezit, want God is Geest.

Wij kregen van Zijn Geest, en die Geest is liefde. Dan merk je ook dat Zijn liefde in jou gestalte krijgt.

Je bent toch uit liefde geboren? En al voel je je een ongewenst kind, en misschien is dat wel letterlijk zo bij jou, maar God heeft je gewenst! Je bent een gewenst en een geliefde kind van God. En Hij verlangt dag en nacht naar je. Hij vindt het heerlijk om bij je te zijn. En wij bij Hem.

Dat ontspannene, dat gewone, dat niet zo moeilijke. Ook niet dat hoogdravende, maar die stilte.

Weet je aan wie de eerste brief van Johannes gericht is?

Ik schrijf u, kindertjes! (2:1) Kin-der-tjes, hoe klein kan een kind zijn?

Nou, als je je dan op je ziel getrapt voelt, en kwaad wordt, dan snap je dus niks van het Koninkrijk Gods.

Als Jezus is opgestaan, zoekt Hij z’n discipelen op, die zitten bij een vuurtje met wat vissen. Dan roept Hij naar die vissers: kindertjes, heb je nog wat gevangen?

Dát moet je Heer zijn, leuk hè dat Hij ze kindertjes noemt.

Laat dat kind nou maar in de baarmoeder opgroeien. Wij zitten allemaal in de baarmoeder; dat heet dan de gemeente, dat is onze moeder.

Maar ze moeten nog wel een keertje baren.

Maar dat kind is doordrenkt van liefde en geluk, als je dat eens beseft.

Je moet gewoon eens een poosje niet bidden, dat is zo gezond; anders denk je altijd: ‘o, ik mot nog bidden’.                  Bidt maar eens niét. Eens kijken wat je dán doet, wat er gebeurt met je.

Het is die stilte van ‘bij Hem zijn’. Gewoon genieten. Je hoeft helemaal niks, Ik vraag ook niks van je, alleen dat je even bij Me zit. Ja, dat is zó kostbaar.

Je raakt doordrenkt van liefde en geluk.

Mariet zei eens, jaren geleden: ‘èn maar persen, èn maar persen’, om een zoon tevoorschijn te brengen, maar dat was nog

veel te vroeg, dat kan dan helemaal niet.

We hoeven niet te persen, we laten dat kind groeien in de baarmoeder.

Een dominee, waar ik eens mee heb gecorrespondeerd, een heel fijne man,

heeft iets gezegd wat mij heel diep heeft getroffen. Hij zei: ‘het gaat er om dat we elkaar tevoorschijn beminnen’.

Dat is een doordenker.

Elkaar tevoorschijn beminnen, wat opent dat mooie perspectieven.

We hoeven niet zo nodig met alles en iedereen te bidden, zo van: ‘kom maar naar voren’. Maar: ‘elkaar beminnen’.

Dan roep je het wezen van God tevoorschijn.

Jesaja zegt ergens: ‘Er is niemand die zegt: ‘kom tevoorschijn’. Jij gaat het dus wèl zeggen.

Het gaat erom dat dat argeloze kind van God tevoorschijn wordt bemind.

De liefde brengt je tevoorschijn.

Rustig opgroeien. En als je rustig opgroeit en je neemt ook alle tijd voor jezelf, dán kun je bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’.

Want als er één plek is waar dat Koninkrijk is, dan ben jij dat wel!

Dat Koninkrijk is binnen in ons!

Binnen in je woont God, je bent Zijn huis, je mag het ook tempel noemen.

In het Hebreeuws bestaat alleen maar het woord ‘huis’.

Och, och, wat heb je vroeger gedraafd voor je tempel.

David zegt tegen God: ‘ik ga een mooi huis voor U bouwen’.

‘Geweldig’, zegt de profeet Nathan, ‘dat moet je doen’. Maar God stuurt Nathan terug naar David met de melding dat Hij geen huis van hem hoeft. En zeg ook maar tegen David dat Ik voor hèm een huis bouw.

Toen heeft David zich even terug getrokken, hij begreep er niets van.

Maar later komt hij er wel achter.

In Psalm 23:6 zegt hij: ik zal in het huis des Heren vertoeven.

En dan zegt God: ‘dat huis bèn je, want Ik wil in jou wonen’.

Uw Koninkrijk kome; en dat komt dan via ons openbaar, langzaam maar zeker komt het openbaar.

Als je nou een heel klein kind ziet, dat ontzettend graag speelt, dan is dat toch een genot om naar te kijken! Wat een plezier! Nou, daar heb je dat Koninkrijk!

In alle rust.

Dus het grote geheim van God is, dat je deel hebt aan Zijn Geest; je bent gezalfd met Zijn Geest en daarom heet jij een christen.

De Christus in u, dat is het allerbelang-rijkste geheim van God.

De Gezalfde woont in je, dat geheim ontwikkelt zich.

Wanneer je beseft hoeveel er van je wordt gehouden, dan heb je vrede en rust.

En als dát gebeurt, dán kun je ook van anderen houden. Want als je liefhebt met de liefde waarmee God jou lief heeft, dan heb je je naasten lief zoals er van jou wordt gehouden.

Dus de liefde is van God afkomstig, en die doordrenkt jou, en met die liefde kun je ook andere mensen liefhebben.

En zo begin je langzamerhand op Hem te lijken.

Het is een prachtig proces! Het terug gaan is nog niet zo gek, en weer een kind worden is nog niet zo gek, en een hoop afleren, daar is ook niks mis mee, en maar eens een keer niet bidden, het leert allemaal en het werkt zó bevrijdend voor jezelf.

En dat religieus godsdienstige harnas ligt ook op de schroothoop hoor.

Mijn vrouw heeft pas geleden eens gezegd: ‘ik heb alle muren rondom ons afgebroken. Ik wil in geen enkel hokje meer passen. Ik ben een Christen!

Ik ben niet gereformeerd, hervormd of van het volle evangelie, weet ik veel wat er voor kreten allemaal aan hangen.

Ik denk: zó, je hoort nergens meer bij op aarde; mooi, want je hoort in de hemel, bij de Vader.

Maak je los, stap in je vrijheid. De muren worden dan afgebroken, en je hebt veel gemakkelijker toegang tot de mensen.

Even een voorbeeld, wij wonen al 33 jaar naast een buurvrouw, en zo nu en dan zeiden we wel eens wat, maar niet veel. Ze was wel een zoekster.

Op een gegeven moment kon ik iets aan haar kwijt, en zei: ‘lees Handelingen 19 er maar op na, waar Paulus de mensen de handen oplegde voor de doop met de heilige Geest’.

Een week later belde ze aan, ze had het gelezen en zei: ‘ik wil graag gedoopt worden met die Geest’.

Ik stond stomverbaasd in de gang, en zei: ‘meid, wat maak je me gelukkig!’

Toen hebben we met z’n drieën gebeden. Denk alle muren maar weg, anders wandel je niet meer in de vrijheid!

Amen

 

Duurt Sikkens d.d. 05-04-2018