1966.03 nr. 77

Levend Geloof 1966.03 nr. 76

Van de redactie

Voor alle lezers – Wij willen in ons blad waken voor eenzijdigheid door zo veel mogelijk alle facetten van de volle evangelie boodschap te behandelen, schreven wij in ons vorig nummer. Wij willen hieraan nog toevoe­gen dat wij ook zo veel mogelijk rekening willen houden met de samenstelling van onze lezerskring.

Wij hebben verschillende categorieën lezers t.w. onbekeerden, jong-bekeerden en hen die “verder op de weg” zijn. Naast artikelen voor geloofsopbouw en verdieping zult u daarom ook steeds evangelisatie-artikelen aantreffen. Voorop staat dat wij ons in alles wil­len laten leiden door de Heilige Geest. Bidt voor onze arbeid, die zo rijk gezegend wordt.

Nieuwe abonnees – Wij zijn blij dat het aantal abonnees “voortdurend toeneemt. Wij begroeten allen hartelijk die in februari abonnee werden.

Giften – Ook zijn wij dankbaar voor ontvangen giften. In ons volgend nummer volgt een verantwoording.

Wat blijven moet – Er zijn nog slechts enkele tiental­len exemplaren verkrijgbaar van het boekje “Wat blijven moet”, een Bijbelstudie over de liefde naar aanleiding van Johannes 15 door ds. H. Visser.

Bestel dus vlug want doordat andere brochures in voorbereiding zijn, zijn wij voorlopig niet in de gele­genheid deze brochure te herdrukken.

Vorig nummer – Door nabestellingen zijn van het Februa­rinummer van “Levend Geloof” geen exemplaren meer ver­krijgbaar.

Oude nummers – Van vorige jaargangen zijn van verschil­lende maanden nog exemplaren gratis verkrijgbaar voor verspreiding. Schrijf om toezending van een pakket oude nummers, indien mogelijk met betaling van de porto.

 

De kracht van lofprijzing door Gert Jan Doornink

“Offer Gode lof”(Ps. 050:014)

Er schuilt een ongekende kracht in het loven en prijzen van God. De Gemeente van Jezus Christus zou zich dat veel neer bewust moeten zijn. Wat de Gemeente heden nodig heeft is kracht, omdat het Koninkrijk Gods niet bestaat in woorden maar in kracht (1 Kor. 04:20).

Wij komen als kind van God sterk te staan in de geestelijke strijd door de vervulling met de Heilige Geest. “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt”, (Hand. 01:08); door het lezen van en handelen naar Gods Woord. “Het Woord Gods is levend en krachtig…,” (Heb. 04:12), maar ook door voortdurend de Here te loven en te prijzen!

Wie de kracht van lofprijzing eenmaal heeft ontdekt zal zijn gehele leven de Heer dankbaar zijn, voor deze energiebron waardoor bovendien zijn gemeenschap met God veel hechter en dieper wordt.

Psalm 50 zegt in vers 23 (Ps. 050:023): “Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien”. God wil ons Zijn heil doen zien. Door Hem te loven en te prij­zen, maken wij de weg – in de hemelse gewesten – daar­toe vrij. God heeft ons in Jezus Christus leven en overvloed beloofd. Hij wil ons overstromen met zegenin­gen, want Hij is een goede God. Maar Hij vraagt iets terug. Dit “iets” is: ons hart, ons leven, ons zelf helemaal. Hij wil dat wc Hem zullen dienen, volkomen, radicaal!

De reden waarom er zoveel Christenen zijn die de He­re niet loven en prijzen is het feit dat hun leven geen overgegeven leven is. Zij willen iets voor zichzelf achterhouden. Zij willen er nog een eigen privéleventje op na houden. Maar dit is bij God onmogelijk. Hij vraagt volkomen overgave’ “Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij”. “Wie niet verlaat alles wat hij heeft kan Mijn discipel niet zijn”, heeft Jezus gezegd.

Zodra wij met een oprecht hart de Heer gaan loven en prijzen – en dit is alleen mogelijk ais wij een over gegeven leven hebben – komt er hemelse blijdschap in onze harten. Dan ervaren wij welk een machtig feit het is in de vrijheid van Christus te staan en laten wij ons door niets en niemand meer afremmen, maar doen wat de Heer van ons vraagt.

Dan beleven wij Zijn overwinningskracht die in en door ons werkt en kunnen wij anderen helpen door hun op de weg van vrijheid en overwinning te brengen.

(Heb. 13:15) wekt ons op om door Christus de Here voortdurend een lofoffer te brengen, namelijk de vrucht onzer lippen. Laten wij het doen zowel in de samenkomsten als individueel. God woont in de lofprijzing van Zijn volk!

Hebt u wel eens een gezamenlijke lofprijzing in een samenkomst meegemaakt? Welk een kracht en glorie! Wat een verheerlijking van de levende God! “Wie lof offert, eert Mij’, zegt de Here.

Omdat de duivel een hekel aan lofprijzing heeft, zal hij soms proberen roet in het eten te gooien. Sommigen ‘ hebben misschien wel eens een samenkomst meegemaakt waar vleselijke elementen de lofprijzing probeerden te versto­ren. De leidende broeder van de samenkomst heeft hierin een taak door leiding te geven aan de gezamenlijke lof­prijzing, want Paulus schrijft dat er orde in de gemeente moet zijn.

Maar een gemeente die staat in de kracht behoeft . .. hiervoor niet bang te zijn. Daar zal de Heer worden groot gemaakt ook door lof te zingen! Denk aan Paulus en Silas die Gods lof zongen in de gevangenis (Hand. 16:25).

Paulus spreekt in (1 Kor. 14:15) over het lofzingen met zijn verstand, maar ook met zijn geest (in nieuwe tongen)! En Jacobus zegt dat als iemand “blij te moede’ is, hij moet gaan lofzingen (Jak. 05:13). In hoeveel Psalmen wordt God geen lof gebracht? Ja, de Bijbel wekt ons steeds weer op God te loven en te prijzen.

Lofprijzing geeft kracht! Lofprijzing geeft overwin­ning! Lofprijzing geeft bevrijding! Lofprijzing geeft blijd­schap! Bovenal: Door lofprijzing eren wij God!

 

Schatgravers door Jan W. COMPANJEN

”…..verzamelt u schatten in de he­mel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”. (Matt. 06:20).

In (Luc. 12:33) vinden wij een zelfde Schriftgedeelte. Lucas drukt zich echter iets anders uit en zegt: “Maakt u beurzen, die niet oud worden, een schat die nooit op­raak u, enz.”. Machtige woorden riet een diepe inhoud van Hem die gezegd heeft: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, maar zij omvat het gehele heelal. Zijn strijd was geen aardse strijd, doch zij was gelegen in de hemelse gewesten alwaar Hij strijd voerde tegen satan en zijn le­germachten.

Als laatste van het oude verbond, trok Johannes de Doper voor Christus uit. Hij sloot het schaduwen tijdperk af. Alles wat voordien geschied was, was ons tot voor­beeld geschied, opdat wij begrijpen zouden hoe onze strijd thans zal moeten zijn. In het vleselijke vlak heeft Hij ons in het Oude Testament doen zien dat het volk Gods geroepen is tot het overwinnen van het kwade. Hij gaf reine en onreine dieren opdat Hij ons kon openba­ren wat goed of kwaad is. Hij gaf ons in het oude ver­bond (Oude Testament) een zeer groot aantal voorbeelden waarin wij, indien wij de Schriften begrijpen, de grote strijd kunnen zien tussen Gods volk en de strijdmachten der hel die dit volk omringen.

Thans is de strijd echter niet meer tegen vlees en bloed d.w.z. niet meer op het vleselijke vlak, doch te­gen de boze geesten in de lucht, tegen de boze geesten die zich van onze medemens meester hebben gemaakt en dientengevolge een instrument in handen van satan zijn geworden. Zeer groot is het aantal mensen dat niet een ; eigen leven leeft en zelfstandig beslissingen kan ne­men. De wil van deze mensen is gebonden. Zij willen wel een kind van God worden, maar zij kunnen-het niet. Zij willen wel het één of andere verkeerde nalaten doch zij kunnen het niet. Jezus zegt tot hen die inwoner geworden zijn van het Koninkrijk der hemelen: Maakt ze vrij, ont­bindt ze. Zeer veel lijkt het hedendaagse Lichaam van Christus op Lazarus. Hij is opgestaan, het lichaam leeft weer, doch het is nog omwonden met doeken en zwachtels die hem het gaan als een volkomen vrij man onmogelijk maakt. Wij leven in een tijd dat het hart van de kinderen weer teruggevoerd wordt naar het hart der vaderen, dat zijn voor ons de apostelen en leden van de eerste gemeen­te. De draad is weer opgepakt en overal vinden wij een ritselen van herstel. Rome wil terug naar het begin en de wereldraad van kerken zweeft een zelfde beeld voor ogen. Langzaam naar zeker komt men overal tot het inzicht dat het volk Gods in de woestijn zit en zonder water is. Het roepen om de Heilige Geest wordt overal weer gehoord. Men raakt ervan doordrongen, als in de tijd der Richteren, dat het volk Gods onder de heerschappij van de vijand, die hij overwonnen moest, is terecht gekomen. Koningen die hun schatting aan het Koninkrijk Gods moesten beta­len, hebben hun dienstbaarheid opgezegd waardoor Geeste­lijk Israël tot een armoedige staat is gedegradeerd. De­ze situatie treffen wij aan in (2 Kon. 03:01-27). Joram de zoon van Achab regeert over Israël te Samaria. Hij is niet zo’n beste koning want hij doet wat kwaad is in de ogen des Heren. Echter niet zo erg als zijn vader en moeder. Hij volhardde alleen(!) maar in de zonden van Jerobeam. Dat wil zeggen, hij ging door- met het verrichtten van godsdienst buiten Jeruzalem om. Hier ligt de sleutel van het geheim. Hun Godsdienst moest op het Jeruzalem van toen, het geografische Jeru­zalem, gericht zijn. De Heer had die stad daartoe gesteld, Wij moeten ons richten op het hemelse Jeruzalem waarvan (Heb. 12:22) zegt dat wij genaderd zijn tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen die ingeschreven staan (zijn) in de hemelen.

Op de Hemelse Stad moet onze dienst gericht zijn. Daar moeten vrij onze schatten verzamelen. Daar staat onze bank en daar is onze arbeid. Keren wij nu terug naar ons voor­beeld. Koning Joram roept voor herstel de hulp in van koning Josefath (de koning van Jeruzalem en een man die Gods wil doet) en van de koning van Edom. Eendracht maakt macht. Koning Mesa, die geen schatting meer wil betalen, moet weer onderworpen worden en samen, met z’n drieën, zullen ze dat wel even rooien. Maar het loopt anders dan dat zij gedacht hadden. Zij komen in de woes­tijn terecht en versmachten weldra van dorst. Er is geen water meer. (Water is ook hier het beeld van de Heilige Geest).Het noodzakelijke voor elk levend wezen, water, ontbreekt. Terstond, zonder dralen, geeft Joram God de schuld. Hij zegt: God heeft deze drie koningen in deze woestijn gebracht opdat zij in de macht van Moab vallen. Kent u dit geluid??, waar altijd maar gezegd wordt, dat het van God komt: ziekte, onheil, zorg, kort­om elke verzoeking? Het is een bekend geluid dat ook -thans nog in het leger van Joram gehoord wordt. Dan komt Josafat aan het woord. Hij beziet de zaak heel anders. Hij bezit een andere Geest zouden wij kunnen zeggen. Hij voelt terstond aan dat een groot verzuim hersteld moet worden en dat de Heer in deze geraadpleegd moet worden. Hij vraagt om een profeet des Keren, om iemand door wie God spreken kan. Dan geschiedt al direct het eerste wonder. Wat is namelijk het geval? In het rondtrekkende en zwervende leger bevindt zich reeds een profeet, na­melijk Elisa. Josafat concludeert direct dat bij Elisa het woord des Heren is. Dan gaat het gebeuren. De drie koningen gaan in optocht naar Elisa toe en dan ontwik­kelt zich het gesprek zo als dat ook heden ten dage ge­voerd zou kunnen worden. Zonder meer wordt Joram aange­zegd door Elisa, dat hij, als dienstknecht van de Here der heerscharen, niets te maken heeft met Joram en zijn volgelingen en dat zij nu de nood zo hoog is, zich ook maar wenden moeten tot hun eigen profeten. Nogmaals werpt Joram alle schuld op God door te zeggen dat de Allerhoogste de drie koningen in deze situatie gebracht heeft. Ondanks zijn zonden, ondanks zijn af dwalen van de weg des Heren en het kiezen van een eigen weg, geeft hij God de schuld zodra het’ aan water gaat ontbreken. Ook thans is het idem dito. Velen gaan een eigen weg en houden star en stijf vast aan het godsdienstige leven van Jerobeam dat niet op Jeruzalem doch op eigen men­selijk godsdienstig huis gericht is. Jezus Christus is Koning van het Hemelse Jeruzalem. Op Hem moet alles ge­richt zijn. Hij is het Hoofd van Zijn Kerk, van Zijn Lichaam. Rondom ons heen zien vrij overal de zonde van Jero­beam. Ieder heeft zijn eigen altaar gemaakt met allerlei soorten van namen, lees (1 Kon. 12:25; 1 Kon. 13:34) er eens op na; betreft de altaar bouw van Jerobeam). Zeer velen ‘zijn ongemerkt, misschien onbewust, in de zonde van Jerobeam gevallen. Veel predikanten zetten hun stekels op, als zij over het z.g. “volle evangelie” horen praten. Hun vraag is dan steeds: Prediken wij dan geen vol evangelie? Mijn antwoord is: Is uw prediking op Jeruzalem gericht? Zijn zij die u omringen inwoners van het Hemelse Jeruzalem?

Zijn hun namen ingeschreven in het Boek van die Stad? Is uw bijeenkomst een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen? Zijn de inwoners van uw stad gerei­nigd door Zijn bloed en geheiligd door Zijn Geest? Wij le­ven in een tijd waarin alleen dat overblijft vrat niet wan­kel is. Hij vraagt Zijn volheid in U. Predikt u die vol­heid? Jerobeam was bang dat het volk zou terugkeren naar Jeruzalem en dat hij zijn macht verliezen zou. Bent u ook bang voor dit machtsverlies??? In deze geschiedenis van Jerobeam komen wij ook weer tot de slotsom dat God in het Hemelse Jeruzalem gediend wil worden en dat Hij geen afleidingen duld. Daarom lezen wij in (Heb. 12:22) dat zij die uit de Geest geboren zijn en door die Geest geleid worden genaderd zijn tot de berg Sion, tot de stad van de levende ‘God, het Hemelse Jeruzalem. Duizenden zijn thans nog op het aardse, het geografische Jeruzalem ge­richt. Ik geloof dat deze mensen nog slechts ten dele ontwaakt zijn. Het gaat om het Hemelse Jeruzalem, het gaat om de Geestelijke waarden van alle dingen.

In het hedendaagse Jeruzalem en het land en volk van Israël zien wij een schaduwbeeld hoe het in het Geestelijk Israël gesteld is. Hoe laat is het op de klok? Terugkeer wordt waargenomen. Er is nog grote gescheidenheid. Half Jeruzalem wordt nog door de heidenen vertrapt. Toch is er een grote honger naar herstel. Het Geestelijk Israël bestaat uit Jood en heiden. De tussenmuur, Efeze 2 en 3 is weggebroken. Zij zijn één door de prijs waarmede zij be­taald zijn en door de Geest waarmede zij gedoopt zijn. Er is geen verschil meer. De onreinen werden rein verklaard door Hem die voor allen dezelfde belofte had: Zijn Geest.

Keren wij thans weer terug naar Josafat, want om hem alleen speelt zich thans nog de verdere geschiedenis af.

Terwille van hem worden de andere koningen en hun volk gered. Elisa zegt dit klaar en duidelijk in Naam van Hem in wiens dienst hij stond. Hij wist wie hij was: een geroepene. Dan wordt in dit dorre land, waar nog niets van een oplossing te zien is, (Ps. 050:023) in praktijk gebracht: wie lof offert eert Mij en baant de weg, dat ik hem Gods heil doe zien”. Elisa vraagt om een citer-speler. En het geschiedde toen de citerspeler speelde dat de hand des Heren op hem kwam. Soms (vaak) hoor je nog al eens de opmerking dat de bezoekers van bepaalde opwekkingssamenkomsten door zang en muziek in een bepaalde stemming of roes gebracht worden. Gods Woord dat de WMRHEID is, is daar niet bang voor. Ook hier vinden we daarin een overduidelijk bewijs. Onder aanra­king van Gods Geest zegt Elisa: Zo spreekt de Here. Klaar en duidelijk wordt de opdracht aan het volk gegeven. Neen het is geen zitten wachten. Het is opstaan en de opdracht uitvoeren. Zij moeten geloofsdaden gaan doen punten. Zij moeten, evenals hun wateren, uitvoeren wat de Heer hen opdroeg. Ook thans klinkt deze opdracht: Ga graven in het geloof. Leg het fundament van het levende water weer bloot. Onderzoek, Gods woord en handel ernaar. Diegene die leest, hoort en doet heeft goed gegraven. Dan zal het gebeuren.

U zult geen wind voelen en geen stortregen zien, en toch zal dit dal komen waarin thans alles nog dood is, vol water lopen. Zodat een ieder, mens en dier, heel de schepping zucht, zich zou kunnen laven aan de stromen van levend water, die komen gaan. En, zegt Elisa, dit is nog maar een klein ding, dit is nog maar het begin. U zult ook de vijand verslaan, alle versterkte steden zult u innemen. Vernietigend wordt de vijand verslagen. Zo groot is zelfs de overwinning dat de koning van Moab zelf zijn eerstgeboren zoon, die koning worden, zou voor de ogen van Israël of het punt hij geeft zijn nederlaag volkomen toe. En brengt dit zelfs tot uitdrukking door de komende koning van zijn rijk te offeren. Machtig is in deze geschiedenis de gang van de kerk van Christus uitgebeeld. Ook thans klinkt de profetische roep tot hen die in de dorre woestijn verkeren. Dankzij Josafat had, de kerk, de gemeente, die op Jeruzalem gericht is, zal er uitkomst komen en zal gans, Israël en, hoe bestaat hij ook de Koning van Edom met zijn volk behouden worden.

Hij vraagt van allen echter: graaf en onderzoek of al deze dingen zo zijn. Graaf en stromen van levend water zullen komen voor een ieder die gelooft.

Graaf mee met ons en Hij zal ons, u en mij, Zijn toe­komst steeds meer en duidelijker openbaren.

“Wanneer Hij komt, de Geest der Waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen” (Joh. 16:13).

Geprezen is de Naam van Hem die is, die was en die komt! Amen.

 

Waarom woeden de heidenen door J. Th. Kuyck (5)

“Houdt het’ voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt”. Enkel vreugde en ve­lerlei verzoekingen, lijken zo op het eerste gezicht niet erg bij elkaar te passen.

Wel staat er in (Jak. 01:13-15): “Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. Daarna als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde, en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort”. Hoe erg we onder die verzoeking te lijden hebben ligt dus aan ons zelf.

Het is de zuiging en verlokking van onze eigen begeerte die “verzocht worden” tot een “verzoeking” maken dit brengt het “enkel vreugde” al wat dichter bij? Er zijn twee wegen waartussen we kunnen kiezen, toegeven aan de verzoeking of volharden, in het gaan van de goede weg en kiezen we het laatste, dan brengt dat werkelijk vreugde. Ja, we kunnen zelf kiezen, maar laten we nooit vergeten, dat onze tegenstander, onze verzoeker, listig is als geen ander en alles zal doen om ons in de verzoeking ook te laten struikelen. Het is hem er niet zozeer om te doen om ons te laten vallen. Als wel om in onze val God te treffen. Want de tegenstander is geen mens, al gebruikt hij misschien een mens om zijn doel te bereiken. Voorts wees krachtig in de Heer en in de sterkte van zijn macht. Doe de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden. Tegen de verleidingen des duivels; Want We hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden tegen de machtigen, tegen de boze geesten In de hemelse gewesten. Zo staat het in (Ef. 06:10-13). Neem de wapenrusting, Gods, Zijn eigen wapenrusting, geeft hij ons in de strijd met de duivel. En als wij Efeze 6 goed lezen, is die wapenrusting niets anders dan een beschrijving van zijn Zoon. Lees maar omgord met de waarheid, het pantser der gerechtigheid, en ga zo maar verder. Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft eenvoudigweg en zonder verwijt, (Jak. 01:05). Een God, die ons raad geeft en nooit zegt, dat wij toch eigenlijk akelige eigenwijze domkoppen zijn, een God, die altijd geduld heeft met ons en die ons bekleed met zijn Zoon, opdat wij staande zullen blijven, Dan komt dat,  houdt het voor enkel vreugde wel heel dichtbij, want als we het zo bekijken, is dit in verzoekingen komen een vertrouwenspost, die God ons toevertrouwt, een voorpost tegenover de vijand, die hij werkelijk niet zomaar aan de eerste de beste zal toevertrouwen. God zal het nooit en te nimmer toelaten dat er een last op onze schouders gelegd wordt als hij niet eerst zijn eigen handen op onze schouders heeft gelegd om zelf te beproeven hoeveel die schouders dragen, kunnen. Het is niet onze, Het is zijn naam die op het spel staat. Hij heeft ons ingeschakeld in zijn strijd tegen Satan en omdat deze nooit als een eerlijke, openlijke vijand ons tegemoet zal treden, gebruikt Satan die andere weg, een hinderlaag, velerlei verzoekingen. Om ons de vrijmoedigheid te geven, om, als we in moeilijkheden komen ook werkelijk dadelijk tot hem te gaan, staat nog eens in (Heb. 02:18): want doordat hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan hij hun, die verzocht worden te hulp komen. Hij weet precies hoe moeilijk die weg kan zijn, Hij weet precies waar wij hulp nodig hebben. Hij zelf is immers diezelfde weg gegaan. Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel. Wist de duivel het dan niet dat deze tweede mens wel 18 karaats was, dat deze niet zou vallen, zoals de eerste mens dat wel had gedaan.

In (Jak. 02:19) staat: “Gij gelooft dat God één is. Daaraan doet gij wel, maar dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen”. Zij kennen Gods Zoon wel, de dui­vel en zijn trawanten en zij sidderen voor Hem, ze vre­zen Hem.

Twijfelde de Vader dan aan Zijn Zoon, natuurlijk niet maar wij, u en ik, weten uit de houding van onze Hei­land, dat Hij een volmaakte Leidsman is, een Leidsman die vele kinderen tot de heerlijkheid zou leiden. (Heb. 02:10), een overste Leidsman, die kruis en schande niet vreesde, omdat het de enige weg naar vreugde en heer­lijkheid was (Heb. 12:02).

Het was noodzakelijk om ons te kunnen leiden, dat onze Leidsman verzocht werd, het is noodzakelijk dat wij in velerlei verzoekingen komen, zo nu en dan eens een gevaarlijke plaats te verdedigen krijgen, opdat wij zullen leren ons lichaam te bedwingen en tot dienst­baarheid te brengen (1 Kor. 09:27). Op die manier alleen halen we de overwinning op satan en de beloning die we krijgen is een onverderfelijke kroon.

Nu gaan we weer eens terug naar Jozef. “Jozef nu werd naar Egypte gebracht en Potifar, een hoveling van Farao, de overste der lijfwacht, een Egyptenaar, kocht hem van de Ismaëlieten, die hem daarheen gebracht had­den” (Gen. 39:01). “In het huis van Potifar”, dat was zeker wel een voorpost in het strijdperk waar satan alles op allés zet om ons te vernietigen. Als Jozef daar staande bleef, zou God hem ook andere dingen kun­nen toevertrouwen en God had groot werk voor hem. Er moest een heel gezin met behalve Jozef zelf, nog elf zonen, elf stamvaders van nieuwe geslachten, vrijge­maakt worden van de zuiging en verlokking van hun ei­gen begeerte en Jozef was degene aan wie die vrijma­king werd toevertrouwd. Jozef was daartoe uitgekozen.’

Zoals Jezus kwam om ons te bevrijden, zo werd Jozef naar Egypte geleid om zijn broeders te bevrijden en zo­als Jezus kwam te staan voor de duivel, zo kwam Jozef te staan voor Potifars vrouw. “Toen greep ze hem bij zijn kleed”. Maar hij liet zijn kleed in haar hand, en het is dit kleed dat voor haar een teken werd om hem aan te klagen. God wist hoe de zaak met dat kleed lag, maar de wereld geloofde haar, de vrouw van Potifar.

Wij weten het ook hoe het met het kleed van Jezus is gegaan, hoe Hij ons Zijn gedachten, Zijn plannen, bekend heeft gemaakt en nagelaten en wat zegt de duivel nu? “Twintig eeuwen Christendom en wat heeft het ons ge­bracht?”, en al zijn volgelingen zeggen het hem na: “Zo is het, Christendom is ook niets”. Maar wij hadden toch de wapenrusting Gods om staande te blijven in de strijd wat hebben we daar dan mee gedaan, die had zelfs de duivel toch moeten herkennen als een Goddelijk kleed. Hoe is het toch mogelijk, dat we zo wereldgelijkvor­mig zijn geworden?

Soms heb ik zo’n gevoel, alsof wij die wapenrusting al heel lang geleden uitgetrokken hebben, maar niet omdat we hem niet meer nodig hadden, omdat we de ver­zoeking al lang weerstaan hebben, maar wel omdat we die lastige, zware wapenrusting uit deden om makkelij­ker aan de verzoeking te kunnen voldoen, omdat die zuiging en verlokking van onze eigen begeerte ons te sterk werd. Of we hebben toegegeven omdat we bang wa­ren voor de gevolgen als we satan zouden weerstaan, om­dat we bang waren voor dat derde kleed van Jozef.

En Jozefs heer greep hem en wierp hem in de gevan­genis, de plaats waar de gevangenen van de koning ge­vangen zaten. Zo kwam hij in de gevangenis.

Er staat nog zo’n soort geschiedenis in de Bijbel. “De afdeling soldaten dan en de overste en de dienaren der Joden namen Jezus gevangen, boeiden Hem on brach­ten Hem eerst voor Annas”. Jezus heeft dit geweten al voor de grondlegging der wereld. Hij wist dat dit Hem wachtte en toch is Hij gekomen, want-Hij wist ook dat Zijn komen en Zijn gevangenschap onze bevinding zou zijn.

Wij zijn een beetje en misschien ook wel heel erg bang voor dat “in gevangenis” gaan. We zijn bang voor de haat van Potifars vrouw en gooien het liever op een akkoordje met haar ofschoon Jezus het ons toch gezegd had: “Indien de wereld u haat, weet dan, dat ze Mij eer dan u gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. Gedenk het woord, dat Ik tot u gesproken heb, een slaaf staat niet boven zijn heer” en “indien zij Mij ver­volgd hebben, zij zullen ook u vervolgen”.

Alleen als we vriendjes worden met de satan zullen we ontkomen aan de haat van de wereld. We kunnen nooit twee heren dienen en toch proberen we altijd weer te ontkomen aan de gevolgen van ons kind van God zijn, om te ontkomen aan de gevolgen van het door Jezus uitgekozen worden om Zijn medestrijders te zijn. We willen de beloning wel, maar niet de prijs er voor betalen. We willen wel het eindpunt bereiken, maar niet de weg erheen lopen.

‘En toch waarom zouden we vrezen om uitgelachen te worden of om ons baantje te verliezen of zo iets. Hij Zelf, onze heiland heeft gezegd: “Gij hebt geen bovenmen­selijke verzoekingen te doorstaan. En God is getrouw, die niet gedogen zal, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zor­gen, zodat gij ertegen bestand zijt”

(1 Kor. 10:13).

Ik heb zo’n idee, dat de meesten van ons aan dat “be­stand zijn tegen de verzoeking” een beetje twijfelen en daarom die wapenrusting liever naar helemaal niet aan doen.

Zouden Chams zonen dat soms ook ontdekt hebben?

(wordt vervolgd)

 

Tekenen en wonderen door Gert Jan Doornink

Tekenen en wonderen vormen een essentieel onderdeel van de boodschap van het Koninkrijk Gods. Schuif de tekenen en wonderen aan de kant en u haalt het hart uit het evangelie. Tekenen en wonderen zijn de bevesti­ging dat het evangelie waar is; dat God bestaat!

Wij hebben een bovennatuurlijke God. God is een God van wonderen. Tekenen en wonderen zijn nooit met het verstand te verklaren. Ze behoren bij God en Zijn werk. Probeer alle tekenen en wonderen uit Gods Boek: de Bij­bel eens te noteren. U zult spoedig ontdekken dat de Bijbel een aaneenschakeling van wonderen en tekenen is. Het is een onafgebroken stroom van Genesis 1 tot open­baring 22. De schepping van de wereld is een wonder, maar ook de voleinding van de wereld. De geboorte van Jezus en de gebeurtenissen er om heen waren wonderen, maar ook Zijn sterven, Zijn opstanding en hemelvaart waren wonderen. Zijn hele leven op aarde werd geken­merkt door wonderen. Evenzo zal Zijn wederkomst een groot wonder zijn.

Denk eens een ogenblik na over uw leven. Is het feit dat u bestaat, dat u lééft niet reeds een groot wonder? Is de wereld waarin u leeft geen wonder?

In deze moderne, gematerialiseerde wereld wil de mens, die niet persoonlijk in Christus gelooft, niets meer te doen hebben met Gods tekenen en wonderen. Evenals in de dagen van Noach denkt men God niet meer nodig te hebben. De wetenschap breidt zich enorm uit, maar nog geen enkele geleerde is er in geslaagd de oorsprong en het geheim van het leven te ontdekken. Zij zullen dit ook nooit kunnen, want de oorsprong van het leven ligt in handen van God zelf. Ondanks wetenschap­pelijke successen als de zachte landing op de maan, etc. zal de mens nooit kunnen doordringen tot het ge­heim van God over het ontstaan en bestaan van het heelal.

Toen Jezus op aarde was ging Hij ”alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en kwaal’ (Matt. 09:35). Deze Jezus is vandaag nog dezelfde:

Waar gelovigen in Zijn hetzelfde evangelie uitdragen als Hij deed, heeft het ook dezelfde uitwerking. Daar ko­eien zondaren tot geloof, daar worden zieken genezen gebondenen bevrijd, en gelovigen gaan spreken in nieuwe tongen. God bevestigt Zijn Woord door tekenen en wonderen.

Het wonder der wedergeboorte

Het grootste wonder dat de mens kan meemaken – en moet meemaken om eeuwig, Goddelijk leven te ontvangen – is de wedergeboorte. Jezus zei in Zijn gesprek met Nicodemus: ’ Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien” en “Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Joh. 03:03-05).

Wat worden er in onze dagen een boeken en artikelen geschreven over het wonder der natuurlijke geboorte. Maar hoe groot dit wonder ook is, er is geen groter won­der ook is, er is geen groter wonder denkbaar dan dat der wedergeboorte.’ En ieder mens heeft het zelf in de hand dit wonder mee te maken.’ Zodra hij zich gaat bekeren tot God, zodra hij berouwvol zijn zonden belijdt en in het geloof Jezus Christus aanneemt als Zijn persoonlijke Ver­losser en Zaligmaker ervaart hij het wonder der wederge­boorte? Hebt u dit wonder reeds meegemaakt?

Bedrieglijke tekenen en wonderen

De Bijbel spreekt ook over bedrieglijke tekenen en wonderen. Ze zijn net echt maar zijn het niet, want satan heeft er de hand in. Hij, de dief, moordenaar en leuge­naar van de beginne, probeert steeds weer het werk van Jezus na te bootsen. Daarom moet een gelovige na zijn we. Hergeboorte zo spoedig mogelijk vervuld worden met de Heilige Geest opdat hij door de gave van de onderschei­ding van geesten duidelijk inzicht krijgt in het werk van Jezus en het werk van satan. Houdt één ding goed voor ogen: Het gaat niet om de tekenen en wonderen als zodanig, maar overal waar Gods Woord in waarheid en vol­heid gebracht wordt, bevestigt God Zijn Woord door teke­nen en wonderen. Waar gelovigen Jezus met een oprecht hart dienen en volgen honende tekenen en wonderen van­zelf. Ook in het gewone, alledaagse leven zullen wij door allerlei op zichzelf kleine dingen, ervaren dat God een God van wonderen is.

De functie van tekenen en wonderen’

In het grote plan van God met deze wereld (en de mensheid) nemen tekenen en wonderen een sleutelpositie in. Zonder het allerbelangrijkste Teken – de Zoon des Mensen Zelf – zou de mens nooit vrede met God kunnen vinden. Maar ook de “gewone” tekenen en wonderen zijn voor velen vaak de weg tot het nieuwe leven in Chris­tus geworden. Hoevelen zijn niet in aanraking met het volle Bijbelse evangelie gekomen, doordat zij hoorden over tekenen en wonderen die in samenkomsten en cam­pagnes gebeurden.

Laat niemand ooit minachtend spreken over tekenen en wonderen. Zij zijn de “identificatiebewijzen” van Gods Koninkrijk in werking. Een dood naam-Christendom wat alleen vorm en traditie kent, maar de kracht mist zal de tekenen en wonderen negeren of in een verkeerd daglicht stellen. Het kan ook niet anders, want de duivel – de “manager” van het namaak-Christendom haat de tekenen en wonderen die God doet.

In Marcus 16 noemt Jezus vijf tekenen die de gelo­vigen zullen volgen:

– Boze geesten zullen uitgedreven worden in de Naam van Jezus.

– In nieuwe tongen zal gesproken worden.

– Slangen zullen opgenomen worden.

– Het drinken van iets dodelijks, zal geen scha­de veroorzaken.

– Zieken zullen door handoplegging genezen wor­den.

Wonderen van de eindtijd

In Handelingen 2 spreekt Petrus op de Pinksterdag onder de zalving van Gods Geest zijn grote rede uit. Hij haalt daarbij ook de profeet Joel aan, die spreekt over ver­schillende tekenen die de’ gelovigen zullen volgen en die wij in onze dagen terug zien keren in de Gemeente van Christus. Hij noemt: gezichten, dromen en profetie­ën.    

Dan zegt hij: “Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rook­walm. De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt”(Hand. 02:19-20).

De tijd gaat met rasse schreden verder! Spoedig komt Jezus weer! Zijn komst zal omgeven worden door een tijd­perk van gerichten en oordelen over .deze wereld. Grote tekenen en wonderen zullen nog plaats vinden. Maar ie­mand die Jezus volgt en vol is van Gods Geest, zal niet verschrikt of beangst worden van dit alles, want de le­vende Heer, de God van wonderen, woont met Zijn volheid in hem. Hij zal slechts gehoorzaam willen zijn aan de gro­te opdracht van Jezus om een levend getuige te zijn. Zijn leven zal omringd worden door tekenen en wonderen.

Hij zal, evenals Paulus, ”het niet wagen van iets an­ders te spreken dat van hetgeen Christus door hem be­werkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad, door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes”(Rom. 15:18-19).

Glorie voor de God van wonderen!     

 

Mijn Bijbel en ik door G. Duurkens

Steeds reizen wij samen: mijn Bijbel en ik,

Mijn ziele ten zegen, de boze ten schrik,

In zomer en winter, als ’t ruw is of kalm,

Steeds is Hij mijn Vriend, mijn Lamp en mijn Psalm.

 

Steeds reizen wij samen: mijn Bijbel en ik,

’t Is Brood voor mijn ziel, en verheldert mijn blik,

Nooit vind ik een dierbaarder Boek of Gezel,

‘k Voel me arm, als ik zonder Bijbel het stel.

 

Kritiek nog gespot, voert zijwaarts mijn schrêên,

Ik zie de uitkomst bij anderen, voor brood krijgt men steen,

Vaak listig gespannen ontkwam ik de strik,

En nog zijn wij samen, mijn Bijbel en ik.

 

Op de grens van twee werelden door Kl. Van Twillert

“Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij le­ven” (Rom. 08:05-06; Rom. 08:13).

Op de grens van twee werelden. De twee werelden van zonde en genade. Toen ik als jongeling de eerste grens­situatie meemaakte, was het voor mij niet moeilijk om te kiezen op de tweesprong van het-leven. Ik koos voor Je­zus. Vrede daalde neer in mijn hart en vreugde over­stelpte mijn leven.

Op de grens van twee werelden. De twee werelden van wet en evangelie. Als predikant zijnde werd ik er bij be­trokken als ooit tevoren. Ik moest eerlijk zijn en kie­zen, en dat in een gemeenschap waar het evangelie in uiterste noodzaak mocht worden toegediend, of slechts er over worden gesproken. Men hoort liever het gedonder van de wet dan de liefelijke klanken van het evangelie.

Ik moest kiezen. Ik koos voor het evangelie van Je­zus Christus. Ik kon ook niet anders, want de nood was mij opgelegd door God Zelf. Ik kon niet zwijgen van de barmhartigheid Gods. Ik moest er over spreken. De ste­nen hadden anders gesproken. Ik koos voor het evangelie … en werd er buiten gezet, buiten de gemeenschap van het kerkelijke leven.

Ik belandde bij het volle evangelie. Ik werd gedoopt met de Geest van Christus. Ongekende zaligheid vervulde mijn hart. Het was groot feest en ‘nog gaat het steeds voort. Ik spreek in nieuwe tongen. Op zieken leg ik de handen en ze worden genezen. Het is wonderbaar!

Op de grens van twee werelden. Ik sta weer op de tweesprong. Nu echter op de grens van twee werelden, die van het vlees of de Geest.

Wat zal ik kiezen? Wat kiest U? Godsdienst is niet goedkoop. Het blijft maar kiezen. God vraagt maar door, ‘ totdat we niets meer hebben te geven. De mens is ook zo hard en onbuigzaam, een liefhebber van zichzelf.

Ik ben een mooie tarwekorrel. Het volle leven zit er in. In Jezus ben ik koning en priester. Ik behoor bij een heilige natie. Ik ben in de hemel gezet. Ik kan sprekend op Christus Jezus gaan gelijken.

Zal de ganse volheid van genade, het bruisende leven er uitkomen bij ons? Zullen we de gestalte van Jezus gaan vertonen? Ja?…,.Dan moeten we kiezen voor de Geest, voor de gezindheid van Jezus. Als de tarwekorrel moeten we dan in die koude kille aarde. Er blijft geen levens­vatbaarheid meer vanuit het vlees over. Een paar lellet­jes, meer niet! Je houdt geen bestaansrecht meer over. Boos zijn is er niet meer bij. IJveren voor eigen belangen moet worden opgegeven. Reputatie en naam zullen het wel­licht moeten ontgelden. Paulus werd een voetmat waar een ieder zijn vuiligheid op achterliet. Geen eer meer voor het vlees! Het vlees is ook tot niets nut.

Op de grens van twee werelden. Waar gaat het nu eigen­lijk om? Om de gezindheid van Christus in ons leven. Om geestelijke Christenen te worden voor het brengen van geestelijke offers.

U zegt: Ik ben gedoopt in de Geest en ervaar het le­ven. Ik ook. Om nooit te vergeten. Dagelijks ervaar ik deze kracht.

U zegt: Ik spreek in nieuwe tongen en profeteer. Ik ook. Ik kan er niet meer buiten. God zegent mij daarin zoals u.

U zegt: Ik leg op zieken de handen en maak de gebondenen los. Ik ook. Wonderbaar zegent God mij daarin.

Ik ben dan toch een geestelijk Christen? Zijn gezind­heid komt hierin dan toch openbaar?

De gemeente van Korinthe was rijk bevoorrecht in God. Geestesdoop en Geestesgaven waren aanwezig. Waren het geestelijke Christenen? Hadden zij de gezindheid van Christus? Waren zij volkomen gestorven aan het vlees? .

Paulus schrijft: Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als onveranderde mensen? Want wanneer de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik van Apollos, zijt gij dan niet onveranderde mensen?

In Galaten 5 tekent Paulus de werkingen van het vlees als: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschappen en brasserijen.

Op de grens van twee werelden. Wat kiest u? De dood van het vlees of het leven in de Geest? Kiest u het eerste, uw vlees blijft ‘afremmend werken voor de stromen Zijner genade. De dood van het vlees werkt door heel uw geestelijk leven heen. U bent dan niet die u kunt we­zen. U spreekt dan wel over de volheid, maar de uitwer­king blijft zeer betrekkelijk. U werkt wel voor de Heer, maar de vruchten zijn maar weinigen. U onderneemt veel, doch er zijn nog zoveel teleurstellingen.

Op de grens van twee werelden. De wereld van het vlees en de Geest.

Het vlees. Het is tot niets nut. Het moet gekruisigd worden. Dat heeft Jezus gedaan, maar wij moeten de over­winning er over behalen en behouden. Het vlees onder­werpt zich niet aan de wetten van het Koninkrijk Gods. Het vlees is vijandschap tegen God.

Ik kies voor de wereld van de Geest. Voor de volle 100%. U ook? Dat betekent dat we ook 100% moeten ster- van aan het vlees. Dat we God alleen aan het woord la­ten. Dat we Christus al het werk laten doen. Dat we de Trooster de volle plaats geven.

Ik kies voor de wereld van de Geest. Dat houdt in: Sterven, sterven elke dag. Maar het houdt ook in:

Ongekende bestaansmogelijkheden voor gees­telijke Christenen,.

Een leven vol vrede en zaligheid.

Geen teleurstellingen meer.

Geen beledigingen meer.

Geen weerstand meer bieden.

Iemand die dood is, voelt niets meer, hoort niets meer, is van de kaart. Heeft geen verstand en wijsheid meer. Is ontdaan van alle vleselijke heerlijkheid.

Wensen wij dit leven? Ja? God zal u ongekend zegenen. Het leven Gods zal zo machtig in uw en mijn leven zich gaan openbaren, dat we onttrokken worden van de wereld. Wel in de wereld, maar niet van de wereld.

De volheid van het evangelie zal dan geopenbaard zijn. De zonen Gods komen dan zichtbaar openbaar. De kracht van de Heilige Geest zal ongekend werken. Geen woorden meer; enkel kracht.

Op de grens van twee werelden. Ik kies de wereld van de Geest. Ik wil bouwen op het fundament. Ik wil inten­siever de strijd aanbinden tegen de ‘ legermachten der hel in de hemelse gewesten. Ik wil dagelijks innerlijk en ui­terlijk veranderd worden. Ik wil een spiegel zijn van de heerlijkheid Gods. IJ ook? God zal u zegenen.

 

De nood van India

Meer dan 20 miljoen gulden bracht de actie ”Eten voor India op. We zijn verheugd dat zovelen bewogen werden door de hongersnood in dit grote land, die miljoenen men­sen met de dood bedreigt.

Voor de gaven die Christenen hebben gegeven voor deze actie gelden de woorden van Jezus: Al wat gij aan één van Mijn minste broeders hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij gedaan (Matt. 25:40).

Toch geloven wij dat de nood van India met voedselzendingen alleen niet opgelost zal worden. Als kinderen Gods zullen wij in de eerste plaats de grote geestelijke nood die er in dit land heerst moeten zien.

In “De Telegraaf” van 26 februari schreef Wim Dussel in een artikel onder de grote kop: “De mens van India moet eerst zelf veranderen” o.a.: “De journalist van de Indiase ambassade, die enkele weken geleden in het pro­gramma van Nico van Vliet “Plus Minus” het woord voerde en die beweerde (zij het wat aarzelend) dat het kasten­systeem niet meer bestond, moet weten dat dat kasten­systeem natuurlijk wel bestaat (en nog zeer sterk zelfs) Het is onder ‘andere de oorzaak van de zogenaamde hon­gersnood, ook al mag het systeem dan bij de onafhanke­lijkheidsverklaring van India in 1947 officieel afgezwo­ren zijn.

Het zal nog honderd jaar duren, eer het verdwenen is – als het ooit verdwijnt, want het hangt ten nauwste met het hindoeïsme samen, dat wonderlijke, eigenlijk on­gelooflijk geheimzinnige mengsel van godsdienst, mytho­logie, bijgeloof, filosofie en wat men maar bedenken kan om het geheimzinnig, mensonterend, en vooral: rem­mend op de ontwikkeling te maken.

Want wat te zeggen als de welhaast vijfhonderd mil­joen mensen (onder wie de rond vijftig-zestig miljoen nog altijd in India wonende mohammedanen dan niet gere­kend) bijna allen weigeren om vlees te eten, of vis; wat te zeggen als men vrijwel geen melk drinkt, noch kip eet noch de eieren van die kip?

In dit blad stond enkele dagen geleden, dat er in India naar schatting één koe is op iedere vijf inwoners. Ik kan u verzekeren, dat die schatting er naast is: In 1956 liepen er reeds tussen de 250 en 300 miljoen koeien rond – die bijna allen heilig zijn, en dus niet gemolken worden”.

Wim Dussel noemt nog talrijke andere redenen waarom er hongersnood is. De enige conclusie voor een kind van God:’ Dit is nodig in India (en andere heidense landen!) Het volle evangelie! De boodschap dat Jezus Christus volkomen verlosser is naar geest, ziel en lichaam, dat Hij alle dingen nieuw maakt!

Gelukkig wordt ook in India de Blijde Boodschap ge­bracht door gezalfde dienaren Gods (Denk aan de ook in Nederland bekende broeders als dr. Samuël, Finny Isra­ël e.a.). Zij zijn echter niet talrijk genoeg om dit on­metelijk grote land te bearbeiden. Bidt en ondersteunt hen in hun arbeid en vraagt de Heer om meer arbeiders.