1969.03 nr. 109?

Levend Geloof 1969.03 nr. 109

Bij de voorplaat door H.M.H.

Een tijd geleden legde in een samenkomst een evange­list mij de handen op en sprak; Zo spreekt de Heer: Heel het verbrokene!

“Wij allen, die met een gezicht, waarop geen bedekking meer is, de Heerlijkheid des Horen weerspiegelen, worden veranderd naar hetzelfde beeld van Heerlijkheid tot Heer Heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”(2 Kor. 05:18).

Toen ik dit na deze profetie las, ging mij een licht op. Omdat de Heer zo tegen mij sprak, moest ik deze gave al van Hem ontvangen hebben en weerspiegelen, reflecteren.

Maar waarom eerst nu en vroeger niet? Toen viel mijn aandacht op het werkwoord “worden”. Deze gave was “ge­worden”, van vroeger tot nu heeft Hij de verandering la­ten worden = geleid, zonder iets van eigen kunnen of willen. Ik zag het geleidelijk aan gevulde vat niet, maar plotseling zei Hij: Nu is het vol. Er was een volheid van tijd aangebroken, die specifiek voor mij gold, een leven van zo’n dikke 50 jaar.

Vrieskou registreert zich van buiten af in de thermo­meter door het kwik onder 0 graden te laten dalen, of bij warmte door deze tot 30 graden en hoger aan te geven. Zo werkt Gods Heerlijkheid buiten aan ons binnenste.

Mijn oordeel is ondergeschikt aan de Kenner der har­ten. Ik beweeg mij veel onder sportmensen, dat is nog niet zo lang. Ik keur spelers af, die de trainer (ken­ner) uitstekend vindt.

God gaat meer met mij om, dan ik met Hem. Maar Zijn na­bijheid spiegelt zich in mij, dat merk ik aan de mensen om mij heen. Niemand kan door bezorgd te zijn…… ‘U goed Christen worden. Jezus’ omgang met ons doet ons worden, doet ons groeien naar Zijn beeld. Laten we ons geen zorgen maken of Hij in ons woont, dat staat als een paal boven water. Wij worden tot Zijn beeld ongevormd, want Hij heeft het beloofd! Halleluja.’

 

Het lege graf

Pasen is het feest van het lege graf; het feest van de opstanding van Jezus, Gods Zoon.’

Pasen is het bewijs dat het Christendom de enige we­reldgodsdienst is met een Levende God. Immers alle grote wereldgodsdiensten hebben leiders, profeten, etc. gehad, die dood zijn, maar God heeft Zich in Jezus Christus geo­penbaard als de Levende en de Almachtige.

Pasen is Gods antwoord op zonde, ziekte, angst, zorg en de dood Jezus overwon satans macht. Jezus overwon ie­dere vorm waarin de duivel zich in deze wereld openbaarde. (1 Joh. 05:08) zegt; “Hiertoe is de Zoon van God geopen­baard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”.

Door geloof in Hem als de levende Heer, als de Over­winnaar van Golgotha, kan iedereen eeuwig leven ontvan­gen. Bent u reeds op dit geweldige genade aanbod van God ingegaan?

Pasen wordt echter voorafgegaan door Goede Vrijdag en dit is ook van fundamentele betekenis voor het leven van de gelovige. De gelovige die de opstandingskracht van Jezus wil beleven zal ook bereid moeten zijn te delen in Zijn lijden. Maar Pinksteren, de vervulling met de Heili­ge Geest, stelt hem daartoe in staat. Daarom is Pasen niet compleet als Pinksteren er niet op volgt.

Pinksteren stelt iedere Christen in staat om te leven zoals Jezus leefde en Zijn opstandingskracht effectief te ervaren in het dagelijks leven, zodat ook anderen er door gezegend worden.

Het graf is leeg – Jezus is opgestaan. Hij leeft, ook in u en mij.’

Zien en bemerken de mensen waarmee wij dagelijks, in contact komen dat de levende Jezus in ons woont?

 

Wie wij zijn in Jezus door Gert Jan Doornink

De wereldklok staat op vijf voor twaalf.

Vrijwel iedereen is het er wel over eens dat de “wereldklok” op vijf voor twaalf staat. De spanning en de chaos in deze wereld nemen hand over hand toe en het is alleen aan de genade van God te danken dat wij nog gespaard zijn gebleven voor grote rampen en oorlo­gen. De geestelijke en more­le achteruitgang is schrik­barend. Wij zouden bladzijden vol recente voorbeelden er­van kunnen aanhalen.

Temidden van deze onder­gaande wereld, die hoe lan­ger hoe verder wegzinkt in het moeras der zonde, bevindt zich de Gemeente van Chris­tus, maar de grote vraag is:

Hoe beleven wij ons Christen zijn?

Bemerken de mensen aan onze handel en wandel dat Jezus in ons woont? Ik geloof dat wij in een tijd leven dat wij terug moeten keren naar het zuivere, echte geloof in Jezus. (Heb. 12:02) zegt dat ons oog alleen gericht moet zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof.

Er is maar één Naam die werkelijk waarde behoudt als het crisis uur in de wereldhistorie aanbreekt: Het is de naam van Jezus.

“En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden”(Hand. 04:12).

Er is maar één naam en er is maar één gemeente, dat is de Gemeente van Jezus, waartoe allen behoren die door een persoonlijk geloof in Hem weten een kind van God te zijn.

Jezus – Jezus – Jezus

Het gaat om Jezus en Jezus alleen. Aan die Naam willen wij denken, over die Naam willen wij spreken, en die Naam willen wij beleven in het leven van alle dag.

Hoe openbaren wij Jezus in ons leven?

De allereerste vereiste is de bereidheid om de Heer werkelijk te dienen. Wij zullen gehoorzaam moeten zijn en bereid moeten zijn de gevolgen, die het werkelijk vol­gen van Jezus met zich meebrengt, te aanvaarden. Deze ge­volgen zijn bespotting en verachting bij de wereld en bij hen die Jezus niet volkomen willen dienen.

Wij hebben een vrije wil en kunnen Jezus belijden of Hem verloochenen. Naar welke kant slaat bij u de balans door?

Als de bereidheid er is om Hem werkelijk te volgen, komen wij aan het tweede niet minder belangrijke punt:

Wij moeten weten wie wij zijn in Jezus

Dit getuigt niet van hoogmoed, maar is veeleer een bewijs dat we in afhankelijkheid van de Heer willen le­ven. Van ons zelf uit kunnen wij niets, of we doen het verkeerd, maar in Hem zijn wij alles.

Het is een truc van de vijand die probeert dat wij ons naar niet bewust worden wie wij zijn in Jezus.

Wij willen nu aan de hand van Gods Woord onder ogen zien, hoe belangrijk het is dat wij weten wie wij zijn in Jezus.

1 – Wij zijn een nieuwe schepping

“Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17)- Zoals God eens hemel en aarde op vol­maakte wijze schiep, met als “kroon der schepping” de mens, zo is de wedergeboren mens een “nieuwe schepping”. Onbegrijpelijk voor het verstand, maar een volkomen re­aliteit. Christus woont in ons. Hoe wonderbaar!

Deze nieuwe mens in Christus is totaal anders. Wij zijn niet zo maar een beetje gerestaureerd, maar totaal nieuw. Het oude is voorbij…… “Zover het Oosten is van het Westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons”(Ps. 103:012). Jezus droeg onze zonde en heeft ze ge­stort in de zee van eeuwige vergetelheid.

2 – In Hem kunnen wij niet zondigen

Wat zegt u? Wees voorzichtig broeder…… zal deze of gene opmerken, maar wij willen slechts Gods Woord laten spreken.

(1 Joh. 03:9-10) zegt: “Een ieder, die uit God geboren is doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem “en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaars een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft”.

Dit is duidelijke taal, maar helaas hebben sommigen dit Bijbelgedeelte aangegrepen om een zogenaamde leer van “zon­deloosheid” te verkondigen.

Als wij dit gedeelte in zijn verband lezen, wordt ons duidelijk waarom het hier gaat; De nieuwe natuur in ons kan niet zondigen. Immers deze “nieuwe natuur” is Jezus, en hebt u wel eens gehoord dat Jezus zondigde? Integen­deel, Hij kwam juist om de zonde weg te nemen: “Wie de zon­de doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van de beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”(1 Joh. 03:08).

Nu gaat het er om of Jezus in ons de volle heerschappij heeft of dat wij gehoor geven aan de stem van satan. Open­baren wij de werken van het vlees of worden wij geleid door de Geest?

“Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet”, zegt (1 Joh. 03:06). Dit is de grote voorwaarde om niet te zondigen: In Hem, in Jezus te blijven. Dit maakt ons niet tot zonde­loze, maar geeft overwinning over de zonde. En dit is de wil van God, want: “Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet.’”(Rom. 06:02).

3 – In Hem zijn wij overwinnaars

Paulus noemt in (Rom. 08:35-35) een aantal dingen op, die hij echter door Christus kan overwinnen. “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of be­nauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid of ge­vaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: ‘Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen’. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kun­nen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Je­zus, onze Here” (Rom. 08:37-39).

Een waarachtig volgeling van Jezus ervaart steeds weer opnieuw dat hij in iedere situatie waarin het leven hem plaatst, overwinnaar is, niet in eigen kracht, maar in Jezus. die alle macht heeft in hemel en op aarde.

Moeilijkheden? Problemen? In Jezus zijn wij meer dan overwinnaars. Halleluja’

4 – In Hem is onze plaats in de hemelse gewesten

Een wedergeboren Christen is een geestelijk mens, geroepen tot de geestelijke strijd, waarbij hij gebruik dient te maken van geestelijke wapens. Helaas willen velen dit niet aanvaarden, met het gevolg: geen werkelijke openba­ring van Jezus in hun leven.

Paulus zegt het zo duidelijk in (Gal. 02:20): Met Chris­tus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”.

Laten wij daarom “bedenken de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn”(Kol. 03:02), want onze plaats is met Christus in de hemelse gewesten (Ef. 01:03; Ef. 01:20; Ef. 02:06).

Wij zijn geroepen op aarde een getuige van Jezus te zijn (Hand. 01:08), maar dit is alleen mogelijk vanuit onze plaats in de hemelse gewesten, “want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duis­ternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” (Ef. 06:12).

5 – In Hem kan de Heer ons volledig gebruiken in Zijn dienst en zijn wij klaar om Hem te ontmoeten op die grote dag.

Paulus was zich volledig bewust wie hij was in Jezus, Daarom kon hij aan de Romeinen schrijven: “Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoor­zaamheid te brengen door woord en daad, door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes”(Rom. 15:18). Dit was zijn geheim: Hij was zich bewust dat hij een nieuwe schepping was en dat hij in Jezus overwinnaar was over de zonde en de gevolgen van de zonde. Zijn plaats was met Christus in de hemelse gewesten en daardoor kon de Heer hem volledig gebruiken in Zijn dienst. En Hij kon getuigen: “Het leven is mij Christus en het sterven gewin” (Filip. 01:21). In onze dagen zullen vele Christenen moeten

getuigen dat hun leven voor de wereld was en hun sterven voor Christus……

Alleen door ons volledig bewust te zijn wie wij zijn in Jezus, zullen wij Hem openbaren en voor anderen ten zegen zijn. Paulus was het zich bewust, Petrus ook, ja alle apostelen en Christenen van de eerste tijd en die Christenen van alle eeuwen die zich niet hebben laten meesleuren door oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid.

De eind tijd christen is nu op een punt genaderd dat hij zal moeten beslissen of hij volledig in dienst van de Meester wil staan. Hij zal alle consequenties die dit meebrengt aanvaarden: bespotting, verstoting, vervolging, enz.

Sommigen hebben reeds een beslissing genomen, zij het een negatieve. Zij zijn niet bereid de volle prijs te be­talen, met het gevolg dat zij een speelbal zijn in handen van de vijand, ondanks “geestelijke camouflage”, zoals het meemaken van samenkomsten, enz.

Maar God kijkt door alle maskers heen. Hij weet welke gelovigen steeds paraat zijn, doordat hun lampen branden­de zijn en doordat zij actief en overwinnend deelnemen aan de geestelijke strijd.

Zij krijgen zware aanvallen te verduren, hun geloof wordt dikwijls op de proef gesteld, maar door volkomen te blijven vertrouwen op Jezus leren zij te volharden.

Zij worden zich meer en meer en bewust wat het is: Christus te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden (Filip. 03:10).

Zij zijn de echte Christenen die de levende God in deze eindtijd nodig heeft om zijn plan te volvoeren. Wij hopen dat u er één van bent. Is dit niet het geval, neem dan nu een nieuwe beslissing voor Jezus. Aanvaardt Hem met geheel uw hart, ga alle schepen achter u verbranden en volg Hem volkomen.

Zo zult u staan in de wil van God en anderen kunnen bevrijden uit satans macht. Dit is de weg die als uit­komst : “eeuwige heerlijkheid” geeft. Iedere andere weg is een doodlopende weg.

Belijdt en beleef daarom met geheel uw wezen wie u bent in Jezus.’

 

Mededelingen

Broeder Schenk naar Deventer – Onze medewerker broeder A. Schenk uit ’t Harde is enkele weken geleden verhuisd naar Deventer. Zijn nieuwe adres is; A. Schenk, Zaagmolen­straat 17, Deventer. Broeder Schenk is in Deventer benoemd tot parttime medewerker van de Volle Evangelie Ge­meente. Onder grote belangstelling werden in ’t Harde zo­wel als in Deventer afscheids- resp. welkomstsamenkomsten gehouden. Broeder Schenk, die zijn “vooropleiding” kreeg bij het Leger des Heils, is een actief en vurig werker voor de Heer en o.a. op de Noord-Veluwe geestelijk werk­zaam geweest in het kinderevangelisatie, jeugd- en open- luchtwerk. De laatste jaren spreekt hij ook in verschil­lende volle evangelie samenkomsten. Alleen of met anderen gaat hij de café’ s en dancings binnen om daar te vertellen dat alleen Jezus werkelijk vreugde geeft. Wij wensen broe­der Schenk, zijn vrouw en zoon veel zegen toe in Deventer en zijn blij dat br. Schenk heeft toegezegd ook in de toe­komst regelmatig artikelen te blijven schrijven voor “Le­vend Geloof”.

Pinsterconferentie ’t Harde – Op 2e Pinksterdag, 26 mei, wordt er in het Dorpshuis, Munnikenweg te ’t Harde, (Gld.) een Pinksterconferentie gehouden, met o.a. als sprekers; Broeder, H. Bosch, Meppel; Broeder S. Sagström, Deventer; Broeder A. Schenk, Deventer; Broeder E. Schuur­man, Amstelveen.

De eerste dienst is om 10.10, de middagdienst om 2.10 uur. Tussen de diensten is zo mogelijk een openluchtsa­menkomst. Koffie en frisdranken zijn verkrijgbaar.

Bij goed weer gaat de jeugd onder deskundige leiding de prachtige bossen verkennen. Zodat zij daar hun eigen jeugdtreffen kunnen hebben. De omgeving is prachtig. Men wordt verzocht zoveel mogelijk muziekinstrumenten mee te nemen.

Geef het door in uw gemeente, en aan vrienden en ken­nissen. U kunt opgeven met hoevelen u komt aan: Br. A. Schenk, Zaagmolenstraat 17, Deventer.

 

Werkzaam geloof door Anne van der Bijl

We lezen in (Heb. 11:01): “Het geloof nu is de zekerheid van de dingen die men hoopt en een bewijs van de dingen die men niet ziet. Want door dit geloof versta ik dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare”. Dit hoofdstuk gaat over geloof. Een heel ander soort geloof, dan het geloof dat zich bezig houdt met zichzelf. Natuur­lijk zoekt elk mens, vooral een mens in nood, een mens die op zoek is naar een antwoord op zijn vele problemen, de mens die hunkert naar het rechttrekken van dat vraagteken, dat aangeboren vraagteken in zijn hart, zo recht dat het een uitroepteken wordt, elk mens zoekt naar een oplossing van zijn privéproblemen. En de allerbeste oplossing is als wij bij Jezus terecht komen en Hij ons redden kan door­dat wij geloven dat waarvoor Jezus gekomen is op de aarde. Om te sterven voor de zondaren, voor de zonde van de hele wereld.

Maar om in Hebreeën 11 een plaats te krijgen moeten we mensen hebben die een werkzaam geloof hebben, waardoor ze uitrijzen boven het gros van de mensen, daarom moeten we mensen hebben die een persoonlijk geloof in God hebben, dat God nog wonderen doet. En dat God hun geloof hono­reert. Het is een wonderbaar hoofdstuk, Hebreeën 11. Dit is een hoofdstuk met mensen die het met (Ps. 018:30) kunnen zeggen: “Met mijn God spring ik over een muur”. Ik heb op een samenkomst wel eens gevraagd: “Wat is er nodig om met God over een muur te kunnen springen?”. Dan vroeg ik ant­woorden van mensen uit de samenkomst. Je kreeg de gekste antwoorden, ook wel hele goede natuurlijk, soms heel leuke. De een zei: “Geloof moet je hebben, liefde, kracht, God”. Een heleboel verschillende antwoorden. Ik heb ech­ter nog nooit iemand ontmoet, die met “het ene goede ant­woord kwam, n.l. “om met God over een muur te kunnen springen heb je een muur nodig”. De meeste mensen gaan moeilijkheden uit de weg. Maar God wil juist een geloof geven aan ons om de moeilijkheden te overwinnen. God nam die muur niet weg, maar Hij gaf kracht om erover heen te springen. En dat geloof uit Hebreeën 11 is het geloof dat wij in deze tijd nodig hebben. We leven in een tijd waarin al­les zich toespitst, gewelddaden, oorlog, moord, pestilen­tie, dreiging, crisis, werkeloosheid, en dan de aller­grootste dreiging is misschien wel de bevolkingsexplosie, die als een golf omhoog rijst en straks zal uitbreken in wereldwijde hongersnood, revolutie en oorlog. Jezus heeft het zelf gezegd, in (Matt. 24:07),dat we zullen horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, pestilentie, van gro­te noden, grote rampen, natuurrampen, enz. Er staat iets verschrikkelijks te gebeuren en God zoekt nu naar mensen, die, temidden van die stormen, een rust en een kalmte heb­ben omdat zij in contact staan met die onzichtbare wereld. Dat zij weten, dat hetgeen wij met onze natuurlijke ogen zien niet de werkelijkheid is, maar dat wij dit allemaal kunnen beheersen hier op aarde als wij in contact staan met de werkelijkheid, de realiteit van het onzichtbare, zoals (Heb. 11:01) dat zegt.

Als ik in een bootje op de rivier vaar en daar is in het midden een groot rotsblok, dan kan ik twee dingen doen, ik kan bidden: “Heer, neemt U dat rotsblok weg, zo­dat ik geen ongeluk krijg”, maar het merkwaardige is, dat God over middelen beschikt om moeilijkheden te overwinnen zonder dat Hij ze uit de weg ruimt. Als God ons meer ge­loof geeft, dan kunnen we in plaats van te bidden: “Heer, neem dat rotsblok weg, neem die barrière weg, dat probleem dat mij daar aan staat te grijzen en dat mij angstig maakt”. In plaats van dat te bidden, kunnen we zeggen: “Heer, wilt U het peil van het water anderhalve meter doen stijgen, zodat ik er overheen kan roeien”. En dat is nu geloof’ Dat we de moeilijkheden overwinnen omdat God ons iets ex­tra’s geeft, dan kan Hij ons ook beter gebruiken in die verschrikkelijke tijd die vóór ons ligt. Maar ik ben bang dat er maar weinig mensen zijn die bezig zijn actief geloof te ontwikkelen, ten behoeve van het Koninkrijk Gods. We zijn hier als Gemeente van Jezus Christus in de wereld gesteld om het zout der aarde te zijn, het licht der wereld. En om wanhopige mensen de hand toe te steken en te zeggen: “Kom over, wij hebben het antwoord, wij hebben de oplossing”. Maar helaas is het eigenlijk vaak niet zo.

Eigenlijk zou je de Gemeente kunnen vergelijken met een trein, waarbij de Heilige Geest de functie heeft van de lo­comotief, wij zijn allemaal slaapwagens. Maar zo wil God het niet. God wil ‘dat hoofdstuk Hebreeën 11 nog verder schrijven, maar zonder geloof als een werkend actief principe in ons leven, zullen er geen verdere kandidaten komen voor Hebreeën 11. Deze mensen waren geen partijleiders, maar het waren mensen die door God gekozen waren, voor een bepaald doel. Het waren niet altijd regeringsleiders, het waren soms ver­lossers, richters of …. vaders. Of leiders of koningen, die een familie of een stam of één of twee miljoen mensen leidde uit slavernij en zonde en ongeloof. Maar niet het aantal mensen dat zij hielpen heeft hen een plaatsje gege­ven in Hebreeën 11, hun eigen trouw en het geloof in God en in de hulp die van boven, vanuit de onzichtbare wereld, vanuit de hemel zelf kwam om hun bediening een werkelijkheid te maken voor de lijdende mensheid. Daardoor kregen zij een plaatsje in Hebreeën 11. Ze hadden hun ogen daar waar Jezus ze had, de akker is de wereld, alle mensen moeten bereid wor­den, de hele wereld moet weten wie Jezus is en daarom heb­ben deze mensen, omdat ze zo in één lijn waren met Jezus zelf, in Oud- en Nieuw Testament, een plaats gekregen in Hebreeën 11. En ik bid God, dat u en ik, en velen met ons in de ogen van God ook een plaats zullen krijgen in Hebreeën 11.

Toen de beroemde Cromwell in zijn machtig rijk zo weinig zilver had dat ze geen munten meer konden maken, toen stuurde hij mensen om zilver te zoeken. Hij stuurde ze door heel zijn rijk en overal heen en zij keerden terug met de boodschap, dat de heiligen beelden in de grote kathedralen van zilver waren. Toen gaf Cromwell zijn beroemd geworden bevel: “Smelt de heiligen en breng ze in omloop”. Dit is een les die ook wij moeten leren. Laten we ons aan Jezus Christus overgeven, dat Hij ons mag smelten, ons harde hart mag smelten, zodat wij de wereld gaan zien zoals Hij die ziet, dat Hij ons “in omloop” kan brengen, zodat we ook in­derdaad alle naties, alle volken, alle stammen, alle talen bereiken, met de boodschap dat Jezus leeft.’

 

Eerste liefde, eerste werken door David du Plessis (2)

Herinnert u zich de tijd, dat u tot bekering kwam? O, je was zo blij, je hield van iedereen, je vergaf iedereen, iedereen was opeens goed geworden.’

Maar Jezus zegt: “Je hebt je eerste, liefde verzaakt, je hebt je eerste werken nagelaten”. En zodra je ermee op­houdt met vergeven, houd je pok op met liefhebben. En zo­dra je ophoudt met liefhebben, is er geen vrucht van de Geest meer. Voor zover ik het kan beoordelen, is er niets in.de wereld, dat zo dodelijk is voor het christendom als een geest, die niet wil vergeven. Als christenen allemaal iedereen zouden vergeven, als de christenen alleen maar elkaar zouden vergeven, dan zou er een machtige Gemeente in de wereld van vandaag zijn. Maar de verdeeldheid en de bitterheid is de Gemeente binnengedrongen, omdat de chris­tenen elkaar niet willen vergeven. Ik verzeker u, mijn le­ven lang ben ik nóóit mensen tegen gekomen, die zó gemak­kelijk oordelen en veroordelen als christenen en ik heb nóóit mensen ontmoet, die het zo moeilijk vinden om te vergeven als kinderen Gods.

We spreken graag over liefde, maar waarom is er dan geen liefde? Omdat we niet vergeven. Dat heb ik ook ont­dekt toen de Heer mij riep om naar de kerken te gaan. Maar ik zei: “Heer, ze zijn dood”. Kijk, ik was degene die oor­deelde en ik geloofde niet in de opstanding, maar ik zei, dat ze dood waren. In mijn ogen was er geen hoop meer voor hen. Maar de Heer zei: “Misschien zijn ze wel dood, maar Ik heb nog nooit iemand de opdracht gegeven om de doden te begraven, maar wel om doden op te wekken. En jij moet deze doden opwekken”.

“O, Heer, hoe kan ik deze dode mensen opwekken? Ik kan ze niet rechtvaardigen voor wat ze doen’.

“Maar, ik heb nooit iemand de opdracht gegeven om hen te rechtvaardigen; alleen God kan rechtvaardigen. Jij kunt niet rechtvaardigen, omdat jij zelf niet recht bent; jij moet vergeven. Dat is alles, wat jij kunt doen en dat is alles, wat Ik van je verlang”.

“Maar, Heer, ze zijn verkeerd”.

“Als ze goed waren”, zei de Heer, “dan viel er niets te vergeven. Je moet juist vergeven, omdat ze verkeerd zijn. Als jij ze vergeeft, dan betekent dat nog niet, dat je zegt, dat ze goed zijn. Wat jij zegt is dit: Je kunt zo verkeerd zijn als het maar kan, maar ik ben geen rechter, ik vergeef je. En als jij ze vergeeft, zul je merken., dat je ze gaat liefhebben en op het ogenblik, dat je ze wer­kelijk gaat liefhebben, zal de Heilige Geest zich door jou heen openbaren. Maar als je ze niet vergeeft en niet liefhebt, dan kun je niet verwachten, dat de Heilige Geest met jou kan samenwerken”.

Daarom ben ik gegaan, u weet dat wel, wat ik doe en waar ik allemaal heenga. Zo zit ik midden tussen de ker­ken in. Ik beschouw elke kerk als een akker; als ik naar hen toega, dan ontdek ik twee dingen: tarwe en onkruid, op iedere akker. Hebt u wel eens een akker gevonden zon­der onkruid? Ik heb er nog steeds niet één gevonden; ze zijn allemaal gelijk. Soms kunnen we over allerlei op­scheppen in onze gemeente en we denken, dat er geen on­kruid is, maar dan ontdekken we tot onze verbazing, dat er bij ons ook onkruid groeit. Als u niet meer het goede zaad zaait en uw tijd verspilt met het uittrekken van on­kruid, dan zult u uw akker tot een chaos maken. Dat is het geval bij zoveel mensen die bezig zijn onkruid uit te trek­ken en die niet meer zaaien. ’ Maar eigenlijk trekken ze niet alleen het onkruid er uit, maar ook de tarwe. En ze ruïneren de akker.

Onlangs kwam op een conferentie een jonge voorganger naar me toe. Hij was geladen en hij zei: ” Ik heb uw boek gelezen: “De Geest maakt levend”. U zegt, dat de Heilige Geest u vroeg te gaan en nu moet u eens kijken, waar u heengaat”.

Ik zei: “Waar ga ik dan heen?”

“U gaat naar al die kerkelijke raden en naar die vrij­zinnige kerken”. “Wat is daar dan voor verkeerds aan?”, vroeg ik. “Maar”, zei hij, “de Bijbel zegt; Ga uit van haar”. “Ja, maar ik ben er nooit in geweest”, zei ik, “dus moet ik er eerst ingaan. Hoe kan ik er uitgaan, als ik er nooit in geweest ben? Nu ga ik er in en misschien kon ik er ook wel weer uit”.

“Wanneer komt u er dan weer uit?”

“Wel, als ze me er misschien uitgooien”.

“Zij gooien u er niet uit. Vertelt u hen dan niet, dat ze zondaren zijn?”

“O nee”, zei ik, “dat doe ik niet”.

“Maar”, zei hij, “Jezus vertelde de mensen dat ze zon­daren waren”.

“Ja, maar Jezus was geen zondaar, ik ben wel een zondaar, u bent een zondaar en ik mag andere zondaren niet oordelen; Ik moet die anderen vergeven, zoals de Vader mij vergeven heeft. Ik moet hen liefhebben”.

“Hebt u dan zondaren lief?”, vroeg hij.

Ik zeis “Mijn Vader heeft hen lief, gelooft u dat niet? God had de wereld zo lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Wilt u God dienen?”

“Ja”, zei hij. “Wel, God, die u dient, heeft de wereld lief. Als Hij de wereld niet lief had, dan zou Hij haar vernietigen. Als Hij was zoals wij, dan zou Hij de hele wereld veroordelen en verwoesten”.

“Wat doet u dan?”, vroeg hij.

“Ik heb ze lief”, zei ik, “en dan kan ik hen tot Jezus brengen. Want Jezus kwam in liefde en Hij zei: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u”.

“Hoe komen ze dan tot het besef, dat zij zondaren zijn?”

Ik zei: “Leest u de Bijbel niet? Misschien doet u het op de manier, zoals ik dat gewoon was te doen: Je leest hem, zoals je het zelf graag wilt hebben. Toen de Heer mij zei, dat ik de kerken niet moest oordelen, maar hen lief moest hebben, zei Hij: “Denk er aan, wat Ik gezegd heb: Als Ik naar de Vader ga, zal Ik Hem vragen en Hij zal de Hei­lige Geest zenden, en als Hij komt, zal Hij de wereld over­tuigen van zonde. Daarom hoef jij dat niet te doen. Daarom zei Hij: Het is beter voor u, dat Ik heenga, want als Ik heenga, dan zal de Heilige Geest komen en Hij zal de we­reld overtuigen; jij hoeft dat niet te doen, dan kun jij hen tot Jezus leiden”.

Jarenlang heb ik geprobeerd de wereld te overtuigen, maar de mensen raakten niet erg overtuigd; ze werden kwaad op mij en ik werd kwaad op hen en ik schold hen voor allerlei uit: blinde leidslieden van de blinden, als jul­lie in de kuil vallen, zal ik jullie wel begraven.

Maar de Heer zei: “lat is verkeerd, dat is het Evange­lie niet. Ik heb je nooit de autoriteit gegeven om ie­mand te veroordelen. Ik heb je nooit de autoriteit gege­ven om iemand te veroordelen. Ik heb nooit gezegd: aan hun vruchten zul je ze oordelen, maar aan hun vruchten zul je ze kennen, maar niet veroordelen. Daar heb je geen autoriteit voor gekregen”.

Dit is het wat ik heb bemerkt. Als ik naar hen toega, dan weet de Heilige Geest, dat ik niet wil veroordelen, dat ik niet wil proberen hen van zonde te overtuigen, maar dat ik bereid ben hen tot Jezus te leiden en hen werkelijk te vergeven. Want als ik hen niet vergeef, die zij kunnen zien, hoe kunnen ze dan geloven, dat God hen wil vergeven die zij niet kunnen zien. Ik zeg hun, dat ik een kind van God en een dienstknecht van Jezus Christus ben. Als zij dan zeggen: “Als God is als u bent, als Jezus is als u bent, dan kunnen we maar beter niets met Hem te maken hebben, want u ziet er niet naar uit, dat u iemand kunt liefhebben, maar wel klaar staat om te veroordelen”, dan is dat voor mij een reden om hen niet te veroordelen.

Ik wil iedereen met liefde tegemoet treden en sinds ik er mee opgehouden ben om het werk van de Heilige Geest te doorkruisen, overtuigt Hij hen van zonden. Ik spreek met hen in het besef, dat de Heilige Geest wel het werk in hun hart doet; Hij maakt, dat zij zich zo gaan voelen, zoal zoals ik dit graag zou willen, maar ik zeg er niets van.

Ik spreek over de liefde van de Heer en Zijn grote ver­gevingsgezindheid en vaak zeggen ze: “U bent de eerste die mij werkelijk begrijpt, u kent echt mijn moeilijkheden’.’ Maar ik weet, dat zij het moeilijk hebben, omdat de Heili­ge Geest hen van zonde overtuigt en dan weten zij niet, wat zij moeten doen. De mensen in hun omgeving kunnen niet helpen. Zij staan onder het oordeel, hun geweten klaagt hen aan en als zij proberen steun te vinden, voelen zij het oordeel steeds zwaarder wegen.

Onlangs was ik in een groep van ongeveer 50 voorgan­gers. Ze behoren tot een kerk waar enkele vreemde leer­stellingen worden geleerd. Ik had er wel van gehoord en ik dacht: “Wat moet ik doen?”

De Heer zei me: “Je moet ze vergeven, ga er niet heen om ze te veroordelen, vertel ze niet, dat ze verkeerd zijn, vergeef ze”. En dat deed ik. Een Pinkstervoorganger zei me: “Ik heb gehoord, dat u naar die predikanten gaat”.

“Ja, dat is zo”, zei ik, “ze hebben me uitgenodigd”.

“Maar weet u dan niet”, vroeg hij, “dat ze van die vreem­de dingen leren?”

“Ja, daar heb ik van gehoord”, zei ik.

“En wat gaat u nu doen?” Gaat u ze vergeven?”

“Dat heb ik al gedaan”, zei ik, “ik heb ze al vergeven”.

“Hebt u ze vergeven?”

“Ja”, zei ik, “en als je ze vergeven hebt, mag je er niet meer over praten”.

Dus ging ik er heen.

De Heer had me zo geholpen ze werkelijk te vergeven, dat toen ik tot hen sprak, ik al die vreemde leerstellingen glad vergeten was; ik dacht er geen moment meer aan. En de Heer doopte sommigen van hen in de Heilige Geest. Wat denkt u, dat er daarna gebeurde?

Sommige mensen zeiden tot mij: “Hoe kunt u toestaan, dat deze mensen werden gedoopt in de Heilige Geest? Wie moet hun nu onderwijs geven?”

“Broeders”, zei ik, “ik heb hen toevertrouwd aan de beste Leraar en de beste Gids van de wereld, en als wij ons nu maar niet bemoeien met Zijn werk, dan speelt Hij het heus wel klaar. Ik vind, dat jullie net zo erg zijn als de Rooms Katholieken. Zij zeggen, dat de mensen de Bijbel niet kunnen lezen, omdat ze er helemaal van in de war raken. Wij zeggen hetzelfde, dat, als de mensen de doop met de Heilige Geest hebben ontvangen, wij hen moeten onderwijzen, want anders gaat het helemaal verkeerd”.

De directeur van het R.K. Bijbelgenootschap in Mexico zei: “Ik vind, dat er in elk huis en in elk gezin in Mexi­co een Bijbel moet komen en ik zou graag willen, dat de mensen de Bijbel gaan lezen”.

“Maar”, zei ik, “de priesters zeggen, dat de mensen de Bijbel niet kunnen begrijpen, omdat ze er door in de war raken”. “Als de priester maar wegblijft”, zei hij, “dan zal de Heilige Geest hen wel onderwijzen, maar als de priester er zich mee gaat bemoeien, raken ze in de war”.

Dat zegt een priester over andere priesters. Ik vraag me soms wel eens af, of wij niet vaak denken, dat wij de leraars en de gidsen moeten zijn. We vertrouwen het de Heilige Geest niet toe om de mensen te onderwijzen. Zo hadden deze predikanten de doop met de Heilige Geest ontvangen. Later ontmoette ik hen weer en zij waren vol lof van de Heilige Geest; zij hadden net een conferen­tie gehad. En sommigen zeiden: “Broeder David, tientallen mensen werden gedoopt in de Heilige Geest net als wij”.

“O”, zei ik, “nu worden jullie echte Pinkstermensen”.

“Ja”, zeiden zij, “maar we behoren niet bij de Pinkster­beweging, maar we willen wél de Heilige Geest ontvangen. Zegt u eens, toen u bij ons kwam, wist u, dat we allerlei, dingen zus en zo leren?”

“Jawel”, zei ik, “dat wist ik wel”.

“Maar u hebt er nooit over gesproken, zelfs niet eens genoemd”.

“Dat komt, omdat ik jullie vergeven had”, zei ik, voor­dat ik bij jullie kwam. En hoe kan ik nu over iets praten, wat al vergeven is?”

“Dat is zo”, zeiden zij, “haar weet u, wat het vreemde is? Sinds wij in de Heilige Geest gedoopt zijn, kunnen we al die dingen niet meer geloven en we leren ze ook niet meer”.

Zij hadden de beste Gids, de beste Leraar.’ Als ik gepro­beerd had hen te corrigeren, waren zij vijandig geworden, maar ik had hen vergeven. En de Heilige Geest wist, dat ik niets in mijn hart had tegen deze mensen, maar HIJ over­tuigde hen van zonden. Dat is wonderbaar!

Tot de jonge voorganger, met wie ik sprak, zei ik: “Ik zal de kerken binnengaan, tot nu toe ga ik overal, waar men mij uitnodigt”.

Hij zei: “Hoe kunt u gemeenschap hebben met die men­sen?”

“Maar wie heeft gezegd”, zei ik, “dat ik daarheen ga om gemeenschap te hebben? Ik zoek geen gemeenschap, want die heb ik al; ik deel gemeenschap aan anderen mee”.

Ik heb zoveel gemeenschap, dat ik graag wil, dat ande­ren het ook hebben. Mijn gemeenschap ligt in Christus. Dat is de liefde van Christus, de vrucht van de Geest, want de Vader heeft mij gesnoeid. Ik heb zoveel vrucht, dat Protestanten ervan kunnen plukken, de Rooms Katholieken ook en de rest is voor de Pinksterbroeders en zusters. Heb ie­dereen lief; ik kan u zeggen, dit hééft uitwerking! Ik moest terugkeren tot mijn eerste werken. Mijn eerste werk is niet om zondaren tot bekering’ te brengen, maar om anderen te vergeven. U zult nooit een zondaar tot Jezus kunnen leiden als u hem niet kunt vergeven. Velen van uw familie leden zijn niet gered, omdat u hen nooit hebt vergeven. U denkt, dat u, omdat u familie van hen bent, het recht hebt om hen te veroordelen; houd er mee op uw kinderen te veroordelen, leer om hen te vergeven en zij zullen gaan geloven.

Hoe vaak heb ik gezien, hoe ouders hun kinderen bevit­ten en oordelen en veroordelen. Broeders en zusters, ver­geven is ons eerste werk. Hoe gauwer we terugkeren tot dit eerste werk, des te sneller zullen we weer de eerste liefde openbaren.

Petrus zat met een moeilijkheid: hij kon de wereld wel vergeven, hij kon hun zonden vergeven, maar zijn broeder… Hij zei: “Heer, hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven? Ze­ven keer?”

“Nee, niet zeven keer”, zei de Heer, “zeventigmaal zeven keer, 490 keer”.

Hebt u ook zo’n slechte broeder? Kunt u zich iemand voorstellen, die zo slecht is, dat u hem 490 keer moet vergeven? Of kunt u de zeven keer niet eens halen?

In één van de evangeliën staat, dat ik 490 keer per dag moet vergeven. Ik ben 16 uur wakker; als ik nu 490 keer in 16 uur moet vergeven, dan is dat 30 keer per uur, dat is elke 2 minuten: dat is een volledige dagtaak!

Wat bedoelde de Heer eigenlijk? Wel dit: je kunt niet anders, je moet vergeven, vergeven, vergeven… Dat is een smalle weg met éénrichtingsverkeer, een zeer smalle weg: je mag je niet omkeren en je mag niet ophouden met vergeven. De enige manier om in uw geloofsleven vooruit te komen is door te vergeven.          (slot volgt)

 

Nemen we God op Zijn woord?  door J. Noë

“Maar op Uw Woord zal ik de netten uitzetten”(Luc. 05:05b).

Lieve lezers.’ Het verhaal van de wonderbare visvangst is zo’n leerrijke les voor ons. God doet steeds dingen, welke, volgens menselijke begrippen, onmogelijk zijn. In het Oude en Nieuwe Testament lezen we geregeld van de bovennatuurlijke dingen die God deed, om de mensheid te to­nen dat Hij de Grote Almachtige is.

Zo ook in dit geval. De vissers hadden de gehele nacht hard gewerkt, maar niets gevangen. Nu komt Jezus, die, menselijkerwijze gesproken, meer verstand had van timme­ren dan van vissen, en zegt tegen de geroutineerde visser Petrus: “Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen”.

Hoe bestaat het.’ Petrus zal Jezus wel verwonderd en on­derzoekend hebben aangekeken, getuige zijn woorden waarmee hij begon te spreken: “Meester, wij hebben de gehele nacht door hard gewerkt en niets gevangen”. Maar nu het wonder­lijke, door een innerlijke drang gedreven zei hij: “Maar op Uw woord zal ik de netten uitzetten”.

En hij werd niet teleurgesteld; de vangst was zo groot, dat de netten dreigden te scheuren en de boten tot zinken toe, met vissen werden gevuld.

Petrus was door dit grote wonder zo getroffen, dat hij op zijn knieën viel en uitriep: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens”. Deze reactie is volkomen begrijpelijk, want hij was getuige van iets bovennatuurlijks. Jezus had door de Geest gehandeld en wist, dat Zijn Vader de vissen op die’ plaats zou brengen.

Is het niet wonderbaar? Toen Maria van de engel hoorde, dat zij, in haar nog ongehuwde staat, bevrucht zou worden door de Heilige Geest en uit haar Jezus, Gods Zoon, zou geboren worden, zei zij, vol verbazing en ontroering: “Mij geschiedde naar uw woord”.

Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. Ook in deze moderne tijd, waar het intellect hoogtij viert en óp allerlei gebied, vooral wetenschappelijk, ver­bijsterende dingen worden gepresteerd, maar waar tévens de zonde, ook in de kerken, hand over hand toeneemt.

Gods Woord blijft onverminderd van kracht en Jezus is nog steeds de Redder, Verlosser en Genezer, aangezien Hij Dezelfde is, gisteren en heden tot in eeuwigheid. Helaas zijn vele “christenen” in hun denken en levenswandel volkomen gelijk aan de wereldse mens en stellen daardoor hun vertrouwen meer op het zichtbare, n.l. de mens en diens kundigheid dan op God en Zijn Woord.

Ik moet hierbij denken aan de geschiedenis van Paulus die per schip op weg was naar Rome om voor de keizer te­recht te staan. Daar de reis met moeilijkheden gepaard ging, gaf hij, door de Geest geleid, de bemanning een waarschuwing. De hoofdman echter stelde meer vertrouwen in de schipper dan in Paulus, wat, van zijn standpunt ge­zien, volkomen begrijpelijk was. Maar hij zag spoedig in, dat hij beter naar de raad van de dienstknecht des Heren had kunnen luisteren.

Als je de mensen waarschuwt en hen attent maakt op de rijkdom van het volle evangelie, op hetgeen God ons in Christus schenkt, als wij in Hem geloven en doen wat Hij van ons verlangt, dan ben je, volgens hun inzicht, niet helemaal normaal, overgeestelijk; man, wees nuchter, zeg­gen ze dan, gebruik je verstand en blijf met je beide be­nen op de grond staan. Ze begrijpen nu eenmaal niet, dat het geloof geen kwestie van het verstand is, maar een­voudig het, als een kind, accepteren, wat God in Zijn Woord zegt en je onder de leiding van Zijn Geest stellen.

Wat zegt (1 Kor. 02:10-15)?

“Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest.

“Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diep- “ten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een “mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? “Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest “Gods. Wij nu hebben, niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat “wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. “Doch een ongeestelijk mens aanvaard niet van hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem een “dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het “slechts geestelijk te beoordelen is”.

Lieve vrienden, als we God een realiteit in ons leven willen laten worden, dan moeten we gemeenschap met Hem hebben, moeten we Hem op Zijn Woord nemen en het in alle dingen met Hem wagen. Dan dienen wij, in de volle zekerheid des geloofs, de schepen, die ons tot de terugtocht zouden kunnen verleiden, te verbranden. De Heer zegt, tot ons: “U geschiede naar uw geloof”. Hoe meer we, in het geloof, met Hem wagen, des te meer zullen we ontvangen. Hij zal ons niet verlaten, Hij zal ons niet begeven. Zoals we in het begin van dit artikel hebben beschreven, Petrus waagde het met Jezus en hij ontving daardoor veel zegen.

En nu, lieve lezers, gaan we onszelf eens onder de loep nemen. We zullen drie vragen stellens

1)God zegt in Zijn Woord, dat Zijn Zoon, Jezus, al onze ziekten heeft gedragen, dat Hij onze Genezer is en dat bij handoplegging in Zijn Naam, door de kracht van de Heilige Geest, de ziekten zullen wijken.

Geloven we hierin, met ons gehele hart? Is ons geloof zo sterk, dat wij in staat zijn deze Bijbelse weg te volgen en het met Hem te wagen, als satan kans heeft gezien ons li­chaam aan te tasten en wellicht van een zeer ernstige aard?

2) God zegt in Zijn Woord, dat wij ons in geen ding be­zorgd behoeven te maken en Hij in al onze behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk zal voorzien in Christus Jezus.

Geloven we hierin, met heel ons hart? Zo ja, laten wij dan ook aan onze handelingen en in onze levenswandel, aan de wereld zien, dat, in welke omstandigheden wij ook moch­ten verkeren, wij in deze beloften van God geloven?

3) Jezus zegt: “Wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen en nog grotere dan deze”.

Geloven wij hierin, met heel ons hart? Dat is dus niet alleen duivelen uitwerpen en zieken genezen, maar ook, als God ons voor dat feit plaatst, doden opwekken en de ‘natuur bedwingen.

Kijk, lieve lezers, deze vragen moeten ons tot zelfonderzoek brengen. Paulus zegt niet voor niets; “Onderzoek u zelve of gij wel in het geloof zijt”.

Als wij getuigen van Christus willen zijn, dan moeten wij dat tonen met ons lichaam, Zijn tempel, en met de geest, door gemeenschap met Zijn Geest, in woord en daad. God zal dan Zijn Heerlijkheid in ons openbaren in Christus.

“Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon, niet gespaard “maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken”. (Rom. 08:32).