1990.04 nr. 313

Levend geloof 1990.04 nr. 313

Hoe wordt ons geloof meer productief? Door Gert Jan Doornink

Hoe wordt ons geloof productiever? Hoe intensiveren wij ons geloof? Hoe halen we meer rendement uit ons geloof? Deze vragen roepen natuurlijk de vraag op of je ‘het geloof’ wel op een dergelijke zakelijke manier mag benaderen? Uiteraard is het geloof geen commerciële aangelegenheid, al zijn sommigen op dit punt ontspoord geraakt. Het is dan ook niet de bedoeling het onderwerp ‘geloof’ vanuit die hoek te behandelen.

Geloof hoort echter wel bij ons leven als kind van God. Het is een wezenlijk onderdeel van ons nieuwe leven in Christus, van ons functioneren in dienst van Gods Koninkrijk. Zonder geloof is het zelfs onmogelijk God welgevallig te zijn (Heb. 11:06). Het is daarom ook een goede zaak van tijd tot tijd eens stil te staan bij dat functioneren van ons eigen geloofsleven. Meestal zijn we zo druk bezig met het geloof van de ander (en dat hoeft niet altijd negatief te zijn), of worden we zo opgeslokt door onze activiteiten in dienst van de Heer dat daar weinig tijd voor over blijft. En dat het ‘onderzoek van ons eigen geloof’ toch wel iets is wat heel belangrijk is, blijkt wel uit wat Paulus schrijft in 2 Korinthiërs 13 vers 5 (2 Kor. 13:05): “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk” .

Paulus komt aan het einde van zijn tweede brief aan de Korinthiërs – met zijn talrijke adviezen, geloofscorrecties, waarschuwingen, bemoedigingen, etc. – nog met deze belangrijke oproep, notabene gericht dus tot gelovigen, tot kinderen Gods, tot mensen die geloven in Jezus Christus. En ik ben er zeker van dat deze oproep ook rustig tot ons gericht mag worden…

De volle betekenis van ons geloof in Christus

Paulus legt in deze woorden als het ware een dubbele nadruk op de belangrijkheid van dit geloofsonderzoek. Eerst zegt hij: “Stelt uzelf op de proef…” En dan herhaalt hij het nog eens weer een keer door te zeggen: “Onderzoekt uzelf…” Wat moeten wij op de proef stellen? Wat moeten wij onderzoeken? Ons geloof; ons geloof in Jezus Christus. Paulus vult dit zelfs aan met de opmerking: “Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is?” Schijnbaar een overbodige vraag, maar in werkelijkheid de spil waar alles om draait.

Ons geloof in Jezus Christus is namelijk veel meer dan alleen maar de zekerheid bezitten eeuwig leven te ontvangen. Ons geloof in Jezus Christus, betekent in Hem geloven als Persoon, dat wil zeggen geloven dat Hij als Zoon van God de prijs voor onze verlossing betaalde. Maar het betekent ook in Hem geloven als Persoon met een boodschap. Zonder dat zou ons geloof niet volledig zijn. We kunnen en mogen de boodschap die Hij bracht nooit losmaken van Zijn persoon, maar ook omgekeerd niet.

Dat was ook wat Paulus bedoelde. Paulus twijfelde uiteraard geen moment aan het geloof van de gemeente te Korinthe, wat betreft de Persoon. Maar hij twijfelde wel aan het feit of het evangelie zoals Jezus dat bracht wel voldoende was doorgewerkt en kon doorwerken in de harten van hen waarin het zaad was gevallen. Dat hield hem voortdurend bezig. Denk ook aan wat hij hierover schrijft in Galaten 1.

Hetzelfde zien we ook in onze dagen. Velen zijn tot geloof gekomen of komen tot geloof. Maar wat gebeurt er dan verder? Is er een aanvaarding en beleving van de boodschap zoals Jezus die bracht, de boodschap van het koninkrijk der hemelen? Is er een verdere geestelijke groei, waardoor we het volwassen stadium in Christus (het zoonschap) bereiken en daardoor niet meer heen en weer geslingerd worden door allerlei ‘wind van leer’? Of hebben we de neiging om mee te zingen in het grote koor van hen, die alles ondergeschikt willen maken aan bijvoorbeeld ‘de eenheid’. Ik vraag mij af welke eenheid dan bedoeld wordt, want een eenheid waarin de werkelijke boodschap van Jezus niet meer centraal staat is een valse eenheid en geen eenheid zoals Jezus die bedoelde. De eenheid die Hij op het oog had was verbonden met de waarheid van het evangelie wat Hij bracht. Lees Johannes 17 er maar op na.

U mag het gerust weten: er gaat bij mij altijd een rood lampje branden als ik de opmerking hoor: ‘De leer is niet belangrijk, het gaat alleen om het leven’. Natuurlijk gaat het om het leven, maar het werkelijke leven met Christus is ondenkbaar zonder de aanvaarding van Zijn leer. Ik wil er alle begrip voor hebben dat evangelisten in hun ijver om anderen voor Christus te winnen, daar vaak weinig begrip voor op kunnen brengen, maar de Bijbel spreekt óók over apostelen, herders, leraars en profeten. En dat zijn alleen nog maar de bedieningen. Het gaat om het geheel, om de totale gemeente van Christus, om de bouw van het geestelijk Huis van God (Ef. 04:11-16).

Paulus was – en daar zullen we het allemaal over eens zijn – een ijveraar voor de zaak van Christus. Maar hij streed op twee fronten:

  1. Het was zijn verlangen dat zoveel mogelijk mensen tot geloof in Christus zouden komen,
  2. Het was óók zijn verlangen dat zoveel mogelijk mensen die tot geloof in Christus gekomen waren, volwassen christenen zouden worden en niet in een beginstadium van hun geloofsgroei zouden blijven steken. Daarom komt hij aan het einde van zijn brieven tot de vraag om onszelf op de proef te stellen en te onderzoeken of wij wel ‘in het geloof’ zijn.

Is Paulus’ verlangen ook ons verlangen?

We mogen ons niet verschuilen achter de gedachte: ja, maar Paulus was een apostel, misschien stond hij wel ver van de werkelijkheid af. Het tegenovergestelde is waar. Paulus was een praktisch man en stond midden in het volle leven. Hij wist hoe het leven van een christen reilde en zeilde… en soms op een laag pitje stond. Vandaar zijn op roep! En deze oproep is ook gericht tot u en mij. Zijn wij in het geloof? Woont Jezus Christus met Zijn volheid in ons? Paulus spreekt op verschillende plaatsen over deze volheid Gods (Kol. 01:19; Kol. 02:9; Ef. 03:19).

Is het ook ons verlangen om “vervuld te worden tot alle volheid Gods” (Ef. 3:19)? Dit behoort de doelstelling van ons leven te zijn. Met minder kunnen we in deze eindtijd beslist niet toe. Willen wij een productief geloofsleven hebben, dan zal dit ons leven moeten beheersen. Dan verdwijnt ook de behoefte om het te zoeken in allerlei spectaculaire gebeurtenissen, die dan als ‘bewijs’ moeten dienen dat de Geest van God werkzaam is. Het werkelijke bewijs van de werking van Gods Geest door ons heen, wordt alleen geleverd als we ‘in het geloof’ zijn, dat wil zeggen als we geloven in Jezus èn in Zijn boodschap. Resultaten (genezingen, bevrijdingen) zijn geen bewijzen op zich, maar gevolgen van het bewijs.

In Matthéüs 17 wordt ons het verhaal verteld van iemand die met zijn maanzieke zoon, naar de discipelen ging voor genezing. Maar zij konden hem niet genezen. Dan lezen wij in vers 18 hoe Jezus de boze geest uitdrijft. De jongeman is vanaf dat moment volkomen genezen. Dat roept de vraag bij de discipelen op: Waarom konden wij dat niet? Het antwoord van Jezus is duidelijk: “Vanwege uw klein geloof”. Let wel: Jezus zegt niet: Jullie hebben géén geloof, maar hun geloof was te ‘klein’, het functioneerde niet, het was niet productief. Jezus vervolgt dan door te zeggen: “Indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn” (vers 20).

Werkelijk geloof kan ‘bergen’ verplaatsen, wat deze ook mogen zijn. Werkelijk geloof maakt het onmogelijke mogelijk! Werkelijk geloof, gefundeerd in Jezus en Zijn boodschap, maakt openbaar dat de volheid Gods in ons is en dat wij zonen Gods zijn. Dit productieve geloof gaat hoe langer hoe meer het kenmerk worden van de waarachtige gelovigen die zich richten op het einddoel: de volkomenheid in Christus. Laten we onszelf onderzoeken en op de proef stellen of dit geloof in ons is!

 

Geen punt door Gert Jan Doornink

 

Na enkele maanden onder­breking treft u in dit nummer weer een ‘Inter­mezzo’ aan geschreven door Gerry Velema. Zij werkt zoals bekend reeds verschillende jaren mee aan ons blad en haar stukjes trekken grote aan­dacht door de frisse, ori­ginele benadering van ge­wone, alledaagse beleve­nissen in ‘ geloofsverpakking’ .

Twee jaar geleden werden verschillende van haar stukjes gebundeld en door Kok/Voorhoeve uitgegeven als paperback onder de titel ‘De schoot van God’. Inmiddels is enkele maan­den geleden weer een boekje van haar versche­nen, nu onder de titel ‘Geen punt’. Gerry Velema schrijft ons daarover: “Geen punt waar God een komma plaatst omdat Hij een ander verhaal voor je heeft met een beter slot!

Ik ben God heel erg dankbaar dat in anderhalf jaar tijd twee boekjes van me zijn verschenen…”

We willen graag delen in deze dankbaarheid en on­ze gelukwensen uitspreken voor deze nieuwe uitgave die ook weer bij Kok/ Voorhoeve is verschenen. Het boekje van 90 bladzij­den ziet er fraai verzorgd uit en is uitstekend ge­schikt om als attentie te geven aan zieken, bejaar­den, bij verjaardagen, etc. , maar ook om zelf aan te ‘schaffen of ‘zomaar’ iemand blij te maken.

Verschillende stukjes wer­den eerder gepubliceerd als ‘Intermezzo’ in “Levend

Geloof”, maar er staan ook nog niet eerder gepubli­ceerde stukjes in en enke­le gedichten. Nieuw zijn ook een aantal tekeningen bij de diverse on­derwerpen, gemaakt door Helma Poort uit Gronin­gen. Zij werkt ook mee aan het kinderblad “Sproeier”.

Eén van de te­keningen is hierbij afge­drukt . Het hoort bij het hoofdstukje ‘Schorten aan op de kleu­terschool’, destijds ook gepubliceerd als ‘Inter­mezzo’ in “Levend Geloof” .

Tenslotte – om misverstan­den daarover te voorkomen – het boekje is niet bij ons verkrijgbaar, maar via de boekhandel of boe­kentafel verkrijgbaar of te bestellen.

 

Levensbomen door Duurt Sikkens

“… boom des levens, die in het paradijs Gods is” (Openb. 02:07).

Het paradijs – waarover gesproken wordt in het eerste Bijbelboek – is een zichtbare afbeelding, een maquette, van het ware paradijs, de tuin van God, die zich in het koninkrijk van het licht bevindt. Het woord ‘paradijs’ stamt uit het Perzisch en betekent ‘lusthof’. De boom des levens is een afbeelding van de ware mens, Jezus Christus. Het betekent dat het echte leven blijvend binnen in hem is, want de Geest van God maakt uit of iemand eeuwig is of niet.

Wie nu van die boom eet, van de vrucht daarvan, proeft en smaakt dat God goed is om van te eten. In elke vrucht zit een pit en in de pit zit in beginsel de mogelijkheid om weer een boom te worden. Zó kan iemand de pit eten, zich identificeren met het levensbeginsel van de Christus en zelf ook een boom van leven worden want in Spreuken 11 vers 30 staat dat de vrucht van een rechtvaardige een boom des levens is. (Spr. 11:30) Gooi dus nooit het klokhuis weg.

Zo plant Jezus Christus zich voort in de hémel, in het paradijs van de Vader. Vandaar dat we geroepen zijn om vruchtbaar te zijn en ons te vermenigvuldigen in de onzichtbare wereld zodat we een heel bos met levensbomen worden. In Openbaring wordt dit het geboomte des levens genoemd en het is geoorloofd om van deze bomen te eten. Er zit eeuwigheidsleven in, in vrijheid genietend van de liefde van God. Neem en eet van deze vruchten want hierin is de Vader verheerlijkt dat zijn bomen veel vruchten dragen. Neem een vrucht, geloof de pit, laat je zaaien en je staat daar je eigen heerlijke bestemming te wezen.

 

Echte liefde kwetst niet door Tea Keuper Dijk

 

“De liefde is geduldig, de liefde is vriendelijk, de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots. Zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt zich nooit beledigd. Zij neemt niemand iets kwa­lijk, zij is niet blij met on­recht maar juist met de waarheid. De liefde be­schermt altijd, heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand. Aan de liefde (die Goddelijke liefde!) komt nóóit een eind” (1 Kor. 13:04-08, “Het Boek” ) .

Wat is liefde?

Dit overbekende stuk uit de bijbel vertelt ons, hoe de waarachtige liefde is. De liefde die van God komt en door Gods Geest in een mens kan worden uitgestort. In principe, zou je kunnen zeggen, heeft ieder chris­ten, die zich bewust heeft laten dopen met Gods Geest, deze Godsliefde ontvangen.

Hoe komt het dan dat we vaak nog zoveel tekort schieten in onze van-God- ontvangen liefde? Als je iets ontvangt (ik heb zelf pas een nieuwe naai­machine gekregen) dien je je wel te verdiepen in de werking en de hoeda­nigheden van dat nieuwe, wat je zo graag wilde hebben. En. . . je moet je oefenen. (Ik heb een heel boekje met allerlei functies van m’n naaimachine, wat ik voortdurend moet raadplegen). In 1 Timotheüs 4 vers 7 (1 Tim. 04:07)staat: “Oefen u in de gods­vrucht” .

Liefde is een vrucht, die ontstaat door gemeen­schap met God. Als je onzorgvuldig te werk gaat met je ‘cadeau’ gaat het niet goed. Er loopt iets vast. Je moet je ver­diepen in hoe iets werkt, de handleiding erbij halen, niet één keer, maar her­haaldelijk. Gods Woord is onze handleiding, waarin we kunnen lezen hoe lief­de wel werkt en hoe niet. De bijbel is een eerlijk boek en beschrijft situa­ties van mensen, waaruit wij lering kunnen trekken. En vooral het volmaakte leven van Jezus Christus, Gods Zoon en Zoon des mensen, is een heldere bron, waaruit we kunnen putten.

Dit ter inleiding. Waar ik verder met u over wil na­denken is het vijfde vers van de eerste brief aan de Korinthiërs hoofdstuk 13: “De liefde kwetst niet”. Hoe kwets je nie­mand?

Ongeveinsde liefde

Allereerst dienen we ons af te vragen: Heb ik Goddelijke liefde voor de medemens? Bewogenheid van God, ongeveinsde liefde? Dit was oorspron­kelijk door God in de mens gelegd. Door de jaren heen is dit vaak zo be­schadigd en misvormd in deze onvolmaakt geworden wereld, dat er verbittering en verdediging voor in de plaats zijn gekomen. Door het gemanipuleer van de boze, door onszelf en onze medemens heen. Onze meest belangrijke bede, vraag aan God is: ‘Geef mij uw liefde, Uw bewo­genheid’ .

Vervolgens onderzoeken we onszelf hierop: Ben ik positief-kritisch ingesteld in de verhouding tot God, mezelf en mijn naaste. Hoe luister ik naar iemand en laat ik me door Gods Geest leiden in beoordeling of gesprek, benadering van iets of iemand? Laat ik er­gernis toe, onverschillig­heid, of kan ik iemand los zien van onvolmaaktheden met liefde voor de persoon en visie voor de groei van het goede en verlossing van het kwaad.

Kan ik de ander. . . uitnemender achten dan mezelf? Hier is geloofsvertrouwen voor nodig en dat is een gave van de Heilige Geest, die we bij de Geestesdoop ontvangen.

Kan ik geduld opbrengen, Godsgeduld, ook als ik word teleurgesteld in me­zelf of de ander? Er zijn positieve voorbeelden in de bijbel: Abraham, Jozef, Mozes, David, profeten, Jezus, de apostelen, ge­meenteleden van het eers­te uur.

Kan ik wachten op het juiste moment, de juiste gesteldheid van mezelf, de juiste toon – dus wach­ten op de Héér – als ik iemand benader. Ben ik er heel zeker van, dat ik iemand iets moet zeggen, laat ik niets onzuivers toe, wat niet uit God komt ?

In de verzen 4 tot en met 6 staat wat de liefde wel en wat ze niet is:

Wel: vriendelijk, geduldig, blij met de waarheid, zich niet beledigd voelend, niemand iets kwalijks nemend. Niet: jaloers, gewichtig doen, trots, kwetsend, blij met onrecht. . .

Onderscheiding

Als men iemand kwetst in het gevoel kan dit komen doordat we geen goede voorbereidingen hebben getroffen voor een ge­sprek, waardoor Gods vijand een ‘vinger in de pap’ heeft gekregen. We kunnen geen rekening ge­houden hebben met een situatie, waarin de ander zit. Vaak moet je in iemands schoenen gaan staan om zijn of haar ge­voelens te kunnen besef­fen. Dit laatste is nodig, willen we Goddelijk bezig kunnen zijn.

Wanneer er, door diverse oorzaken, overgevoelig­heden zijn in een broeder of zuster, of andere naas­te, hoe ga je dan daarmee om? Dit dienen we eerst duidelijk te onderscheiden (gave van de Geest). Dan dit bestrijden in de geestelijke wereld, een bepaal­de macht in stilte bestraf­fen, soms zelfs openlijk.

(Jezus bestrafte satan, die Petrus liet spreken, terwijl hij dacht het goede te zeggen tegen Jezus. Petrus bracht Jezus ech­ter in verzoeking (Matt. 16:23). Let op dat Jezus zich omkeert en satan be­straft. In ‘Het Boek’ lezen wij: “Petrus nam Hem apart om Hem terecht te wijzen. ‘Dat mag niet, He­re’, zei hij, ‘God zal er­voor zorgen, dat U zoiets niet overkomt’. Jezus keerde hem de rug toe en zei: ‘Maak dat je wegkomt satan, je bent een valstrik voor mij1“). Overgevoelig­heid is namelijk ook niet van God, maar van Zijn vijand.

Al overdenkend en schrij­vend liet God me zo duide­lijk zien, waarom in 1 Korinthiërs 13 vers 1 tot en met 8 (1 Kor. 13:01-08) de liefde in verband wordt gebracht, of liever: gezet wordt, tegenover alle onvolkomenheden van de mens. Als wij niet Gods liefde, zijn ook alles ver­gevende liefde, laten wo­nen en werken in onze harten kunnen we géén bouwers zijn van de stad, waar Zijn volk, beschermd, zal wonen.

Wat betreft de vergévende (lees ook eens: vergevende liefde): Jezus zei dat we zeventig maal zeven maal moeten vergeven, dit is altijd opnieuw weer ver­geven! Deze liefde kwetst niet en voelt zich niet ge­kwetst. Deze liefde is he­lend en wij ontvangen haar van onze hemelse Vader om bouwend bezig te zijn!

 

Liefde van God door Tea Keuper Dijk (gedicht)

Liefde van God is onbeschrijflijk teer,

Zij koestert – zoekt de ander te vergeven,

Voor ieder gaf de Heer Zijn kostbaar leven

en – nóóit gedenkt Hij onze zonden meer!

 

Die liefde is vol goedheid en vol trouw.

Zij kwetst niet en zij laat zich ook niet kwetsen;

zij wist de wrok uit, wat in ’t hart nog restte

verdwijnt geheel – warmte in plaats van kou!

 

Liefde van God: ik kan niet zonder haar,

om aan het hemels Koninkrijk te bouwen.

Waar Christus mij de plannen gaat ontvouwen

en maakt Gods eeuwig werk voor ieder openbaar!

 

Hoe blij is de boodschap? door Wim te Dorsthorst

Volgens de evangelist Markus waren de eerste woorden die Jezus sprak bij zijn openbare optre­den: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het evange­lie” (Mark. 01:15). En in vers 14 (Mark. 01:14) staat dat Hij naar Galilea ging “om het evan­gelie Gods te prediken”. Het eerste vers van Mar­kus luidt: “Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God” (Statenvert. ) .

Wat Markus duidelijk stelt is dat hij een evangelie gaat schrijven dat van God en Jezus Chris­tus is en welke Jezus zelf ook als eerste ver­kondigd heeft. De beteke­nis van het Griekse woord ‘euangelion’ is ‘goede boodschap, blijde tijding, heugelijke mededeling’.

Het is de blijde boodschap van de genade Gods (Hand. 20:24). En in de Griekse taal hangt het woord ‘genade’ samen met het woord dat ‘blijdschap’ betekent.

Het evangelie van de ge­nade Gods behoort dus ‘blijdschap op blijdschap’ te zijn, zoals het ook ‘ge­nade op genade’ is (Joh. 01:16). God is niet de God van ernstige, lange gezichten, maar Hij gunt zijn volk blijdschap in het leven. Hijzelf is de bron van alle vreugde. Hoe zou zijn evangelie dan zwaar en vreugdeloos kunnen zijn?

Een voorschrift voor Israël

Er wordt in de hele Schrift veel gesproken over blijdschap en vreugde. Zelfs de oud­testamentische dienst des Heren was een blijde dienst, waarin de feesten centraal stonden. Bij de tabernakel- en tempel­dienst was nauwgezetheid overeenkomstig de voor­schriften van God, maar dat betekende niet dat daar geen blijdschap was. Er werd op vele muziek­instrumenten gespeeld en er werd gedanst en gesprongen van vreugde. Grote groepen zangers dankten en loofden de Heer onder begeleiding van complete muziekge­zelschappen. Er waren leerlingen en ook volleer­den die in ploegendienst zo de eredienst verzorg­den (1 Kron. 16:40-42; 1 Kron. 25:06-07).

Dit alles was overeenkom­stig de wil van de Heer.

Door Mozes gaf Hij daar­toe bevel aan Israël. In Deuteronomium 12 vers 11 en 12 (Deut. 12:11-12) lezen wij hiervan: “Dan zult gij naar de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te doen wonen, alles brengen, wat ik u gebied: uw brandoffers en slachtof­fers, uw tienden en wij­geschenken en de gehele keur der geloften, die gij de Here doen zult; gij zult u verheugen voor het aangezicht van de Here, uw God, gij uw zonen, uw doch­ters, uw dienstknechten en dienstmaagden, en de Leviet die binnen uw poorten woont, want hij heeft bezit noch erfdeel met u” .

Als het volk zich zo ver­heugde, kwam dat omdat Gods aangezicht op hen rustte en dan verblijdde God zich met het volk zoals een bruidegom zich over zijn bruid verblijdt (Jes. 62:05).

Ik verkondig u grote blijdschap

Als nu het oude – wat toch eens verdwijnen zou – al met zoveel blijdschap gepaard ging, hoe­veel temeer het nieuwe! Het oude was slechts een schaduw van de werkelijk­heid en het volk zag im­mers uit naar de komst van de Messias die het nieuwe zou brengen.

Daarvan spreekt de hele Schrift.

Als het nieuwe in Jezus Christus, in de volheid des tijds, komen gaat, dan is de verkondiging van de engel des Heren: “Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen” (Luc. 02:10).

En als Jezus aan het ein­de van zijn bediening ge­komen is, dan zegt Hij tot zijn discipelen: “Dit heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld (volko­men) worde” (Joh.15:11). En de bede van onze Heer tot zijn Vader in de hemel is: “Opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben” (Joh. 17:13).

Het in contact komen met het evangelie van het Koninkrijk Gods houdt dus in: deel krijgen aan de blijdschap van de Koning zelf, Jezus Christus.

Vervuld met blijdschap

Toen de apostelen dan ook uittrokken om dat evangelie van Gods gena­de in Jezus Christus te verkondigen, ging dat gepaard met grote blijdschap. De eerste discipelen praktiseerden hun christen-zijn met blijdschap en eenvoud des harten en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk (Hand. 02:46) .

Als Filippus in Samaria het evangelie verkondigt dan komt er grote blijdschap in die stad, want van velen die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden gene­zen (Hand. 08:07-08) .

Al spoedig kwam er ver­volging en haat en ver­drukking, maar de blijd­schap was niet te roven. Jezus had het al voor­zegt: “Niemand ontneemt u uw blijdschap” (Joh. 16:22b). Als zich dan zo’n situatie voordoet lezen wij: “En de discipelen* werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest” (Hand. 13:52).

Het werk van de dief

Maar waar is dan de blijdschap gebleven in het christendom? Mis­schien zouden we ook kunnen vragen: waar is het christendom gebleven dat zich in alle omstan­digheden kan verblijden? Paulus zegt immers: “Verblijdt u in de Here te allen tijde” (Filip. 04:04). In Openbaring 6 lezen wij hoe het Woord Gods, ge­dragen door de Heilige Geest, uittrekt overwin­nende en om te overwinnen (Openb. 06:02) .

Dat is wat we in het boek Handelingen ook zien ge­schieden. Vanaf de uitstorting van de Heilige Geest wordt met grote kracht het evangelie verkondigd. Maar wat we ook in het boek Handelingen – en zeker ook in de vele brieven – kunnen lezen is wat de gevolgen zijn van het uittrekken van nog drie paarden – symbolen voor machten der duister­nis – in Openbaring 6. Het innerlijke wat geroofd wordt is de vrede (Openb. 06:04). Innerlijke vrede vanuit het geloof wel te verstaan. Het is de weg des vredes die versluierd wordt. Het betreft de God des vredes – Jezus Chris­tus, die onze vrede is – en die de vijandschap te­niet heeft gedaan (Ef. 02:14).

Vijandschap, die altijd ontstaat door de wet – in welke vorm dan ook – weer op te richten, door leerverschillen en haar­kloverijen. Dan verdwijnt de vrede en dus ook de blijdschap. Waar de ge­loofszekerheid verdwijnt, verdwijnt ook de blijd­schap van het geloof. Want waar het werkelijke geloof in Jezus Christus gaat ontbreken daar gaat ook de werkelijke blijdschap – die alleen maar gefundeerd kan zijn in Hem – ten onder.

De brieven van Paulus zijn getuigen van de strijd tegen het christendom door wettische geesten, vrome geesten, leugen­geesten, dwaalgeesten, enzovoort. Steeds opnieuw trekt Paulus fel ten strij­de om deze tegenwerkende krachten te ontmaskeren.

Er is uiteindelijk een droog en dor christendom overgebleven, waar (bijna) elke vreugde ontbreekt, omdat het werkelijke leven in Jezus Christus ont­breekt. Figuurlijk – maar soms ook letterlijk – heeft men elkaar afgeslacht in de achter ons liggende eeuwen (Openb. 06:04). Geestelijke hongersnood, occultisme en spiritisme zijn kenmerken geworden in het christendom (Openb. 06:05-08) . Het evan­gelie is in de afgelopen 19 eeuwen beslist geen blijde boodschap meer geweest.

De tijd van de late regen

Maar – prijst God! – er is een keer gekomen. De tijd van de late regen is aangebroken.

Opnieuw is aan het begin van deze eeuw de Heilige Geest uitgestort en is het Woord weer uitgegaan overwin­nende en om te overwin­nen. De op roep klinkt: Trekt uit Babel en trekt op naar Sion. Opnieuw klinkt: ” Het Koninkrijk Gods is nabijgekomen, bekeert u en gelooft het evangelie”. De Heer verzamelt zo over de gehele aarde een volk dat de blijdschap weer ten volle zal gaan beleven. De kern van het evange­lie, de kern van de blijdschap van een christen, is dat hij begrijpt wat het zeggen wil: “Het Koninkrijk Gods is nabij gekomen” . Dat be­tekent letterlijk: ‘De koningsheerschappij van God is nabijgekomen’. En die heerschappij is niet buiten de mens, maar is in het hart van de mens. Jezus Christus is de Koning die dit Rijk kwam brengen, stichtten en grondvestten (Jes. 09:06; Hand. 28:23) .

Leven in vrijheid en uit genade

Door de Heilige Geest komt de gelovige binnen in een wereld waar de wet van de volmaakte vrij­heid heerst (Jak. 01:25). Dat is geen wetteloosheid maar werkelijke vrijheid. De gemeente van Jezus Christus moet uit de do­delijke ernst verlost wor­den, die het christendom eeuwenlang getekend heeft en waarin geen blijdschap was.

De gemeente moet genezen van de angst om blij te zijn. Er is angst en schroom gekweekt om voor Gods aangezicht te komen met vreugde en blijdschap. Door de pre­diking zal de gelovige zich bewust mogen wor­den wat God hem in grenzeloze liefde, in genade, geschonken heeft en nog schenken wil.

Maar ook nu zal de boze proberen de blijdschap te roven. Allereerst door zonde, want waar zonde blijft bestaan is geen blijdschap mogelijk. Zeker zal hij ook proberen weer een wet te creëren die als een juk kan drukken. Dan ontstaat er een situ­atie waarin men te kramp­achtig en te gespannen met het evangelie bezig is. En worden er hoog- opgeschroefde normen ge­steld waaraan voldaan moet worden om door de Heer waardig gekeurd te worden. Dat systeem hadden de Farizeeën ook heel fijntjes uitgewerkt in een niet uit te voeren lijst van geboden en ver­boden. Wat dan overblijft is een uiterlijke blijdschap zoals de perfecte tempel­dienst .

Wat de gelovige moet leren is te leven uit de genade en zich niet opnieuw een juk laten opleggen van vele voorschriften. De woorden van Paulus zijn nog steeds actueel als hij schrijft: “Opdat wij waar­lijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrij­gemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen” (Gal. 05:01).

Blijdschap door de Heilige Geest

Het gaat dus wezenlijk om de blijdschap des harten door de Heilige Geest. De vrucht van de Geest is onder andere liefde, blijdschap en vrede, zegt Paulus in Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22). Ook zegt hij: “Want het Ko­ninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vre­de en blijdschap door de Heilige Geest” (Luc. 10:21) . Alleen als we de Heilige Geest in ons hart hebben, kan de bede van Jezus verwerkelijkt wor­den, waar Hij zegt: “Op­dat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben” (Joh. 17:13).

Alleen zo zal de blijde boodschap blij zijn en de geestelijke – de hemelse blijdschap en vreugde – te voorschijn brengen. En een volk dat vrij is, dat bevrijd is en vervuld met de Heilige Geest, daarvan zegt God: “Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep. want zie, Ik schep Jeru­zalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap.

En Ik (zegt God) zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuw” (Jes. 65:17-18). Halleluja!

 

Intermezzo

Stoer hoor met Jezus!

Hij had het leven met Jezus eerst wat jaartjes van de buitenkant beschouwd. Familieleden om hem heen leefden en wandelden in hun geloof.

Gevraagd – en ook veel ongevraagd – gaf hij daar zijn kom ment aar op. “Toevallig”, “Dat is sterk”, “Ik zal ook eens wat vragen… “

Maar er kwam een dag dat hij overstag ging en zijn knieën boog voor Jezus Christus, ook zijn Heer!

Toen ging ook hij wandelen in geloof. En het bleek dat hij vaak veel meer geloofde, dan al die ‘wandelende’ familieleden om hem heen.

De eenvoud van het simpel geloven dat aan Gods almacht werkelijk geen grenzen zijn, heeft ook mij dikwijls bemoedigd.

Geloven is zoiets kinderlijks. Vertrouwen hebben in de sterkte, de liefde en het oneindige verstand van God.

Op een dag komt hij opgeruimd de huiskamer binnen en zegt zo terloops tegen zijn vrouw en kinderen: “De Heer die doet zoveel voor me, geweldig gewoon. Ik vraag het Hem en Hij antwoordt soms verbluffend. Ik vind het mooi hoor met Jezus te wandelen, moet je maar eens horen. . . ” Maar één van zijn tienerdochters herinnert zich nog maar al te goed het andere commentaar op getuigenissen en pareert haar vader met: “Ja, pap, nou kun je wel hè? Lekker stoer lopen doen met Jezus! Nou wel een hele verandering hoor! “

Heerlijk dat vaders weer ‘lekker stoer’ mogen doen! Dat we in Christus mannen vinden die bidden en ontvangen! Die relatie hebben met Jezus, hun beste vriend. Laat ze maar ‘lekker stoer’ zijn met Jezus. Trots op de eindeloze vriendschap en kracht van Jezus!

Geloven… stoer; wandelen met Jezus!

 

Even uit de knoop halen door Ada Karst

Wat doe je als je ‘gevoel’ in de knoop zit? Je weet wel, iemand zegt iets of doet iets en van binnen ervaar je een onbestemd gevoel. Nu kun je daar wel overheen fietsen na­tuurlijk. Als je dat maar vaak genoeg doet kost het steeds minder moeite om die ‘hobbel’ te nemen. Want iets kan slijten door gebruik.

Beter is het om de knoop te ontwarren. Even na­gaan dus waar al die ge­voelens , die zo plotseling zijn opgewekt, thuishoren. Daar hebben we het Woord van God voor nodig. Het Woord van God kan de innerlijke orde weer her­stellen! Dat Woord wijst alle gevoelens hun juiste plaats weer aan. Dat Woord laat ons niet on­kundig als domkoppen zitten! Het maakt ons ‘kundig’. Het leert ons toetsen!

Vlees of Geest

Als iets voor je gevoel niet lekker ‘zit’, of niet lekker ‘valt’, mag je na­gaan of het te maken heeft met je ‘vlees’. En met ‘vlees’ duiden we de Bijbelse tegenstelling aan tot ‘Geest’.

Om een voorbeeld hiervan te noemen lezen we Ro­meinen 8 vers 5 tot en met 9 (Rom. 08:05-09): “Want zij die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees. en zij die naar de Geest zijn hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de ge­zindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God, want het on­derwerpt zich niet aan de wet Gods. Trouwens het kan dat ook niet: zij die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees maar in de Geest, althans indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” .

De tegenstelling tussen de gezindheid van het vlees en de gezindheid van de Geest is groot. Levens­groot! De gevoelens zijn door Jezus Christus uit de knoop gehaald. “Want wie Jezus Christus toebe­horen hebben (de gezind­heid van) het vlees met zijn hartstochten en be­geerten gekruisigd!” (Gal. 05:24).

Voel je je geraakt als ge­volg van je ‘gezindheid van het vlees’? Geloof dan het werk van Jezus Chris­tus, de gekruisigde. Hij wijst onze gevoelens te­recht !

Geloof of ongeloof

‘Ik voel me niet zeker’, ‘ik ervaar de vrede van God niet’, ‘ik voel me ge­spannen’. Wat een knopen in het gevoel! En ze ver­dwijnen niet eens vanzelf! Zelfs bidden ervoor helpt niet meer! ‘Zie je wel, ’t is niet goed met me’, is dan de eindconclusie.

Nee, bidden ervoor helpt niet, elkaars handen vasthouden helpt niet meer, lofprijzen helpt niet meer… Wat moeten we dan! ?

Er moet gewoon – geloofs- nuchter – iets ingeruild worden. Heel wat knopen worden ontward als in plaats van  ongeloof, geloof wordt ingezet. Geloof schept orde en wijst de gevoelens die door onge­loof wanorde brengen, de deur. “Thomas”, zegt Je­zus in Johannes 20 vers 27(Joh. 20:27), “wees niet ongelovig, maar gelovig” . Je mag gerust eens tegen jezelf zeggen: ‘Is Jezus opge­staan of niet! Nou dan!’

Zuiver gevoel

God heeft de mens geze­gend met actieve ver­mogens. En daar hoort het gevoel ook bij. Als een antenne mag ook het gevoel de situatie die zich ineens voordoet, proeven. ‘Gevoel’ wordt vaak zo passief gebruikt. Alsof alles zomaar over je stil­liggend gevoel heen rolt. Je gevoelsleven kan dan ook niet anders dan ver­harden of beschadigen. Zo hoeft het in Christus niet langer meer. We mo­gen ons gevoel mee laten doen en met de andere vermogens zoals verstand en wil, mag het gevoel voor de volle 100% worden ingezet in dienst van het Koninkrijk van God!

Knopen? Laat er niet één­tje zitten! Als ze ontze­nuwd worden door het Woord van God, is de door hen veroorzaakte pijn (in je gevoelsleven) weg! Dat betekent: her­stel voor je ziel, voor je geest en voor je lichaam! “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Heer Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept is getrouw, Hij zal het ook doen!” (1 Thess. 05:23-24).

 

Het hemelse Jeruzalem door Hessel Hoefnagel – 6 –

De feesten In het oude Israël.

Het oude volk Israël moest in een drietal oogstfeesten uitdrukking geven aan de toekomstige bedoeling van God met betrekking tot het herstel van de hele schepping.

Het feest van de ongezuurde broden (Paasfeest).

Dit feest werd voor het eerst gevierd in het begin van het jaar van de uittocht uit Egypte, namelijk in de eer­ste maand. Het feest duurde zeven dagen. Er werd onge­zuurd brood gegeten vanaf de avond van de 14e tot aan de avond van de 21e dag. Er mocht tijdens deze periode niets in huis wezen, wat gezuurd was (vergelijk het gist in ons brood). Op de avond van de eerste dag van deze week van ongezuurde broden werd het Paaslam geslacht en gegeten. Bij de eerste keer in Egypte vlak voor de uittocht werd het bloed van dit lam gestreken aan de bovendorpel en de deurposten van de hulzen. In diezelfde nacht ging de “verderfengel” door Egypte en stierven alle eerstgebore­nen van mens en dier, behalve in de huizen van de Israë­lieten (Ex. 12; Heb. 11:28).

Bij het feest van het Paaslam en de ongezuurde broden werd ook de “eerstelingsgarve” voor het aangezicht des Heren bewogen, daags na de eerste sabbat van het Pascha (Lev. 23:09-11). Deze eerstelingsgarve van de komende gerstoogst was een heenwijzen naar de Heer Jezus, Die op de dag na de sabbat opstond uit het graf. Zo betoonde Hij zich de eersteling van de nieuwe schepping (1 Kor. 15:23).

Op deze wijze moest het schaduwvolk Israël jaarlijks uit­drukking geven aan de betekenis van het lijden en sterven van de komende Messias. Zijn bloed (leven) werd uitgego­ten in de dood omwille van de zonde der wereld (Joh. 01:29;

1 Joh. 02:02). Hierdoor werd de macht van de Dood (verderf­engel) verbroken. Naar het eeuwig voornemen van de Schep­per werd het Lam geslacht (Openb. 13:08).

Wie door geloof het vlees van dit offerlam zou eten en Zijn bloed drinken, zou deel hebben aan het eeuwige leven (1 Joh. 06:53-58). Dit geldt nu nog onverkort. Wie het eeu­wige leven wil beërven, moet breken met de zonde en het oude “zuurdeeg” uit zijn leven wegdoen. Zo zal een onge­zuurd vers deeg ontstaan, dat deel heeft aan Jezus Chris­tus als Zijn geestelijk lichaam (1 Kor. 05:06-08).

Het “feest der weken” (Pinksterfeest).

Precies zeven volle weken na de eerstelingsgarve werd aan het eind van de gerstoogst het Pinksterfeest gevierd. De gerstoogst is een beeld van de gemeente, het lichaam van Jezus Christus. Deze gemeente wordt gevormd door de ver­vulling met de Heilige Geest, die de Heer vanuit Zijn po­sitie aan de rechterzijde van de Majesteit in den hoge (Heb. 01:03) uitstort in de harten van degenen, die geloven. Naar het openbaar worden van deze “zonen Gods” verlangt de hele schepping. Zij zucht en is in barensnood vanwege de onderworpenheid aan de vergankelijkheid. De schepping zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid van Gods kinderen, omdat zij haar hoop gevestigd heeft op de openbaring van de zonen Gods. Deze zonen in de moeder­schoot van de nieuwe schepping zuchten zelf nog mee in dezelfde verwachting van het zoonschap (Rom. 08:19-23).

Zoals het kind zich bij de geboorte losmaakt van de moe­derschoot om een zelfstandig leven te beginnen, zo zal de gemeente van de eindtijd zich in zelfstandigheid openba­ren .

Tussen Paasfeest en Pinksterfeest lag dus in het beeld het rijp worden van de gerstoogst. In de werkelijkheid overgezet leven wij nu In deze tijd. Na de eerstelings- garve, onze Heer Jezus Christus, is de Heilige Geest be­zig velen te vervullen om deel te hebben aan Zijn li­chaam. Wanneer dit lichaam volgroeid is in de moeder­schoot, zal de volgende fase in het herstelplan van God ingaan. Dit betreft dan de inzameling van de volle oogst, dat werd uitgebeeld in de viering van

Het “feest van de inzameling” (Loofhuttenfeest).

Het Loofhuttenfeest werd gevierd in de zevende maand van het jaar.

Het getal zeven geeft in de bijbel altijd een volheid aan. De hele zevende maand stond in Israël in het teken van dit omvangrijke oogstfeest.

In geestelijke zin betreft het hier de uitbeelding van de volheid der tijden, waarin alles tot volheid gebracht wordt, dus tot volmaakte functie naar het doel van de Schepper. Voor dit grootse doel is Jezus Christus neder­gedaald, zelfs tot in het rijk van de Dood. Hij is echter ook opgevaren, ver boven alle hemelen, om alles tot vol­heid te brengen (Ef. 04:10).

De zevende maand in het oude Israël is daarom het beeld van de “tijd van het einde”, waarin door middel van de gemeente het evangelie van God aan de hele mensheid van alle tijden en alle plaatsen wordt bekend gemaakt.

Na de opstanding van Jezus Christus als Eersteling zullen degenen die van Christus zijn met Hem worden opgewekt tot de opstanding uit de doden, om met Hem te verschijnen in heerlijkheid (Kol. 03:04).

Daarna zal het “einde” gezien worden, namelijk de inzame­ling van de volle oogst.

De tiende dag van de zevende maand was voor de Israëlie­ten de “grote verzoendag”. Deze is de aanduiding van de totale verzoening tussen de grote Schepper en zijn hele schepping. De grote verzoendag werd ingeluid door het blazen op de trompetten op de eerste dag van de zevende maand.

Zowel de eerste als de tiende dag van de maand werden als sabbat gevierd (Lev. 23:24-33).

Het blazen op de trompetten was een aanduiding van de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus, dat de aanleiding vormt van de verzoening tussen de Schepper en “alle dingen” (Kol. 01:20). Verzoening houdt in, dat er geen schuld meer is, want deze is kwijtgescholden. De zonde van de hele wereld is weggenomen door de overwin­ning van de volmaakte mens Jezus Christus (1 Joh. 02:02).

De “zonde van de hele wereld” blokkeerde de schepping in het bereiken van het doel van de Schepper. Deze blokkade is door de duivel bewerkt door de verleiding en verleugening van de eerste mensheid, maar is door de overwinning van Jezus Christus tenietgedaan.

Met deze overwinning is het herstel ingetreden. De open­baring van de nieuwe schepping is reeds volop bezig, al lijkt dit er uiterlijk nog niet op.

Sinds het “zaad” (Jezus Christus) in de “grond” (doden­rijk) is gegaan, ontwikkelt zich daaruit de nieuwe plant als het lichaam van dit zaad. Eerst “ondergronds”, daarna uiterlijk wel zichtbaar, maar nog onduidelijk als de “halm”. Geleidelijk wordt in deze halm de “aar” gevormd om tenslotte het “volle koren” te openbaren. Deze rijpe korrels zijn het beeld van de eerste korrel, die in de grond ging, gelijkvormig geworden. Zo worden de “zonen Gods” openbaar (vgl. Mark. 04:26-29).

Doordat Jezus Christus door Zijn dood en opstanding de claim van de Dood over de hele schepping heeft doorbro­ken, kan deze zich weer oprichten om aan haar potenties invulling te geven. Voor de mens betekent dit eeuwig le­ven zonder beperkingen, mits hij gelooft en breekt met de zonde.

Zoals een vlinder uit de verpopte rups tevoorschijn komt, openbaart zich de nieuwe schepping uit de oude. Een rups is gebonden aan de aarde. Zo is de eerste schepping als gevolg van de zonde beperkt en onderworpen aan de vergan­kelijkheid (Rom. 08:21). De nieuwe schepping is niet be­perkt en is als de vlinder, die zich vrij in de lucht be­weegt. De nieuwe schepping heeft haar wortels in de hemel en vandaaruit komt zij tevoorschijn. Zij is “van boven”, vanwaar iedere gave die goed is en elk geschenk dat vol­maakt is, neerdaalt van de Vader der lichten (Jak. 01:17).

Midden in de zevende maand, op de vijftiende dag, begon het zeven dagen durende Loofhuttenfeest.

Vanuit de rust van de Schepper openbaart zich de volheid van de ganse nieuwe schepping. De grote Landman heeft ge­duld en wacht op deze kostelijke vrucht, die het “land” zal opbrengen. Hij heeft het zaad in de grond gebracht en heeft geloof, dat het zijn vrucht zal opleveren.

Zo moeten ook wij geduld oefenen en onze innerlijke mens versterken, want het plan van onze God is bezig zich te voltrekken (vgl. Jak. 05:07-08).