Levend Geloof – 78

Levend Geloof 1966. 04 nr. 78

Van de redactie

Vorig nummer – Het vorig nummer van ons blad (maart) was niet nummer 76, zoals wij abusievelijk vermeldden, maar nummer 77

Volgend nummer – Het volgend nummer van ons blad (mei zal een speciaal Pinksternummer zijn, met o. a. het belangrijke hoofdartikel:

Bent u een Pinksterchristen?

 

Het wonder van Pasen door Gert Jan Doornink

“Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en I, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleu­tels van de dood en het dodenrijk” (Openb. 01:17-18).

Het wonder van Pasen (de opstanding van Jezus uit de doden) laat ons het wezen van God zien. God, die hemel en aarde schiep, en alle leven daarop, is Zelf de Bron van alle leven.

De mens was het sluitstuk van Gods schepping. Hij schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis (Gen. 01:26) Hij formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen” (Gen. 02:07).

Toen satan de mens ten val bracht, kwam daardoor ook de dood in deze wereld. De duivel is de grote ver­nietiger. Hij kwam om te “stelen en te slachten en te verdelgen” (Joh. 10:10). Hij bracht zonde, ziekte, . zorg en vrees.

Maar dit is de blijde Paasboodschap: Niet de duivel heeft het laatste woord! Jezus, de Zoon van de levende God, kwam om Zijn werken te verbreken, om leven en overvloed te brengen!

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven”! (Joh. 03:36). Gelooft in Jezus en u ontvangt hetzelfde Godde­lijke leven wat Hij in zich heeft.

Goede Vrijdag en Pasen betekenen voor een kind van God echter veel meer dan alleen een herdenking van de grote overwinning van Jezus over de dood. Wij zullen Goede Vrijdag en Pasen in ons eigen leven – van dag tot dag – moeten beleven! Dat betekent: dood aan het eigen ik, aan het vlees, aan het oude leven, maar levend door Hem en voor Hem. Om het met Paulus te zeggen; “Met Christus ben ik gekruisigd, ‘en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven” (Gal. 02:20-21).

Paulus was niet tevreden met het feit dat zijn ziel was gered voor de eeuwigheid, neen, hij wilde ook de kracht van Christus opstanding leren kennen. Daaruit vloeide voort: “de gemeenschap aan Zijn lijden” (een echt kind van God zal vervolgd worden), opdat hij “aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de op­standing uit de doden” (Filip. 03:10-11).

Is dit ook ons verlangen? Is het goed tot ons doorge­drongen dat wij “burgers van oen rijk in de hemelen zijn, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser ver­wachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt” (Filip. 03:21).

Lees eens 1 Korinthe 15, het machtige hoofdstuk over de opstanding van Christus en Zijn betekenis voor ons! Er zal in ons leven nog een grote verandering plaats heb­ben. Dit vernederd lichaam zal veranderd worden in een verheerlijkt lichaam. Welk een wonder! De duivel wil ons laten zien op ons vernederd lichaam. Hij fluistert ons in: Zie je haar eens grijs worden, wat een achteruit­gang, wat wordt je oud, enz. enz. Maar wij leven als Zijn kinderen door geloof en niet door aanschouwen.

Ons geloof is gegrondvest in Jezus, die voor ons de dood overwon! Hij heeft door Zijn dood, hem die de macht over de dood had, de duivel, onttroond, opdat Hij allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. (Heb. 02:14-15)

Hij is opgewekt uit de doden als “eersteling van hen die ontslapen zijn’’(1 Kor. 15:20). Hij is reeds nu in heerlijkheid bij de Vader. Wij zullen spoedig volgen. Wij zijn wederom geboren. De Goddelijke natuur is in ons! En het geheimenis wat Paulus openbaar maakt in 1 Korinthe 15 gaat in vervulling: “Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeel­baar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergan­kelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfe­lijke moet onsterfelijkheid aandoen.

En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aan­gedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aan­gedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwin­ning.

Dood, waar is uw overwinning?

Dood, waar is uw prikkel?

De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” (1 Kor. 15:51-57).

Dat is het grote, geweldige wonder van Pasen, waar­van u en ik deelgenoten zijn! Halleluja! Glorie voor de levende God!

 

Jezus zeide: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dat? (Joh. 11:25-26).

 

Atheïsme

Eén van de gifstigste pijlen die de duivel in zijn ko­ker heeft, en waarmee hij voortdurend aan het schieten is, is het atheïsme: de leer dat God niet bestaat. Mil­joenen mensen aanbidden deze afgod. Denk aan het Commu­nisme, de meest verspreide anti-Goddelijke macht van de­ze wereld. In ons januari-nummer schreven wij dat aan de universiteit van Jena in Oost-Duitsland de eerste leer­stoel voor ‘-wetenschappelijk atheïsme” is geopend.

De duivel is echter geraffineerd. – Wij schrijven dit niet om hem te verheerlijken, – maar om hem te ontmaskeren. Hij weet dat velen niet zullen bukken voor het goddeloze communisme. Daarom gebruikt hij ook andere wapenen om zijn doel te bereiken. Wij nemen nu een artikel over van de Korrespondent te Washington van “De Telegraaf” over de opkomst van het zogenaamde “Christelijke Atheïsme” aldaar

“Door de zuidoostelijke staten van de V. S. van Oklahoma in het westen tot Virginia in het oosten – loopt wat men hier de “Bijbel Gordel” noemt. Het is een streek van sterk godsdienstige bevolkingsgroepen, waar méér dan 90 % van de mensen iedere zondag naar de kerk gaat en waar een nieuwaangekomene vaak het eerst naar zijn gods­dienst wordt gevraagd, daarna pas naar zijn naam en be­roep.

Daarom is het te merkwaardiger dat juist in deze streek de basis werd gelegd voor een nieuwe filosofie, het “Christelijk Atheïsme”, dat in de korte tijd van zijn bestaan reeds duizenden studenten tot vurige aanhangers heeft gemaakt.

“Hij was onze bewaker en onze toeverlaat. In vroegere tijden kwam hij ons te hulp. Nu is zijn tijd voorbij. De nacht is donker. De schaduwen strekken zich uit over de hemel”, klinkt de stem van de voorspreker en een koor valt in: “Hij is heengegaan. Hij heeft ons in het duister achtergelaten”.

De voorspreker is prof. Ralph Jennings, hoogleraar in de theologie van de North Carolina Weleyan University en aanhanger. van het “Christelijk Atheïsme”.

“Het’is een experiment”, zegt prof. Jennings vaag. “Het dient alléén om de studenten eens kennis te laten maken met een nieuwe gedachte op het gebied van de godsdienst”.

Hoe de studenten erover dachten was duidelijk te le­zen op hun ernstig gespannen gezichten» Het was ook te merken aan de opkomst, die de hele zaal vulde.

De meeste colleges en universiteiten, waar het Christelijk Atheïsme wordt verspreid, worden gefinan­cierd door kerkelijke groepen. Emory University in Atlanta (Georgia) b. v. is voortgekomen uit de Methodisten kerk. De nieuwe filosofie wordt hier wellicht nog het sterkst verbreid.

Natuurlijk heeft de nieuwe filosofie -speciaal in de “Bijbel Gordel” – zeer veel tegenstanders. Een van de felste tegenstanders is dr. Robert E. Lee Shumate, een oogarts in Columbus (Georgia). Hij heeft onlangs een grote advertentie in de plaatselijke krant gekocht, waarin hij eist dat de Methodisten kerk haar jaarlijkse contributie aan Emory University intrekt.

“Het is mijn overtuiging dat Christenen geen contri­butie mogen betalen voor deze soort activiteit”, zei dr. Shumate. “Als atheïsme moet worden onderwezen op onze Alma Mater, laat men dan bijdragen vragen van ande­re atheïsten, van communisten of voor mijn part van dè federale regering. Van Christenen mag niet worden ver­wacht dat zij daaraan bijdragen”.

“De kerkelijke autoriteiten zijn nog niet tot een be­sluit gekomen over de te nemen maatregelen. Door te prediken dat de studenten het bij het verkeerde eind hebben – waarvan zij natuurlijk overtuigd zijn – vestigen zij slechts nog méér de aandacht aan de in hun ogen ver­derfelijke nieuwe filosofie. Daarmee zouden zij ook in een gevaarlijk debat verwikkeld raken, wat zij willen vermijden omdat dogmatische leerstellingen in het geding komen. Daarom zwijgen zij (voorlopig) over de nieuwe leer. Maar bij de uiterst ontvankelijke jonge studenten vindt het “Christelijk Atheïsme” een rijke voedingsbodem voor contemplatie.

Amerika heeft er een onderwerp voor grote zorg bijge­kregen”, zo besluit dit artikel dat aan duidelijkheid niets te ‘wensen overlaat.

Er is nog een vorm van atheïsme, wat vrij het “semi-atheïsme” zouden willen noemen. Het misschien wel a-theïsme in zijn meest gevaarlijke vore. Het is die vorm van Godsdienst waarin wel gesproken wordt over God, Christus en de Bijbel, maar waarin geen wezenlijke beleving is. Dit is een gruwel in Gods ogen. Zegt Openbaring 3 niet dat het nog beter is koud te zijn dan lauw?

In onze dagen is deze vorm van Godsdienst, het “naam-Christendom”, de grootste vijand van het ware, oorspron­kelijke Christendom Men gelooft niet meer in de reini­gende kracht van het bloed van Jezus (”bloed is ouder­wets”), men gelooft niet meer in de genezende kracht door de striemen van Jezus, men gelooft niet meer in de doop door onderdompeling na persoonlijk geloof in Chris­tus, men gelooft niet meer in de doop met de Heilige Geest gepaard gaande met het spreken in tongen, men ge­looft niet meer. . . . . enz. enz.

Is het geen indroevig feit dat aan onze universiteiten jonge mannen en . vrouwen studeren om te worden opge­leid tot predikant of geestelijk werker, zonder dat zij wedergeboren zijn?

Psalm 11 zegt(Ps. 011:003): ”Wanneer de grondslagen zijn vernield wat kan dan de rechtvaardige doen?”. Als het fundament niet deugt, zakt uiteindelijk het gehele gebouw ineen. Dit is de grote tragedie van het hedendaagse naam- Christendom, het semi-atheïsme van onze tijd. Het werkt als een kankergezwel in de levens van velen. Het heeft een schijn van godsdienst, maar de . kracht is verloochend.

Laten wij ons van deze vorm van Godsdienst distantiëren, maar Jezus volgen voor de volle 100%.

Dat betekent: Bekering, wedergeboorte, doop door on­derdompeling, doop met de Heilige Geest en vervuld blijven met de Heilige Geest, zodat ons door het bloed van Jezus geheiligde leven, meer geheiligd wordt (Openb. 22:11) en wij een bruikbaar instrument zijn in handen van God om anderen te bevrijden uit satans macht. Dan zijn wij ook gereed om Hem te ontmoeten in de lucht.

Daarom is er maar één antwoord voor het atheïsme! geloven in Jezus Christus, de Zoon van de levende God, en Zijn volheid beleven en ervaren in het leven van dag tot dag!

 

Ik zal nooit vergeten.

de dag waarop ik Jezus vond,

-de dag waarop ik een kind van God werd,

-de dag waarop God Zijn hand op rijn leven legde,

-de dag waarop ik het ware geluk vond,

-de dag waarop ik eeuwig leven ontving,

-de dag waarop ik bad: ”O, Heer, wees mij zondaar genadig”,

-de dag waarop ik gereinigd werd van al mijn zonden door het bloed van Jezus,

-de dag waarop God mijn naam inschreef in Zijn Levensboek

Ik zal nooit vergeten, … die dag!

O, blijde dag, o zaal’ge stond, toen ’k Jezus als Mijn Heiland vond!

Hebt u deze dag reeds meegemaakt?

De Bijbel zegt:

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven;

doch wie de Zoon ongehoorzaam is,

zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”

(Joh. 03:36).

Neem daarom nog heden Jezus aan als uw persoonlijke Verlosser en Zaligmaker, want nu is het de tijd des welbehagens, nu is het de dag des heils.

(2 Kor. 06:02).

Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.

(Heb. 07:15) .

U zult nooit vergeten… De dag waarop u Jezus aanneemt als Redder en Bevrijder!

 

God zal voorzien

“Mijn God zal in al uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voor­zien, in Christus Jezus” (Filip. 04:19).

God is een goede God en degenen die volkomen op Hem vertrouwen mogen er zeker van zijn dat Hij voorziet in elke nood; geestelijk, lichamelijk en ook materieel, (stoffelijk).

Paulus schrijft deze woorden aan de Filippenzen in verband met het noodzakelijke geld. Hij schrijft nuch­ter en eerlijk over deze dingen. Hij is niet bang, zo­als sommigen in onze dagen, financiële zaken te be­spreken.

Wil het Koninkrijk Gods uitgebreid worden dan is er geld – veel geld – nodig. Daarom worden er offers ge­vraagd van de kinderen Gods ook in financieel opzicht. In werkelijkheid zijn dit echter geen offers, want waar zou het geld hoger rendement opbrengen dan op de he­melse bankrekening? Paulus spreekt in (Filip. 04:17) over “een tegoed dat op onze rekening aangroeit”.

Al het geld dat wij besteden in dienst van Gods Ko­ninkrijk is een “welriekend, een aangenaam Gode welge­vallig offer” (Filip. 04:18).

Geld is geen doel, maar middel. Niet geld is de wortel van alle kwaad, maar geldzucht (1 Tim. 06:10).

Hoe meer wij geven aan de Heer, hoe meer wij terug­ontvangen. Dit is Gods logica, onbegrijpelijk voor ons verstand. “Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden. De zegende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd”(Spr. 11:24-25). “Bedenk dit: wie karig zaait, zal ook karig oogs­ten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. Een ieder doe, naar dat hij zich in zijn hart heeft voor­genomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief”(2 Kor. 09:06-07).

 

Waarom woeden de heidenen (6) door J. Th. Kuyck

Jozef bleef niet in de gevangenis. Wij kennen die ge­schiedenis wel, hoe hij de dromen verklaarde van de bak­ker en de schenker en hoe hij op Farao’s bevel “ijlings uit de kerker werd gehaald” en bij Farao gebracht, omdat deze ook dromen had gedroomd, die hij niet begreep en niemand hem uit kon leggen.

Jozef verklaarde die dromen over de vette en magere jaren, hij gaf raad hoe te handelen en Farao zeide tot zijn dienaren: zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man, in wie de Geest Gods is? (Gen. 41:38) en tot Jo­zef zeide hij: “Zie ik stel u aan over het gehele land Egypte”. Daarop trok Farao zijn zegelring van zijn hand, deed hem aan Jozefs hand en bekleedde hem met linnen klederen en hing een gouden keten om zijn hals.

Zo werd Jozef met Gods Geest begiftigd en tot onder­koning over Egypte gemaakt, opdat hij het volk Israël zou redden.

Als de hongersnood dan ook groot wordt in Kanaän trekken tien zonen van Jacob op naar Egypte om bij Jozef voedsel te kopen en daar staan ze dan voor de broeder, die ze eens als slaaf verkocht hadden en ligt hun leven in Jozefs handen.

Zij herkennen hem niet, maar Jozef kent hen wel. Als ze het te weten zullen komen wie hij is, zullen ze luid wenen, zodat de Egyptenaren en Farao’s huis het horen.

Ze herkenden hem niet en als hij zich over hen ontfermde zijn zij verschrikt. Zal het niet precies zo gaan als de andere “Redder” tot Zijn broeders naar het vlees komt en zich bekend maakt: “Zie Hij komt met ‘de wolken en elk oog zal Hem’ zien, ook zij die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen”.

Eer Jozef zich echter bekend zou maken moest er nog veel gebeuren en eer Jezus zich aan Zijn broeders bekend maakt, moet er ook nog veel gebeuren.

Jozef weet dat er nog een broeder ontbreekt en omdat de Geest Gods in hem is, weet hij ook dat deze ene broe­der nodig is om Gods plan te volvoeren. Hij eist dat ook de jongste broeder gehaald zal worden.

De broeders zijn weinig geneigd met de boodschap dat Benjamin mee moet gaan naar hun vader te gaan en dan komt het berouw over Jozef als zij er aan denken hoe hun vader er onder lijden zal als hij ook Benjamin zal moeten afstaan, de tweede zoon van Rachel.

Jozef maakt het zijn broeders ook niet gemakkelijk terug te komen bij hem; het geld waarmee ze het koren betaald hadden vinden ze in hun zakken weer terug, “en ze werden bevreesd” (Gen. 42:35).       :

“Maar de hongersnood was zwaar in het land”. Er zit niet veel anders op, weer gaan of verhongeren, en ze gaan weer en nemen Benjamin mee, en Juda blijft borg voor hem.

Ogenschijnlijk gaat alles goed, ze brengen een ge­schenk mee om Jozef zacht te stemmen, ze nemen dubbel geld mee en bovendien is Benjamin bij hen, zoals die heer hen bevolen had.

Ze worden vriendelijk ontvangen en ze krijgen hun ko­ren, er is geen enkele moeilijkheid totdat…  

Ze hadden overvloedig gegeten, de stemming was goed en dan neemt Jozef zijn huisbestuurder terzijde en be­veelt dan: “Vul de zakken der mannen met koren, zoveel zij kunnen vervoeren, en leg ieders geld boven in zijn zak. En mijn beker, de zilveren beker, moet gij boven in de zak van de jongste leggen met het geld.

“Is deze het niet, waaruit mijn heer drinkt en waar­mee hij de toekomst pleegt te voorspellen?”

Niet alleen in iedere zak het geld, alsof dat al niet erg genoeg was. Zelfs voor ons, die zoveel eeuwen later leven en zoveel meer weten van de nooit verminde­rende liefde van God is het nog moeilijk te aanvaarden dat ons hele leven enkel genade is, dat wij hard kunnen werken voor ons dagelijks brood en de bakker trouw er voor kunnen betalen, maar dat het de hemelse Vader is die de jaargetijden, de zon en de regen geeft, opdat de aren het koren kunnen voortbrengen. Het is alles gena­de! Boven in onze zak met koren legt Hij, onze God, ook alles weer terug, wat wij aan Hem, met menselijke goede werken zouden willen terug betalen voor wat Hij voor ons deed.

In de zak van Benjamin lag nog bovendien de beker en Benjamin zou verantwoordelijk zijn voor die beker, tot­dat hij hem aan Jozef terug had kunnen geven. Het voed­sel was voor allen hetzelfde, de genade voor allen even groot, de volle levensbehoefte dekkende, maar het pro­fetische woord werd aan Benjamin toevertrouwd. Benjamin zou er verantwoordelijk voor zijn en Juda bleef borg voor hem. Wat een wonderlijk schone geschiedenis is dit toch!

Als vier eeuwen later Mozes het volk uit de Egypti­sche slavernij terug brengt naar het land Kanaän en het volk Israël altijd weer terug verlangt naar de vleespot­ten van Egypte, komt God in hun midden wonen en zo gaat Hij met hen door de Rode Zee en door de Jordaan.

En als dan eindelijk het volk terug is in het land Kanaän, woont God daar in hun midden, eerst zwervend, dan onder koning Salomo in een eigen huis, de tempel, en die tempel lag in Jeruzalem in het erfdeel van Ben­jamin. Weer is Benjamin verantwoordelijk voor het le­vende, het profetische woord.

Juda zou zijn borg zijn. Doordat het koningshuis uit Juda kwam was Juda de beschermer geworden van Benjamin, ook toen de overige broeders zich van hem losgemaakt hadden, ook toen de broeders verdwenen waren in de woestijn van deze wereld. Ook nu, nu Juda en Benjamin zich weer een:’ thuis opbouwen in het oude Kanaän.

Het zal nu eenmaal door God gevraagd worden: “wat heb je met Mijn Woord gedaan, met de profetische beker? Maar die vraag moet nog komen, tot nu toe heeft alleen de wereld aan Juda en Benjamin die vraag gesteld, alle eeuwen door en de wereld heeft het èn aan Benjamin en aan Juda verweten, dat deze “het Woord” gekruisigd heb­ben, in Jeruzalem, in het erfdeel van Benjamin.

De wereld begeerde dat woord ook niet en toch hebben ze het kruis op Golgotha altijd gewroken op de Joden, op Juda en Benjamin.

Benjamin heeft nooit weg geweten met de grote verantwoordelijkheid die dit kostbare bezit de tempel met de priesterdienst, meebracht. De ark met haar kostbare inhoud is tijdens de Babylonische ballingschap verloren gegaan, de tempel is weer opgebouwd, maar toen het Woord”, het kind Jezus er sprak was er geen herkennen, alleen verbazing. Alle dingen zijn door het

Woord geworden” en “in het Woord was leven en het leven was het licht d er mensen”. Zo heeft “het Woord”, de man Jezus gesproken terwijl Hij wandelde door Benjamins erfdeel, maar Juda heeft deze Redder der wereld voor de rechter gesleept en in de landpalen van Benjamin werd de Zoon der mensen gedood en begraven.

Het graf heeft Gods Zoon niet vast kunnen houden. ‘Hij heeft het gevangeniskleed afgelegd en is nu in het pronkkleed gezeten op de troon van Zijn Vader en van die plaats heeft Hij “Zijn huisbewaarder”, de Heilige Geest bestuurd naar Jeruzalem om nog eenmaal de beker der pro­fetie te leggen in de korenzak van Benjamin. Als Benjamin maar uit was gaan delen van het Woord des levens en zich daarbij had laten leiden door Gods Geest, dan was overvloed van genade hun deel geweest. In Jeruzalem werd het woord van de kracht en de heerlijkheid door het ver­lossingswerk het eerst gebracht.

Maar Benjamin begeerde de verantwoording voor die boodschap niet en toen ging er een Hebreeër uit de Hebreeën uit het volk Israël van de stam Benjamin, Paulus, naar de kinderen van Jafeth.

Jafeth zou in Sems tenten wonen, van Sems rijkdommen mee genieten, vooral van Sems geestelijke rijkdommen, waarom dan ook niet Sems lasten dragen.

Twee duizend jaar is dat al geleden en wat hebben wij er mee gedaan, met dat woord waarin “het leven” is? Ik denk zo dat ook Chams zonen zich dat wel eens afvragen.

 

Ben Hoekendijk over zielen winnen voor Jezus

Evangelist Ben Hoekendijk houdt tijdens zijn drie­daagse evangelisatie campagnes in verschillende steden van ons land speciale ontmoetingssamenkomsten voor zielenwinners, waarin hij spreekt over de taak voor ie­der kind van God om zielen te winnen en de noodzaak om daarbij vervuld te zijn met de Heilige Geest.

Hieronder volgt een samenvatting van de boodschap welke Ben Hoekendijk hield op de zielenwinnersontmoeting te Zwolle op zondagmiddag 27 februari j.l.

Hoe winnen wij zielen voor Jezus? Hoe bereiken vrij de zondaars? In (Luc. 24:46) staat dat er in de Naam van Je­zus gepredikt moet worden tot vergeving der zonden aan alle volken. Als wij dit doen staan wij in het centrum van Gods wil. ’ Er is momenteel een grote geestelijke opwekking in de wereld, maar Gods volk: Israël staat er buiten. Laten we echter blij zijn dat Israël nog niet bekeerd is, want nu kunnen wij zielen winnen voor Hem.

Israël is de klok van God en toont ons dat wij staan aan de vooravond van de wederkomst van Christus. We leven in kostbare, gouden jaren, die wij ten volle moe­ten benutten, want als de zending nu faalt zal zij altijd falen.

Wij moeten de oogst binnenhalen voor de nacht valt. Laten we als Christenen geen tijd verknoeien door tegen elkaar te strijden, maar een visie voor het verlorene hebben.

In Limburg beginnen wij binnenkort met een nieuw evangelisatieproject. In alle dorpen van Limburg zal deze zomer de Naam van Jezus verkondigd worden, door middel van (film)evangelisatie avonden van het Mobiele Eenheid team (Cock en Wilma Huisman).

Wij zullen ter verantwoording worden geroepen voor wat wij gedaan hebben in eigen land. God zegent de ge­meente die voor de heidenen zorgt. zijn gered om te redden. Het is Gods wil dat wij aan wereldevangelisatie doen. Toen Frans Hoekendijk, die zending bedreef onder primaire omstandigheden, weer in Nederland terugkeerde, zei hij: “Nederland begrijpt niet de rijkdom die ze heeft’. ‘ Er is hier welvaart. Wij stelen van het Koninkrijk Gods als wij niets doen voor het verlorene. Er is vrede, leven en overvloed. . Wij hebben wereldvrede on zielen te redden.

In mijn gesprekken met Osborn en Oral Roberts noemden beiden Nederland het centrum van geestelijke zending. Dit is door vele visioenen uit de gehele wereld bevestigd. Denk ook eens aan ons nabuurland: Duitsland, Osborn zei mij persoonlijk dat Duitsland alleen maar door Nederland geëvangeliseerd kan worden.

Waarom kwam Jezus op aarde? Hij kwam naar deze wereld om zondaren te behouden (1 Tim. 01:15); om het verlorene te zoeken en te redden (Luc. 19:20). Jezus was de groot­ste Zielenwinner die de wereld ooit hoeft gekend. De Geest van Jezus is: evangelisatie. Osborn noemt een aantal punten waarom wij zielenwinners moeten zijn:

Het behoort bij de grote opdracht van Jezus. Het is een bevel. U behoeft niet te vragen of het Gods wil is. Het staat in Gods Woord.

Omdat Gods Woord zegt dat de oogst groot is. Ve­len leven in grove zonden, maar Jezus wil hen verlossen uit de macht van satan.

Het is een onvervulde belofte van God. Niet alle rassen en volkeren hebben de Blijde Boodschap al gehoord, terwijl de Bijbel spreekt dat ze zullen komen uit alle natiën en volkeren.

Jezus was de grootste Zielenwinner aller tijden. Wie was groter leraar, profeet, herder, zendeling dan hij? Hij zocht de grootste zondaars op en moeten wij dan niet hetzelfde doen?

Hij sprak: “Ga uit in de heggen en steggen… “. Daarom prediken wij het evangelie overzee, op markten, ja overal waar mensen zijn.

Laten wij alle middelen gebruiken die ons ten dienste staan om het Evangelie te prediken. Ook in eigen land, want Nederland heeft nog een zeer korte tijd. God open­baarde door visioenen dat er rampen over Nederland zul­len komen. Ik geloof in visioenen en openbaringen, want ze zijn Bijbels. Als wij nuchter zouden zijn en werkelijk geloven dat er wat gaat gebeuren dan zouden wij meer moeten doen voor Jezus.

Wij behoeven niet eerst een blad, organisatie of wat dan ook te hebben. Het getuigenis van een klein meisje kan de wereld veranderen. U kunt u zelf uit de put ha­len door een klein getuigenis. Door een traktaat kan iemand tot bekering komen.

Eén van onze zendelingen kwam tot bekering door een van onze grammofoonplaten, Een zakenman vond Jezus doordat één van onze teamleden hem het blad ‘‘Opwekking” gaf. Werk met de bandrecorder, pick up of waarmee ook, maar doe iets. Heb geen vrees voor kritiek of tegenwerking, want u zult altijd bekritiseerd worden als u iets doet voor de Heer. Als het niet om een leerstelling is, dan is het om wat anders. Als het volle evangelie gerespecteerd wordt, komen wij in een gevaarlijke toestand. Ik zit liever in het hoekje waar de klappen vallen dan dat ik bijvoorbeeld subsidie zou aanvaarden. Ik moet denken aan één van onze openlucht-’ samenkomsten, waar men ons bekogelde met slaatjes uit de automatiek. Dan zeg ik: Halleluja?

We hebben een protest tegen de bestaande orde. Te­gen de kerker, ‘die de weg van Rome teruggaan, Er is ‘geen weg terug maar hogerop! Wij protesteren tegen ver­vlakking, onreinheid en zonde en tegen de toename van de criminaliteit.

Laten wij alles geven om zielen te winnen voor Jezus en geen tijd verknoeien. Er zijn ook onder volle evangelie christenen mensen die zich vergapen voor de tv en dat terwijl de wereld naar de hel gaat.

Er is welvaart, de mensen kunnen volop eten krijgen maar hun zielen moeten gered worden. Een ziel tot Jezus brengen is het grootste wat een mens kan doen. We hebben alleen naar een Leven te geven.

Zeg niet: “Ik ben niet in staat om te spreken want u zult geoordeeld worden naar de talenten die God u gaf. De Bijbel zegt dat wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel zal van de dood behouden worden en hij zal tal van zonden bedekken (Jak. 05:20)

De doop met de Heilige Geest maakt iemand tot een zielenwinner. (Hand. 01:08) zegt: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn ge­tuigen zijn… o”. De Heilige Geest is de elementaire wapenrusting om vrucht te dragen.

Wij mogen niet eerder uitgaan voordat we uitgerust zijn met de kracht van God. Maar u zegt: liefde is toch het hoogste? (Rom. 05:05) zegt dat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest. Als u verlangt naar de liefde van God, ontvang dan de natuur van God: de vervulling. De liefde is vrucht van de Heilige Geest (Gal. 05:22).

‘We behoeven niet te wachten op de vervulling met de Heilige Geest. De Oud Testamentische tijd van wachten is voorbij. Jezus wil u nu dopen met Geest en Vuur. In Cana­da sprak ik in een kerk waar velen wachtten tot ze eens zouden aangedaan worden met Gods kracht. Ik predikte de Bijbelse wijze van vervulling: ontvangen door geloof en velen werden vervuld en spraken in tongen. Petrus zei op de Pinksterdag toen ze allen vervuld werden met de Heilige Geest, zodat ze met andere tongen begonnen te spre­ken (Hand. 02:04): Dit is het! (Hand. 02:16). U hoeft niet langer te wachten! ”Wie dorst heeft die kome… !

Denk aan Handelingen 19 waar Paulus in Efeze enige discipe­len vond die niet vervuld waren» Hij legde hen de handen op en de Heilige Geest kwam over hen, zodat ze in tongen spraken en profeteerden (Hand. 19:06). De Geest is als wa­ter! Zet de kraan maar wagenwijd open. ’!

Ga niet in op ervaringen van anderen bij het ontvangen van de Heilige Geest. Verhalen hebben vaak een hoop kwaad gedaan. In plaats van te geloven ging men te rade met gevoelens en men ontving niets. De ervaringen zijn verschillend maar ’t gaat er om dat we de Heilige Geest op Bijbelse wijze ontvangen. Ga uw eigen weg met de Heer! Uw gevoel is bij de vervulling (en bij bekering) niet be­langrijk.

De tongen zijn het teken van de vervulling met de Heilige Geest. Waar zijn tongen voor nodig? Het bouwt ons op in het geloof (Judas 01:20). Het verdrijft demoni­sche tegenstand en Jezus zegt dat het één van de tekenen is die de gelovigen zullen volgen.

Daarom: wordt vervuld met de Heilige Geest en u ont­vangt de kracht om de duivel te overwinnen en een zie­lenwinner voor Jezus te zijn!

 

Zal de mens de maan bereiken?

De grote vraag of de mens ooit levend de maan (en andere planeten) zal bereiken wordt door vele geleerden met ja beantwoord. De jongste successen op ruimtevaartgebied, o. a. de zachte landing op de maan hebben vele geleerden “geïnspireerd” optimistische voorspellingen te doen. De reeds vele jaren in Amerika wonende Neder­landse professor Kuiper zei: “Ik zie geen enkele reden waarom men niet vlot op de maan zou kunnen landen”. Prof. Kuiper staat bekend als een maan- en planetenken­ner van de bovenste plank.

President Johnson zei, na de overigens ten dele mis­lukte ruimtevlucht van de “Gemini-8”: “De Verenigde Staten zullen zonder twijfel nog vóór 1970 de maan be­reiken en zij zullen dit als eersten doen”. Prof. Kuiper noemde als jaartal 1968.

Wat moeten wij als kind van God van deze uitspraken denken? De Bijbel zegt dat de wetenschap vermenigvuldigt zal worden. En we zien dit in onze dagen in sneltrein­vaart gebeuren. Wat vijftig of honderd jaar geleden voor dwaas of ónmogelijk werd gehouden is vandaag gereali­seerd. Waar zal het einde zijn?

Wij geloven dat de mens nog belangrijke ontdekkingen zal doen, maar of de mens de maan zal bereiken??? De Bijbel zegt dat God de mens schiep om de aarde te bewo­nen. Of er op andere planeten misschien andere levende wezens zijn is daarom in dit licht – Gods licht – be­zien niet belangrijk. Wel belangrijk is dat achter dit menselijk stre­ven om “ruimtevaartsuccessen ” te boeken een streven zit dat niet uit God is. Immers als men de “grootste ruimtevaart aller tijden” (de opname der Gemeente van Christus”(1 Thess. 04:13-18) negeert hoe zal God dan dit menselijk streven om op de maan te komen kunnen zegenen?

Evenals bij do torenbouw van Babel zal God ook aan deze menselijke pogingen om de wereld vanuit de lucht te beheersen uiteindelijk een halt toeroepen. In Obaja 01:04 staat: “Al zoudt gij uw nest zo hoog bouwen als de gier, ja, al was het geplaatst tussen de sterren, van­daar zal Ik u neerhalen, luidt het Woord des Heren”.

Overigens is reeds nu aangetoond dat er op de maan en andere planeten niet geleefd kan worden onder aardse omstandigheden. Het is daarom ook niet belangrijk wie als eerste de maan zal bereiken: Rusland of Amerika. De Bijbel zegt: hoogmoed komt voor de val.

De eindtijd-gemeente zal een andere, vele en vele malen groter en belangrijker ruimtevaart meemaken. We behoeven daarvoor niet eerst opgeleid worden tot astronaut, maar we moeten wel gereed zijn als deze ruimte­vaart begint.

Gods Woord zegt: “De God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”(1 Thess. 05:23-24).          

 

Toen Alesünd brandde

Op 23 januari 1914 ontstond er een grote brand in Alesünd, waarbij 887 grote en kleine huizen in de as werden gelegd en ongeveer 11000 van de 13000 inwoners dakloos werden, in minder dan 16 uur. De kranten spra­ken er hun verwondering over uit dat één huis temidden der puinhopen was blijven staan, die ook niet de minste schade had geleden.

De zaak had zich als volgt toegedragen: De huiseige­naar droeg de naam Guamar Balde. Hij was een gelovig en rechtschapen mens, gehuwd en 54 jaar oud. Op verzoek vertelde hij rustig en eenvoudig het volgende:

Op 22 januari 1914, ’s middags om 1 uur, was ik al­leen in mijn kamer. Plotseling zag ik het vertrek ver­licht, en aanschouwde ik een grote lichtende engel, staande midden op de vloer. Ik was ontzet en stamelde: “Wat is dat, Heer?”

Hij antwoordde: “Vrees niet, God de Almachtige heeft mij gezonden, om u te zeggen, dat nog hedennacht deze gansè stad in de as zal gelegd wonden, wegens haar gro­te zonden. Indien gij en uw vrouw binnenshuis zullen blijven, zal geen haar van uw beider hoofd vallen, want gijlieden hebt genade gevonden bij God. Draag uw huisraad niet naar buiten, blijf binnen deze muren biddend het oordeel Gods over deze stad afwachten. Ik zal op Gods bevel u en het uwe bewaren. Zijt gij gewillig om te ver­trouwen op dit Mijn Woord? U zal dan geen leed geschied­den.

Ik beloofde dat, al sidderde ik over al mijn leden. De engel sprak: “De vrede Gods zij met u”, en verdween. La­ter kwam mijn echtgenoot binnen, en nadat ik haar alles verteld had, raakte zij haast buiten zichzelf van angst en ontzetting. Zij besloot echter, evenals ik, om niet te vluchtten.

’s Nachts om 2.15 uur brak een vreselijk onweer los boven Alesünd. De bliksum sloeg in op verscheidene plaatsen, en binnen enkele minuten stonden honderden huizen in hoog oplaaiende vlammen. De brandweer stond machteloos. Hemel en aarde schenen in een verzengende hitte te staan. Blussen was haast onmogelijk. Het ene huis na het andere werd een prooi der vlammen. Jammerend vluchtten de bewoners naar de buitenwegen, om de dood te ontkomen. Het vuur scheidde zich in 4 a 5 de­len, en met razende vaart naderde het ook onze woning. U kunt onze toestand voorstellen. Mijn vrouw begon in haar rusteloosheid, de meubels naar buiten te dragen, nauwelijks wetende wat zij deed. Maar het vuur tastte onmiddellijk de meubels aan en verteerde ze, binnen en­kele minuten. Ik nam de Bijbel en sloeg Psalm 91 op. ‘ Terwijl de vlammen en de rook het huis omhulden, las ik de Goddelijke, bemoedigende woorden: ”Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij met uw ogen aanschouwen, en de vergelding aan de goddelozen zien. Want Gij, o Here, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt gij, tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.

Na de lezing stond ik op en zag naar buiten. Al de ge­bouwen naast en rondom mijn woning waren rokende ashopen geworden. Alleen mijn huis stond daar: volkomen ongedeerd.

De Heer had Zijn Woord aan mij bevestigd: “Met Zijn vler­ken beschermt Hij u, en onder Zijn vleugelen vindt gij een toevlucht”.

Wie op de Hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd! (Ingezonden door Femmy Veneman 4e Saskiadwarsstraat 1 Leeuwarden)