1982.10 nr. 230

Levend geloof 1982.10 nr. 230

Christus vóór ons of in ons? Door Gert Jan Doornink

“….opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” Efeze 3 vers 19b (Ef. 03:19b).

Wat betekent Christus in ons leven?

Een belangrijke vraag die wij ons bij het volgen van Christus telkens weer moeten stellen is niet alleen wat Hij voor ons betekent, maar ook wat Hij in ons betekent en door ons wil doen. Vele kinderen Gods komen tijdens hun leven niet verder dan het eerste. Nu is het natuurlijk zeer belangrijk dat wij weten wat Christus voor ons betekent en heeft gedaan. Daar raken we nooit over uitgedacht en uitgesproken. Het is onvoor­stelbaar heerlijk te weten een kind van God te zijn omdat wij geloven in het volbrachte werk van Jezus aan het kruis van Golgotha. Daar stierf Hij voor onze zonden. Daar kocht Hij ons vrij uit satans macht. Daarvan spreken en getui­gen wij. Daarom loven, prijzen en aanbidden wij Hem!

Maar ons leven wordt rijker en voller als we Christus ook leren kennen als Degene die te al­len tijd in ons woont en werkt. Paulus schrijft in Efeziërs 3 vers 14 tot 19 (Ef. 03:14-19): “Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader, naar wie alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Gewor­teld en gegrond in de liefde, zult gij dan, sa­men met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods”.

Tot driemaal toe komen we hier het woordje ’opdat’ tegen. Met andere woorden dat is Gods bedoeling, dat is Gods wil. (Het woordje opdat betekent ’tot het doel dat’). Gods doel met ons leven is dat wij vervuld worden tot alle volheid Gods. Dezelfde volheid die in Christus was be­hoort ook ons leven te beheersen. Omdat wij Christus kennen is deze volheid in principe reeds aanwezig. Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) zegt: “In Christus woont al de volheid der godheid licha­melijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”.

Vanaf de dag dat we Christus hebben leren kennen is de volheid Gods in ons, omdat Christus in ons woont…. maar nu komt het aan op de beleving daarvan. Hoe meer wij ons bewust worden dat Christus in ons woont en werkt, hoe meer wij Hem ook zullen openbaren.

Waarom komen vele kinderen Gods niet verder?

Het is een feit dat vele kinderen Gods nog maar weinig terecht brengen van de openbaring van de volheid Gods. We willen enkele oorzaken daarvan onder ogen zien en onszelf daarbij een spiegel’ voorhouden. Want satan probeert in het leven van ieder kind van God telkens weer hindernissen op te werpen om hem van de volheid Gods af te houden.

De eerste hindernis is ongetwijfeld onwetendheid.

Reeds in de tijd van de profeet Hosea klonk het woord des Heren: “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis” Hosea 4 vers 6 (Hos. 04:06). Ook vandaag is er bij vele kinderen Gods gebrek aan kennis. Met als gevolg weinig of geen inzicht in Gods bedoe­lingen. Velen belijden dat ze geloven in de Bij­bel van Genesis 1 tot Openbaring 22, maar als kennis en inzicht door de Heilige Geest ontbre­ken, krijgt als spoedig satan de kans te infil­treren en ontstaat een verwrongen beeld over Gods plan met de mens. De Bijbel is een geeste­lijk boek en mag niet gebruikt worden als een soort puzzelboek. Alle dwaal leringen zijn ont­staan onder invloed van verkeerde geesten. Al­leen door de Heilige Geest kunnen we Gods Woord verstaan. Anders blijft veel verborgen en kunnen we niet ‘geestelijk zien’. Laten we bidden dat vele zogenaamde bijbelgetrouwe christenen de doop en vervulling met de Heilige Geest zullen ontvangen, opdat de onwetendheid gaat verdwijnen en men loskomt van dwalingen.

Ongehoorzaamheid

Ongehoorzaamheid betekent ook een belangrijke afremming bij de openbaring van de volheid Gods. Als we dingen op moeten ruimen, als we gebonden­heden af moeten leggen, moeten we dat ook doen, anders blijft iedere verdere geestelijke groei achterwege. Gehoorzaamheid begint met het leggen van het fundament (de doop door onderdompeling en de doop met de Heilige Geest). En dan komt het er op aan of we ook verder de Heer in de weg van gehoorzaamheid willen volgen.

Op hetzelfde vlak ligt het ongeloof. Door het geloof zijn wij een kind van God geworden, maar de Heer vraagt ook een dagelijks geloofsleven van ons. Paulus zegt: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwer­pelijk” 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05). Iedere dag opnieuw zullen we ons vertrouwen op de Heer moeten stellen en geloven dat Hij een Waarmaker is van zijn Woord en beloften. Want zonder geloof is het niet mogelijk God welgevallig te zijn Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Het geen weerstand bieden aan satan is ook een belangrijke oorzaak waarom Christus in vele kin­deren Gods niet tot openbaring komt. Paulus zegt: “Geeft de duivel geen voet” Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27). Jacobus roept ons op om weerstand te bieden aan de duivel, opdat hij van ons zal vlieden. Jakobus 4 vers 7 (Jak. 04:07). Het geen weerstand bieden aan de dui­vel komt vaak doordat men niet geestelijk bewapend is, terwijl de Bijbel daar toch zo nadruk­kelijk over spreekt. Denk aan de woorden van Paulus in Efeziërs 6 vanaf vers 10 (Ef. 06:10): “Voorts wees krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan om te kun­nen standhouden tegen de verleidingen des dui­vels; want wij hebben niet te worstelen tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag…”

Werkt het nieuwe leven ten volle door in ons?

Al deze dingen – onwetendheid, ongeloof, onge­hoorzaamheid, het niet geestelijk bewapend zijn, etc. – kom men telkens weer tegen in het Woord van God. Daar schrijven de apostelen over in allerlei bewoordingen, vermaningen en raad­gevingen. Want het gaat om de volle doorwerking van het nieuwe leven van Christus in ons.

Daar ging het om in de nieuwtestamentische gemeente van de begintijd en daar gaat het ook vandaag om! Er was toen een voortdurende strijd in het leven van de christenen om de volle doorwerking van het nieuwe leven, maar vandaag is dat ook zo. Ook nu laat de duivel geen gelegenheid onbenut om proberen te verhinderen dat Christus in ons ten volle gestalte gaat aannemen. Maar zoals de apostelen voortdurend bezig waren de christe­nen op te wekken de duivel geen voet te geven en hem te weerstaan in de Naam van Jezus en zullen ook wij elkaar moeten opwekken dat te doen, want de openbaring van Christus in en door ons leven mag niet worden afgeremd.

Het positieve van deze tijd is gelukkig dat er ook vele kinderen Gods zijn die dit gaan ontdek­ken! Zij weten dat het als christen niet meer mogelijk is er een halfslachtig leven op na te houden. Alle maskers vallen af, alles wat niet echt is komt tot openbaring. Het onkruid groeit weliswaar tegelijk op met wat uit het echte zaad afkomstig is, maar het wordt wel meer en meer zichtbaar. We zien dit aan het naamchristendom. De leiders ervan gaan het geloof in God hoe langer hoe meer op één lijn stellen met het ge­loof van de andere wereldgodsdiensten.

Helaas zijn er ook velen van de echte gemeente van Jezus Christus die water in de wijn doen en zoals Paulus het formuleert – met een schijn van godsdienst de kracht verloochenen. Laten we ten alle tijde waakzaam zijn opdat we niet in verkeerd vaarwater terechtkomen. Petrus zegt dat het oordeel begint bij het huis Gods 1 Petrus 4 vers 17 (1 Petr. 04:17). Als wij falen is Christus niet zichtbaar. De wereld let op ons. We kunnen wel getuigen dat Christus voor ons gestorven is, maar als Hij niet tegelijkertijd in ons zichtbaar is, is het van veel minder waarde. Waarom zou de Bijbel an­ders spreken dat we ons licht moeten laten schijnen voor de mensen (Jezus) en dat we een leesbare brief van Christus behoren te zijn en zijn reuk moeten verspreiden (Paulus)?

Christus in ons, daar gaat het om!

We willen nu nog in enkele punten samenvatten waarom het zo belangrijk is dat Christus in ons ten volle gestalte gaat aannemen.

a – Het is de wil van God. Het is een bewijs van geloof en gehoorzaamheid.

b – God wordt er door verheerlijkt. In onze tijd staat de lofprijzing weer centraal. Het is één van de waarheden die weer onder het stof vandaan is gekomen. Gelukkig, want Psalm 50 vers 23 (Ps. 050:023) zegt dat wie lof offert God eert, en de weg baant waardoor God zijn heil kan openbaren. Maar de lofprijzing mag geen opgelegde zaak’ worden, opdat we niet het verwijt te horen krijgen: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij….”. Het gaat in de eerste plaats om de gesteldheid van ons hart. Wie de Heer toegewijd leeft, verheerlijkt reeds door zijn leven Hem en dan is de lofprijzing met de stem en in aanbidding ook eerlijk en oprecht.

c – We zijn bruikbare instrumenten in Gods hand. De Heer wil ons allemaal als zijn getuigen ge­bruiken, maar Hij kan ons pas ten volle gebrui­ken als Christus in ons zichtbaar is.

d- We zijn klaar als Christus komt. Wie de we­derkomst van Christus loskoppelt van de openba­ring van Christus in ons, verwacht de Heer ook niet werkelijk. Hebreeën 12 vers 14 (Heb. 12:14) zegt dat zonder heiliging niemand de Heer zal zien. Dan wordt Hij ook in ons niet gezien. En het gaat er juist om dat, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, Hij met verbazing aanschouwd zal worden, in allen, die tot geloof gekomen zijn 1 Thessalonicenzen 1 vers 10 (1 Thess. 01:10).

Laten we onze harten openstellen voor de totale doorwerking van Zijn Geest, opdat Christus in ons gaat groeien, zodat wij vervuld zijn met Gods volheid. De Heer heeft reeds veel gedaan in onze levens, maar Hij wil nog veel meer  is Paulus zegt van Hem dat ‘blijkens de kracht, welke in ons werkt’, Hij bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen! Efeze 3 vers 20 (Ef. 03:20).

De Zoon van God heeft zich geopenbaard. Ook de zonen Gods gaan zich openbaren! Want Hij die in ons een goed werk is begonnen, zal het voort­zetten tot het voltooid is, tot de dag van Christus Jezus! Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06). “Hem zijnde heer­lijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeu­wigheid! Amen” Efeze 3 vers 21 (Ef. 03:21).

 

Eén week vrede of eeuwige vrede door H. J. Scholten

“De Here verheffe Zijn aan­gezicht over u en geve u vrede” Numeri 6 vers 26 (Num. 06:26) .

Onderkennen wij de Geest van onze tijd?

Nederland heeft af en toe zijn vredesweek en vredes- krant. Men is er intensief mee bezig, zelfs vele chris­tenen. Het zijn heus goed­willende christenen, maar helaas verblinde christenen. Ze zijn niet voldoende be­kend met de woorden Gods of ze verstaan deze woorden verkeerd omdat men er op na­tuurlijke en rationele wijze mee bezig is. Alles wordt overgoten met een sausje van verkeerd begrepen evangeli­sche liefde. Het brengt de ware vrede niet tevoorschijn al drukt men duizenden en duizenden vredeskranten, om­dat men de geest van deze tijd niet onderkent.

Als morgen nu eens iedere Nederlander bekeerd en wedergeboren zou zijn? En iedereen gedoopt en vervuld met de Heilige Geest? Hoe zou het er dan morgen uit­zien in Nederland? Hoe zou het toegaan in de fabrie­ken, werkplaatsen, kantoren, winkels, supermarkten en in de huisgezinnen? Zou de po­litie nog veel werk te doen krijgen? Zouden er nog be­richten in de krant komen over moord en doodslag?

Over berovingen en verkrach­tingen? Zouden de gevange­nissen niet geleidelijk aan leegkomen om niet meer vol te raken?

Is de mens van deze tijd niet hopeloos verblind met al. zijn inspanningen voor vrede? Zelfs de godsdiensti­ge mens is stekeblind. Maar hij wil het niet weten. Er klinkt een stem! Die stem klinkt al een paar duizend jaar. Deze stem roept: “Och of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen” Lucas 19 vers 42 (Luc. 19:42).

Alleen Jezus Christus geeft de ware vrede

De mens anno 1982 wil vrede hebben en maken zonder God en zonder Jezus Christus, zonder waarachtige bekering en wedergeboorte. De grond­slag waaróm men vrede wil maken is: angst! Angst voor het heden en angst voor de toekomst. Mensen zonder de Heilige Geest kunnen geen vrede maken.

En mensen met de Heilige Geest? Die hebben reeds vre­de en behoeven niets te maken. Zij hebben begrepen dat er maar Eén is die vrede kan ma­ken en wil geven en ook de vrede wil laten. Dat is de Zoon van God, Jezus Christus. Zonder bekering en wederge­boorte komt er geen vrede, al spant de mens zich tot het uiterste in en citeert hij de ene Bijbeltekst na de andere. Al spreekt hij nog zo bewogen over die éne wang. Valse sentimenten bewe­gen hem en hij ziet dit niet. De Franse wis- en natuurkun­dige Pascal heeft eens ge­zegd: “De mens ziet een beeld van de waarheid, maar is verstrikt in de leugen”.

De mens, en eveneens de godsdienstige mens, is veelal zo verblind dat hij de meest voor de hand lig­gende oplossing niet ziet of afwijst. Het is hem te simpel en hij vindt het te belachelijk. Hij kan er niet in geloven. Hij ziet niet dat er ware vrede kan zijn zonder de minste in­spanning van de kant der mensen. Dat is voor hem een grote dwaasheid. Hij belegt liever indrukwekkende vredesconferenties, richt al­lerlei vredesbewegingen op en drukt duizenden vredeskranten. En dat alles is nu in de ogen van God een gro­te dwaasheid.

Wat spreekt God dan? Aller­eerst zegt Hij: “De goddelozen hebben geen vrede” Jesaja 48 vers 22 (Jes. 48:22). God zegt ook: “Tenzij men Mijn bescher­ming aangrijpt, met Mij vrede maakt, vrede met Mij maakt” Jesaja 27 vers 5 (Jes. 27:05).

Eén ding is zeker: de vredesweek heeft geen nut en ook de vredeskrant heeft geen werkelijke waarde. Er zal niets maar dan ook niets door veranderen in de we­reld.

Wanneer men dit zo stelt komt de ergernis en de irri­tatie: die vrome christenen met hun gezeur over God en over Jezus. Geestelijke doordrammers zijn het met hun eeuwige oproep tot beke­ring en gehoorzaamheid aan God. Ze verstaan de werke­lijkheid niet en staan niet met beide benen op de grond met hun overdreven geloof.

Maar leert de mens dan niet van de geschiedenis? De technische mens van deze eeuw met al zijn vernuft? De cultureel zo hoogstaande mens? De mens die in staat is zelfs naar de maan te vliegen? Wat bereikt deze mens eigenlijk? Hij kan deze wereld slechts volstoppen met atoombommen en kernwa­pens en is een expert in milieubevuiling. En in geeste­lijke bevuiling spant hij zelfs de kroon, maar maakt zich daar het minst druk om. De natuurlijke bevuiling beweegt hem meer dan de geestelijke bevuiling van zijn ziel.

Hoe heeft hij dat bereikt? De Bijbel leert het ons: met een verduisterd verstand en een ijdel denken. En met datzelfde verduisterde ver­stand en ijdele denken meent hij de vernietiginsattributen weer deze wereld uit te krijgen. Met spandoeken en vredeskranten. Met ge­schreeuw en geprotesteer dat veelal gevoed wordt door er­gernis, haat en nijd. Vrede door ónvrede! Wat een verblinding!

Het koninkrijk Gods bestaat uit vrede

Jezus zegt: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet bin­nengaan” Johannes 3 vers 5 (Joh. 03:05) .

Dit Koninkrijk Gods bestaat juist uit vrede. En uit blijdschap en gerechtig­heid. Het valt die mens ten deel die zijn geloof bouwt op de Zoon van God. Eén ding is slechts nodig: terugkeer met heel het hart tot de Schepper van hemel en aarde. Dat is het begin van de ware vrede.

Deze boodschap wijst men af en de werkelijkheid kan men al eeuwenlang zien: oorlog, geruchten van oorlog, hon­ger, ellende, vernietiging. Ondanks alles inspanningen van goedwillende mensen wordt de vrede niet bereikt en alles spoedt zich naar een apotheose van wetteloze ontsporing.

De mens wil niet naar de Schepper van alle dingen luisteren. Hij dringt het Godsbesef uit zijn ziel en wil zijn eigen boontjes doppen, zijn eigen wereld van vrede scheppen.

De apostel Paulus schrijft in Romeinen 1 vers 21 (Rom. 01:21): “Im­mers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt en gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden”.

Eeuwenlang liggen de mensen al met elkaar overhoop door zelfzucht, trots en heb­zucht. De gevolgen zijn overduidelijk bekend en zichtbaar geworden. De mens is met al zijn ontwikkeling niet in staat de spiraal van verderf en vernietiging te doorbreken.

De mens is verleugent door satan

Wat wil de mens horen? Wil hij eigenlijk wel echt le­ren? De ellende van deze mensheid is- dat ze God is kwijtgeraakt en dat ze Hem niet mist. Althans niet be­wust mist. De satan, de men­senmoordenaar en leugenaar van het begin heeft de we­reld in zijn demonische greep. Zonder God is hij een vijand geworden die men te­vergeefs tracht te verslaan. Voor dit feit dienen de ogen van de mensen open te gaan. Hij is verlengend door de influisteringen van de dui­vel en de begeerte van zijn vlees, de begeerte van zijn ogen een trots en hoogmoe­dig leven.

De mens is een onttroonde koning, dat is zijn diepe ellende. Helaas accepteert hij deze waarheid niet en komt zodoende nooit weer op de troon. Tenzij …. I Tenzij men wil luisteren naar de Mond der Waarheid, Jezus Christus. Hij alleen is onze vrede. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven!

Hoe spreekt God over de mens, de onttroonde koning? Door de mond van de profeet Jeremia wordt gezegd: “Tot wie moet ik spreken en be­tuigen, dat zij horen? Zie, hun oor is onbesneden, zo­dat zij niet kunnen luiste­ren; zie, het woord des He­ren is hun tot een smaad, zij hebben daarin geen be­hagen” Jeremia 6 vers 10 (Jer. 06:10).

Even verder kunnen we le­zen: “Want van klein tot groot zijn zij er allen op uit zich te bevoordelen; allen, van profeet tot priester plegen zij bedrog. Zij trachten de breuk van Mijn volk op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is”.

Het is waar wat God spreekt: een volk dat zich niet in het minst schaamt en van blozen niet weet. De geest der wetteloosheid dringt steeds brutaler op en de mens der zonde baart de ene na de andere zonde. God wordt niet erkend in het le­ven en de vrede wil men zon­der Hem tot stand brengen. Waarom? Omdat men dan op rustige wijze door kan gaan met voor zichzelf te leven naar eigen lust en begeerte. Wordt dit de mens verteld dan ergert hij zich en wordt kwaad of blijft er geheel en al onverschillig onder. En juist daarin zien we de wor­tel bloot liggen van de ón­vrede . De mens zal wat dit betreft tot erkentenis der waarheid moeten komen maar helaas, nog liever houdt hij de waarheid in ongerechtig­heid ten onder.

Is dit alles nu te scherp getekend? Te somber afge­schilderd? Heeft het met een verkeerd doemdenken te maken? Ten alle tijde heeft de mensheid bewezen gaarne in slaap te worden gesust. Ontwaakt hij dan en ziet dat zijn ijdele dromen be­drog waren, dan begint hij te jammeren en te schreeu­wen en wijst iedereen aan als de schuldige, behalve zichzelf.

Alleen door het geloof in Jezus Christus, die ons met God kan verzoenen, komt er ware vrede. Er is beslist geen andere weg! Hoe graag men dit misschien wel zou willen. Blijft men het woord van God afwijzen dan geldt opnieuw het woord van Hem: “Een moordende pijl is hun tong, die bedrog spreekt; met zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste, doch in het binnenste legt men zijn hinderlaag” Jeremia 9 vers 8 (Jer. 09:08).

Kijk eens naar de hedendaag­se politici en de leugenwereld waarin zij vertoeven. Men noemt het allemaal di­plomatie, maar God zegt: Eén en al leugen. Mooipra­terij!

Kijk eens naar het heden­daagse zakenleven. Eén en al corruptie en oplichterij aan de lopende band. Van sommi­gen zegt men dan: hij is za­kelijk goed onderlegd.

Kijk eens naar het heden­daagse christendom. Zie, hoe de woorden van God wor­den verdraaid tot eigen ver­derf. Verkrachting van de waarheid en de zonde wordt goed gepraat, ja, zelfs le­gaal gemaakt en bij de wet geregeld. Maar vrede moet er komen, desnoods met geweld; ook een standpunt dat velen innemen.

Toch ligt de oplossing nog altijd voor de hand, maar men wijst die af. Men wei­gert zelfs om er maar even over na te denken. God ver­bergt op deze manier Zijn aangezicht voor de mensen en zo wordt het steeds don­kerder in deze wereld. Vele predikanten misleiden de schapen en zijn zelf ook misleid.

God geeft in Jezus bestendige vrede

Tóch gaat de liefde van God blijvend naar de mensen uit. In Christus Jezus wil God nog steeds Zijn liefde en vrede tonen en geven. Waarom weigert het grootste deel van het mensdom de uitgestoken hand van God? Heeft men dan zelf ooit verbetering kunnen aanbren­gen? Men roept wel steeds op tot vrede, maar zonder bekering tot God en Jezus Christus. Daar leest men niet over in de vredeskrantjes.

Gods stem klinkt: “Zie, Ik wil genezing schenken en herstel. Ik zal hen genezen en hun een schat van bestendige vrede ontslui­ten !”

God zond Zijn Zoon Jezus in de wereld. De wereld heeft Hem verworpen en verwerpt Hem nog steeds. Hoogstens wordt Hij beschouwd als een goedwillende profeet of een vredelievende revolutio­nair.

Het kruis des vredes staat nog hoog opgericht in deze wereld en de roep gaat uit: “Bekeert u en gelooft het evangelie. Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht”.

De ware vredesbeweging is in het bloed van het Lam! Elke andere vredesbeweging is zonder meer gedoemd te mislukken. De weerspannige en ongehoorzame mens zal het eens ervaren. Eenmaal zal de mens het hoofd moeten buigen en erkennen: “Here, Gij al­leen zult vrede over ons be­schikken, want ook al onze daden hebt Gij voor ons ver­richt. Here, onze God, an­dere heren dan Gij hebben over ons geheerst; Uw naam alleen huldigen wij” Jesaja 26 vers 12 en 13 (Jes. 26:12-13).

Deze wereld snakt naar vre­de en rust, maar men loopt Hem voorbij bij wie het ten volle te vinden is: Jezus Christus! De ware Vrede­vorst. Hij wil heersen met Zijn vrede. Eeuwige vrede. De enige, ware vrede!

Vrede zij allen, die in Christus Jezus zijt! Amen!

 

Die ene stap (gedicht)     door Judith Jacobs

Doe toch die éne stap tot Jezus,

Hij deed reeds zovele tot u;

Waarom zoudt ge nog langer aarz’len,

De Blijde Boodschap klinkt toch nu?!

 

Stel toch de Heiland dezer wereld

Door uwe weig’ring niet teleur;

Zie toch Zijn hand, die zacht en teder

Blijft kloppen aan uw hartedeur.

 

Hij heeft de lijdenskelk geledigd,

Voor ons gedragen smaad en straf;

Gods Zoon – op Calvarie gekruisigd –

Legde vrijwillig ’t leven af.

 

Heeft Jezus tot uw hart gesproken?

Hoort u Zijn stem weerklinken, nu?

Gods Geest, verlangend en vol liefde,

Wacht op die éne stap – van u!

 

Reacties van lezers door redactie

Kennen wij de stem van God?

Broeder G. v. d. H te Bilthoven schrijft: ”U schreef een prachtig artikel over ‘Kennen wij de stem van God?’ (“Levend Geloof”- juni 1982). Ik schrok een beetje van de opmerking: Alle mensen die niet wedergeboren zijn, leven in satans macht en dat is uiteraard ook merkbaar wat hun spreken en horen betreft. Dat is nog al wat. Is dat, geliefde broeder, wel juist geformuleerd? Jezus is het die alleen de mens kent ook de niet wederborene. Alleen van Zijn tegen­standers: de Farizeeën en Schriftgeleerden zei Hij, dat ze de duivel tot hun Vader hadden.

Was die hoofdman, die een uitspraak deed, die Jezus van geen één van zijn volksgenoten had gehoord, een onderhorige van satan? Deze heiden had een geloof dat ons christenen moet be­schamen .

Jezus zegt op een bepaald moment: De kinderen der we­reld zijn in hun geslacht verstandiger dan de kinde­ren des lichts.

De bekende Abraham Kuiper heeft eens een boek ge­schreven over de ‘algemene gratie’. Hierin zegt hij dat, ondanks de zondeval, er nog veel mensen zijn, die niet geloven en toch in hun uiterlijk voortreffe­lijke mensen zijn, met vele goede eigenschappen, waar­door het leven niet geheel verruwd. Zij zijn beschaafd ook in hun spreken.

Ik ben 75 jaar en heb in mijn werkkring met vele honderden mensen omgegaan en met hen gesproken. Vaak humane mensen, waarvan je zegt, ze doen wat Jezus zegt van de heidenen: Ze zijn zichzelf tot een wet omdat de wet Gods in hun hart is geschapen. God is goed maar ook rechtvaardig, want mensen, die de wet niet kennen, zullen ook zonder de wet geoordeeld worden. Zie ik het verkeerd broeder? Zeg het me,”

Commentaar van de redactie:

De Bijbel geeft op ver­schillende plaatsen zeer duidelijk aan dat we bij onze wedergeboorte overgezet worden vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus en een nieuwe schepping zijn ge­worden, Kolossenzen 1 vers 13 en 2 Korinthe 5 vers 17  (Kol. 01:13; 2 Kor. 05:17)  Jezus leren kennen betekent een totale levens­verandering, wat ook tot uitdrukking komt in ons ‘horen en spreken’. Iemand die een kind van God is ge­worden luistert naar Zijn stem die door Woord en Geest tot hem komt en spreekt van het nieuwe le­ven van Christus in hem door woord èn daad. Paulus zegt: “Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20). Jezus sprak uiteraard niet bij elke gelegenheid over het feit dat de mensen die niet in Hem geloofden de duivel tot vader hadden. De Farizeeën en Schriftge­leerden waren inderdaad zijn grote tegenstanders, maar de opmerking was niet alleen voor hen bestemd: Lees Johannes 8 vers 30 en 31 (Joh. 08:30-31).

In het openbaar worden van de zonden zijn echter ver­schillende gradaties, zodat soms onbekeerde mensen, die een fatsoenlijk en humaan leven hebben, christenen die er een vleselijk, door satan geïnfiltreerd leven op na houden, beschaamd maken.

Naar men kan nog zo goed en oprecht leven, zolang men niet door persoonlijk geloof in Jezus Christus een nieuwe schepping is ge­worden, staat men buiten de heerlijkheid Gods Romeinen 3 vers 23 (Rom. 03:23).

Is men eenmaal een kind van God, dan behoort men op te groeien naar de geestelijke volwassenheid, opdat het overwinningsleven van Christus in ons zicht­baar wordt en wij ons als zonen Gods openbaren.

Uit dankbaarheid….

Zuster H. S. – K, te Ede- schrijft: “Om de reden, dat ik uw blad een warm hart toedraag, en er veel aan heb in de groei en de opbouw van mijn geloof en u graag wil steunen, stuur ik u maandelijks ƒ 25,-. Met u ben ook ik dankbaar voor de sterke groei van “Levend Geloof”, want het voortbestaan van het blad is dringend nodig in die warwinkel van dwalingen en verkeerde leringen”.

Als een sneeuwbal

Zuster A. G. – N. te Oude Tonge schrijft: “Hierbij wil ik een abonnee opgeven. Gelijk voor hetzelfde adres 15 brochures van “De volle­dige mens” van Nico Goverts. Tevens wil ik mijn dank uitspreken voor het, fijne blad dat ik weer kreeg voor een jaar van een vriendin/zuster. Zo gaat het als een sneeuwbal over Nederland. Mijn man en ik wensen u Gods rijke zegen toe met uw werk”.

 

Het boek Ruth als profetie door Jan W. Companjen -2-

“En zij – Naomi en Ruth – kwamen te Bethlehem aan in het begin van de gerst oogst”. Hoofdstuk 1 van het boek Ruth sluit af met deze regel. Dat wil zeggen dat het verdere van de geschie­denis van Ruth begint rond Pasen. Bij het paasfeest werd namelijk dank gebracht voor de gerst oogst en men bood op het paasfeest scho­ven aan van de nieuwe oogst (de zogenaamde eerstelin­gen) . Pasen, het feest van de uittocht in het oude tes­tament en het begin van het nieuwe testament, van het offer op Golgotha van Chris­tus, als eersteling van ve­len die na Hem kwamen, als oogst van een nieuwe schep­ping.

“Naomi nu had een bloedver­want van haar mans kant, een zeer vermogend man uit het geslacht van Elimelech, Boaz geheten” Ruth 2 vers 1 (Ruth 02:01). Na deze mededeling gaat het boek Ruth verder met Ruth als hoofdpersoon. Boaz speelt uiteindelijk in woord en daad een nog gro­tere rol, maar het gehele gebeuren wordt door het doen, het actief zijn van Ruth, in werking gesteld.

Boaz en Ruth zijn typen van Jezus en de gemeente

Boaz is in het verdere van het verhaal een type van de Here Jezus en Ruth van de bruidsgemeente. Zij gaan uiteindelijk geheel in el­kaar op. Zoals man en vrouw in het huwelijk tot één vlees worden, zo worden Christus en de gemeente tot één Geest; zij worden één gelijk de Vader en Chris­tus .

Voor het echter – zover is, gebeurt er nog wel het één en ander. Naomi doet de huishouding, zij hoort ‘s avonds wat er allemaal ge­beurd is. Eerst is zij vol bewondering, maar al spoedig geeft zij Ruth advies en moedigt zij Ruth aan om op die weg verder te gaan.

Ruth, aangekomen in Bethlehem, laat er geen gras over groeien. Zij gaat op stap, op zoek naar eten. Zij gaat aren lezen en zegt daarbij dat zij hem zal achterna gaan die haar genegen zal zijn. Wij zien ook hier dat het Woord waar is; dat zij die zoeken zullen vinden.

Ruth kwam bij een veld en ging op onderzoek uit of er voor haar wat op de akker lag. Het is voor haar alle­maal onbekend terrein. Bij ‘geval’ kwam zij op de ak­kers van Boaz terecht. Het was daar goed op die akker, want er staat: “Zij kwam en las op in het veld achter de maaiers”(Ruth 02:03).

De geestelijke betekenis van het boek Ruth

Wij komen hier op een punt dat wij het boek Ruth gees­telijk moeten verstaan. Het is meer dan een mooie ge­schiedenis met een fijne af­loop. Ook het boek Ruth is ons tot lering gegeven, evenals het boek Jona en de geschiedenis van Simson.

Ja, het gehele oude testa­ment spreekt van Christus en zijn lichaam, de gemeente .

Ruth gaat zoekende uit en komt op de akker terecht van hem die haar man zal zijn. Die man is haar van het begin af aan genegen en hij niet alleen, ook met de maaiers is het goed toeven. Boaz en de maaiers begroe­ten elkaar met een zegenbe­de. Boaz zei: “De Here zij met u” en zij zeiden tot hem: “De Here zegene u”. Nu in zo’n omgeving moet het goed zijn en Ruth plukt daar dan ook spoedig de vruchten van.

Op de vraag van Boaz wie die jonge vrouw is, ant­woordt de knecht die over de maaiers gesteld is, dat zij de Moabitische vrouw is die met Ruth is meegekomen uit het veld van Moab. Hij zegt er meteen maar bij dat zij het netjes gevraagd heeft en dat zij niet lui is. Zij is voortdurend zoe­kende geweest en is kenne­lijk iemand die niet graag thuis zit (vers 7).

Hierop haalt Boaz Ruth bin­nen op zijn akker en spreekt haar toe op een wijze dat het klaar en dui­delijk is dat er een weder­zijdse genegenheid is.

Boaz zegt dat Ruth niet moet gaan oplezen op een ander land. Hij en zijn knechten zullen voor haar zorgen. De knechten mogen haar niet lastig vallen en zij mag als zij dorst heeft scheppen uit de vaten van de knechten.

De aren op de akker zijn geestelijke gaven

De aren die Ruth op die ak­ker leest (vindt) zijn Gees­telijke gaven. Het is een akker vol met Geestelijke gaven. Aanvankelijk wordt er hier en daar een aar gevon­den, maar al verder gaande worden de gaven voor haar, de bruidsgemeente, steeds groter en de verhouding op de akker wordt steeds intiemer .

Boaz is, blijkens zijn woor­den, zeer onder de indruk van al hetgeen Ruth voor haar schoonmoeder (het type gelovige dat zoveel mist en zo weinig uitzicht heeft) gedaan heeft. Ook het feit dat zij haar vader en moeder en het land van haar geboor­te verlaten heeft en gegaan is naar een volk dat zij niet kende, heeft voor Boaz grote betekenis. Zij is overgestapt, resoluut, van het ene volk naar het ande­re. Zij is een vrouw die liefde heeft voor dat volk, ook al moet zij voorop gaan onder andere in steun en hulp aan Naomi. Boaz zegt: “De Here vergelde u uw daad, en uw loon valle onverkort ten deel van de Here, de God van Israël, onder wiens vleugelen gij zijt komen schuilen” (vers 12).

Zo spraken Boaz en Ruth met elkaar bij de eerste ont­moeting. Zij spreken elkaar naar het hart. Toen het etenstijd was zei Boaz tot Ruth: Kom en eet met mij. Zij kwam en ging naast de maaiers zitten en hij reik­te haar geroost koren toe. Zij at en werd verzadigd en hield over! Bij de wonder­bare spijziging door Jezus, ziet men ook in beide ge­vallen, zie onder andere Matteüs 14 vers 20 en Matteüs 15 vers 37 (Matt. 14:20 en Matt. 15:37) dat de schare at, verzadigd werd en overhield. De spijziging door Jezus, het eten uit Zijn hand, geeft leven en overvloed en ook dat zal de eindtijdgemeente ervaren.

De akker is het koninkrijk der hemelen

De akker waarop Ruth haar geestelijke gaven vindt, is het Koninkrijk der hemelen. Het is een akker, niet al­leen vol met vruchten en gaven, maar ook een akker vol met blijdschap en vre­de door de Geest die er op die akker heerst. Het is voor Ruth dé ontdekking van een grote schat die in de akker (hemel) is weggelegd. Die schat, die erfenis, wordt thans door Christus aan ons geopenbaard. Die schat is, zie bijvoorbeeld 1 Petrus 1 vers 4 en 5 (1 Petr. 01:04-05) een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen is wegge­legd voor ons en…. welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.

Ruth, en lees in het vervolg er nu ook steeds bij: ‘en wij die tot de eindtijdgemeente behoren’, hebben de akker gevonden en kopen die akker tot elke prijs. En, broeders en zusters, in het­geen wij bereikt hebben, in dat spoor gaan wij ook ver­der. Geprezen zij Zijn Naam.

Ook Ruth gaat verder. Zij staat op en gaat verder met het lezen. Dan beveelt Boaz aan zijn knechten aldus: “Ook tussen de schoven mag zij oplezen en maakt haar niet beschaamd; veeleer moet gij opzettelijk iets voor haar uit de bundels trekken en het laten liggen, opdat zij het opleze”(vers 15-16). Ruth las tot de avond en toen zij het uitge­klopt had was het ongeveer een efa gerst (ongeveer 39 liter). Het is een grote oogst. Begonnen de gaven eerst mondjesmaat te vallen, al voortgaande vielen zij bij bossen neer. Toen Naomi zag wat zij opgelezen had en Ruth ook nog tevoorschijn haalde wat zij had overge­houden nadat zij verzadigd was, riep zij verbaasd uit: Waar ben je geweest van­daag, waar heb je gewerkt? Gezegend is hij, die zijn oog op u heeft geslagen. Dan gaat Ruth getuigen en vertelt alles wat die dag geschied is. Het is feest in de woning van Ruth en Naomi. Naomi roept uit: Gezegend zij hij door de Here, die zijn goedertie­renheid niet heeft onttrok­ken aan de levenden noch aan de doden. Hij zorgt voor ons. Hij is aan ons verwant en onze Losser, (vers 20). En Ruth – ‘de Moabitische’ – (dit laatste staat er uitdrukkelijk bij, jood en heiden zijn één) zei: Hij heeft tot mij ge­zegd: sluit u aan bij mijn knechten, totdat zij gereed zijn met mijn gehele oogst. Ruth sloot zich aan en niet alleen gedurende de gerst oogst, zij bleef bij hen totdat de tarweoogst afge­lopen was. En zij bleef wo­nen bij haar schoonmoeder.

Van Paasfeest naar Pinksterfeest

Wij hebben gezien dat de gerst oogst met Pasen te maken had. De eerstelingen van die oogst werden op het paasfeest geofferd. Ook de eerstelingen van de tarwe­oogst vielen samen met een  groot feest, namelijk het pinksterfeest Leviticus 23 vers 9 tot en met 14 (Lev. 23:09-14). De eersteling van veld en kudde was een persoonlijk offer aan de Heer als dank en be­lijdenis dat God, de Here de eigenlijke bezitter van het beloofde land was.

Bij het pinksterfeest ge­beurde er meer. De éénheid der gemeente als volk Gods kwam tot uiting in dat of­fer. Dan werden er twee broden van nieuwe tarwebloem aangeboden aan God uit naam van het gehele volk.

Als u in Christus geborgen bent en weet dat Hij uw Losser is, bent u inwoner geworden van de hemelse akker Gods. Het nieuwe volk Israël. Dan bent u uitge­leid uit het land der dienstbaarheid, dan bent u van een zwervende Arameeër geworden tot een groot volk. Als u in dat land (op dat land) aangekomen bent zult u ook belijden: “Ik verklaar heden voor de Here uw (onze) God, dat ik gekomen ben in het land, waarvan de Here aan onze vaderen gezworen heeft, dat Hij het ons zou geven” Deuteronomium 26 vers 3 (Deut. 26:03) .

Dan zullen wij steeds die­per het werk verstaan van de oogst der mensen die in Christus haar Eersteling kreeg. Lees eens Deuteronomium 26 vers 1 tot 11, (Deut. 26:01-11) be­treffende de aanbieding aan God van de eerstelingen.

Het eindigt met de woorden: “En gij zult u verheugen over al het goede dat de Here, uw God, u en uw huis gegeven heeft: gij, de Le­viet en de vreemdeling, die in uw midden is”.

Paulus sluit hierop aan en zegt in Romeinen 11 vers 16 (Rom. 11:26): “Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel heilig, dan ook de takken”.

Het is feest vandaag, want Zijn toekomst is onze toe­komst en Zijn leven is ons leven. Wij zijn één in Hem. (wordt vervolgd).

 

Vlaamse boekenbeurs in Antwerpen door redactie

Het geschreven woord

Een mens kan iets zeggen, maar hij kan het ook op­schrijven. Het zijn twee mogelijkheden om gedachten te uiten, met de bedoeling om deze over te

dragen. Veel meer dan wij ons dik­wijls bewust zijn, zijn wij mensen bezig om gedachten aan elkaar mee te delen. Mensen worden door gedach­ten beïnvloed. De manier van denken bepaalt iemands hou­ding. Gedachten beheersen het leven.

Een gedachte die op papier staat doet het vaak beter dan iets dat gezegd wordt. Het bereik van het geschré­ven woord is dikwijls veel groter, zowel in tijd als in afstand, dan het gespro­kene .

Daarom zijn er boeken in de wereld, tijdschriften, dag­bladen, enz. Reeds eeuwen voordat de boekdrukkunst was uitgevonden schreven mensen hun gedachten neer. Soms in klei of steen, in hout of op dierenvellen. Mensen die elkaar nooit zagen en elkaar zelfs niet kenden, droegen gedachten over. Lezers worden inner­lijk gevormd of misvormd door hetgeen zij lezen. Vele aardse leiders hebben vertrouwen in het geschre­ven woord. Zo beïnvloeden zij met hun ideologieën het gedachteleven en het gedrag van duizenden mensen.

Het geschreven woord

Ook wij hebben vertrouwen in het geschreven Woord. Des temeer omdat wij uit er­varing weten dat Gods Geest, het Woord gebruikt om mensen te vernieuwen. In het Nieuwe Testament lezen we menigmaal het woord ‘be­kering’. De oorspronkelijke betekenis van het Grieks is: ’tot andere gedachten komen, verandering van den­ken, of het verkrijgen van beter inzicht’. Ook het woord ‘wedergeboorte’ vin­den we hier in het Grieks woordenboek.

Ja, dat is het nu allemaal wat wij bedoelen en verlan­gen. ‘Beter inzicht, verandering, vernieuwing, weder­geboorte!’

Boekenbeurs Antwerpen

Van zaterdag 30 oktober tot en met donderdag 11 novem­ber wordt in het Bouwcen­trum, Jan van Rijswijklaan 191 te Antwerpen, de jaar­lijkse Nederlandstalige boekenbeurs gehouden.

Evenals vorig jaar heeft de Volle Evangelie Gemeente Nortsel (Antwerpen), een bescheiden stand op deze beurs. Wij willen de mensen duidelijk wijzen op Gods Woord.

Door middel van verschil­lende boeken en brochures – ook die van “Levend Ge­loof” – willen wij het tal­rijke publiek – in 1981 waren er bijna 150.000 be­zoekers – in de gelegenheid stellen om de blijde bood­schap van Jezus Christus aangaande het Koninkrijk der hemelen, het plan Gods met de mens en de wereld, te leren kennen.

Uitnodiging

Wij nodigen u graag uit, als u toch in de buurt bent, om een bezoekje aan onze stand te brengen. De beurs is elke dag open van 10 uur tot 18.30 uur. Komend van de autoweg Breda – Antwerpen is het afrit Brussel-Boom-Wilrijk en dan afslaan bij ‘Antwerpen-Centrum, Wilrijk’ en zo komt men onmiddellijk aan de parkings van het Bouw­centrum.

Gebed gevraagd

Naar bovenal willen wij u, die de enorme rijkdom en kracht van het evangelie in eigen leven ervaart, vragen om te bidden in geloof dat velen daadwerkelijk het be­tere inzicht zullen ver­krijgen.

Verandering van denken, leidt onherroepelijk tot vernieuwing van leven.

Spreekbeurt

Op donderdag 11 november om 3.30 uur mogen wij tijdens deze boekenbeurs een spreekbeurt verzorgen van een uur. Een geweldige ge­legenheid. Bidt met ons mee dat in Vlaanderen de volle boodschap voor velen Licht, eeuwig leven zal bewerken.

Rob Polderman

 

Gedachten over het boek Job door Nico GOVERTS -3b-

De misleidende woorden van Elifaz

Job lijdt als knecht van God. In dit verband is het de moeite waard te letten op een uitspraak die Elifaz in zijn eerste rede doet, een tekst waar wederom het woord ‘knecht’ gebezigd wordt. Elifaz is daar aan het proberen, Job te overtuigen van schuld. Hij gaat daarbij uit van ‘de algemene verdorvenheid van het mensdom’: “Zou een ster­veling rechtvaardig zijn tegenover God?” Job 4 vers 17 (Job 04:17).

Dat is de algemene stelling; uitgangspunt van het betoog. Let er trouwens op wat hier heel geraffineerd gebeurt. Hier wordt de mens gesteld tegenover God. We hebben steeds gezien: de knecht is de mens die aan de zijde van God staat. Elifaz heeft een heel ander beeld: bij hem staat de mens tegenover God. Hier worden God en mens elkaars tegen­speler, en het resultaat is: de werkelijke tegenspeler blijft buiten schot. Elifaz creëert een klassenstrijd tussen God en mens. Zo komt de mens aan de werkelijke strijd nooit toe.

Maar dan komen we bij vers 18 (Job 04:18): “Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen”. Dit woord ‘dienaren’ is hetzelfde woord dat we in de proloog aantroffen, waar het vertaald werd met ‘mijn knecht’. We zouden, om het verband te kunnen proeven tussen het openingsverhaal en hoofdstuk 4, dus consequent moeten vertalen: Zie, in zijn knechten stelt hij geen vertrouwen. Dan ontdekken we pas wat een gemene dolksteek dit woord van Elifaz is. God heeft tot tweemaal toe verklaard: Job is mijn knecht. Job was daar weliswaar niet bij tegenwoordig, maar hij zal ongetwijfeld uit dit besef geleefd hebben. En nu gaat deze vriend uitgerekend dit kernpunt op een intens geniepige manier ondergraven. Al ben je dan knecht van God, daarom vertrouwt God je nog voor geen cent. Elifaz stelt vast: een knecht van God te zijn, dat betekent niets. Wat God in de hemelse gewesten aangaande Job geproclameerd heeft: deze is mijn knecht, dat gaat Elifaz nu eens even vakkundig op losse schroeven zetten. Deze vriend praat niet zomaar wat in de ruimte; neen, hij doet een rechtstreekse aanval op de woorden die God over Job heeft uitgeroepen.

Precies als bij Jezus. De stem uit de hemel zei’: “Deze is mijn Zoon”. En wat zegt de verzoeker in de woestijn? “Indien Gij Gods Zoon zijt”. Ook hier: een doelgerichte aantasting van de zojuist gesproken woorden Gods.

Hier zien we hoe de gedachte van God en de gedachte van de satan lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Gods gedachte was: de mens is mijn knecht, mens die aan mijn zijde staat. Daartegenover stelt de boze: er is geen vertrouwensrelatie tussen God en mens. Die kan er niet zijn en die komt er ook nooit. Het axioma van Elifaz luidt: God verwerpt de mens. En hij spitst het toe: zelfs al is die mens knecht van God. God verwerpt ook zijn knechten. Elifaz predikt de God van de verwerping.

Hiermee wordt Job getroffen in zijn diepste wezen, in zijn positie bij God, in zijn naast God staan, wat de kern van zijn bestaan is. Hier wordt onthuld wat ten diepste de haat van de duivel opwekt: hij kan het niet hebben dat er een mens komt te staan aan Gods zijde. Daarom stelt hij alles in het werk om die mens vandaar te verstoten.

De geest die Elifaz inspireert, is er in wezen op uit, God te beroven van zijn knechten, een motie van wantrouwen te stellen tussen God en mens.

God laat de leugen niet voortwoekeren

We moeten nog een tweede punt in rekening brengen wanneer het gaat om de vraag: Waarom lijdt Job? De satan heeft gevraagd: “Is het om niet dat Job God vreest?” Daarmee trekt hij het karakter van Job in twijfel. In feite sug­gereert hij: Job is niet zo vroom en oprecht als God zegt. Maar tegelijk zet de boze daarmee een vraagteken achter het karakter van God. God heeft in wezen Job alleen maar omgekocht.

De satan stelt dus twee dingen vast: God is niet goed, en Job is niet goed. Het karakter van God en het karakter van Job zijn in het geding. Het is duidelijk: hier moet een antwoord op komen. Niet omdat God zich beledigd voelt en daar nu zo nodig wat aan moet gaan doen, maar omdat God het heil van zijn schepping op het oog heeft. En omdat de goede naam van Job God ter harte gaat. God kan de leugen niet zomaar laten voortwoekeren.

Stel dat God op dit moment gezwegen had. Het spreekwoord zegt al: wie zwijgt stemt toe. Dan zou de satan overal rond hebben kunnen gaan om het gerucht te verspreiden: Job deugt niet en God evenmin; God en Job houden elkaar alleen maar de hand boven het hoofd. Die vroomheid van die man is door­gestoken kaart. God mag dan zeggen: er is op aarde niemand als Job, maar wij weten wel beter: er is op aarde helemaal niemand die vroom is, ook Job niet.

Dat zou een overwinning geweest zijn voor de duisternis: we hebben de laatste vrome ontmaskerd; nu heeft God niemand meer op aarde, nu is de hele aarde van ons. Alle mensen op aarde zijn zwart of grijs, en ook Job is niet wit.

Dan had de boze vrij spel gekregen om het karakter van God te belasteren. Niemand zou meer weten wie God werkelijk is. De schepping zou ondergedompeld zijn in een totale Gods- verduistering.

Dit kon God niet toelaten. Het boek Job is niet het getuigenis van wat God allemaal toelaat; het is juist het getuigenis van wat God beslist niet toelaat. God laat zijn naam en de naam van zijn knecht niet zomaar te grabbel gooien. God waakt over zijn naam en over de naam van Job. Wat gaat God derhalve doen? Het komt in feite op neer dat Hij zegt: Ik ga mijn wezen en het wezen van mijn knecht presenteren aan het rijk der duisternis. Dan zullen zij moeten erkennen wie Ik ben en wie mijn knecht is. Net zoals Jezus sprak, vlak voordat Hij op weg gaat naar Gethsemané: “De overste der wereld komt en heeft aan Mij niets” Johannes 14 vers 30 (Joh. 14:30). De Leidse vertaling zegt hier: “hij heeft in Mij niets dat hem toebehoort”. In Jezus was alleen maar wezen Gods; in zijn geest en ziel was niets te vinden van het wezen van de boze: de overste der wereld komt en vindt in Mij niets.

Zo presenteerde Jezus als mens het wezen Gods aan het rijk der duisternis. Jezus vervolgt dan ook: “De wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb en zó doe, als Mij de Vader geboden heeft” Johannes 14 vers 31 (Joh. 14:31).

Waar gaat het om? De wereld moet het weten. De wereld, waar­van satan de overste is. Wat moet ze weten? Dat daar een mens is die volledig één is met God, een mens die God dient om niet, een mens in wie niets te vinden is dan enkel en alleen, puur karakter van God.

Alleen zo kan de leugenaar tot zwijgen gebracht worden: door een mens die dwars door strijd en duisternis en aanklacht heen belijdt en vasthoudt: God is goed. God had Jezus nodig: er moest een mens opstaan die voor overheden en machten zou getuigen: God is waarachtig. Jezus heeft dit gedaan en zo was Hij de getrouwe getuige.

Evenzo kunnen we zeggen: God had Job nodig. Een mens door wie God zijn wezen kon presenteren aan de vorst der duisternis.

De presentatie van het wezen Gods

We kunnen de lijn doortrekken: zo heeft God in deze tijd de gemeente nodig om zijn wezen te presenteren aan de onzien­lijke wereld. Dit is het principe dat Paulus aangeeft in de Efeze brief: “opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veel­kleurige wijsheid Gods bekend zou worden” Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10). God zegt: door middel van de gemeente ga Ik mijn wezen presen­teren aan de schepping.

Hier hebben we een kerngedachte in verband met Job, een lijn die doorloopt via Jezus tot in de eindtijd: het gaat om de presentatie van het wezen Gods. Jesaja brengt het in beeld als een rechtszitting. God zegt tot de volken: “Laten zij hun getuigen voorbrengen” Jesaja 43 vers 9 (Jes. 43:09). En daartegenover komt dan in vers 10 (Jes. 43:10): “Gij zijt, luidt het woord des Heren, mijn getuigen, en mijn knecht (ebed), die Ik verkoren heb”. We zien het contrast: zij hebben hun getuigen, maar gij zijt mijn getuigen, met de nadruk op ‘mijn’. En parel- lel daarmee duikt dan ook weer het sleutelwoord ’knecht’ op. Jullie staan naast Mij in het rechtsgeding met de volken en de góden.

Job stond zo totaal aan Gods zijde dat hij deelgenoot werd van Hem. Gods vijand werd zijn vijand. Hij voerde de oorlog van God. Kunt gij de beker drinken die Ik drink? Job dronk: de strijd van God werd zijn strijd. Dit werd opgetekend in de hemel. Hier gebeurde iets van oneindige waarde: een mens werd bondgenoot van God.

God kiest de mens als partner

We moeten hier nog wel even waken tegen een misverstand. Soms wordt deze gedachte als volgt uitgewerkt: God gebruikt de mens om de satan te overwinnen. Zo zouden wij het liever niet willen formuleren. Het woord ‘gebruiken’ wekt in dit verband een wat negatieve indruk, alsof de mens moet dienen als een soort stootblok, een buffer, om voor God de klappen op te vangen; of als zou de mens de stok zijn die God gebruikt om er de hond mee te slaan. Dan hebben we een veel te banaal beeld van onze Koning, en evenzeer een te laag- bij-de-grond beeld van de mens.

God heeft de mens gekozen als partner. Maar partnerschap is niet volledig, niet volwaardig, als één van beiden een terrein voor zichzelf reserveert. Het is als met een bruidegom en een bruid. Stel dat de man een meesterlijk doel voor ogen heeft in zijn leven, maar hij praat er nooit over met haar. Of denk u in dat hij in een strijd verwikkeld is, een leed te dragen heeft, en zij zou daar niets van af weten, er part noch deel aan hebben. In een goed huwelijk is dat ondenkbaar; zij zal het aanvoelen, erin betrokken willen worden, niet omdat het moet, neen, zij wil dat gewoon, zij is niet tevreden met minder dan echt partnerschap: alles zullen we samen delen: lief en leed. Hier is geen sprake van ‘gebruiken’: natuurlijk, gebruikt de man zijn vrouw niet om zijn leed af te wentelen vof zijn strijd tot een oplossing te brengen.

Neen, het is heel anders: zij rust niet voordat ze weet wat hem bezighoudt, en samen gaan ze door leed en strijd heen, samen verheugen ze zich als hun beider vijand valt, en ze weten: het kan niet anders, partnerschap is de enige weg.

Alleen dit partnerschap, niets anders, niets minder dan dat, kan het hart van God en het hart van de mens ten diepste voldoening schenken. Maar de mens ontdekt: de weg van dit bondgenootschap gaat wel dwars door de hemelse gewesten heen. Een andere weg kan niemand maken, ook God niet. Maar liefde gaat, als het moet, door het vuur, om naast de Geliefde te kunnen staan.

(wordt vervolgd).