1968.08 nr. 103

Levend Geloof 1968.08 nr. 103

Bij de voorplaat door Having M. Hopma

“En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden” (Luc. 14:23).

De gastheer zou geen gastheer zijn als hij er geen ro­yaal féést van maakte. Het meest uitgelezene liet hij toebereiden voor zijn zakenvrienden, die onder de dekman­tel van gedegen argumenten van onbeschaamdheid blijk ga­ven. Even later is de feestzaal van de gulle heer’ een stad van armen, misdeelden en menselijke” ‘wrakken tenge­volge van de oproep: Breng ze hier.’ (Luc. 14:21). Bréngen wil zeggen: behulpzaam zijn bij het gaan. Zo de Meester, zo zijn slaaf.

Maar is het dan niet ongerijmd als die zelf­de heer tegen de genodigden van het platte land ineens als een dwingeland zou optreden? Dan had hij net zo goed zijn rijke vrienden aan de haren zijn feestzaal hebben laten inslepen. De illustratie op de voorpagina is dan ook maar’ een karikatuur, een uitbeelding die overtrokken gelovigen van hun Heer maken. Wat voor wapenen heeft het lam? Geen.

In de Lutherse vertaling wordt deze tekst: -, “Nodig ze uit, het Griekse werkwoord voor dwingen heeft een duidelijke nevenvertaling: Overtuig ze! Hoe overtuigen we de mensen?

De uitnodigingen rondbrengende slaaf moet het wel goed hebben gehad bij zijn meester, het is zeker een milde heer geweest die hem zo enthousiast deed zijn, een man die zijn slaven niet als slaven behandelde.

Via de slaaf straalde de hartelijkheid en gastvrijheid van de heer.

Als het wezen van onze Heer vanuit ons straalt, gaan massa’s harten on deuren open.

Wij kunnen niet als Jezus worden, Hij moet ons aan Hem gelijk maken.

Het is de Meester die ons het moeten afneemt en door de bewijzen van Zijn liefde dwingt.

                         

Vrijheid in Christus

Wanneer dan de Zoon u vrij gemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn”. (Joh. 08:36).

Er is in onze dagen een sterk verlangen naar vrijheid. Dit verlangen is er bij de mensen door alle eeuwen heen geweest, maar van tijd tot tijd worden wij er extra bij bepaald. Als we alleen reeds denken aan de gebeurtenis­sen van de afgelopen weken in Oost-Europa, waar miljoe­nen mensen snakken naar werkelijke vrijheid, kunnen wij slechts, dankbaar zijn voor het feit dat wij in het “vrije westen” leven.

Maar zijn de mensen hier wel werkelijk gelukkig? Waarom neemt de ontevredenheid bij velen toe, ondanks de gestegen welvaart en de toenemende vrije tijd9

Omdat- de werkelijke vrijheid alleen te vinden is in Jezus. Iedere andere vrijheid stelt steeds weer opnieuw teleur en is bovendien maar tijdelijk. Alleen de vrijheid die Jezus geeft, maakt werkelijk vrij.’

Wilt u deze echte vrijheid leren kennen? Aanvaardt Je­zus dan nu als Redder en Bevrijder. Geloof in Hem met geheel uw hart en u zult bevrijd worden uit satans macht. De duivel kwam in deze wereld met zonde en ziek­te, vrees, twijfel, angst en dood, maar Jezus kwam om zijn werken te verbreken. Halleluja.’ Hij gaf Zijn leven, Hij vergoot Zijn bloed en liet Zijn rug doorstriemen. 0, welk een vrijheid bracht Hij teweeg voor de mensheid. Hij vraagt slechts geloof om die vrijheid deelachtig te wor­den. Zodra u Hem in het geloof toelaat in uw leven wordt alles anders, alles nieuw, en bent u volkomen vrij.’ an ontvangt u van Hem een eeuwigdurende vrijheid. Weliswaar zullen wij, zolang wij’ hier nog in een lichaam van vlees en bloed zijn, nog geestelijk moeten strijden om de vijand te weerstaan, maar deze tijdelijke strijd weegt niet op tegenover de eeuwige heerlijkheid die wij straks ontvangen. Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn heeft Christus ons vrijgemaakt”. (Gal. 05:01) Halleluja.’

 

Van de redactie

In memoriam Jan van Gijs

Op zondag 4 augustus is, na een ernstige ziekte, in Zijn Heer en Heiland ontslapen broeder Jan van Gijs, mede­redacteur van “Kracht van Omhoog”. Jan van Gijs leerden wij reeds vele jaren geleden kennen op het toenmalige Bijbelcentrum “De Herdershof” te Heerde. Hij was vrucht van het werk van “De Hezenherg” uit Hattem, evenals de re­dacteur van dit blad, zodat we reeds direct een “punt van contact” hadden. In de loop der jaren is Jan van Gijs uitgegroeid tot een belangrijk instrument in Gods hand, waardoor zeer velen de weg naar volle verlossing in Jezus Christus vonden. Zijn werk gaat ook na zijn heen­gaan nog door via de vele boeken die van zijn hand ver­schenen, en waarvan het eerste(“Op zoek naar waarachtig geluk”) het meest verkochte evangelisatieboek van ons land werd.

Tien jaar geleden 

Tien jaar geleden was broeder” Osborn in ons land. De onvergetelijke campagnes op het Malieveld en Bodenterrein liggen velen nog vers in het geheugen. Zij veroor­zaakten bovendien een grote doorbraak van het volle evangelie in Nederland. Ter gelegenheid van dit “jubile­um” wordt er op zondag 8 september een speciale herden­kingsdienst gehouden in het Capitol—Evangelie-Centrum, Loosduinsekade 222, Den Haag, om 19.50 uur, onder lei­ding van br. Joh. Maasbach, destijds tolk van br. Osborn. Er zijn ook samenkomsten om 10 uur en 15 uur(doopdienst).

Vreugdedag

De VEZA organiseert dit jaar weer de jaarlijkse Volle Evangelie Vreugdedag in de Expohal te Hilversum, op za­terdag 26 oktober.

De VEZA organiseert verschillende regionale bijeen­komsten, o.a. te Zwolle op zaterdag 21 september om 16 uur in hotel “Geytenbeek” bij het station. Spreker Ds. M. de Jong en Zr. E. van Riemsdijk.

Samenkomst Oldebroek – Behalve de op blz. 2 vermel­de samenkomsten spreekt op 14 sept. op “Johannesberg” te evang. Oni Miccolis uit Italië, 19.50 uur.

 

Volharding, in de gezindheid van Christus door J. Noë

(Filip. 01:27-30; Filip. 02:01-18)

Lieve vrienden, toen ik zo de brief van Paulus aan de Filippenzen doorlas en ik aan bovenstaand gedeelte mijn aandacht wijdde, kreeg ik het in mijn hart eens hierover te schrijven. Het is n.l. een zo’n uiterst belangrijk Schriftgedeelte.

Paulus begint als volgt:

“Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Chris­tus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwe­zig blijf, ik van u moge horen, dat gij vast staat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het ge­loof aan het evangelie, zonder dat gij u in enig op­zicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hun verderf, doch van úw behoud, en dat van Godswege”.

Als kinderen Gods, als volgelingen van Christus, moeten wij in alle omstandigheden, waarin wij komen te verkeren, volharden in de gezindheid van Christus als Zijn waarachtige getuigen, Zijn evangelie waardig”.

Niet alleen persoonlijk, maar ook als gemeente, Zijn Gemeente, zijn Lichaam, moeten wij als levende stenen aan de hemelse tempel één van geest en ziel zijn en front ma­ken tegen onze tegenstanders en tonen, dat wij geloof hebben in dat evangelie, het evangelie van het koninkrijk.

Dus niet alleen onze woorden, maar ook onze daden moe­ten hiervan getuigen, opdat wij het evangelie niet tot een bespotting maken.

Door de Heilige Geest krijgen we inzicht in het evangelie van het Koninkrijk, in de geestelijke dingen. Onze aardse tegenstanders worden gebruikt door satan en zijn demonische machten. Wij moeten dus niet strijden tegen vlees en bloed, maar tegen deze machten in de hemelse ge­westen, Efeze 6. Als huisgenoten Gods moeten wij dus in een geestelijke strijd, dat wil zeggen een strijd in de geest satan en zijn trawanten weerstaan en overwinnen en dit is alleen mogelijk door de kracht van de Heilige Geest.

De boze geesten zullen ons van alle kanten belagen om ons ten val te brengen, hetzij in het lichaam of buiten het lichaam door middel van het gezin, familie, vrienden, vreemden, mensen waar je mee samenwoont, gebeurtenissen rondom je, buiten of in de gemeente, broeders of zusters in de Heer, enz., enz., en als we nu de tactiek van onze geestelijke vijand door hebben, dan laten we ons er ook niet door beïnvloeden en beangstigen. We staan als een rots in de branding, als overwinnaars in Jezus Christus.

“Hierin is voor hen, onze tegenstanders, een aanwij­zing van hun verderf, doch van uw behoud, en dat van Godswege” Halleluja!

Deze volharding tot Christus moet dan ook de vrucht van de Geest voortbrengen, zie Galaten 5, Paulus zegt in hoofdstuk 2 van de Filippenzen-brief? Betoon liefde en wees met ontferming bewogen voor en doe barmhartigheid aan je naaste; wees zonder zelfzucht of ijdel eerbejag, in ootmoedigheid achtte de een de ander uitnemender dan zichzelf en lette niet slechts op eigen belang, maar ook op dat van anderen.

Helaas laat bij ons een en ander wel te wensen over. Wat de liefde en barmhartigheid betreft, betonen wij dit wel aan onze naasten in woord en daad, zoals Jezus dit van ons verlangt? Staan wij wel hen met geheel ons hart ten dienste en zijn wij hen wel behulpzaam ook in zogenaam­de kleinigheden, voor zover het in ons vermogen ligt dit te doen? Onze naasten zijn niet alleen onze broeders en zusters in de Heer, maar ook of beter gezegd juist – de anderen, die door de duivel gebonden zijn. Denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Deze liefde en bewogenheid voor anderen kan alleen Je­zus door Zijn Geest in ons hart leggen. Daar moeten wij dus naar streven. Nu wat de nederigheid en ootmoedigheid betreft, de Schrift zegt? “Wie Jezus toebehoren hebben het vlees met al zijn hartstochten en begeerten gekrui­sigd”. Zo moet het dus zijn, maar wij bemerken wel, dat het nog lang zo niet is. Speelt ons “eigen ik” nog altijd niet een belangrijke rol en hebben we niet erg lange tenen? Zijn we niet vaak erg met ons zelf ingenomen? Willen we niet graag aan anderen laten zien, hoever we geestelijk . zijn gekomen en hen eventjes vertellen hoe het is, waarbij ‘het aan kritiek ten opzichte van anderen niet ontbreekt? Gebeurt het niet dat figuren, die graag willen domineren, hun wil op anderen willen leggen en zo nodig over hen willen beschikken zoals het hun goeddunkt?

Laten we onszelf eens aan een grondig onderzoek onder­werpen en indien deze geesten van hoogmoed, eerzucht of heerszucht in ons aanwezig zijn, dan moeten zij er zo spoe­dig mogelijk uitgeworpen worden.

Paulus zegt in de verzen 4 tot en met 9 van het tweede hoofdstuk van de Filippenzen-brief: (Filip. 02:04-09)

“Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zich­zelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienst­knecht heeft aangenomen, en de mensen gelijk gewor­den is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises”.

Jezus zei tot de discipelen bij de voetwassing: “Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten ge­wassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb”(Joh. 15:14-15).

Jezus was, alhoewel Hij in heilige toorn kon ontbrand­den, de verpersoonlijking van liefde, zachtmoedigheid, bewogenheid, goedheid, vriendelijkheid, barmhartigheid, ootmoedigheid en nederigheid. Hij heeft in volle liefde tot de Vader, in absolute gehoorzaamheid, Diens wil ge­daan, al werd Hij bespot, gehoond, gesmaad en geslagen en moest Hij een ontzettend lijden doorstaan.

“Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”(Filip. 02:09-11).

Jezus is ons ten voorbeeld en wij moeten als Zijn volge­lingen in Zijn voetsporen treden. Hoe moeilijk het ook moge zijn, we moeten volhouden in de gezindheid van Christus. Paulus zegt in (Filip. 02:01-04; Filip. 02:16): “Doet alles zonder morren of “bedenkingen” opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,  het woord des levens vasthoudende”.

 

Het leven begint bij Jezus een serie Bijbelstudies door Jenny Manschot (6)

De taak van de borg

Reeds vóór de grondlegging der wereld heeft Jezus zich als borg opgeworpen voor de mens. (Ef. 01:04-05; 2 Tim. 01:09c-10a).

Wanneer iemand zich bereid heeft verklaard als borg op te treden voor een bepaalde persoon, dan houdt dat in, dat, wanneer eventueel die persoon in gebreke blijft, hij in diens plaats, datgene volbrengt, waarin die persoon ge­faald heeft. Als de borg aan de verplichtingen van de in gebreke gebleven persoon voldaan heeft, is die persoon volgens het recht, volgens de wet, vrij van verplichtingen, vrij van zijn schuld. De schuldeiser kan hem daarover niet meer aanspreken. De ‘borg treedt op als middelaar tussen schuldenaar en schuldeiser, want hij ruimt de schuld uit de weg die er ligt tussen de schuldenaar en de schuldeiser.

Toen Jezus zich borg stelde voor de mens, hield dit eveneens in, dat Hij zich bereid verklaarde om, als de mens soms in gebreke mocht blijven (falen mocht), in zijn plaats te treden om datgene, waarin de mens faalde tegenover God, voor hem te volbrengen.

En Hij die beloofd heeft, is getrouw.’ Jezus heeft het volbracht. Jezus is de middelaar geworden tussen God en mensen. De schuld, die er lag tussen de mens en God, heeft Jezus uit de weg geruimd. Halleluja! (Heb. 10:25c 24a; 1 Tim. 02:05b-06a; Heb. 07:22b-25a; Heb. 08:06b; 1 Petr. 01:18, (wordt vervolgd)

 

Volharding tot het einde door Dirk A. Wols.

“Want gij hebt volhar­ding nodig om de wil van God doende, té verkrijgen hetgeen be­loofd is”. (Heb. 10:36).

Langzamer­hand gaat het tot ons door­dringen dat wij, om het be­loofde land te bereiken, zullen moeten strijden. Zo in het begin van onze opwek­kingen dachten we allen wel, dat we nu het lek boven had’ den en ons de overwinning zo maar in de schoot geworpen zou. worden. We hadden slechts de naam van Jezus te ge­bruiken en ziekten zouden wijken en boze geesten zomaar worden uitgedreven.

De praktijk is echter wel een beetje anders. Het is goed, dat wij dat zien, zonder elkaar te gaan verwijten. Weliswaar heeft Jezus de overwinning volkomen behaald over zonde, ziekte en machten, maar niet, om ons dat als verwende kinderen zomaar in de schoot te werpen. Hij kan dat natuurlijk wel. Aan Zijn almacht behoeven we niet te twijfelen. God kan ons zonder slag of stoot een luilek­kerland binnenvoeren waarvan de schoonste kindersprook­jes nooit hebben gedroomd. Maar dat is niet de weg. Als God dat zo gewild had, dan had dat zo geweest, maar Gods wil is anders. Gods wil is, dat wij door strijd en lijden heen geloof zouden oefenen en volharden te gaan de wegen die Hij ons heeft voorgesteld. En om de satan alle wind uit de zeilen te nemen, is God Zelf in Jezus Christus ons hierin voorgegaan. Via het kruis kwam Hij tot de overwinning en verwierp het voorstel van de hel om tot de glorie te komen zonder kruis en zonder lijden.

Dat probeert de hel nog steeds bij de kinderen Gods, Jezus heeft toch alles volbracht, zegt hij dan, waarom maak je je dan nog druk, doe toch niet zo vroom al sof door jou inspanning en lijden verlossing gebracht moet worden. Inderdaad heeft Jezus alles volbracht en daarom kunnen we de weg gaan die Hij ons wijst, namelijk de weg van het lijden tot de zegepraal. Hij is de eerste ge­weest en als er eenmaal een is geweest dan is de weg vrij voor die wil volgen.

We hoorden eens iemand zeggen, dat God Zijn kinderen vertroetelt en bewaart en wel zou zorgen dat alle narig­heid verre van hen bleef. Nogmaals, God kan dat wel, na­tuurlijk. Alleen doet God dat niet. Om dit te bevestigen leze men alleen maar Hebreeën 12 en het laatste deel van hoofdstuk 11. Nogmaals, God is bij machte, om zonder strijd en lijden ons te voeren naar het beloofde land. Jericho viel door de almacht Gods zonder slag of stoot en zonder inspanning van Israël. Maar God was niet van plan het Zijn volk zo gemakkelijk te maken. Verder moesten zij strijden en lijden en bidden en vertrouwen op Hem. Ve­le Christenen verwerpen de strijd en het lijden. Zij aan­vaarden het niet als de Heer roept tot. de strijd en tot de daad en zij zeggen het alles aan de Heer over te laten. Maar de Heer zegt juist, dat wij zullen strijden en door lijden tot de overwinning zullen komen. God laat altijd wel iets van Zijn almacht zien zodat wij niet moeten den­ken dat God ons nodig heeft, daar is natuurlijk geen . sprake van. Maar God wil ons nodig hebben en God wil ons inschakelen in de strijd tegen al wat tegen God en Chris­tus is om Zijn rijk te vestigen. God wil overwinnaars in de troon en om overwinnaar te zijn moet er gestreden wor­den in Zijn Naam en kracht.

En we moeten daarin volharden.

We moeten volharden in de strijd tegen de ziekte. Door het geloof. Als het niet lukt, moeten we niet met stenen gaan gooien en de zieke beschuldigen van ongeloof, maar in dankbare gehoorzaamheid verder lijden en. strijden.

We moeten volharden in de strijd tegen de boze mach­ten. De gebondenen zullen wij moeten ontbinden want zij kunnen het zelf niet. Daarom zegt de Heer ook, dat de ge­lovigen de boze geesten zullen uitdrijven. Ook hierin volharden. Biddend strijden en strijdend bidden. Er is geen roden om te vrezen voor de hel want ze heeft inder­daad verloren maar geeft dit alleen toe als de Naam en de kracht van Jezus door Zijn bloed toegepast wordt door het geloof. Als we bang zijn moeten we niet beginnen aan uitwerping, maar volkomen beseffen dat de kracht van God sterker is dan alle helse machten bij elkaar. Oio tij ons zijn, zijn meerder dan die bij hen zijn. Ook moet men niet menen, dat er meerderen nodig zijn om machten uit te drijven. God heeft onze inzet nodig, maar niet onze kracht. Hij vraagt mensen die op de bres staan voor het verlorene en het gebondene, maar Hij vraagt geen mensenkrach­ten. De hel zei ons, dat we tien mensen nodig hadden om hem uit te werpen. Het betrof hier een zelfmoordmacht. Maar waar haalden we tien mensen vandaan? Vooral omdat velen van mening zijn dat even de handen opleggen voldoende is om de machten op de vlucht te jagen. De tekst spreekt van uitdrijven, uitwerpen, maar velen menen dat werkelijke machten één-twee-drie op de vlucht slaan, zo­dra ze de Naam van Jezus horen. Als dat zo is, en ik heb het ook geloofd, dan zou dat moeten blijken, maar het is niet zo, Gods Woord is de waarheid en die spreekt van volhardend uitdrijven.

Opdat wij zouden strijden en overwinnen in Zijn kracht. Als we nederlagen lijden in deze strijd, zullen we dat toe moeten geven en moeten zoeken naar wegen om in de weg van volharding te overwinnen.

Wat we nodig hebben, dat is volharding. Geen tijdelijk enthousiasme kan ons de overwinning bezorgen. De hel is taai, wel verslagen, maar de overwinning moet bevochten worden. Jezus heeft de hel verslagen, maar ze is nog lang niet krachteloos. Krachteloos maken wij haar door Zijn kracht en bloed in volhardende strijd.

Stel, dat een vader rijk is en zijn kind alles kan ge­ven om die een onbezorgd leven te verschaffen. Hij brengt zijn dagen door in plezier en, van het ene feest in het andere vallende, heeft hij een leventje als een prins. Maar de zaken gaan niet goed en plotseling staat de zoon voor het bankroet van zijn ouders. Zelf kan hij niets, heeft niets geleerd, is niet bestand tegen de stormen des le­vens, kan zich niets verwerven door arbeid en vlijt, om­dat alle strijd om het bestaan verre van hem gehouden is. De ouders hebben dwaas gehandeld. God is rijk. Alles is van Hem en alles gehoorzaamt Hem. Hij kan Zijn kinderen alles schenken zonder slag of stoot. En Hij zal ook nooit failliet gaan. Maar God doet het niet. God laat Zijn kin­deren strijden. Hij brengt hen door lijden heen tot de kroon. Hij bezorgt hen een stel geestelijke spierballen waar de hel voor siddert omdat er de kracht Gods doorstroomt door het bloed van het Lam. Zonder strijd daar­om ook geen overwinning. God heeft het verordineerd. God heeft het lijden een plaats gegeven in ons leven opdat wij de kracht Gods in volharding zouden beoefenen. De grootste lichten in de Schrift zijn mensen geweest van lij­den en strijd. God heeft hen niet verwend. Integendeel, we zouden kunnen zeggen, dat God hen menigmaal hard en schijnbaar meedogenloos heeft behandeld. Zo aan de buiten­kant te zien. Zouden wij het dan anders willen?

Daarom, versaag niet. Voorwaarts, christenstrijders, volgt uws Konings spoor. Door lijden tot overwinning. Door volharding verkrijgen wat ons beloofd is. Schrijver dezes kan ervan getuigen. Op een bepaald front mochten wij volharden en we zullen verkrijgen wat beloofd is. In het ontbinden van een machtig hels leger bij een mens hebben we veel geleden en gestreden, maar in de donkerste uren nooit getwijfeld aan de almacht Gods in Jezus Christus. Dat geldt ook voor u. Door volharding verkrijgen we, wat beloofd is, als we ten bloede toe tegenstaan en alzo de kroon verwerven. Neem uw kruis op en volg Hem.’