1982.04 nr. 225

Levend geloof 1982.04 nr. 225

Van Pasen naar Pinksteren door Gert Jan Doornink

“Jezus heeft Zich na zijn lijden (en opstanding) met vele kentekenen levend vertoond aan de apos­telen, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 3 (Hand. 01:03).

Het tijdperk van de verschijningen

De periode tussen Pasen en Hemelvaartsdag wordt wel het tijdperk van de verschijningen genoemd. Er zijn nog al eens kinderen Gods die met deze veertig dagen niet goed raad weten en zich af­vragen waarom deze tijd noodzakelijk was. En dan ook nog gevolgd door de tien dagen na Hemel­vaartsdag als de discipelen te Jeruzalem moeten wachten op de uitstorting van de Heilige Geest. Wie echter de Bijbel met geestelijke ogen leest – wat trouwens altijd de voorwaarde is om Gods Woord te kunnen verstaan – bemerkt al spoedig dat deze periode zeer belangrijk was en ook voor ons als eindtijdgemeente van grote betekenis is. In de eerste plaats verscheen Jezus om daarmee te bewijzen dat Hij uit de dood was opgewekt!

Want hoewel Hij Zijn lijden, dood en opstanding menigmaal had aangekondigd, wasser geen enkele discipel die werkelijk had geloofd dat het zo zou gebeuren. Denk aan Maria van Magdala, de eerste aan wie Jezus na Zijn opstanding verscheen, die Jezus eerst aanzag voor een tuinman! Van de discipelen die het graf leeg aantroffen staat geschreven: “Zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan” Johannes 20 vers 9 (Joh. 20:09). Dit niet kennen van de Schrift duidt op ongeloof, op ‘ongeestelijkheid’. Jezus verscheen daarom nog heel vaak om zich als de Levende te vertonen. Paulus geeft er een opsomming van in 1 Korinthiërs 15 vers 3 tot 8 (1 Kor. 15:03-08).

Van lichamelijke naar geestelijke aanwezigheid

Het tweede aspect wat door de verschijningen in deze periode de aandacht behoort te krijgen is het feit dat Jezus Zijn discipelen voorbereidde op de nieuwe periode die zou gaan aanbreken: Een periode waarin Hij niet meer lichamelijk aanwe­zig zou zijn, maar alleen geestelijk. Ook Maria van Magdala moest dat leren. Zij wilde Jezus vasthouden, toen ze Hem herkende, maar Jezus sprak: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader”. Eerder had Hij tot Zijn discipelen gesproken: “Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster (de Heilige Geest) niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik hem tot u zenden” Johannes 16 vers 7 (Joh. 16:07).

In onze dagen hoor je nog al eens de opmerking: Was Jezus nog maar persoonlijk in een lichaam van vlees en bloed op aarde aanwezig, wat zou dan alles anders zijn… Maar dat is een uiting van ongeloof, men wil houvast zoeken bij mensen in de zichtbare wereld, zoals dat bij de vele dwaalleringen en sekten van deze tijd gebeurt. Een vleselijk, door satan beheerst naam-christendom, zoekt naar ‘leiders’, maar vergeet dat het nu het tijdperk is van de ‘leiding’, dat wil zeggen: Op de Pinksterdag Is de Heilige Geest uitgestort en die wil ons leiden in alle waarheid. De Bijbel spreekt weliswaar over instrumen­ten die God daarvoor gebruikt, zoals apostelen, herders, leraars, enzovoort, maar verafgoding daarvan is nooit naar Gods wil, want noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God die de wasdom geeft. 1 Korinthe 3 vers 7 (1 Kor. 03:07). Wij mogen allen Gods medearbeiders zijn, al hebben wij niet al­len dezelfde bediening.

Onze opdracht: Verkondiging van Gods koninkrijk

Medearbeiders van God zijn betekent gehoorzaam zijn aan de grote opdracht die Jezus gaf aan Zijn discipelen. Want dat is het derde aspect wat uit de periode dat Jezus verscheen naar voren komt. Jezus bepaalde Zijn discipelen bij de grote op­dracht, die zij in Zijn Naam zouden moeten ver­vullen: de verkondiging van het koninkrijk Gods.

 Hij sprak: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, …. zend Ik ook u!” Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21).

Dezelfde boodschap die Jezus bracht moesten ook Zijn discipelen brengen. Dezelfde dingen die Hij deed zouden ook zij moeten doen. En dat geldt ook voor ons, want de Gemeente die op de Pink­sterdag geboren werd, is nog steeds in deze we­reld. Daarom is het zo belangrijk dat wij in de voetstappen van Jezus gaan, door woord en daad.

Welke boodschap bracht Jezus? De boodschap van het Koninkrijk Gods, de boodschap van het volle evangelie! De boodschap die de mens werkelijk verlost uit satans macht en hem volkomen herstelt naar geest, ziel en lichaam. Deze boodschap geeft de mens ook zijn oorspronkelijke plaats terug in het plan van God met Zijn schepping.

Alleen door deze boodschap te verkondigen zijn wij de werkelijke ‘gezondenen des Vaders’ in de­ze wereld, zoals ook Jezus dat was en de aposte­len die in Zijn voetsporen gingen. Wie deze bood­schap negeert, is in feite ongehoorzaam aan de opdracht van Jezus. Het is een radicale boodschap die ons niet beminnelijk maakt bij de mensen, en ook niet bij die kinderen Gods, die omdat zij nog gebonden zijn, deze boodschap afwijzen, want satan haat deze boodschap.

Het is eigenlijk geen wonder dat Jezus de tijd tussen Pasen en Hemelvaartsdag ‘benut’ om deze boodschap nader uit te leggen zie Handelingen 1 vers 3 (Hand. 01:03). Jezus wist: nu gaat het spoedig ge­beuren, nu gaan Mijn discipelen de wereld in om hetzelfde te doen dan Ik gedaan heb, en zelfs had Hij gesproken dat deze periode nog veel be­langrijker zou worden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12).

De voorwaarde om Gods opdracht te vervullen

Er is nog een vierde en belangrijk aspect dat onze aandacht vraagt, als we de vraag onder ogen zien waarom Jezus aan Zijn discipelen verscheen. Als Jezus Zijn discipelen de opdracht geeft om hetzelfde te doen wat Hij deed, deed Hij nog iets merkwaardigs: Johannes 20 vers 22 (Joh. 20:22) zegt: “Hij blies op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest”. Het was nog niet de eigenlijke uitstorting, maar een laatste aankondiging. Jezus wist dat de opdracht die Hij had’ gegeven alleen uitgevoerd kon worden als ze aangedaan waren met kracht uit de hoogte, met de Heilige Geest. Vaak had Hij daarover gesproken en ge­zegd dat deze Geest der waarheid, de weg zou wijzen tot de volle waarheid Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13).

Jezus zelf was vervuld met de Heilige Geest, ook Zijn discipelen hadden dit nodig…. en ook wij uiteraard. Want het gaat om dezelfde dingen in deze tijd! Het gevaar is niet denkbeeldig dat we alles wat we weten en bezitten als een soort van­zelfsprekendheid gaan beschouwen. We weten het allemaal theoretisch zo goed, maar wat doen we er mee in ons dagelijks leven?

We weten Jezus is uit de doden opgewekt, we weten dat Zijn opstandingskracht in ons is, door de vervulling met de Heilige Geest. Mam laten we vooral ook het doel in het houden. En dat doel is: De openbaring van het koninkrijk Gods in en door ons leven, de openbaring van Gods heerlijkheid, want wij zijn het licht der wereld en het zout der aarde. Wij zijn ambassadeurs van de levende God! Dit is geen grootspraak, maar werkelijkheid. Petrus sprak: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priester­schap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”

1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Zoals Jezus de ‘bedding’ was waardoor de ‘rivier van Gods Koninkrijk’ stroomde, zo zijn wij nu als gemeente die bedding. Een riviertje begint altijd klein en nietig, maar uiteindelijk wordt het een machtige stroom, die in de zee of oceaan uitmondt. Zo is ook met de ontwikkelijking van Gods Koninkrijk in ons persoonlijk leven en als ge­meente.

Alles gaat in deze tijd toe naar een climax. In de kinderen der ongehoorzaamheid bewerkt satan dat in negatieve zin, maar in de kinderen der gehoorzaamheid – de ware Gemeente van Christus – bewerkt Gods Geest dat in positieve zin! Zorg dat u door de geestelijke weg van geloof en ge­hoorzaamheid te bewandelen, daar ten volle bij betrokken bent. “Geworteld en gegrond in de lief­de, zullen wij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en de liefde van Christus kennen, die de kennis te boven gaat, zodat wij vervuld worden tot alle volheid Gods”. Efeze 3 vers 18 en 19 (Ef. 03:18-19).  

 

Wie Jezus werkelijk volgt… gaat beleven, wat Hij wil geven: (redactie)

Werkelijke vrijheid!

Echte blij(moedig)heid!

Overwinning in de strijd!

Groei naar de volwassenheid!

Eeuwige heerlijkheid!

 

Na Pasen door Judith Jacobs

Wat heb je eigenlijk aan een feest als je er persoonlijk niet bij betrokken bent?’. Je bent op het feest gekomen, je hebt de festiviteiten gevolgd, maar als je niet met hart en ziel eraan kon meedoen, is het geheel aan je voorbij­gegaan.

De betekenis, (de waarde) is teloor gegaan.

Het Paasfeest (het feest van de opstanding) kan op dezelf­de wijze aan je zijn voorbijgegaan. Je hebt iets van de festiviteiten geproefd, maar het wezenlijke deel (de vreugde),… is die ook nu – enkele weken na Pasen – blijven bestaan? Hoe beleef je dan het gegeven van de ‘opstanding’ in de cyclus van leven en dood?

Sterven (in het algemeen gesproken) is een verschrikkelijk gebeuren. Er zit altijd ‘pijn’ in, omdat je afscheid moet nemen van elkaar. Er zit verdriet in, gemis en eenzaam­heid. Daarom zei de grote apostel Paulus reeds dat de dood de laatste vijand was die moest worden onttroond. 1 Korinthe 15 vers 26 (1  Kor. 15:26).

Onttronen?.’ Hoe doe je dat in zo’n situatie? Door je positie op te stellen, bewust de belofte(n) van troost in Gods Woord tot je te nemen.

De dood voor een kind van God brengt géén eeuwige schei­ding. Die gedachte troost in pijn. Met je gevoelens van verdriet en gemis mag je komen tot Hem die balsem heeft voor de wonde(n).

De dood, die sinds het paradijs over het mensdom gekomen is, is een noodzakelijk kwaad, een wet van oorzaak en gevolg. De tijd tussen leven en dood ligt in Gods hand (Psalm SI :16a); alles wordt door Hem bepaald. Dank zij Christus’ overwinning op Calvarie heeft Hij de dood, de satan en de hel overwonnen en wij mogen mede in die triomf delen.

Dit is de onmetelijke omvang en betekenis en waarde die de opstanding van Christus in zich herbergt.’ De blijd­schap van de overwinning door het geloof in Jezus Chris­tus. Daarom kunnen we rustig ‘hand in hand met Jezus’ wandelen tot aan de grens van ons aards bestaan. Daarom kon Paulus uitroepen: “Dood, waar is uw overwinning, dood, waar is uw prikkel? 1 Korinthe 15 vers 55 (1 Kor. 15:55).

Als ge bovendien zó in ge leven met de Heer hebt gewandeld dat ge zeggen kunt dat het “sterven gewin is” Filippenzen 1 vers 21 (Filip. 01:21), dan is Pasen een feest dat niet inhoudsloos aan u en mij is voorbijgegaan.

 

De dagen van mijn leven door Judith Jacobs (gedicht)

Psalm 39 vers 6 (Ps.039:006)

De dagen van het aardse leven,

Zijn alle reeds door U geteld;

Uw handpalm heeft de tijd gemeten,

Tot een’ge handbreedten gesteld.

 

Ik hoef geen enkel lot te vrezen,

Want Gij hebt ieder ding bepaald;

En aan de grens wacht d’ overwinning

Door het geloof in U behaald.

 

De satan heeft voorgoed verloren,

Er is geen dood, geen prikkel meer;

Mijn ziele is voorgoed geborgen –

In U, de opgestane Heer.

 

Die heil’ge troost is mij gegeven:

Géén einde maar een nieuw begin;

Voor wie het leven was: mèt Christus,

Is ’t sterven in Hem slechts – gewin.

 

Reacties van lezers door redactie

 

Een kostbare parel

Zuster K, N. d. H. te Zandvoort gaf enkele geschenk- abonnementen op en schrijft: “Zelf lees ik ook “Levend Geloof” en ben blij en vaak zeer bemoedigd door al­les wat: er in staat. Nadat ik mij bekeerde tot Jezus Christus ben ik veranderd. Die kostbare schat van het zoonschap te bezitten door het verloste werk van Jezus Christus, dat is dan ook .al­leen maar het belangrijkste voor mij geworden; volkomen geheiligd en gereinigd te worden door het bloed van het Lam. Ja, het staat er zo gemakkelijk, maar er is heel wat aan vooraf gegaan. Satan heeft van alles gepro­beerd opdat ik niet die kostbare parel zou ontdek­ken, maar de Heilige Geest die in mij is, is meerder dan die buiten mij is. En door de verdrukkingen wordt je sterker en krijg je in­zicht in allerlei, dat je voorheen niet zag.

Het is een wonderlijk leven, een leven wat steeds mooier wordt door volledig inner­lijk herstel, naar ziel, geest en lichaam. Dit evan­gelie betekent herstel voor alle mensen. Jullie doen prachtig werk en ik weet ze­ker dat het veel mensen zal bereiken. Ik bid er voor en zegen het in de Naam van Jezus.

Ik zelf had wel eens dat ik iets niet begreep, of nog niet goed door had en als dan “Levend Geloof” kwam en ik het las, kreeg ik vaak duidelijkheid in sommige dingen die mij persoonlijk aangingen. En zo zal het met iedereen gaan die de volle waarheid zoekt in alle din­gen door de liefde werkende, want God is liefde”.

Na enkele artikelen.

Zuster G. S. te Velp schrijft: “Na enkele artike­len gelezen te hebben in Levend Geloof”, verzoek ik u mij te noteren voor een abonnement”.

Levende artikelen

Broeder B. C. K. te Gouderak schrijft: “Wij zouden graag een abonnement ontvangen op “Levend Geloof”. Wij vinden het een fijn blad met leven­de artikelen”.

 

Herders, die de schapen weiden door H. J. Scholten

 

“In een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn” Ezechiël 34 vers 14 (Ez. 14:34).

Wie is werkelijk ‘groot’?

In het evangelie van Markus 10 vers 43 (Mark. 10:43) zegt Jezus: “Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn”. Een werkelijk ‘groot’ mens is dus een dienaar en aller slaaf. Het gaat hier over mensen, die groot willen zijn in het Koninkrijk Gods. Maar met zulke mensen moet wel eerst van alles gebeu­ren; het zijn mensen, wier leven (oude leven) als een tarwekorrel in de aarde ge­vallen is en daardoor bezig is totaal te verdwijnen.

Elk mens verkeert in het ‘lichaam des doods’, ook de apostel Paulus verkeerde daarin. In ons vlees – het lichaam des doods – opereren als het ware instincten, die op macht en grootheid uit zijn. Dit vlees moet over­wonnen worden en dat gebeurt door een stervensproces. Paulus zegt dat de gezind­heid van het vlees vijand­schap is tegen God., want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods Romeinen 8 vers 7 (Rom. 08:07).

Wat moet er nu gebeuren? Het antwoord vinden we in Romei­nen 8 vers 13: “…maar in­dien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven” (Rom. 08:13). Dat is de verantwoordelijkheid van het kind van God en het gaat niet op om alles zomaar op rekening van allerlei machten te schuiven. Men vergeet het eigen vlees dat sinds lang verziekt is en zij, die in dit vlees zijn (het aan bod laten komen) kunnen God niet behagen. ,

De overwinning van de Geest over het vlees

Tóch gaat de apostel Paulus er van uit, dat zijn vlees mede met Christus gekrui­sigd is, en wat gekruisigd is, is onherroepelijk ge­doemd te sterven. Maar wat aan het kruis genageld is, is echter nog niet onmiddel­lijk gestorven, doch de laatste ‘snik’ van het vlees komt onafwendbaar na­derbij . De apostel noemt dit de verlossing van zijn lichaam en bedoelt dan niet in de eerste plaats het na­tuurlijke sterven, maar veeleer de totale overwin­ning over het vlees door de Geest. Vlees en bloed kun­nen het Koninkrijk Gods niet beërven en daarom moet het verdwijnen. Er moet een volkomen overwinning zijn over alle vlees en Paulus denkt daarbij ook aan de verandering van het lichaam des doods in een punt des tijds. In één ondeelbaar ogenblik een verandering naar een onsterfelijk li­chaam. Hij zegt in 1 Korinthiërs 15 vers 53 (1 Kor. 15:53): “Want dit vergankelijke moet on­vergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen”. Dan is het inderdaad werke­lijkheid geworden: de dood (ook het lichaam des doods) is verzwolgen in de overwin­ning. In de overwinning van de Geest!

In principe heeft de wet van de Geest’ des levens ons in ‘ Christus Jezus reeds vrijge­maakt van de wet der zonde en des doods Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02). De volkomen openbaring hiervan moet nog plaats vinden, evenals de openbaring van de zonen Gods. Deze zonen zijn er al, maar verkeren nog in het verborgene van Zijn tent. Daarom zegt Paulus: ik zucht bij mijzelf in de ver­wachting van het zoonschap: de verlossing van mijn li­chaam Romeinen 8 vers 23 (Rom. 08:23). Hij is al een zoon van God, want hij heeft de Geest van het zoon­schap ontvangen, maar het lichaam des doods staat de volle openbaring van dit zoonschap nog in de weg.

Langs de weg van het ster­vensproces van het vlees ko­men wij tot het geopenbaarde zoonschap. Alleen langs die weg komen wij tot (geeste­lijke) macht en tot (geeste­lijke) grootheid. Vóóraf dienen daar de kenmerken te zijn van ‘de dienaar en al­ler slaaf’.

Dan is er geen andere weg om als een ’tarwekorrel’ in de aarde te vallen en geleide­lijk geheel en al te verdwijnen. De Geest des levens moet volkomen triomferen over alle vlees.

De weg van het vlees of de weg van de Geest?

Maar wat heeft dit nu te ma­ken met herders, die de schapen weiden? Het heeft te maken met de weg van het vlees en de weg van de Geest. Als wij met geeste­lijke ogen hebben geleerd onpartijdig rond te zien, dan doen wij deze ontdek­king: slechts een handjevol mensen is bereid deze weg werkelijk te gaan. De Bijbel noemt hen een heilige rest, een klein kuddeke. We ont­dekken ook dat bij sommigen meer het vlees moet triomfe­ren dan dat men toelaat dat de Geest des levens over dit vlees gaat triomferen. Gods Woord spreekt over een klein kuddeke waaraan de Vader be­haagd heeft het Koninkrijk te geven.

Hoe ziet dit kuddeke er uit en wie zijn de herders van deze kudde? Het zijn herders, die weten waar de gra­zige weiden en de stille wa­teren zich bevinden. Het zijn goede herders, want ze brengen de schapen (de be­keerde en wedergeboren kin­deren Gods) naar deze wei­den. Ze liggen op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land  Ezechiël 34 vers 13 (Ez. 34:13). Het zijn geen her­ders, die zichzelf weiden, maar herders die dienaren en slaven zijn. Hoe ze heten? Dat is niet zo belangrijk. Het zijn knechten die niet zo met hun naam te koop lo­pen. Ze staan in dienst van een andere knecht, de Knecht Davids, de enige ware Opper­herder. Alleen de Naam van deze Herder leggen ze op de schapen en niet hun eigen naam.

Het zijn ook herders, die voor hun taak uiterst be­kwaam zijn, want ze zijn er permanent op uit om het wild gedierte te doden, zodat de schapen veilig kunnen wonen in de steppe en rustig kun­nen slapen in de bossen Ezechiël 34 vers 25 (Ez.34:25).

De Opperherder zoekt bekwame hulpherders

Grote namen staan in deze eindtijd op het punt te ver­dwijnen. Er staat een ander soort herder op, die goed heeft gezien naar welk doel de schapen geleid moeten worden. Ze kennen het plan van de grote Opperherder en mét Hem zien ze terdege hoe de ganse schepping met reik­halzend verlangen uitziet naar het openbaar worden van deze schapen als zonen Gods. Het is niet alleen maar be­langrijk dat er een grote kudde komt, maar bovenal een gezonde, gave en sterke kudde. Daarom zal er altijd zuivering zijn. Vele her­dersnamen gaan verdwijnen, vooral de namen van die her­ders, die hun namen verbin­den aan het werk wat ze doen. Een ander soort herder komt tevoorschijn en wie geestelijke ogen heeft, ziet hóe nodig dit is. Nogmaals: het zijn die herders die de verloste schapen werkelijk voeren naar grazige weiden en stille wateren, zodat zij in alle rust uit kunnen groeien tot ‘zonen Gods’.

God is bezig zulke herders te zoeken en aan te stellen. Zij moeten bekwaam zijn om de kudde Gods naar de vol­maaktheid te leiden. Een zéér zware en ondankbare taak, omdat deze herders ge­regeld aanvallen te verduren hebben van de valse herders, van herders die op eigen be­lang uit zijn. Deze herders zijn bang hun kudden te ver­liezen, want ze zijn altijd uit op het grote, het massa­le. Grote aantallen schapen zijn imponerend en ze zijn altijd aan het tellen. Hun herderschap vinden ze ge­slaagd als ze grote kudden op de been kunnen brengen. Soms kunnen ze goed organi­seren en bepaalde systemen toepassen. Het zijn ook wel eens herders, die de schapen alleen maar wat willen laten

zingen.

Maar het is eindtijd en er zijn andere dingen aan de orde. De grote Opperherder ziet uit naar bekwame hulp- herders. Herders, die een leven leiden dóór de Geest en ‘dienaren en slaven’ zijn. Zij zijn het, die vele schapen naar de gerechtig­heid leiden en hun bekend maken met de plannen van de Opperherder. Dat kunnen de­ze herders doen omdat ze in het Heiligdom zijn onderwe­zen omtrent ‘grazige weiden en stille wateren’. Ze had­den in hun leven leren ver­staan dat ze geroepen waren tot gemeenschap met Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09).

In alles hebben ze zichzelf eerst laten leiden door de grote Herder der schapen en daarom hebben ze een ‘goede neus’ en ruiken ze waar deze goede weiden en wateren zich bevinden. Feilloos leiden ze de kudde naar deze weide­plaatsen, hoog op de bergen van Israël en langs vredige beekbeddingen. Dat is het enige, ware doel van deze herders. Bent u zo’n herder? Ben ik zo’n herder?

De schapen moeten geweid worden

Het zijn schapen met her­ders, die de stangen van hun juk verbroken hebben. Herders, die inzicht hebben in de hemelse gewesten en het wild gedierte doorlopend in het vizier hebben om vervol­gens ‘uit het land’ weg te doen Ezechiël 34 vers 25 (Ez.34:25). Ze bren­gen het Koninkrijk Gods over deze schapen, dat wil zeggen vrede, blijdschap en gerech­tigheid. Daarom zijn het ook herders die een verbond des vredes kunnen sluiten Ezechiël 34 vers 25 (Ez. 34:25). Ze doen precies wat de grote Herder der schapen deed en treden in Zijn voet­stappen. Ze wijken niet af, noch ter linker- noch ter rechterzijde. Ze laten zich niet intimideren door het woest gedierte, want ze zijn bekend met de gedachten van dit ‘gedierte’. Valse her­ders en onbekwame herders zijn niet bekend met dit ‘gedierte’ en daarom schro­men ze niet om de goede her­ders aan te vallen.

Valse herders pretenderen grazige weiden te hebben voor de schapen, maar hun hoeven hebben het goede gras reeds vertreden en hun eigen hoeven hebben het zuivere drinkwater vertroebeld Ezechiël 34 vers 19 (Ez. 34:19).

Zij zijn de herders met de vele magere schapen en zo worden deze een prooi en tot voedsel voor al het gedierte des velds; zo raken zij ver­strooid Ezechiel 34 vers 5 (Ez. 34:05). Het zijn herders, die ogenschijnlijk wel mooi op hun herdersfluit kunnen spelen, maar als je goed luistert klopt de melo­die niet helemaal. Vaak zijn ze nog nooit in de stille ruimte van het heiligdom ge­weest^. dikwijls wél in de roezemoezige ruimten van universiteit of hogeschool.

De goede herders zijn met recht ‘Christussen’ in te­genstelling tot de vele val­se Christussen. Ze zijn be­vestigd in de Gezalfde. Dat wil zeggen: ze zijn gedoopt en vervuld met de Heilige Geest. Ze hebben zich geen enkele waardigheid aangema­tigd, want ze zijn geroepen door God en hun wijsheid hebben ze dan ook alleen maar van deze God. Wat door God zelf geroepen is, wordt ook met Zijn wijsheid ver­vuld. In Hebreeën 5 vers 5 (Heb. 05:05) staat: “Zo heeft ook Chris­tus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb u heden ver­wekt” .

Hier geldt: het wordt aan kinderkens (dienaren en sla­ven) geopenbaard. Hun wijs­heid ontvangen ze recht­streeks van Boven. Dat zijn de ware herders. De herders van de eindtijd! Dienaren en slaven! Hun oude leven is werkelijk als een tarwekor­rel in de aarde gevallen en gestorven. Zoals ook de gro­te Opperherder. Hij gaf Zijn leven als een losprijs voor velen.

“Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar óm te dienen en Zijn leven te ge­ven als losprijs voor velen” (Mark.10:45). Hij zocht geen eer voor zichzelf maar al­leen de eer van Zijn hemelse Vader.

Werkelijke herders zijn goede wachters

Herders moeten ook goede wachters kunnen zijn. Wach­ters over de kudde. Als ze niet goed waken over de kud­de komt het gedierte in het woud om te eten. Zulke wach­ters worden door de profeet Jesaja als volgt geken­schetst: “De wachters zijn blind, zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stom­me honden, die niet kunnen blaffen (strijden in de he­melse gewesten); dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief. En deze honden zijn vraatzuchtig, zij kennen geen verzadiging; zij zijn herders, die niet weten acht te geven, zij wenden zich allen naar hun eigen weg, ieder naar zijn gewin, niemand uitgezon­derd” .

Herders die graag vele scha­pen willen weiden, maar om 16 vervolgens hun vlees te eten. Van vele schapen wordt ‘de huid’ afgetrokken en zij bekleden zich met de ‘wol der schapen’ Ezechiël 34 vers 3 (Ez. 34:03).

De Bijbel staat vol met radicale taal. In deze eindtijd zijn radicale christenen nodig, maar ook radicale her­ders. Herders, die bereid zijn eigen grootheid te ver­geten. Daar denken ze ook niet aan, want ze zijn te druk bezig met buigen om ‘voeten te wassen’. Het ge­heim van hun grootheid ont­dek je als deze herders zich oprichten: ze zijn zéér ‘groot’. Groot in het Ko­ninkrijk van God. Want de dienaar is de grootste van allen!

Hij had het zwakke ver­sterkt, het zieke genezen, het gewonde verbonden, het afgedwaalde teruggehaald Ezechiël 34 vers 4 (Ez. 34:04).

Hoe hebben deze herders dit alles kunnen klaar spelen? Omdat ze zelf eerst ontdekt hadden waar de grazige wei­den en de stille wateren waren. Geleid door de Geest. Gedoopt en vervuld met die Geest. Ze hadden zich uit­gestrekt naar alle gaven van de Geest. Ze konden zichzelf opbouwen in het geloof en zichzelf stichten door het spreken in tongen 1 Korinthe 14 vers 4 (1 Kor. 14:04). Herders, begerig naar de gaven van de Geest en met die gaven en krachten beklommen ze elke hoge berg en elke kale heuvel en ver­zamelden de schapen en brachten ze naar de bergen van Israël en naar de beekbeddingen Ezechiël 34 vers 13 (Ez. 34:13). Ze maak­ten er schapen van, die vol­komen toegerust waren tot alle goed werk 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17). Schapen, volkomen bevrijd van elk juk, zó sterk en krachtig geworden, dat ze niet langer een prooi waren van het wild gedierte. Het zijn schapen waarvan de Op­perherder zegt: “En zij zul­len weten, dat Ik, de Here, hun God, met hen ben, en dat zij, het huis Israëls, mijn volk zijn” Ezechiël 34 vers 30 (Ez. 34:30). Het zijn schapen, die tot in alle eeuwigheden leven in het lieflijk licht van Zijn vertroostend aangezicht.

Het zijn schapen Zijner wei­de! Veilig zullen zij in hun land leven Ezechiel 34 vers 27 (Ez. 34:27).

Zijn wij zulke herders en schapen?

Nogmaals: Ben ik zo’n her­der? Ben ik zo’n schaap? Bent u het? Anders geldt het woord van de Heer: “Ik eis mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden van hen” Ezechiël 34 vers 10 (Ez. 34:10).

Gods Woord liegt er niet om. Een ieder kan en mag weten waar hij aan toe is. In deze Babylonische eindtijd is uiterste waakzaamheid ver­eist. Vele schapen ontvangen stenen voor brood. Van her­ders die als ‘stomme honden’ niet meer kunnen ‘blaffen’.

In deze laatste dagen zal er heel duidelijk op de bazuin geblazen moeten worden. De bazuin mag geen onduidelijk geluid geven, want wie zal zich anders gereed maken tot de strijd? 1 Korinthe 14 vers 8 (1 Kor. 14:08).

Voor de goede herders is dit het parool: “Heft de banier omhoog op de aarde, blaast de bazuin onder de volken” Jeremia 51 vers 27 (Jer. 51:27).

Dan zal er een volk Gods ko­men dat er uit ziet als een heilige, witgewolkte kudde. Tot lof en eer van onze God! Een kudde die bestraald wordt met hemels licht.

Bestraal, o, zevenvoudig Licht,

De tempel Gods, door U gesticht.

En, Vinger van Gods rechter­hand ,

Bespreng de stam, door U geplant!

 

Het geloof werkt door de liefde door Jan W. Companjen

“Wij voor ons hopen onze rechtvaardiging te verkrij­gen door de Geest op grond van het geloof. Want als we één zijn met Christus Jezus, dan maakt besneden zijn of niet besneden zijn geen verschil. Van belang is alleen geloof dat, gedreven door liefde, tot daden overgaat” Galaten 5 vers 5 en 6 vertaling Groot nieuws. (Gal. 05:05-06).

Gerechtigheid door het geloof

Als eerste grote betekenis van dit Schriftgedeelte +komt uitdrukkelijk tot uiting dat onze rechtvaar­diging voortvloeit uit ons geloof in Christus Jezus. De verbondsgedachten die voortvloeien uit besnijde­nis of zogenaamde kinder­doop spelen, zoals Paulus hier nadrukkelijk stelt, geen rol. Het gaat om geloof door liefde werkende.

In het oude testament werd de wet van Godswege op de berg Sinaï aan Mozes en het volk Israël gegeven. Het volk dat onderaan de berg stond was vol vrees. Het beefde van ontzag en angst toen het met God kennis maakte. Toch had dit gewel­dige gebeuren, de opdracht tot de bouw van een huis Gods om te getuigen van het­geen gesproken zou worden Hebreeën 3 vers 5 (Heb. 03:05), tot gevolg dat het volk in massa afviel en tot het bouwen van het gou­den kalf overging. Toen Mozes toefde terug te keren vanaf de berg, begon het volk te roepen om een nieuwe god die voor hun uittrok. Goud en zilver, hun hele buit uit het land Egypte, hadden zij daarvoor over. Een wet Gods met een bestraffing bij overtreding, zoals Mozes die op de Sinaï ontving, was dan ook volko­men op zijn plaats.

Tot op de dag van vandaag is deze wetgeving, ook in ons land (denk aan bijvoor­beeld het wetboek van straf­recht), nog van toepassing. De mens die niet in Chris­tus is, is nog steeds onder deze wet. Hij moet langs die weg in bewaring genomen worden. Het opmerkelijke is dat goedwillende mensen zich ook aan deze wetgeving hou­den en het als een ‘goede wet’ aanvaarden.

Op grond van dit gegeven is het ook begrijpelijk dat men in kerken waarin men niet weet of men het ‘eigendom’ van Christus is, zo’n aan­hanger van de wet van Mozes is. In deze kerken wordt zij, net als in de joodse synagoge, wekelijks voorge­lezen .

De wet van Mozes is in Christus vervuld

De wet van Mozes is echter in Christus vervuld, dat wil zeggen tot volkomenheid ge­worden. Niet de daad levert een overtreding op, neen reeds de gedachte of het verlangen is bij de wet van Jezus, die in ons werkt en functioneert, een overtre­ding.

Zoals u bekend zal zijn is de ‘Bergrede’ de kern van de boodschap die Jezus bracht. Het is opmerkelijk dat Hij, evenals Mozes, deze nieuwe wet Gods op een berg openbaar maakte.

In die nieuwe wet, die de mens nieuw kan maken, staat niet de vergelding van de straf op de zonde, maar de liefde centraal. God open­baarde door de komst van Christus van zichzelf dat Hij liefde is. Dat Hij er alles, zelfs zijn eniggebo­ren Zoon, voor over heeft, dat u en ik behouden worden. Jezus Christus is de geopen­baarde liefde Gods en Hij liet ons de Vader kennen zo­als Hij werkelijk in.

Die geopenbaard” liefde, waarin en waardoor alles nieuw en hersteld kan worden, is bestemd voor ieder mens en voor de gehele schepping. Het is een wonder Gods om stil van te worden en tot aanbidding en lofprijzing te komen.

De wet van Christus, die niet op tafelen van steen of op papier is gegrift, zal dusdanig in ons hart en ver­stand moeten worden verwerkt dat wij gelijkvormig worden aan het beeld van Christus, want wij behoren het zout der aarde en het licht der wereld te zijn.

Het geloof door liefde ge­dreven zal daarbij een doorslaggevende rol spelen. Onderscheiding der geesten en het onfeilbaar kunnen beoordelen van goed en kwaad, zal er voor zorgen dat het Geestelijk Huis Gods zal gebouwd worden op de wijze zoals Jezus die ons op zijn berg, met de Bergrede getoond heeft. Zijn Huis zijn wij Hebreeën 3 vers 6 (Heb. 03:06) en wij mogen, prijs zijn wonderbare Naam, de berg wel bestijgen en dat met een hart waarin geen vrees of angst meer is, om­dat wij weten dat wij in de weg des Heren zijn.

Kennen wij de weg des Heren?

Dat weten kan niet anders tot zekerheid komen dan langs de weg van volledig weten wat de weg des Heren is. Dat is weten wat goed en kwaad is en dat zal gaan langs de weg van openbaring van dingen die nu nog ver­borgen zijn.

De grote Hogepriester van ons geloof, Jezus Christus, openbaarde ons de waarheid Gods, nogmaals Hij liet ons God de Vader kennen zoals Hij waarlijk is. De Heilige Geest, die het uit Hem neemt zal ons doen opwassen tot de volle waarheid. Jezus zei: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt dit thans niet draden; doch wanneer Hij komt, de Geest der waar­heid, zal Hij u de weg wij­zen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zich­zelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne, daarom zeide Ik: Hij neemt het uit het mijne en zal het u verkondigen” Johannes 16 vers 12 tot en met 15 (Joh. 16:12-15) .

Het kennen van goed en kwaad zal allereerst in onze ge­meenten tot zijn recht moe­ten komen. Geloof door lief­de werkende zal in ons het verlangen gaan wakker schud­den dat wij IN zijn weg wil­len gaan. Jezus is de weg Gods en er is er maar één die wij samen moeten gaan. De ogen zullen er ons voor opengaan dat wij die ander, met al zijn fouten, nodig hebben.

Door middel van de gemeente zal Hij zijn Huis, de gees­telijke tempel Gods, bouwen. Wij zullen daarbij echter de apostelen en profeten, de herders en leraars, de be­stuurders en de mannen en vrouwen vol wijsheid, moeten aanvaarden. Ook als deze tot een andere gemeente of andere groepering behoren. Bouw elkander op in het ge­loof, is de opdracht. Houdt op met afbraak en kritiek, maar sla de handen inéén en ga de weg van Jezus. Schaf de wet van Mozes met zijn instelling van oog om oog en tand om tand af, treed uw medebroeder en zuster tegemoet met een open vi­zier. wij zijn van het ge­slacht van Jezus. Denk in dit verband eens aan het voorbeeld: wortel-plant. Israël is de wortel, maar het gaat om de plant. Jezus is een scheut uit die wor­tel en wij zijn de plant die daaruit voortkomt. De bloeitijd nadert met rasse, schreden en wijn boven het aardse (boven de aarde) uit gekomen.

Elkander aanvaarden is noodzakelijk

Het is niet voor niets dat tussen de hoofdstukken 12 en 14 van de eerste brief aan de Korinthiërs, het hoofdstuk der liefde staat. Het aanvaarden van elkaar die door één Geest tot één Lichaam gedoopt zijn, is harde noodzaak. Daarbij zal het inzicht van goed en kwaad, van overtreding en straf, waarover bij velen nog een sluier ligt, ook tot volheid moeten komen.

2 Korinthiërs 3 (het oude en het nieuwe verbond) kan ons in dit verband ook zoveel leren. Wij zijn een brief van Christus, dat wil zeggen een levend, nu in onze tijd, Bijbelboek, kenbaar en lees­baar voor alle mensen. Niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in onze harten.

In vers 14 lezen wij dat de Israëlieten in hun ge­dachten werden verhard. Zij bleven bij het oude en gin­gen in het oude onder, zon­der in het beloofde land te komen. Ook dit is tot ons voorbeeld geschied.

Elke bedekking, die een doorbraak naar de volle waarheid tegenhoudt, wordt echter ook thans in Christus overwonnen. “De Her» nu Iu de Geest; en waar do Geest des Heren is, is vrijheid” (vers 17). En nu komt het loflied: “Wij allen, die met een aangezicht , waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weer­spiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer, die met zijn Geest in ons is”.

Geliefden, ook zij die menen een leidende positie te heb­ben, kom tot het inzicht en tot de waarheid. Het gaat in het nieuwe verbond niet om de kracht of macht van de ‘sterke’, maar om de zwakke en beginneling in uw midden. Wil de aarde vol worden van de kennis des Heren, en wil­len wij dit in onze genera­tie verwerkelijken, _dan zul­len wij de zwakken in ons midden moeten nemen en ze gezamenlijk moeten opvoeden tot alle volheid Gods. Wij zullen ons geen koningen kiezen die voorop gaan zo­als in de wereld om ons heen, maar ons scharen ach­ter de wolkkolom Gods, die Hij ons geeft in apostelen, herders en leraars tot op­bouw van zijn volk, zijn ge­meente, zijn geliefden. Dat volk zal één zijn, zoals de Vader en de Zoon één zijn.

Geliefden, de mens zal rust vinden. Die rust vrede en blijdschap gaat reeds in u als u met Hem op reis bent naar het beloofde land, waarin geen dwang maar vrij­heid heerst. De mens vindt rust en vrede in een die­nend van zich af levend le­ven (het is zaliger te geven dan te ontvangen). Het element van de vis in het water en van de vogel in de lucht, de mens is thuis en voelt zich gebor­gen in de ruimte van de Geest Gods. Geprezen is zijn Naam. Uit Hem, en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijk­heid tot in eeuwigheid.

Zie wij zijn een nieuwe schepping, ook ons denken is vernieuwd. ’t Goddelijk heil is de bestemming, dat ons leven nu bezield. Hij heeft ons zijn Geest gegeven, die ons in de waarheid leidt, van een overwinnend leven tot de top der heerlijkheid!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Welkom

Het begint langzamerhand eentonig te worden, maar opnieuw kunnen wij schrij­ven dat het aantal nieuwe lezers en lezeressen sterk is toegenomen. In het fe­bruarinummer schreven wij over de recordmaand januari, maar dit record werd in februari alweer gebroken en we kunnen nu weer meer dan 100 nieuwe abonnees welkom heten.

Deze groei is een bewijs dat velen gaan ontdekken hoe de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie), zoals wij die door Gods genade sinds jaar en dag in “Levend Geloof” publiceren, de enige boodschap is die in deze eindtijd waardevol is. Het bestaansrecht van “Le­vend Geloof” is – als we het zo eens uit mogen drukken – geheel verbonden met deze opdracht. De vele facetten van het volle evangelie ver­nieuwen de mens die er op ingaat, naar geest, ziel en lichaam. Het maakt hem tot een volwassene in het ge­loof, waarin het beeld van Jezus meer en meer zichtbaar wordt. We gaan dan ook met blijdschap en toewijding door met de uitleg van deze boodschap in “Levend Geloof”. Toen Jezus nog op aarde was, sprak Hij reeds dat “iedere Schriftgeleerde die een discipel geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk is aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en ou­de dingen te voorschijn brengt” Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52). Dat willen wij ook in ons blad nastreven.

Brochures

Door de sterk toegenomen werkzaamheden is er de laatste tijd enige achter­stand bij de administratie ontstaan. Bovendien waren verschillende brochures uitverkocht, maar deze zijn thans herdrukt, zodat alle brochures, zoals deze op de voorlaatste pagina staan vermeld, weer uit voorraad leverbaar zijn.

Vele lezers en lezeressen hebben reeds lang ontdekt hoe de verspreiding van de­ze brochures op effectieve wijze meewerkt de volle evangelie boodschap bekend te maken. Dat geldt ook voor het opgeven van ge- schenkabonnementen.

Giften

Ook giften voor onze arbeid zijn onontbeerlijk, om het “Levend Geloof” werk te doen functioneren. Harte­lijk dank aan allen die ons ook in dit opzicht onder­steunen. En wat deze ‘on­dersteuning’ betreft, ver­geet u ook niet voor onze arbeid te bidden? “Het ge­bed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt”, zegt Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:16)

Laten we ons gezamenlijk blijven inzetten voor de verkondiging van dat evan­gelie, wat de mens verlost uit satans macht en hom luidt naar de volkomenheid in Christus!

 

Hoe voeden wij onze kinderen op? -1- door Folkert Pool

“En Hij (Jezus) zei: Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen dat mij toekomt. En hij verdeelde het bezit onder hen. En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte in een leven van overdaad” Lukas 15 vers 11 tot en met 13 (Luc. 15:11-13).

Hoe leren de kinderen ons en de Heer in ons kennen?

Dit is de gelijkenis van de verloren zoon; het gaat hierin over een vader, die twee zonen had. De ene zoon brengt het er in onze ogen beter af dan de andere. Je kunt je afvragen hoe die vader zijn kinderen opge­voed heeft, want de jongste laat de vader in de steek, lapt zijn opvoeding aan zijn laars, doet allerlei dingen waartoe hij niet is opgevoed en verkwist in korte tijd wat zijn vader heeft opge­bouwd .

Was dat nu een slechte va­der? Was dat een slechte op­voeder? Als je het verhaal verder leest, blijkt er één ding overgebleven te zijn van die opvoeding: de her­innering aan thuis. En die herinnering is positief. De verloren zoon had zijn va­der goed leren kennen.

Ik geloof dat dit heel be­langrijk is, ook in ónze benadering van de kinderen. Hoe leren de kinderen óns kennen, en hoe leren ze de Heer – niet dóór ons, maar in ons – kennen. Dan is het voor ons niet een kwestie dat ze veel uit de Bijbel weten, doordat we ze veel bijbelverhaaltjes vertellen, teksten uit het hoofd laten leren en kindergebedjes op laten zeggen (en dat geldt, dacht ik, in diezelfde mate voor het kinderwerk, maar dan gaat het erom, dat de Heer in ons leeft, door ons heen leeft, en zo bij de kinderen komt.

Ten opzichte van evangeli­satie, wordt wel eens de opmerking gemaakt, dat we de Heer bij de mensen moe­ten brengen; dat geldt, dacht ik, zeker ten opzich­te van onze kinderen. Want niet daar waar de meeste kennis, maar daar waar de meeste liefde is, is het Koninkrijk Gods, en dat ver­geten ze nooit meer. Welke kant ze ook uitgaan, die liefde zullen ze zich al­tijd blijven herinneren. En als die liefde vanuit de Heer functioneert, zullen we aandacht, begrip en tijd voor ze hebben. In het boek­je “Ouders voor het Gerecht” van David Wilkerson, lees je het verhaal van een jon­gen, die helemaal de ver­keerde kant is opgegaan en later, in een gesprek met een jeugdpsychiater, zegt: “Mijn vader had nooit tijd. Als ik bij hem kwam moest hij zo nodig zijn krant le­zen, en hij leest nog z’n krant – maar ik ben kapot, ik ben nergens”.

Functioneert Gods liefde door ons naar onze kinderen?

Hebben wij tijd, aandacht en begrip voor onze kinderen? Kort gezegd: hebben wij liefde voor onze kinderen? Wanneer wij met de Heer le­ven, wanneer wij de liefde Gods door ons heen ook laten functioneren naar onze kin­deren, dan ben ik er van overtuigd, dat het hun goed zal gaan. Vanuit die houding kun je ook je kinderen hei­ligen, omdat je leeft met de Heer en daardoor werkelijk overwinningsleven hebt. Dat is het grote geheim van de opvoeding van kinderen.

Het grootste goed voor een kind is, dat er een liefdes­verhouding bestaat tussen de vader en de moeder en dat die liefdesverhouding opti­maal functioneert, dat er een geweldige harmonie, een geweldige rust en vrede is: vrede onderling en vrede met de Heer, en dat het een hu­welijk is, dat in de Heer is gesloten. Dan komt het er helemaal niet op aan wat je allemaal geleerd hebt, of je weet wat Spock er allemaal van zegt of dat je Spock er op naslaat, maar dan komt het er gewoon op aan, of je de Heer laat werken in je leven. Dan is in verband met de opvoeding ook het bezit­ten van een laag of hoog I.Q. helemaal niet belang­rijk. Je hebt soms mensen met een laag I.Q. , die hun kinderen op een geweldige manier weten op te voeden. Je kunt fouten maken, maar dat is niet zo erg als je die fouten maar maakt ter­wijl je het goed bedoelt, vanuit een goede liefdes­verhouding, want dan komt dat altijd wel weer goed, omdat het in die goede lief­desverhouding beleefd wordt. Waar echte liefde is, daar is fouten maken niet zo erg. Dat is trouwens in het huwe­lijk ook zo, evenals in de gemeente. In 1 Petrus 4 vers 8 (1 Petr. 04:08) lezen we immers dat de liefde tal van zonden bedekt, en dat is een grond­principe dat in al die sa­menlevingsvormen doorwerkt. Soms bemerk je bij mensen dat er een hoop problemen zijn, dat er een hoop narig­heid is, en dan komt dat doordat ze de liefde alleen naar zichzelf laten functio­neren. Deze liefde is niet uit God en daardoor is het geen echte liefde, maar be­werkt het juist het tegen­overgestelde van wat godde­lijke liefde (agapè) in­houdt. Goddelijke liefde deelt altijd uit. Iemand zei eens: “De maat van onze groei in het Koninkrijk Gods is de maat waarmee wij leren uit te delen”.

Je hoort in deze tijd van gehuwde mensen of van hen die samenleven (want dat kan tegenwoordig ook), dat ze geen of hoogstens twee kin­deren willen. Als zich dan later toch een derde aankondigt, sturen ze een geboor­tekaartje waarop staat: “De Heer die leven geeft”. Dat kan ik nooit rijmen, ik be­grijp niet hoe men dat maakt. Maar ook in ons eigen leven kan zoiets soms nog voorkomen, zij het in ver­kapte vorm. Je hebt bijvoor­beeld mensen die zeggen dat ze de kinderen niet mee wil­len hebben op vakantie. In wezen kan dat voorkomen uit hetzelfde gedachtenpatroon: ik wil geen kinderen of ik wil maar twee kinderen. Daar kun je voorbeelden aan toe­voegen, maar het komt veelal uit dezelfde bron.

Zijn onze kinderen tot lust of tot last?

De vraag is: zijn de kinde­ren voor u tot een lust of tot een last? Ben je blij met hen, dan is het een vreugde in het huisgezin. Of zeg je ’s avonds om half acht: hè, hè, ik ben blij dat de kinderen naar bed zijn? Als je dat zegt, is het ergens niet goed. Daar kun je allerlei redenen voor hebben. Je kunt zeggen: dan kan ik eens rustig een boek lezen of dit of dat doen, maar er kunnen ook negatie­ve achtergronden zijn, zo­als: dat je blij bent, dat ze van de vloer zijn, dat je blij bent dat het vakan­tie is en je eens heerlijk samen kunt zijn. Maar dan zijn de kinderen je eigen­lijk teveel! Er is een ge­zegde dat luidt: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. In de Bijbel staat het even anders: “Wat gij wilt dat de mensen u doen, doet gij hun dat evenzo”. Ik geloof dat dit ook geldt voor en ten volle van toepassing is op onze kinderen.

Waarom hebben we kinderen en waarom voeden we ze op? Waarom brengen we ze groot en wat voor doel hebben we ons daarbij voor ogen ge­steld? Dit zijn belangrijke vragen!

Mijn eerste punt is, dat het belangrijk is dat je die liefde ten volle laat functioneren, dat je daar­door aandacht, begrip en tijd hebt voor de kinderen. Dan zul je vandaaruit ook je kinderen positief kunnen benaderen. Er is een versje dat luidt: “Klap eens in je handjes en handjes in je zij, op je boze bolletje alle­bei”. Ik denk dat we eigen­lijk zo allemaal groot ge­worden zijn, zo vanuit het negatieve: op je boze bol­letje. En als dan die heel kleine baby van twee, drie maanden in z’n luier gedrukt heeft, dan zeg je: Bah, wat heb je nou gedaan!

Hoe benader je het kind? Let u maar eens op hoe vaak je dat hoort: “Bah, wat vies!”. Terwijl een kind dat hele­maal niet als vies ervaart. Je kunt natuurlijk zeggen dat die baby het toch niet verstaat, maar toch proeft de baby de sfeer. Eigenlijk vindt je het zélf vies en is het je eigenlijk wat teveel. Maar je moet het tóch schoonmaken en tóch oprui­men, dus benader het dan maar liever positief. Laten we in alles de kinderen po­sitief benaderen.

(wordt vervolgd)

 

Bovenstaand artikel is het eerste van een serie ‘op de praktijk gerichte’ artikelen over de opvoeding van kinderen. De schrijver  Folkert Pool is voorganger van de volle evangelie ge­meente “Perspectief” te Leeuwarden.

 

De volledige mens -5- door Nico Goverts

God wil ook de gerichten wegnemen

Over het herstel van het lichaam is al veel gezegd en geschreven. Er is echter een punt dat we in dit verband speciaal eens wat nader willen belichten, omdat het ons iets laat zien van wat er zich rondom genezing en herstel met name in de geestelijke wereld afspeelt.

Een fundamentele uitspraak daaromtrent vinden we bij de profeet Sefanja; hij zegt in het derde hoofdstuk: “Jubel, dochter van Sion; juich Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem” Sefanja 3 vers 14 (Sef. 03:14). En wat is de reden van deze uitbundige vreugde? Dat horen we in het vers dat er onmiddellijk op volgt: “De Here heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd”.

En daar moeten we nu eens heel bijzonder acht op geven: op de motivering die de profeet hier geeft met betrekking tot de jubel en de vreugde. Immers, dat werkt door, want een vrolijk hart bevordert de genezing. Dat zal weer zijn uitwerking hebben op het lichaam.

Wat is de basisgedachte die Sefanja hier geeft? De Here nam uw gerichten weg. Een woord waar we gemakkelijk over heen lezen; een woord echter met vérstrekkende consequenties in de onzienlijke wereld. De vraag is: wat neemt God weg? Velen weten: Hij nam mijn zonden weg, en dat is al een baanbrekend gebeuren in ons geestelijk leven. Maar weten we ook: Hij nam mijn gerichten weg? Als we dat gaan verstaan, dan is dat weer een volgende stap in het koninkrijk der hemelen.

Wat is het verschil? De gerichten zijn de gevolgen van de zonde. De gevolgen van een leven dat overheerst is geweest door de machten der duisternis. De gevolgen van het feit dat de wereld in het boze ligt.

Het wordt hier door de profeet vermeld in verband met de ballingschap. Het leven als balling was inderdaad een leven onder het gericht, prijsgegeven aan de overheersing door vreemde machten. En het grootste probleem was de berusting: we zitten hier nu eenmaal, we zitten hier tot onze dood. Zal dit nog ooit anders worden? Neen, nooit. We zitten onder het gericht en ontkoming zal er nimmer zijn. Als een last drukt de smaad op hen, zegt Sefanja in Sefanja 3 vers 18 (Sef. 03:18).

Zo zijn er ook velen vandaag. Er ligt een druk op hun leven want hun zonden zijn verzoend maar de gerichten zijn er nog. Vaak wordt het zo geleerd: dan volgen we dezelfde gedachtegang als de discipelen, toen ze aan Jezus vroegen ten aanzien van een blinde: “Wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?” Johannes 9 vers 2 (Joh. 09:02). Maar het antwoord van Jezus luidde, zonder ook maar enigszins een slag om de arm te houden: “Noch deze heeft gezondigd noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden”(vers 3). En die werken Gods, dat was niet zijn blindheid, maar dat was zijn herstel. Dat is het kenmerk, het waarmerk van de werken Gods.

Jezus bevrijdt de blindgeborenen van het gericht

We zien dat Jezus hier iets heel belangrijks doet. Dat is de openingszet van het hele verhaal. Jezus wilde deze man genezen, maar waar begint Hij mee? Het eerste dat de Meester doet, is: Hij haalt deze blinde onder het gericht vandaan. Hij ontheft hem van de last en de smaad. Hij door­breekt dat gedachtepatroon van: het zal hem wel door God opgelegd zijn en daarom moet hij het maar geduldig dragen. Hij zal het er wel naar gemaakt hebben. Hoe iemand trouwens als gevolg van eigen zonde blind geboren kan worden, moet voor ieder weldenkend mens wel een raadsel zijn. Dat zou dan zonde zijn met terugwerkende kracht. Maar ook de veronderstelling dat deze mens de last van zijn ouders moet blijven torsen, wordt door Jezus radicaal afgewezen. Dit is een kernpunt in het optreden van Jezus: Hij doet wat de profeet Sefanja heeft aangekondigd. Hij komt en neemt de gerichten weg.

Aan het eind van het verhaal blijkt opnieuw dat men probeert de man weer onder het gericht te brengen. “Zij antwoordden en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren en wilt gij ons leren?” Sefanja 3 vers 34 (Sef. 03:34). De Farizeeën blijken niet in staat om een mens te beoordelen naar wat hij nu is; zij moeten altijd weer terug naar het verleden; zij gaan altijd weer de mens vastpinnen op vroeger. En uitgerekend van zo iets moois als de geboorte maken zij een puur negatieve aangelegenheid. Geheel in zonden geboren. Toen de man zijn bestaan begon, was er dus volgens hen al geen enkel straaltje licht. Van het begin af aan was het bij deze man geestelijk een en al volslagen duisternis. Geheel in zonden; niets anders. Dus wat wil je verwachten? Enkel gericht; anders niets.

Zo wordt het denken over de geboorte, over het ontluiken van nieuw leven, een reden tot hoop en vreugde, bedorven en versomberd. Meteen is daar het gericht. Meteen komt er een domper overheen. Maar wat doet Jezus als Hij even later deze man weer aantreft? Hij stelt hem één vraag: “Gelooft gij in de Zoon des mensen?” Sefanja 3 vers 35 (Sef. 03:35). Het sleutelwoord waar Jezus deze mens op aanspreekt, is: geloof. Geloof heft de mens omhoog. Geloof staat tegenover gericht. Ja, geloof is sterker, machtiger dan het gericht.

Zo gebeurt het hier opnieuw. Voor de tweede maal haalt Jezus deze man onder het gericht vandaan. Jezus geeft deze mens gedachten van God mee. God denkt anders over u. Jezus wil dat deze man zal gaan functioneren vanuit geloof. Hij wil beslist niet dat de genezene weer onder het gericht terecht komt. Hij snijdt heel bewust die negatieve gedachten af, Jezus breekt de man radicaal los uit dit klimaat van vloek en doem. En Hij zet hem volledig op een nieuw spoor, op het spoor van het geloof, en dat is het spoor van God.

Dit is een fundamenteel punt: Jezus wil niet dat een mens onder een vloek, onder een gericht blijft zitten. Jezus bond de strijd aan met de gerichten, om de mens eraan te onttrekken.

Jezus en de bloedvloeiende vrouw

Een frappant voorbeeld daarvan vinden we ook in de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw. Zij raakt het kleed van Jezus aan en ontvangt genezing en dan vraagt Jezus: “Wie heeft Mij aangeraakt?” Opvallend is dat er dan staat: “De vrouw nu, bevreesd en bevende, wetende wat met haar geschied was, kwam en wierp zich voor Hem neder en zeide Hem de volle waarheid” Markus 5 vers 33 (Mark. 05:33). Deze vrouw is nu wel genezen, maar ze is vervuld met vrees. Waarom? Volgens de wet van Mozes was zij tengevolge van haar bloedvloeiing onrein en het was haar derhalve niet geoorloofd iemand aan te raken; nu had ze dat toch gedaan, vandaar haar vrees. Ze weet niet wat haar nu boven het hoofd hangt: een veroor­deling? Zal ze gestraft worden voor wat ze gedaan heeft, zal ze haar kwaal weer terug krijgen? Bevend staat ze daar voor Jezus en wat zegt Hij? “Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen van uw kwaal” Markus 5 vers 34 (Mark. 05:34).

Waarom zijn deze woorden van Jezus voor deze vrouw zo van diepe betekenis? Zij voelde zich een mens onder het gericht. Bevreesd, en vrees houdt verband met straf, met dreiging. Maar Jezus spreekt haar aan, niet zomaar: vrouw, maar: dochter) Weet je wel wie je bent? Dochter van je Vader. Zoals Sefanja het zei: Jubel, dochter van Sion. En dan geeft Jezus haar nieuwe gedachten. Hij brengt haar in de gedachtewereld van God en die wordt getypeerd door de begrippen: geloof, behoud, vrede en genezing. Dat zijn de vier motiefwoorden die Jezus haar meegeeft. Dat is het klimaat van de Vader in de hemel.

We zien: Jezus haalt deze vrouw onder het gericht vandaan. Hij straft haar niet, Hij berispt haar niet, Hij zegt niet: laat het niet weer gebeuren. Hij moedigt haar aan, Hij bevestigt haar: je bent op de goede weg, ga zo door, en laat je niet weer een juk van angst en wet opleggen.

Jezus zei nooit tegen iemand: u moet voorlopig nog onder het gericht blijven. U wilde graag genezen worden? Eerst nog een paar jaar boeten, broeder! Wat sprak de vader tot de verloren zoon, toen het thuis kwam? Ja, je hebt gelijk werk eerst maar eens een jaar of wat als dagloner? En dan zullen we wel eens opnieuw bekijken. Zorg eerst dat je je erfenis, maar eens terugverdiend. Toen de jongen thuis kwam,  kreeg hij een mantel en een ring, en de vader had het over: mijn zoon. Toen was hij niet meer onder het gericht. De mantel, teken van herstelde waardigheid, van herkregen identiteit; de ring, zegelring, symbool van vol­macht, om namens en samen met vader gezag te dragen. Je bent weer zoon, aan het gericht ontheven.

Jezus droeg aan het kruis ook onze gerichten

Wanneer Jezus hangt aan het kruis, draagt Hij op dat moment niet alleen onze zonden; Hij draagt ook onze gerichten. De machten der hel vielen op Hem aan, stortten zich op Hem en zo werd Jezus de mens onder het gericht. Van God en mensen verlaten, verstoten in het dodenrijk, nam Hij onze gerichten op zich. Zo droeg Hij niet alleen de zonde, maar ook de gevolgen van het kwaad. Want Hij wist: geen mens kan het dragen; geen mens kan ertegen. Kaïn zei het al: mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Jezus wist wat in de mens was. En Hij zei: Ik zal het doen. Zij kunnen het niet. Indien ge Mij zoekt, laat dezen heengaan. Een woord met een oneindig diepe zin. Laat dezen los om weg te gaan, staat er eigenlijk. Dat woord betekent: vrijlaten, wegzenden, vrijuit laten gaan, ook vergeven. Zo was Jezus. Hij stond in de hof en Hij zei: laat ze vrij.

Adam stond in de hof en hij beschuldigde Eva. Jezus stond in de hof en Hij beschuldigde niet. Hij schoof het gericht niet af. In de hof gebruikte Hij hetzelfde woord waar Hij eenmaal mee begonnen was, in de synagoge van Nazareth, toen Hij de woorden van Jesaja las: om verbrokenen heen te zenden in vrijheid. Vrijheid, vrijlating, daar begon Jezus mee,- laat ze gaan, daar eindigde Hij mee.

In Nazareth was het gericht voor Hem, en Hij ging door het gericht heen en Hij brak de macht van het kwaad. In de hof was het gericht voor Hem, en tot het einde toe maakte Hij waar wat Hij aan het begin gezegd had en Hij werd mens onder het gericht en de anderen mochten heengaan. En zo is het altijd gebleven: de Ene heeft het gericht gedragen en de anderen mogen heengaan. En van Hem werd gezegd, in het boek van de profeet Jesaja, dat Hijzelf zo graag las: Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen. Toen Jezus op de derde dag opstond uit de dood, toen stond de nieuwe mens op. Daarom was dat zo’n ongekend glorieus moment.

De nieuwemens is niet meer onder het gericht

In Jezus stond de nieuwe mensheid op. En dat heeft gewel­dige consequenties. Want die nieuwe mens is niet meer onder het gericht. Die nieuwe mens komt uit het dodenrijk vandaan. Over hem heeft het gericht geen macht meer. Die nieuwe mens kan zingen: Wij komen in witte kleren uit de Rode zee aan wal. Het smetteloze linnen van de rechtvaardigheid; het ongerepte leven, zo blinkende gekleed. De bruiloft is gekomen, de tafel aangericht, vergeten zijn de dromen, gedaan is het gericht. Voor die nieuwe mens, die onttrokken is aan de macht van de boze, is het gericht ten einde. Hij heeft uw vijanden verjaagd, zegt Zefanja. Want het is de vijand die gericht wil oefenen.

Ook ons lichaam behoort tot het domein van God. Jezus heeft de volledige mens terug gekocht uit de hand van de verdruk­ker. Hij heeft onze geest gekocht, Hij heeft onze ziel gekocht, Hij heeft ook ons lichaam gekocht met de prijs van zijn bloed. Ons lichaam is geen niemandsland. Het is gekocht door God. De boze heeft er derhalve geen recht meer op.

Ons lichaam is er ten dienste van God, ten dienste van de geest. Daarom is het van belang dat het goed kan functioneren, met het oog op het koninkrijk van God. Het is dan ook van belang dat we positief denken over onze uit­wendige mens, en dat we niet de gedachte toelaten: ons lichaam is nu eenmaal toch prijsgegeven aan verderf en ondergang. We zullen moeten loskomen van elk fatalisme, van alle doemdenken. God wil dat we denken vanuit de nieuwe mens. Dat is geloof. Geloof zegt: Maar wij zien Jezus, de nieuwe mens Gods, met heerlijkheid en eer gekroond.

God zegt: Laat dezen heengaan. Kom onder het gericht vandaan. Zoals het gebeurde toen Rachel een zoon baarde en zij hem noemde: Ben-oni, zoon van mijn ellende. Maar meteen greep Jakob in; hij wilde niet dat dit kind zou opgroeien onder het gericht, en onmiddellijk veranderde hij de naam en het werd: zoon van de rechterhand. Benjamin! Onder het gericht vandaan! Zo is God. Zo denkt God. Dat zien we in het gehele optreden van Jezus: Hij haalde steeds de mens onder het gericht vandaan.

En het is waar: we leven nog in vijandelijk gebied. De vijand valt nog aan; en hij probeert juist ook zonen Gods “ in hun lichaam te treffen. De strijd is nog in volle gang. “Maar wanneer de gemeente zich meer en meer de gezindheid en de gedachten van Jezus gaat eigen maken, en gezamenlijk één front gaat vormen tegen de aanvallen van de ziektemachten, dan zal ook op dit punt het koninkrijk van licht en leven meer gaan baanbreken. Soms houdt passiviteit of de gedachte aan gericht ons tegen. Of we zijn lamgelegd door teleur­stellingen van het verleden.

Wij moeten denken vanuit het plan Gods

Laten we ons de levenshouding van Paulus eigen maken, die zei: Als ik maar mijn loopbaan ten einde mag brengen. De apostel verlangde één ding: dat God hem de tijd en de kracht zou geven om zijn taak af te maken.

Wie zo gaat denken vanuit het plan Gods met zijn leven, diens geest gaat heersen, diens geest wordt bekrachtigd. Hij weet: het gaat enkel en alleen hierom dat Gods gedachten in mijn leven gerealiseerd worden. Daaraan moet alles zich onderwerpen.

Die mens, die gemeente trekt uit, onder het gericht vandaan, onder de banier van de goedheid Gods. De dood, de laatste vijand, moet nog teniet gedaan worden. Maar de eerste nieuwe Mens is opgestaan. Het herstel is begonnen.

 

Mededelingen redactie

De volledige mens

De artikelen van de serie ”De volledi­ge mens, waarvan in dit nummer het laatste deel verscheen, worden gebundeld en als brochure uitgegeven, welke over enkele weken verschijnt. Wij noteerden reeds verschillende bestellingen voor dit boekje, dat op zo duidelijke wijze het onderwerp: geest, ziel en lichaam behandeld en ook uitstekend geschikt is voor verspreiding.

Profeteren

In het meinummer van “Levend Geloof”, dat voor Pinksteren verschijnt, komt onder andere een uitge­breid artikel voor over één van de belangrijkste aspecten van de boodschap van Pinksteren, te weten het profeteren. Het werd exclusief voor ons blad geschreven door broeder Rob Polderman, voorganger van een volle evangelie gemeente te Antwerpen.