1981.03 nr. 213

Levend geloof 1981.03 nr. 213

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Gehoorzaamheid

Gehoorzaamheid is een belangrijke factor om te kunnen functioneren in het Koninkrijk Gods. Daar werd ik één dezer dagen nog eens bij bepaald toen ik vol blijdschap constateerde hoe onze ar­beid groeit, het aantal abonnees nog voortdurend toeneemt en in een jaar tijds de oplage van ons blad zelfs is verdubbeld. Het was toen of ik de vraag voorgelegd kreeg: Maar wat zou je reactie zijn geweest als het aantal lezers het laatste jaar niet was toegenomen of zelfs achteruit was gegaan? In alle oprechtheid kwam toen dit in mijn gedachten: Ook dan zouden we niet anders kunnen dan gehoorzaam doorgaan met de verkondi­ging van het volle evangelie!

Wie de Heer werkelijk volgt, kan niet anders dan Hem gehoorzaam volgen. Dan bewerkt Hij door Zijn Geest, geloof, volharding en toewijding in onze harten. Dan is er geen weg terug, maar alleen een weg die steeds verder omhoog voert. Dan gaan we ook meer en meer ontdekken hoe God Zijn rijk­dommen en heerlijkheden aan ons gaat openbaren en in ons leven tot een realiteit maakt.

 

De weg van een geopende hemel door Jan W. Companjen

 

“Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geo­pend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u to­nen, wat na dezen geschie­den moet” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01).

Reeds eerder heb ik over de­ze tekst uit Openbaring ge­schreven, maar ik wil dit nog eens doen, omdat dit reeds enige jaren geleden is en deze tekst één van de belangrijkste uit Openbaring is. Het is als het ware de sleutel voor de eindtijdgemeente.

In de eerste drie hoofdstuk­ken van Openbaring wordt het wel en wee van de aardse ge­meenten beschreven. Er is veel goeds van te vertellen, maar er is toch bij elke ge­meente, toen en nu, een “maar”: “Ik heb tegen u…” Toch heeft de Geest Gods het in de nakomelingen van die gemeenten volgehouden.

Steeds is de fakkel doorge­geven en nu zijn wij, na tweeduizend jaar christendom, in de eindtijd aangeko­men. De opkomende vloed van een demonische wereldheer­schappij doet alles op zijn grondvesten schudden en ie­dere gelovige weet, ja voelt aan, dat alleen een volk vol van de Geest des Heren, deze vloed zal kunnen weerstaan.

Dan breekt thans, in deze ernstige tijd, opnieuw het licht door en het volk van God ziet dat het volk Gods in de woestijn van het hedendaagse leven, door de slang gebeten is. Het gif is in het gehele lichaam doorgedrongen en heeft het dodelijk ziek gemaakt.

Het koninkrijk Gods is als zuurdesem

Wat is het dan toch gewel­dig dat God Zijn volk niet los laat en dat wij weer op­nieuw hebben geleerd om op Jezus te zien. Hij is de Verlosser en Hersteller en wij mogen nu, in deze tijd, het hoofd opheffen en erva­ren dat het Koninkrijk Gods inderdaad is als een zuurde­sem. Gods werk gaat door, ondanks alles, en het brood, een beeld van de gemeente, zal er geheel mee doortrok­ken worden. Evenzo is het Koninkrijk der hemelen als een mosterdzaadje, eerst zeer klein, maar het zal een boom worden met al zijn mo­gelijkheden.

Juist nu, midden in het nachtelijk uur, worden we wakker geschud en klinkt de stem: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood en Christus zal over u lichten! “

Ons tekstgedeelte geeft aan wat er gaat gebeuren en dat begint met een geopende he­mel. Denk daar eens over na.

In tegenstelling met de god – is – dood theologie komt daar een boodschap van een geo­pende hemel. Juist als men gaat denken, nu is alles af­gelopen, als de kerken gaan zeggen: “Neem die Bijbel maar met een korreltje zout”, komt er een lichtstraal uit de hemel. Net als Paulus wordt het volk van God weer aangesproken en voor de keus gesteld om Hem te volgen.

Langs die weg – de weg van een geopende hemel – komen de zonen Gods tot openbaring. Die geopende hemel is het be­gin dat Jezus op aarde ver­schijnt in Zijn volk. Het gaat om de vrucht, broeders en zusters. Jezus is als het tarwegraan de dood ingegaan. Na een groeiperiode en rij­ping komt er vrucht in de aar. Die vrucht is gelijk aan het zaad en Hij zal tot verzadiging toe genieten van het zaaisel in Zijn hof. Zie Jesaja 61 vers 11 (Jes. 61:11).

De eindtijdgemeente voert een geestelijke strijd

De eindtijdgemeente zal bruidsgemeente zijn en samen met de bruid de eindstrijd strijden. Een strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden in de he­melse gewesten. In Openba­ring krijgen wij die eind­strijd uitgebeeld. Het is een geestelijke strijd tus­sen de volgelingen van Jezus en de demonische machten en krachten die wij volop om ons heen zien in mens en schepping.

Die eindstrijd vindt plaats in de hemelen, dat wil zeg­gen in de onzienlijke we­reld. Thans wordt er een felle strijd gevoerd om uw en mijn inzet. De duivel greep in het begin naar de macht en hij viel. Vervol­gens greep de mens naar de macht en de mens bleef val­len tot op dit moment.

Nu is de tijd aangebroken dat opnieuw de stem Gods klinkt. Wij zijn op een breekpunt aangekomen en het is nu een kiezen voor het leven. De duivel strijdt er thans voor dat de mens niet zijn plaats gaat in­nemen die hij in Christus ontvangen heeft.

Die weg, van Christus met Zijn volk, gaat langs het pad van “dienen” en niet van “heersen”. Dat dienen is mogelijk vanuit de mens die vrede gevonden heeft bij God. Geweldenarij is één van de kenmerken van het heersen van de duivel.

De strijd, die geestelijk is, is reeds in volle gang. Denk nu niet dat dit al­leen op kerkelijk en/of ge­lovig terrein plaats vindt. Niets is minder waar. Juist bij de jeugd vindt je mo­menteel een geweldige af­keer van geweld. De meest rechtse partijen staan daar­entegen vooraan in de rij van bewapening. Vergeving en een nieuw begin is ook juist in die kringen moeilijk op te brengen.

Het gaat alleen om het leven wat ons in Christus Jezus geschonken is

Wij leven echter in een tijd waarin we slechts één ding dienen na te jagen, namelijk het Geestelijk leven wat ons in Christus geschonken is. Hij zal ons leiden naar de volle waarheid en ons de toekomst openbaren. Hij zal het uit het Zijne nemen en het ons verkondigen.

Jezus leeft en zal Zijn be­loften waar maken. Dit kan niet anders dan langs de weg die Hij daarvoor zelf ook bewandeld heeft. Zoals Jezus één was met de Vader, (uit één Geest), zo wil Hij ook één Geest zijn met ons. Dat is de weg en dat is de ge­opende hemel.

Men heeft een horizontaal evangelie gemaakt, van mens tot mens, en een aards den­ken. Men reist momenteel naar het aardse Jeruzalem in plaats van naar het He­melse. En toch zingt men vaak in die kringen: Jeruza­lem, dat ik bemin, wij tre­den uwe poorten in. Daar staan, o Godsstad, onze voeten….

Laten wij de strijd aanbin­den en onze broeders en zus­ters, die zo gebonden zijn dat zij alleen maar aardse dingen zien, bevrijden en aanzeggen dat zij ook mogen geloven dat Jezus Overwin­naar is in deze tijd.

Onze tijd vraagt mensen die geloven en de Geest Gods be­zitten. Ons hele leven vraagt een openstelling in de Geest van Christus, niet door habijt of door een uni­form, maar door Geestelijk gezag.

De halve waarheid of de hele waarheid?

De afval zoals wij die thans zien, is niet alleen een te­ruggang naar lege kerken. Het is een uiting van het inner­lijk van de mens, die name­lijk geheel aards gericht wordt. De antichrist zet zich in de tempel Gods, dat wil zeggen dat het hart van de mens, dat hart, dat inner­lijk dat voor God bestemd is, door de duivel wordt bezet en beheerd. De evangelische christenen, ook in pinkster- kringen hebben slechts de halve waarheid toegepast. Ze zijn tevreden met een zalig sterven, omdat hier op aarde niets meer te verwachten is. De toekomstverwachting is weggenomen. De duivel heeft ze werkeloos gemaakt. Er is onder hen ook geen strijd tegen de machten en krachten in de hemelse gewesten. Ze belijden onder elkaar dat Jezus reeds alles volbracht heeft. Dit is een wetteloos denken en een teken van de eindtijd. De Bijbel waar­schuwt ons hiervoor.

Er is slechts één weg en dat is de weg zoals Jezus ons die geleerd heeft. Het is en was steeds de bedoeling dat er een volk Gods zou opstaan dat in Zijn wegen zou gaan. Dat wil zeggen dat ging han­delen en wandelen zoals Hij dat gedaan heeft.

Nu wij op het punt zijn aan­geland dat wij de boodschap moeten leren verstaan dat de zonen Gods gaan openbaar worden, zullen wij de weg terug moeten vinden. Die weg is ons in Christus geopen­baard. Hij, Jezus, heeft ons God de Vader leren kennen. Hij zal ons ook verder bren­gen.

Maar dan moeten wij terug naar de Bijbel en een geo­pende hemel. Dit vraagt al­lereerst inzicht en gehoor­zaamheid. Ongehoorzaamheid is, net als dwang, een soort van geweld. De gehele wereld is vol geweldenarij, vol met dwang en wrevel. Men dwingt de zaken af, soms door klei­ne groepen.

Deze dingen kunnen wij ons in het gezin of in de ge­meente niet meer veroorloven. Wij moeten een voor­beeld zijn van geduld en ge­loof, van verwachting en wijsheid door de Heilige Geest. Denk aan de vrome geesten. Zij zijn en worden nog steeds opgejut door ge­weld. Bidden, naar wapens jagen en schieten op grond van wetsgeloof: Wil je niet horen dan moet je maar voe­len.

Wij willen blij zijn met al­len die dienstbaar zijn in het rijk Gods. Het gaat om het herstelde huis Gods. Po­sitief verder gaan is de weg naar boven. Klim daarom op en ontvang nu en in de toe­komst inzicht, wijsheid en verstand om te kunnen gaan in de weg van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Hij heeft de toekomst en de hele wereld in Zijn hand. Hij zal in ons en met ons meer doen dan wij bidden of beseffen.

Zing en juich tot eer van Jezus – Hij, de Rots waarop wij staan – ’t Is Zijn Woord vol Geest en leven – Dat ons krachtig voort doet gaan.

Opgewekt tot een nieuw leven – Zijn wij nu van Gods ge­slacht – Wij verkrijgen door volharding – Wat Hij ons heeft toegedacht.

God roept u om uit te trek­ken – Uit het duister tot Zijn licht – Koningen met Hem te worden – In het Rijk door Hem gesticht.

 

 

Reacties van lezers van de redactie

 

De boodschap voor deze tijd

Broeder G. V. te Estampius, België, schrijft: “Het is mij een vreugde steeds uw blad te mogen lezen en mij te mogen verdiepen in de boodschap van het Koninkrijk Gods. Deze boodschap is ze­ker voor onze tijd, het brengt Gods volk terug naar het oorspronkelijke van de onzienlijke wereld. Gaarne willen wij vermelden dat ons getuigenis vruchten voort­brengt. Een gezin kwam tot geloof, en wij zijn nu in een bevrijdingsstrijd gewik­keld, want de man is opgenomen geweest in een psychia­trische inrichting. Het re­sultaat is dat hij slechts een paar pillen per dag slikt. Onze gebedscel, die mijn vrouw en een broeder verenigde, is sedert enkele weken uitgegroeid tot 6 a 7 personen, waarvan er giste­ren drie in de Heilige Geest gedoopt werden. Dit alles werd wonderbaar door de Heer geleid, zonder druk maar in volkomen vrijheid des Geestes. Wilt u ons gedenken in uw gebeden, opdat wij verder dit alles mogen doen in wijsheid en kennis Gods”.

Wij verheugen ons dat de boodschap van het Koninkrijk Gods ook in België verder ingang vindt’. Deze broeder schreef verder onder andere nog dat hij woont in een Franssprekende streek, maar dat de Heer het heeft ge­maakt dat hij beide landsta­len machtig is. Een pluspunt om zo de Heer te kunnen die­nen .

Een juiste beslissing

Ook in de afgelopen maand werden weer veel brochures besteld. Broeder J.v.d.B, te Nunspeet, schreef bij zijn bestelling: “Wij geloven dat het een juiste beslissing is geweest om brochures uit te gaan geven. Het zal zijn uitwerking zeker niet mis­sen. Het is een goede manier om het volle evangelie ook op deze wijze meer bekend­heid te geven”.

Oud nummer.

Zuster K. E. v. L.S. te Ede, abonneerde zich en schreef: “Ik ontging een exemplaar van december 1979, oud zult u dan denken, via een kennis en werd getroffen door de oprechte en eerlijke, een­voudig geschreven artikelen, onder andere van Nico Goverts en J. Noë. Ik werd er door verkwikt naar geest, ziel en lichaam en ik dank de Here-God dat deze lectuur er is binnen bereik”.

Verlangen om voor de Heer te leven

Zuster R. v. Z, G. te Harderwijk schrijft erg blij te zijn met het blad “Levend Geloof”. “De inhoud wekt bij mij een enorm verlangen op om volledig te leven voor de Heer. Alles sluit ook zo fijn aan bij het gemeenteleven”.

“Neem liever twee abonnementen… “

Zuster A. T. K, – H. te Am­sterdam schrijft: “Neem liever twee abonnementen” schreef br. J. M. te Krim­pen a/d IJssel. Ofschoon dat ook steeds in mijn gedachten was, verzuimde ik u erover te schrijven. Zijn schrijven gaf de doorslag, omdat ik ’t precies zo er­vaar. Hierbij dus abonne­mentsgeld voor een tweede abonnement aan mijn eigen adres”.

 

Van kruis naar troon door H. J. Scholten

 

“….Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”(Joh.16:13) .

De weg naar de volle waarheid

Als iemand de weg niet weet en deze wordt hem gewezen, dan is hij dankbaar en volgt dan die weg ook omdat hij ter plekke wil komen. Al­thans zo gaat het in de na­tuurlijke wereld en heel vaak wordt daar gevraagd: “Kunt u mij de weg wijzen naar….”

Nu wordt ons ook in het geestelijke een weg getoond met de bedoeling die weg dan ook te bewandelen. Hij, die ons deze weg toont is de Heilige Geest. Zelfs blijft deze Geest bij ons ter on­dersteuning en bemoediging zodat wij het gestelde doel zullen bereiken.

Nu zegt Jezus van deze Geest, dat Hij ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid. Wat houdt dat nu precies in? De volle waar­heid? Is de waarheid dan niet altijd vol?

Het allerbeste is altijd om steeds weer te zien naar de weg, die de Heiland aflegde, want Hij is thuisgekomen. Hij heeft het doel bereikt. Hij wandelt niet meer, maar Hij zit! Als je thuiskomt ga je zitten. Van Jezus staat geschreven: “Daar wij nu een grote Hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan (doorgewandeld), Jezus, de Zoon van God, la­ten wij aan die belijdenis vasthouden” Hebreeën 4 vers 14 (Heb. 04:14).

Als wij dit doen zullen wij komen waar Hij ook is. Want we kunnen in Hebreeën 8 vers 1 (Heb. 08:01) lezen: “De hoofdzaak van ons onder­werp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit^ in de hemelen, de dienst verrichtende in het heilig­dom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens”.

Dus ons einddoel is ook: de troon der majesteit in de he­melen. Welk een prachtige uitdrukking. Wat een verhe­venheid! De troon der majes­teit.’

Aan het begin van de weg staat een kruis

Wat is nu het begin van deze weg, die naar zo’n verheven doel leidt? Aan het begin van deze weg staat een kruis. Allereerst wijst de Heilige Geest ons op het kruis van Golgotha, want ook Jezus was daar om te sterven en wij moeten ook sterven. Het klinkt vreemd, maar zon­der te sterven komen wij niet op de troon der majes­teit.

Ook Jezus werd geleid door de Heilige Geest en kon daar­door de wil des Vaders vol­brengen. Deze Geest stelde Hem in staat om Zichzelf hei­lig, zonder schuld of smet aan God te offeren Hebreeën 7 vers 26 (Heb. 07:26). Toen Hij Zich zó aan de Vader overgaf werd Hij bela­den met de ganse schuld der wereld en offerde Zich één­maal om ten tweede male zon­der zonde aanschouwd te wor­den door hen, die Hem tot hun heil verwachten” Hebreeën 9 vers 28 (Heb. 09:28) .

Willen wij dus uitkomen waar Jezus Zich bevindt, dan zul­len wij dezelfde weg moeten gaan. Er is een duidelijk begin en een duidelijk einde van de weg.

De volle waarheid is dus de troon der majesteit in de hemelen. Nu willen velen de ’troon’ maar niet het ‘kruis’. Kruis betekent: lij­den.’ De Heilige Geest leidt ons naar het ‘lijden’.

Verstaan wij wat lijden betekent?

Het gaat er nu wel om goed te verstaan wat met dit ‘lijden’ bedoeld wordt. Elk lijden om Christus’ wil is een goed lijden. De apostel Paulus schrijft in Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17): “….immers, in­dien wij delen in Zijn lij­den, is dat ook om te delen in Zijn verheerlijking”.

Nu gaan wij, als kinderen Gods, het lijden niet zoe­ken. Iemand zei eens: “Een martelaarskroon, die gezocht wordt, verliest zijn waar­de”. De kroon van het lijden wordt ons wel opgedrukt, als wij waarlijk in de voetstappen van de Meester willen gaan. Wie niets van dit ‘lijden’ afweet, zal ook niet veel begrijpen van de heerlijkheid Gods.

Wij willen zo graag de volle waarheid verstaan, maar het betekent tegelijkertijd: lijden! In Prediker 1 vers 18 (Pred. 01:18) staat: “Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis ver­meerdert, vermeerdert hij smart”. Zo is het ook met de vermeerdering van geestelij­ke kennis. Jezus bezat wijs­heid en kennis en wie heeft er meer geleden dan Hij? Juist omdat Hij zoveel ken­nis had inzake het Konink­rijk Gods was Zijn lijden zo groot, want Hij wist van het volmaakte. Jezus was een Man van smarten en vertrouwd met ziekte, schrijft Jesaja.

Maar wij behoeven toch niet meer te dragen wat Jezus ge­dragen heeft? Neen, dat is juist. Het lijden van de Heiland was uniek. Ik kan mijn leven niet geven en daarmee een wereld vol zonde en schuld loskopen. In Psalm 49 staat: “Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen, te hoog immers is de prijs voor hun leven en voor al­toos ontoereikend, dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zien”.

Kruis en kroon horen bij elkaar

Maar toch leert een waarach­tig kind van God het lijden kennen. Omdat hij de weg van Jezus wil gaan en dat is een weg van zelfver­loochening en opoffering. Je moet in de natuurlijke wereld niet veel glorie zoe­ken met je geloof. Velen werken met de elle bogen om maar iets te zijn in het Ko­ninkrijk Gods, maar het is alleen maar een vleselijk verlangen zélf iets te wil­len zijn.

Ons geloof is ook geen hob­by waarin we wegvluchten. Sommigen hebben zoveel na­righeid in de wereld onder­vonden en worden dan gods­dienstig en deze ‘vorm’ van godsdienst is voor hen meer een soort zelfbevrediging dan het dienen van God in Geest en waarheid.

We moeten goed begrijpen dat kruis en kroon onafscheide­lijk met elkaar verbonden zijn en dat langs een weg van veel strijd het einddoel bereikt zal worden. Maar het is de moeite waard! Hoe weet ik dat? Dóór de Heilige Geest, want die Geest leidt mij in de volle waarheid. Die Geest maakt dat ik vol­harden kan op de smalle weg en gelijke tijd is er zo’n bemoediging en vertroosting van die Geest, dat ik mij eindeloos verblijden kan in de God der waarheid. Mijn God! Mijn Vader!

Op die weg klinken voortdu­rend de liederen Sions. Daar spoort men elkaar aan te volharden. Doorgaan broeder, doorgaan zuster! Kom, we gaan een lied zingen, dan gaat het gemakkelijker. En dan klinkt het lied:

“Laat ’s Heren lof ten hemel rijzen,

hoe goed is ’t onze God te prijzen!

’t Betaamt ons psalmen aan te heffen,

die lieflijk zijn en harten treffen”.

Je krijgt nieuwe kracht en God betoont aan je hoe waar­achtig Zijn Woord is. “Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte”.

Waardig gekeurd

Wij hebben het einddoel nog niet bereikt. We leven in angstige tijden en er zou nog wel eens veel lijden kun­nen komen vanwege ons geloof in de Naam van Jezus. Ech­ter, we behoeven nergens be­vreesd voor te zijn, omdat elk lijden, elke vervolging, elke smaad, elke laster en elke verdrukking, die we moe­ten doorstaan een bewijs is van een rechtvaardig oordeel Gods, dat wij het koninkrijk Gods waardig gekeurd zijn! 2 Thessalonicenzen 1 vers 5 (2 Thess. 01:05).

Kinderen Gods zijn bekend met het kruis, maar ook met hun verheven plaats in de he­melse gewesten. En geeft het­geen grote blijdschap in je geloofsleven overwinningen te boeken op het rijk der duisternis?

We weten dat de duivel rond­gaat als een briesende leeuw. En toch…. Jezus is Overwinnaar! En wij met Hem! Er is een briesen der gewel­denaars (machten der duis­ternis) als een stortbui te­gen een muur, als hitte in een dorre streek. Jesaja zegt: het is het rumoer van vreemden. Maar dan is daar de machtige belofte: “Het rumoer der vreemden onder­drukt Gij: als hitte door de schaduw van een wolk wordt het gezang der geweldenaars gedempt” Jesaja 25 vers 5 (Jes. 25:05).

Is het niet heerlijk dat wij door ons gezang, onze lof­prijzingen, het gezang der geweldenaars kunnen dempen? Gods kracht, overweldigend in ons, laat ons jubelen: “Neen, de Heer der Heren doet ons triomferen!” Het is al het lijden waard. Ook voor ons zal gelden: om hun moeitevol lijden zullen zij het zien. Wat zullen we zien? De heerlijkheid Gods en de troon van Zijn majes­teit. In alle volmaaktheid voor eeuwig en altijd. Vast en zeker? “Ja”, zegt God, “dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege” Jesaja 54 vers 17 (Jes. 54:17). Geloofd zij de Here voor eeuwig. Amen, ja Amen!

 

De vier soorten rust van de gelovige door J. Noë

 

In een geschrift van Dr. A. Grimes uit Californië, U.S.A., getiteld “De verzekerdheid van de gelovige”, kwam ik bovenstaand onder­werp tegen en ofschoon ik mij kan voorstellen dat voor verschillende lezers, datgene, wat ik nu ga behan­delen, laten we maar zeggen, ‘oud nieuws’ is, leek het mij toch van belang deze uitleggingen over de rust, hoewel in beknopter vorm, met enkele toevoegingen van mijzelf erbij, aan u door te geven.

Dr. Grimes zegt dat er vier soorten rust zijn:

1.De rust van de verlos­sing.

2.De rust van het dienstbe­toon.

3.De rust van de erfenis.

4.De rust van de volmaakt­heid.

Hoe ver zijn wij in onze geestelijke groei?

Deze soorten rust zijn erva­ringen, die de gelovige heb­ben kan, wanneer hij met God wandelt. Er zijn ook terrei­nen van ervaring, die de ge­lovige moet doormaken. Er zijn ook stadia van ontwikke­ling, welke hij moet doorlo­pen.

De mate, waarin wij deze er­varingen hebben doorgemaakt, geeft aan, hoever wij zijn in onze groei. In onze wandel met God, kunnen wij in de eerste rust zijn, of in de eerste en tweede, of in de eerste, tweede en derde, of in alle vier. (Ik wil hier­bij opmerken dat rust en vrede nauw met elkaar ver­bonden zijn).

De rust van de verlossing

Matt. 11:28: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven”.

Het is dus duidelijk dat de vermoeiden en belasten niet door eigen inspanning, door eigen werken, werken der wet, enzovoort, welke wer­ken van het vlees zijn, tot die rust kunnen komen.

Efeze 2 vers 8 en 9 (Ef. 02:08-09 zegt: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: Het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme”.

Het is dus God die soeve­rein de eerste stap naar de zondaar doet en alleen door geloof komt hij tot Christus. Alleen door het geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus, als onze Redder, Verlosser, Genezer en Voleinder des geloofs, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is en Die gegeven is alle macht en hemel en op aarde, is men in staat tot die bovengenoemde rust in te gaan.

Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01) zegt: “Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”. Filippenzen 4 vers 7 (Filip. 04:07) zegt: “En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.

Helaas zijn er nog al wat christenen, die al zijn ze gered, nog niet de rust der verlossing hebben gevonden (meestal door valse leer). Ze zijn steeds met zichzelf bezig, zien het niet goed zitten, trachten om gered te blijven uit eigen kracht en werken (dus het vlees) rust te krijgen. Als je de­ze mensen vraagt: “Ben je een kind van God?”, dan krijg je als antwoord: “Dat hoop ik”. Anderen hou­den vast aan de gedachte: “We blijven zondaars tot de dood toe”. Hoe droevig. Ze willen en kunnen gewoon niet accepteren wat God hen in Jezus heeft geschonken. In feite is dat een beledi­ging voor God.

De rust van het dienstbetoon

Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29) zegt: “Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen”.

Het is vanzelfsprekend dat een christen, die niet de rust van de verlossing heeft ervaren, ook nooit in staat zal zijn, de rust van dienstbetoon deelachtig te worden. Willen wij de rust van dienstbetoon ervaren, dan moeten wij ons volledig overgeven, om één te worden met Christus. Romeinen 12 vers 1 (Rom. 12:01) zegt dat wij onze lichamen moeten stellen tot een levend, Gode welgevallig offer. Om dat te bereiken dienen wij het juk van Christus op ons te nemen en onze harten open te stel­len voor datgene wat Hij ons wil leren. Hij zegt dan nog bemoedigend en aansluitend op bovenstaande tekst tot ons: “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”.

Wij ondergaan onder Zijn leiding een training, opdat Hij Zijn doel met ons kan bereiken en wij rust vinden voor onze zielen. De ziel is namelijk de zetel van onze gevoelens, ons verstand en ons zelfbewustzijn. Deze gevoelens kunnen een belang­rijke rol in ons leven spe­len op allerlei gebied, waardoor we in grote moei­lijkheden kunnen komen. Als we de verlossing in ons le­ven ervaren hebben, willen we in ons enthousiasme alles voor de Heer doen en hebben we bijvoorbeeld zo onze eigen ideeën en plannen om de Heer te dienen. Daarom is het zo belangrijk dat we ons onder het juk van de Heer stellen en luisteren wat Hij ons te zeggen heeft.

Het volgende voorbeeld moge hiervoor dienen: Om een jon­ge os te leren werken, brengt men hem onder één juk samen met een oude os, die goed getraind is en heeft leren gehoorzamen aan de man die het veld omploegt. Op deze wijze wordt de weer­stand van de jonge os gaan­deweg gebroken en wordt hij een goede werker voor zijn baas.

Het geheim van de rust van het dienstbetoon

Zoals God een volkomen ver­lossing voor ons bereid heeft, heeft Hij ook tevoren bepaald hoe wij Hem zouden dienen. Als ik het geheim wil ontdekken hoe ik de rust van dienstbetoon kan vinden, moet ik te weten zien te ko­men, wat Hij wil dat ik doen zal, wat mijn plaats dus is in het plan van God.

Efeze 1 vers 11 (Ef. 01:11) zegt: “In wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil”.

Wij zijn dus voorbestemd tot een bepaald doel en als we ons daaraan en aan God over­geven, zal Hij het uitwer­ken.

In Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) staat: “Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”.

Deze werken komen niet door zelfwerkzaamheid tot stand, maar door de Heilige Geest die in ons woont. Filippenzen 2 vers 13 (Filip. 02:13): “Want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt”.

Wij moeten al wat wij wil­len doen aan de Heer opdra­gen, opdat Hij ons kan leiden tot de werken, die Hij tevoren voor ons bereid heeft.

Spreuken 3 vers 5 en 6 (Spr. 03:05-06: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden rechtmaken.”.

Dezelfde wijze van overgave, waardoor wij tot verlossing kwamen, moet ook leiden tot dienstbetoon. Kolossenzen 2 vers 6 (Kol. 02:06) zegt: “Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem”.

Ik wandel met Hem in geloof. Ik ben door hetzelfde juk met Hem verbonden. Hij is Degene, die mij leidt. Als ik dit geleerd hebt, zal ik de rust van dienstbetoon binnengaan. (Deel 2 – Slot van dit artikel – volgt in “Levend Geloof” van april).

 

 

De Vredevorst Efeziërs 2 vers 14 (Ef. 02:14) door Judith Jacobs

U weet toch dat Jezus de storm heeft gestild op het meer? Matteüs 8 vers 23 tot en met 27 (Matt. 08:23-27). Er staat in vers 26 dat Hij de natuurele­menten bestrafte. Nu kan het woord “bestraffen” op ver­schillende wijze over komen. Het houdt eigenlijk in dat je op je vingers wordt getikt en wie vindt dat in wezen nou leuk?! Om tot het punt te komen: Als de Here wind en gol­ven bestraft, zodat alles kalm wordt, is dat prachtig, maar hoe zit dat met onze “natuurelementen” (geestelijk gesproken), zoals gemoedsaandoeningen, harte-aangelegenheden en dergelijke? Ik betrap me er op dat ik daar zelf veel moeite mee heb. De vraag die overblijft is: wat doe ik ermee? Er is maar één antwoord mogelijk: tot Jezus gaan zoals ook de discipelen hebben gedaan.

In het verhaal is weer sprake van actie (uitgaande van de discipelen): ze gingen naar Jezus toe, maakten Hem wakker en klaagden hun nood. Pas toen kon de Heer iets doen of anders gezegd: Hij werd daartoe in de gelegenheid gesteld doordat de discipelen Hem verzochten (baden) iets te doen. En de Here deed het zó volmaakt, dat men zich erover ver­wonderde (vers 27).

Jezus wil ons altijd helpen als wij ons tot Hem wenden als het in ons “stormt”. Bovendien: Hij alleen kan ons het beste helpen, daar aan Hem gegeven is “alle macht in hemel en op de aarde” Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18). Maar daar is méér: Hij doet het met liefde, want Hijzelf is de Liefde. De Liefde die zich vrijwillig liet verguizen en “onze strijd” heeft ge­streden. “Maar begrijpt de Heer me dan wel?” hoor je vaak. Staat er niet geschreven dat wij Zijn “maaksel” zijn? Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) en dat Hij weet “wat maaksel wij zijn”? Psalm 103 vers 14 (Ps. 103:014). “Maar heeft bidden dan wel zin?” Nu moeten we oppassen: Satan staat als een belager aan de deur, van harte gereed om ons te ontmoedigen.

Speel het eenvoudig, broeder of zuster: Ga tot Jezus en laat Hem toe de “elementen” in u te “bestraffen”. U zult het ervaren: Hij is onze vrede, want Hij gebiedt vrede. Hij is de vredevorst!

 

“Maar Ik heb voor u gebeden…” Lucas 22 vers 31 en 32 (Luc. 22:31-32).

Gedicht door Judith Jacobs

Dat is de rust die Gij kunt geven,

Als het zo stormt in mijn gemoed:

Uw almacht breekt de wind en golven,

Gij zijt het die hen zwijgen doet.

 

Dat is de vrede die Gij uitstort,

In wanhoop en in duisternis:

Dat ik mag weten dat Uw liefde

Te allen tijd’ rondom mij is.

 

Dat is de troost wanneer de Boze

Mij aanklaagt en “als tarwe zift”:

Dat ik – al kan ik niet meer bidden –

Toch in Uw handpalm ben gegrift.

 

Dat is de kracht waarvoor ‘k mag danken,

De overwinning waar ‘k op pleit:

Dat Gij voor mij, Heer, hebt gebeden,

En toen gestreden hebt…. “mijn strijd”.

 

De vrucht van het licht door G. J. R. Doornink

 

“De vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waar­heid” (Efez.5:9). Lees ook Efez.5:1-21, het gedeelte waarin deze tekst staat.

Vroeger duisternis – thans – licht

We hebben allemaal zo onze eigen herinneringen aan de tijd toen het nog duister­nis was in ons leven. Zo moet ik nog wel eens denken aan het dorpskerkje waar ik vele jaren naar toe ging en de dominee dan een enkele keer het gezangvers liet zingen: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood; en Christus zal over u lichten”. Dit vers sprak me wel aan, waarschijnlijk door de aangenaam klinkende melodie, maar misschien on­bewust ook wel door de woor­den. Maar buiten de kerk was je het al spoedig weer ver­geten. …

Wat is het dan heerlijk als je het later werkelijk weet: Christus heeft mij opgewekt, ik ben een nieuwe schepping in Hem’ Paulus zegt hier in Efeze 5 vers 8 (Ef. 05:08: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here”. Kinderen Gods zijn uit de duisternis overge­gaan in het licht; uit de dood in het leven.

Paulus zegt er echter nog iets meer van, wat voor ieder kind van God van het allergrootste belang is.

Hij zegt: “wandelt als kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid en toetst wat de Here welbehaaglijk is”(vers 8-10). Paulus wil eigenlijk zeggen.

 

Nu dat zo is, nu je uit de duisternis bent overgegaan in het licht, moet je ook als zodanig leven’ We moe­ten oppassen dat we niet te­rugvallen in de klauwen van satan, door waakzaam te zijn en geestelijk te groei­en in Hem, door de weg van geloof en gehoorzaamheid blijvend te bewandelen.

Dit is mogelijk als we de richtlijnen in acht nemen die Paulus hier noemt in Efeze 5. Het zijn als het ware de kenmerken van “wak­kere” christenen. Let wel geen “slapende ” christenen maar christenen die wakker zijn! Spreuken 10 vers 5 (Spr. 10:05) zegt: “Wie verzamelt in de zomer, is een verstandig zoon; wie slaapt in de oogsttijd is een zoon die zich schande­lijk gedraagt”.

De kenmerken van Christenen die wakker zijn

God zoekt in onze dagen naar wakkere christenen. Hun voornaamste kenmerken zijn:

Het zijn navolgers Gods, (vers 1). Zij wandelen in de voetstappen van Je­zus.

Zij laten zich niet in met de werken der duis­ternis (vers 11).

Zij ontmaskeren deze! (vers 12).

Zij zien nauwlettend toe hoe zij wandelen (vers 15) .

Zij zijn niet onverstan­dig, maar zoeken de wil van God (vers 17). Zij leren deze wil kennen uit Gods Woord, waaruit ze kennis en inzicht ont- vangen.

Zij zijn vervuld met de Heilige Geest (vers 18).

Zij spreken, zingen en jubelen tot eer van de Naam van Jezus (vers 19). Lofprijzing is dus ook zeer belangrijk.

Zij danken God te allen tijd (vers 20).

Zij zijn elkander onder­danig (vers 21).

Samengevat zouden we kunnen zeggen: Zij openbaren de vrucht van het licht!

Wandelen wij in het licht?

Wij zijn dus geroepen om lichtdragers van Jezus te zijn. Jezus sprak: IK ben het licht der wereld. Maar Hij heeft ook gesproken: Gij zijt het licht der we­reld.

Naarmate het licht wat in ons is helderder gaat schij­nen, zal ook elk spoor van de duisternis verdwijnen. Vele kinderen Gods zijn nog als een kamer waar een paar schemerlampjes aan zijn. Je kunt elkaar nauwelijks on­derscheiden, je kunt niet goed lezen           Het is misschien wel “gezellig”, maar het komt er op neer dat je niet goed kunt zien.

Nu is dit geen pleidooi om schemerlampjes uit onze ka­mers weg te doen, maar wel wil ik dit als voorbeeld ge­bruiken hoe het bij vele kinderen Gods geestelijk ge­steld is. Als er een ver­menging is van licht en duisternis, kan men geeste­lijk niet goed zien. Wie in geestelijk opzicht het licht heeft leren kennen, kan zich niet meer veroor­loven in schemertoestand te leven, maar behoort te wan­delen in het volle licht met Jezus.

1 Johannes 1 vers 5 tot en met 7 (1 Joh. 01:05-07) zegt: “En dit is de verkondiging die wij van Hem gehoord hebben en u ver­kondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeg­gen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duister­nis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeen­schap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde”.

De vrucht van het licht komt alleen in ons ten volle tot openbaring als we bereid zijn volkomen in gemeenschap te leven met Hem die het werkelijke licht is.

Wat is de vrucht van het licht?

Let wel, Paulus spreekt hier niet alleen over het licht, maar ook over de vrucht van het licht. Wat is de bete­kenis daarvan? Het woord ‘vrucht’ heeft twee betekenissen. Het heeft te maken met volgroeid zijn, maar ook met het resultaat, de uit­komst, de oplossing.

Toen ik in vroeger tijden in het najaar aan het appels plukken was, waren dat vruchten die volgroeid wa­ren. Ik ging niet in juli vruchten plukken, die pas in oktober volgroeid en rijp waren. Wat worden er in geestelijk opzicht veel on­rijpe vruchten geplukt, met alle negatieve gevolgen van dien. En wat willen velen graag de oogst binnenhalen, terwijl deze nog niet rijp is! Ik denk dan aan de wijdverbreide gedachte bij vele christenen, dat Jezus ‘elk moment’ terug kan ko­men om Zijn gemeente ’op te nemen’.

Men ziet dan volkomen over het hoofd dat het eerste doel van God met Zijn ge­meente is de volgroeide vrucht. Paulus spreekt in Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27 over de gemeente die voor Hem geplaatst zal worden, “stralend, zonder vlek of rimpel of iets der­gelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet”. Dat is de volgroeide vrucht. De ge­stalte van Christus in ons heeft dan een volkomen vorm aangenomen. Het zal worden, zoals Paulus beschrijft in 2 Thessalonicenzen 01:10 (2 Thess. 01:10), dat Hij met verbazing aanschouwd zal worden in allen, die tot geloof gekomen zijn, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen.’

Zeg nu niet: daar staan wij nog zo ver af, of: zover kom ik toch niet. Dan spreken wij de taal van het onge­loof. Paulus zegt: “Hiervan toch ben ik ten volle over­tuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voort­zetten, tot de dag van Christus Jezus” Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06). Maar wij moeten wel bereid zijn Hem in elk opzicht ge­hoorzaam te zijn, door te wandelen in het licht. Daar­bij mogen we ons altijd weer richten op de grote Licht­drager Jezus Christus. Bij Hem kwam de vrucht van het licht op volkomen wijze tot openbaring.

De vrucht van het licht in het leven van Jezus

In het leven en de bediening van Jezus op aarde was de vrucht van het licht ten volle zichtbaar. Hij is daarom ons grote Voorbeeld. Hij openbaarde de goedheid  van God in het verbreken van satans werk, in het bevrij­den, herstellen en genezen van de mens. Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) zegt: “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende al­len, die door de duivel overweldigd waren: want God was met Hem”. Jezus was be­wogen met ieder mens die nog onder het juk van de satan leefde. Hij openbaarde in ieder opzicht dat God een goede God was.

Hij openbaarde ook de gerechtigheid van God. Hij was rechtvaardig. Daarom kunnen wij nu met Paulus getuigen: “Wij dan, gerecht­vaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus” Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01). Wij werden vrij­gesproken, terwijl wij straf verdiend hadden, maar – halleluja – de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem!

Het feit dat God rechtvaar­dig is, betekent ook dat Hij iedere onrechtvaardigheid haat. Laten we daar niet te lichtvaardig over denken. Paulus zegt in Efeze 5 vers 5 en 6 (Ef. 05:05-06): “Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onrei­ne of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel  heeft in het Koninkrijk van Christus en God. Laat nie­mand u misleiden met drogre­denen, want door zulke din­gen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoor­zaamheid” .

Paulus spreekt hier dus over “de toorn Gods over de kin­deren der ongehoorzaamheid”. Is dat niet in tegenspraak met Gods goedheid? In geen geval. Want God is recht­vaardig. Dat wil zeggen: Hij kent voor de duivel geen genade. De toorn van God blijft tot in alle eeuwig­heid op satan rusten. En dat betekent dat ook de mens die zich niet wil losmaken uit de klauwen van satan daarbij betrokken wordt.

Dat is dus de mens die in deze eindtijd groeit in de verkeerde richting, die als het ware hoe langer hoe meer één wordt met de duivel. Openbaring 22 vers 11 (Openb.22:11) zegt: “Wie on­recht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie recht­vaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Er is dus tweeërlei soort groei in de eindtijd. Een groei naar de volkomenheid in Christus en een groei naar de onvolko­menheid in satan.

Als’ derde onderdeel van de vrucht van het licht noemt Paulus: waarheid. Jezus bracht ook de waarheid van God tot openbaring. Hij ont­maskerde de satan als de vader der leugen. Hij sprak: Ik ben de waarheid. En in het gesprek met de Samaritaanse vrouw zei Hij “dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbid­ders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aan­bidden in geest en in waarheid” Johannes 4 vers 23 en 24  (Joh. 04:23-24) .

Jezus openbaarde dus op volkomen wijze de vrucht van het licht.

En naarmate wij Jezus volgen zal ook de vrucht van het licht in ons leven tot openbaring komen!

Dat is Gods wil en Gods doel voor uw en mijn leven!

Wij zijn niet meer in de dood, maar in het leven.

Wij behoren niet meer te slapen, maar wakker en waak­zaam te zijn.

Wij wandelen niet meer in de duisternis, maar behoren in het volle licht te wande­len .

En dat alles opdat de vrucht van het licht in ons ten volle geopenbaard zal worden en ons leven zal zijn een leven tot eer en glorie van de Naam van Jezus!

Het geheimenis dat voleindigd zal worden

Er is een geheimenis van God. En dat geheimenis zal volein­digd worden, vertelt ons Openbaring 10 vers 7 (Openb. 10:07). Het wordt voltooid, het wordt vervuld, het wordt afgerond, volledig gemaakt. De Statenvertaling noemt het: de verborgenheid Gods.

Wat is dat geheimenis, die verborgenheid? Het is het rijk Gods, waarvan Jezus sprak: het is onder u, het is in u, maar het komt niet met uiterlijk gelaat. Dat rijk is als het mosterdzaad, dat geplant wordt in de geest van een mens.

Reeds Daniël hield zich bezig met dit geheimenis. Hij zei tot zijn drie vrienden dat zij barmhartigheid moesten af­smeken van de God des hemels betreffende deze verborgen­heid Daniel 2 vers 18 (Dan. 02:18}. En dan vervolgt het verhaal: “Toen werd de verborgenheid aan Daniël in een nachtgezicht geopenbaard”. En op grond daarvan kan hij het dan ook uitroepen: “God openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen” (vers 22). En in vers 28 lezen we hoe hij tegenover de Koning van Ba­bel verklaart: “Maar er is een God in de hemel, die verbor­genheden openbaart”.

En wat blijkt dan die verborgenheid te zijn? Dat is de steen die losraakt zonder toedoen van mensenhanden, de steen die het beeld treft zodat het verbrijzeld wordt, de steen die vervolgens wordt’ tot een grote berg die de gehele aarde gaat vullen. En wat is de betekenis daarvan? De uit­leg luidt: “Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen an­der volk meer zal overgaan” (vers 44).

Waar alle in de eindtijd om draait

Alles draait om het rijk Gods. Dat is het geheimenis van de eindtijd. Dat rijk zal hemel en aarde vervullen.

God is een koninklijke God. Hij is de God die pal staat voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, om met de woorden van Psalm 45 te spreken. God zal niet rusten voor­dat Hij zijn rijk heeft gegrondvest met recht en gerechtig­heid, zoals Jesaja 9 ons dat schildert. En dan zegt de pro­feet erbij: “De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen” Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06). God is een God van ijver. Hij ijvert voor zijn plan. Hij ijvert voor de waarheid. Hij ijvert voor zijn rijk.

God heeft een koninklijk doel. Gods doel is niet dat ieder­een het naar zijn zin heeft. Alleen het rijk is de moeite waard. Alleen wat waarheid is, voldoet aan Gods verwach­tingen .

Het boek Openbaring laat ons zien: dit geheimenis gaat God ter harte. Met minder is Hij niet tevreden. Hier werkt Hij aan met onverwoestbare vasthoudendheid. Want dit geheimenis moet en zal voleindigd worden. God is onwrikbaar in zijn plannen. De Heer is recht in al zijn weg en werk. Zijn rijk zal komen. Als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis, uitblijven zal het niet.

Gods rijk komt als een verborgenheid

Het rijk komt. Maar hoe? Het komt als een verborgenheid. Het is Gods eer een zaak te verbergen, zegt Spreuken 25 vers 2 (Spr. 25:02). God wil waarheid in het verborgene. God zoekt niet het spekta­kel, Hij is de God der waarheid. En waarheid is wars van alle uiterlijk vertoon. Waarheid geschiedt in de geest. Zo­als Johannes het formuleert: “En de Geest is het, die ge­tuigt, omdat de Geest de waarheid is” 1 Johannes 5 vers 6 (1 Joh. 05:06). Alleen de God die Geest is, leidt tot de waarheid; alleen de God die Geest is, is de waarheid.

God kiest de weg van de geest, God kiest de weg van de waarheid. Dat is de enige weg die in overeenstemming is met zijn wezen. Uitsluitend langs die weg bouwt God zijn rijk. Elke andere weg weigert Hij te gaan. Het pad van het compromis, het pad van het succes, is voor God een onbestaan­bare zaak. God beperkt zich tot de weg der waarheid. En in de beperking toont zich de meester.

Gods geheimenis heeft ook te maken met de gemeente

Er is nog een -fundamenteel punt. Het geheimenis heeft te maken met het rijk, maar het heeft tegelijkertijd ook alles te maken met de gemeente. Paulus schrijft: “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente” Efeze 5 vers 32 (Ef. 05:32). De gemeente is het geheimenis. Bij de zevende bazuin is zij voleindigd. In verborgenheid wordt zij gereedgemaakt. Dit komt overeen met de woorden van Openbaring 19 vers 7 (Openb. 19:07): “zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt”.

We leven nu in de tijd waarin God zijn geheimenis voltooit. Dat is het volk dat God gaat presenteren aan de ganse schepping. Het volk waarin God zijn Naam heeft gelegd. Het volk waarin Gods wezen is geplant.

Nog een ander gebeuren in de geestelijke wereld

Nu wordt er echter in het boek Openbaring nog over een an­der geheimenis gesproken. In hoofdstuk 17 lezen we dat Johannes in de geest wordt weggevoerd naar een woestijn. En daar ziet hij een vrouw. Ook hier gaat het uitdrukkelijk om een gebeuren in de geestelijke wereld. En dan vertelt ons het vijfde vers: “En op haar voorhoofd was een naam ge­schreven, een geheimenis: het grote Babylon”.

Hier ontdekken we de twee tegenpolen: het ene geheimenis is de vrouw uit Openbaring 17, het andere geheimenis is de vrouw uit Openbaring 19. Het gaat om twee vrouwen, we kunnen ook zeg­gen: het gaat om twee steden. Want de ene vrouw wordt ge­noemd Babylon, van de andere lezen we in Openbaring 21 vers 9 en 10 (Openb. 21:09-10): “En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, neder­dalende uit de hemel, van God”(vers 9-10).

We zien: de vrouw van het Lam is een stad.

Twee steden staan in de eindtijd tegenover elkaar. Hier stuiten we op één van de grondthema’s van de hele Bijbel. Telkens komen we die twee steden tegen. Het contrast tussen deze beide bolwerken is ook weer een hoofdlijn in het laatste Bijbelboek. In de slotfase van de geschiedenis gaan de grenzen zich aftekenen. Hier kan men nu met recht spreken van polarisatie. En daarom wordt de vraag klemmend: waar wonen wij? In welke van die beide steden bevinden wij ons? Het is nu een tijd van beslissingen. Nu moeten wij onze woonplaats bepalen.

Daarom is het ook buitengewoon actueel, eens na te gaan: worden er in het boek Openbaring ook bepaalde kenmerken van die steden genoemd? Aan de hand daarvan kunnen we dan opma­ken waar het in de eindtijd en in de eindstrijd tenslotte op aan komt.

Het geheimenis van Babylon

De ene stad heet Babylon. Die naam is een geheimenis, wordt er uitdrukkelijk bij vermeld. Dat houdt in: we hebben gees­telijke ogen nodig om er iets van te kunnen onderscheiden. Het gaat hier niet over een stad die men even op de land­kaart kan opzoeken. Dan zou men heel vlot tot de slotsom kunnen komen: Babel ligt gelukkig ver bij ons vandaan. Ba- bel is een verborgenheid. Het is een geestelijke woon­plaats. Het gaat dus ook niet aan, voor Babylon dan maar even Rome in te vullen.

Wat is er dan wel aan de hand? Laten we een paar kenmerken opsporen. De naam van de stad kan ons verder helpen, en ook de oorsprong. In de geestelijke wereld wordt alles bepaald door de oorsprong. Iets is goed wanneer de oorsprong goed is. En omgekeerd: wanneer de oorsprong niet deugt, dan weet men dat de zaak fout zit.

Voor de naam en de oorsprong van Babylon moeten we terug­gaan naar Genesis. Daar vinden we de bakermat van dit gehei­menis. Genesis 11 vertelt ons over de torenbouw van Babel. Nu is dit niet een op zichzelf staand verhaal. Het vormt een deel van een heel boek. We kunnen het alleen verstaan in het verband van het hele boek Genesis. En het boek Openba­ring is op zijn beurt weer niet te begrijpen zonder de ach­tergrond vanuit het eerste boek van de bijbel.

We zullen dus moeten bedenken: het thema van het boek Genesis is: de wording van het volk van God te midden van de volkeren. En in dat kader gaan we pas werkelijk ontdek­ken wat de torenbouw van Sabel betekent. Het is een groots opgezette poging om de wording van het Godsvolk te voorko­men. Een complot om het plan Gods te saboteren.

We merken de parallel op tussen Genesis en Openbaring. Ook in de eindtijd draait alles om de wording van het Godsvolk. En ook dan zien we dat de vijand van God een tegenplan ont­werpt, een tegenvolk formeert, een tegen-stad opricht.

We lezen in Genesis 11: ”0ok zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken” Genesis 11 vers 4 (Gen. 11:04). Het gaat om een stad en een naam. En een toren waarvan de top tot, letterlijk staat er: in de hemel reikt. Ze wilden in de he­mel komen. Doordringen in de geestelijke wereld. En als God de zaak gaat bezien, dan constateert Hij: “Zie, het is één volk. Op die manier wordt de geboorte van een Godsvolk ón­mogelijk gemaakt.

Wat betekent de naam Babel?

En dan komt daar de naam van de stad naar voren. In hoofd­zaak zijn er twee betekenissen. Babel beduidt in het Babylonisch: poort Gods. Dat hadden de bouwers er zich van voorgesteld: de toren zou een poort worden naar de onzien­lijke wereld.

Maar in het Hebreeuws betekent Babel: verwarring of vermen­ging. En daar hebben we dan ook het kenmerk van het Babylon in de eindtijd: het is gebouwd op een verwarring van den­ken. Het fundament van Babel is: vermenging. Men vermengt waarheid en leugen, licht en duister, goed en kwaad, hemel en aarde, het natuurlijke en het geestelijke.

Babel mist het fundamentele kenmerk van het koninkrijk Gods: zuiverheid. Al wat uit God voortkomt, zal het onmis­kenbare stempel dragen van klaarheid, puurheid, want zo is God. Bij God is alles onvermengd.

En daarmee zijn we bij de oorsprong van de stad. Die vinden we beschreven in Genesis 10. Daar wordt een overzicht gegeven van de volkeren die de achtergrond zullen vormen waartegen de wording van het Godsvolk zich zal gaan aftekenen. En te midden van die opsomming van naties gaat het dan opeens over Nimrod. Deze was de eerste machthebber op aarde; hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren, ver­telt ons Genesis 10 vers 8 en 9. (Gen. 10:08-09) En dan zien we in het tiende vers: “En het begin van zijn koninkrijk was Sabel”.

Let ook op de betekenis van Nimrod 1

Nimrod is de eerste man in de bijbel die een koninkrijk heeft. Ook de naam van deze figuur is weer veelzeggend. In het Assyrisch zal zijn naam een verbastering zijn van Ninurta, de god van oorlog en jacht. In het Hebreeuws betekent hij zoveel als: rebel, opstandeling. Hij was de eerste machthebber. En hij was een jager voor het aangezicht des Heren, dus in de onzienlijke wereld. En hij bouwde aan een rijk. Nu is het merkwaardige van dat rijk, dat het een heel duidelijk beginpunt had. Daar wordt hetzelfde woord ge­bruikt als in de allereerste tekst van de bijbel: In den be­ginne schiep God.

We zien derhalve dat het in Genesis gaat over twee soorten begin. Er is een begin vanuit God. Een er is een begin van- uit Nimrod. En die staan lijnrecht tegenover elkaar. In Genesis 1: God formeert hemel en aarde; in Genesis 10: Nimrod for­meert Babel. In Genesis 1 begint het koninkrijk Gods, in Genesis 10 begint het koninkrijk van Babel.

Dezelfde twee rijken vinden we terug in het boek Openba­ring. Genesis spreekt over twee soorten begin; Openbaring toont ons twee soorten einde. Daar zien we waar die twee koninkrijken op uitlopen.

Het woord ‘begin’ kunnen we ook vertalen met ‘beginsel’. Het grondbeginsel van het koninkrijk der duisternis is Ba­bel. Hier wordt ons een sleutel gegeven. Babel is niet maar een willekeurige stad, Babel is niet één vorm van duister­nis naast vele andere, neen, Babel is het beginsel, het ba­sisprincipe, het uitgangspunt van alle dwaling. Babel is de grondslag, het fundament van het hele rijk der duisternis. Zoals de gemeente gebouwd wordt op het fundament van He­breeën 6, zo is het fundament van de valse kerk: Babel.

Er zijn in wezen maar twee beginselen. Het ene beginsel is: God schept. In den beginne schiep God. Het andere beginsel is: de boze mengt. De satan kan niet scheppen, hij kan al­leen maar vermengen. Zo bederft hij het goede dat God heeft gemaakt.

De oproep van alle eeuwen: trek uit Babel

Daarom klinkt door de eeuwen heen telkens weer de oproep: Trek uit Babel. Dat begint direct al. In Genesis 11 wordt de toren gebouwd, en meteen in Genesis 12 spreekt God tot Abram: Ga uit. En daar waar Abram uitgaat, daar geschiedt iets met een ongelooflijk verstrekkende zin. Daar is niet zomaar sprake van een verhuizing, een emigratie. Daar gebeurt iets wat oneindig veel groter is en dieper gaat. Daar wordt volk Gods geboren. Het uitgaan uit Babel is als een nieuwe ge­boorte. Het gaan van Abram zet de wording van het Godsvolk in gang.

De profeten knopen weer bij dit grondbeginsel aan: “trekt uit Babel”, horen we bij Jesaja, “ontvlucht de Chaldeeën. Verkondigt het met jubel geklank, doe dit horen, verbreidt het tot aan het einde der aarde; zegt: De Here heeft zijn knecht Jakob verlost” Jesaja 48 vers 20 (Jes. 48:20).

Eerwaardig: waar komt het volk Gods vandaan? Uit Babel. Het zijn de verlosten uit Babel. Het zijn degenen die zich los­maken, zich los laten maken uit de vermenging. God bouwt zijn rijk met wat uit het rijk van Nimrod uitgaat.

Jeremia spreekt er ook van  “Vlucht uit Babel weg en trekt uit het land der Chaldeeën” en weest als bokken voor de kud­de uit” Jeremia 50 vers 8 (Jer. 50:08]. “Wij hebben Babel trachten te genezen, maar het is niet te genezen; verlaat het en laten wij gaan, een ieder naar zijn land” Jeremia 51 vers 9 (Jer. 51:09).

Waarom is het niet te genezen? Omdat het een grondbeginsel betreft. En dan is er maar één oplossing: van beginsel ver­anderen. Wat vermengd is, kan men niet genezen. De enige weg is: uittrekken. God bouwt niet op een vermengd funda­ment .

En daarom is het niet toevallig dat die oproep van de pro­feten in het boek Openbaring opnieuw gehoord wordt: “En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04). Mijn volk, wordt er gezegd. Nog eenmaal gaat het om de wording van het Godsvolk. Zoals God sprak tot de aartsvader, zo spreekt God opnieuw in de eindtijd: Gaat uit. En waar dat gebeurt, daar wordt volk Gods geboren. God bouwt zijn rijk niet in Babel, God bouwt zijn rijk buiten Babel. Daar is het land van louter licht, waar heiligen heersers zijn.

Dat is het wezen van de eindtijd: twee geheimenissen, twee beginselen. Beide komen tot volheid.

Beginsel van schepping en beginsel van afbraak. Maar het beginsel van God gaat het winnen. Want God kan meer schep­pen dan de boze kan afbreken.

God plant zijn beginsel in ons. Het beginsel van het rijk. En dat beginsel ontkiemt, draagt vrucht, stoelt uit. En de hemel en de aarde wordt stralende en puur, God zal zich openbaren in heel zijn creatuur.

(wordt vervolgd).