1985.07-08 nr. 261

Levend geloof 1985.07.08 nr. 261

Vernieuwing van ons denken door Gert Jan Doornink

“Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld; maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken; opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02).

Geestelijke vernieuwing

Vernieuwing is een modewoord geworden in onze tijd. Dagelijks worden we er via de media mee overspoeld. Wie niet meedoet aan ‘vernieuwing’ is ouderwets, conservatief, bekrompen en telt niet meer mee. Vernieuwingsideeën en bewegingen treft men op alle terreinen van het maatschappelijk leven aan. In dit artikel gaat het echter over een andere vernieuwing, een geestelijke vernieuwing. Deze vernieuwing, waarvan alleen de Bijbel spreekt, is van een totaal andere dimensie en grijpt radicaal in in het leven van een mens. Het is de vernieuwing die ontstaat wanneer iemand Jezus Christus leert kennen. Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17) .Wie door geloof in Jezus Christus een nieuwe schepping is geworden, is totaal nieuw geworden en is vanuit het rijk  der duisternis overgeplaatst in het

Koninkrijk van Jezus Christus.

Maar  nu een belangrijke vraag: Is er een doorwerkende vernieuwing in ons leven? Als Paulus schrijft aan de gemeente te Rome over het hervormd worden door de vernieuwing van hun denken, schrijft hij aan mensen die reeds nieuw geworden zijn! Dat is iets om even over na te denken! Het betekent dat de vernieuwing die we hebben ontvangen een doorgaande vernieuwing behoort te zijn. Dat wordt zo gemakkelijk vergeten. Vernieuwing heeft dus heel concreet te maken met geestelijke groei. Zonder geestelijke groei geen doorgaande vernieuwing. Zoals de natuurlijke mens groeit, behoort ook de geestelijke mens te groeien. In (2 Kor. 03:18) staat: “Wij allen, die… de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”.

Is deze verandering in ons leven reeds zichtbaar? Hebben wij groei in ons geloofsleven? Openbaren wij de heerlijkheid van Jezus? Zijn wij – zoals Paulus zich uitdrukt – hervormd door de vernieuwing van ons denken? Uiteraard betekent dat hervormd (omgevormd) worden niet dat wij lid worden van een kerk die toevallig hervormd heet. Ik kom zelf uit de Hervormde kerk. Toen ik 19 jaar deed ik ‘belijdenis van mijn geloof’ en werd lid van de kerk. Dat hoorde bij de traditie van het dorp waar ik woonde. Maar pas enkele jaren later kwam ik tot bekering en wedergeboorte en werd daardoor lid van de kerk: de gemeente van Jezus Christus.

Het gaat dus om een geestelijke hervorming die als doel heeft: de volle openbaring van het nieuwe leven wat wij door geloof in Jezus hebben ontvangen. Dit nieuwe leven mag niet verborgen blijven. Wij zijn immers geroepen het ‘licht der wereld’ en het ‘zout der aarde’ te zijn? Maar wat is dan de oorzaak dat daar bij velen nog zo weinig van terecht komt, dat velen niet hervormd en veranderd worden naar het beeld van Jezus? Het antwoord is: omdat hun denken geen doorgaande vernieuwing ondergaat.

Wat is ons denken?

Ons denken, ónze gedachtewereld is het centrale punt van heel ons bestaan. Het vormt als het ware het ‘hoofdkwartier’ waar de beslissingen worden genomen. Want ieder woord wat wij spreken, iedere daad wordt voorafgegaan door een gedachte. Vanuit ons denken nemen we – bewust of onbewust – de beslissingen. Maar als kind van God nemen we niet alleen de beslissingen. Jezus is onze Leidsman, en nu Hij niet meer lichamelijk op aarde is, is daar de Plaatsvervanger gekomen, de Heilige Geest, die ons leidt in alle waarheid. Voor de vernieuwing van ons denken is het dus van essentieel belang dat wij de Heilige Geest hebben ontvangen. Onze geest behoort continu verbonden te zijn met de Heilige Geest. Dan ontstaat er ook een doorgaande vernieuwing van onze nieuwe mens, dat wil zeggen: wij gaan meer en meer het nieuwe leven van Jezus tot openbaring brengen. In (2 Kor. 04:16) zegt Paulus: “Maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd”.

Enkele praktische wenken

Wij willen nu enkele praktische wenken doorgeven hoe ons denken vernieuwd wordt.

1 – Het loslaten van verkeerde leringen. Binnen de gemeente van Jezus Christus is veel dwaling binnengedrongen. Velen hebben zich laten infiltreren door natuurlijke, aardsgerichte leringen, die de geestelijke groei afremmen en de openbaring van de heerlijkheid van Christus wegschuiven naar een verre toekomst, terwijl het juist Gods bedoeling is dat we nu het nieuwe leven van Christus openbaren. Ook zijn deze leringen in strijd met de wil van God dat er een gemeente gaat komen die stralend zal zijn en zonder vlek en rimpel (Ef. 05:27). Daarom is het ook zo belangrijk dat wij als basis van ons geloofsleven (individueel en als gemeente) de boodschap van het Koninkrijk Gods kennen, de boodschap zoals Jezus en de apostelen die brachten.

2 – Bijbelonderzoek, onder leiding van de Heilige Geest. Hoeveel tijd besteden wij per dag aan het onderzoeken en bestuderen van het Woord van God? Het is zo belangrijk dat wij iedere dag voldoende tijd nemen om kennis en inzicht te verkrijgen in de Bijbel. Daarbij wil Gods Geest ons inzicht geven. Alleen dan krijgen wij de juiste visie op Gods Woord. Paulus spreekt in Titus 3 over de vernieuwing door de Heilige Geest. Zonder Gods Geest gaat het niet, anders worden wij ‘letterknechten’ en heeft Gods Woord geen uitwerking meer in ons leven.

3 – Het spreken met anderen over Jezus. Het getuigen met anderen over Jezus verfrist onze gedachten, vernieuwt en inspireert ons, maakt ons blij! Heeft u dat reeds ontdekt? We bedoelen uiteraard niet dat we elk moment van de dag met anderen over Jezus moeten spreken en hen bombarderen moeten met Bijbelteksten. Dat zou een averechtse uitwerking hebben. Maar we zullen de gelegenheden moeten benutten om van Hem te getuigen en de talenten die de Heer in ons heeft gelegd in Zijn dienst behoren te stellen. Daarbij hebben we niet , alle dezelfde werkzaamheden (Rom. 12:04). In een

geestelijke groeiende gemeente gaan de leden meer en meer als een harmonieus geheel in het plan van God functioneren.

Het beantwoorden van de liefde Gods jegens ons bestaat dus in het hervormd worden door de vernieuwing van ons denken. Dan gaan wij erkennen (onderkennen, openbaar maken) wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene! Zoals Jezus eens Gods wil en wezen openbaar maakte, gaan ook wij dat doen! Een geweldige taak, maar de vervulling van een opdracht die ons intens blij maakt. Wij beantwoorden dan immers aan het doel van God met ons leven. En dat doel is dat de nieuwe mens vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn schepper (Kol. 03:10).

 

Communicatie in relatie met God door Gert van de Kamp

Als je een christen bent (dat betekent dat je van Christus bent), is daarvan een automatisch gevolg dat je een levendige relatie (verbinding) hebt met God. Of niet soms?

Binnen die relatie is communicatie (met elkaar van gedachten wisselen) één van de belangrijkste din­gen.

Relatie en communicatie, het zijn beiden twee be­langrijke begrippen in ons leven met God.

De Oost-Indische naam voor god – havate – is: Hij roept. Ook komt voor: De veel aan geroepene. In deze betekenis van de naam god schuilt een diepe waarheid: Het karakter van God is gemeenschaps­zin zoeken, met de mens van gedachten wisselen, zeggen tegen God wat je op je hart hebt waardeert Hij, daar roept Hij om!

In het woordenboek lees je over communicatie: Het uit­wisselen van gedachten en gevoelens. Binnen onze re­latie met God is dat gevoel niet uit te sluiten. De mens namelijk voelt, dat hij bij God ‘wel goed zit’. Het geeft een goed gevoel om van Hem te zijn. De mens kan zijn gevoel uiten door Hem in lofprijzing te eren., te aanbidden, te laten merken dat je van Hem houdt. Omgekeerd geldt hetzelfde: God is niet gevoelloos. Hij toont belangstelling voor de mens, veel belangstelling zelfs. God heeft bij voorbeeld een ‘jaloers’ gevoel. (Jak. 04:05) zegt: “Onze geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”. God wil onze aandacht. Hij wil een relatie aangaan waarin wederkerig aandacht voor elkaar is.

Die relatie vinden we heel sterk uitgedrukt in de tekst die staat in 1 Korinthiërs 6: (1 Kor. 06:16) “Wie zich aan de Here hecht is één geest (met Hem)”. Eén van geest, eensgeestes zijn, hetzelfde denken, voelen en doen. Zover wil God die relatie doorvoeren, elkaar steeds beter leren kennen, begrij­pen. Zo groei je naar el­kaar toe, ga je op Hem lij­ken, neem je zijn eigen­schappen over.

Tweezijdige communicatie

Je hebt eenzijdige en twee­zijdige communicatie. Voor­beeld: Als je naar de radio luistert is er sprake van eenzijdige communicatie, de zender zendt een bericht uit waar je niet met elkaar over van gedachten kunt wisselen. Er is geen reactie mogelijk. Zo is het ge­lukkig niet in de relatie met God. Daar heerst twee­zijdige communicatie waar­van het kenmerk is dat je wel kunt reageren, met el­kaar van gedachten kunt wisselen.

Een heel mooi voorbeeld van die tweezijdige communicatie in de relatie met God vilden we in Psalm 139. Daar zegt David te­gen God: “Gij doorgrondt en kent mij, Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten”. God en David kenden elkaar. David weet van God dat hij voor Hem geen vreemde is. Vele ma­len hebben ze hun gedach­ten en gevoelens gewis­seld. Wat David denkt weet God.

In vers 4 van diezelfde Psalm (Ps. 139:004) staat nog: “Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen”. ,

Dit is voor ons een bijzon­der grote inspiratie om on­ze relatie met God te ver­diepen, om ook zo door en door gekend te worden bij God, de Vader. Om bij Hem kind aan huis te zijn! God begeert onze geest met jaloersheid, kwamen we al tegen.

De Heer kent de Zijnen

Jezus, de Zoon van God, wist wat tweezijdige communicatie met zijn Vader was. In hun relatie was sprake van sterke weder­kerigheid. Jezus getuigde: “Alle dingen zijn Mij over­gegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren” (Matt. 11:27). God kent Jezus, Je­zus kent God. Het gaat hier niet om eenzijdige ken­nis van elkaar: Het komt echter van twee kanten. Er is een wisselwerking.

In onze taal is sprake van: “Kijk, daar loopt een ken­nis van me”. Een kennis, een bekende, die geen hechte vriend of vriendin hoeft te zijn, maar gewoon iemand is die je wel kent. Jezus heeft bewerkt-dat de mens God niet als een kennis beschouwt, iemand die je wel eens tegen komt, maar als een vriend, als iemand die aan jouw kant staat, jou wil leren kennen, met jou wil optrekken, met jouw je leven wil delen.

Dat heeft Jezus duidelijk van God aangetoond.

Als je van God bent, kent Hij je. Hij weet wie je bent. We zijn geen onbekenden voor Hem. In een hechte relatie past een perfecte communicatie. Ook in het samenleven van God met de mens.

Dan zijn wij door God ge­kend. Dat is zo belangrijk dat Timotheüs uitspreekt: “En toch staat ongeschokt het hechte fundament met dit merk: De Here kent de zijnen” (2 Tim. 02:19a).

Op basis van die wederzijd­se kennis wordt het Ko­ninkrijk van God op deze aarde voor eens en altijd gevestigd. In dat Konink­rijk geldt dan: Het is goed, als broeders tezamen wo­nen… want daar gebiedt de Heer zijn zegen!

 

De weg verder omhoog door Gert Jan Doornink

De hoofdstukken 12, 13 en 14 van de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs zijn veel geciteerde en bestudeerde hoofdstukken uit Gods Woord. Terecht, want hoewel uiteraard elk onderdeel van Gods Woord belangrijk is, geeft Paulus hier een duidelijke beschrijving over de taak en het functioneren van de gaven van de Geest in de gemeente. En een ‘levendegemeente, die functioneert naar de wil van God, is ondenkbaar zonder een juist functioneren van de gaven en zonder dat ieder ‘lid van het lichaam’ zijn of haar door God aangewezen plaats heeft genomen. Naarmate de eindtijdgemeente geestelijk groeit, zal er ook in dit opzicht meer harmonie in de gemeente ontstaan en van daaruit zal ook ons getuigenis naar buiten meer effect gaan sorteren.

Nu wordt het hart van de zo even genoemde hoofdstukken gevormd door 1 Korinthiërs 13, het bekende gedeelte over de liefde: ‘Al ware het dat ik alles had, maar ik had de liefde niet, ik ware… niets’. Zie je wel, wordt er dan door sommigen nog wel eens gezegd dat die gaven van de Geest, toch niet zo belangrijk zijn? Het gaat toch primair om de liefde? Hier moeten we oppassen dat we geen kardinale denkfout maken, want als Paulus de uitleg over het gebruik van de gaven voorlopig afsluit met de woorden: “En ik wijs u een weg, die nog vee! verder omhoog voert” (1 Kor. 12:31b), begint hij te schrijven over de liefde, maar dan bedoelt Paulus geen ongeestelijke schijnliefde, moor spreekt hij over de echte liefde Gods die blij is met de waarheid (1 Kor. 13:06). Echte liefde, voortkomend uit het hart van God, was op een volkomen wijze in Jezus aanwezig en zal zich meer en meer op een volkomen wijze gaan openbaren in allen die jezus werkelijk volgen. Daarom is het aanvaarden van de volle waarheid zo belangrijk. Zonder dat fundament in ons leven, waarop wij geestelijk bouwen, kan zich ook de echte liefde door ons heen niet openbaren. Paulus zegt van deze liefde, dat zij niet blij is over de ongerechtigheid (1 Kor. 13:06). Voor een waarachtig kind van God is derhalve elk compromis met wereldgeesten, vrome geesten en dwaalgeesten

uitgesloten.

Als eindtijdgelovige willen wij de weg hogerop gaan. Wij willen op volmaakte wijze functioneren in het plan van God. Wij willen de liefde najagen en streven naar de gaven des Geestes (1 Kor. 14:01). Maar voor alles behoort er dus een volledige aanvaarding te zijn van de volle boodschap: de boodschap van Het Koninkrijk Gods. Alleen zij die op de juiste wijze bouwen zullen het einddoel bereiken en ten volle Gods liefde gaan openbaren.     

 

Woord en wederwoord door Klaas Goverts -2-

Een fundamentele oproep

Het sleutelwoord, het kern­woord van Lukas 15 is ‘blijdschap’. Als de herder het verloren schaap gevon­den heeft, staat er: “En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders; en thuis geko­men, roept hij zijn vrien­den en buren bijeen, en zegt: Verblijdt u met mij”.

‘Verblijd u met mij’ is een fundamentele oproep.

Blijdschap heb je nooit alleen. Het hart van het evangelie is: je ver­heugen met de Herder, je verblijden met de Zoon des mensen. In wezen is het Jezus, die als goede Her­der zegt: ‘Verblijd u met Mij!’

We zien dat blijdschap nooit een bezit is, in de zin van: j ‘Ik sluit me een tijdje op en ga lekker blij zitten zijn. Ik heb het toch zo goed met mezelf getroffen. Ik hoop maar dat niemand mijn blijdschap komt verstoren’. Als er intussen iemand aan­belt, die iets van je nodig heeft, stuurt die persoon roet in het eten. Bijbels gezien is het totaal anders? Als er iemand komt, die iets van je nodig heeft, is dat juist degene die jouw blijdschap maakt. Dan kun je je mét iemand verblijden. In de gelijkenis van het verloren schaap is het een verblijden van de herder over hetgeen verloren was. Het is het kernthema in het evangelie van Lucas.

Het komt weer terug in de gelijkenis van de verloren penning. (Luc. 15:09) zegt: “En als zij de pen­ning gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en bu­ren bijeen en zegt: Ver­blijdt u met mij, want ik heb een schelling gevonden, die ik verloren had”.

Beide gelijkenissen eindigen met: “Er is blijdschap in de hemel over één zondaar, die zich bekeert”. Het is de zondaar die weer in het gesprek komt. Het is een zondaar, die van denken verandert en vanuit de mo­noloog in het gesprek met God komt.

De mens als beeld van God

In de derde gelijkenis, van de verloren zoon, is het­zelfde thema aan de orde: Blij zijn met de ander, blij zijn met God.

“Iemand had twee zonen”, zegt (Luc. 15:11). Let­terlijk staat er: een zeker mens had twee zonen. Het is niet zomaar iemand, maar het is een méns. Hier is die mens beeld van God. In gelijkenissen komt het vaak voor dat de mens als beeld van God gesteld is. Dit is niet vreemd, want de mens is naar Gods beeld gemaakt.

Als de jongen thuiskomt, zegt de vader: “En haalt het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestmaal hebben” (Luc. 15:23). Let­terlijk: Laten wij eten en vrolijk zijn. Er is een re­den voor dat je het zó moet vertalen en niet met ‘feest­maal’ . De nadruk valt niet op het éten, maar op het ‘vrolijk zijn’.

Het ‘vrolijk zijn’ legt ver­binding met andere teksten in Lukas, maar ook met (Deut. 12:12) staat: “Gij zult vrolijk zijn voor het aange­zicht van de Here, uw God, gij, uw zonen, uw dochters, uw dienstknech­ten en uw dienstmaagden, en de Leviet, die binnen uw poorten woont”. Wat Lucas zegt speelt terug op Deuteronomium.

“…Want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden” (Luc. 15:24). Het is precies wat met Je­zus gebeuren zal. ’Hij was dood en is weer levend ge worden’. Jezus gaat de weg van de verloren zoon. Hij wordt verloren Zoon in on­ze plaats.

Dan vers 24b (Luc. 15:24b) waar letterlijk staat: “En zij begonnen vrolijk te zijn” en niet: zij begonnen feest te vieren.

Vers 25 (Luc. 15:25): (Hier komt het probleem) “Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam, hoorde hij muziek en dans. En hij riep een van de knechts tot zich en vroeg wat er te doen was. Deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem ge­zond en wel terug heeft”.

Een kwestie van dood of leven

Er klopt niets van wat de knecht zegt. Als je het aan de vader zou vragen, zegt deze heel wat anders. Het is niet ‘uw broeder is geko­men’, maar: ‘hij was dood en is weer levend gewor­den; hij was verloren en is gevonden’. De knecht heeft het evangelie niet begrepen en zegt maar wat. Het gaat niet om het feit dat de va­der hem gezond en wel te­rug heeft, maar dat hij hem uit de dóód gehaald heeft’ Het is geen kwestie van ziek of gezond, maar van dood of levend. De oudste zoon komt van de knecht eigenlijk niets te weten.

Vers 28 (Luc. 15:28): “Maar hij werd boos en wilde niet naar bin­nen gaan”. Dan staat er heel mooi: “Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan”. Er staat eigenlijk: de vader gaat uit.

De vader wil ook het ge­sprek met de óudste zoon. Letterlijk: hij riep hem er­bij; in plaats van: drong bij hem aan (parakalioo). Hier staat hetzelfde woord als voor de Heilige Geest gebruikt wordt: parakleet.

Het woord ook wel vertaald met: troosten of bemoedi­gen.

De oudste zoon wordt tot het gesprek geroepen. Het antwoord dat hij geeft, is beslissend. Vers 29 (Luc. 15:29): “Maar hij antwoordde en zeide tot zijn vader: Zie, zovele ja­ren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar gij hebt mij nooit een geitenbokje ge­geven, om met mijn vrien­den feest te vieren”. Letterlijk: om met mijn vrien­den vrolijk te zijn.

Het basisprincipe van het gesprek

Hier komt de ware aard te­voorschijn . De oudste zoon wil vrolijk zijn met zijn vrienden, maar zonder zijn broer. Dit gaat lijnrecht in tegen het basisprincipe van het gesprek, dat alle vlees het heil van God zal zien, ‘maar niet met mijn broer’. De oudste zoon wil zélf selecteren . Maar ie kunt niet vrolijk zijn zonder je broe­der. Dat geitenbokje is bij de vader niet beschikbaar, want de vader houdt niet van onderonsjes.

Vers 30a (Luc. 15:30a): “Doch nu die zoon van u gekomen is…” Zoiets van: u hebt hem verwekt. Het is mijn schuld niet dat hij geboren is. De knecht zei ook: uw broeder is gekomen.

Vers 30b (Luc. 15:30b): “…die uw bezit heeft op gemaakt met slech­te vrouwen”. Dit staat nér­gens in het voorafgaande. Het is uit de duim gezogen. De oudste zoon is het beeld van de zuurpruim, die al­tijd het ergste van de ander denkt. Hij doet nóóit iets verkeerd, maar die ‘zoon van u’ is een slechte vent. Sommige mensen weten precies wat een ander heeft gedaan maar zij praten nooit met de ander, alleen óver de ander.

Vers 30b (Luc. 15:30c): “…en gij hebt voor hem het gemeste kalf laten slachten”. – ‘Ik kreeg nog geen bokje en hij krijgt meteen een heel kalf’. Het punt is, dat het de geboor­te van de zóón is. Dan wordt er geen bokje ge­slacht , maar het gemeste kalf wordt geslacht (zie ook Genesis 18).

De vader is nog steeds in gesprek met de oudste zoon. Aan de vader zal het niet liggen. “Doch hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij…” Eigenlijk: mét mij. ‘Kind jij bent toch een deelgenoot van mij. Je hoort er helemaal bij. Waarom ver­blijd je je niet met mij?’ “. al het mijne is het uwe”. Het betekent: jouw familie hoort er óók bij. Je kunt je niet aan je broer onttrekken. Het gaat niet om één bokje, maar om al het mijne.

Paulus zegt: “Zou Hij ons dan ook niet met Hem alle dingen schenken?” (Rom. 08:32). Buiten Christus kan God ons niets geven, maar mét Christus geeft Hij ons alles: de totaliteit van de bevrijding van God: Het heil dat alle vlees zal zien. Je moet echter wel bereid zijn om bij ‘alle vlees’ te behoren. De oud­ste zoon wilde er niet bij ­horen. Hij dacht: ‘ik ben een apart soort. Ik sta wel een stukje hóger dan die broer van mij’.

Vers 32 (Luc. 15:32): “Wij moesten feest­vieren en vrolijk zijn…” Letterlijk: men moest vrolijk zijn en blij zijn. ‘Blij zijn’ is het grondwoord in vers 6 en 9, ‘vrolijk zijn’ in vers 23 en 24.

De laatste regel vat heel het hoofdstuk samen: “…want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevon­den”. ‘Uw broeder’, niet al­leen ‘mijn zoon’, maar het is uw broeder.

Het is merkwaardig dat het woord ‘vrolijk zijn’ nog tweemaal voorkomt in Lukas. Daarom is het van het grootste belang dat er met hetzelfde grondwoord wordt vertaald. Zo lezen wij in Lukas 12 vers 19 (Luc. 12:19) (in de ge­lijkenis van de rijke dwaas): “En ik zal tot mijn ziel zeg­gen: Ziel, gij hebt vele goe­deren liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk”. De rijke dwaas wil alleen met zijn éigen ziel vrolijk zijn; verder met niemand. Het enige gesprek dat hij voert. is een gesprek met zichzelf.

Daarom mist hij het hart van het evangelie.

God zegt: “Geef dan je ziel maar terug, want je beant­woordt niet aan je bestem­ming’. Hij gaat zijn rijkdom voor zichzelf oppotten en voert geen gesprek met God: ‘Wat zal ik er mee dóen?’ Hij voert ook geen gesprek met zijn medemens, om er samen verheugd over te zijn. Dat zou bijbels en evangelisch zijn. Er staat letterlijk in vers 17: Hij overlegde in zichzelf. Deze man sluit zich af voor ‘alle vlees’, het is alleen maar: ik en mijn ziel en mijzelf.

Tenslotte lezen we in (Luc. 16:19) (in de gelijkenis van de rijke man en de ar­me Lazarus): “En er was een rijk man, die feest hield”. Letterlijk: en elke dag schitterend vrolijk was. Alleen de bedelaar aan de poort kreeg niets. Het tegenbeeld van het evangelie: ‘Verblijdt u met mij’, het samen met God en met de ander vrolijk zijn. De rijke man voert geen gesprek met Lazarus aan de poort.

Het wezen van het evangelie is, dat alle vlees de bevrijding van God zal zien. God gaat de mens weer in het gesprek plaatsen.

 

Intermezzo door Gerry Velema

bemoedigen

Zie ze daar nu eens zitten. Twee frisse jonge mensen. Teleurgesteld! Gesmaakt dat de Heer goed is! Deel gehad aan de beginselen van het evangelie. Zichzelf gegeven en ontvangen. Ingezet met een stuk warm enthousiasme. En nu? Het is allemaal weg.

Teleurgesteld…, teleurgesteld. Wat hoor ik dat nog veel om me heen. ‘We zijn zo teleurgesteld”. De één in de voorganger, die neen voorganger was. De ander in het onbegrip van een oudste. Weer een ander in het resultaat dat uitbleef na een gebed. Teleurgesteld, veel ja heel veel in mensen, vrienden en broeders en zusters.

Zie ze daar nu eens zitten, die twee bruikbare en inzetbare mensen voor de Heer. Paulus zou misschien hebben gezegd: ‘Wie is toch tussenbeide gekomen, wie is op je pad gekomen om je van je koers af te brengen, of om je te ontmoedigen?’ En weet u, dat kan net zo goed ik als u zijn geweest. Toen we niet echt goed geluisterd hebben naar de ander. Die keer dat we direct met onze kritiek klaar stonden. Of toen we wel fout waren, maar het zo moeilijk vonden om terug te gaan en onze fouten te belijden. Wie weet hoe groot de draagwijdte was van die ene negatieve opmerking die we maakten.

Zie ze daar nu eens zitten. Teleurgesteld. Op een gevaarlijk kritiek punt beland. Zal ik maar afhaken. .. of… of is er nog een uitweg, nog begrip, nog een stevige helpende hand? Zijn er op zo’n moment nog mensen, die je er door weten te helpen door woorden van bemoediging? Weet u nog hoe goed het u deed, dat er uit waardering een arm om uw schouder werd gelegd? Of op het moment dat u aarzelde of u in het geloof uit de boot zou stappen, en iemand die aarzeling zag en u toeknikte: ‘Vertrouw maar, toe stap maar uit’?

Bemoediging helpt je door kritieke momenten heen. Bemoediging helpt je over drempels heen, hoe hoog soms. Bemoediging sterkt je Godsvertrouwen en je zelfvertrouwen. Bemoediging troost en heelt teleurstellingen. God zij gedankt voor iedere bemoediging die we naar elkaar uiten. Kom op, broeders en zusters, laten we bemoedigd en bemoedigend doorgaan met onze Heer.

 

Gij geheel anders (gedicht) (Ef. 04:20). Door Piet Snaphaan

Ja anders zijn, zoals gezegd

Geheel vernieuwd, niet opgelegd

’t Is juist van binnenuit gekomen

Vervuld door ware Geestesstromen

Je leven wordt dan fris en blij

de Waarheid maakt je immers vrij

Daar mag je nu geheel aan wennen

Je hebt Christus immers leren kennen

Hij is de Bron van ’t anders zijn

’t Herstelt de mens, ’t vernieuwt zijn brein

Door ’t Woord ben je gaan leven

’t Werd je door God gegeven

Hij heeft de mens verhoogd, verheven

Om met Hem door zijn Geest te leven

Te herstellen ’t geen beschadigd is

Verleugent ook, dat is gewis

Hier ligt een taak, een werkterrein

Voor allen die reeds anders zijn.

 

Vakantie: een kostbare tijd door Liesbeth Seepma

Op het moment dat ik dit schrijf moet ik eraan den­ken, dat over een korte tijd een periode van het jaar aanbreekt, die eigen­lijk heel anders is dan alle andere perioden in een jaar. Een periode waar in­tens naar toe geleefd wordt, waarnaar verlangd wordt, terwijl hij… pijl­snel omvliegt. Die periode heet: vakantie.

Nu weet ik wel dat het be­grip vakantie niet voor al­le mensen hetzelfde inhoudt. Maar ik bekijk va­kantie als een tijd die je vrij maakt om tot rust te komen. Een tijd, waarin allerlei zorgen of beslomme­ringen van je werk of van school, of van wat je ook maar doet in je dagelijks leven, van je afvallen en uit je gedachten gaan. Je gedachten worden zo als het ware vrij om eens rus­tig na te denken over din­gen die je interesseren, maar waarvoor je nooit de tijd hebt. En zo kun je lekker genieten van allerlei leuke, mooie, spannende en ontspannende, vrolijke, te gekke, doldwaze dingen. Het klinkt misschien gek, maar als ik er eens goed over nadenk, is vakantie een mooie, kostbare tijd, maar toch ook een ‘gevaarlijke’ tijd. Waarom zou vakantie een gevaarlijke tijd zijn? Ik zal proberen dit aan je uit te leggen. Zoals ik al zei, is vakantie een tijd waarin je andere dingen doet dan anders. Vaak ben je ook – als je ‘op vakantie’ gaat – in een andere, misschien voor jou vreemde omgeving. Doordat je je zorgen en alledaagse probleempjes achter je laat want dat is toch de bedoeling) sta je open voor allerlei dingen die er in die nieuwe omgeving te be­leven zijn. Je bent in een echt jolige vakantiestemming, en dat betekent: de bloemetjes buiten zetten! Besef je dat je in zo’n om­geving heel gemakkelijk iets kunt vergeten? Jouw handel en wandel met God zou namelijk wel eens door al dat amusement in de verdrukking kunnen komen.

Contact met God

Het zou eigenlijk zo fijn zijn als jouw en mijn vakantie niet gekenmerkt worden door het ontbreken van contact met God. Het zou heerlijk zijn als jij en ik onze vakantie nu eens zó gingen inrichten dat er meer ruimte en meer gele­genheid komt voor contact met God’ Is dat mogelijk? Dat móét mogelijk zijn; Het lijkt me een experiment om m’n vakantie zó in te rich­ten dat God in mij een open kanaal vindt. Lijkt het jou ook geen uitdaging?

Het zou eigenlijk zó fijn zijn als jouw en mijn va­kantie niet gekenmerkt Is praktische zin zijn er in ons land veel mogelijkhe­den om je vakantie in Gods dichte tegenwoordigheid te beleven. Ga maar eens na hoeveel fijne, opbouwende kampweken er zijn, speci­aal voor jou! Speciaal voor jongeren, die hun handel en wandel met God serieus nemen zijn er hele fijne mogelijkheden om samen op vakantie te gaan!

Ook kun je je vakantie – of misschien een deel daar­van – in dienst van God stellen, bijvoorbeeld door het meewerken aan evan­gelisatie, of als kamplei­ding in een kinderkamp.

Misschien bidt je vaak voor lijdende christenen in lan­den die (door mensen) voor het evangelie gesloten zijn; Zou jij er misschien aan kunnen meewerken dat deze christenen bijbels krijgen?

Geestelijke instelling

Nog veel belangrijker dan al deze praktische punten is jouw geestelijke instel­ling in je vakantie. Zakt je contact met God een beetje weg doordat je af­geleid wordt door al die leuke vakantie-evenementen om je heen? Of gebruik je deze kostbare, vrije tijd om in ontspanning God beter te leren kennen?

Voor mijn eigen vakantie hoop ik dit laatste!

“Mogen de woorden van mijn mond

en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn o Here, mijn Rots en mijn Verlosser” (Ps. 019:015).

Mogen ook jouw en mijn activiteiten in de vakantie de Heer welgevallig zijn. Ik wens je een hele pret­tige, gezegende, goed be­stede vakantie toe.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 15 –

Het einde van de evangelieprediking

Duidelijk is dat deze boze geesten (zie vorige aflevering) ook komen te staan onder supervisie van de antichrist en in (Openb. 11:07) lezen we dan ook dat ze de getuigen overwinnen en doden. Jezus zegt al: Dit hebben ze altijd gedaan van Abel af tot nu toe (Matt. 23:35-39) . “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn…”(vers 37a; zie ook (Openb. 11:08 en Openb. 18:24).

De gemeente van Jezus Christus wordt in Openbaring 11 uitgebeeld door de twee getuigen. Zij dragen het koningschap en het priesterschap. “En Ik zal mijn twee getuigen last geven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderdzestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan” (Openb. 11:03-04; zie ook Zach. 04:01-03 en Zach. 04:11-14).

Er komt een einde aan de prediking van het evangelie door de gemeente van Jezus Christus. Dan zal echter ‘dir evangelie van het koninkrijk’ in de gehele wereld gepredikt zijn tot een getuigenis voor alle volken (Matt. 24:14) . Overal en voor iedereen zal geklonken hebben: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen Gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen (Openb. 18:04) Wij lezen dan in (Openb. 11:07) en wanneer zij hun getuigenis, zullen voleindigd hebben. Dat is wat Jezus bedoelt in (Matt. 24:14), dan zal het einde gekomen zijn. Zal het beest dat uit de afgrond opkomt, de geest van de antichrist hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. Op dit moment is de macht van de antichrist het grootst. Ook zijn grootheidswaanzin in (Openb. 13:07) lezen wij aan hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk, evenals de koning van Assur. Die het ook door God gegeven was, denkt hij macht te hebben over het volk van God (Jes. 10:05-14) alle grootmachten uit het rijk der duisternis zijn hem onderworpen.in zijn hoogmoed denkt hij dat het zijn kracht is. Die de heiligen overwint en hij begrijpt niet dat het hem gegeven is door Jezus Christus en de gemeente zelf.

De dood en de opstanding van de gemeente

Evenals Jezus zichzelf heeft overgegeven toen Hij zijn werk voleindigd had (en niet eerder!) zo gaat de gemeente nu hetzelfde doen. Er komt een geweldige ruimte en vrijheid in een kind van God die vrij is van e aanklager. Daarin is alle verwerping uitgebannen.

Daarin leeft, evenals in Jezus Christus, de vaste overtuiging: Als ze mij doden dan zal ik weer opstaan want ik heb leven in mijzelf. Ze hebben hun natuurlijke leven met meer lief (Openb. 12:11) en zij laten zich als echte zonen volmaakt leiden door de Heilige Geest. Dit zijn zonen Gods, die evenals Paulus begrepen hebben dat via deze weg de volle heerlijkheid van de gemeente bereikt zal worden. Zolang de dood nog niet is overwonnen, kan de gemeente de volle heerlijkheid – ook naar het lichaam – nog niet bereiken. Daarom zegt Paulus: Dit alles om Hem te kennen in de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden” (Filip. 03:10) . Dit is dus niet de opstanding uit de dood bij de bekering alleen, maar dit is de voltooiing daarvan als geest, ziel en lichaam er deel aan heeft evenals Jezus Christus op Paasmorgen.

De gemeente zal ook hierin dezelfde weg gaan als haar Deer, Zij zal ook prediken in het dodenrijk, evenals Jezus Christus (1 Petr. 03:19), dat er verlossing is door het eeuwige evangelie Gods. Deze vertegenwoordiging van de gemeente doet geen verzoening voor de mensheid, dat is duidelijk, want dat heeft Jezus gedaan en kan ook niemand anders doen. Hij was het Lam Gods! Neen, deze zonen Gods, die vrijwillig in het dodenrijk neerdalen om, evenals Jezus Christus, de sleutels van dood en dodenrijk in ontvangst te gaan nemen (Openb. 01:18) , banen de weg voor de verheerlijking van de gemeente en de wederkomst van Jezus Christus. Ze worden, evenals Jezus Christus, door de majesteit des Vaders uit de dood weer opgewekt (Rom. 06:04; Openb. 11:11) .

Zoals door de verheerlijking van Jezus de weg gebaand werd voor de uitstorting van de Heilige Geest (Joh. 07:39b), dit is de eerste wederkomst van de Heer, zo wordt nu door de zonen Gods de weg gebaand naar de tweede wederkomst van de Heer. Jezus zal nu met zijn verheerlijkt lichaam op aarde aanwezig kunnen zijn temidden van de gemeente, die nu tot volmaaktheid is gekomen en verheerlijkt is evenals de Heer. Dit is een groot geheimenis en daarom staat er ook in Openbaring 11 vers 7 (Openb. 11:07) dat bij de zevende bazuin het geheimenis Gods voleindigd zal zijn, gelijk Hij zijn knechten de profeten heeft verkondigd. Het geheimenis Gods is de verheerlijkte gemeente van Jezus Christus. Verheerlijkt naar geest, ziel en lichaam       (1 Thess. 5:23-24; Filip. 03:20-21) .

De dood is verzwolgen in de overwinning

Over de opstanding van de getuigen die gedood zijn lezen wij in Openbaring 11 vers 11 en 12 (Openb. 11:11-12): “En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op. En zij klommen naar de hemel op in de wolk en hun vijanden aanschouwden hen”. Zij varen weer in hun dode lichamen en dit wordt op datzelfde moment een verheerlijkt lichaam evenals bij Jezus Christus op de Paasmorgen. Paulus spreekt ook over dit gebeuren in (1 Thess. 04:13-18). De bazuin is dan de zevende bazuin. De gestorven heiligen worden bekleed met een opstandingslichaam. Hun geestelijk lichaam waarmee ze in de geestelijke wereld zijn, wordt opgewekt en bekleed met een verheerlijkt of onvergankelijk lichaam. (1 Kor. 15:35-55)

En dan is er nog de gemeente die niet met de getuigen gedood zijn. Paulus noemt dat: de levenden die achterbleven (1 Thess. 04:17a). Ook van deze zal in een ondeelbaar ogenblik het sterfelijke onsterfelijkheid aandoen (zie ook 1 Kor. 15:51-53). (Wij zullen hier nu met ingaan op het punt of dat alle gemeenteleden tegelijk zijn. Er zullen immers ook nog onvolgroeide leden zijn en kinderen die verzorgd moeten worden, enz.) Voor de gehele gemeente is dan de dood overwonnen. Paulus zegt zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden dat geschreven is: De dood is verzwolgen in dé overwinning”. Let wel, het zal werkelijkheid WORDEN’ Dat is nu nog niet het geval. De gemeente is dan tot volle heerlijkheid gekomen naar geest, ziel en lichaam en zal nu niet meer aan de aarde gebonden zijn, maar voor altijd zo met de Here wezen, zegt Paulus. In wezen is het koningschap van de Heer en zijn gemeente nu reeds aangebroken (1 Thess. 04:17). (Openb. 11:15) zegt dan ook: En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en zalfde (de verheerlijkte gemeente) en Hij zal heersen tot in alle eeuwigheid”.

De zee van glas met vuur vermengd

Alvorens echter het koningschap definitief aanvaard wordt, moet eerst nog de laatste slag geleverd worden tegen het rijk der duisternis, waarbij de antichrist met het beest in de poel des vuurs geworpen wordt, Babylon zal vallen én de duivel gebonden in de afgrond geworpen zal worden. Daarna breekt het duizendjarig rijk aan waarin de heerschappij is aan Jezus Christus en de gemeente en de schepping hersteld zal worden.

De gemeente is door de grote verdrukking heengegaan, geleid door haar Heer Jezus Christus. Die grote verdrukking is ‘de zee van glas met vuur vermengd’ die voor de troon van God is (Openb. 15:02) . Dat wil zeggen dat zij die de plaats op de troon in gaan nemen, door deze zee heen moeten trekken. De heerschappij van Egypte en Babel moet hierbij verbroken worden. De belofte uit (Zach. 10:11-12) begeleidt de gemeente: ‘Dan zal men in benauwdheid door de zee trekken en in de zee de golven slaan; en alle diepten van de Nijl zullen uitdrogen. Zo zal de trots van Assur neerstorten, en de scepter van Egypte zal verdwijnen. Ik zal hen sterken in de Here en in zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord des Heren”.

De gemeente gaat niet ten onder in de zee, maar zal overwinnend de troon bereiken. En dan zegt de Heer: ‘Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openb. 03:21) . De gemeente zal dezelfde weg gaan als de Heer en op dezelfde wijze overwinnen als de Heer. Doortrekken en de machten neerslaan in zijn Naam en door de kracht van de Heilige Geest. Niet door kracht of geweld, zoals de antichrist, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen (Zach. 04:06b). De gemeente is deze weg gegaan met grote volharding (Openb. 13:10b; Openb. 14:12) en als een volmaakte vrucht van de aarde geoogst (Openb. 14:14-16; Mark. 13:27) en opgenomen in heerlijkheid.

De zon en de maan treden terug in hun woning

Er is nu geen evangelieprediking meer. De mens kan nog wel tot inkeer komen en dan zullen ze ook behouden worden, maar er zal niemand gedoopt worden of gedoopt worden in de Heilige Geest, alvorens de duivel gebonden is en in de afgrond geworpen (Openb. 15:08). De profeten – en ook Jezus – spreken van een tijd dat de zon en de maan en de sterren hun licht niet laten schijnen ten dage dat God aan de goddelozen bezoeking zal doen en de toorn zal uitgieten over alles wat kwaad bedrijft, de overmoedigen en geweldenaars (Jes. 13:09-11; Mark. 13:24-26; Joh. 09:04).

Alles is nu gereed voor de bevrijding van de schepping. De schepping die aan de vruchteloosheid onderworpen is, zucht en ziet uit naar de vrijheid van de verheerlijkte zonen Gods (Rom. 08:19-22) . Voor ontelbare scharen is het licht al gaan schijnen juist tijdens de grote verdrukking (Openb. 07:09-17) . Nu de gemeente verheerlijkt is, is ze in staat op een volkomen wijze te strijden in de hemel en op aarde. Wij willen ons nu niet gaan verdiepen hoe dit zal zijn, want wij kunnen ons daar moeilijk een voorstelling van maken. Zeker is dat de geestelijke strijd zich van de aarde naar de hemelse gewesten (‘het luchtruim’) verplaatst. De verheerlijkte gemeente kan op aarde verschijnen en daar werken, maar ze kan, evenals Jezus Christus, weer geheel opgaan in de onzichtbare geestelijke wereld en zo op een volkomen wijze in twee dimensies de geestelijke strijd strijden.

Nu is de tijd van de toorn – het oordeel – aangebroken. Door middel van de plagen (beter vertaald in ‘slagen’) wordt de duivel – die op aarde geworpen is (Openb. 12:09) – gedwongen weer op te stijgen voor de strijd met Jezus Christus, de gemeente en de heilige engelen in de hemelse gewesten. Op eigen bodem zal de duivel verslagen worden. Ezechiël profeteert: “In de plaats waar gij geschapen zijt, in uw land van herkomst zal Ik u richten. Ik zal mijn gramschap over u uitstorten; met het vuur van mijn verbolgenheid zal Ik tegen u blazen” (Ezech. 21: 30b-31a) . Uiteraard hebben de mensen die zich met de duivel verbonden hebben ook deel aan de toorn Gods, het oordeel of eindgericht.

Waar de toorn Gods zich tegen richt

“Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige…” (Openb. 16:05a) . Ik geloof dat het goed is hier nog eens heel duidelijk te stellen, dat het niet Gods ‘ bedoeling is de mensheid te treffen met de meest verschrikkelijke plagen of pijniging, als een soort wraak of straf. Ook als wij teksten lezen als: “Wee die dag; want nabij is de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige” (Joël 01:15; Jes. 13:06), moet ons dat niet afschrikken maar dan mogen wij weten:

Nabij is de ondergang van het rijk der duisternis. Nabij is de ondergang van alle duisternis in de ganse schepping. De toorn Gods richt zich tegen het rijk der duisternis wat al zijn macht en kracht verenigd heeft in de gemeente van de antichrist en allen die vrijwillig hiervoor gekozen hebben, terwijl het volle evangelie door de zonen Gods gepredikt werd.

In (Openb. 11:18) lezen we dan: “…maar uw toorn is gekomen… om te verderven, wie de aarde verderven’. Dat is duidelijk wie dat zijn! Door de zonen Gods is met grote duidelijkheid verkondigd – wat Johannes in visioenen door de heilige engelen van de gemeente ziet en hoort doen – “Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn” (Openb. 14:09-10a). In hoofdstuk 16, waar gesproken wordt over de zeven slagen, lezen we in vers twee (Openb. 16:02): “En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden”. Vervolgens lezen we in vers 15: “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde. Dat wil zeggen, zalig is hij die niet is meegegaan met de verlokkingen van de antichrist, maar die de ingeschapen wetten Gods heeft bewaard. Die is nog enigszins bekleed en niet naakt. Ook zullen er zeer veel christenen zijn, die wel zware tijden hebben gehad, omdat de kerk prijsgegeven werd (Openb. 11:02) , maar die hun rechtvaardiging door het bloed van het Lam hebben bewaard en de mantel der gerechtigheid niet prijsgegeven hebben, ondanks de zware verdrukking. Ze hadden geen verweer tegen de stortvloed van demonen, maar ze -hebben bewaard wat ze hadden.        

Uit deze aanhalingen blijkt wel duidelijk hoe rechtvaardig en enkel goed en liefdevol God is. De engelen roepen het uit als een lofzang aan God, als ze zien hoe rechtvaardig en heilig Hij in dit oordeel te werk gaat.

En ik hoorde de engelen der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige dat Gij dit oordeel hebt geveld” (Openb. 16:05) . De gemeente sluit zich bij deze lofprijzing aan in (Openb. 16:07).

En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig” .

De naam des Heren wordt uitgeroepen

De gemeente en de heilige engelen roepen nu de Naam des Heren uit. Maar ook zingt de gemeente lof aan de Koning der volkeren namens hen allen: “Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U neervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden” (Openb. 15:04) . Nooit eerder is aan de ganse schepping Gods rechtvaardigheid, heerlijkheid en goedertierenheid – en alles wat in zijn Naam besloten is (Ex. 34:06) zo  geopenbaard als juist in deze laatste fase van de strijd. Bij het uitroepen van Gods Naam door de heilige engelen en de gemeente wordt het hele wezen van God uitgedrukt. Reeds in (Ex. 03:14) lezen hoe God zich aan Mozes heeft geopenbaard als Redder met de woorden: “Ik ben die Ik ben, is mijn Naam . Hier wordt het vertaald met: “Gij Heilige, Die zijt en Die waart”. De Statenvertaling zegt: “Die is en Die was en Die zijn zal”. Met die ‘Naam’ heeft Mozes het volk Israël uitgeleid uit de macht van Farao. Met die Naam zal nu Jezus Christus en zijn gemeente alle volkeren van de ganse aarde uitleiden uit de macht van satan. De naam’ is nu gegeven aan Jezus Christus.

Jahweh redt’ (zie ook Hand. 02:36; Matt. 01:22-23) en het oordeel is in Zijn  handen gelegd (Hand. 17:31) . De engelen, die de zeven slagen hebben, komen dan ook uit de tempel in de hemel (Openb. 15:05-06) .

Nu klinkt vanuit het hemels heiligdom: ‘Laat de volken gaan!’ Door middel van de slagen wordt het beest uit de afgrond, die alle macht van de duivel heeft ontvangen, het beest uit de aarde – de antichrist – en de duivel met zijn engelen gedreven om op te stijgen naar de plaats, die genoemd wordt Harmagedon. (Openb. 16:16). De verheerlijkte gemeente met hun Heer zijn in de geestelijke wereld gereed voor de strijd. Ik neem aan dat na het voorgaande het wel duidelijk zal zijn dat Harmagedon geen plaats op aarde kan zijn, waar alle volkeren der aarde samen komen om te strijden tegen het natuurlijke volk Israël. Het gaat hier om een puur geestelijke aangelegenheid waarvan we in Richteren 4 en 5 een goed beeld hebben in de strijd van Debora en Barak tegen Jabin, de koning van Kanaän en Sisera, zijn legeroverste. Als we deze laatste grote strijd op aarde projecteren van volk tegen volkeren, dan ontroven we het boek Openbaring van zijn diepste wezen, namelijk: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden” (Openb. 01:01). De apostel Johannes heeft namens de gemeente alles in ontvangst genomen en Jezus Christus zelf spreekt dan in (Openb. 22:16): ‘Ik. Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten: Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster”.     (slot volgt).

 

De verheerlijking op de berg (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Here, U zocht op de hoogten de vrede,

waarin U saam met Uw Vader kon zijn;

Eens nam U drie van Uw jongeren mede

en zij ervoeren die sferen, zo rein.

 

Jezus, U bad daar in Geest en in waarheid,

dan werd U sterk, ook vertroost en verlicht.

Want, door de Geest gaf de Vader U klaarheid

en bent U nooit voor het duister gezwicht.

 

U maakt ‘t ons moog’lijk ook daar te verkeren,

als we gedoopt zijn in d’ Heilige Geest,

die ons wil troosten, bemoedigen, leren.

Ondanks de strijd wordt ons leven een feest’