1984.06-07 nr. 249

Levend geloof 1984.06-07 nr. 249

De werkelijke vrijheid door Gert Jan Doornink

In de afgelopen junimaand was het veertig jaar geleden dat de Geallieerden landden in Normandië. Krant, radio en televisie hebben uitvoerig aandacht besteed aan deze gebeurtenis, die de laatste fase inluidde van de bevrijding van West-Europa. De 50-plussers onder onze lezers hebben elk hun eigen herinnering aan ‘D-day’, 6 juni 1944, toen de eerste legereenheden na zware strijd aan land kwamen. Ik was 14 jaar en herinner mij dat ik het ’s morgens mijn vader ging vertellen, die aan het gras maaien was met een door twee paarden getrokken maaimachine, op de uiterwaarden langs de IJssel, waar we onze boerderij hadden. Hoe ik het bericht gehoord heb weet ik niet meer, maar wel dat het bijzonder nieuws was. De bevrijding zou immers nu niet lang meer op zich laten wachten…

Voor de meeste Nederlanders duurde het echter toch nog bijna een jaar voor de bevrijding kwam en er feest gevierd kon worden. Wekenlang leefden velen in een feestroes. Het juk van de onderdrukker was verdwenen en men ging eendrachtig werken aan de opbouw van ons vaderland. Een nieuwe toekomst met geweldige perspectieven lag voor ons…

We behoeven niet verder de naoorlogse geschiedenis te memoreren om tot de conclusie te komen dat de idealen en verwachtingen van de eerste naoorlogse jaren alleen in vervulling gingen wat betreft materiële dingen. Er kwam immers een tijd van welvaart, die echter tegelijkertijd gepaard ging met morele verwording, geestelijke vervlakking, drugsverslaving, etc.

Er gebeurde echter nog iets anders! In de naoorlogse jaren waren er ook die het werkelijke geloof weer leerden kennen en daardoor ook de ware vrijheid! Toen ik in 1945 weer in een vrij Nederland kon leven, was er een intense blijdschap, die echter op geen enkele wijze in de schaduw kon staan bij het wonder van de wedergeboorte die ik in het najaar van 1952 meemaakte. Door de aanvaarding van Jezus als mijn Bevrijder en later als de Doper met de Heilige Geest, kwam de werkelijke vrijheid en de echte blijdschap in mijn leven.

Gods Woord zegt niet voor niets dat wie door Jezus vrijgemaakt is werkelijk vrij is Johannes 8 vers 36; Galaten 5 vers 1 (Joh. 08:36; Gal. 05:01). Vrij van satans macht, vrij van geestelijke onderdrukking, vrij van angst en zorg. Jezus heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13). In dit Koninkrijk te leven en vanuit dat Koninkrijk te functioneren, is de vrijheid beleven naar Gods wil. Dan zijn we ook voor anderen, die de vrijheid in Christus nog niet kennen, levende wegwijzers naar de werkelijke vrijheid.       

 

Gods grootheid (gedicht) door Judith Jacobs

Vakantie-impressie

“Sta stil en let op Gods wonderen” Job 37 vers 14b (Job 37:14b).

Gij spreekt reeds in de vroege morgen,

In ’t zilver van de ochtenddauw

Waarover Gij hebt uitgespannen

Uw hemelboog, van stralend-blauw.

 

Zo ik Uw godd’lijk spoor zou volgen,

‘k Betrad de woning van het licht

Waar Gij regeert en wind en wolken

Versluieren voor Uw aangezicht.

 

Uw vinger heeft de grens getrokken,

Bepaalt de lijn van kust en land;

Het spel der zee, de trotse golven

Worden bedwongen door Uw hand.

 

Woestijnen schept Gij door Uw adem,

Uw woord formeert der bergen-rij;

Wie stil staat en aanschouwt Uw wonderen,

Aanbidt de Schepper: die zijt Gij!

 

Hoe komt Gods leven in ons? door Jan W. Companjen

God wil ons gebruiken. Hij wil dat wij als gemeente van Jezus Christus, als Zijn li­chaam gaan functioneren. Dat wij het werk voort zetten wat Jezus is begonnen te doen zie Handelingen 1 vers 1 (Hand. 01:01). Maar, hoor ik nu een aantal van onze lezers zeggen, daar­voor moet je eerst bruikbaar worden gemaakt en daarom zullen we daar nu eens grondig aandacht besteden.

De scheiding tussen ziel en geest

In 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23) lezen wij: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Hij die u roept is getrouw; Hij zal het ook doen”. Wij zeggen nog al eens lichaam en ziel, waarbij we dan met het li­chaam, het aardse en met de ziel, het verhevene be­doelen. Dit is afkomstig uit de Griekse gedachtewe­reld: het lichaam is de ker­ker waarin de ziel gevan­gen zit. Deze gedachte, dit denken, is diep in de christelijke kerk doorgedrongen.

In de Bijbel is er echter een scheiding tussen ziel en geest. Daar wordt uitdrukkelijk, onder andere in Hebreeën 4 vers 12 (Heb. 04:12), ge­steld dat het woord Gods levend en krachtig en scherper is dan enig twee­snijdend zwaard. Het dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest. Dat wil dus zeggen, dat als het Woord van God er werkelijk in gaat, er scheiding komt tussen ziel en geest. Wat de Bijbel zegt is waar, wat God zegt wordt bevestigd. De psychologie kan zich bezighouden met de ziel-geest van de mens, maar hij kan deze niet zo aanraken dat zij tot nieuw leven komt. Dat alles nieuw wordt. Dat kan alleen het Woord van God.

Wij kunnen dan ook vast­stellen dat er mensen zijn met een ziele-lichaam en dat er mensen zijn met een geestelijk-lichaam.

Daarvan wordt gesproken in 1 Korinthe 15 vers 44 tot en met 49 (1 Kor. 15:44-49): “Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan be­staat er ook een geestelijk lichaam. Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook hen die stoffelijk zijn, en zoals de hemelse is, zijn ook hen die hemel­s zijn. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dra­gen”. Hier wordt gesproken van een natuurlijk – psy­chisch – lichaam. Een ‘zie­lig’ lichaam (tot de ziel be­horend) en een geestelijk lichaam. Het natuurlijke gaat in de dood en er wordt een geestelijk lichaam opge­wekt. De doop is daarvan een teken en een getuige­nis .

Het unieke van de mens is de Geest

De mens met de ziel (let op!) gaat in het graf en er wordt een geestelijke mens opgewekt. De geest is het unieke van de mens, dat heeft geen enkel ander schepsel. De geest is dat deel van de mens waarmee hij God kan kennen. Daarin bevindt zich de antenne waarmee de klanken uit de hemel, de on zienlijke we­reld, opgevangen kunnen worden. Als je dat woord Gods wilt horen en ver­staan, heb je de Geest van God nodig. Het orgaan, dat deel van de mens, dat daarvoor klaar gemaakt wordt is de geest. De men­selijke geest weet wat er in de mens omgaat. De Geest van God weet wat in God is, zij kent God. Zie 1 Korinthe  02 vers 11 en 12 en 1 Korinthe 02 vers 14 (1 Kor. 02:11-12 en 1 Kor. 02:14).

De ziel is de zetel van ons gevoel, ons verlangen, het emotionele, de wil, het ‘IK’. Het hoort allemaal bij de mens en het is ons als een goddelijke gave gegeven. De ziel van Jezus kon ook in beroering raken. Hij weende bij het graf van La­zarus en in Markus 14 vers 34 (Mark. 14:34) staat dat Hij bedroefd was, tot stervens toe. Maar de geest gaat erover heer­sen, de psychische stormen worden overwonnen. Door de geest vindt Jezus de rust weer. In Johannes 12 vers 27 (Joh. 12:27) zien wij dat Jezus bij de aankondiging van zijn dood ook ontroerd wordt. Hij zegt dan: “Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader verlos mij uit deze ure. Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk Uw Naam!” (De geest staat bo­ven, beheerst de ziel). “Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheer­lijkt en Ik zal hem nogmaals verheerlijken” Johannes 12 vers 28 (Joh. 12:28).

De mens die zich openstelt voor ontvangst van het Woord van God, ontvangt dat Woord als zaad in zich. Dat woord gaat wortel schie­ten en hij of zij leert God kennen, omdat Zijn Geest levendmakend in ons werkt.

De geest is als een lamp, die lamp wordt ontstoken en gaat licht en warmte geven door de Heilige Geest. Die Geest gaat werken in ons innerlijke wezen en langzaam maar zeker gaat onze geest steeds sterker verbonden worden met Gods Geest en gaan wij Hem leren kennen zoals Hij is.

Hij wil u geven het ware leven. Het leven waar ieder mens, innerlijk naar snakt, naar zoekt en bij het vin­den daarvan ontvangt hij de ware vrede. Ieder mens heeft de mogelijkheid met God in het reine te komen. Ieder mens, ook de natuur­lijke mens, heeft een lichaam-ziel en geest. Ook het lichamelijke is van God, is door God geschapen. Het lichaam is bestemd als tempel van de Geest Gods. De vraag is echter of wij als mens onze geest als een lamp des Heren willen laten ontsteken. Willen we Zijn lichtbrenger zijn? Kortom willen wij als schepsel Gods aan onze roeping gestalte geven? Willen wij een mens worden zoals de Schepper dat bij de schepping be­doeld heeft? Indien wij ja zeggen zal Hij. de God des vredes, ons geheel heiligen. En bij de komst van Chris­tus zullen wij zijn gelijk Hij is, een volmaakte schepping Gods.

Hoe worden wij beelddrager Gods

Zo is de mens ook een drie-eenheid. Geest, ziel en lichaam. Deze drie zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Bij de schepping was dit reeds Gods bedoeling: “En God zeide: Laat Ons mensen ma­ken naar ons beeld, als on­ze gelijkenis” Genesis 1 vers 26 (Gen. 01:26), dat wil zeggen ook als een drie-enig wezen. Zo in dit beeld is God in Zijn wezen ook niet te scheiden. God de Vader, de Zoon Jezus Christus en het lichaam van Christus, de gemeente, is ook een drie-enig wezen. Het is alles geborgen in één Geest. De Vader en de Zoon zijn reeds één en het is Zijn wil dat wij als Zijn gemeente ook in die éénheid opgenomen worden.

In Johannes 17 vers 24 (Joh. 17:24) lezen wij daarvan: “…opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat ook zij in ons zijn; opdat de wereld gelove (ja dan zal de wereld geloven!) dat Gij Mij gezonden hebt”.

Uit dit laatste blijkt duide­lijk dat de geest de mens tot mens maakt en dat de met God verbonden geest hem maakt tot beeld van God. Hoe die mens er uit ziet zien wij in Jezus Christus. Jezus Christus is de mens zoals God hem wil­de hebben, naar Gods beeld en gelijkenis. De geest is het beheersende element van de mens, deze regeert over ziel en lichaam. Jezus was zo met de Vader verbonden door de geest dat alles daardoor werd geleid. Hij is de eerstgeborene en er zullen er nog velen volgen, omdat de Geest Gods ons zal leiden naar de volle waarheid. Naar het juiste inzicht waardoor de schep­ping Gods tot het doel komt waartoe Hij het geschapen heeft. Gods plan staat vast en wij mogen en wij zullen in Zijn voetsporen gaan.

Het wonder van de wedergeboorte

Bij de ongelovige mens is de geest onderworpen aan de ziel. De Geest van God kan niet functioneren. De mens is vlees en onderwor­pen aan slechte begeerten. Het lichaam wordt veront­reinigd door de ziel. De mens is in zijn totaliteit ge­beten door de slang. De verbinding met God is ver­broken en de verbindingen onderling gaan ook stuk. De mens wordt beheerst door de duivel. De ongelo­vige wordt geregeerd door het rijk der duisternis. Het lagere heerst over het hogere!

Maar, halleluja, de gevallen mens, dat wil zeggen een ieder die uit de eerste Adam geboren is, mag een ander mens worden! Er mag uit hem of haar een nieuwe mens geboren wor­den. Wat de tweede Adam is (Jezus Christus) mogen wij worden. Maar dan moet er wedergeboorte zijn. De oude mens moet begraven worden, de nieuwe mens moet opstaan. Wat uit vlees geboren is, is vlees. Wat uit de Geest geboren is, is geest. Bij dat wonder komt de nieuwe mens tevoorschijn. Dan krijgt de geest weer de eerste plaats. Door de wer­king van Gods Geest in ons, wordt de menselijke geest zo vernieuwd en veranderd, dat hij verbonden wordt met de Heer en van daaruit gaat leven en denken. Door vast te houden aan het Woord van God dat Jezus Christus onze Verlosser en Redder is, dat er een nieuw ver­bondsvolk is in Zijn bloed, dat Hij voor onze zonden heeft betaald en ons daartoe heeft los gekocht uit de macht van satan, zullen wij leven en van dag tot dag vernieuwd worden naar geest, ziel en lichaam. Dan blijven wij geen vleselijke mensen meer, maar worden geestelijke mensen, beeld­dragers van Christus.

Een mens die geboren is in een christelijk gelovig gezin is nog niet wedergeboren. In Johannes 3 vers 6 (Joh. 03:06) zegt Nicodémus: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest”. Het maakt niets uit of dat ‘christelijk vlees’ is of niet. Menselijk, natuurlijk leven is erfelijk, wordt door de mens doorge­geven. Geestelijk, goddelijk leven kan alleen God zelf geven door Zijn Heilige Geest. Een aardse vader kan aards leven aan zijn kinderen meegeven. Leven uit God, kan Hij alleen zelf geven en daartoe moet ieder mens persoonlijk, uit een heidens of uit een christelijk milieu, het door God aangeboden leven in en met Christus aannemen. Ie­der mens moet zich persoonlijk overgeven en open­stellen voor het werk van Gods Geest. Hij of zij moet zich het woord Gods toe-eigenen, het als het ware opeten. Dan zal men ont­dekken dat Jezus Christus het ware manna is en dat men steeds meer een deel van Hem wordt.

Een mens is van nature dood, hij is dood door de zonde. Die zonde, hoe groot die ook is, is door Christus afbetaald. Volkomen. Hij is het Lam Gods en Hij droeg de schuldenlast van een ieder die Hem als zoenof­fer Gods aanvaardt. De duivel heeft dan geen recht meer op je, je bent gekocht en betaald en hebt een nieuwe Meester, een nieuwe Leidsman ge­kregen. Een christelijke opvoeding, het lid zijn van een kerk of gemeente, het als kind opgedragen of ge­doopt zijn, is niet voldoen­de. Door al deze dingen kan iemand die geestelijk dood is niet levend gemaakt wor­den. Dat kan alleen door wedergeboorte, door te ge­loven in het volbrachte werk van Jezus Christus.

De persoon van Jezus Christus is het antwoord op al onze zonden, zorgen, nood en dood. Door Zijn volbrachte werk op het kruis droeg Hij onze zon­den, schulden en ziekten.

Totale verlossing door Christus

Zij die in Christus zijn, die zich aan Hem hebben toe­vertrouwd, zijn voor eeuwig geborgen en mogen het Ko­ninkrijk Gods binnengaan. In en door deze tweede Adam volvoert God Zijn plan.

Een andere weg is er niet. Jezus en Hij alleen heeft Gods wil, Gods wet vervuld. Jezus kocht ons met Zijn bloed voor God uit satans macht en heerschappij. Hij betaalde de losprijs voor ons.

Daarom kon de Here Jezus ook Paulus zenden met de opdracht, die nu ook voor ons geldt, dat de mens zich, op grond van de vol­brachte vrijkoop, zal beke­ren van de macht van satan tot God Handelingen 26 vers 18 (Hand. 26:18).

In Christus is satans macht gebroken. Hij vergeeft niet alleen onze zondeschuld, indien wij die aan Hem be­lijden, maar Hij geeft ons ook verlossing en overwin­ning. De zonde wordt bij de wortel aangepakt. Wij zijn met Hem (onze oude mens) gekruisigd, met Hem gestorven en begraven, maar ook met Hem opgewekt tot een nieuw levend geloof.

Het volbrachte heilswerk ligt onomstotelijk vast, maar het gaat er nu om dat wij er persoonlijk bij betrokken worden en er persoonlijk deel aan krij­gen. Jezus wil in ons leven binnenkomen. Hij wil ons dopen, vol maken, vol gie­ten, met Zijn Geest en dan… wil Hij in en door ons Zijn kostbaar werk doen.

Daarom is het leven van een christen overgegaan van de dood in hét leven. Het leven Gods dat uitein­delijk de wereld zal be­dekken , omdat de aarde vol zal worden van de ken­nis des Heren!

 

Brief uit Zuid-Afrika door Tijmen Wakker

“Wanneer elke maand “Levend Geloof” in mijn brievenbus wordt geschoven, dan ver­blijd ik mij daarover, want dit blad is voor mij van veel betekenis. Omdat ik een eenzame werker ben onder zwarte en bruine mensen, is het toch zo noodzakelijk om meer te weten van het volle evangelie. Ik vermoed dat u mijn adres hebt gekregen van broeder K. Hoefnagel van de volle evangelie ge­meente te Urk. Ik ben op Urk geboren en getogen, en de laatste keer dat ik op Urk was, in september 1981, maakte ik kennis met die gemeente.

Zij hadden in de “Urker krant” van mij gelezen dat door handoplegging en gebed zieken gezond werden, en toen zeiden ze: deze zware oud gereformeerde do­minee heeft zich vast en ze­ker laten dopen, die zijn daar fel tegen. Zij zochten contact met mij en zij moes­ten toen horen op wat voor wonderlijke wijze de Here mij geleid had om mij te la­ten dopen door een kleuring pastoor in een zwarte kerk en hoe mij later de handen werden opgelegd. Ik heb eigenlijk maar één zondag doorgebracht in hun ge­meente, want ik moest die woensdag weer terug zijn.

Het artikel in het aprilnum­mer, “Volmaakt in de lief­de” van Rob Polderman, heb ik zeker wel tien keer overgelezen, dat was waar­lijk balsem voor mijn ziel. Als je altijd maar alleen zonder een gemeente, tegen de beesten moet vechten, zoals Paulus ons leert, dan heb je wel geestelijke on­dersteuning nodig.

Als ik schrijf over het te­gen de beesten vechten, dan is dit tegen de tover­dokters.’ Zodra daar iemand tot bekering komt, dan ko­men zij in actie, daardoor krijg je van de zwarten geen hulp tegen hen. Ik ben nu een maand thuis, welke ik steeds doorbreng in gebed, want mijn gees­telijke kracht was bezig om af te nemen. Ik ben ver­baasd hoe Gods Geest mij door Zijn Woord er op wijst op welke wijze de duivels strijden tegen mij.

Verleden jaar maart was er was in een kerkzaal een to­verdokter tijdens de dienst. In de Naam van Jezus Christus dreef ik hem uit, toen werd de zaal betoverd en daar kwamen geen men­sen meer. Nu ga ik de krottenwijken in en voor dat zij er achter komen is het evangelie verkondigd.

Doordat ik mij heb laten do­pen ben ik veel vrienden kwijt geraakt die mij onder­steunden in Nederland, maar wat ik er geestelijk voor terug heb ontvangen, is meer waard. Ik ben in mijn 72ste jaar, maar ik ben gezond en fiks, prijs de Here!

Op pagina 15 van het april­nummer las ik over het “Le­vend Geloof” zendingsfonds. Ik wil daar ook een kleine bijdrage aan sturen dat is R. 10 (Rand), dit zal iets meer dan 20 gulden opleve­ren. Maar Psalm 37 vers 16 (Ps. 037:016) leert ons: “Het weinige dat de rechtvaardige heeft, is be­ter dan de overvloed veler goddelozen” . Groet ook alle broeders die meewerken aan “Levend Geloof” van mij en ook u zelf hartelijk gegroet in de heerlijke wonderlijke Naam van Koning Jezus, Die is en die was en die ko­men zal, halleluja!”.

 

Brief uit Spanje door Robert Jimmink

Van broeder Robert Jimmink wiens getuigenis over zijn werk onder de Spaanse zi­geuners wij plaatsten in “Levend Geloof” van vorige maand, ontvingen wij een brief uit Spanje, waar zij voor het zesde jaar gedu­rende een half jaar het volle evangelie gaan ver­kondigen. Zij hebben veel boekjes laten drukken met vijf Bijbelstudies over: Het fundament van het ge­loof, het Koninkrijk der hemelen, sleutels tot het Koninkrijk, geestelijke ga­ven en de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Deze boek­jes worden verspreid en onderwezen in de verschil­lende gemeenten waar broe­der en zuster Jimmink ko­men. Broeder Jimmink schrijft o.a.: “Na de eerste prediking in Reus bleek ons wel dat, al hoewel de planten in de droge akkers heel aardig gaan groeien, toch nog heel wat levend water nodig is om echt vrucht voort te brengen. De ‘gitaños’ missen eenvou­dig groei en geestelijke verdieping” Bidt voor deze belangrijke arbeid onder een volk dat open staat voor het evangelie.

 

De profeet Zacharia door Nico Goverts  – 4 –

De man met het meetsnoer

“Ik hief mijn ogen op en zag: daar was een man, een meetsnoer in zijn hand”, zo begint hoofdstuk 2, het derde gezicht. Een man: we behoeven hier niet aan een engel te denken; deze man beeldt de mens uit die bezig is met het herstelplan van God. De profeet vraagt: “Waar gaat gij heen?” en het antwoord luidt: “Ik ga Jeruzalem meten, en zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn” Zacharia 2 vers 2 (Zach. 02:02). Op dat moment was de toestand van Jeruzalem verre van rooskleurig: er was wel een kleine groep ballingen teruggekeerd uit Babel en zij hadden een begin gemaakt met de herbouw van de tempel; ze waren echter niet verder gekomen dan het fundament. En nu, in de dagen van Zacharia, is er nog bitter weinig voortgang gemaakt. De mensen hebben geen moed om te bouwen. De dood ligt over de puinhopen van de stad, zoals eenmaal die andere profeet, Jeremia, aankondigde toen hij de donkere wolken van de verbanning zag naderen: “De dood is gekomen in onze vensters” Jeremia 9 vers 21 (Jer. 09:21). En nu zijn er al meer dan zeventig jaren voorbijgegaan maar de tijd is nog niet genezen. De dood zit nog in de vensters en de angst huist op de muren, althans op wat eens de muren waren.

Jeruzalem, die naam zegt veel: stad van de vrede, in wezen nog meer, nog dieper, stad van de gaafheid. Maar juist daar zijn zoveel wonden; het lijkt wel of alle wonden van de wereld, alle kwetsuren van de historie daar samenkomen, nergens is de pijn van de geschiedenis zo diep als daar. Zal er genezing zijn voor zoveel dagen die beschadigd zijn, voor muren die verbroken werden, voor wegen die nu onbegaanbaar zijn? Zal er nog gaafheid zijn voor de stad die zo werd verwond?

God heelt in de geschiedenis

Als God zal helen, dan zal dat binnen de geschiedenis moeten gebeuren. Niet daarna. Het kan nooit betekenen een opheffing van de tijd. God gaat de tijd niet opheffen, stopzetten, God gaat de tijd helen. Wanneer de aarde vernietigd zou worden, zou er geen genezing meer mogelijk zijn; wat je eenmaal hebt laten verdwijnen, daar valt niets meer aan te vertroosten. Dan kun je nog zo mooi een andere aarde maken, maar daarmee is de oude aarde niet getroost. Dan kun je het nooit meer goedmaken. Wanneer een persoon leed draagt, kan men dat leed niet verzachten door de persoon die lijdt, te vernietigen. Als de aarde vernietigd zou worden, dan komt de vertroosting te laat. Als de genezing van de tijd niet plaats vindt in de geschiedenis, dan komt die genezing te laat. Toen Noach in de ark ging, werd de tijd ook niet opgeheven, en de aarde werd trouwens ook niet vernietigd. En zo was het goed want reeds bij zijn geboorte was over deze mens Noach uitgeroepen: Deze zal ons troosten.

Toen het volk Israël uit het huis der benauwdheid trok, hield de tijd evenmin op; integendeel, het Pascha was juist het begin der maanden en zo was het goed want zo werd de tijd der benauwdheid geheeld. Toen Jezus geboren werd, hield de tijd ook niet op; er gebeurde iets totaal anders: de tijd werd vervuld, de dagen werden vervuld, de dagen ontvingen hun uiteindelijke inhoud, waarop ze zo lang hadden gewacht. Bij de komst des Heren die wij verwachten, zal de tijd ook niet ophouden. Dat zou een mislukking betekenen. Een nederlaag voor de Koning. Dat zou inhouden dat Hij de zaak alleen nog kon redden door de klok voor eeuwig stil te zetten, door de wedstrijd voortijdig te beëindigen. De uitdrukking alleen al spreekt voor zichzelf: Hij zou de zaak redden door er een eind aan te maken. Dat is natuurlijk een volslagen tegenstrijdigheid: geen enkele zaak wordt gered door er een eind aan te maken. Dan valt er niets meer te redden. De komst des Heren betekent niet het einde van de tijd; evenmin vindt de parousie plaats als de tijd afgelopen is. Neen, het zal een gebeuren zijn in de geschiedenis, in de tijd. Alleen dan is het zinvol; alleen dan kunnen we spreken over een volheid der tijden. De tijden die geleden hebben onder de leegte, onder de pijn van het gemis, onder de eenzaamheid, zij worden tot vervulling gebracht, hun wordt verkondigd: je bent niet tevergeefs geweest. De tijden worden gevuld, zoals een hoorn gevuld wordt met olie, zoals balsem ingaat in de wond.

De stad van de toekomst

Jeruzalem, de stad, moet gemeten worden. Maar met welke maat? De man die hier genoemd wordt, blijkt volgens het vierde vers een jonge man te zijn: hij is de mens van de toekomst. Deze mens is op zoek naar de stad van de toekomst. Wanneer er in de Schrift sprake is van meten, dan heeft dit in de regel betrekking op wat gaat komen. Als Ezechiël in hoofdstuk 40 het nieuwe godshuis te zien krijgt, dan begint het met een man die een meetsnoer in zijn hand heeft en dan valt het op dat deze man een maat hanteert van zes ellen. Het huis Israël krijgt de opdracht, het model na te meten. Het gaat derhalve om het model, het origineel van de Schepper.

Frappant is dat juist in het laatste Bijbelboek het begrip ‘meten’ weer een belangrijke rol gaat spelen. Johannes verneemt de op roep: “Sta op en meet de tempel Gods” Openbaring 11 vers 1  (Openb. 11:01) . En wanneer de ziener aan het eind van zijn visioenen de nieuwe stad aanschouwt, het nieuwe Jeruzalem, de vernieuwde stad der gaafheid, dan wordt er ook weer gemeten. En dan is er een heel opmerkelijk detail; dan lezen we in Openbaring 21 vers 17 (Openb. 21:17): “En hij mat haar muur op, honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is. Nu treft ons die toevoeging: mensenmaat. Wat betekent dat? Want dit heeft alles te maken met de stad die Zacharia tekent. Immers, wat vermeldt deze profeet als voornaamste kenmerk van de stad der toekomst? Als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen. Dan vragen wij ons af of er verband, verwantschap bestaat tussen dit beeld dat Zacharia schetst en die aanduiding bij Johannes. Twee markante momenten: open plaats, en mensenmaat.

De identiteit van een stad

Wat is een stad? Met die kernvraag zullen we dan moeten inzetten. Hoe dienen we het wezen van een stad te zien? Waarin bestaat de identiteit van een stad? Wanneer het rijk der duisternis een stad bouwt, dan treffen we daar enkele opvallende kenmerken aan. Allereerst anonimiteit. De mens wordt een naamloze. Kaïn spreekt het uit: Ik moet me voor uw aangezicht verbergen, en vervolgens wordt hij de stichter van de eerste stad op aarde. Zo gaat de mens de stad binnen en hij verliest zijn naam; als hij bij de ingang komt, staat daar de portier die zegt: Wilt u hier uw naam af geven alstublieft? Wees niet bang, klinkt het bij de douane, wij nemen alleen uw paspoort in. En zo ging een naam voorbij en als een naamloze liep hij door de straten, een mens naar wie niemand zocht.

Naast het wapen van de anonimiteit is er in de stad het wapen van de massa. De massamens is ontstaan; deze mens denkt niet, hij reflecteert slechts. Hij reageert op prikkels, op datgene wat hem gedicteerd, voorgeschoteld wordt; er wordt voor hem gedacht. In de massa wordt de taal ontzield, dat wil zeggen ontdaan van zijn goddelijke oorsprong. De massamens kan geen gesprek meer voeren, hij is niet in staat tot een persoonlijke relatie. Het persoonlijke valt buiten zijn horizon en als het bij geval in zijn wereld binnenkomt, ervaart hij het als benauwend, bedreigend; hij weet er geen weg mee, kan het niet plaatsen. De massamens is weerloos; hij heeft geen verweer tegen prikkels en invloeden die op hem afkomen.

Waarom is de oorspronkelijke mens gaan spreken? Hamann zegt: De mens is gaan spreken omdat het woord Gods, het spreken Gods hem van alle kanten omgaf. Waarom gaat een kind spreken? Omdat het spreken van vader en moeder dat kind omgeeft; het kind ademt in de atmosfeer van het gesprek; het ademt die sfeer in; reeds in zijn bestaan als baby is het opgenomen in het klimaat van de dialoog. Moeder houdt hele verhalen tegen haar hummeltje. Want het is een mens, een persoon, bestemd om aangesproken te worden. Adam, de oorspronkelijke mens, werd omringd door het spreken van de Schepper. Zoals Heidegger zei: De mens spreekt, omdat hij de buurman is van het Zijn.

Is God de God van de massa?

De massamens heeft zijn ziel verloren. Hij heeft slechts een collectief bewustzijn. Daar vlucht hij in. Zo is de stad voor hem geworden tot een vluchtplaats, een vrijstad, maar dan een karikatuur van wat in de Schriften een vrijstad wordt genoemd. Omdat de mens zijn ziel verloren heeft, vlucht hij om zich te verbergen; hij is niet meer aanspreekbaar, hij is dodelijk beangst dat hij aangesproken zou worden, hij verbergt zich in de groep. Men zie bijvoorbeeld maar hoe een groep tieners alles durft; als men er echter één alleen aanspreekt, is hij wellicht bang en verlegen. Neem het verschijnsel van de jeugdbende, het actiefront, de vakbond. Er wordt een bom geplaatst, een overval gepleegd, en een of ander actiefront stelt zich verantwoordelijk voor het gebeurde. Niet een persoon, maar een groep. Zo kan men de merkwaardige uitdrukking horen: Er is nog geen groepering geweest die de overval van gisteren voor zich heeft opgeëist.

De massamens heeft zijn God verloren. God is namelijk niet de God van de massa. Dat is Hij nooit geweest en dat zal Hij ook nimmer zijn. Hij is wel de God voor allen, maar dat is iets totaal anders. Mijn Knecht, de waarachtige, zal door zijn waarachtigheid en door zijn kennis Gods velen (de velen, staat er eigenlijk) waarachtig maken, aldus Jesaja; de velen, maar niet de massa.

Bij de massamens verdwijnt de taal. Taal is oorspronkelijk de verbinding tussen God en mens. De mens is in het beeld Gods geschapen; hij staat van huis uit in betrekking met God, hij staat in de taal, hij is bestemd om gedachten te ontvangen en mee te delen. De massamens kent slechts het gepraat en daarin zoekt hij vergetelheid. Hij tracht de tijd te doden (typerende aanduiding) door te praten; zo vult hij zijn koffiepauze. En wat blijft erover als de tijd gedood is? Als hij praat, is dit vrijwel altijd een reactie op het een of ander: reactie op het weer, of op iets wat hij gehoord of gezien heeft. Hij kan niet zelfstandig een gedachte ontwikkelen. De massamens kent geen verwondering of belangstelling, zo stelt F. de Graaff vast, aan wiens analyse wij enkele punten ontlenen. Hij kent slechts de nieuwgierigheid. Nietzsche heeft erop gewezen dat de krant de plaats heeft ingenomen van het gebed.

De massamens en de techniek

De massamens gaat hand in hand met de techniek. De machine is symptoom van de ontmenselijking van de mens. Men moet steeds dezelfde handeling verrichten; hart en verstand worden verdrongen. De machine stelt zich tussen de mens en de schepping. De arbeider ziet niets van het materiaal dat hij verwerkt. Maar ook het resultaat is aan zijn oog onttrokken; hij is alleen bezig met zijn onderdeel van het productieproces; het begin en het eind gaan buiten zijn oog en hand om. Vroeger was daar de handwerksman; hij was een kunstenaar, hij was creatief. De machine heeft de creativiteit gedood; hetzelfde wordt eindeloos herhaald. Zo wordt de mens gedood, de mens die schepper met God was, wordt af gesneden van de schepping. Immers, de stad heeft nog een bijwerking: de mens ziet zijn medeschepselen niet meer; hij leeft en werkt tussen asfalt en beton, als hij uit zijn raam kijkt, ziet hij flats, muren, straten, auto’s. Hij leert niet meer zijn ogen te oefenen om ver te zien, want verder dan het volgende flatblok kan zijn oog niet gaan; geen verre horizon is daar om af te turen; geen landschap is er voor hem weggelegd. Er is geen einder meer. Hij is niet meer vertrouwd met de stemmen der vogels, met de geur van de bloemen; hoe zou hij ooit als Adam de dieren namen kunnen geven?

Zo is de mens een ontheemde; hij woont nog op aarde maar eigenlijk niet meer: in wezen is hij van de aarde verbannen en zijn verbanningsoord heet: de stad. De torenbouw van Babel toont ons hoe de stad manipuleert met de mens. Bij de kruisiging van Jezus, met name bij zijn berechting, zien we hoe de machten manipuleren met de massa. De wereldbeheersers hebben de massamens gecreëerd, zo hebben zij de mens gedood, zo kunnen zij ongestoord hun macht uitoefenen. Er was niemand die zijn snavel opendeed of piepte. De techniek verandert de aarde; de mens wordt steeds verder in het isolement gedrongen, los van de overige schepping.

Gods principes voor de toekomstige stad

Nu komt God en Hij stelt zijn grondprincipes voor de stad van de toekomst. Want de mensen waren zwervers, ze dwaalden in de woestijn, op een eenzame weg, een stad ter woning vonden zij niet, zoals Psalm 107 zo typerend stelt. Wel vele steden misschien, maar een stad ter woning niet, geen stad waar een mens kan wonen en kan leven, kan adem halen en zichzelf kan zijn.

Stad van God: een open plaats, gemaakt op mensenmaat. Een open plaats: slechts zelden komt dit woord in de Schriften voor, toch is het een grondtoon van het denken Gods. De God wiens naam is: Ik zal zijn die Ik zijn zal, met andere woorden: Ik zal je toekomst zijn, bij Mij is jouw toekomst veilig, die God bouwt geen klem en geen tang, geen doem en geen ondergang; die God maakt een open hof.

Een stamverwant woord komt voor in het lied van Deborah, waar de Statenvertaling weergeeft: “De dorpen hielden op in Israël, zij hielden op” Richteren 5 vers 7 (Richt. 5:7) en het elfde vers spreekt van de gerechtigheden des Heren, de gerechtigheden bewezen aan zijn dorpen in Israël. Toen Sisera heerste met zijn tirannie, hielden de dorpen op; daar viel niet meer te leven. Maar als God komt met zijn waarachtigheden, met zijn bevrijdend heil en bindend recht, dan bloeien de dorpen weer op; de boerenstand, zoals een andere vertaling zegt. En onze tekst uit Zacharia wordt door de Statenvertaling als volgt overgezet: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden. Zo denkt God, want zo is zijn wezen: ruimte, leven, bewoonbaarheid. De mens dicht bij de schepping. De vervreemding, de ontheemding opgeheven. Dorpsgewijze: zodat de mens niet ondergaat in de massa; hij wordt gekend, hij heeft een naam. Is dit ook niet een wezenlijk principe voor gemeentebouw? Het heil is voor allen maar niet voor de massa. Mensenmaat, noemt Johannes dat; maat van een mens, staat er letterlijk of wellicht mag men ook vertalen: maat van ‘de Mens’, de mens bij uitstek, zoals er in Hebreeën 2 ook staat, zonder lidwoord: Wat is een Mens, dat U hem gedenkt, en waar men eveneens kan zeggen: Wat is ‘de Mens’ dat U hem gedenkt? Mens zonder lidwoord, zonder nadere bepaling, dat is de Mens van alle tijden, de Mens zoals hij is in het hart van de Schepper, dat is de mens van oertijd, mens van de eindtijd, de Adam, Jezus, de mens Gods, wij.

De nieuwe stad is voor de mens op maat gemaakt; hij zal er zich thuis voelen, denkt God, Ik weet het zeker. Als hij hier binnentreedt, als hij dit ziet, zal hij roepen: O, stad van mijn dromen! Gij schrijft uw naam in onze diepste dromen. Zo zal de gemeente alvast moeten zijn: een plaats, open als een dorp, waar mensen zich thuis voelen, mensen in al hun verscheidenheid, in al hun veelkleurigheid, of ze nu introvert zijn of extravert. Niet enghartig, bekrompen, maar open, met de ruimte en de breedte van het rijk van onze God. “En Ik zal zijn voor haar, uitspraak van de Here, een muur van vuur rondom, en tot heerlijkheid zal Ik zijn in haar midden” Zacharia 2 vers 5 (Zach. 02:05). Zo zal Ik zijn voor jou, zegt God.

(wordt vervolgd).

 

Van ontmaskering naar overwinning door G. J. R. Doornink

“De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden” Romeinen 16 vers 20 (Rom. 16:20).

Het verlangen naar overwinning

Als kinderen Gods hebben we allemaal het verlangen in ons overwinnaars te zijn. Niemand wil graag het stem­pel van ‘nederlaag-christen’ dragen. We weten dat een leven van ‘vallen en op­staan’ niet is tot eer van de Heer. En zeker in deze eindtijd weten we dat het gaat om het te allen tijde overwinnaar zijn met Chris­tus. Dat blijkt ook wel uit de zeven brieven gericht aan de gemeenten uit Open­baring 2 en 3. Ze eindigen allemaal met de woorden: “Wie overwint…” waarna verschillende beloften vol­gen.

De eerste christenen had­den het thema ‘overwin­ning’ hoog in hun vaandel geschreven. Voor Paulus bijvoorbeeld was het een rotsvaste zekerheid dat hij in alle omstandigheden door Christus overwinnaar was. Denk aan teksten als Romeinen 8 vers 37 en 2 Korinthe 2 vers 14 (Rom. 08:37 en 2 Kor. 02:14).

Dat zijn teksten die ook wij graag gebruiken. Maar, hoe is de praktijk? Is het werkelijk zo dat ook wij te allen tijde met Jezus meer dan overwinnaar zijn? Weerstaan wij iedere aanval van de boze en is de over­winning van Jezus een da­gelijkse realiteit in ons le­ven…? Of moeten we rui­terlijk bekennen dat dit nog niet (of nog niet al­tijd) het geval is…

Om te beginnen moeten we niet verontrust zijn als we nog niet altijd de overwin­ning van Jezus in ons leven beleven. Nu willen wij geen nederlagen goed praten of bagatelliseren, maar de een­voudige reden is dat wij al le­rende, al opgroeiende bezig zijn omgevormd te worden tot werkelijke overwinnaars. Wie een leerschool mist heeft ook geen diepgang. Een kind uit de eerste klas komt niet ineens in de zesde klas. Groeien is een proces, zo ook de geestelijke leerschool om te overwinnen.

Gods doel met ons leven is overwinning

Een school (ook een ‘geeste­lijke school’) is echter geen doel op zichzelf, maar een voorbereiding om het doel te bereiken. Want wat is het doel van God met ons leven? Dat we volkomen overwin­naars zullen zijn. Dat de volheid van Christus die in ons is, geen theorie blijft, maar praktisch beleefd wordt.

Hoe bereiken we nu dat doel? Door gebruik te maken van de hulpmiddelen die God ons heeft gegeven. In de eerste plaats denken wij daarbij aan het woord van God. Hebreeën 4 vers 12 (Heb. 04:12) zegt: “Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig twee­snijdend scherp zwaard…” Het gezamenlijk bijbelonder­zoek in de gemeente is zeer belangrijk, maar laten we vooral ook het individuele bijbelonderzoek niet verge­ten! Nemen we dagelijks voldoende tijd om kennis en inzicht op te doen uit het Woord van God? Wie één wordt met het Woord van God, gaat ook meer en meer één worden met Christus de Overwinnaar!

Gods Woord werkelijk ver­staan is echter alleen mo­gelijk door de Heilige Geest. Wie niet gedoopt en vervuld is met de Heili­ge Geest kan ook niet op de juiste wijze Gods Woord begrijpen. Dan ont­staat er ‘scheefgroei’ in plaats van gezonde geeste­lijke groei die ons maakt tot overwinnaars. De Heilige Geest is dus ook een belangrijk hulpmiddel vooral ook als wij beseffen dat het een Geest van overwinning is. Door de Heilige Geest overwinnen wij de vrees. Paulus zegt: “God heeft ons niet gege­ven een geest van lafhar­tigheid, maar van kracht, van liefde en van bezon­nenheid” 2 Timoteüs 1 vers 7 (2 Tim. 01:07).

Ook ons getuigenis is een belangrijk element in het overwinnaar zijn.

In Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11) staat: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis”. Christus was de grote overwinnaar, maar in Zijn voetsporen gaande, zullen ook wij moeten overwinnen. Wij behoren te getuigen van de overwinning die Hij heeft behaald. Maar die overwin­ning gaat niet buiten ons om maar is in ons! En daarvan behoren wij te spreken.

Als vierde middel om te overwinnen willen wij het geloof noemen. 1 Johannes 5 vers 4 (1 Joh. 05:04) spreekt in dit op­zicht voor zichzelf: “Al wat uit God geboren is, over­wint de wereld, en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons ge­loof”. Hebben wij een dage­lijks functionerend geloofs­leven, want zonder geloof is het onmogelijk God welge­vallig te zijn Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) en kunnen wij ook niet overwinnen .

Wat behoren wij te overwinnen?

De vraag doet zich natuur­lijk voor, wat wij behoren te overwinnen. Hierover be­staat nog al eens misver­stand en sommige kinderen Gods strijden namelijk voort­durend aan een verkeerd front. Wie altijd maar bezig is met te strijden tegen de ‘oude mens’, het ‘eigen ik’, het ‘vlees’, enz. komt gees­telijk geen stap verder, en wordt ook geen werkelijke overwinnaar. Paulus zegt: “Wij hebben niet te wor­stelen tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse ge­westen” Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12).

Onze strijd is dus tegen alles wat uit het rijk der duisternis op ons afkomt. En dat is heel wat, want zoals het doel van God met ons leven is, dat wij ons ten volle als overwinnaars zullen openbaren, zo is het negatieve doel van satan om ons altijd in ‘de neder­laag’ te houden. Vanuit zijn optiek wil hij ook over­winnen. Hij doet dit door rechtstreeks, op directe wijze ons aan te vallen, maar ook heel vaak – en dat is juist het gevaarlijk­ste – op geraffineerde, be­dekte en sluwe wijze via mensen.

Daarom zullen we hem moe­ten ontmaskeren, want hij probeert zo lang mogelijk zijn ware aard verborgen te houden. Je kunt daarom het thema ‘overwinning’ niet onder ogen zien, zon- dar ook het thema ‘ontmas­kering daarbij te betrek­ken .

Zonder ontmaskering geen overwinning

De ontmaskering van satan gaat aan de overwinning vooraf. Ik denk wel eens dat we dat in het verleden teveel over het hoofd hebben gezien en daardoor vaak niet konden overwinnen. Let in dit verband op de voorbeel­den uit de Bijbel. Van Jezus lezen we dikwijls dat hij de (verkeerde) gedachten van de Farizeeën, , Schriftgeleer­den en andere mensen kende Matteüs 12 vers 25; Lucas 9 vers 47; Lucas 16 vers 15 (Matt. 12:25; Luc. 09:47; Luc. 16:15, en andere teksten). Hij wist hoe de menselijke geest door satan werd gemanipuleerd. Ook Paulus wist dat de ontmaskering van satan aan de overwinning voor­af ging. In 2 Korinthe 2 vers 11 (2 Kor. 02:11) schrijft hij over de satan: “Zijn gedachten zijn ons niet onbekend”.

Ook wij kunnen en moeten satan ontmaskeren. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij opgroeien tot volwassen christenen opdat we kunnen onderscheiden goed en kwaad Hebreeën 5 vers 13 (Heb. 05:13-14). Daar­om behoren we ook vol te zijn van de Heilige Geest, want één van de gaven van de Geest is het onderschei­den van geesten. Hoe zouden we anders de geesten die op ons afkomen kunnen beproeven of ze uit God zijn? 1 Johannes 4 vers 1 (1 Joh. 04:01).

Het is dus nodig de gedach­ten van satan te kennen. Krijgt hij daardoor niet teveel aandacht? Kom je dan niet terecht in een sfeer van overal de satan in te zien? Met deze vragen wor­den we nog wel eens gecon­fronteerd. Ik geloof echter dat een waarachtig christen daar niet bang voor behoeft te zijn. Hij weet waarom het werkelijk gaat: het gaat niet om de verheerlij­king van satan, maar om de verheerlijking van Christus in ons leven! ten die wordt pas ten volle verheerlijkt als we de geestelijke strijd niet uit de weg gaan, maar succesvol tot overwinning brengen.

Satan opereert op vele ter­reinen. We hebben niet al­leen te maken met zonde- en ziektemachten, met angst en vrees, met occulte machten, maar ook – en vooral ook in deze eind­tijd – met verkeerde lerin­gen die proberen onze gedachten te infiltreren. Na­tuurlijke, aardsgerichte leringen willen beletten dat de volle overwinning en heerlijkheid van Christus in ons leven tot openbaring komt en deze wegschuiven naar een verre toekomst. Terwijl wij juist geroepen zijn om ons nu als zonen God te openbaren! Wij moe­ten daarom alle leringen waar we mee te maken krij­gen, toetsen aan de bood­schap die we hebben leren kennen: de boodschap van het Koninkrijk Gods, het volle evangelie. Dat deed ook Paulus. In het gedeelte van Romeinen 16 waaruit wij onze begintekst hebben genomen, schrijft hij: “Maar ik vermaan u, broe­ders , dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorza­ken, en mijdt hen” Romeinen 16 vers 17 (Rom. 16:17). Paulus schrijft ver­der dat hij zich verblijdt over de gehoorzaamheid van de gemeente te Rome. Zij lieten zich niet in met vreemde leringen, hun ken­merk was gehoorzaamheid en trouw aan de volle bood­schap . En als zij niet alleen wijs bleven tot het goede, maar zich ook onbesmet van het kwade zouden gedragen zou de God des vredes wel­dra de satan onder hun voeten vertreden!

Wat een heerlijke belofte en zekerheid voor de gelovigen van toen… maar ook voor ons! Ja juist voor onze tijd. Want de werkelijke ge­meente van de eindtijd zal in ieder opzicht gaan triom­feren over het rijk der duisternis. Jezus is ons voorgegaan. Hij behaalde de volle overwinning. Maar wij zullen niet achterblijven. Gods Geest bewerkt in ons dat ook wij uitgroeien tot overwinnaars! Niet meer incidenteel, zoals thans nog vaak het geval is, maar al­tijd en overal! Ook al gaat dit met strijd, vervol­ging en verdrukking ge­paard. Wij citeerden reeds Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11): “En zij hebben hem over­wonnen, door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis”. Deze tekst wordt gevolgd door deze woorden: “En zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood. Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wo­nen” .

Paulus zegt: “Want ik ben er zeker van, dat het lij­den van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden” Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18). Reeds nu is daar die diepe innerlijke blijdschap en vrede bij allen die Jezus waarachtig volgen.

Behoort ook u daarbij? Heeft u uw plaats reeds in genomen in het leger van overwinnaars dat in oplei­ding is? Zorg dat u de boot niet mist, want God wil dat ook onder uw voe­ten de satan weldra ver­treden zal worden!

 

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Onze opdracht “Levend Geloof” heeft zich duidelijk geconformeerd met de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie). Dat is niet vandaag of gisteren gebeurd, maar van meet af aan zagen wij het als onze opdracht hetzelfde evangelie te verkondigen als Jezus deed en later de apostelen. Geen compromis- boodschap, maar een boodschap die de satan ontmaskert en de overwinning van Jezus tot een realiteit maakt in ons leven. (Lees ook het desbetreffende artikel in dit nummer). Uiteraard maakten ook wij een geestelijke groei en ontwikkeling mee, die nog steeds doorgaat, want stilstand is, ook in geestelijk opzicht, achteruitgang. De weg naar de openbaring van het volle zoonschap, waarover wij veel schrijven, bewerkt ook in ons eigen leven een groei van het geloof, een ontplooiing van de dingen waarom het werkelijk gaat. Dit gaat met strijd gepaard, maar met Petrus zeggen wij dat ‘de vuurgloed van de beproeving ons niet bevreemd’.

Wij schrijven dit omdat nog al eens gedacht wordt dat schrijven over de volle evangelie boodschap een gemakkelijke aangelegenheid is. Men stelt zich dan een redactielid voor als iemand die even een artikeltje uit zijn mouw schudt, om zijn lezers nu eens precies te zeggen hoe zij moeten geloven en leven. Zo’n schrijver is dan een soort ‘bureau-gelovige’, een theoreticus die ver van de realiteit van het dagelijks leven afstaat. Iedere schrijver van artikelen in “Levend Geloof” kan echter bevestigen dat het tegendeel waar is! Wij zouden nooit over de verschillende facetten van het volle evangelie kunnen schrijven als wij er niet midden in zouden staan. Misschien is dat ook de reden waarom velen zoveel zegen ontvangen door ons blad. Wij willen niet ‘boven’ maar ‘naast’ onze lezers staan, wat we ook tot uitdrukking proberen te brengen door onze artikelen zo eenvoudig mogelijk, in een voor iedereen begrijpelijke taal, te schrijven.

Wij zijn dankbaar voor de verschillende giften die wij in de afgelopen maanden weer ontvingen. Zonder deze extra financiële bijdragen uit onze lezerskring zou ons blad niet kunnen functioneren. In deze zomermaanden gaan onze uitgaven uiteraard gewoon door, maar we ervaren telkens weer, met grote dankbaarheid, dat God een God van wonderen is ook in financieel opzicht. Waar wij onze lezers echter ook om willen vragen is niet te verslappen in de voorbede voor onze arbeid! Het gebed is de belangrijkste schakel van iedere geloofsarbeid. En dat geldt zeker ook voor het werk van “Levend Geloof”, wat toch ook duidelijk gezien mag worden als een stuk zendings- en pioniersarbeid. Nergens heeft de duivel meer hekel aan dan aan een duidelijke uitleg van de volle evangelie boodschap. En dat geldt zeker als dat in gedrukte vorm gebeurt. Maar in deze eindtijd is het deze boodschap die, functioneel gemaakt door de Heilige Geest, bewerkt dat de waarachtige gemeente het volwassen stadium – de maat van de wasdom van de volheid in Christus – gaat bereiken. Daarom blijven wij ons met blijdschap en in volle toewijding inzetten om in “Levend Geloof” het volle heil gestalte te geven. Samen met onze lezers en lezeressen hebben wij het verlangen dat dit ook in ons leven wordt verwezenlijkt. En dit verlangen is geheel in overeenstemming met de wil van God, die het goede, welgevallige en volkomene , dat wil zeggen Zijn wezen, terug wil brengen in de mens.

Iedere waarachtige gelovige weet dat satan dit op allerlei wijze tracht tegen te houden. Hij tracht telkens weer het werkelijke evangelie te versluieren. Het kan ons daarom bedroeven als wij zien hoe sommigen, die eens in de volle boodschap stonden, een andere koers gaan varen. We willen daarom op onze hoede zijn en niet verslappen, maar elkaar bemoedigen en stimuleren het evangelie van het Koninkrijk door woord en daad openbaar te maken. “Levend Geloof” wil daarbij gaarne als hulpmiddel fungeren. Want aan deze opdracht willen wij trouw blijven! 

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 4 –

De eerste vijf zegels zijn geopend

“Zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen” Openbaring 5 vers 5b (Openb. 05:05b). Jezus Christus heeft de boekrol aangenomen. Aan Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. In de onzienlijke wereld zijn geen dingen van stof, dus moeten wij bij de boekrol ook niet te star denken aan een opgerold beschreven stuk perkament.

Wat in de eindtijd gebeurt is het gevolg van geestelijke wetmatigheden. Het één heeft het ander tot gevolg. De grote tegenstander van God en mensen, de satan, zal steeds weer proberen te verhinderen dat het machtigste scheppingswoord van God uit Genesis 1 vers 26 (Gen. 01:26): “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis”, gerealiseerd gaat worden. Zeker nu die realisering dichterbij komt. “Hij gaat rond als een brullende leeuw”, zegt 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10), “zoekende wie hij zal verslinden”. En waar zoekt hij en waar brult hij? In de gemeente van Jezus Christus!

God heeft besloten: de mens zal zitten op de troon en de duivel heeft besloten: “Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogte der wolken, mij aan de allerhoogste gelijkstellen” Jesaja 14 vers 13 en 14 (Jes. 14:13-14) . Maar deze machtshonger, deze wetteloze overleggingen en zijn handelen erna, wat we in het tweede, derde, vierde en vijfde zegel zo duidelijk zien (en ook verder nog), zal hem uiteindelijk brengen in de poel des vuurs. Jesaja 14 vers 15 (Jes. 14:15) zegt dan ook: “Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve”. En Jesaja eindigt deze Godsspraak met: “en Ik zal het wegbezemen met de bezem der verdelging, luidt het woord van de Here der Heerscharen” Jesaja 14 vers 23b (Jes. 14:23b) .

Dit staat vast, maar er is nog iets wat vaststaat en voor ons van heel groot belang is. Dat lezen we in Jesaja 14 vers 1 (Jes. 14:01) “Want de Here zal zich over Jakob ontfermen en nog zal Hij Israël verkiezen en ze op hun eigen bodem doen wonen; dan zal de vreemdeling zich bij hen aansluiten en men zal zich voegen bij het huis van Jakob” .

Onze eigen bodem zal zijn de hemelse gewesten – de grond des Heren – Jesaja 14 vers 2 (Jes. 14:02), de berg Sion, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, waar tienduizendtallen van engelen zijn, enz. Hebreeën 12 vers 22 tot en met 24 (Heb. 12:22-24) . En zoals eens het volk Israël tot zegen diende te zijn van de volkeren Genesis 12 vers 3b (Gen. 12:03b): “en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden”, zo zal nu het geestelijk Israël, de gemeente van Jezus Christus, het ook zijn voor de volkeren Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02), maar dan vanuit het hemelse Jeruzalem. Het doel van God is dat alle mensen behouden zullen worden Johannes 3 vers 16 en 1 Timoteüs 2 vers 4 (Joh. 03:16 en 1 Tim. 02:04). De ganse zuchtende schepping zal door middel van de gemeente volkomen hersteld worden.

Ten tijde van het zesde zegel Openbaring 6 vers 12 tot en met 17 en Openbaring 7 vers 1 tot en met 7 (Openb. 06:12-17 en Openb. 07:01-07) zien we deze zaken heel duidelijk gestalte krijgen. De stad Gods, het hemelse Jeruzalem en het grote Babylon. De groei naar de volle wasdom wordt steeds duidelijker en gaat ten tijde van het zevende zegel voltooid worden. Het witte paard is uitgegaan overwinnende en om te overwinnen. Het woord, gedragen door de Heilige Geest, de wijn en de olie Openbaring 6 vers 1 en 2 (Openb. 06:01-02) . Jezus zegt: “Ik ben de ware wijnstok”- Johannes 15 vers 1 (Joh. 15:01). De ware wijn is Zijn woord en de olie is beeld van de zalving met de Heilige Geest. Het tweede, derde en vierde paard zijn uitgegaan en hebben hun werk gedaan. Velen zijn gedood, die deel hadden aan de olie en de wijn; ze zijn in het Koninkrijk Gods en ontvangen daar de koningskleren en zullen straks bij de eindafrekening erbij zijn Openbaring 19 vers 14 (Openb. 19:14) . Jezus had al gezegd in Matteüs 10 vers 28 (Matt. 10:28): “En weest niet bevreesd voor hen (de mensen), die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor hem (de duivel), die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel” . Bij deze martelaren is de olie en de wijn ook onaangetast gebleven. De duivel had gedacht deze mensen ook uit te kunnen schakelen, maar hij heeft zich vergist en ze zullen meewerken hem uit te schakelen. Hij zal zich blijven vergissen, tot het einde toe! Met de val is hij zijn wijsheid verloren Ezechiël 28 vers 17 (Ez. 28:17) , maar hij moet wel handelen en doet dat met grote grimmigheid Openbaring 12 vers 12b (Openb. 12:12b) .

De olie en de wijn zijn weer gaan stromen

De laatste 50-60 jaar is het evangelie weer met kracht gepredikt en zijn velen gedoopt met de Heilige Geest. In vele levens werd en wordt weer het bijbels fundament gelegd volgens Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) en de bouw van een geestelijk huis met deze levende stenen is in volle gang 1 Petrus 2 vers 4 tot en met 7 (1 Petr. 02:04-07). De tempel wordt herbouwd, maar is nu een geestelijk huis.

Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03) zegt: “Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben”. De gekochte mensheid en betaalde mensheid door het bloed van Jezus Christus zijn voor God Openbaring 5 vers 9b (Openb. 05:09b) en Hij drukt zijn zegel (de Heilige Geest) op hen als eigendomsrecht, en het is voor hen als onderpand van de eeuwige erfenis Efeze 1 vers 14 (Ef. 01:14). Zo valt de vroege regen in een leven en begint de ontwikkeling van het zaad Gods. In het leven komt een scheiding op gang wat Hebreeën 6 vers 2 (Heb. 06:02) een ‘eeuwig oordeel’ noemt. Een definitieve, totale scheiding tussen duisternis en licht. Dit is weer die zuivering, die loutering, die heiliging. Ze hebben verdrukking en lijden en smaad doorstaan. Ze hebben de vuurgloed der beproeving doorstaan 1 Petrus 4 vers 12 (1 Petr. 04:12).

Openbaring 7 vers 13 en 14 (Openb. 07:13-14) zegt: “Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams” . Ze staan gewoon in de wereld, – want er staat niet bij dat het gaat om ontslapen heiligen – maar hebben zich daarvan losgemaakt in de geest en zijn heilig voor God Zacharia 14 vers 20 en 21 (Zach. 14:20-21) . Het is de schare van de verzegelden, die met het symbolische getal 144.000 aangeduid worden.

Door dit alles komt er een geweldige beroering in de geestelijke wereld. Openbaring 6 vers 12 (Openb. 06:12) spreekt van een grote aardbeving. Hierdoor komt er nog een verdergaande scheiding op gang tussen hen die hun wandel in de hemelen hebben Filippenzen 3 vers 20 (Filip. 03:20) en hen die met hun godsdienst aan de aarde gebonden zijn. De hemelbewoners hebben van deze aardbeving geen last. In de kerk ziet men een proces van verwording op gang komen als nooit tevoren. Alle soorten zonden worden getolereerd. Van leugenleringen en occultisme tot de meest erge vorm van onreinheid. Dit brengt scheiding tussen God en de mens Jesaja 59 vers 1 en 2 (Jes. 59:01-02). Zo wordt de zon, welke beeld is van God, verduisterd. De ongerechtigheid, bewerkt door de machten der duisternis, schuiven tussen God en de mens als een zwarte haren zak. De maan, beeld van Jezus Christus en de afstraling van de zon (van God) wordt geheel aards (als bloed) Openbaring 6 vers 12 (Openb. 06:12) . Hij is voor velen niet meer de Verlosser, lichtbrenger in de nacht, het licht der wereld. Nee, Hij wordt hooguit nog gebruikt als het beeld van de ideale revolutionair, de Heer van de sociale bewogenheid. Geheel verbonden met de aarde. Petrus citeert op de eerste Pinksterdag al de profeet Joël als hij zegt: “en het zal zijn in het laatst der dagen: De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt” Handelingen 2 vers 20; Joël 2 vers 10 en Joël 2 vers 31 (Hand. 02:20; Joël 02:10 en Joël 02:31). Deze dingen gaan vooraf aan de dag des Heren. Het luidt de eindtijd in. Het zijn de tekenen, waar Jezus over spreekt in Matthéüs 24. Het Koninkrijk der hemelen wordt voor de meesten een gesloten boek Openbaring 6 vers 14; Jesaja 34 vers 4 (Openb. 06:14; Jes. 34:04). Men houdt geen rekening met de geestelijke wereld, terwijl men juist via occulte praktijken en oosterse godsdiensten, steeds meer van elders hierin binnen klimt en de machten met horden naar zich toe haalt. Zelfs van vooraanstaanden lees je, dat ze zich laten waarzeggen en aangesloten zijn bij spiritistische verenigingen.

Gevolgen op aarde van de geestelijke scheidingen

De verzen uit Openbaring 6 vers 13 tot en met 17 en Openbaring 7 vers 1 (Openb. 06:13-17 en Openb. 07:01) geven de gevolgen weer op aarde van de grote scheiding die plaats vindt in de geestelijke wereld. Een volk Gods dat uittrekt en verzegeld wordt, welke uitgroeit tot een schare die niemand tellen kan Openbaring 7 vers 8 (Openb. 07:08), bekleed met heerlijkheid en luister. En de valse kerk, het grote Babylon (niet associëren met een organisatie alleen!) dat steeds verder degenereert. Het is geworden als in de dagen van Noach. Toen Noach met zijn gezin in de ark was en God de deur achter hen gesloten had Genesis 7 vers 16 (Gen. 07:16), moest God zijn hand wel terugtrekken en brak de vloed los. “De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij” Genesis 6 vers 11 (Gen. 06:11). De ark was temidden van de vloed, maar hij was gemaakt naar Gods bestek en bleef behouden en daardoor de hele schepping.

Hetzelfde beeld zien wij hier. De knechten van God worden verzegeld met de Heilige Geest Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03) en daardoor ingevoegd in de gemeente van Jezus Christus Romeinen 8 vers 9 (Rom. 08:09). Dit is ook naar het bestek van God en wij zullen, temidden van de grote demonische vloed die op komt zetten, behouden worden Openbaring 12 vers 14 (Openb. 12:14) en door ons de hele zuchtende schepping Openbaring 22 vers 1 en 2 (Openb. 22:01-02) . De ordenende wereldgeesten wankelen. Regeerders en bestuurders, van hoog tot laag, van ouders in het gezin tot presidenten van grote mogendheden, alles wankelt voor de wetteloze geesten, die door de mensen zelf ontketend worden en op aarde komen in alles wat geen bescherming heeft. “En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgenboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door de harde wind geschud wordt” Openbaring 6 vers 13; zie ook Matt. 24 vers 29b en Jesaja 34 vers 4b (Openb. 06:13; Matt. 24:29b en Jes. 34:04b).

Paulus schreef reeds aan de Thessalonicenzen: “Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking: wacht slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt (de samenbundeling van de ordenende wereldgeesten) , verwijderd is” 2 Thessalonicenzen 2 vers 7 en 8a (2 Thess. 02:07-08a). “Dan zal de wetteloze zich openbaren” . Dit brengt benauwdheid en radeloosheid over de wereld. Van hen, waar gezag vanuit diende te gaan, komt nu ook wetteloosheid. Er komt angst en men zoekt steun in vele vormen van afgoderij en occultisme. Zo krijgen grootmachten der duisternis (bergen in de geestelijke wereld) steeds meer invloed op het wereldgebeuren Openbaring 6 vers 15 en 16 (Openb. 06:15-16) .

Duidelijk werkt in dit alles de geest van de antichrist, welke ten tijde van het zevende zegel openbaar komt. Wij zien dat deze dingen thans geschieden. Jezus heeft het ons gezegd in Matteüs 24 vers 32 en 33 (Matt. 24:32-33): “Leert dan van de vijgenboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur”.

Het zesde zegel is de tijd van de grote scheiding, waarin tarwe en onkruid zich duidelijk gaan onderscheiden, omdat de vrucht zich zet Matteüs 13 vers 26 (Matt. 13:26) . Maar juist in deze tijd zal steeds sterker de oproep klinken: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04). Nog steeds is het tijd om je af te keren, om uit te trekken en je te voegen bij het volk van God en bij de verzegelden te gaan behoren Openbaring 7 vers 16 en 17; Jesaja 48 vers 20 tot en met 22 (Openb. 07:16-17; Jes. 48:20-22).

“Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen” Openbaring 7 vers 16 en 17 (Openb. 07:16-17). Het Lam zal hen weiden en voeren naar waterbronnen. Er wordt nog niet gesproken over zonen, die met Hem zitten op de troon. In het persoonlijk leven en in het gemeenteleven wordt nog een zware strijd gevoerd tegen alle ongerechtigheid en alle verleugening, die het volle zoonschap in de weg staan. Maar deze zijn het, die zijn uitgetrokken, de verzegelden. De profeet Amos eindigt met: “Dan zal Ik hen planten in hun grond en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond, die Ik hun gegeven hebt, zegt de Here, uw God” Amos 9 vers 15 (Amos 09:15). Alles is nu gereed om het zevende zegel te openen.

(wordt vervolgd) .

 

Reacties van lezers

 

-Zuster M. d. V. -H. te M Dinteloord schrijft: ” Hartelijk dank voor het positieve nummer van “Le­vend Geloof” . Ik ben blij dat nu ook door dit blad de duisternis ontmaskerd wordt. Ga zo door!”

-W. en H. B. te Ulverstone (Austr.) schrijven: “Gaarne ontvangen wij al de brochures zoals ze ver­meld staan op de achter­kant van “Levend Geloof” . Sedert 1977 zijn we al be­zig om de mensen duidelijk te maken, dat er maar één waar evangelie is, en dat is het evangelie dat Jezus zelf bracht, het evangelie van het Koninkrijk, maar ze geloven liever de leugen­geesten. Maar we geven de moed niet op, hoor. Want de overwinning is immers voorzegt. We moeten door­gaan” .

-Broeder H. M. te Den Haag bestelde brochures en schreef: “Ik heb veel zegen ontvangen gedurende de nu ongeveer twee jaren, dat ik op dit blad geabon­neerd ben” .

-Zuster K. M. d. H. te Zandvoort schrijft: “Ik dank u allen voor het maandblad “Levend Geloof”, want levend dat is het, zo­als Gods Geest ook altijd levend is…”