1967.12 nr. 95

Levend Geloof 1967.12 nr. 95

Van de redactie

Redactie en medewerkers wensen alle lezers en lezeressen een voorspoedig 1968 toe!

Wij zijn erg dankbaar voor het vertrouwen dat u in het afgelopen jaar in ons blad hebt gesteld en hopen dat dit vertrouwen ook in het komende jaar niet beschaamd zal worden.

Wij danken de Heer voor de inspiraties die Hij ons gaf bij het schrijven van de talrijke artikelen, die slechts één doel hadden: de verkondiging van het (volle) evangelie in al zijn facet­ten.

In het nieuwe jaar hopen wij hiermee door te gaan. Wij rekenen opnieuw op de zalving en leiding van de Heilige Geest bij het schrijven van artikelen over talrijke on­derwerpen die de Heer ons in het hart legt.

Ook willen wij ons principe “onafhankelijkheid” hand­haven, dat wil zeggen: wij zijn niet gebonden aan een bepaalde kerk, gemeente, richting, groep, stroming of wat dan ook. Wij willen echter samen werken met allen die zich gereinigd weten door het bloed van Jezus en verlangen de volheid’ van Christus tot openbaring te brengen.

Wij staan positief tegenover gezonde gemeentevorming, als echter een groep of gemeente zich gaat afzetten tegen een andere groep of gemeente zien wij dit als een “ongezond” verschijnsel en aarzelen niet hiertegen te waarschuwen. De gemeentevorming is nog in een beginsta­dium en alleen door nauwkeurig te gehoorzamen aan de opdrachten van de Heilige Geest en Gods Woord blijf de volle evangelie beweging op de goede weg.

Juist in deze eindtijd, nu de machten der duisternis zich hoe langer hoe meer roeren, ómdat zij weten dat zij nog een korte tijd hebben, is het nodig dat het

evangelie van Jezus Christus compromisloos, radicaal en krachtig wordt gebracht, waarbij, wij willen waken voor liefdeloosheid en fanatisme aan de” ene kant en wereldgelijkvormigheid en verslapping aan de andere kant. Dit is ook het enige doel van Levend Geloof in 1968!

 

Gedachten bij de jaarwisseling

Van oud naar nieuw

Na het kerstfeest

Kerstfeest 1967 werd gevierd in een wereld waarin de mensheid hoe langer hoe meer de levende God de rug toekeert. Zonder ook maar één moment pessimistisch, somber of zwartgallig te willen zijn, zal ieder mens die de dingen eerlijk onder ogen wil zien, moeten toe­geven dat ondanks alle materiële verbeteringen die er zijn, de mensheid niet werkelijk gelukkig is. De ge­dachten aan de dood, kans op oorlog, ziekte, vrees, enz. tracht men op alle mogelijke wijze te onderdrukken, maar vroeg of laat, wordt men toch weer met de “narigheid” geconfronteerd, ondanks alle surrogaat-genoegens die er zijn.

Temidden van deze donkere en in de afgrond wegzin­kende wereld, leeft de gemeente van Christus. Tot hen behoren allen (ongeacht ras, stand of geloofsetiket) die door een persoonlijk geloof in Jezus Christus, weten dat hun zonden gereinigd zijn door het’ bloed, van Jezus.

De Gemeente van Christus vierde Kerstfeest, niet om het uiterlijk vertoon, maar omdat zij weet dat Jezus niet alleen in Bethlehems stal maar ook in eigen hart werd geboren. Welk een wonder! Welk een genade!

Hoe hebt u dit jaar kerstfeest gevierd? Is Jezus niet in uw hart geboren, dan was de Kerstfeestviering van u, in Gods ogen waardeloos, ondanks het feit dat u misschien wel een Kerstdienst in de kerk hebt meegemaakt ondanks het feit dat u misschien wel geluisterd hebt naar een kerstplaat op uw pick-up of gezien hebt naar een kerstwijding voor de tv.

Is Christus wél in uw hart geboren dan zal de dank­baarheid jegens Hem groot zijn, en juist op het Kerst­feest een hernieuwd hoogtepunt bereikt hebben. Dit kan op verschillende wijzen gebeurd zijn, maar bovenal zul­len wij – als het goed is – ons er opnieuw van bewust zijn geworden hoe groot onze verantwoordelijkheid is tegenover de miljoenen en miljoenen mensen, die ook dit jaar weer een surrogaat-kerstfeest hebben gevierd.’

Wij, die door Gods genade de ogen geopend werden voor j de volle waarheid, hebben de roeping en opdracht, om het waarachtige licht dat de duisternis in ons hart verdreef, ook tot doorbraak te laten komen in de vele mensenharten die Jezus nog niet kennen. Velen wachten’ op de volle openbaring van Jezus Christus door dé Gemeente. Vele wedergeboren (dus échte) Christenen openbaren nog teveel wereldgelijkvormigheid, gebondenheid, vleselijke gezindheid, etc. in plaats van de kracht, overwinning en liefde van Christus.

Oud en nieuw

Het bekende, maar vaak veel bekritiseerde lied: “Uren, dagen, maanden, jaren; vliegen als een schaduw heen1‘. , be­vat in elk geval deze waarheid dat de tijd als “een scha­duw heenvliegt”. De apostel Jakobus drukt het zo uit: “Gij zijt een damp, die voor korte tijd verschijnt en daarna ver­dwijnt” (Jak. 04:14). Het is waar wat de apostel Paulus schrijft in (1 Kor. 07:29): “De tijd is kort”. Vooral bij de Jaarwisseling worden wij ons dat weer ten volle bewust.

Dit korte leven, van maximum 80  a 100 jaar, is echter uitermate belangrijk. Er wordt dan n.l. beslist waar wij de oneindige eeuwigheid zullen doorbrengen, in de hemel of in de hel, oftewel voor eeuwig in gemeenschap met God of voor eeuwig gescheiden van God. De aloude vraag “Waar zult u zijn in de eeuwigheid?”, is vandaag nog even actu­eel als honderd of tweehonderd jaar geleden. Het is een vraag die wij zelf moeten beantwoorden. Er wordt niet over ons beslist waar wij de eeuwigheid door zullen bren­gen, maar wij moeten zelf beslissen. Paulus schrijft in (Rom. 03:23-24): “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus”. Als wij niet de beslissing voor Jezus nemen, blijven wij in de greep van de duivel en zijn voor eeuwig verloren. Alleen door een persoonlijk geloof in Jezus Christus worden wij een nieuwe schepping. Wij worden wedergeboren en de Goddelijke natuur komt in ons. Het nieuwe leven begint zodra wij Jezus aannemen als onze persoonlijke Verlosser.

Velen zijn rond de Jaarwisseling vol goede voornemens. Zij willen het nieuwe jaar met een schone lei beginnen en niét weer vervallen in fouten en tekortkomingen van het oude jaar. Maar al spoedig blijkt dat alle voornemens en goede bedoelingen op niets uitlo­pen. Het werkelijke nieuw leven begint niet met een nieuw jaar, maar door met Jezus een nieuw leven te beginnen!

Mijlpaal

1967-1968. De jaarwisseling is als een mijlpaal  die ons bewust doet zijn dat de wederkomst van Jezus Christus’ steeds dichter bij komt. Immers ieder jaar, iedere dag, ja iedere minuut, brengt ons dichter bij die dag waarop we voor het eerst Jezus zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Welk een dag zal dat zijn! Verlangt u ook naar die dag?

Bedenk dan, dat. de genadetijd nog kort is en zeer velen Jezus nog niet kennen als hun persoonlijke Ver­losser en Bevrijder. Op ons rust de verantwoordelijk­heid hen bekend te maken wie Jezus is. Wees een le­vend, brandend, actief getuige van Jezus. . Christus in 1968’

Het Woord

Meer dan ooit in de geschiedenis worden wij overspoeld met woorden. De moderne publiciteitsmedia als krant, radio en tv overstromen ons met woorden van mensen. Partijleiders, staatshoofden, geleerden, gees­telijken, enz. produceren een woordenstroom, met als enig doel onze gedachten te beïnvloeden. Dat zal in 1968 nog erger worden. Mensenwoorden gaan echter voorbij! Ze hebben misschien tijdelijk enige betekenis, maar als ze niet geïnspireerd zijn door de Heilige Geest zullen ze als sneeuw voor de zon verdwijnen.

1967 is voorbij, alles gaat voorbij, hemel en aarde zullen voorbijgaan…

Alleen Gods woord houdt stand in eeuwigheid! Gods Woord is het eeuwige, onvergankelijke zaad, waaruit ook wij geboren zijn (1 Petr. 01:23-25?.

Halle­luja!

Lees daarom in het; nieuwe jaar meer dan ooit tevoren de Bijbel, het Woord van God. Put uw kracht uit Gods Woord. Richt uw leven in naar de aanwijzingen uit Gods Woord. Lees dagelijks biddend Gods Woord.’

Het machtige uitzicht

Gods Woord vermaant ons heel vaak als gelovigen niet terug te zien, maar vooruit te zien! Paulus schrijft: “Eén ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uit strekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” (Filip. 03:14).

De nabije toekomst is 1968, met als grote opdracht: “Uitvoering van het zendingsbevel van Jezus: Wees Mijn getuige door woord en daad. Wij zijn gered om te redden; Bevrijd om te bevrijden! Het uitvoeren van deze grote opdracht zal in de nabije toekomst – dus ook in 1968 – niet gemakkelijk worden. Naarmate de duisternis in deze wereld toeneemt en het morele verval ongekende vormen zal gaan aannemen, zal ook de haat en vervolging tegen het waarachtige christendom toenemen. Daar staat echter tegenover een toename van kracht en liefde in de echte kinderen Gods, die hun leven geheel hebben gegeven in dienst van de Meester. Zij weten met Paulus dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegenover de heerlijkheid die straks over ons geopenbaard zal worden.

Hemel en aarde zullen voorbijgaan. . . . . . . “Wij verwach­ten echter’ naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieu­we aarde, waar gerechtigheid woont”

(2 Petr. 03:09). Welk een uitzicht! Welk een toekomst! Halleluja!

 

Jezus overwon satans macht door Dirk A. Wols

”De God nu des vredes zal weldra de satan on­der uw voeten vertreden”(Rom. 16:20).

De macht van de satan is groot. Als we dit zo schrij­ven, dan weten we, dat sommige mensen boos worden. Ze worden kriebelig als we schrijven over de macht van sa­tan. We moeten het evenwel doen, want de satan gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden. Sluit de ogen niet even, maar gun u eens een blik in de inrichtingen, in mensen, die bezet gebied zijn van de één of andere macht. Welk een ellende mateloos groot. Welk een niet te peilen wee over de­zulken. Sommigen gaan brullende als een koe door het leven, vastgeketend aan hun ledikant. Maar ook buiten de inrichtingen is veel geestelijke ellende en geeste­lijke armoede, veel stelen van geestelijk voedsel, geen houvast in dit leven.

Nu kunnen we alle nood niet oplossen. We zijn niet geroepen om de inrichtingen binnen te gaan en aan de lopende band duivelen uit te werpen. Dit is ook niet mogelijk. De macht daartoe is er zeker. Door de kracht van het bloed van het Lam kan ieder mens vrij komen van de machten der hel. Maar… wat we niet kunnen, dat is, . de mens af doende vrijwaren voor nieuwe bezetting als hij weigert hart en leven aan Jezus te geven. Zodat de bevrijding een slechts tijdelijke zaak blijft.

Echter, voor hen, die willen bevrijd, worden is er verlossing door het bloed van Jezus, en die willen waarlijk hun leven aan Jezus te geven, voor hen is er ook blijvende verlossing. Halleluja.

Ook voor hen, die in de wil gebonden zijn, is er ech­ter ook verlossing van de macht der demonen. Daarna moet door onderwijs afgewacht worden of zij zichzelf door wedergeboorte beveiligen door het bloed van het Lam tegen de ongetwijfeld opdringénde machten. De bevrijding is echter zó onwedersprekelijk dan dat zij niet anders dan kunnen erkennen dat zij vrij zijn van de macht, die hen bond.

Toen we de strijd aanbonden tegen een legermacht van 500 hebben we nimmer getwijfeld aan de almacht van Jezus. Ten laatste overwonnen we in Zijn kracht en door Zijn bloed. Ook de wildste en ontembaarste mach­ten zijn machteloos onder de bediening van het bloed van het Lam en zullen het veld moeten ruimen. Daar zijn geen grenzen aan Jezus’ macht.

Let wel, het gaat hier niet om handoplegging. Dui­velen worden niet uitgeworpen door handoplegging. Het gaat hier om wezenlijke strijd tegen machten die eerst openbaar moeten komen door het bloed van het Lam. Door openlijke tentoonstelling heeft Jezus over hen getri­omfeerd. In Zijn kracht staande vrezen we geen kwaad want door datzelfde bloed zijn wij onaantastbaar in de geweldige worsteling met de hel.

Sommigen zeggen, dat men gebondenen niet mag aanraken. Is men daarvoor bevreesd, dan moet men de strijd met de machten niet aanbinden. Gelooft men niet in eigen onaantastbaarheid door de kracht van het bloed van het Lam, maar is er versaagdheid en geen voldoende vertrouwen in Jezus’ overwinnende kracht, houdt u dan verre van het wezenlijke strijdtoneel waar reële dachten met der daad worden uitgeworpen, uitgedreven, en niet door te aaien uitgegaan.

De machten variëren in kracht en sterkte. Er zijn sterke vorsten onder hen, die zich zomaar niet gewon­nen geven, er zijn legeraanvoerders over éen legermacht, die taaie tegenstand kunnen bieden, maar alles zwicht voor de kracht van het bloed van het Lam. Som­migen verwerpen de strijd. Zij menen, dat de boze hup één, twee, drie het veld moet ruimen. Zij menen (te­recht) dat de strijd die Israël voerde tegen de om­ringende volken in het Oude Testament de afschaduwing is van de geestelijke strijd tegen de geestelijke nachten. Maar zij verwerpen gemakshalve de zware strijd die eraan verbonden kan zijn. Als ‘men die verwerpt, waag u dan niet aan de strijd met de machten. Men be­reikt wel dat men de machten kan binden voor een tijd maar van uitwerping is geen sprake. Het slachtoffer er­vaart geen bevrijding, wel een tijdelijke verlichting. Wij zullen echter niet alleen binden, maar ook uitwerpen. Begin er echter niet aan als men de strijd vreest.

De machten vrezen onze grote woorden niet. We hoor­den zo van broeders, die wel eens eventjes die machten zouden binden en uitwerpen. Zij legden de handen op, maar er gebeurde nooit wat, maar zij meenden, dat de zaak in de hemelse gewesten nu beslist was. Zij vergaten echter, dat, als de macht werkelijk overwonnen is in uitwerping voor die mens, er ook een wezenlijk antwoord van die mens moet komen. Hij of zij moeten erkennen, dat ze be­vrijd zijn en als zij dit niet erkennen dan is er iets scheef.

Bij een wilde macht, die gebruik maakte van de spier­kracht van het slachtoffer, riepen we eens de hulp in van broeders om handen en voeten vast te houden, bij een volgende bediening. Ze weigerden omdat ze de zaak on­zichtbaar wilden houden en niet geloofden wat het evan­gelie zegt over machtsvertoon van demonen. Achteraf wa­ren we blij met hun weigering, want nog geen tien man hadden de macht in bedwang kunnen houden en ook wijzelf waren nergens meer geweest en hadden ergens verminkt in de hoek van de kamer gelegen, ware het niet dat door een bijzondere openbaring van het. bloed van het Lam de macht machteloos gebonden zijn uitwerping tegemoet ging. Glorie voor Jezus.

Wij hebben gezien dat Jezus overwint de macht van sa­tan. Men moet echter geen hoge gedachten koesteren dat we het zelf kunnen. God doet het wel door ons heen. Het is echter de kracht van Jezus die de overwinning geeft. Ten onrechte menen velen, dat we de machten, die gaan spreken de mond moeten snoeren. Waarom? Is men be­vreesd? Ondervraag de gearresteerde en maak gebruik van de gelegenheid, want Jezus heeft de machten en overhe­den openlijk tentoongesteld. Deze tentoonstelling grens grenst aan het ongelofelijke, want in hun angst en wee maken zij alle geheimen bekend waardoor zij moeten wijken. Stel u voor, dat de rechter de misdadiger niet meer mag ondervragen. Zodoende blijven we dom, omdat we van de openlijke tentoonstelling van machten en overheden geen vrijmoedig gebruik durven of willen maken. Het is een geschenk van Jezus. Soms deden de machten gruwelijke voorstellen, te erg om neer te schrijven, maar als onaantastbare in Jezus zijn wij bestand tegen iedere vijandelijke aanval.

We hebben gezien dat; de machten vrezen voor Jezus. Ze zijn ontzettend benauwd als er werkelijk front te­gen hen gemaakt wordt omdat ze weten, dat het dan met hen gebeurd is, mits er op de juiste wijze gestreden wordt. Zij kennen hun bestrijders en willen eerst zijn volharding trachten uit te vissen. Voorzichtig stel­len wij vast, dat een bediening van een uur wel voldoende is om reële lichte machten uit te werpen. De­ze tijd kan bekort naarmate de frontvorming allerwege toe zou nemen en onze inzet volkomener wordt, want God heeft er een machtig welbehagen in als Hij ziet dat wij voor elkaar op de bres staan.

Geen grenzen aan Jezus’ macht. De tomeloze macht moet wijken voor de kracht van Jezus’ bloed. Die werkelijk vrij wil, kan vrij komen door Jezus’ bloed. Door een bloedbediening zullen zij in paniek het veld moeten ruimen. Glorie voor Jezus. Jezus overwon satans macht. Het is mij een diepe vreugde u te melden, dat niets tegen Jezus bestand is, en alle macht moet wij­ken en dit ook werkelijk door het slachtoffer wordt erkend. In de nazorg gaat het erom, hen te vrijwaren van oprukkende machten zodat zijzelf overwinnaar wor­den door datzelfde bloed van het Lam waardoor zij be­vrijd zijn. Dit vergt wel eens tijd en de noodzaak om ook de teruggekeerde machten weer te bestrijden als het slachtoffer door hen weer onder de voet is gelo­pen. Maar ook terugkerende machten wijken voor de kracht van het bloed van het Lam en het slachtoffer heeft een dure les ontvangen daar terugkerende mach­ten niet zo erg soepel meer zijn. Zó leert langzaam maar zeker het slachtoffer te staan in de kracht van Jezus daar hij de bevrijding ervaren heeft van Zijn bloed. Geduld en volharding kenmerken de strijd tegen de machten. Dat geduld valt niet altijd gemakkelijk op te brengen. Ik kan u niet meer helpen, schreven we eens aan een gebondens, die bevrijd was geweest, maar de machten waren teruggekomen op een aan te wijzen tijdstip. Maar glorie, Jezus kon het wel, en weer vluchtte de vijand voor de geweldige kracht van het ‘bloed, zij het dan na zware gevechten en zware te­genstand.

De macht moest erkennen, niet opgewassen te zijn te­gen de kracht van het bloed van het Lam. Glorie voor Jezus!

 

De scheiding door Jan W. Companjen

“Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God” (Heb. 03:04).

Langzaam maar zeker groeien wij weer op naar een hoogte waar we weer uitzicht gaan krijgen op het geestelijke doel van de Gemeente als het Lichaam van Chris­tus. Overal ritselt het en hier en daar laait het vuur van verlossing en bevrijding steeds hoger op. Op het kerkelijke erf worden hier en daar de remmen aange­draaid om een nog verder afglijden te voorkomen, o. a. zijn 24 predikanten bezorgd over het apostolaat in de kerk en zij vragen zich af of dit wel juist is. In dit verband merken zij op dat de kerkelijke leiders in supe­rieure hooghartigheid, die nergens anders op berust dan op “wereldse wijsheid”, het geloof der gemeente, dat wil zeggen van de gelovigen, als fundamentalistisch, piëtis­tisch, achterlijk of niet modern brandmerken. Zij zijn van mening dat het schort aan rechte Bijbelse prediking en dat er een diepe schuld op de kerk ligt met name te­genover hen die de kerk om die reden verlieten. Het is nu de tijd, aldus die brief, om terug te keren tot de ware prediking, de vervulling van de pinksterbelofte.

Uit de reacties die hierop volgden, kan men klaar en duidelijk leren dat de scheiding der geesten in volle gang is. Aan de ene kant vindt men de hunkerende en zoekende Christenen die wakker geschud zijn en tot het

inzicht gekomen zijn dat het door Christus bevrijdde, volk, volkomen onder de ban van hélse, demonische, machten, tot een gebonden, geketend en vruchteloos lichaam is geworden. Het visioen in Ezechiël 37. Het dal met de doodsbeenderen- is hiervan een beeld. Zij hunkeren naar herstel door middel van de Geest Gods die de beenderen weer bijeen zal brengen en zal ver­vullen met de Geest Gods. Aan de andere kant ziet men de grote scharen christenen die herstel zoeken in een steeds meer samengaan tussen kerkelijke denominaties, waarbij niet het bloed van Jezus als de grondslag van het nieuwe verbond wordt gezien doch gefundeerd wordt op menselijke instellingen en/of overwegingen. Ieder verlangen naar een geestelijk herstel wordt in deze laatste lering als overdreven gedoe van de hand gewe­zen. Het is dan ook geen wonder dat een echt gemeende oproep tot terugkeer naar een gemeente, die overeen­komstig wil zijn met Gods Woord, geen enkel goed woord uit die kringen ontvangen heeft.

Het is tijd dat het mes er diep ingaat en dat de Jonathans, die David (Jezus) kennen, er oog voor gaan krijgen. , dat de tijd voor afzondering en uittrekking aanstaande, c. q. aangebroken is. Indien zij niet tot deze afzondering kunnen besluiten kon het wel eens gebeuren dat zij met het oude geestelijke huis, waar­van Saul een type is, te gronde gaan. Men leze da. ar- voor maar eens de geschiedenis van Jonathan na. On­danks zijn grote , kennis van zaken, waarbij, hij het niet onder stoelen of banken stak dat hij wist dat een nieuw koninkrijk aanstaande was en dat hij een zeer grote liefde bezat tegenover de a.s. koning,  David, bleef hij toch steken in de oude systemen van zijn va­derlijk huis. Hij stierf samen met zijn vader op het slagveld. Hij durfde het niet aan om met David de. woestijn in te gaan en daar in een spelonk te verblij­ven met een stelletje ontevredenen en schuldenaren. Toch behoorde dat groepje mensen tot de geroepenen, die in de woestijn klaargemaakt werden voor de rege­ringsfuncties in het komende vrederijk. Lees Gods Woord er maar op na. Zij hadden niet alleen geloof in het komende rijk met zijn koning doch zij durfden er ook naar te handelen. Geloof dat zonder “werken” ge­paard gaat is géén geloof. Geloof zonder de werken is dood. Wij zullen echter de kunst moeten leren verstaan om te handelen overeenkomstig de wil van Hem die onze Leidsman is. Zoals Hij gezonden werd door de Vader, zo zendt Hij ons. Hij deed geen ding of Hij. had het de Vader zien doen. Hier ligt het geheim. Hij wist te zijn in de wil des Vaders. Jezus hielp een ieder die tot Hem kwam of die Hij, innerlijk daartoe door de Geest geleid, per­soonlijk riep of bezocht. Deze laatste gevallen zijn uit­zonderingen. Er lagen er tientallen in het badwater te Siloam, toch ging Hij er maar één bezoeken. Door de Geest geopenbaard, wist Hij wat er met deze man aan de hand was en na zijn genezing gaf Hij hen dan ook de waar­schuwing mee, dat hij niet opnieuw moest zondigen, opdat hem niet iets ergers zou overkomen. Dit zijn keiharde feiten die de mens zonder meer op beide benen zet. De verantwoording bij de genezen mens is groter dan bij welk ander schepsel ook. Hij dient te weten tot wiens glorie en eer hij leeft. Hij dient te weten dat hij kroon der schepping is en dat hij zich dientengevolge konink­lijk dient te gedragen. Dit gedrag zal in ons jonge geestelijke leven nog wel eens een kneus krijgen, doch wij dienen op te wassen tot rechtgeaarde goede koningen uit één stuk. Dat is het doel en daartoe gaf Hij ons Zijn heerlijkheid. Ja, dat leest u goed, Hij gaf ons Zijn heerlijkheid opdat wij zullen kunnen opwassen tot Zijn volheid, tot mensen uit één stuk, mensen geboren en gevormd naar het beeld van Christus. Deze volmaking is een werk van Zijn Geest. Die Geest zal het doen, indien wij daar hunkerende en jagende naar zijn. Datgene doende wat Zijn Geest ons zegt en openbaart. Gelovende dat de weg die Hij in ons hart legt de enig goede weg is. Dat wij daartoe machtige gaven des Geestes ontvangen hebben is een zaak die steeds beter moet gaan functioneren. Door de gave van profetie wil Hij ons door de mond van anderen bevestigen dat de in ons levende weg een goede weg is. In moeilijke omstandigheden wil Hij door een Goddelijk Woord van wijsheid ons de juiste oplossing geven, terwijl Hij bij ziekte door middel van de gave der genezing alle nood kan lenigen. Al deze dingen dienen ook daarvoor dat wij tot de volmaaktheid kunnen komen.

Wij zullen onberispelijk zijn naar geest, ziel en lichaam, dat is Zijn wil. Gelooft u in deze dingen? Is uw hart bereid tot de ontvangst van dit heil? Bent u ook op weg om toegerust te worden, om dienstbaar te zijn in het komende Rijk waar Jezus met de Zijnen zullen rege­ren. Het Lichaam van Jezus, de Gemeente, is geroepen om de grote eindfase ten uitvoer te brengen. Zij is geroepen om een grote geestelijke taak te vervullen. Ga vanuit dit gezichtspunt weer eens opnieuw het boek’ Openbaring bestuderen. De eerste hoofdstukken hande­len over dé gemeenten, zoals wij die tot op heden ge­kend nebben. De overwinnaars gaan het heil beërven, zullen gekleed worden in witte klederen, zullen ge­maakt worden tot zuilen in de Tempel Gods. Zij zullen met Hem aanzitten in de troon van Hem die gezeten is in s Vaders troon. Dan zien wij in. de volgende twee hoofdstukken dat de hemel geopend is en een machtige omschrijving van de hemelse macht van Jezus en Zijn heerlijkheid. De boeken worden geopend en de oordelen gaan over de wereld komen. Dan zien wij aan de ene kant de verzegeling en toerusting van al de Zijnen en een oogst zo groot dat ze niet te tellen is en aan de andere kant de ondergang van de valse kerk, de hoer, Babylon. De scheiding tussen tarwe en onkruid, Dolik, een vergiftige grassoort, die eerst bedriegelijk veel op tarwe lijkt, komt steeds duidelijker aan het licht. Steeds dringender zal de roep gaan weer­klinken dat wij uit moeten trekken uit die kerken, groepen of gemeenschappen waarin wij niets meer of steeds minder horen van de verlossing die er alleen maar is in Jezus Christus.

Het nieuwe verbond is in Zijn, bloed. Een andere weg is er niet. Persoonlijk zal een ieder deze verlossing moeten aanvaarden. Dit is de weg door de Vader zelf
bepaald. In deze eindtijd zal deze waarheid nog eenmaal keihard, recht op de man af, verkondigd worden.
En, prijs de Heer, ook aangenomen worden. Het zal zijn een schare die niemand tellen kan. Zij hebben allen hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed des Lams. In de Bruiloftszaal hebben de gasten witte klederen aan en er is er slechts één zo eigenwijs die meent dat het ook wel in het oude pakje (de besnijdenis c. q. kinderdoop), het verbond van Abram, kan. Zijn Huis wordt nu gebouwd, dat Huis wordt een Geestelijk Huis. Hij is de Hoeksteen en wij mogen levende stenen zijn. Hij heeft ons getoond hoe de Vader dit Huis gebouwd wil hebben.

Willen wij gehoorzaam zijn dan geeft Hij ons Zijn Geest opdat onze sterfelijke lichamen geestelijk levend ge­maakt zullen worden tot eer en glorie van Zijn Naam.

 

Hoe loopt u? Waar loopt u? (4) door J. Th. Kuyck

Ja, het “Hoe loop je?” hangt helemaal af van de plaats waar je loopt. Om vertrouwelijk met iemand om te gaan moet je wel heel zeker zijn van de veiligheid die je bij die persoon zult vinden.

Veiligheid? Dit leven geeft je weinig veiligheid en de mensen om je heen geven je ook maar weinig veilig­heid. Wat een rust is het dan te weten, dat er een God is, die ons door alles heen altijd lief blijft hebben. Geen vreemde God, maar een God, Die we juist beter heb­ben leren kennen toen er bij ons iets mis ging.

Guurtje voelde zich niet veilig bij die vreemde me­vrouw en omdat die mevrouw in haar gevoel zó ver boven haar stond, deed ze zo wanhopig haar best om met haar in de pas te blijven.

Herkent u uzelf hier in? Doen wij niet precies het­zelfde als we ook wanhopig proberen om met God in de pas te blijven, bijvoorbeeld door strenger de wet te hou­den of door meer wonderen, ik zou haast zeggen te fok­ken. Hebt u er wel eens over nagedacht dat als onze Heiland zegt: “In Mijn Naam. . . . ,. “, Hij dan eerst een be­vel aan u moet geven waar en hoe u Zijn Naam moet gaan gebruiken?

Hij gaat met Zijn kinderen net zo om als ik vroeger met de mijne. Mijn jongetjes kochten eens in een snoep­winkeltje handen vol snoep met de mededeling er bij: “Het mag van tante Jacq”. Ze moesten ze netjes terug brengen en wat al opgegeten was uit hun eigen spaarpot beta­len. Ze konden en mochten ook niet zeggen: “In naam van tante Jacq”, daar had ik ze geen tóestemming voor gegeven.

Hoe het dan wel moet? Ook nu, nu het de satan steeds meer gelukt onze aandacht meer te bepalen bij de “kleine” wonderen van genezing dan bij het grote wonder dat Gods eigen Zoon onze straf op Zich nam. Daarom i^il ik met u de loop van zo’n genezing, heel voorzichtig achter Jezus aan, weer mee beleven.

Het is al jaren geleden. We woonden nog met ons kinderwerk van “de Lichthoeve” in Santpoort vrij dicht bij het krankzinnigengesticht “Meerenberg” . In ons huis woonde ook een verpleegster die vrij veel werk deed en dan gaat God op een mooie. zomerdag een gene­zing en een bekering in elkaar zetten.

In een van de Noordelijke provincies woont een we­duwe mét één dochter en die dochter wil de wereld in en gaat werken op “Meerenberg”. De moeder, die nooit in Holland is geweest, haar hele leven in een kleine plaats in het noorden heeft doorgebracht, heeft zorg­en om haar kind en doet dat wat iedere gelovige moe-, der in zo’n geval zal doen, ze praat met God over haar zorgen en God zet allerlei mensen in beweging. Eerst een collega: “Heb je geen dienst? Och ga jp dan even mee naar het dorp?”. Dan een voorbijganger: “Och, zuster, rijdt u langs de “Lichthoeve”? Wilt u dan daar dit briefje voor de wijkzuster afgeven?”. En aan de andere kant van die weg, waar twee mensen elkaar moesten ontmoeten, zei een tuinder tegen zijn vrouw: “Die bonen is niet veel meer, zal ik ze op de “Lichthoeve” vragen of ze cadeau willen hebben?”

Een kwartiertje later zaten alle grote kinderen en personeel bonen af te halen en uit de bundel van Johannes de Heer te zingen. En dan brengt God dat meisje uit het noorden en die zingende bonenafhaalsters bij elkaar. Het zijn de liedjes die haar moeder thuis ook altijd zong, maar ze wil er liever niet naar luisteren, want ze wilde deze avond eens lekker uit, de wereld leren kennen. Maar ze gaat die avond niet uit, ze kan niet. Waarom hebben die vervelende mensen van de “Lichthoeve” nu als slot precies moeders lie­velingslied gezongen? En dan begint bij haar de strijd tussen het gebed van haar moeder en het lied, moeders lied, dat wij zongen aan de ene kant, en de satan, die haar bijna overgehaald had de wereld in te gaan, aan de andere kant.

Drie dagen heeft ze gevochten tegen satan, toen had hij haar klein. Ze werd volkomen bezeten opgevangen in de duinen en reeds de volgende dag kreeg ik een briefje of ik bij die en die wilde komen, de naam kende ik niet. Ik had het druk en geloofde het wel, pas de vierde dag vond ik tijd om haar te bezoeken en ontdekte dat de patiënte die om mij geroepen had en het jonge ding dat bij ons gezeten had, die dag toen we bonen had­den gekregen, een en dezelfde was.

Ik nam haar een paar dagen later bij mij in huis en daar kreeg ze een wilde bui, vloog een jong meisje aan en wilde zichzelf van kant maken. Ik werd geroepen,, maar ‘dat maakte haar alleen maar onrustiger en op een gegeven moment greep ze naar me en wilde mij de keel dicht knijpen. De toestand werd daardoor voor mij ook ge­vaarlijk.

Maar ik had het nauwelijks gezegd: In de Naam van Jezus, satan, ga uit” of ze viel op haar knieën en schreeuwde het uit: “Wees mij genadig, o wees mij genadig o God”, om enkele ogenblikken later in verbazing te zeggen: “Die vrede die ze hier hebben en die mijn moeder heeft, heb ik nu ook”.

Begrijpt u wat ik met deze geschiedenis bedoel? Aan deze verlossing en bekering was een wandelen en een praten met God van de moeder aan vooraf gegaan. Daar was een zingen van Gods liefde, resultaat van met God wandelen, aan vooraf gegaan en een collega, die zei: Kun je een boodschap voor mij doen, en een vreemde voorbij­ganger die vroeg: Komt u langs de “Lichthoeve”, wilt u dan dit briefje voor de wijkzuster afgeven, en na al die voorbereidingen, toen de tijd rijp was, zei God: Nu.

Als we leren luisteren naar dat “nu” van Hem maken we geen brokken. Maar Zijn nu kun je alleen verstaan, als je op dat ogenblik, net als Guurtje toen met mij, arm in arm loopt, pratend met Hem over de dingen die je zwaar liggen, of dat nu een lastige schooljuffrouw, een vervelend kind of dat het een wild geworden bezetene is.
Onze Heiland stelt in al onze dingen belang. Hij luistert altijd naar ons, maar helpen “kan Hij ons alleen als we Hem niet voor de voeten lopen en niet zeggen: “Dat zal ik wel voor u doen”, als Hij het je niet’ eerst heeft opgedragen. Onze weg mag nooit zijn voor Hem uit, maar altijd achter Hem aan.

 

Heiliging door J. Noë

“Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thess. 04:03).

“En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen de­le onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen” (1 Thess. 5:23-24).

Lieve vrienden’ In mijn artikelen over het bloed (Nr. 88,89,90) heb ik ook een klein stukje aan de heiliging gewijd. Ik heb toen geschreven dat heiliging o.a. afzondering betekent, maar dat dit tevens inhoudt: een volkomen overgave en toewijding aan de Heer, opdat wij Zijn Heiligheid deelachtig worden. Want dat is de wil van God: onze heiliging. ‘ Daartoe heeft Hij Zijn Zoon Je­zus Christus gegeven, opdat door Diens offer op Golgotha deze heiliging mogelijk zou worden.

(Heb. 10:10) zegt: “Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus”.

(Heb. 10:14) zegt: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”.

Jezus heeft dus voor ons de weg bereid en wilt u nu deze weg, welke steil en smal is, gaan? Er staat wel: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al al. . . . . ” maar zonder onze medewerking, zonder onze wil kan God niets doen.

U begrijpt, dat bij het proces van heiligmaking er heel wat in ons verdwijnen moet.

Jezus kan ons pas als een goed functionerend instru­ment gebruiken als al datgene wat een belemmering tot volkomen overgave aan Hem vormt, is opgeruimd. Om met vrijmoedigheid het heiligdom Gods binnen te treden, moeten we er wel terdege van doordrongen zijn dat we waardig zijn om dit te . doen, dus met een waarachtig hart, een hart dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, kwaad geweten. (Heb. 10:19-22).

(1 Joh. 03:21) zegt: “Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij Zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor Zijn aangezicht”.

Het hart moet dus zuiver zijn. Het hart, het geweten van een gelovige, houdt, gelijke tred met zijn geestelijke groei. De geest en het hart zijn nauw met elkaar verbon­den. Daarom is het zo belangrijk dat wij geestelijk we­dergeboren en met de Heilige Geest gedoopt zijn. De Geest overtuigt ons niet alleen van zonde, maar Hij open­baart ons ook al datgene wat wij willen doen of doen dat niet volgens de wil van God is en wat on zichzelf niet zondig behoeft te zijn. Belijdenis van zonde met een oprecht en berouwvol hart, alsmede het laten varen van al datgene wat Zijn welbehagen niet heeft, is abso­luut noodzakelijk om je hart zuiver te maken en tot – heiliging te komen. Kerkelijke mensen, die niet met de Heilige Geest gedoopt zijn en ook niet geestelijk weder­geboren; hetzij, doordat ze onder het juk van het oude verbond willen blijven; hetzij, doordat ze alleen datge­ne uit Gods Woord willen aanvaarden, dat met hun inzichten strookt en dus volkomen naar het vlees leven, kunnen niet verwachten dat ze Zijn heiligheid deelachtig worden omdat ze de weg die Hij aanwijst niet willen in­slaan. De geestelijk wedergeborenen, die om de een of andere reden niet verder zijn gekomen, op een zeker geestelijk niveau zijn blijven staan, en dus de steile en smalle weg niet verder zijn gegaan, ontnemen zich daar­door ook de kans op volkomen heiliging.

Wat de met de Heilige Geest gedoopten betreft, ook hiervan weten, wij, dat er nogal één en ander aan man­keert. Hoewel God machtige dingen door Zijn kinderen doet, gebeurt het nog dikwijls dat naar het vlees gehandeld wordt en door ons dingen gedaan worden, ook wat het gebruik van de geestelijke gaven betreft, die God niet welgevallig zijn, in of buiten de samenkomst. De gevolgen zijn er ook naar en we doen daarmede de Naam van Jezus grote schade aan. We moeten ons zelf geregeld aan een grondig onderzoek onderwerpen; is ons hart wel zuiver tegenover God? Handelen we niet dikwijls te overijld? Gunnen we ons niet de tijd om op de leiding van de Geest te wachten? Het is niet zo eenvoudig, omdat het vlees altijd een woordje wil mee spreken. Soms denken we wel, dat het uit de Geest is maar de ontnuchtering komt spoedig.

Als we ons zelf geheel uitschakelen en ons volkomen overgeven aan de leiding van de Geest, in of buiten de samenkomst, dan kan het niet anders of we zullen de kracht van de Geest ervaren. Ik heb bijeenkomsten meegemaakt, waar, nadat gewacht werd op de zalving van de Geest, na gebed en lofprijzing met het verstand en in de Geest (ook zingen), de zonden in de gemeente open­baar werden, hetzij van bepaalde personen of van de gemeente in zijn geheel.

En dit, lieve vrienden, is o zo nodig, om tot heiliging te komen, opdat het Lichaam van Christus zal functioneren zoals het behoort. En als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle onge­rechtigheid. Halleluja’

En Hij, de God des vredes, heilige u ge­heel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Je­zus Christus blijken in allen dele onbe­rispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen!‘. (1 Thess. 05:23-24) – Halleluja!

 

Volle Evangelie gebouw, Bethel” te Boskoop geopend

Broeder J. Keizer, Ridderbuurt 70 te Boskoop stuur­de ons een verslag van de opening van het nieuwe gebouw van de Volle Evangelie Gemeente aldaar, welke wij gaarne in ons blad willen opnemen.

“De Heer heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn we verheugd.

Op woensdag 11 oktober vond de officiële opening plaats van het gebouw “Bethel” te Boskoop.

Deze Gemeente bestaat uit, een stichtingscomité, ver­enigd in de Volle Evangelie Stichting “Bethel”, waarvan voorzitter is de heer J. Modderkolk te Boskoop en se­cretaris de heer H. de Maaker uit Reeuwijk.

De zaal die ruimte biedt voor over de 100 zitplaatsen was deze avond geheel gevuld met broeders, zusters en belangstellenden uit de omgeving.

Als gastspreker was in ons midden de heer J. E. v. d. Brink, redacteur van “Kracht van Omhoog”, die ons naar aanleiding van (Heb. 06:01-02 en Heb. 06:05) er op wees dat elke samenkomst dient te rusten op het enige fundament Jezus Christus zoals Hij zich in Zich in de Bijbel openbaart. Op het fundament moet gebouwd worden, het zich tot God be­keren is het eerste wat de mens moet doen.

Spreker wees er ook nog op dat er een doop is met water en een doop met de  Heilige Geest. De oplegging der handen is een van de mooiste dingen in het christe­lijk leven, wij claimen de gebondenen voor Christus, en wij geloven in de openbaring van de zonen Gods.

Onze voorganger sloot deze samenkomst met dankgebed, waarna wij nog zongen: ’k Wil U, o God mijn dank betalen.

Gaarne wijzen wij U er nog op dat dit gebouw een gees­telijk ‘opbouwcentrum wil zijn voor mensen die geestelijk en lichamelijk zijn gebonden.

Dit kan mede worden gerealiseerd doordat achter het gebouw voldoende ruimte is voor uitbouw.

Onze gedachten gaan hierbij uit tot het plaatsen van een houten gebouw waarin deze mensen kunnen worden gehuisvest voor een of meerdere weken.

Zij nog, vermeld dat inmiddels de woongelegenheid bo­ven de samenkomstzaal in gebruik genomen is door het gezin van broeder en zuster Modderkolk’. ‘.

Tot zover dit verslag van broeder Keizer over de opening van het volle evangelie gebouw ”Bethel” te Boskoop. Zij nog vermeld dat de gemeente op 10 december een gezegende doopdienst hield. Wij wensen de broeders en zusters in Boskoop Gods rijke zegen toe bij hun arbeid in’ dienst van de Heer!