1967.02 nr. 87

Levend Geloof 1967.02 nr. 87

Geloof in actie

“Gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof   zonder werken dood” (Jak. 02:26).

De apostel Jakobus legt in zijn brief zeer duidelijk uit wat het betekent om echt, werkzaam geloof te openbaren.

Vandaag zijn er velen die zeggen het echte geloof te bezitten, maar, zegt Jakobus hier, als dit geloof niet bewezen wordt, is het waardeloos.

Een echte gelovige bewijst zijn geloof uit zijn werken!

Hij doet dezelfde dingen die Jezus deed. Hij openbaart dezelfde liefde en bewogenheid voor het verlorene. Hij heeft dezelfde volmacht over de duivel.

Dat is geloof in actie wat de Heer van u en mij vraagt.

Dat is het wat de wereld van nu nodig heeft.

Deze wereld is niet alleen ver weg, maar ook rondom ons: de mensen waarmee we dagelijks in contact komen, onze familie, onze buren, enz.

Zeg niet dat u niet geschikt bent om als arbeider in Gods Koninkrijk te werken. Dit is een grote truc van satan waardoor velen op non-actief staan.

De Bijbel die ons opdraagt om een levend getuige van Jezus te zijn geeft ons ook de mogelijkheden om te kunnen getuigen.

Wij moeten gebruik maken van de “geestelijke wapens” zoals Gods Woord, het gebed en de Heilige Geest.

Weliswaar wil God ons niet allemaal op precies dezelfde wijze gebruiken, maar Hij heeft voor ieder een taak.

De eerste en belangrijkste opdracht, waaraan elk kind van God gehoorzaam moet zijn, is echter zielen winnen voor Jezus.’ We’ zijn gered om te redden.’ Als wij ongehoorzaam zijn aan deze opdracht zal de Heer ons ook nooit voor andere taken kunnen gebruiken. In dit verband willen wij al onze lezers en lezeressen opwekken om het nieuwe boek van T.L. Osborn te lezen: “Zielen winnen, daar waar de zondaars zijn”. Het is ongetwijfeld het meest belangrijke boek wat de laatste tijd is verschenen. Wij vragen u met de meeste nadruk dit boek te lezen….. te herlezen en……in praktijk te brengen!

Wat doet u om de mensen die Jezus niet kennen bereiken? Verspreidt u traktaten, volle evangelielectuur, etc. getuigt u óp uw werk van Jezus? Zielen winnen is niet iets om alleen als vrijetijdsbesteding

In ons dagelijks leven moet de gezind­heid van Christus openbaar worden. Dat is geloof-in- actie!

Geloof in actie vormt ons om naar het beeld van Christus. Dood geloof veroorzaakt dat de duivel vrij spel heeft in ons leven. De hartstochten en begeerten van het vlees hebben dan de overhand en er is geen sprake van overwinning en leiding door de Geest!

Geloof in actie, dat bewezen wordt door de werken van Jezus te doen, heeft tot gevolg dat tekenen en wonderen bewijzen dat Jezus leeft!

 

Het uitdrijven van demonen (boze geesten) door J. Noë

Van 19 tot en met 27 november j.l. woonde ik een conferentie bij, uitgaande van de VEZA in Engeland, in Turnours Hall in Chigwell, London. De voornaamste spre­ker was Dr. Derek Prince, een welbekende figuur, die in Chicago woont en daar zijn gemeente heeft. Hij is een brenger van de volle Bijbelse boodschap en heeft al heel wat landen afgereisd. Van de onderwerpen welke hij op de conferentie behandelde, nam het onderwerp “Demonen en het uitdrijven daarvan” wel de voornaamste plaats in. In “Kracht van Omhoog” van 7 januari 1966 staat een uitvoerig verslag van Dr. Prince over het uitdrijven van demonen. Ik wil daarom volstaan met enige belangrijke punten uit dat verslag aan te halen en verder vertellen over de machtige dingen die op de conferentie gebeur­den.

Jezus zegt in Markus 16: “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven; in nieuwe tongen zullen zij spreken, enz.”

Een boze geest is een persoonlijkheid en heeft drie eigenschappen: 1. Kennis, zie bijv. (Mark. 01:24; Luc. 08:31-33; Hand. 19:15).

een wil, zie (Matt. 12:44; Luc. 08:31-33).

Gevoel, zie (Jak. 02:19).

Zoals wij uit de aangehaalde teksten zien kan hij ook spreken.

Bij het ontdekken van demonen is de gave van het onderscheiden van geesten van groot belang. Hierdoor kan de aanwezigheid of activiteit van demonen worden geconstateerd.

Geestelijke en lichamelijke symptomen, welke wijzen op de aanwezigheid van boze geesten.

Geestelijke symptomen.

a.Hardnekkig terugkerende stemmingen en kwaadaardige gevoeligheden, waarover de menselijke wil geen controle kan uitoefenen: ‘geprikkeldheid, haat, angst, vreesachtigheid, jaloezie, trots, zelfbeklag, gees­telijke kramp en ongeduld.

b.Onberedeneerde downstemmingen, die plotseling kun­nen omslaan in overdreven vrolijkheid.

c.Allerlei vormen van geestelijke verwarring en sla­vernij tengevolge van niet Bijbelse theorieën, zoals normaal voedsel weigeren te eten, overdreven ascese, het in acht nemen van bijgelovige voorschriften en elke vorm van afgodendienst.

d.Waarzeggerij, astrologie, spiritisme, toverij en ie­dere vorm van occultisme.

e.Verslavende gewoonten: vraatzucht, roken, verdovende middelen, seksuele onreinheid en alle vormen van perversie, alcohol, alsmede gebrek aan contróle over gedachten en blikrichting.

f.Godlastering, vuile taal en gespot.

g.Hardnekkig verzet of agressie tegen de Bijbel en het werk van de Heilige Geest.

Lichamelijke symptomen.

a.Opvallende rusteloosheid en ziekelijke zucht tot kletsen, voortdurend gemopper.

b.Glazige of sterk uitpuilende ogen; ook ogen die ab­normaal fonkelen.

c.Schuim op de mond, stinkende adem.

d.Hartkloppingen en andere aandoeningen, waardoor de hartslag versneld wordt.

e.Lichamelijk verzet tegen de kracht van de Heilige Geest.

Wanneer één van bovengenoemde symptomen zich afzon­derlijk voordoet, behoeft er nog geen sprake te zijn van aanwezigheid of activiteit van boze geesten. Doch zodra verschillende van deze symptomen tegelijkertijd opduiken is het waarschijnlijk dat er demonen aan het werk zijn.

Demonen kunnen de oorzaak zijn van geestelijke of lichamelijke kwalen, bijv. krakzinnigheid, epilepsie, migraine, astma, tumor, doofheid, stomheid, blindheid, kanker, verlamming, hartafwijkingen .en slapeloosheid.

Een juiste diagnose stelling is zeer belangrijk bij het uitdrijven van demonen. Wanneer de aard, het wezen van de vijand niette onderscheiden is, kun je hem ook niet bestrijden. Eerst als de juiste diagnose is ge­steld kan tot bevrijding worden overgegaan.

Degene die de gebondene wil bevrijden dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

Hij of zij dient te beseffen dat hij of zij in de Naam van Jezus volmacht heeft ontvangen.

Hij of zij heeft de volheid van de Heilige Geest no­dig.

Bij iedere bediening dient hij of zij zich bewust te zijn over hetgeen de Bijbel zegt over de schuldverge­ving en de verlossing door het bloed van Jezus.

Hij of zij dient er op toe te zien, dat er gelegen­heid is voor een zielszorgelijk gesprek. (Bij’ samen­komsten soms erg moeilijk).

Hij of zij mag nooit hoogmoedig zijn op grond van zijn of haar bediening. Hij of zij moet uitsluitend geleid worden door een diepe bewogenheid.

De gebondene die verlost wil worden zal aan de vol­gende voorwaarden dienen te voldoen:

Nederigheid (onderwerping aan God).

Eerlijkheid (zonden niet verdoezelen).

Belijdenis van de zonden.

Verwerping van de zonden.

Vergevingsgezindheid.

Een demon is een geest. Het Griekse woord voor geest betekent tevens adem. Nu ademen wij door onze neus en mond en wanneer een demon wordt uitgedreven, zal hij hot lichaam meestal door de mond verlaten. Aan bepaalde uitingen is te bemerken, dat hij het lichaam verlaat, bijvoorbeeld door sissen, hoesten, snikken, gillen, brullen, boeren, spuwen of braken. Het hangt er helemaal vanaf wat voor geest of geesten in de ge­bondene is of zijn. Het komt voor dat de demonen zich openbaren en gaan spreken, de stem van de gebondene krijgt dan een andere klank.

Tot zover in grote trekken het verslag van Dr. Prince, welk verslag overeenkomt met de inhoud van zijn boekje getiteld: “Expelling demons”(“Uitdrijven van de­monen” ) .

Nu de gebeurtenissen in Turnours Hall. Op de midda­gen, en ook wel des avonds na de dienst, ging Dr. Prince over tot de bediening van het uitdrijven van demonen. Meestal gaf Dr. Prince eerst een korte of langere uiteenzetting, al naar gelang de omstandighe­den. Hij legde er de nadruk op, dat degenen die bevrijd wilden worden, aan de vijf voorwaarden (zie boven) moesten voldoen (meestal ging dit in een gemeenschappelijk gebed), de mond moesten openen, diep adem moesten ha­len en de demon(en) moesten gebieden het lichaam te verlaten. Dan gingen we over tot gebed, aanbidding en lofprijzing en vroegen de Heer om een machtige zalving van Gods Geest. Dit was in alle diensten iets gewel­digs. Degenen die vervuld waren met de Heilige Geest begonnen in tongen te spreken en te zingen en het machtige was dat we allen ongeveer dezelfde melodie zongen en allen op hetzelfde moment ophielden. Vertolkingen, profetieën, openbaringen en visioenen bleven niet uit. In de meeste gevallen begonnen door de kracht van de Heilige Geest de demonen zich te roeren. De gebondenen begonnen dan te huilen, te gillen, te schreeuwen, te brullen (mannen) en te hoesten. Het leek af en toe net een gekkenhuis. Dr. Prince en zijn vrouw en broeder Syd Puree uit Chard (zie mijn verslag in “Levend Geloof” van december) bewogen zich onder de gebondenen om hen bij te staan. Ze legden dan de handen op de rug (meestal ter hoogte van de maag) en geboden dan de demon, in de Naam van Jezus, het lichaam te verlaten, dikwijls door achter elkaar te roepen: uit, uit, uit. Hierbij moest de gebondene, indien hij daartoe in staat was meewerken. Het uitdrijven der demonen ge­schiedde ook zonder dat de gebondene werd aangeraakt. Alles regelde zich naar gelang van de omstandigheden. De bevrijding ging gepaard met vlug ademhalen, hoesten, spugen en eventueel braken. Sommige demonen gingen er vrij vlug uit, maar er waren erbij die zich hevig teweer stelden en het nam soms dagen in beslag om ze er uit te krijgen. Zelfs aan het einde van de conferentie wa­ren er mensen die nog niet geheel bevrijd waren. Sommi­ge gebondenen bleven tijdens de bevrijding op hun stoel zitten, anderen gleden op de grond en gingen soms heftig te keer. Manifesteerden de boze geesten zich niet tijdens de zalving van de Heilige Geest, dan werd aan de aanwezigen gevraagd, wie zich gebonden wist en bevrijd wilde worden. Dan werd met hem of haar gesproken en ge­beden en ging men tot bevrijding over. De gemeente bad dan mee. Dit gebeurde nog al eens bij de avonddienst. De mensen voelen zich na zo’n bevrijding opgelucht en blij, en je kunt merken dat ze van iets verlost zijn. Gebleken is dat men indien men vervuld is met de Heilige Geest ) zich zonder hulp kan bevrijden.

Ook bij deze conferentie is het weer duidelijk gewor­den, dat al ben je gedoopt met de Heilige Geest en ben je zelfs als dienstknecht van de Heer werkzaam in wat voor functie ook, je gebonden kan zijn. En iedere gebon­denheid dient te worden uitgeworpen, opdat Hij ten volle Zijn werk in, met en door ons kan doen. De Heilige Geest openbaart’ het wel als er iets verkeerds in je is, rechtstreeks of via een ander. Ik zelf werd ook bevrijd van iets waarvan ik dacht dat dit reeds in Holland gebeurd was. Prijst de Heer.’

Ik ben de Heer onuitsprekelijk dankbaar, dat Hij het zo geleid heeft, dat ik deze conferentie moest meema­ken. Hoe wonderbaar is Hij! Steeds is Hij bezig om diege­nen die Hem liefhebben, te leren en op te bouwen opdat ze geschikt zullen zijn om in Zijn wijngaard te werken. Halleluja! :            _                                                                                           

Bent u volhardend (2) door Gert Jan Doornink

Wanneer moeten wij volharden?

De Bijbel geeft een aantal belangrijke aanwijzingen wanneer wij moeten volharden. Wij’ willen hier enkele punten noemen.

Volharden bij het bidden. Het bidden is uiterma­te belangrijk in het leven van een kind van God. Een Christen zonder gebedsleven is als een auto zonder motor. Nu is het van groot belang hoe wij bidden. De duivel heeft geen hekel aan sleur- of traditiegebeden, maar hij haat positieve, krachtige gebeden en het bidden in de Geest (1 Kor. 14:15). Door het gebed zoeken wij contact met God en spreken wij met Hem. Door het echte gebed bevechten wij geloofsoverwinningen. Geen wonder dat Paulus daarom enkele malen de nadruk legt op het feit dat ons gebedsleven volhardend moet zijn: (Kol. 04:02; Rom. 12:12).

Volharden bij verzoeking. Als wij verzocht worden door de duivel is dat een goed teken! Ja, u leest het goed.’ Iemand die geen overwinningsleven kent zal ook niet verzocht worden, maar iemand die de weg van Jezus gaat krijgt met verzoeking te maken. Maar hij behoeft niet toe te geven aan de verzoeking.

(1 Kor. 10:13) zegt: “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt”. Jezus weerstond de duivel toen Hij verzocht werd, ook wij kunnen hem weerstaan met Zijn Woord, in Zijn Naam en door de Heilige Geest. “Houdt het voor enkel vreug­de, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet”(Jak. 01:02-04).

Volharden in het goed doen. God vergeldt een ieder naar zijn werken: Hun die in het goeddoen volharden, heerlijkheid, eer en Onvergankelijkheid zoeken, ontvan­gen eeuwig leven, zegt (Rom. 02:07). Wat is goed doen? Alles wat wij doen in overeenstemming met de wil van God. Dus getuige van Jezus zijn door woord en daad. Liefde beto­nen in een wereld die steeds liefdelozer wordt (Matt. 24:12).

Voorbeelden van volharding in de Bijbel.

De Bijbel geeft talrijke voorbeelden van volharding. Wij willen er twee noemen:

Job. De enigste keer dat in het Nieuwe Testament over Job gesproken wordt is in (Jak. 05:11), waar staat: “Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming”. Job hield dwars door alles heen vast aan de levende God die Hij diende en mocht ervaren dat God een Helper is groot van kracht. Hij schenkt leven en overvloed aan ieder die wil volhar­den. De uitdrukking: ”Zo arm als Job”, vindt geen enke­le grond in de Bijbel, want het is juist de volharding van Job die ons ten voorbeeld wordt gesteld.

De eerste christengemeente. Van deze gemeente le­zen wij in (Hand. 02:42): “Zij bleven volharden bij het onder­wijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden”. Willen ook wij in deze dingen volharden?

Er is nog een facet dat een rol speelt als ons ge­loofsleven volhardend is: het is de vervolging. Hoeveel Christenen zijn er niet die hun Heiland hebben verloochend omdat ze niet bereid waren te volharden. De Bijbel spreekt veel over vervolging en verdrukking. Als eindtijdgelovigen zullen we veel vervolging moeten meemaken, omdat we die dingen doen, die de duivel haat: de prediking van het Koninkrijk Gods bevestigd door tekenen en wonderen. Jezus heeft gezegd: “Gij zult door allen ge­haat worden om mijns naams wil…… Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden”(Mark. 13:13).

(Openb. 03:11) zegt: “Ik kom spoedig, houdt vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”. Daarom: volhardt tot het einde, want “indien wij volharden, zullen wij met Hem als koningen heersen”! (2 Tim. 02:12).           

 

Het oordeel van de Zoon des mensen door Dirk A. Wols

“Komt, gij gezegenden Mijns Va­ders” (Matt. 25:34).

Aan het einde der wereldhistorie komt voor alle vol­ken de grote afrekening. Dan spreekt Jezus Zijn defini­tief oordeel uit al naar gelang we gedaan hebben, hetzij goed, hetzij kwaad. Het eindoordeel zal geschieden naar onze werken. Niet naar gelang van ons geloof maar naar onze werken. Want een geloof zonder de werken is een dood geloof.

Wat voor werken dat zijn, lezen we in (Matt. 25:31-46). Het is: hongerigen voeden, dorstigen laven, vreemdelin­gen huisvesten, naakten kleden, zieken bezoeken, tot gevangenen gaan. Wie deze dingen doen vanuit hun geloof, wie bewogen is door de nood der ellendigen, heeft ge­blikt in het hart van Jezus, die met innerlijke ontfer­ming bewogen was zodat Hij de dood inging voor reddeloos verlorenen. Zij beërven het Koninkrijk. Zij zijn Zijn scha­pen. Wie deze dingen niet doen, maar zich schatten ver­gaderen op de aarde en hun buik tot hun God hebben of met hun (dood) geloof gaan zitten met een boekje in een hoekje (of met het blad “Levend Geloof”), maar verder niet werken, worden verwezen naar de eeuwige rampzalig­heid. Zij zijn de bokken.

We worden dus geoordeeld naar de vruchten van het geloof en niet naar de gaven des Geestes. Als wij geen duivelen hebben uitgeworpen, geen zieken hebben genezen geen grote krachten hebben gedaan, dan legt dit geen gewicht in de schaal van het oordeel van de Zoon des mensen. Maar als we de vruchten des geloofs niet heb­ben voortgebracht, dan wordt ons dat zwaar toegerekend.

Versta dit niet, geliefden, om nu maar niet meer te ijveren naar de geestelijke gaven. Ik ben zelf zulk een ijveraar en smaak de grote vreugde om in Zijn Naam en kracht demonen uit te kunnen en te mogen werpen, zodat ze jankend en sidderend wijken. Prijs de Heer voor Zijn glorierijke overwinning. Maar met dit alles lopen we toch een enorm gevaar. Want velen zullen te dien dage – ten dage van het oordeel van de Zoon des mensen – tot Hem komen en ze zullen zeggen: “Here, Here, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, in Uw Naam duivelen uit­geworpen, in Uw Naam vele krachten gedaan”. En dan zal Hij hun openlijk aanzeggen: “Ik heb u niet gekend, gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt”.

Misschien vinden wij als volle evangelie christenen dat Jezus hier de plank misslaat. Want vol evangelie is inclusief de gaven, het charisma des Geestes. En sommi­gen hebben hier zo’n grote verwachting van dat zij menen door de geestelijke gaven alle nood op te kunnen los­sen.

Maar het oordeel van de Zoon des mensen opent andere normen. Een hongerige kan niet gevoed worden met gees­telijke gaven, naakten evenmin ermede gekleed. Maar zou de Heiland dit letterlijk bedoelen of alleen geestelijk? In de stof of in de geest?

De Schrift laat een scheiding van stof en geest niet toe. Zeker hebben we onze wandel in de hemelen en we prijzen Hem voor de strijd in de hemelse gewesten mot Enakskinderen die evenwel zo klein als sprinkhanen wor­den bij Jezus’ bloed. Maar dit wil niet zeggen dat we het materiële leven moeten verachten. Dat doen we dan ook meestal niet voor onszelf, maar zodra de naaste in het geding komt, als hij nood heeft, dan worden we dik­wijls (over)geestelijk. Maar wie de naaste liefheeft als zichzelf zal zelf offers brengen om brood en kleding met de nooddruftige te delen.

Dat is niet zo gemakkelijk. Laten we één en ander niet onderschatten. Door de geestelijke gaven willen we nog wel dienen, maar in andere nood voorzien loopt niet zo erg vlot. Is het niet mede daarom dat het. ook niet zo erg vlot met de charisma? Want wc hebben de onfeilbare werking van Jezus nog niet bereikt in tekenen en wonderen, en de belofte is zelfs dat we nog grotere zullen doen.

Het geheim is, dat we vruchten en gaven niet van elkaar los mogen scheuren. “Jaagt de liefde na en streeft naar de geestelijke gaven”. Maar het één nooit zonder het ander. Want dan is het niet meer een vol evangelie, maar een eenzijdig evangelie. God stelt innerlijke be­wogenheid en betoning van barmhartigheid hoger dan Geestesgaven. Het geloof door de liefde werkende is de weg die nog veel verder omhoog voert. Daarom laat de Zoon des mensen bij Zijn oordeel de charisma buiten be­schouwing. Niet als van geen belang zijnde, maar omdat zij mede gewrocht worden door God als Hij ziet dat er waarlijk een krachtige, reine liefde werkt in de ge­meente, die zich in daden uiten moet.

In de praktijk wil dat zeggen, dat in een gemeente in elke vorm van nood moet worden voorzien en men als leden van één lichaam niet langs elkaar heen mogen le­ven. Wie nood ziet, on zijn hart willens en wetens voor hem of haar toesluit, de liefde Gods kan niet in hem blijven. En de halleluja’s zullen weldra van de lippen verstommen.

Nu is er een zekere angst voor parasieten, voor hen die er op uit zijn geholpen te worden. Maar ook de be­kwaamheid om te helpen is een genadegave des Geestes en zal weldra echte en surrogaat-nood weten te onder­scheiden.

Maar er moet gedegen onderzoek zijn en niet een af­wijzen van de werken omdat er zoveel gespuis is. Boven­dien gaat men niet spoedig te ver, want ook onze vijan­den vallen onder onze barmhartigheid. (“Zo uw vijand hongert, geeft hun te eten”, enz.)

Het oordeel van de Zoon des mensen is naar onze werken, als vrucht des geloofs. De Geestesgaven dienen “slechts” om ons daarin te ondersteunen en zijn Gods medewerkende glimlach over onze onderlinge naasten­liefde. Een naastenliefde die ontspruit uit het God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Dit sluit iedere verdachtmaking uit want de liefde denkt geen kwaad.

In het volgend nummer hopen we de liefde te behan­delen aan de hand van

1 Korinthe 13, zo de Heer wil en wij leven.

 

Bouw elkander op in liefde door Jan W. Companjen

“Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van de beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen”.

(1 Joh. 02:12-13)

Bij de overdenking van bovenstaand Schriftgedeelte werd ik er door de Heer bij bepaald hoe slaperig en slap wij nog in óns geestelijke leven zijn.

Ten aanzien van de wereld, en daarmee bedoel ik het gewone natuurlijke leven, zijn wij heel wat positiever ingesteld. Wij zijn allemaal blij als we zelf en onze kin­deren een gezond verstand hebben en vlot onze diploma’s halen die wij in onze maatschappij nodig hebben. Indien iemand op studiegebied een bijzondere prestatie levert, vinden wij dat allemaal prachtig en wij hebben er vaak alles voor over als een zogenaamd begaafd kind het hoogste doel bereikt. Lichamelijk, verstandelijk komt de mens wel aan zijn trek, wordt hij veelal wel bevredigd en heeft hij het tot geweldig mooie resultaten gebracht. Maar hoe zit dat met de geestelijke mens? Zijn wij ook niet geroepen tot een geweldige ontwikkeling op dit terrein? Zijn wij ook op dit terrein niet geroepen om tot volwassenheid te komen? Geldt daar niet de wet van Christus dat wij in gehoorzaamheid aan Hem, Hem gelijk­vormig mogen worden door Zijn Geest die in ons woont. In Hem zien wij hoe God zich de mens heeft gedacht, Hij heeft ons de Vader doen kennen, Hij heeft ons Gods wil geopen­baard en door Zijn Geest zijn wij geroepen Hem gelijkvor­mig te worden.

Jezus overwon satans macht, beheerste de natuur en leerde Zijn discipelen dat het geloof in Hem een geeste­lijke strijd was, waarin de boze machten in de hemelse gewesten ondergeschikt waren aan de Goddelijke Geest die in Hen was. Hij sprak zoals de Vader Hen dat open­baarde. (Hij had geestelijk contact net Hen, Hij was één in Hen).

Deze dingen, de mens in vleselijke kracht en de mens die vervuld is met Goddelijke kracht, komen ook ter sprake in het gesprek van Jezus met de Farizeeën over de vraag wanneer het Koninkrijk Gods komen zal. Jezus antwoordde toen dat die dag niet te berekenen is of zoals in een andere vertaling staat: dat Koninkrijk komt niet met een uiterlijk gelaat en men zal niet zeggen: “zie hier of zie daar; want zie, het koninkrijk Gods is in u lieden”. Van daaruit moet het opge­richt en uitgebreid worden. Jezus zegt dan verder in dat Schriftgedeelte (Luc. 17:20-37) dat de mens (in zijn algemeenheid) nog zal zijn als in de dagen van Noach en Lot d.w.z. vleselijk, etende en drinkende, huwende en bouwende, kopende en verkopende. Op zichzelf helemaal niet verkeerd, doch ver beneden de menselijke roeping, ver beneden het doel waartoe God de mens ge­schapen heeft. De grote Schepper aller dingen vraagt meer dan datgene waarvan gezegd kan worden dat het ook in de dierenwereld gevonden kan worden. Ook het dier eet en drinkt, paart en bouwt, dit alles is een na­tuurlijke zaak. Neen geliefden, het gaat om meer en de­ze keer willen wij hierop het licht laten vallen vanuit ons bovenstaand Schriftwoord.

Ik schrijf u, kinderen, want uw zonden zijn u verge­ven om Zijns Naams wil. Heerlijk is het als wij reeds zo­ver op de geestelijke school gekomen zijn dat wij deze dingen kunnen beamen. Dat wij mogen weten dat onze zon­den uitgewist zijn en dat wij gereinigd zijn door Zijn bloed. Het gaat echter ook om opwassing, het gaat om zonen en zelfs om “vaders in het geloof”. De jongelingen worden aangesproken als strijdbare helden die de duivel overwonnen hebben. Zij zijn door lering, door geestelijke opbouw, zo ver gekomen dat zij overwinnaars kunnen zijn over satan en zijn legermachten. Zij hebben leren zien en zijn tot ervaring gekomen dat zij met hun Aanvoerder meer dan overwinnaar kunnen zijn. Zij hebben begrepen dat zij met hun Heer en Meester in de hemelse gewesten zijn gezeten en dat zij daar hun geestelijke wapens mogen hanteren. Zij hebben ervaren dat de geestelijke wapenrusting de wapenrusting Gods is. Niet door kracht of geweld, op het vleselijke ’vlak, maar door Zijn Geest zal het geschieden? Heel de schepping zucht naar de openbaring van deze gelovigen, van deze geestelijke mensen. “Voorwaarts Christenstrijders, drukt uws Konings spoor” is hun strijdlied en die zó overwint zal deel heb­ben aan de grote beloften die wij in de eerste hoofdstuk­ken van de Openbaring van Johannes lezen. De tijd van de bewarende kracht van de gemeente gaat voorbij en er zal een tijdperk aanbreken dat de Kerk van Jezus Christus gaat functioneren. Er komt een tijd dat Zijn Gemeente, Zijn Lichaam, in grote heerlijkheid op staat. In deze (onze) tijd van toerusting hebben wij niet alleen “strijdbare hel­den” doch ook “vaders in het geloof” nodig. Zij zijn opgewassen tot een dusdanige volwassenheid dat zij Hem, die van de beginne is, volkomen kennen zoals Hij is. Denkt u zich, dat eens even in. Al deze dingen zijn voor een ieder van ons weggelegd. Paulus wist ook reeds van deze din­gen. Hij streefde en jaagde er naar opdat hij dit grote doel grijpen mocht. Voor de eindgemeente is het wegge­legd. Zijn Woord zal vervuld worden en wij mogen geloven in een machtige overwinning door Zijn Geest die in ons woont. Christus in u, de hoop der heerlijkheid. Toets u zelf eens in de binnenkamer. Het gaat in de eindgemeen­te niet meer om toespraken of woorden, het gaat er om wie wij. in Hem Zijn. Wie Hem werkelijk liefheeft zal Zijn Woord volvoeren d.w.z. ten uitvoer brengen. Indien wij Hem werkelijk liefhebben zullen wij doen wat Hij vraagt en zullen wij één in Hem worden. Dan zal de grote dag des Heren aanbreken en Zijn Koninkrijk openbaar worden. Dan zal Zijn Lichaam opstaan, dorre doodsbeenderen komen bijeen en er zullen spieren en vlees opkomen, Daarna zullen zij vervuld worden met Zijn Geest. Reeds nu klinkt er een groot geruis en gebruis in het knekelveld en reeds nu klinkt er de roep tot de Geest om bezit van de toebereide lichamen te nemen. Wij leven in de dagen des Heren. In de laatste dagen spreekt God alleen maar in Zijn Zoon, Hij is de enige Weg, zo smal als het maar kan, slechts over een man. Zoals door één man de zonde in de wereld kwam, zo is Hij alleen de oplossing uit alle ‘nood. Wij hebben reeds diverse dagen des Heren gehad. Voor Ne­derland waren er o.a. in augustus 1958 op het Malieveld machtige dagen waarin des Heren heerlijkheid openbaar werd. Jezus zeide: Er zullen dagen komen, dat gij zult begeren één der dagen ‘van de Zoon des mensen te zien en gij zult die niet zien. In de grote einddag valt er echter een radicale beslissing. De mens wordt tot de beslissing gedwongen. Alle zogenaamde zekerheden waaraan de godsdienstige mens vroeger, ja tot op heden, nog zijn steun heeft, vallen weg. Hij wordt teruggewor­pen op zichzelf, op zijn eigen naakte werkelijkheid. Van­uit die werkelijkheid zal hij moeten beslissen: terug tot God of het struikgewas, de natuur in. Als die dag aanbreekt zullen wij Hen volkomen moeten volgen en zul­len wij niet terug moeten gaan naar ons eigen huis of huishouding, denk aan de vrouw van Lot. Wij zullen dan ons leven moeten verliezen in Hem. Een ieder die zijn leven zal trachten te behouden, die zal het verliezen, maar een ieder die het verliezen zal (in Hem) die zal het vernieuwen (Luc. 17:33). Wij behoeven niet bang voor de toekomst te zijn. Indien wij in Hem zijn, zullen wij gered worden door alles heen. Zoals de ark het behoud voor Noach was, zo is Jezus de ark voor ons. Zoals die eerste, natuurlijke, ark door het water van de ene naar de andere wereld, naar de nieuwe wereld, trok, zo zul­len wij met Hem door de geestelijke zee naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gaan. Zoals Lot en de zijnen gered werden, zullen wij gered worden. Niet meer omzien­de naar het oude, vleselijke leven, reizen wij voor­waarts via de Schelfzee, woestijn en Jordaan naar het beloofde land. Gaat u met ons mee? Alles is gereed. Overgave vraagt Hij van ons, d.w.z. Hij zoekt gemeenschap met ons. Bruidsgemeente zijn wil zeggen overgegeven wil­len zijn aan de Bruidegom zodat Hij gemeenschap met ons kan hebben. Antwoord Hem en zeg: Heer, hier ben ik. Dan zullen wij door Zijn Geest geleerd worden opdat wij zullen weten wat en wie Hij is. Hij zal zich laten kennen. Hij zal ons na twee dagen (2 x duizend jaar) doen herle­ven, ten derde dage zal Hij ons oprichten en wij zullen leven voor Zijn aangezicht. Ja wij willen de Here kennen en er naar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dage­raad is Zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit (Hos. 06:02-03).

Op die dag zal Hij komen om verheerlijkt te worden in ZIJN heiligen en wonderbaar te worden in allen die geloven (2 Thess. 01:10) In “kinderen’ in jongelingen en vaders want de aanklager, de duivel, zal overwonnen worden door het bloed van het Lam en het woord hunner getuigenis. Amen.  

 

De gemeente zoals de Bijbel ons leert door A. Schenk (5)

De vorige keer hebben wij er bij stil gestaan dat Je­zus als Hoofd van de Gemeente Zich openbaren wil door Zijn Gemeente. En dat het van de Gemeente afhangt of Hij Zich openbaren kan in deze wereld.

Als wij Jezus willen volgen zullen wij de werken moe­ten doen die Jezus deed. In (Hand. 10:38) staat wat Jezus deed. “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”. (1 Joh. 03:08) zegt: “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”. Dit was de bediening van Jezus. Hij kwam in een wereld die een prooi van de machten der hel ge­worden was. Hij streed tegen die machten, verbrak ze en overwon ze door de kracht van de Heilige Geest. (Kol. 02:15): “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd”.

Dat wil niet zeggen dat deze machten van de duivel er vandaag niet meer zijn. In de laatste wereldoorlog was het duidelijk te zien dat de legers van Hitler de strijd verloren hadden. Maar toch gaven ze de strijd niet op. Geloof maar dat de Duitse generaals dit ook wel gezien hebben in de winter van 1944-45. Maar ze gingen door om overal terreur te brengen. Totdat ze niets anders meer konden dan zich overgeven. Zo is het ook geestelijk. De duivel weet dat hij overwonnen is door Jezus. En dat zij, die in de overwinningskracht van Jezus staan, ook hem (de duivel) kunnen overwinnen. Daarom is de duivel bang voor een kind van God die in de kracht van de Heilige Geest staat. Wij moeten als Ge­meente gaan begrijpen dat de duivel een overwonnen vij­and ‘is. Als we in het Oude Testament lezen over het volk van Israël zien wij steeds dat dit volk te maken, had met aardse, zichtbare vijanden. Daar waren Kanaänieten, Hethieten, Ammonieten, Amelekieten, Filistijnen en nog veel meer worden er genoemd, waar ze strijd tegen te voeren hadden.

Israël kunnen we zien als een voorafschaduwing van de Gemeente van Jezus Christus. Zoals Israël als volk van God te strijden had tegen deze zichtbare vijanden, zo hebben wij als Gemeente de strijd tegen de onzichtbare vijanden: de duivel en zijn trawanten. In (Ef. 06:12) schrijft Paulus dat wij niet te worstelen hebben tegen bloed en vlees. Paulus wil hier eigenlijk zeggen dat wij niet moeten strijden tegen mensen of volkeren of konink­rijken van deze aarde, maar dat onze strijd tegen een ge­heel andere vijand is. Onze strijd is tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duis­ternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. (Ef. 06:12). Zie, zegt Paulus, hiertegen is nu als Ge­meente onze strijd.

Het blijkt uit deze tekst dat er in het rijk van sa­tan verschillende rangen zijn: overheden, machten, we­reldbeheersers, boze geesten. Ik geloof dat wij ons dit het beste voor kunnen stellen door dit te vergelijken met de verschillende rangen en afdelingen in een mili­tair leger. In (Dan. 10:12-13) lezen wij hoe Daniël gebeden had en hoe God een engel naar hem toestuurde met de boodschap dat God zijn gebed verhoord had. “Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond een en twintig dagen tegenover mij”. Verder vertellen deze teksten ons dat Michaël hem te hulp komt. Dit was een engel uit het Koninkrijk van God. Deze vorst der Per­zen was geen aardse koning of machthebber, maar een vorst van de duivel. Hieruit kunnen wij zien dat er be­paalde landen of streken zijn waar bepaalde machten van de duivel hun invloed doen gelden. Verschillende stre­ken van ons land worden beheerst door vrome demonen, zich uitend in uitverkiezingsleer, wettische opvatting en door veel de aandacht te vestigen op de zonde en niet op de genade van Jezus» Velen worden door deze de­monen gekweld. Hier doet de duivel zich voor als een engel des lichts.

In de communistische landen opereren weer andere machten van de duivel. Velen in de Gemeente hebben dit inzicht verloren en daarom strijden ze vaak tegen elkaar in plaats van tegen de duivelse machten. Jezus bond de strijd aan tegen de machten der hel. Hij zag niet de mens in de eerste plaats, maar de macht, de geest, die in deze mens was. Hij onderscheidde de geesten. Jezus zei tegen een stomme: Gij stomme geest, ga uit en tegen een dove: Gij dove geest, ga uit. Hij zei dit niet te­gen die mens, maar tegen de geesten die binnengedrongen waren in deze levens.

In (Mark. 01:23-28 vertelt ons de evangelist dat ‘Jezus een onreine geest’ beveelt uit te gaan en hij gaat uit… …en de mensen zeggen: een nieuwe leer met gezag! “Ook de onreine geesten geeft Hij bevelen en zij gehoor­zamen Hem”. Ziet u: Jezus ging Zijn ‘Gemeente voor. Als Gemeente hebben wij dezelfde strijd tegen de duivel. Wij mogen en kunnen met gezag optreden tegen de demonen.

Als wij duidelijk als kind van God deze strijd gaan zien en in praktijk gaan brengen, gaan we er de reali­teit van ervaren. Pas werden wij nog bij iemand geroepen die op één of andere wijze was overweldigd door de dui­vel. Wij traden op met gezag in de Naam van Jezus en ge­boden de geesten uit te gaan en zij gingen uit. Hallelu­ja! Als de Gemeente dit duidelijk gaat zien en de vijand weer gaat onderkennen en onderscheiden, dan verandert heel onze bediening en werk voor de Heer. De duivel zal trachten ons persoonlijk leven met de Heer en dat van de Gemeente aan te vallen. Maar wij moeten leren hem te weerstaan mot het Woord van God. Toen Jezus gedoopt was met de Heilige Geest heeft de duivel geprobeerd Hem ten val te brengen. Maar Jezus weerstond hem met het Woord van God: “Er staat geschreven”. (Jak. 04:07) zegt: “Biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden”. (1 Petr. 05:09): “Weerstaat hem, vast in het gelooft’.

Als u als kind van God last hebt van de duivel – en wie hooft dat niet – spreek hem dan aan in de kracht van de Heilige Geest en houdt hem beloften van God voor verband houdende met de omstandigheden waarin u ver­keerd. Gebiedt hem in Jezus naam om heen te gaan. Bindt zijn nacht. Jezus zegt in (Matt. 18:18): “Al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel”. Ook als u naar anderen gaat die Jezus nog niet toebehoren, die misschien onrein zijn of vreselijk vloeken of drin­ken, ga dan deze machten binden en u gaat ervaren dat er een opening komt om de boodschap van het evangelie te brengen. Natuurlijk is de mens zelf verantwoordelijk om Jezus te aanvaarden. De mens kan zich openstellen voor de geest van de duivel, maar ook voor de Heilige Geest.

In Openbaring 12 staat een machtige tekst: “Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis”(Openb. 12:11). Twee dingen vallen op in deze tekst: “Het bloed van het Lam” en “hun getuigenis’.’ De kracht van de gelovige en Gemeente ligt in de eerste plaats in het volbrachte werk van Jezus en Zijn overwin­ning aan het kruis. En dan in de tweede plaats het po­sitief getuigenis van de gelovigen tegenover het rijk van satan. De duivel zegt: Je bent een zondaar. De ge­lovige moet zeggen wat de Bijbel zegt: We zijn een uit­verkoren priesterdom gereinigd door Zijn bloed. De dui­vel zal ons negatief laten denken. God wil dat we posi­tief gaan denken wie wij in Jezus zijn. Wij zijn heili­gen, rechtvaardigen, koningen en priesters. Paulus zegt dat wij met Jezus meer dan overwinnaars zijn.

Willen wij als Gemeente deze plaats positief in gaan nemen tegenover de machten der hel? En satan zal weldra onder onze voeten vertreden worden! Halleluja?

 

Opwaarts qaat ons pad naar boven door KI. van Twillert

(Job 11:13-19)

De were1devangelist T. L. Osborn heeft bij de opening van het ”Capitol Evangelie Centrum” gezegd: Wij leven in een generatie die zegt dat God dood is, dat Jezus een Christus een opvulsel was, dat wonderen fabeltjes zijn en dat de Bijbel een boek met sprookjes is, de opstan­ding een grap, zonde een negatieve voorstelling en red­ding een psychologische ontspanning.

Meer dan ooit wordt het Woord van God bewaarheid uit Psalm 2 (Ps. 002:002): De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en Zijn Gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren en hun tou­wen van ons werpen!

Zal God blijven zwijgen in deze eindtijd? Zal Hij al­les laten begaan alsof Hij niet geïnteresseerd is? Zul­len de machten der duisternis het laatste woord hebben?

“Die in de hemel zetelt…..lacht; de Here spot met hen”, zegt de dichter. De Heer zal opstaan tot de strijd.’ Hij zal antwoorden met vuur en donder. God laat niet met Zich spotten. De dag van de afrekening is nabij. Profe­ten zullen opstaan om het oordeel aan te kondigen en om de zonde met de vinger aan to wijzen.

Wat zullen wij doen? Doorgaan om de strijd te strijden, meer in het vlees dan in het geloof? Wordt het niet hoog tijd dat we elkaar eens gaan ontmoeten in de ge­zindheid van Christus? Dat kerkmuren en groepsschotjes wegvallen en dat geliefde namen verbleken in de glans van het licht van Jezus?

Het wordt hoog tijd dat we allen levendig géïnteresseerd moeten worden voor de vele visies die God aan di­verse personen schenkt. God maakt niet alles aan een enkele persoon bekend. Ook hierin zullen we elkander moeten gaan aanvaarden.

Laten we waakzaam zijn on ons hart gaan toebereiden als ooit tevoren, zodat het wezen Gods uit Zijn gemeen­te zal gaan stralen.

Zofar schrijft Job een brief. Hij denkt dat Job een grove zonde heeft begaan en dat hij bij God diep in de schuld staat. Job wordt door Zofar verkeerd beoordeeld. Dubbele ellende voor Job.

Een brief voor Job van een zijner vrienden. Verkeerd geadresseerd. Voor ons echter niet. We gaan samen het Woord van God lezen tot opbouw van ons geloof en tot bekering van de wereld.

“Indien gij uw hart bereidt”,       daar begint het mee. Velen kiezen voor Jezus maar behouden hun leven voor zichzelf. Zij zullen niet kunnen opwassen in de kennis en de genade van onze Here Jezus Christus. Het blijven kinderen, onmondigen die geen zuiver beeld van Jezus kunnen weergeven. Anderen willen zoveel voor de Here doen, dat God maar weinig in hun leven kan uit­richten.

Ons hart toebereiden voor God betekent: Het ganse evangelie aanvaarden, redding voor de ziel, reiniging voor de geest en genezing voor het lichaam; alles op het altaar leggen en onverschrokken te zijn voor de consequenties die daaraan verbonden zijn; niet moede worden door de strijd in de hemelse gewesten, want als we met de voetgangers lopen en ze maken ons moede, hoe zullen we dan toch met paarden kunnen omgaan en waar zullen we dan verblijven bij de verheffing van de Jordaan?

Ons hart toebereiden, wil zeggen: afstand doen van alles wat onze gang tot God belemmert; uit ons leven doen, datgene wat het gezicht op God doet verbleken; ons volkomen aan Hen overgeven. Halleluja! Lof en dank voor deze ongekende mogelijkheden.

De zegeningen voor een ieder die zijn hart bereidt en die al het onrecht, de kopers en de verkopers uit des Heren tempel verdrijft, zijn lichaam, worden in de volgende verzen opgesomd.

Smetteloos zullen we ons aangezicht tot’ God ophef­fen. De woorden Gods door monde van Paulus zullen ver­vuld worden: Onberispelijk en onbesmet zult ge zijn, on­besproken kinderen Gods temidden van een ontaard ge­slacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, het woord des levens vasthoudende. Wonder­bare verlossende genade voor toegewijde kinderen Gods!

De vrucht van overgave en toewijding is: Vast te komen staan in het Woord van God. “Dan zult gij vast staan”, zegt Zofar. Bij elke aanval kunnen we dan zeg­gen tegen de vijand: Er staat geschreven. In Jezus’ Naam. Alzo zegt de Here Here. Vast te staan in de strijd des levens is zeer belangrijk. Goed gewapende strijdknechten zullen dan ook de listen van de vijand te onderkennen.

Vast staan en niet…..vrezen. Als ons lichaam rein is, Zijn tempel een woonplaats van God, dan zal de lief­de van God ons hart overstromen. De volmaakte liefde Gods drijft de vrees buiten. Moeite zal als water weg­vloeien. In de volle openbaring van Jezus Christus zal alleen Zijn kracht en heerlijkheid manifesteren. Het zal een non-stopprogramma zijn van feestliederen en lofprij­zingen. De volle doorbraak zal al het oude doen ver­dwijnen. Klaarder dan de middag zal het leven rijzen. Het pad van de rechtvaardige is als een schijnend licht, dat steeds helder gaat stralen. Halleluja.’ Alles zal licht en leven zijn. De diepste geheimen Gods zullen onthuld worden. Wat een toekomst.’ Dat is vol evangelie! Nu echt niet klagen, lezer(es)! Al is het nu nog zo donker, raadselachtiger als het ooit geweest is, verwarrend als ongekend…..het zal worden als de mor­genstond. De Here heeft het laatste woord. Gij zult vertrouwen, gerust gaan slapen, niemand zal u op­schrikken en velen zullen dan naar uw gunst dingen, uw aangezicht smeken.

Heeft het Volle Evangelie toekomst? Ja, meer dan ooit. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest zal het geschieden. Het feest gaat door. Dwars door alles heen. Halleluja.’

Als we in alles de wil van God willen doen, dan zal de Here Zijn volheid in ons manifesteren en dan zullen ze naar die overheerlijke gunst dingen. Velen zullen dan naar ons toekomen.

Machtig! En dat voor deze tijd. Ik geloof in de openbaring van Jezus Christus in Zijn gemeente tot beke­ring van ongekende getallen.