1967.10 nr. 93

Levend Geloof 1967.10 nr. 93

Onze plaats in de ‘hemelse gewesten’. Door Gert Jan Doornink

“Gezegend zij de God en Vader van onze Here Je­zus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus”(Ef. 01:03)

“Hoe overweldigend groot is Zijn, kracht aan ons die geloven, naar de werking van de sterkte zij­ner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten”(Ef. 01:19-20).

“Hij heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus”(Ef. 02:06).

De strijd in de hemelse gewesten

Ondanks de prediking van het volle evangelie blijkt er bij heel veel kinderen Gods nog vaak heel verkeerde inzichten te bestaan over de strijd in de hemelse ge­westen. Toch is het een uitermate belangrijk onderwerp, als wij ons bewust zijn dat in onze tijd de strijd tussen God en satan zich op een geweldige wijze gaat toespit­sen.

We zien aan de ene kant de ware gelovigen die steeds meer toenemen in liefde en kracht en aan de andere kant een toename van de zonde en ongerechtigheid in hen die Jezus niet kennen als hun persoonlijke Verlosser. Efese 2 (Ef. 02:02) spreekt over “de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der on­gehoorzaamheid” .

Het is daarom de hoogste tijd dat we een inzicht krij­gen in de strijd in de hemelse gewesten, ja het is de hoogste tijd dat we een gezond inzicht krijgen in deze strijd.

Iedereen is betrokken bij deze strijd. Ze gaat niet buiten de mensen om, maar komt tot uiting in en door de mensen op aarde.

Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt ons duidelijk gemaakt dat de mens een “drie-eenheid” is: geest, ziel en lichaam. Denk aan (1 Thess. 05:23): “Geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn”. Toen God hemel en aarde schiep maakte Hij een “volmaakte mens”: geest, ziel en lichaam. Het gelukte de duivel om door de zondeval het evenbeeld van God aan te tasten, maar de levende God bleef souverein: Jezus kwam om alles te herstellen.

God bleef de totale mens op het oog hebben. Daarom vergaf Jezus niet alleen de zondaren hun zonden, maar Hij bevrijdde ook de gebondenen en genas de zieken. Voorwaarde was slechts geloof in Hem.

Deze voorwaarde is vandaag nog dezelfde. Daarom is hot zo belangrijk dat het volle evangelie verkondigd wordt. Op evangelisatie samenkomsten zien wij dat de predikers de mensen oproepen de beslissing voor Jezus te nemen. En velen geven gehoor aan de uitnodiging om een nieuw leven met Christus te beginnen. Prijst de  hier voor. (Hebt u reeds uw hart aan Jezus gegeven), Maar er zijn ook samenkomsten waar dit gepredikt wordt en bovendien de zieken en gebondenen worden uitgenodigd zich te laten genezen en bevrijden door te geloven in Jezus. Dit is de Bijbelse manier. Waarom zouden wij anders te werk gaan dan Jezus en de apostelen in hun dagen deden?

Maar, merkt iemand op, de redding van de ziel is toch belangrijker dan de genezing van het lichaam. In­derdaad is het eerste en allerbelangrijkste dat wij weten dat onze namen staan ingeschreven in Gods Le­vensboek. Maar laten wij niet vergeten dat het eindtijd is en dat God bezig is de Gemeente klaar te maken om Hem te ontmoeten in de lucht! De Gemeente die wordt opgenomen is een Gemeente zonder vlek en rimpel (Ef. 05:27) en geheiligd naar geest, ziel en lichaam (1 Thess. 05:23-24). Daarom is ook ons lichaam, welke bovendien de tempel is van de Heilige Geest!, zo belangrijk.

Al takelt dit lichaam ook af, grijze haren, rim­pels, enz., dit is van geen betekenis want dit vergankelijke lichaam zal veranderd worden in een onvergan­kelijk lichaam (1 Kor. 15:51-52). Maar het is niet Gods wil dat demonische ziektemachten de lichamen van Gods kinderen ruïneren. Bovendien kan een “gebonden” kind van God niet volkomen in de dienst van God gebruikt worden.

De eindtijdgemeente zal een overwinnende gemeente moeten zijn. In ons artikel “De goede strijd”, zie “Le­vend Geloof” van september, hebben wij er op gewezen dat geloof de factor is om geestelijk “strijdend” te over­winnen. Alleen door het geloof, verstaan wij ook dat wij betrokken zijn bij de strijd in de hemelse gewesten.

Velen denken dat de strijd in de hemelse gewesten zich ergens ver weg, hoog in het luchtruim afspeelt, en dat wij er niet bij betrokken zijn, maar hoe foutief is de­ze gedachte. U en ik , die nog “in vlees en bloed” op deze wereld zijn, zijn “in de geest”, in het geloof geplaatst in de hemelse gewesten. Zoals Christus daar Zijn plaats heeft (Ef. 01:20) zo hebben ook’ wij daar onze plaats (Ef. 02:06).

Als wij lezen over de geweldige rijkdom die wij als kind van God in de hemelse gewesten bezitten (Ef. 01:03) dan kunnen wij dit alleen op basis van geloof aanvaarden. Door in het geloof gebruik te maken van de geestelijke wapens, de Bijbel, de Heilige Geest, het gebed, etc. die God ons heeft gegeven, welk een rijkdom!, kunnen wij in de geestelijke strijd overwinnaars zijn.

Waarom is onze plaats in de hemelse gewesten?

‘Waarom moeten wij er diep van doordrongen zijn dat onze plaats in de hemelse gewesten is?

Opdat wij uit geloof zullen leven (zie boven).

Opdat wij niet in(geestelijke) armoede zullen leven.

Omdat wij geschapen zijn om goede werken te doen. (Ef. 02:10) zegt: “Want zijn maaksel zijn wij in Christus Je­zus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Goede werken doen wil zeggen dezelfde dingen doen die Jezus deed. Let speciaal ook op de woorden; in Christus Jezus. Want door zo onze plaats in te nemen wordt Jezus op een machtige wijze in en door ons leven verheerlijkt!

De wereld is in grote nood. Miljoenen mensen zijn op weg naar de afgrond. Alleen wanneer wij onze plaats in de hemelse gewesten innemen zullen wij de wéreld in nood kunnen helpen en zal God Zijn doel met ons kunnen bereiken.

 

Hoe loopt u? Waar loopt u? door J. Th. Kuyck (3)

“Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen’’ (Gen. 05:04).

“Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaar­dig en onberispelijk man; Noach wandelde met God”(Gen. 06:09).

“Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem” (Kol. 02:06) .

Ik had geprobeerd om mijn grotere kinderen die teksten uit te leggen en ze hadden na afloop van de Bijbel les eerlijk gezegd er nog “niks” van te snappen. Om helemaal eerlijk te zijn wist ik niet of ik zelf het dan wel snapte.

Die zelfde dag vroeg ik een van mijn pleegkinderen een oude dame, die bij ons op bezoek was, even naar de bushalte te brengen en ik gaf haar, verstandige pleegmoeder als ik was, veel goede raad mee, zoals “netjes lopen en beleefd zijn” , enz. enz.

Enkele minuten later ging ik diezelfde weg, brie­ven naar de post brengen, en vlak bij de bushalte kwam ik onze Guurtje tegen op weg naar huis. Ik stak haar mijn arm toe: “Ga je even mee?”

Ze haakte dadelijk in en al bij de derde of vierde stap gingen de poorten van haar welsprekendheid open: “de juf op school was onrechtvaardig, het kind waar ze naast zat was een snertmeid, haar broertje plaagde haar altijd, enz”.

Toen, midden in een zin, hield ze op. “U zei laatst iets over wandelen met God, maar ik snapte er niks van. Maar met die mevrouw liep ik zo gek, ik wist helemaal, niet wat ik zeggen moest en ze nam zul­ke akelige kleine pasjes, ik kon helemaal niet met haar in de pas blijven. En nu met u wandel ik, net zo

gezellig, nou.”‘

En wat doen wij? Wandelen we met een God, die we kennen en vertrouwen, of lopen we met een God, die we alleen door de ogen van onze kerk en kring hebben leren zien? Doen we wanhopig ons best om met die ons aange­smeerde God in de pas te blijven, met passen die ons iets te klein zijn? We houden de wet als enig redmiddel, of doen goede werken om God te believen, wij draven om iets voor de Heer te mogen doen of vallen in het andere uiterste, en al die tijd staat Hij op ons te wachten tot we eindelijk klaar zijn om met Hem mee te gaan. Waar heen? Dat weet Hij alleen. Langs welke weg? Dat weet ook Hij alleen.

Wat Hij dan van ons verwacht? In ieder geval geen po­gen om vromer te lijken dan we zijn. Hij is tot ons ge­komen en mens geworden om als mens met ons in de pas te lopen met grote of met kleine pasjes, maar altijd zo, dat wij met Hem in de pas kunnen blijven. Hij is mens ge­worden opdat wij al onze zorgen en al ons gemopper vrij­moedig aan Hem zouden kunnen uitspreken.

Als we dat eindelijk begrepen hebben, wandelen we in de Zoon met de Vader, in Hem, in Zijn licht en in Zijn liefde, zeker van Zijn medeleven met ons. Dat is wande­len!

 

God – mens – satan. door Dirk A. WOLS

In de gigantische worsteling tussen God en satan gaat het om de mens als kroon en juweel der schepping. In de mens staat of valt de ganse schepping.

Oorspronkelijk was satan over de schepping gesteld. Hij was de morgenster, de overweldiger der volken, de schoonste en heerlijkste onder de schepselen. Toen kwam in zijn hart: “Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het Noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen” (Jes. 14:12-13).

In zijn oproer tegen God sleepte hij vele engelen mee, een derde deel, en hun nageslacht, de demonische krachten, zoeken woning bij en in de mens. Dit zijn de gebondenen waar de inrichtingen mee vol zitten, en de talloze gebondenen nog daarbuiten: mensen die leven in een wereld van angst.

Uiteraard is er verschil in gebondenheid van zeer licht tot zeer zwaar (de agressieven). We komen daar later nog op terug.

Nadat het oproer van satan openbaar kwam, heeft God niet de satan direct vernietigd. Dat zou mogelijk ge­weest zijn, want Hij spreekt slechts één Woord en het geschiedt. Waarom heeft God van Zijn Almacht geen ge­bruik gemaakt en deze vijand gelijk zonder standplaats gesteld? Omdat God de satan nodig had om Zijn ondoor­grondelijke hoedanigheden te openbaren, in het dag­licht te stellen. Zonder satan is dit onmogelijk. Bij de grondvesting der aarde juichten de morgensterren en al de zonen Gods jubelden, maar- het was geen juichen en jubelen van verlosten en bevrijden. Zij waren zo ge­schapen en verkondigden de ere Gods zoals men kan ver­wachten krachtens hun schepping. Maar Gods hoedanighe­den kwamen niet openbaar. Zoals op aarde de knappe koppen niet op zouden vallen als er geen domme mensen zouden zijn, zo bleven de barmhartigheid en liefde Gods onopgemerkt omdat er geen voorwerpen waren waaraan Hij die kon bewijzen. Hij schiep echter de mens met de vrije wil, die mens kon kiezen. God gaf een duidelijk verbod in een duidelijke taal en de mens overtrad dat gebod Gods. Satan had blijkbaar gewonnen. Maar in de paradijs­belofte wordt zijn vonnis geveld, Gods daad zou zijn, dat het vrouwenzaad de satan de kop zou vermorzelen.

In de heilshistorie wordt dit alles heerlijk uitge­werkt in de komst van Jezus Christus, geboren-uit een vrouw, geworden onder de wet. De slag tussen God en sa­tan is definitief beslist aan het kruishout van Golgotha van waaruit Jezus ook de Pinkstergeest verworven heeft voor de eerstelingen van een rijke oogst. Halleluja; God heeft dus Zelf in Jezus het zware onmogelijke werk ge­daan.

Nu gaat het er echter om, dat ook de mens wat doet. Want al is Gods werk nu af, als de mens daarop niet rea­geert, dan baat het hem niet. Het is deze actie van de mens die de satan ten koste van alles wil verhinderen. Hij investeert daartoe vele demonen in de godsdienstige we­reld. Als God een kerk bouwt, bouwt satan er een kapel­letje naast. Als er een volle-evangelie-groep ontstaat, komt er een machtig leger demonen om alles te verhinde­ren. Want de mens moet en mag zich van de satan nooit bewust worden van zijn hoge roeping en taak; als de mens de beloften Gods zou omhelzen, is het voor de satan ver­loren. Hij weet dit. Wat gaat deze nu doen? Wel, ieder mens die in alle vrijmoedigheid de beloften Gods omhelst, verdacht maken, en bekladden. U mag rustig weten dat mijn naam beklad wordt en we verdacht worden gemaakt van dingen waar we part noch deel aan hebben. Dat is zo de methode. Allereerst wil satan ons klein houden. En dat terwijl we groot zijn in Hem, niet in onszelf. De doop is daarom noodzakelijk opdat we de satan een blanco straf­register kunnen tonen. Vroom is de satan in zijn opzet. Want hij zegt dat de mens niets is, niets kan en niets wordt en dat God het alles moet doen. Wijselijk verzwijgt de satan dat God het doet door de mens heen. De feitelij­ke heilshistorie heeft God verricht zonder de mens. Maar de uitwerking der heilshistorie doet God met de mens en in de mens. Geen enkel mens zal ooit bevrijding en ver­lossing tot stand kunnen brengen. Dat heeft God gedaan in Zijn Zoon. Maar de mens kan die verlossing uitwerken en actief zijn daarin Voor zover de beloften Gods dit toestaan. En die gaan heel ver hierin. Wij zien dus dat de actie van de mens als heilswerking onbelangrijk, ja, ni­hil is, maar dat God door de actie van de mens Zijn heilswerk wil openbaren aan de ganse schepping, mits aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Het gaat in zijn diepste wezen om de openbaarmaking der zonen Gods.

Hiervoor siddert de hel. Bij de‘ vuige en doortrapte laster die mijzelf ten déel valt, heb ik mij afgevraagd wat de diepste drijfveer van satan is om mij door een mens zo intens zwart te maken. Het antwoord was verrassend. Hij wil de mens die zich het zoonschap Gods in Jezus Christus bewust gaat worden, dermate in de grond drukken, dat er geen uitkomen meer aan is. De satan siddert voor het openbaar worden van de zonen Gods en zal trachten elk bruggenhoofd te vernietigen.

Aan de zonen Gods zijn machtige beloften gegeven in Jezus Christus, die rechtstreeks de hel raken. Zij zul­len immers de boze geesten uitdrijven. En hiervoor ontvangt God alleen de eer omdat Hij het gedaan heeft en het uit werkt in Zijn kinderen.

Het is alles nog geen goud wat er blinkt. Velen hebben dit wondere ontdekt en maken er een hokus pokus spelletje van. Handen worden opgelegd, zieken worden “genezen”, gebondenen “bevrijd”, maar in wezen is er niets gebeurd. Zij menen dat God werkt als een auto­maat. En als het beoogde doel niet slaagt, dan is het slachtoffer de schuldige. Drama’s zijn hiervan te ver­tellen, maar God vraagt wezenlijke inzet van onszelf voor elkander. Zonder inzet van onszelf werkt God niet. Waar werkelijke wonderen van genezing en bevrijding geschieden, daar zijn mensen bezig met inzet van heel hun leven. De achtergrond van de wonderen bij Dave Wilkerson is een leven met inzet voor de gebonden naaste. Kan God dan geen wonderen werken zonder die inzet en naastenliefde? Zeker, maar God werkt niet als een toverdokter, die om onzentwil mirakelen gaat ver­richten. Als Herodes met Hem wil spelen gebeurt er niets. Maar als de mens zich inzet, dan gaat de Godde­lijke kraan Zijner liefde macht open, dan werkt Hij mede met tekenen en wonderen. Het volmaaktst vinden wij dat in de eerste gemeente, niet omdat het de eerste gemeen­te was, maar omdat daar de inzet zó groot was, dat het privé-eigendom wegviel. Niemand zeide dat iets van hem was. Als machtig antwoord hierop: grote wonderen en tekenen.

In de strijd tegen de hel kunnen wij die medewerking Gods niet missen door tekenen en wonderen. Maar God kan onze inzet niet missen, en Hij ontzet zich als Hij ziet, dat er niemand op de bres staat. Deze ontzetting Gods is te verstaan, omdat Hij dan Zijn machtige werking niet kwijt kan. Velen willen wel de wonderen en tekenen maar voor de totale inzet deinzen ze terug. Hun werk blijft zonder vrucht en hun arbeid is ijdel.

Bij het ontbreken der machtige werking Gods gaan som­migen een wissel trekken op de toekomst. Het is echter een schrale hoop. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde. Het gebrek aan inzet wordt verdoezeld en goedgepraat met de bewering dat God over 10 of 20 jaar machtig gaat werken. Zij zien niet in dat Gods won­deren voor vandaag zijn, maar dat ze uitblijven door ge­brek aan inzet. Heeft God dan onze inzet nodig? Ja en neen. Ja, want God heeft Zijn weldaden daaraan verbon­den. En neen, want Hij is de Almachtige. Maar als Hij het een aan het ander samenvoegt mag de mens niet scheiden.

De satan is er als de kippen bij om ons geestelijk neer te slaan zodra wij het geheimenis ontdekt hebben om op te staan uit het graf der machteloosheid. Daar heeft hij een extra-inzet voor over. Als wij ons gaan bewust worden hoe we de werking Gods tot op de dag van vandaag kunnen waar maken, dan zal de hel met kracht rondom ons losbarsten. Maar Luther wist het reeds:

Houdt Christus Zijne Kerk in stand, dies mag de hel vrij woeden.

Gezeten aan Gods rechterhand, kan Hij haar wel behoeden. Halleluja!

Vriend, broeder, zuster, God heeft u nodig. God wil u gebruiken. Denk toch niet klein over uzelf. Als zoon van God heeft Hij u buitengewone volmacht geschonken. Maar als u zich niet inzet, dan kan Hij niets doen. Uw inzet wordt misschien bemoeilijkt door inblazingen van de duivel. Als u een geketene ziet en hoort zijn klach­ten, dan fluistert de satan in uw oor, dat hij of zij zich knap aanstelt en overdrijft. Uw liefde krijgt een knak en God kan niets door u doen omdat u zich vanzelf niet inzet voor iemand, die zich zó aanstelt. U kent misschien het verhaal van die arts, die een patiënt had met van de reuma kromgetrokken vingers. “Je doet het erom’, voegde de arts de vrouw toe. De vrouw heeft hem bezworen dat hij die handen wel mocht hebben en zij de zijne. Maar dit misverstand is allerwege te bespeuren. Want we willen ontkomen aan totale inzet. Ja, ik zal daar…… zijn. Ik zal mij inzetten. Je denkt toch niet dat ik een doetje ben?

En Gods wonderen blijven uit. God kan het niet zon­der onze inzet. De machtige God is met machteloosheid geslagen. Ondanks zwaar woeden der hel zullen de zonen Gods openbaar worden. Zij zullen zich door alles heen inzetten voor God en de naaste. Het zal een enorme strijd zijn, maar het komt. De mens zal zien hoe hij ge­roepen is met inzet van alles de werken Gods te werken ja, nog grotere dan Jezus verricht heeft. Stel u open en vrees niet. Want de Heer is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

 

Waar is uw oude mens door Jenny Manschot

Dit weten wij immers…

”Dit weten wij immers, dat onze oude mens mee gekruisigd is” (Rom. 06:06). Halleluja! Onze oude mens, waar­in eens de zonde leefde, is dood. En velen van ons hebben hem met Christus begraven door de doop in de dood.

Er was eens iemand, die tegen me zei: ‘’Ja, dat staat er wel, dat onze oude mens dood is, maar – en dat mag je nooit tegen iemand zeggen – hij is niet dood”. Hij bedoelde onze oude mens bestaat nog.

God zegt: Onze oude mens is dood. Wij erva­ren: onze oude mens bestaat nog. Deze “tegen­strijdigheid” brengt ons in conflict. Gods Woord zegt, dat onze oude mens dood is, maar wij merken daar hele­maal niets van. Integendeel! Wij ontdekken iedere dag opnieuw, dat onze oude mens er nog is. Wat God zegt dat is waar. Dat geloven wij onvoorwaardelijk. Ja, dan moet het aan ons’ liggen. Misschien geloven we niet goed, misschien bidden we niet goed. De één zegt, je moet er eerst voor danken, een ander, zegt, je moet het eerst echt geloven.

En we bidden er iedere dag om: “Heer, laat mijn oude mens dood zijn”. We bedoelen .dan zoiets als: Heer, laat mijn oude mens ophouden te bestaan. Maar de Heer doet het niet. Het lijkt wel, alsof de Heer doof is op dit punt. .

En we komen nog meer in conflict,. O, o, wat is het toch moeilijk, wat is het toch vreselijk moeilijk’ Maar het ligt niet aan God, het ligt aan ons. De oorzaak is, dat wij de betekenis van het woordje dood niet begrijpen.

Dood zijn betekent niet, zoals de wereld vaak denkt: opgehouden hebben te bestaan, maar: gescheiden zijn van, afgesneden zijn van, geen contact hebben met.

Dat onze oude mens dood, is, betekent dus niet, dat hij niet meer bestaat, maar dat hij gescheiden is van de zonde, dat hij niet meer leeft in de zonde, dat hij, zo­als (Rom. 06:18) zegt, vrijgemaakt is van de zonde.

De Bijbel onderscheidt 3 vormen van dood zijn, maar ook 3 vormen van levend zijn bij de mens, n.l.: het gees­telijk dood zijn tegenover het geestelijk levend zijn; het levend zijn van de oude mens tegenover het dood zijn van de oude mens; het lichamelijk (biologisch) lovend zijn tegenover het lichamelijk dood zijn.

De geestelijke dood en het geestelijk leven

De mens, die Jezus niet kent, is dood vanwege zijn zonde, hij is geestelijk dood. Dit wil niet zeggen, dat de geest van deze mens niet bestaat. (1 Kor. 02:11) leert ons, dat de onbekeerde mens ook een geest heeft). Dit betekent, dat hij gescheiden is van de levende God. Hij heeft gezondigd en daardoor mist hij de heerlijkheid Gods, hij heeft er geen deel aan (Rom. 03:24)

Maar wanneer deze mens, een dode zondaar, zich door het bloed van Jezus laat reinigen van zijn zonde, valt de scheiding weg en komt hij in contact met God, de bron van eeuwig leven en zijn géést ontvangt het leven uit God. Hij wordt wedergeboren en is tot leven gekomen.

De gelijkenis van de verloren zoon laat ons de betekenis van dood zijn heel duidelijk zien. Als de zoon bij zijn vader teruggekeerd is van zijn verre reis, zegt deze: “Mijn zoon hier was dood en is weer levend ge­worden”. In de volgende zin verklaart de vader zelf de betekenis van deze woorden: “Hij was verloren en is gevonden”(Luc. 15:24).

De zoon was dood, omdat hij ver bij zijn vader van­daan in een vreemd land er op los leefde. Dc afstand tussen het huis van zijn vader en dat verre vreemde land scheidde de zoon van de vader.

Zodra de zoon zich in de armen van de vader wierp, werd hij weer levend, hij was weer met zijn vader verenigd.

Ook wij waren eenmaal veraf, zonder hoop en zonder God in de wereld, maar nu zijn wij dichtbij gekomen, doordat wij geloven in het bloed van het Lam van Golgotha (Ef. 02:13). Wij zijn een nieuwe schepping, een nieuw mens geworden. Halleluja!

Gedood op Golgotha

Tot ons, nieuwe mensen, zegt God: Weet, dat uw ou­de mens mede gekruisigd is, wordt u ervan bewust, dat uw oude mens gedood is op Golgotha.

Onze zonden zijn weggedaan op Golgotha, doch wij zijn er pas van bevrijd, als wij dit feit aannemen. Zo is het ook met de dood van onze oude mens. Hij is pas dood als wij aannemen, dat hij met Jezus aan het kruis gestorven is en als wij daar dan ook achter gaan staan.

We moeten alle contact met de zonde verbreken. We moeten bewust de zonde de rug toekeren – dan staan wij met ons gezicht naar Jezus toe – we moeten bewust nee zeggen tegen de verleider tot de zonde, satan. Doch dit kunnen we alleen als we onze blik gericht houden op Jezus. Want voor u persoonlijk is de duivel niet bang, hoor! En voor mij ook niet. Maar voor Jezus is rij als de dood, want hij weet, dat Jezus hem op Golgo­tha eens en voor altijd overwonnen heeft. Halleluja! Er is kracht in het bloed van het Lam!

De natuurlijke dood

Ook bij de natuurlijke dood is er sprake van een scheiding, n.l. de scheiding van de geest en de ziel van het lichaam. Met andere woorden, wanneer iemand lichamelijk sterft, verlaten zijn geest en ziel het li­chaam. Het dode lichaam, dat nog bestaat, wordt begraven in de aarde. De geest en de ziel (van de geredde mens tenminste) leven verder bij God in de hemel.

Daarom zeggen wij wel, wanneer er iemand gestorven is dat hij is heengegaan. Deze mens heeft zijn lichaam verlaten om zijn intrek te nemen in het huis Gods. Bij de wederkomst van Jezus krijgt hij zijn lichaam in een nieuwe en onvergankelijke vorm terug.

Enkel vreugde!

“Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt” (Jak. 01:02-03). Hier zegt God ons, dat wij niet moeten treuren, omdat onze oude mens nog bestaat, maar dat wij er alleen maar blij om moeten zijn.

Als onze oude mens niet meer zou bestaan, dan zou de duivel immers niet meer bij ons kunnen komen om ons te verzoeken en dan zou er voor ons geen mogelijkheid zijn om de duivel, in de Naam van Jezus, te overwinnen, dan zouden wij niet met Jezus overwinnaar zijn.

Alleen iets of iemand, waardoor je bedreigd wordt, kun je overwinnen. Wanneer je op straat loopt en iemand valt je aan om je van je geld te beroven, dan kun je hem door van je af te slaan (weerstand te bieden) over­winnen. Doch als je op een mooie zomerdag in de tuin zit en er vliegt een vlinder om je heen en je knijpt hem tussen je vingers fijn, dan heb je hem wel vernietigd, maar niet overwonnen.

We kunnen de duivel alleen maar overwinnen als hij ons aanvalt. En als wij overwinnen, in de Naam van Jezus, zullen wij de kroon des levens ontvangen.

O, ik weet wel, wij overwinnen de duivel niet altijd. Wij staan hem nog wel eens toe om onze oude mens weer leven in te blazen, wij geven nog wel eens gehoor aan zijn verleidende stem. En dan is het mis. We zijn liefde­loos en hard tegenover onze medebroeder. Onze tong hou­den we niet in toom, en … en … en .. .

Maar God zegt; het moet voor u vaststaan, dat gij dood zijt voor de zonde (Rom. 06:11).

Weersta de duivel, vast in het geloof, en hij zal van u vlieden.

En wanneer wij- de proef- doorstaan hebben, zullen wij de kroon des levens ontvangen. Halleluja! (Jak. 01:12).    

 

Zijn wij waarlijk Zijn discipelen door J. Noë.

“Onthoud het goed niet aan wie het toe­komt, terwijl het in uw macht is het te doen. Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug, morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt” (Spr. 03:27-28) .

Lieve vrienden, ik kreeg het in mijn hart om hier­over te schrijven. De nood is groot in de wereld. Satan gaat rond als een briesende leeuw, omdat hij weet, dat zijn heerschappij spoedig ten einde zal zijn. De zonde neemt hand over hand toe; ongeloof, on­reinheid, tuchteloosheid, wetteloosheid, occultisme, misdaden, enz., worden met de dag erger. En wat is daarvan al niet de kerken en groepen binnengedrongen? Het moet toch voor u duidelijk zijn, dat de ware christenen, hiermede bedoel ik de werkelijke volge­lingen van Christus, hiertegen stelling moeten nemen. Door rustig thuis te blijven zitten en met een vroom gezicht tegen elkaar te zeggen: “’t Jonge, ’t jonge, het is toch wel erg tegenwoordig. De mens luistert niet meer naar God en Zijn gebod en gaat maar zijn gang. We zullen hiervoor bidden”, en anders niet is zeker niet Gods wil.

We hebben als Zijn kinderen, u bent er toch van overtuigd dat u er een bent, als Zijn discipelen een opdracht te vervullen. In verband hiermede ga ik uw aandacht vestigen op enige Schrift gedeelten.

Ten eerste in het Oude Testament. In (Ez. 03:16-21) lezen wij:

“Na verloop van zeven dagen kwam het woord des He­ren tot mij: Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waar­schuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult ze­ker sterven – en gij waarschuwt hem niet en spreekt niet om de goddeloze voor zijn goddelozen weg te waarschuwen ten einde hem in het leven te behou­den, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u reken­schap vragen. Maar als gij de goddeloze waarschuwt en hij bekeert zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw leven ge­red.

En als een rechtvaardige zich afkeert van zijn ge­rechtigheid en onrecht doet, en Ik een struikel­blok voor hem neerleg, dan zal hij sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en met de gerechte daden die hij gedaan heeft, zal geen rekenschap gehouden worden; maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. Maar als gij de rechtvaardige waarschuwt, opdat hij niet zondige, en hij zondigt niet, dan zal hij zeker le­ven, want hij heeft zich laten waarschuwen; en gij hebt uw leven gered”.

Dat is niet mis wat God hier tegen Ezechiël zegt. God heeft hem als wachter over Israël aangesteld en hij draagt daardoor een zeer grote verantwoordelijkheid. Als hij de hem opgedragen taak niet vervuld, zullen de gevolgen voor zijn rekening komen.

En nu gaan we over naar het Nieuwe Testament en lees u nu eens de gelijkenissen van de talenten en de ponden resp. in (Matt. 25:14-33 en Luc. 19:11-27).

Het is duidelijk wat Jezus met die gelijkenissen be­doelde. Zoals Ezechiël zijn verantwoordelijkheid had, als wachter over Israël, zo dragen wij als kinderen Gods, als Zijn discipelen, de verantwoordelijkheid over onze medemens. Wat wij van Hem ontvangen hebben mogen we niet voor ons zelf houden, mogen we niet renteloos laten liggen, maar daar moeten we mee gaan werken, dat moeten we uitdragen.

In Matthéüs, Markus, Lucas en Handelingen vindt u het zendingsbevel van Jezus aan Zijn discipelen. Aan alle volken moet het evangelie worden gebracht, ze moeten tot Zijn discipelen worden gemaakt en, zegt Je­zus: ”Leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb”.

Dit bevel begonnen ze ten uitvoer te brengen na de doop met de Heilige Geest. Met de doop ontvingen ze de gaven van de Geest en traden deze in werking; de Heer bevestigde Zijn Woord met wonderen en tekenen.

Om een goede discipel van Jezus te zijn, een ware getuige van Hem, moeten we dus gedoopt zijn met de Heilige Geest. Jezus zegt: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”. Getuige van Jezus zijn door woord en daad. Geloof zonder de werken is dood. Satan tracht op allerlei manieren, dikwijls zeer sluw en listig, te verhinderen dat u Jezus’ opdracht uitvoert. De televi­sie, de sport, muziek, lectuur, enz. heeft hij tot ware afgoden gemaakt van de mensen. Verder weet u zelf wel waar u een slaaf van bent geworden. Onwil, laksheid, zogenaamde moeheid,(ik heb geen zin vandaag, ik zal morgen wel zien) zijn welbekende werkingen des vlezes, die u er van weerhouden werk voor de Heer te doen.

Besef wel, lieve lezers, dat door dat alles mensen­levens verloren gaan. Er zijn mensen die zelfmoord heb­ben gepleegd, zelfmoord komt veel voor, doordat ze toen ze raad en hulp zo hard nodig hadden, tengevolge van omstandigheden niet geholpen werden. Als deze “omstandigheden” in ons leven dan die zijn welke ik hier­boven heb genoemd, is het wel droevig. De Heer zal ons rekenschap vragen.

“Onthoud het goed niet aan wie het toekomt, ter­wijl het in uw macht is het te doen. Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug, morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt”.

 

Het Brood des Levens door Jan W. Companjen

“Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren, en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”(Joh. 06:35)

Eén van de bekendste verzen uit Gods Woord is wel (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Vanuit dit Schriftwoord wil ik in dit artikel gaan doorgeven wat de Heer mij op het hart heeft gelegd. Ik ge­loof dat wij tezamen met alle heiligen mogen en zullen opwassen tot alle volheid Gods. Ik geloof dat Hij met Zijn Geest in u en mij meer zal gaan doen dan wij bidden of be­seffen, indien wij ons maar epenstellen en willen gaan luisteren naar datgene wat de Geest tot ons te zeggen heeft.

Het Woord van God is Geest en leven. Ook in de woor­den die hierboven zijn aangehaald speelt het leven de be­langrijkste rol. Jezus zeide: Ik ben het brood des le­vens, daartoe ben Ik in de wereld gekomen opdat zij, die in Mij geloven, eeuwig leven hebben.

Jezus kwam in de wereld, Hij kwam niet in de kerk, of voor de heiden; Hij kwam in de wereld. Een ieder die in die wereld, op die aarde van ons, verblijft, wil Hij eeuwig leven schenken door geloof in Hem. Heel het ge­loofsleven draait om Hem.

Zoals in de natuur alles is opgebouwd uit een aantal bouwstoffen bestaande uit kernen en elektronen, zo is ook in het bovennatuurlijke deze wet te vinden: namelijk in Jezus Christus die de Kern van al het geestelijk le­ven is. Om Hem draait alles, Hij is de Kern door de Vader daartoe zelf geformeerd. Buiten Hem is er in dat Konink­rijk geen andere bouwstof te vinden.

Juist om deze dingen gaat het, nu wij in deze eindtijd weer opnieuw aangedaan worden met Kracht van omhoog, als het ware opgenomen worden in de elektronenbundel die om Hem, Jezus Christus, heen draait.

Wij worden met Hem een machtig bouwwerk, één mach­tig atoom. Enig, in Hem zijn alle elektronen op Hem gericht. Die Kern zal nooit gespleten kunnen worden. Alle andere elementen, het natuurlijke, zullen ver­gaan, doch dat ene Geestelijke bouwwerk zal blijven bestaan.

Ik wil u allen uitnodigen om werkelijk weer eens Geestelijk te gaan denken en geloven. De mens is ge­schapen om te leven. Niet alleen een natuurlijk leven van eten, drinken, paren en bouwen, dat doen uitein­delijk de dieren ook, neen, leven op de wijze waartoe vrij geschapen zijn.

In het 6e hoofdstuk van Johannes, waarin het gaat om het Brood des Levens, vragen de mensen die Jezus volgden, wat zij moesten doen om de werken Gods te mo­gen werken (Joh. 06:28). Jezus antwoordde en zeide: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem die Hij gezonden heeft. Zij worden teruggeworpen op Hem die door de Va­der gezonden is.

Deze boodschap zal centraal komen te staan. Alles wat Hem aangenomen heeft zal tot scheiding gedwongen worden doordat al het andere zal worden afgebroken. Organisaties, kerken, ambten, enz., die bepaalde ze­kerheden gaven zullen allen afgebroken worden. Zij zullen door het vuur dat reeds overal woedt vergaan als hooi, stro en stoppelen.

Het volkomene daarentegen zal aan het licht komen als goud door het vuur beproefd. Zoals de natuurlijke tempel te Jeruzalem afgebroken is, zo zullen ook de natuurlijke tempels in de heidenwereld afgebroken worden. Dit zeide Hij van Zijn lichaam, Zijn Lichaam zal na de afbraak van het natuurlijke opgestaan zijn en een volk zijn van koningen en priesters.

Een goed priester brengt volkomen offers. Hij bracht als Hogepriester van onze belijdenis een vol­komen zoenoffer voor onze zonden. Wij mogen als pries­ters in Zijn dienst dank- en vreugdeoffers brengen en dat zal Hij zien tot verzadigens toe.

Een goed koning ruimt alle afgodendiensten op. Zij breken de afgodsbeelden af, al lijken ze nog zo heilig. Denk aan de slang van Mozes. Zij slechten alle hoogten, dat wil zeggen zij ruimen alle herinneringen aan afgoden­diensten op. Zij ruimen alle vijanden van heit volk radicaal op.

Het gehele Oude Testament is ons in deze als voor­beeld geschreven. Zij geeft in het natuurlijke weer hoe onze geestelijke strijd moet zijn.

De mens is geschapen om te leven. Dit leven is ons in Christus geschonken. In Christus mogen wij het zout der. . aarde zijn en het licht op de kandelaar. Daarom roept Hij ons op in Hem te geloven als het brood des levens. Hij roept ons als het ware op om Hem geheel te aanvaarden en ons hele wezen met Hem te vullen zoals brood ons lichaam voedt en ons gehele lichaam bereikt door middel van het bloed waarin de voeding is opgenomen.

Zo wil Hij voor ons het brood des levens zijn. Dan zui­len wij, door Zijn Geest geleid, de werken Gods werken. Dan zullen wij het Goddelijke leven hebben. Voor God.de Vader leven wij dan pas als vrij een Geestelijk leven leiden, dan komen wij tot ons Goddelijke doel en dan kunnen wij pas over het natuurlijke heersen.          .

Reeds voordat Jezus tot Zijn discipelen zeide: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”, had de hoofdman te Kapérnaüm (Matt. 08:05-13) blijk gegeven dat hij de opdracht van Jezus begreep. Toen Jezus tot hem wilde komen zei hij: Spreek slechts één woord en alle machten en krachten zullen voor Uw woord moeten wijken.

Hij was hoofdman en zei tegen zijn knechten: Ga, en zij gingen; kom, en zij kwamen. Zo als hij zijn soldaten zond, zo zag hij Jezus als Heer over alle machten en krachten in de zienlijke en onzienlijke wereld.

Zijn antwoord heeft een machtige uitwerking en Jezus roept uit: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zo groot geloof, inzicht, gevonden. Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanlig­gen, als niet-Jood, met Abraham, Izak en Jacob in het Koninkrijk der hemelen, maar de kinderen van het Konink­rijk, voor wie het bestemd was, zullen uitgeworpen worden.

Er is een oplossing voor deze wereld, er is een op­lossing voor iedereen. Alle valse zekerheden zullen wegvallen, het natuurlijke voedsel zal niet meer voeden en er zal honger komen in het land. De geestelijke honger zal zéér groot worden, maar bij Jezus is er overvloed. Bij Hem zal er leven en overvloed zijn en dat alles om niet, net als bij Jozef, het geld wordt teruggevonden in de zak. De vleselijke broeders van Jozef zullen tot gehoorzaamheid gedwongen worden en voor het verkrijgen van voedsel Benjamin mee moeten brengen. Benjamin is in deze een type van de eindgemeente die vervuld is met de Heilige Geest. Benjamin is als Jozef uit een moeder, Rachel, geboren.

Alleen langs die weg is er behoud en uiteindelijk een machtige en uitbundige feestvreugde. Om tot dit grote doel te komen geeft Hij ons Zijn Geest. Daarom is ons de Geest uit God gegeven opdat wij weten zouden wat uit God is, opdat wij weten zouden wat Zijn weg is voor u en mij.

Hij kwam met Zijn Geest en door die Geest zal Hij ons leiden naar de volle waarheid.

Kom, sta op, Laat ons van hier gaan,

naar het Hemelse Jeruzalem, naar de berg Sion.

Sion, de stad der volken! (Psalm 87).

 

Positief geloof door Gert Jan Doornink

Wij leven in een wereld waarin de negativiteit hoogtij viert. Dit is heel begrijpelijk als we beden­ken dat de overste dezer wereld de duivel is.

Hij kwam de zonde, ziekte, dood, vrees en andere negatieve dingen in de wereld brengen. Dit was nooit Gods bedoeling geweest, want Hij had de wereld en alles daarop volmaakt geschapen.

In het scheppingsverhaal leest u niets over zonde en ziekte, over angst en dood, over zorg en twijfel. Daarom heeft de “overste dezer wereld” niet het laatste woord en zond God Zijn Eniggeboren Zoon Jezus Christus naar deze wereld om de duivel te ontwapenen en te overwinnen. De eindvernietiging van de duivel moet weliswaar nog plaats vinden, maar door de overwinning van Jezus heeft de mens reeds nu de mogelijkheid ont­vangen om te overwinnen.,

Dit is wonderbaar. Dit is een onvoorstelbare heer­lijkheid.’ Zodra wij Jezus Christus aanvaard hebben als Verlosser, heeft de duivel niet langer recht op ons le­ven. De Bijbel is op dit punt zeer duidelijk’. Paulus drukt het zo uit: “In Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk: en gij hebt de volheid verkregen in Hem” (Kol. 02:09). “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in. het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wien wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Kol. 01:13-14).

Vele kinderen Gods lozen deze en andere teksten. Ze vinden ze machtig en nochtans beleven ze er niets of weinig van. Ze geloven wel dat hun ziel gered is voor de eeuwigheid, maar hebben geen dagelijks overwinnings­leven. Hun geloof is zeer beperkt en veelal negatief. Hun geloof is gericht op de natuurlijke, zichtbare dingen en op de omstandigheden en situaties waarin ze geplaatst zijn.

Van een onwedergeboren mens is zoiets wel te ver­wachten. Immers ieder mens heeft geloof. Of hij het erkennen wil of niet, iedereen gelooft ergens in. Ook als iemand zegt “Ik geloof nergens in”, dan geeft hij daar­mee te kennen, dat hij wel gelooft ergens in, maar geen geloof in Jezus Christus heeft.

Als iemand gelooft in het bestaan van God en een an­der gelooft niet in het bestaan van God, dan hebben beiden geloof, maar het is verschillend gericht. In dit artikel wekken wij u op om positief te geloven, dat wil zeggen, het geloof in God, Zijn Woord, Zijn Zoon, de Hei­lige Geest en het feit dat wij door het geloof in Jezus een nieuw, Goddelijk, eeuwig leven ontvangen.

Nu komt het er op aan dat een wedergeborene ook in het dagelijks leven positief geloof openbaart. Het ge­loof wat wij van God hebben ontvangen moet “in werking” gesteld worden. Anders is het negatief, dood.

Het ligt niet aan God als er niets beleefd wordt van wat Hij beloofd heeft in Zijn Woord: gezondheid, overwinning, kracht, blijdschap, enz. Alleen positief geloof doet ons deze beloften beleven.

Negatief geloof richt zich op de omstandigheden, op alles wat de duivel ons voorspiegelt. En de duivel is een leugenaar, een dief en een moordenaar…..

Als wij positief geloven heeft dit heerlijke gevolgen in ons leven.

We beleven de overwinning over iedere aanval van de satan. We ervaren dat het waar is wat Jezus heeft gezegd in (Luc. 10:19): “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehe­le legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”.

We zijn anderen ten zegen. Hoe zullen wij de men­sen kunnen opwekken om positief te geloven in Jezus als wij zelf dat geloof niet openbaren?

We zijn gered als Jezus komt. Terecht stelt Je­zus in (Luc. 18:08) de vraag; “De Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”

Jezus zal kerken, groepen, organisaties, gelovigen vinden als Hij komt, maar zal Hij het echte, positieve geloof bij hen vinden? Wat vindt Hij – als Hij op dit moment zou terugkomen – bij u? Dit is een zeer ernstige vraag. De komst van Jezus is zeer nabij en de nood van de wereld wordt steeds groter.

Laat u niet langer op één of andere manier binden door de vorst der duisternis, maar ga staan en hande­len in het positieve geloof wat Jezus u gegeven heeft. Alleen dan bent u een beelddrager van Jezus en heeft God een welbehagen in u (Heb. 11:06). Alleen dan bent u in de wil van God en kan Hij u ten volle in Zijn dienst gebruiken.

Door alle eeuwen heen zijn er mensen geweest die po­sitief hebben geloofd. De levende God vond dit geloof bij Luther en Wesley, bij Moody en Spurgeon, bij Hermann Zaiss en William Branham. En bij velen die nu leven en door de Heer machtig gebruikt worden. Maar vindt Hij het ook bij u???

 

“Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk” (2 Kor. 13:05).