Levend Geloof – 294

Levend geloof 1988.07-08 nr. 294

Welk beeld hebben wij van God? Door Gert Jan Doornink

“Want in God leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht” (Uit de rede van Paulus voor de Areópagus te Athene; Handelingen 17 vers 15 tot en met 34 (Hand. 17:15-34).

Het geloof in het bestaan van God

Ieder mens heeft van God een bepaalde voorstelling. Of men nu behoort tot één of andere primitieve volksstam in één van de binnenlanden van Afrika of Zuid-Amerika, óf dat men intellectueel zeer begaafd is: diep in het hart van ieder mens leeft de gedachte: er moet wel ‘een God’ bestaan. Heel ons leven, heel ons bestaan is immers een mysterie en alleen te verklaren als er ‘iets’ is wat boven ons staat, wat wij niet begrijpen kunnen, maar wel werkelijkheid is.

Een groot deel van de mensheid heeft er geen moeite mee dit ‘God’ te nomen, of ‘de Voorzienigheid’ of ‘de Almachtige’. Alleen de moderne mens, die naar zijn zeggen totaal afgerekend heeft met elke vorm van godsdienst, zal het woord ‘God’ niet zo gemakkelijk meer over de lippen krijgen en dan. nog vaak alleen in negatieve vorm als vloekwoord. Maar dan is het op zijn minst wel opmerkelijk dat ook deze mens niet gelooft dat bijvoorbeeld met de dood alles uit is, waarmee men al weer te kennen geeft dat men gelooft in ‘iets’ wat men niet verklaren kan. Daarom zien wij ook hoe allerlei leringen in onze dagen bij deze mensen aanslaan, zoals bijvoorbeeld het geloof in reïncarnatie, de leer dat de mens in één of andere gedaante terugkeert.

Maar, ik heb het zoéven al opgemerkt, een groot deel van de mensen gelooft nog altijd in het bestaan van een God, hoe deze er dan verder ook uit mag zien. Men heeft een voorstelling van God, een gedachte over God. En ’t liefst probeert men dit vast te leggen, er op zichtbare wijze vorm of inhoud aan te geven. Daarom is de godsdienst door alle eeuwen heen ook altijd omgeven geweest door vormen, rituelen, beelden, iconen, etc.

Het evangelie van Jezus en de opstanding

Toch heeft dit veelal niets met de ware godsdienst te maken. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het bezoek wat Paulus op één van zijn zendingsreizen aan Athene bracht en waarover we in Handelingen 17 kunnen lezen. Hij ziet daar een stad vol beelden. ‘Afgodsbeelden’ noemt Paulus die heel terecht, want als christen had hij uiteraard een totaal nieuwe visie ontvangen. Zijn geest werd in hem geprikkeld, zegt vers 16 (Hand. 17:16). Daarom bracht hij het evangelie van Jezus en van de opstanding. Paulus wist dat wanneer de mensen hierin gaan geloven zij los komen van de afgoden en de ene waarachtige God leren kennen. Let wel dat Paulus het evangelie van Jezus bracht, zoals hier zo duidelijk staat vermeld. Hij bracht niet zomaar ‘een’ evangelie, maar het werkelijke evangelie, zoals Jezus dat ook gebracht had, omdat hij wist dat alleen dit evangelie in overeenstemming was met de wil van God, omdat het de mens werkelijk vrijmaakt uit de banden van satan.

De rede van Paulus voor de areopagus

Handelingen 17 vertelt ons ook over de rede die Paulus hield voor de Areópagus, een plaats waar de mensen samenkwamen om nieuws te horen en uit te wisselen. Uit deze rede kunnen wij ook het een en ander leren. Het eerste wat opvalt is dat Paulus met takt en wijsheid het evangelie brengt, door in te haken op wat de Atheners geloven Handelingen 17 vers 22 (Hand. 17:22). Maar tegelijkertijd is hij ook heel radicaal en duidelijk door ronduit te verklaren wie God is, namelijk dat Hij niet woont in tempels met handen gemaakt Handelingen 17 vers 24 (Hand. 17:24) en ook niet zichtbaar te maken in de vorm van goud, zilver of steen Handelingen 17 vers 29 (Hand. 17:29), maar alleen te ‘begrijpen’ wanneer men tot bekering komt Handelingen 17 vers 30 (Hand. 17:30).

Paulus wil zeggen: het leven is veel meer dan de zichtbare materie waarmee we dagelijks te maken hebben en geloof is nodig om dat te ontdekken. Niet voor niets zegt Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. En Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) zegt wat geloof is: de zekerheid van de dingen die we hopen en het bewijs van de dingen die we niet zien. Geloof in het evangelie van Jezus brengt ons vanuit de zichtbare in de onzichtbare wereld.

Nu zijn er nog al wat christenen die moeite hebben met begrippen als ‘onzichtbaar’, ‘geestelijk’, enz. Al te vaak wordt dan gedacht aan iets mysterieus, iets onwezenlijks, iets abstracts. iets wat men niet vatten kan. Gelukkig is ook hierin het evangelie van Jezus het antwoord! Wat zegt namelijk Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18)? “Niemand heeft ooit God gezien”. Als hier een punt zou staan, zou God inderdaad ‘verborgen’ zijn gebleven. Er staat echter meteen achteraan: “De eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”. Willen we God leren kennen, willen we doordringen tot het wezen van God, willen we een juist beeld van Hem hebben, dan zullen we Jezus – zijn Zoon moeten leren kennen. En van Hem zegt Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn wezen.

Jezus heeft geopenbaard wie God is en wat Zijn wil is. Daarom is het ook zo belangrijk om in de evangeliën te ontdekken wie Jezus is, wat Hij sprak en hoe Hij handelde. Hoe Hij de dingen duidelijk maakte door bijvoorbeeld te zeggen: “De dief’ (satan) komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen, Ik (Jezus) ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Jezus bracht een duidelijke scheiding aan tussen licht en duisternis, tussen het Koninkrijk van God en het rijk der duisternis. Jezus maakte ook duidelijk dat Gods Koninkrijk een geestelijk Koninkrijk is en dat wij ons bewust moeten zijn dat wij behoren tot dat geestelijke Koninkrijk.

Hoe krijgen wij een juist beeld van God?

Alleen door de dingen geestelijk te zien en te beleven krijgen wij een juiste voorstelling van God. De doop- en dagelijkse vervulling met de Heilige Geest is derhalve voor ieder kind van God ook noodzakelijk, want dan kunnen wij ook de Bijbel op de juiste wijze begrijpen. Er is de laatste tijd bij sommige christenen een tendens om terug te keren naar wat in het oude testament geleerd wordt. We moeten terug tot de wortels, tot de ‘roots’, tot de oorsprong van ons bestaan, wordt er dan gezegd. Hierin kan een groot gevaar schuilen. Let wel kan. Wij hoeven niets weg te doen van het oude testament. Ik geloof dat kennis (en ik bedoel dan geestelijke kennis) van het oude testament een enorme verrijking van ons geloofsleven kan betekenen. Maar we hoeven niet terug te keren naar de tijd van het oude testament. We leven na de komst van Jezus in deze wereld en na de uitstorting de Heilige Geest. De tijden van de onwetendheid zijn merkt Paulus heel terecht op (vs.30).

Wij mogen de dingen geestelijk zien en beleven ” ontvangen wij een juist beeld van God en daardoor kunnen we ons ook als ware vertegenwoordigers van Zijn Koninkrijk openbaren. Want het is natuurlijk niet alleen belangrijk dat wij een juist beeld van God hebben, maar vooral ook dat ons getuigenis in deze wereld – wij zijn allen geroepen Zijn getuigen te zijn – daardoor meer effectief zal zijn. Dat was ook bij Paulus het geval. Zijn prediking in Athene bracht een duidelijke scheiding tussen voor- en tegenstanders. Sommigen spotten, maar anderen kwamen tot geloof (vs. 32-34).

Werken aan het juiste Godsbeeld

Wanneer wij eenmaal een duidelijk Godsbeeld hebben, is het nodig dat we daaraan blijven werken, opdat dit beeld door ons leven heen meer en meer tot openbaring komt. Het beeld wat wij hebben van God is aan verandering onderhevig. Niemand kan zeggen: ik denk vandaag nog precies zo over God als een tijd geleden. Er is geestelijke groei, vermeerdering van kennis en inzicht. Blijft dit achterwege dan krijgen we een verandering in negatieve zin en dat is natuurlijk niet Gods bedoeling. Door een gezonde, positieve groei van het nieuwe leven van Christus in ons, gaan we ook het juiste beeld van God openbaren.

Eens zal het beeld van God, wat Hij ons in Christus heeft getoond, ook in ons ten volle tot openbaring zijn gekomen. Nu werken we er dagelijks aan dat dit een realiteit gaat worden, door ons geestelijk daarnaar uit te strekken. Voor ieder kind behoort dit een vanzelfsprekendheid te zijn. Zo is het immers Gods wil en doel. Want in Hem leven wij, in Hem bewegen wij ons en in Hem zijn wij. Wij zijn van het geslacht van God!

Daartoe behoort ieder mens, ook al is hij nog zo diep gezonken of van God afgedwaald. Ieder mens is naar Gods beeld geschapen: volmaakt en goed. Wij weten echter wat er gebeurd is: de duivel heeft een onrechtmatig beslag gelegd op dit geslacht van God. Dat was ook al zo in de tijd van Paulus. Daarom was zijn prediking radicaal en duidelijk: Kom tot bekering. Dat is ook onze opdracht. En hoe meer wij, door een juiste voorstelling van God, het beeld van Jezus openbaren, hoe meer Hij ons ook gebruiken kan in Zijn dienst. Is het niet geweldig dat wij, als kinderen Gods, ons volledig bewust mogen zijn dat wij behoren tot Gods geslacht en dat wij daardoor onvoorstelbaar geestelijk rijk zijn geworden? Laten wij deze rijkdom niet voor onszelf houden, want wij zijn een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom…, om de grote daden te verkondigen van Hem, die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht!

 

Gelijkenissen (gedicht) door Piet Snaphaan

Ogen die zien, doch nimmer bemerken,

en oren die horen, en toch niet verstaan.

Ook zulken heeft Jezus getracht te versterken,

Hij was ook met armen van geest steeds begaan.

 

Sprak daarom in beelden om hen te verrijken,

op deze manier sprak Hij velen toch aan.

Ze konden ’t niet vatten, en heel niet begrijpen,

hun hart stond niet open, om ’t Woord te verstaan.

 

Doch zalig de ogen die ’t zien en ’t verwerken,

ook zalig de oren, die ’t geestelijk verstaan.

‘Wie heeft’, sprak de Heer, ‘zal ‘k steeds meer versterken,

met hen kan Ik verder de hoge weg gaan’.

 

Zomeractie 1988 van de redactie door Gert Jan Doornink

In ons vorige nummer hebben wij reeds uitvoerig geschreven over onze zomeractie tot financiële ondersteuning van het werk van “Levend Geloof”. Ter aanvulling nog dit, naar aanleiding van een vraag daarover. Wij ontvangen geen enkele uitkering, subsidie, vakantiegeld of iets dergelijks. Onze arbeid functioneert dus geheel op geloofsbasis. Maar – zoals wij reeds schreven – het is altijd onze ervaring geweest dat wie op de Heer vertrouwt niet beschaamd uit komt. Daarom willen wij ook nu geloven dat deze actie succesvol zal zijn. Samen met onze medewerkers willen wij blijmoedig doorgaan om de vele facetten van de volle evangelie boodschap op een zo duidelijk mogelijke wijze te belichten. Niet alleen via “Levend Geloof”, maar ook via de door ons uitgegeven brochures. Een deel van de opbrengst van de zomeractie is daarom bestemd voor de herdruk van verschillende brochures en voor de uitgave van nieuwe brochures.

Inmiddels hebben reeds enkele tientallen lezers en lezeressen spontaan gereageerd op onze oproep. Voor alle bijdragen heel veel dank! Wij verwachten dat nog velen in de komende weken zullen reageren en willen daarvoor reeds bij voorbaat iedereen hartelijk bedanken!

Met hartelijke groeten,

 

De rijkdom van de tongentaal door Wim te Dorsthorst

Het teken van het spreken in tongen

De enige keer dat Jezus zelf iets zegt over de tongentaal is in Markus 16. Hij noemt daar de tekenen die de gelovigen zullen volgen, tekenen dus waaraan de gelovigen te herkennen zijn. En dan noemt Jezus daar on­der andere het spreken in nieuwe tongen Markus 16 vers 17b zie ook 1 Korinthe 14 vers 22a (Mark. 16:17b; 1 Kor. 14:22a).

Heel duidelijk bakent de Heer zelf af wat wij onder gelovigen dienen te verstaan. Het zijn die mensen die – na het evangelie van Jezus Christus gehoord te hebben – zich bekeren, zich laten dopen en de Heilige Geest ontvangen hebben Markus 16 vers 15 en 16 (Mark. 16:15-16).

De Heilige Geest noemt de Heer hier niet apart, maar uit de tekenen die Hij noemt, is duidelijk dat het gaat om mensen die de Heilige Geest hebben ontvangen.

Petrus zegt op de eerste Pinksterdag – ook geheel in overeenstemming met de opdracht van de Heer – “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de Naam van Jezus Chris­tus, tot vergeving van uw zonden en gij zult de gave des Heiligen Geestes ont­vangen” Handelingen 2 vers 38  (Hand. 02:38). En als iemand de Heilige Geest ontvangt en er zijn geen gebondenheden waar­door de Heilige Geest be­lemmerd wordt, dan is de eerste uiting: het spreken in nieuwe tongen.

Het spreken door de Heilige Geest

De mens die door de we­dergeboorte een hemel­burger is geworden, ont­vangt een hemelse taal om zich daarin ook te kunnen uiten. Het is geen taal voor de aarde, want nie­mand verstaat het, zegt Paulus in 1 Korinthiërs 14 vers 2 (1 Kor. 14:02). Men spreekt niet tot mensen maar tot God. Door de Geest spreekt hij geheimenissen. Deze taal behoeft ook niet geleerd te worden, ja, het kan zelfs niet geleerd worden, want het verstand heeft er geen deel aan 1 Korinthe 14 vers 14 (1 Kor. 14:14).

De mens heeft het vermo­gen om talen te leren spreken, maar de tongen­taal (ook wel glossolalie genoemd) is een bovenna­tuurlijke gave, het is een wonder Gods, en kan der­halve niet geleerd of ver­klaard worden.

Het aandeel van de mens is dat hij in geloof zijn vermogen om te spreken in werking stelt en zonder dat hij gedachten omvormt tot woorden spreekt hij dan wat de Heilige Geest geeft om uit te spreken. De mens spreekt, maar het zijn Gods woorden die ge­uit worden.

De mens is daarbij geen willoos werktuig, die zon­der zijn verstand te ge­bruiken, maar moet zeggen wat de Geest wil. Nee, God respecteert de mens en het verstand blijft vol­komen intact. De mens zelf beslist dus of hij al of niet zijn mond leent om in nieuwe tongen te spre­ken. Maar wat hij dan spreekt is uit de Heilige Geest.

De 120 op de eerste Pink­sterdag begonnen zélf met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken en ze stop­pen ook zélf, wanneer Petrus zijn mond opent om de Joden toe te spreken Handelingen 2 vers 4; Handelingen 2 vers 14 (Hand. 02:04 en Hand. 02:14). Het verstand van de mens blijft dus volledig functioneel, maar is in het spreken zelf onvrucht­baar.

Aanbidding in Geest en waarheid

We zien dat op de eerste Pinksterdag de 120 in de tongentaal spreken van de ‘grote daden Gods’. Ande­re vertalingen spreken van de ‘grote werken van God’.

In Handelingen 10, waar het huis van Cornelius op bijzondere wijze de Heilige Geest ontvangt, lezen we ook: “Zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken”. Andere ver­talingen spreken van ‘God verheerlijken’. In de ton­gentaai kan men God ver­heerlijken. Kan men Gods grote daden verkondigen in de geestelijke wereld. De mond van de mens, die zolang gebruikt is door boze geesten, komt in dienst van God en ver­heerlijkt Hem.

De mens heeft een inge­schapen verlangen om de Vader en de Zoon te aan­bidden en te verheerlijken. De Heilige Geest komt ons hierin te hulp. Wij weten niet wat wij naar behoren moeten bidden en uit spre­ken, maar in deze zwak­heid komt de Heilige Geest ons te hulp en geeft ons de woorden om uit te spreken Romeinen 8 vers 26 (Rom. 08:26). De naam van God wordt zo op z’n hoogst geheiligd en verheven.

Dit geldt ook voor de Naam van de Zoon Jezus Christus. De Korinthiërs zaten met het probleem – vanuit hun kennis van de orakeltalen in de afgo­dische tempels – dat ze Jezus’ zouden kunnen vervloeken in de tongentaal. Een argument wat ook nu wel wordt aangevoerd door de tegenstanders van deze heerlijke gave van de Hei­lige Geest. Paulus neemt hier heel duidelijk stelling tegen als hij met nadruk zegt: “Daarom maak ik u bekend, dat niemand door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeg­gen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest” 1 Korinthe 12 vers 2 en 3 (1 Kor. 12:02-03). Door de Heilige Geest komt de mens in waarachtige aan­bidding in Geest en waar­heid Johannes 4 vers 23 en 24 (Joh. 04:23-24).

Tot opbouw en bewaring

In 1 Korinthiërs 14 vers 4 (1 Kor. 14:04) zegt Paulus: “Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf”. Paulus, die al deze dingen door open­baring van de Heer zelf ontvangen heeft Galaten 1 vers 12 (Gal. 01:12), geeft hier een heel praktische functie van de tongentaai voor ons geloofsleven. Het is stichtend, opbouwend voor het innerlijke gees­telijke leven. Door die in­tieme relatie met God, waarin de Heilige Geest ons te hulp komt en woorden geeft om uit te spreken, vindt er een opbouw plaats van onze innerlijke mens. Deze vorm van bidden in Geest en waarheid heeft een heilzame werking voor het herstel van de totale mens. Bovendien werkt het beschermend en be­warend.

Judas schrijft daarover in zijn brief als hij in vers 20 (Judas 01:20) zegt: “Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Hei­lige Geest”. Hij schrijft dit in de context van af­val en dwaalleringen. “Bouw uzelf op in uw al­lerheiligst geloof”. Ons geloof is allerheiligst. Het richt zich niet meer op de afgoden, dwaalgeesten, leugenleringen en derge­lijke, maar op de levende en waarachtige God en zijn Zoon Jezus Christus 1 Thessalonicenzen 1 vers 9 (1 Thess. 01:09).

Door ons op te bouwen in dit allerheiligst geloof ‘bewaren wij onszelf in de liefde Gods’, zegt Judas. Wij blijven dan in Zijn nabijheid, in Zijn klimaat van waarheid, zuiverheid, vrede, blijdschap, ge­rechtigheid en heiligheid. Dit bewaart ons dan voor de dwaalleringen en scherpt onze geest in het onderscheiden hiervan. Het bidden in nieuwe ton­gen bouwt je dus op in het allerheiligst geloof en bewaart jezelf in de liefde Gods.

Een hulp in het gebed

In situaties waarin we niet weten wat we bidden zullen komt de Heilige Geest ons te hulp. Zijn dergelijke situaties er dan? Ik geloof dat we daar dagelijks mee geconfronteerd worden als we onze priesterlijke taak willen vervullen. Als je bijvoorbeeld voorbede wilt doen voor gemeente­leden, waarvan je weet dat ze het bijzonder moei­lijk hebben, of bij voor­bede voor evangelisten, die vaak onder armoedige en moeilijke omstandighe­den hun roeping vervul­len , of bij het voorbede doen voor alle heiligen (bijvoorbeeld alleen in Nederland of België), zo­als Paulus zegt, enz.

Wie bidden wil, zal blij zijn met de aanwijzingen van Paulus in Romeinen 8 vers 26 en 27 (Rom. 08:26-27). Hij schrijft daar: “Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bid­den zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitspreke­lijke verzuchtingen. En Hij die de harten door­zoekt , weet de bedoeling des Geestes, dat Hij na­melijk naar de wil van God, voor heiligen pleit”.

In de tongentaal bidden we door de Heilige Geest die ons te hulp komt. De letterlijke vertaling van het ’te hulp komen’ is: ‘samen met ons vastgrij­pen aan de andere zijde’. Dat is een voortdurende actie van de Heilige Geest. Zo werkt de Heili­ge Geest samen met de mens in gebed waarin ge­pleit wordt voor de heili­gen in overeenstemming met de wil van God.

Als wapen in de geestelijke strijd

Paulus had een diep in­zicht in het wezen en de grote waarde van de tongentaal. Hij beoefende het zó intensief dat hij tegen de Korinthiërs zegt: “Ik dank God, dat ik méér dan gij allen in tongen spreek” 1 Korinthe 14 vers 18 (1 Kor. 14:18).

Paulus heeft vele gemeen­ten gesticht en hij zegt zelf dat hij voortdurend bidt voor een ieder. Op zijn lange reizen zal hij veel in nieuwe tongen ge­beden hebben voor alle heiligen. Hij spreekt ook van ‘worstelen in de ge­beden’ Romeinen 15 vers 30; Kolossenzen 4 vers 12 (Rom. 15:30; Kol. 04:12).

Paulus bad niet alleen voor het welzijn naar geest, ziel en lichaam , maar er moest ook een strijd gevoerd worden. Er is een grote tegenstander, de duivel met zijn leger van boze geesten, die de voortgang van het evange­lie in de mens persoonlijk, maar ook in de gemeente en wereldwijd, wil tegen­houden en zo mogelijk te­niet doen. Wij strijden hierbij niet tegen mensen, die het ons moeilijk maken, ook niet tegen onszelf, maar zegt Paulus: “Wij moeten standhouden tegen de verleidingen des dui­vels ; want wij hebben niet te worstelen (strijden) te­gen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duis­ternis, tegen de boze geesten in de hemelse ge­westen” Efeze 6 vers 11 en 12 (Ef. 06:11-12).

Hij beschrijft dan in Efeziërs 6 vers 13 tot 17 (Ef. 06:13-17) de wapenrusting Gods die de gelovigen moeten aandoen en besluit dan in vers 18 (Ef. 06:18) met: “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegen­heid in de Geest”. De ver­taling van Voorhoeve ver­bindt vers 17 en 18 (Ef. 06:17-18) aan elkaar en zegt: “En neemt de helm van de behoudenis en het zwaard van de Geest, dat is het woord van God, terwijl u te allen tijde bidt in de Geest”.

Strijden tegen de beheersers

Paulus leert ons hier hoe ook de tongentaal een functie heeft in de grote strijd die wij te voeren hebben. Zo worstelde hij in zijn gebeden voor ge­lovigen en spoort hij ook ons aan bij al ons strijden te allen tijde te bidden in nieuwe tongen, te bidden in de Geest. Maar wat hij hier schrijft gaat, naar ik meen, verder dan onze persoonlijke strijd. Als Paulus het evangelie ver­kondigde, dan stuitte hij op groot verzet van de overheden en de machten die die gebieden beheers­ten. Die machten in de hemelse gewesten dulden het evangelie van het Ko­ninkrijk Gods niet. Voor hij weer een nieuw gebied betrad, zal hij ongetwijfeld geworsteld hebben tegen de overheden en de beheersers van dat ge­bied door te worstelen in de Geest. Hij schrijft, in 1 Korinthiërs 15 vers 31 en 32, (1 Kor. 15:31-32) dat hij dagelijks de dood nabij is en dat hij te Efeze met wilde die­ren gevochten heeft. Hij vergelijkt hier de boze geesten, zoals zo vaak in de Bijbel, met wilde die­ren.

Als nu het evangelie met succes verkondigd zal worden, zal – evenals in de dagen van Paulus – strijd gevoerd moeten worden tegen de boze geesten, die dorpen, ste­den en landen beheersen en in hun greep gevangen houden en de ingang van het evangelie blokkeren. Het volk van God zal deze strijd moeten leren zien en door te bidden in de Geest, in nieuwe tongen, ruimte moeten scheppen voor de verkondigers van de goede boodschap Efeze 6 vers 18 tot en met 20 (Ef. 06:18-20). De Naam van God en het Koningschap van Jezus Christus zal geproclameerd moeten worden en bij deze oorlog, in de hemel staat Michaël met zijn engelen ons ter zijde Openbaring 12 vers 7; Daniel 12 vers 1 (Openb. 12:07; Dan. 12:01).

Zo leert het Woord van God ons de rijkdom van de tongentaai verstaan. In 1 Korinthiërs 14 noemt Paulus nog meer rijkdom­men die waardevol zijn voor iedere gelovige. De Heilige Geest, zegt de Bijbel, is een geschenk (Dorea) die de gelovigen ontvangen. En de tongen­taal eerste gave van de Heilige Geest, is goed en is een volmaakt ge­schenk dat van boven neerdaalt, van de Vader der lichten Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17).

Alleszins de moeite waard om het in dank aan te ne­men en het veel toe te passen, zodat het evange­lie gestalte krijgt in eigen leven en verbreid zal worden over de hele wereld, tot eer van God en Zijn Zoon Jezus Christus.

 

 

 

Gij geheel anders… (gedicht) door Piet Snaphaan

Welzalig is de mens die God heeft leren kennen,

en Hem heeft leren zien als enkel licht.

Hij gaat op weg, Zijn Koninkrijk verkennen

en hij ontdekt een machtig vergezicht.

 

Ja hij gaat zien wat God hem heeft gegeven,

dit is veel meer dan hij beseffen kon.

Die rijkdom van gena mag hij thans gaan beleven

en hij ervaart God is zijn levensbron.

 

Hij kan zich steeds verheugen, t’ allen tijden,

ondanks de strijd die hij ook ondervindt,

mag hij zich elke dag verblijden

in God z’n Vader, want hij is Zijn kind.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Bokje springen

Voor me stond een hoge bok. Eigenlijk een veel te hoge bok. Ik was er al eens omheen gelopen: hij was erg hoog. ‘Maar’, zo redeneerde mijn hart en verlangen, ‘met God kan ik toch iedere hindernis nemen. Samen met Hem spring ik er overheen!’

David gaat met zijn God op legerbenden in en springt over muren. In het geloof stappen doen is een heel goede zaak. In het geloof hindernissen nemen doet ons groeien in vertrouwen en geloof.

Dus nam ik een redelijke aanloop. Vol overgave en met m’n volle inzet waagde ik de sprong. Maar, o wee, ik ging niet over de bok, ik belandde ook niet half op de bok, maar nog vóór de bok viel ik na een pijnlijke confrontatie op de grond. Voor de bok! Niets bereikt…, niets overwonnen… ‘Ik kan niet bokje springen’.

Waardeloos! Ben jij nou een christen, een mens die op God vertrouwt… en je kan niet eens over zo’n bok heen springen. Waar is nu je geloof? Ja, mooie stukjes schrijven, mooie liedjes zingen… maar daden? Oh, wat heeft onze vijand, de aanklager, me even te pakken daar voor de bok. Naast de pijn en teleurstelling moet ik al zijn onzin ook nog aanhoren. Want onzin is het!

Laatst liepen we met een heel stel, kinderen en groten, in het bos te wandelen. Opeens ging er iemand als ‘bok’ staan. ‘Er maar overheen jongens!’ Het ene kind gilde tegen de ‘bok’: ‘hoger… hoger’ en weer een ander riep: ‘lager. . . lager’. Oh soms viel er wel een kind half weer op de grond, maar dan paste de ‘bok zich gewoon even aan. En zo zocht ieder kind, en ook de groten, hun grenzen op. Hoe hoog kon je er nog over? Dat is de sport. Iedereen kan bokje springen. Tuurlijk! De bok gaat bij de kléinsten gewoon zo laag mogelijk.

Wat een troost vond ik bij deze vergelijking. Net zoals het bokje springen een heerlijke levenslustige bezigheid is, maar vooral een oefening van groeiend durven dat ons over de bok brengt; zo is ook het leven in geloof en vertrouwen op God, iets fijns! Zouden wij ook niet mogen roepen: ‘Hoger’ of ‘ietsje lager, Heer?’

Natuurlijk ontdek je je grenzen, maar Hij blijft je trouw! Ook als je zo teleurgesteld bent in jezelf, of in je geloof in God.

Ik ken nog iemand die, net als ik, tegen een bok is opgelopen. Het was Petrus, de moedige dappere Petrus. Waar waren de andere discipelen? Alleen hij en een discipel die vriend van de hogepriester was, volgden Jezus na zijn gevangenneming. Petrus durfde nog. . . en ach hij moest zo diep vallen. Nergens bleef zijn geloof, nergens z’n zelfrespect dat zo heldhaftig naar het zwaard deed grijpen. Hij verloochende Jezus driemaal. Een hoge bok!

Maar mocht Petrus daarna niet meer mee doen? Zo van: ‘Op Petrus kun je niet aan, zo onbetrouwbaar… weg ermee?’ Nee hoor! Niets van dat alles. Driemaal toe vraagt Jezus hem of hij Jezus liefheeft. Dat was genoeg en Jezus schakelde na iedere vraag Petrus weer in. “Hoedt mijn schapen, weidt mijn lammeren”.

Eerherstel voor Petrus. Nieuwe kansen voor ons! Het geheim ligt in dat simpele antwoord van een man die er achter was gekomen, dat niet hij maar Jezus alles was: “Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb”.

Juist omdat Hij alles weet. . . veroordeelt Hij ons niet, maar neemt ons weer op, om door te gaan met Hem. Doorgaan met oefenen, doorgaan met bokje springen. Samen met Hem, die ons het eerst heeft liefgehad!

 

De innerlijke mens (1)
De kiem der volmaaktheid door Hessel Hoefnagel

Inleiding de kiem der ….

De mens is één geheel met de schepping van hemel en aarde en heeft daarin een centrale plaats. Dat geldt voor de eerste schepping, waar de Bijbel mee begint, maar net zo goed voor de herschepping, waar de Bijbel mee afsluit.

In de eerste schepping zit de ‘kiem’ van de nieuwe schepping verborgen. Zo heeft God het gewild en bedacht. Daar heeft de zondeval van de eerste mens, onder invloed van satan, niets aan kunnen veranderen. De eerste schepping is als een zaad, dat in de grond valt en sterft, om juist daardoor de nieuwe, eeuwige schepping voort te brengen. Daarom vergeleek de Heer Jezus zichzelf ook met zo’n zaad.

Naar de heerlijkheid van de nieuwe schepping groeien wij toe, ondanks verdrukking voor onze uiterlijke mens. Wij verliezen daarbij de moed niet, want we weten dat onze innerlijke mens, die bij de nieuwe schepping hoort, van dag tot dag vernieuwd wordt. De lichte last der verdrukking van een ogenblik (vergélijk het zaad, dat in de grond valt en sterft doet daarvan niets af, maar werkt in feite mee aan de vorming van een voor ons eeuwig gewicht van heerlijkheid, dat alles te boven gaat.

In een paar artikelen wil ik graag ingaan op het thema de innerlijke mens’. In dit eerste artikel gaat het over de kiem der volmaaktheid’, waaruit de nieuwe mens tevoorschijn komt.

Het doel van God met mens en schepping

Vanaf het begin is het doel van God met betrekking tot de mens en de hele schepping, dat deze volmaakt zouden zijn en tot alle goed werk volkomen toegerust 1 Timoteüs 3 vers 17 (1 Tim. 03:17). Toen de Here God scheppend bezig was om alle dingen vorm en plaats te geven, beoordeelde Hij ze als ‘zeer goed’ Genesis 1 vers 31 (Gen. 01:31).

Toch was de eerste schepping in haar volmaakte vorm met datgene, wat de Schepper in uiteindelijke vorm en mogelijkheden voor ogen heeft en zal bewerken. Al in de eeuwigheid sprak God tijdens de vorming en ordening van de zichtbare dingen: “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen…” Aansluitend volgt dan: “Naar Gods beeld schiep Hij hen, man en vrouw schiep Hij hen…” Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27). Het begrip heersen’ naar het Goddelijk beeld heeft niet de betekenis van overheersen, maar beheersen in de positieve zin.

In de schepping van de mens als ‘man en vrouw’ zit een geheim verborgen. Hierover zei Paulus: “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente” Efeze 5 vers 32 (Ef. 05:32). De Heer Jezus haalde dit goddelijk geheim aan in Zijn opstelling ten aanzien van het huwelijk en de echtscheiding: “Zij zullen tot één vlees zijn… niet meer twee, maar één vlees, zoals God het samengevoegd heeft…” Matteüs 19 vers 4 tot en met 6 (Matt. 19:04-06).

Een ‘groot geheimenis’ betekent niet, dat er sprake is van een ondoorgrondelijke zaak, maar dat het van alles omvattende betekenis is in de doelstelling van de Schepper. Het geheim van de schepping, zoals wij die kennen uit de eerste hoofdstukken van de Bijbel, ligt daarin, dat God ‘het eerste opheft om het tweede te laten gelden’ vergelijk Hebreeën 10 vers 9 (Heb. 10:09). Een andere goddelijke uitspraak is: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw…, want de eerste dingen zijn voorbij gegaan” Openbaring 21 vers 4 en 5  (Openb. 21:04-05).

Waarom de eerste schepping volmaakt was

De eerste schepping was volmaakt, omdat ze in zich droeg de kiem van de nieuwe schepping. Dit principe vinden we in de natuur als beeld vele malen terug. In het ‘zaad, dat in de grond valt en sterft’, zit de levenskiem, waaruit de nieuwe plant tevoorschijn komt. Deze overtreft in haar bloeiende en vruchtdragende schoonheid vele malen de zaadkorrel of bloembol, die in de aarde gebracht werd, om de nieuwe plant tevoorschijn te brengen.

De Heer Jezus vergeleek zichzelf ook met ‘een graankorrel, die moet sterven om veel vrucht voort te brengen’ Johannes 12 vers 24 (Joh. 12:24). Zijn geboorte als mens was uit Maria, maar Hij werd als ‘Zoon van God’ verwekt door de kracht des Allerhoogsten Lucas 1 vers 35 (Luc. 01:35). Hij was de door God bedoelde ‘levenskiem’ in de eerste schepping om de nieuwe mensheid tevoorschijn te brengen. Zijn uitspraken ‘eer Abraham was, ben Ik’ Johannes 8 vers 58 (Joh. 08:58) en ‘Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was’ Johannes 17 vers 5  (Joh. 17:05), zijn in dit verband te begrijpen.

De eerste mens, Adam, en ook zijn nageslacht, werd en wordt gevormd uit ‘stof der aarde’, dus geheel daarbij horend Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Deze mensheid is ‘uit de aarde en stoffelijk’ 1 Korinthe 15 vers 47 (1 Kor. 15:47). De Schepper blies ‘levensadem in zijn neus’ Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07), anders gezegd: bracht de levenskiem daarin, zodat ondanks de zondeval, de nieuwe, door God bedoelde mens, daaruit tevoorschijn zou kunnen komen.

De nieuwe mensheid, die ontstaat uit deze levenskiem, is ‘uit God geboren’ door hét geloof in Jezus Christus, de tweede Adam, wiens nageslacht in de hemel is. In deze levenskiem van de nieuwe schepping bevindt zich ‘al de volheid der Godheid’ en wij hebben door geloof in Hem, deze volheid ook ontvangen Kolossenzen 2 vers 9 en 10 (Kol. 02:09-10).

God maakt alle dingen nieuw!

De apostel Johannes zag in zijn visioen op Patmos ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan en de zee was met meer . Hij zag in het hemelse troon ge zicht, dat Degene die op de troon gezeten is, zei: Zie Ik maak- alle dingen nieuw”… “Ik ben de Alpha en de Omega het begin en het einde” Openbaring 21 vers 5 en 6 (Openb. 21:05-06).

Ook Jesaja profeteerde daar al van, toen hij het woord van de Almachtige sprak: “Want zie, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, aan wat vroeger was zal niet meer gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17).

Dat dit nieuwe uit het oude tevoorschijn zou komen profeteerde hij al eerder: “Druppelt hemelen van boven en laten de wolken gerechtigheid doen neerstromen; de aarde opene zich, opdat het heil ontluike en zij daarbij gerechtigheid doe uitspruiten; Ik de Here heb dit gesproken” Jesaja 45 vers 8 (Jes. 45:08).

Het is dwaas om een nieuwe hemel, een nieuwe aarde een nieuwe mens, een nieuw Israël, kortom een nieuwe schepping te verwachten met in het denken dezelfde structuren en verhoudingen als bij de eerste schepping. Als de Schepper zegt: “Ik maak alle dingen nieuw”; dan is het nieuw! Met mogelijkheden, die er in de eerste schepping niet uitkwamen, hoewel ze in de kiem wel aanwezig zijn.

Belangrijk is, dat ook wij als wedergeboren en geest gedoopte christenen, ons niet vastbijten in de structuren van de eerste schepping, waar we in natuurlijk opzicht deel van uitmaken. In Hebreeën 12 vers 1 tót en met 3 (Heb. 12:01-03) staat het zo: “Laten we afleggen alle last en zonde, die ons zo licht in de weg staat en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof”. Jezus wist dat Hij de levenskiem was, vanwaar en door wie de hele nieuwe schepping zou functioneren. Vanwege deze vreugde en dit vooruitzicht nam Hij het kruis op zich, de schande niet achtende. Hij heeft overwonnen en is gezeten op Zijn rechtmatige troon, ter rechterzijde van de grote Schepper aller dingen.

Voor ons geldt de opdracht: “Vestigt uw aandacht op Hem en verslap niet door matheid van ziel”. Anders gezegd: Blijf niet staan in de teleurstelling vanwege alles wat er nog aan tegengestelde ervaringen naar je toe komt, maar blijf je oog richten op datgene wat God bezig is te bewerken. In ons bevindt zich de kiem, waaruit de volkomenheid ontwikkelt tot heerlijkheid van onze God.

 

Drinken bij de bron (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Heiland, ik wil aan Uw voeten zitten,

zoals Maria eens deed.

Want U hebt woorden van eeuwig leven

en U verzacht alle leed.

 

Heer, ik wil need’rig naar U luisteren,

drinken, want U bent de Bron.

U lest mijn dorst, U verzadigt mijn honger,

waar niemand anders dit kon.

 

Leer mij, zo zittende aan Uw voeten,

leven in Uw Koninkrijk:

Vrede in storm, diepe rust in gevaren,

Jezus, maak me Uw beeld gelijk!

 

De schoot van God  door Gert Jan Doornink

Wij zijn erg blij dat we reeds verschillende jaren Gerry Velema tot de medewerkers van ons blad mogen rekenen. Haar maandelijkse ‘intermezzo’s’ vormen een verfrissende afwisseling temidden van de artikelen van wat ‘zwaarder’ kaliber. De korte verhalen die zij schrijft, zijn aan het dagelijkse leven ontleend en bevatten een duidelijke evangelieverkondiging.

Wij zijn óók erg blij dat thans verschillende van haar stukjes zijn gebun­deld. Bij de uitgeverij J. N. Voorhoeve te Den Haag verscheen een boek­je van bijna 100 bladzij­den in paperbackuitvoering. De titel is: “De schoot van God” , één van haar stukjes die destijds bij de publicatie in “Levend Geloof” grote aandacht trok.

Sommige verhalen in het boekje zijn nog niet eer­der gepubliceerd, terwijl ook enkele gedichtjes zijn opgenomen. Elly Zuiderveld, die het voorwoord schreef, merkt terecht op dat uit de korte ver­halen van Gerry, warmte en liefde spreekt, die je dichter bij de Vader brengen. Het is een uit­gave die zich daarom uit­stekend leent om weg te geven als ‘positieve at­tentie’.

Het boekje kost ƒ 15,90 en is in iedere boekhan­del verkrijgbaar of te bestellen. We verwachten dat mede daardoor deze uitgave onder een breed publiek terecht zal komen!

 

Jezus volgen? Aan het werk door Liesbeth Seepma

“Jezus richtte zich weer tot de mensen en zei: Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in het donker rond­tasten, maar in het licht leven”, Johannes 8 vers 12, ‘Het Levende Woord’ (Joh. 08:12).

Een waardevolle levensvulling

Jezus volgen! Kun je je in je leven iets heerlijkers, iets meer waardevol  voorstellen dan dat? Voor mijzelf zeg ik: nee, dit is de meest waarde­volle levensvulling die ik me kan voorstellen: Die­gene te volgen die voor mij de Weg, de Waarheid en het Leven is, wiens woord voor mij de waar­heid is. Want dat is eigenlijk het startpunt in een leven met Jezus: Hem erkennen als de Weg, de Waarheid en het Leven. Aannemen dat, als je Hem volgt, je werkelijk nooit in ’t donker zult rond­tasten, maar in het licht kunt leven. Geloven dat Jezus Christus de eerst­geboren Zoon van God is, het waarachtige licht dat ieder mens verlicht, ook jou en mij. Het voor waar aannemen dat Hij ons de macht geeft om kinderen van God te worden als wij in Zijn naam geloven.

 

Erop vertrouwen dat we als we in Hem geloven, niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben.

Ja de start van een leven waarin we Jezus vol­gen wordt gevormd door een volledig ‘ja’ voor de Heer!

Een bewust en ook verlangend ja zeggen tegen alles wat Hij voor ons in petto heeft, Zijn geweldig plan met ons als Zijn schepping. Onze liefdevolle Vader is vol verlangen om ons in Zijn dienst te plaatsen. En als we in Zijn dienst staan, dan houdt dat niet in dat we door Hem als slaven worden beschouwd, maar als kinderen die Hij wil opvoeden, ‘opleiden’ tot volwassen zonen in Zijn koninkrijk. Hij spoort ons aan, stimuleert ons, ‘support’ ons door de Heilige Geest, waardoor we steeds capabeler en volwassener in de geestelijke wereld kunnen optreden, tot alle goed werk volkomen toegerust. Zijn beeld komt in ons openbaar: dat is het doel en het resultaat van het volgen van Jezus! Echter God zal ons hiertoe niet dwingen. Zo’n opvoeding, zo’n ontwikkeling, zo’n ‘hogere beroepsopleiding’ (voor iedereen te doen!) krijg je nooit automatisch. Je moet je heel bewust stellen onder Gods leiding.

De uitwerking in de praktijk

Na deze bewuste keuze voor de Heer kunnen we onszelf de vraag stellen: hoe geef je het volgen van Jezus nu ‘handen en voeten’ in je leven? Hoe zet je een verlangen, wat diep in je hart leeft, om in een alledaags, prak­tisch leven? Want de prak­tijk, je door-de-weeks leventje, daar komt ’t toch uiteindelijk op aan. Het is heerlijk om over ’t volgen van de Heer in je leven te praten, maar het gaat erom dat we in ons dagelijks leven gaan er­varen wat het betekent om een leven te leven zo­als de Here Jezus Chris­tus, de Zoon van God, dat (be-)leefde.

Er is een punt wat een heel belangrijke rol speelt als we besloten hebben Jezus te volgen, en dat is: dat we Hem zullen gaan begrijpen.

Misschien vraagt jouw wiskundeleraar je ook wel eens: ‘Kun je me volgen?’ Hij bedoelt daarmee: ‘Snap je het? Heb je door waar ’t om draait in die som?’

Zo is het ook nodig dat je, als je Jezus wilt vol­gen, Hem ook snapt, Hem begrijpt. Volgen is geen blinde gehoorzaamheid, geen ‘kadaverdiscipline’, maar gehoorzaamheid van­uit jouw reactie: ‘Heer, dit vat ik, dit stukje van Uw plan heb ik door!’ En dan kun je, volledig over­tuigd en gemotiveerd, met inzicht, in Jezus’ voet­sporen treden! Dan kun je, vol verlangen en ge­hoorzaamheid, een volgen­de keer misschien zelf ‘die som maken’.

Voorbeelden uit de Bijbel

Een voorbeeld van niet- begrijpen kun je lezen in Johannes 3 vers 1 tot en met 12, (Joh. 03:01-12) waar de Here Je­zus een gesprek heeft met Nicodemus, een over­ste van de Joden. Als Je­zus het in dat gesprek heeft over ‘wederom geboren worden’, dan bedoelt Hij daarmee dat jouw geestelijke mens wakker wordt en gaat functioneren, jij wordt geboren in de geestelijke wereld. Je eerste geboorte was die van je body, op deze aar­de, als baby, je tweede geboorte is die in de geestelijke wereld, waarin je vervolgens kunt gaan groeien, totdat je een compleet volwassen mens bent – ook geeste­lijk – zoals God het van­af het begin heeft be­doeld.

Maar Nicodemus begrijpt Jezus niet. Hij vraagt , zich af hoe het toch mogelijk is om opnieuw geboren te worden als je al, oud bent. Dat kan toch niet. Nicodemus houdt , echter geen rekening met, de reële aanwezigheid van, een geestelijke wereld.

En dat was de wereld , waarin Jezus leefde, van waaruit Hij alles beoordeelde.

’Het is zo belangrijk om ’je voortdurend bewust te zijn van die geestelijke, onzichtbare wereld! Dan kun je de woorden van de Here Jezus echt begrijpen en dan weet je ook hoe je ze in de praktijk moet hanteren.

Iemand die wel begreep hoe hij moest omgaan met de woorden van Jezus en , die ook de moed had om erop te vertrouwen, was de hoofdman in Kapernaüm. Daarover lees je in Lucas 7 vers 1 tot en met 10 (Luc. 07:01-10). De hoofdman had door hoe ’t werkte als Jezus een mens genas. En hij geloofde dat ’t werkte. Hij vergeleek de macht van Jezus met zijn eigen macht. Als hijzelf tegen een soldaat zei: wegwezen, dan was die soldaat weg. En als de Here Jezus tegen de dui­vel en zijn machten zegt: eruit, dan moeten ze er­uit. Kortom: de hoofdman hield rekening met de re­aliteit van de geestelijke, onzichtbare wereld. En hij besefte dat Jezus in die wereld gezag uitoefen­de. Hij geloofde daarin; Hij hechtte daar grote waarde aan! Die geeste­lijke wereld is ook nu nog even reëel!

Onze plaats is in Gods koninkrijk

In Johannes 17 vers 24 (Joh. 17:24), het hogepriesterlijk ge­bed, spreekt Jezus Zijn verlangen uit: “Vader, Ik wil dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn”. Dat wil Jezus, dat is Zijn ge­bed tot de Vader. ‘Vader, Ik wil dat ze zullen zijn waar Ik ben! Dat ze zul­len leven waar Ik leef! En dat is: in de hemel, in die geestelijke, on­zichtbare wereld, Vader! Uw koninkrijk, dat moeten ze, boven alles, zoeken! En Ik weet, Vader, dat ze dan al ’t andere toege­worpen zullen krijgen’.

Jezus wil dat wij bij Hem zullen zijn, in dat konink­rijk waar Hij ook altijd was. Dat koninkrijk is geen plaats, waar je naar toe loopt, maar een situatie waarin je je bewust begeeft.

Hoe begeef je je daar dan in, hoe raak je daarin thuis? Door je je de ge­dachten van Jezus, de normen, plannen en ze­kerheden die in dat ko­ninkrijk gelden, ’toe te eigenen’. Door je erin te verdiepen, je ermee te voeden, door middel van de Bijbel. Voed je maar met dat brood, dat zo gezond is! Jezus noemt zichzelf in Johannes 6 vers 51 (Joh. 06:51) het Levende Brood dat uit de hemel

nedergedaald is. En Hij verzekert ons: als je van ‘ dit brood eet, dan zul je in eeuwigheid leven. En dat is een kwaliteitsleven, een leven in de hemel, in het koninkrijk van God.

Voor ’t menselijk oog misschien onzichtbaar, maar o zo reëel! In dit koninkrijk is enkel zuiverheid en waarheid.

Over die waarheid zegt de Here Jezus iets in Johannes 8 vers 32 en 33 (Joh. 08:32-33):

“Als je in Mijn woord blijft, zul je de waarheid verstaan, en de waarheid zal je vrijmaken”. Welke waarheid? De waarheid dat God een plan heeft met jou en mij. De waar­heid dat wij mensen zijn die stuk voor stuk unie­ke schepsels zijn, met enorm veel capaciteiten die onze Schepper erin gelegd heeft. De waar­heid dat er een is die ons ‘onder de maat’ wil houden, ons wil onder­drukken, onze groei en ontwikkeling wil afrem­men. De waarheid dat die ene een overwonnen vij­and is, waardoor we uit de slavernij kunnen stap­pen. De waarheid dat we vrij kunnen worden, zo­dat er eindelijk eens uit kan komen wat God erin gelegd heeft. Is dat geen waarheid die werkelijk vrij maakt? Vrij van elke onwaarheid, elke ‘kromme’ gedachte die we misschien nog koesteren over ons­zelf, of over God.

Een opwaarts gerichte weg

Ja, Jezus volgen betekent eigenlijk: je steeds meer gaan begeven in het ko­ninkrijk van God, zodat je de echte waarheid leert kennen, zodat je vrij wordt. Ik zei: steeds meer. Jezus volgen is namelijk geen gelijkblijvende, horizontale weg, maar een opwaarts gerichte weg. Jezus volgen is een proces. Aan de ene kant een herstelpro­ces. Een herstelproces in je (manier van) den­ken. Dat wordt heel goed weergegeven in Romeinen 12 vers 2  uit Het Levende Woord (Rom. 12:02): “Jullie moeten anders worden, door een nieuwe manier van den­ken. Dan kunnen jullie inzien wat God wil. En wat Hij wil, is goed, aangenaam en vol­maakt” .

Naast een herstelproces is het volgen van ook een groei- en wikkelingsproces. kunt niet stellen: jaren volgde ik Jezus niet, en vandaag volg ik Hem helemaal. Nee, in het volgen van Jezus groei­en we. We groeien in kennis en inzicht in wat God voor ons bedoelt. We groeien in de toepas­sing ervan in het leven van alledag. We ontwik­kelen de geestelijke ver­mogens die God bij ons heeft ingeschapen. We ontwikkelen bijvoorbeeld het vermogen om te ge­loven in Gods plan met ons. Of het vermogen om steeds beter te kunnen

In Efeziërs 4 vers 15 (Ef. 04:15) staat het zo: “… dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus”. Jezus vol­gen is: naar Hem toe­groeien. Zijn beeld gelijk­vormig worden. En dat kunnen we als we ons ‘aan de waarheid houden’.

Jezus volgen? Aan het werk!

Je groeit niet vanzelf naar Hem toe! Jezus vol­gen betekent: Aan het werk. Aan het werk met Zijn woord en Zijn ge­dachten, aan het werk in het koninkrijk van God! Dat herstel-, groei- en ontwikkelingsproces moet doorgaan. Want stilstand is achteruitgang. Dat merk ik tenminste bij me­zelf. En weet, is probeert groei te wil geen wikkeling. Hij biedt weerstand, zo hard hij kan.

‘fris’ te blijven, actief te . blijven. We zijn ‘in op­leiding’ bij de Heer. Dat is hartstikke fijn, maar laten we niet vergeten ons ‘huiswerk te maken’.

Ik wil ernst maken met het volgen van mijn Heer.

Ik wil eraan werken om naar Hem toe te groeien. Ik kan me geen waarde­voller invulling van mijn leven voorstellen. Hoewel het soms best knokken is, vind ik het beste leven wat er bestaat! Ik hoop jij ook.