1991.09 nr. 328

Levend geloof 1991.09 nr. 328

Waarom wij geestelijke kennis nodig hebben. Door Gert Jan Doornink

“Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1:9-10 (Kol. 01:09-10).

Waarom ons denken zo belangrijk is

Wanneer de apostel Paulus in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) de gemeente te Rome oproept om hervormd te worden door de vernieuwing van hun denken, doet hij daarmee niet alleen een belangrijke uitspraak die eenmalig gold voor de gemeente te Rome, maar geeft hij op duidelijke wijze aan wat voor de gemeente van alle tijden – en dus ook voor ons – altijd weer een belangrijke rol speelt. Want alles wat wij doen of niet doen, wat wij zeggen of niet zeggen vindt zijn oorsprong in onze gedachtewereld, in ons denken. Daar worden de beslissingen genomen. Het is dus zeer belangrijk dat ons denken openstaat voor alles wat God ons door zijn Woord en Geest aanreikt.

Ons denken mag niet geblokkeerd worden door de duivel, die er soms op geraffineerde wijze in slaagt dat dit wel het geval is.

Hij zal er bijvoorbeeld in deze tijd alles aan doen om te verhinderen dat de gemeente zich werkelijk als de ‘volwassen eindtijdgemeente’ gaat openbaren. Hij zal proberen ons af te houden van het grote doel waarvoor God ons bestemd heeft, namelijk de ‘gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon’ Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29), bijvoorbeeld door ons in te fluisteren dat dit doel toch nooit bereikt zal worden. Hij laat ons misschien op andere kinderen Gods zien die geen overwinning in hun leven hebben of op de onvolkomenheden die zich nog in ons eigen leven openbaren. Ik zei het al: hij gaat zeer geraffineerd te werk.

Eén van de dingen die mij bijvoorbeeld de laatste tijd opvallen is de gedachte die geponeerd wordt dat ‘kennis’ niet zo belangrijk is. Het gaat immers in de eerste plaats om het geloof, om de liefde en de beleving van het geloof. Dat laatste is juist ,maar dit levende geloof vindt wel zijn basis in de kennis die wij bezitten van de geestelijke dingen Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10) .

Wat dat betreft zijn wij in de natuurlijke wereld veel realistischer. Niemand wil graag op de onderste sport van de maatschappelijke ladder staan. We doen er alles aan dat we iets bereiken in de natuurlijke wereld. Kennis van de geestelijke wereld is echter vele malen belangrijker. Want het natuurlijke is maar tijdelijk, maar het geestelijke eeuwig! Daarbij mogen we ons realiseren dat kennis van de geestelijke dingen geen ‘dode kennis’ is, het is geen theorie, maar ‘levende kennis’: het doet iets, het is ‘resultaatgericht’ en brengt uiteindelijk de zonen Gods voort.

Wat gebrek aan geestelijke kennis veroorzaakt

Gebrek aan kennis heeft niet alleen tot gevolg dat wij het einddoel niet zullen bereiken, maar sleept in zijn kielzog allerlei andere negatieve gevolgen met zich mee. Wij willen er enkele noemen.

Een verkeerd Godsbeeld. Wij geloven dan niet dat God enkel licht is en in Hem in het geheel geen duisternis is, zoals Johannes dat in één van zijn brieven zo duidelijk formuleert. En als we een verkeerd Godsbeeld hebben , ontstaat er ook een verkeerd beeld en inzicht van Gods bedoeling met ons leven, namelijk ‘het goede, welgevallige en volkomene’. Bovendien staan we – zonder dat we het zelf in de gaten hebben – gemakkelijk open voor dwalingen.

Wij zijn niet een volwaardig getuige van Hem. In 2 Korinthiërs 2 vers 14 zegt Paulus: “Maar God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren en de ‘reuk van zijn kennis’ allerwegen door ons verspreidt, want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen die gered worden. (2 Kor. 02:14). Wij zijn een ‘levensgeur ten leven’, maar iemand zonder kennis kan dus ook onmogelijk deze levensgeur verspreiden.

Wij hebben niet in de gaten dat de vijand blokkades en hindernissen aanbrengt en dat gebeurt soms onder een vrome dekmantel. Ik moet in dit verband denken aan de uitspraak van Jezus in Lucas 11 vers 52: “Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de ‘sleutel der kennis’ weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegen gehouden” . Deze mensen brachten het volk wel een bepaalt soort kennis bij, maar niet de kennis zoals God die bedoelde, namelijk dat ze door de aanvaarding van Christus het werkelijke Goddelijke leven zouden leren kennen.

Bij een andere gelegenheid zei Jezus: “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben” Johannes 5 vers 39 en 40 (Joh. 05:39-40). Je kunt dus de Schriften onderzoeken en kennis vergaren en er toch niets mee doen of op een verkeerde wijze hanteren. Van déze kennis zegt Paulus in 1 Korinthe 8 vers 1 tot en met 3 dat zij ‘opgeblazen’ maakt (1 Kor. 08:01-03). Hij schrijft daar onder andere: “Wij weten dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht”. Met andere woorden als kennis geen positieve, praktische uitwerking heeft, dan heeft het voor God geen enkele waarde. Paulus zegt verder: “Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben (als hij er prat op gaat), dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort; maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend” .

Gebrek aan geestelijke kennis gaat daarom ook lang niet altijd gelijk op met gebrek aan Bijbelkennis. Het is best mogelijk dat we heel wat ‘parate Bijbelkennis’ bezitten en er toch verkeerd mee omgaan omdat we het echte leven missen. Dan werkt het als een soort boemerang en is het zelfs een wapen in hand van de vijand. Het is daarom ook niet belangrijk of we bijvoorbeeld allerlei geslachtsregisters en namen uit ons hoofd kennen. Dat is misschien wel aardig voor allerlei Bijbelse kwartet- en andere spelen. Ik ben daar niet zo’n voorstander van. In zekere zin is dat misbruik maken van Gods Woord, althans daarvoor is het niet bedoeld.

In Hosea 4 vers 2 en vers 6 lezen wij over een profetie, die weliswaar gericht was tot het oudtestamentische volk van God, maar waarvan we veel kunnen leren. Hier worden enkele dingen genoemd die niet meer aanwezig waren, te weten: trouw, liefde en kennis van God. Ik denk dat deze dingen ook altijd samen gaan. De gevolgen zij heel erg, vers 2 spreekt er over. En in vers 6 komt heel duidelijk naar voren hoe radiaal alles fout ging: “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis…” (Hos. 04:02 en Hos. 04:06)

Het gaat om de juiste geestelijke kennis

Om welke kennis gaat het nu? Het gaat om de kennis van God, van Jezus Christus en van de geestelijke dingen, dus om de juiste geestelijke kennis. Deze begint met het aanvaarden van Christus. Dan wordt het fundament gelegd en dan komt het er op aan dat we op de juiste wijze geestelijk groeien, zodat we uiteindelijk volwassen christenen worden en ons als werkelijke zonen Gods gaan openbaren.

Paulus benadrukt dat ook zo mooi in het gedeelte wat we als uitgangsstof van dit artikel hebben genomen Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10) . Het gaat om a. het vervuld worden met de rechte kennis van zijn wil en b. op te wassen (te groeien) in de rechte kennis van God. Dan – zegt Paulus zullen we de Here waardig wandelen. Hem in alles behagen en in alle goed werk vrucht dragen! Paulus zegt ook dat dit vol worden van de kennis van God gebeuren moet in alle wijsheid en geestelijk inzicht.

Geestelijke kennis is dus uitermate belangrijk. We hebben het nodig in deze tijd. Broodnodig! We kunnen niet zonder! Ik leg hier even apart de nadruk op omdat in dit verband ook nog wel eens 1 Korinthiërs 13 wordt aangehaald dat dan als ‘bewijs’ moet dienen om de kennis, het kennen van God minder belangrijk te achten. Het gaat uiteindelijk om de liefde, wordt er dan gezegd, met een aanhaling van vers 13. (1 Kor. 13:13) Maar dan is het wel uit zijn verband gerukt. Paulus zegt daar dat als het volmaakte komt, het onvolmaakte heeft afgedaan. Maar zolang ‘het volmaakte’ er nog niet is, hebben we nog te maken met het onvolmaakte, het onvolkomene. En in deze tijd van onvolkomenheid is het dus uitermate belangrijk dat we steeds meer geestelijke kennis zullen bezitten. Dat is een proces waar wij dagelijks bij betrokken zijn. Een proces dat niet buiten ons om plaats vindt, maar waar we ons op positieve wijze en in gehoorzaamheid voor behoren in te zetten.

Het geheim van Paulus vruchtbare bediening

De apostel Paulus, waarvan wij verschillende uitspraken hebben aangehaald, zei op een gegeven moment van zichzelf: “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg” 1 Korinthe 11 vers 1 (1 Kor. 11:01). Nu wat geestelijke kennis betreft is hij een perfect voorbeeld om na te volgen. Hij kende zichzelf door en door en was zich bewust dat hij veel kennis van de geestelijke dingen bezat. Hij hield dit niet voor zichzelf maar gaf het door aan zijn medegelovigen. Zo lezen wij in 2 Korinthiërs 11 vers 6 (2 Kor. 11:06): “Ben ik dan al onervaren in het spreken, in kennis ben ik het niet, maar wij hebben die alleszins en in alle opzichten bij u openbaar gemaakt”.

Dat Paulus vrijwel zeker geen begaafd redenaar was blijkt ook wel uit wat hij schrijft aan de Korinthiërs: “Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van Geest en kracht, opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God” 1 Korinthe 2 vers 1 tot en met 5 (1 Kor. 02:01-05).

Dat was het geheim van de zegenrijke bediening van Paulus! Zijn geloof rustte niet op wijsheid van mensen, niet op intellectuele natuurlijke kennis. De bakermat van zijn denken, spreken en handelen was de kracht van God, de Geest van God. Het verbonden zijn met de vader. Het leven in gemeenschap met Hem, zoals ook Jezus dat op een volkomen wijze kende. Paulus had slechts één verlangen: het einddoel te bereiken, de volkomenheid in Christus. Denk ook aan wat hij schrijft in Filippenzen 3 vers 7 tot en met 11 (Filip. 03:07-11). Als dit verlangen ook ons leven beheerst, gaat God dit ook in ons leven waarmaken. Hij wil niets liever dan dat!

We hebben het in dit artikel gehad over het werkelijke kennen van God, de geestelijke kennis. Weet u wat ook zo heerlijk is? Dat Hij ons kent! Niet voor een klein beetje, maar door en door. Voor elkaar kunnen we misschien bepaalde dingen verbergen, maar niet voor Hem. En als u en ik een oprecht verlangen hebben Hem te dienen en te volgen met alles wat in ons is, zal Hij ons altijd weer opnieuw helpen, bemoedigen en stimuleren. Of zoals Kolossenzen 1 vers 11 (Kol. 01:11) zegt: “met alle kracht bekrachtigen naar de macht zijner heerlijkheid” .

Wat een God hebben wij, vindt u niet? Hem willen wij loven, prijzen en danken. En daarom mogen wij het ook zekere weten dat wij, zoals Paulus in Kolossenzen 3 vers 11 (Kol. 03:11) zegt, vernieuwd worden tot volle kennis naar het beeld van onze Schepper!         

 

Omgang door Duurt Sikkens

“Het is niet goed dat de mens alleen is” Genesis 2 vers 18 (Gen. 02:18).

Zeker niet, al moet je als alleen levende meestal zélf het isolement waarin je je bevindt doorbreken. ’t Zou beter zijn wanneer anderen oog voor je hebben en werkelijk om je geven, want er is niets meer isolerend dan wanneer men je aanwezigheid welwillend tolereert. Dan voel je je nog eenzamer.

God heeft de mens geschapen voor de omgang, met elkaar, maar méér nog met Zichzelf want, platweg gezegd, God vindt het ook maar niks om alleen te zijn, ’t Liefst wil Hij Zijn leven met iemand delen. Daarvoor heeft Hij de mens bedacht. Niet een engel of ander schepsel, maar de mens, jou. Met de mens zoekt Hij altijd weer het contact op.

Adam en Eva waren natuurlijke, stoffelijke wezens en nadat ze zich van dat beginstadium ontgroeid zouden hebben, zouden ze in staat zijn met God om te gaan, op geestelijke wijze. Jezus was de eerste die dat beleefde, want de Vader had hem zó lief dat Hij zijn aangezicht over Hem deed lichten.

Wie dat geheim ook wil beleven kan via Jezus tot de Vader komen. God heeft deze eerste zoon uitgekozen. Wie nu ook deel uitmaken wil van deze uitverkiezing hoeft zich slechts te hechten aan Jezus. Achter al het verlossingswerk zit de brandende, zuivere en gevende liefde van de Vader want Hij wil niet alleen zijn. Hij wil met de mensen wonen in hemel en op aarde: mensen bij Hem, Hij bij ons. Maar wie gelooft dit als hij of zij dit hoort?

 

Voorbeden in de gemeente door Margreet Gast

 

In Jakobus 5 vers 14 en 15 (Jak. 05:14-15) vinden we het bekende tekstgedeelte over de voorbede in de gemeente: “… Laat hij dan de oud­sten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken…”

En verder staat in Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) het ‘opleggen der handen’ genoemd, als onderdeel van het fundament van het geloof. Dit verwijst ook naar het functioneren van de voorbeden. En ook wanneer we de gaven en bedieningen bekijken in 1 Korinthe 12, zien we duide­lijk dat deze kunnen wer­ken binnen de voorbeden: de gaven van genezingen, van krachten, van profe­tie, van onderscheiding van geesten.

Hoe werken de voorbeden nu in de praktijk van het gemeente-zijn? Doorgaans is er in elke samenkomst – zowel de dienst op zon­dag als de Bijbelstudie of bidstond door de week – gelegenheid om voor voor­bede te komen. Soms vindt de voorbede plaats in het midden van de gemeente, soms ook in afzondering. Dan zijn er alleen het ge­meentelid die voorbede vraagt, eventueel met echtgenoot, en de oudsten; dan is er ook meer tijd voor gesprek. In elk geval mag de broeder of zuster er van uit gaan dat Gods Geest krachtig zal werken: het doen van voorbede is immers een door God zelf gewilde en bedoelde taak van het Lichaam van Christus!

Maar begrijpen we als ge­meenteleden altijd wel goed’ hoe de voorbeden ook voor ons kunnen functioneren, hoe wij er gebruik van kunnen maken? Zo kan men bijvoorbeeld tegenge­houden worden om op de juiste tijd en voor de jui­ste strijd naar voren te komen in de gemeente. Of men kan volkomen verkeer­de ideeën hebben over het eigen aandeel in de strijd.

Wat ons kan tegenhouden

‘Als je voorbede vraagt, weet iedereen dat je hulp nodig hebt bij je proble­men. Dan sta je wel te kijk als zwakkeling. Om je dood te schamen’.

Als deze gedachte zich in je heeft vastgezet, zal je niet – of misschien wel nooit – voor voorbede ko­men. Of je komt wel, maar met dingen die niet de echte problemen van je leven betreffen. Echt je openen doe je niet. De leugen leeft in je dat an­deren je verachten om je zonden en zwakten. ‘Om hulp vragen? Nooit! Ik zal me niet laten kennen!’

Ben je een zwakkeling, als je voorbede nodig hebt? inderdaad! In de tekst van Jakobus 5 staat wie de oudsten moeten roepen: zij die ‘astenei’ zijn, dat is: zwak, krach­teloos. De NBG vertaalt het met ‘ziek’.

Maar wat is er erg aan om zwak en krachteloos te zijn? Wat houd je tegen om als zieke de ‘genees­heer’ te laten komen? Je­zus is toch gekomen voor hen die zwak, moe en ziek waren? Lees Matteüs 9 vers 12 en Matteüs 11 vers 28 tot en met 30 en Handelingen 10 vers 38 (Matt. 09:12; Matt. 11:28-30; Hand. 10:38). God ontfermt zich over verlo­ren mensenkinderen. Toch zijn er nog genoeg ge­meenteleden die zich laten afhouden van de zegen van de voorbeden door zo’n leugen. En leugen wijkt alleen maar voor de waarheid.

De waarheid is dat wie zich echt bekeerd heeft tot God en Jezus als zijn Verlosser heeft aangeno­men, zich wil laten ken­nen Psalm 139 vers 23 en 24 (Ps. 139:23-24). Zich ook niet zal schamen om de strijd die er nog is in zijn leven. Want iemand die waarlijk liefheeft, wil zelf geen deel meer heb­ben aan de schandelijke werken der duisternis, maar zal ze (laten) ont­maskeren, om zo de tegenstander te verslaan. De broeders en zusters zul­len de ander niet verach­ten die voorbede vraagt. Zij ontfermen zich over hem of haar en strijden mee.

Wat ons inactief kan maken

‘Als je voorbede hebt ge­had, dan is het dus voor elkaar. Dan ben je van het probleem af’.

Wellicht zijn er gemeente­leden die denken dat, op het moment dat de oud­sten het gebed hebben uitgesproken, hun pro­bleem de wereld uit is. Zij zullen dan ook zeker vaker naar voren komen voor gebed dan de broe­ders en zusters uit het eerste voorbeeld. Maar natuurlijk werkt het zo niet. Het is geen druk- op-de-knop systeem bij God. Vaak is het zo dat het pas echt goed begint na de voorbede! Want met de versterking die je hebt ontvangen, ga je de strijd ook echt, actief aan. Er wordt geloofswerk verwacht! Trouwens: je verwacht dat zelf toch ook? Als wij weten en be­lijden: ‘God is mij een Helper’, dan betekent dat niet dat de mens achter­over kan leunen in de luie stoel en dat God het werk opknapt. De mens mag zelf uitspreken wat hij wil. En God is er om krachtig bij te staan, hen wier hart volkomen uit­gaat naar de wil van God.

De voorbeden in de ge­meente zijn een kostelijk goed aan de gemeente toevertrouwd. Laten we er zuiver mee omgaan en blijken betrouwbaar te zijn. Dan zal ook de wer­king van de Geest onge­kend groot zijn. De veel­kleurige wijsheid Gods zal in de hemelse gewes­ten geopenbaard worden door de God toegewijde gemeenten.

(In een tweede artikel over dit onderwerp, dat volgende maand verschijnt in “Levend Geloof”, komen nog enkele andere facet­ten aan de orde).

 

Geroepen tot heerlijkheid door Wim te Dorsthorst

 

Gelooft het evangelie!

De eerste woorden die Markus optekent uit de mond van Jezus zijn: “De tijd is vervuld en het Ko­ninkrijk Gods is nabijge­komen. Bekeert u en ge­looft het evangelie” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15). Het was en is nog een oproep van de Heer om de waarheid, de waar­achtige inhoud van de blijde boodschap van God voor de mensen, te geloven. Te aanvaarden als de goede, de welgeval­lige en volkomen wil van God voor de mens.

Ongeveer 50 jaar later schrijft Paulus aan de Thessalonicenzen: “Daartoe heeft God u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus” 2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (2 Thess. 02:14).

Het evangelie Gods, wat Jezus predikte en later de apostelen, is een evangelie van verlossing, bevrijding, oprichting, genezing, maar bovenal een evangelie van heerlijkheid. Daartoe roept God de mens door het evangelie van zijn Zoon.

Heerlijkheid: Een innerlijke zaak

In het oude testament staan vele voorbeelden waar het oorspronkelijke Hebreeuwse woord ‘kabood’ (is ‘heerlijkheid’) gebruikt wordt voor bezittingen en rijkdom op aarde. Het gaf iemand gewicht, zwaarte, aanzien (Zie bijvoorbeeld Genesis 13 vers 2 en genesis 31 vers 1 (Gen. 13:02 en Gen. 31:01). Veel vaker wordt het woord gebruikt om te spreken over de heerlijkheid van God. In verband met alles wat God gedaan had bij de uitleiding uit Egypte, bij de verschijning op de Sinaï’, de verzorging van zijn volk in de woestijn, enz.

Wat ten diepste bedoeld wordt met de heerlijkheid van God zien wij in Exodus als Mozes de heerlijkheid getoond wordt door het uitroepen van de Naam des Heren  Exodus 33 vers 18 en 19 en Exodus 34 vers 5 tot en met 7 (Ex. 33:18-19; Ex. 34:05-07). Wij zien dan dat de heerlijkheid – in het Nieuwtestamentisch Grieks: ‘Doxa’ – een innerlijke zaak is. Als God zijn Naam noemt aan Mozes dan is dat een openbaring van zijn wezen. Niet wat Ik allemaal bezit en wat Ik allemaal kan en doe, is mijn heer­lijkheid, zegt God, maar wat Ik ben. “Barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertieren­heid bestendigt aan duizen­den, die ongerechtigheid, overtreding en zonde ver­geeft” Exodus 34 vers 6 en 7 (Ex. 34:06-07). Dat is mijn heerlijkheid, zegt God! Zijn werken en han­delen komen voort uit deze innerlijke heerlijkheid.

De eeuwige heerlijkheid

Als Zacharias profeteert over de komst van Jezus en de vergeving van de zonden, dan zegt hij: “Dit is door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmede de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien” Lucas 1 vers 77 en 78 (Luc. 01:77-78). God kan niet anders. Hij handelt zoals Hij is en Hij is zoals Hij handelt. “God is licht en in Hem is in het geheel geen duister­nis” 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05), is de verkondiging van Jezus.

God heeft de mens ook ge­schapen met heerlijkheid. We kunnen dat lezen in Genesis 1 vers 26 tot en met 28 (Gen. 01:26-28) en in Psalm 8. Van deze heerlijkheid is na de zondeval niet veel meer overgebleven. Maar de eeuwige heerlijkheid waar de God van alle ge­nade de mens in Christus tot roept, 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10), gaat die eerste heerlijkheid verre te boven.

Het is het deel hebben aan de heerlijkheid Gods in Jezus Christus. Daartoe zijn wij geroepen door het evangelie der heerlijkheid van de zalige God, 1 Timoteüs 1 vers 11 (1 Tim. 01:11).

De Zoon kent de Vader

“Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”, Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18). Alleen de Zoon kent de Vader Matteüs 11 vers 27 (Matt. 11:27). Alleen Hij kan Hem aan de mensen bekend maken. In Jezus Christus is Gods heerlijkheid geopenbaard. Hij is de geopenbaarde Naam van God, de ‘Ik ben die Ik ben’. Hij is de af­straling van Gods heerlijk­heid en de afdruk van Zijn wezen Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 01:03a). Hij hoefde Zijn gelijkheid met God geen roof te ach­ten, want Hij was in de gestalte Gods, leert Paulus ons in Filippenzen 2 vers 6 (Filip. 02:06) en open­baarde van daaruit de heerlijkheid Gods. Wat Hij openbaarde en verkondig­de was geen aangeleerde kennis, maar dat was Hij! “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” en “Wie Mij kent, kent ook Mijn Vader” zijn Zijn eigen woorden, Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). Dé hoofdwaarheid van het evangelie voor toen en niet minder voor nu.

Maar evenals in het Oude Verbond Gods heerlijkheid verborgen was in de wolk, in de ‘Sjechina’, Exodus 24 vers 16 (Ex. 24:16) en in de tabernakel, zo was de heerlijkheid van de Zoon, Jezus Christus, verborgen door het ‘in het vlees zijn’.

De apostel Johannes schrijft in het evangelie: “Het Woord is vlees gewor­den en het heeft onder ons gewoond en wij. heb­ben zijn heerlijkheid aan­schouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van gena­de en waarheid”, Johannes 1 vers 14 (Joh. 01:14) . De heerlijkheid Gods heeft onder ons gewoond in een lichaam van vlees en bloed. Eigenlijk staat er: “En het heeft onder ons zijn tent opgeslagen, getabernakeld” .

Zacharia profeteerde: “Jubel en verheug u, gij dochter van Sion! want zie, Ik kom in uw midden wonen luidt het woord des Heren” Zacharia 2 vers 10 (Zach. 02:10). De ganse volheid Gods woonde in Zijn Zoon, Jezus Christus temidden van het volk Israël.

Maar zoals God woonde in het heilige der heilige in de tabernakel in de woestijn, Exodus 25 vers 8 en 9 (Ex. 25:08-09) in een duistere ruimte, welke afgescheiden was door een zwaar voorhangsel, zo vormde het vlees, het menselijk lichaam van Je­zus, het voorhangsel waardoor de heerlijkheid Gods verborgen was.

Wij kunnen dit lezen in He­breeën 10 vers 19 en 20 (Heb. 10:19-20) waar staat dat Jezus door zijn bloed ons een nieuwe en levende weg heeft ingewijd om het hei­ligdom binnen te gaan, door het voorhangsel, dat is Zijn vlees. Toen Hij stierf scheurde het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden Matteüs 27 vers 51 (Matt. 27: 51). De rijke en diepe gedach­ten die hierin zijn, laat ik hier verder rusten.

God heeft Zijn eigen Zoon – het Woord – gezonden in een vlees aan dat der zonde gelijk, leert Paulus, Romeinen 8 vers 3 (Rom. 08:03). Zo was het de wil van de Vader in de hemel dat Zijn eigen Zoon het lichamelijke bestaan van de mens zou delen, zodat Hij die geen zonde gekend had, door God tot zonde gemaakt kon worden voor ons en in dat lichaam onze zonden aan het kruis kon brengen, 2 Korinthe 5 vers 21 en 1 Petrus 2 vers 24 (2 Kor. 05:21; 1 Petr. 02:24).

Maar Hij was Immanuel, ‘God met ons’, Matteüs 1 vers 23 (Matt. 01:23) .

Paulus schrijft later: “En buiten alle twijfel, de ver­borgenheid der godzalig­heid is groot: God is ge­openbaard in het vlees”, 1 Timoteus 3 vers 16a in de Staten vertaling (1 Tim. 03:16a).

De heerlijkheid aanschouwd

Johannes mocht samen met Petrus en Jakobus op de berg iets zien van wat er achter deze verborgenheid schuil ging. “En zijn ge­daante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht”, Matteüs 17 vers 2 (Matt. 17:02). En zijn Vader in de hemel getuigt: “Deze is Mijn  Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem” (vers 5). Zij zagen de heerlijkheid van de eniggeboren Zoon van God.

Maar ook de andere apos­telen hebben zijn heerlijk­heid ‘aanschouwd’ zegt Johannes. Dat wil zeggen: zij hebben dieper gezien dan het uiterlijk van Je­zus, waaraan niets imponerend was, Jesaja 53 vers 2 (Jes. 53:02). Zij zagen de heerlijkheid Gods vol van genade en waarheid, vol van goeder­tierenheid en trouw. Zij hebben gezien, aanschouwd en getast hetgeen was van den beginne, het Woord, des levens, 1 Johannes 1 vers 1 (1 Joh. 01:01). De mensen die de Here der heerlijkheid’ aan het kruis sloegen, hebben het ook niet geweten, 1 Korinthe 2 vers 8 (1 Kor. 02:08). Daarom zegt Jezus ook: “Vader, ver­geef het hun, want zij we­ten niet wat zij doen”, Lucas 23 vers 34 (Luc. 23:34). Dat is de heerlijkheid van zijn Vader; altijd gaarne vergevend!

Ook nu nog is de heerlijk­heid van Jezus – welke Gods heerlijkheid is – ver­borgen voor de natuurlijke mens. Maar ook veel chris­tenen zien en begrijpen er niets of maar weinig van. Het is juist dit evangelie van de heerlijkheid dat eeuwen lang door vrome leugengeesten ten onder is gehouden. De mens moest sidderen voor de grootheid van God en Jezus Christus en zichzelf een nietswaardige zondaar blijven voelen. Tot van­daag worden velen zo zelfs beroofd van een beetje na­tuurlijke levensvreugde en lijden velen hierdoor aan depressies.

Ook verhinderen wettische geesten om te zien dat het genade is wat God ons in Jezus Christus wil schen­ken. Zeker, het gaat niet buiten de mens om, maar wat wordt de genade vaak verdrongen door het zelf te moeten doen. Paulus formuleert het wel heel duidelijk als hij spreekt over “ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is”, 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04). Ook in deze tijd verleidt de duivel tot het prediken van een andere Jezus dan de Schrift ons leert of een andere geest of een ander evangelie 2 Korinthe 11 vers 4 (2 Kor. 11:04). Dat werkt verblindend voor het evangelie der heerlijk­heid van Christus.

De kennis der heerlijkheid Gods

Wie Jezus in het geloof accepteert, zoals de Schrift Hem aan ons open­baart, en de Heilige Geest ontvangen heeft, daarvoor geldt: “Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus“, 2 Korinthe 4 vers 6 (2 Kor. 04:06).

Mozes zei tot God: “Doe mij toch uw heerlijkheid zien” . Er} het antwoord was: “Gij zult mijn aan­gezicht niet kunnen zien. Want geen mens zal Mij zien en leven”, Exodus 33 vers 18 tot en met 20 (Ex. 33:18-20).

Wat zijn wij nu dan be­voorrecht dat we, gerei­nigd door het bloed van het Lam Gods, kennis mogen krijgen van Gods heerlijkheid. Ja, dat we juist daardoor leven! Het is de Heilige Geest die in ons woont en ons hart verlicht, waardoor wij kunnen zeggen: “Jezus is Here”, 1 Korinthe 12 vers 3 (1 Kor. 12:03). En het is de Geest der waar­heid die het uit Jezus neemt en het ons verkon­digt Johannes 16 vers 12 tot en met 15 (Joh. 16:12-15) om kennis te krijgen van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.

Dan is ‘God is enkel goed’ niet langer een leerstuk of een slogan, maar een innerlijke openbaring want Zijn heerlijkheid is Zijn wezen.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het septembernummer ligt weer voor u met inspirerende, informerende en geloofsopbouwende artikelen. Wij zijn er van overtuigd dat de inhoud van dit nummer voor velen weer tot grote zegen zal zijn. Dat is ook de opzet en doelstelling van “Levend Geloof”. Reeds bijna 30 jaar proberen wij het evangelie van Jezus Christus op een zo duidelijk mogelijke wijze door te geven. En als wij het woord ‘evangelie’ gebruiken, bedoelen we het ‘volledige evangelie’ (de boodschap van het Koninkrijk der hemelen). Dit evangelie verlost de mens werkelijk uit satans macht en is gericht op het grote doel: de volkomen mens in Christus voort te brengen. Daar doen we niet geheimzinnig over. Iedereen die ons blad leest, weet dat wij in dit opzicht geen compromis sluiten met wie of wat dan ook, maar in geloof en gehoorzaamheid verder gaan.

Wij zijn altijd weer dankbaar als kinderen Gods, die een oprecht verlangen hebben de Heer te dienen, de ‘volle weg’ gaan ontdekken en zich losmaken van alle twijfel, verwarring en misleiding: wapens die de vijand hanteert om kinderen Gods van het hoge doel wat God met hen voor heeft, af te houden.

Ook zijn we dankbaar voor hen die het werk van “Levend Geloof” ondersteunen. Wij denken daarbij onder andere aan de nu bijna afgelopen financiële ‘zomeractie’. Iedereen die hieraan heeft meegedaan, ontvangt van ons in de loop van de maand nog een afzonderlijk schrijven. Maar ook vanaf deze plaats willen we alle gevers en geefsters heel hartelijk bedanken voor hun bijdrage!

Ook deze en volgende maand blijven extra giften echter noodzakelijk, want de “Levend Geloof’-arbeid is zoals bekend een ‘geloofswerk. Vorig jaar moesten we in november een extra beroep op onze lezers en lezeressen doen, vanwege een dreigend exploitatietekort. Wij vertrouwen er op dat dit nu niet nodig zal zijn, maar wij hebben dus wel uw hulp daarbij nodig!

Bijzonder verheugend is ook de toename van het aantal nieuwe abonnees! Soms blijken nummers die reeds jaren geleden verschenen zijn, nog in omloop te zijn en hun werk te doen, dat wil zeggen: lezers of lezeressen worden door de inhoud aangesproken en besluiten abonnee te worden. In dit verband willen wij ook een beroep doen op onze abonnees ons te helpen nieuwe abonnees te winnen. Ook een geschenkabonnement is vaak een effectief middel om anderen in aanraking te brengen met het volle evangelie! (leder nieuw adres ontvangt de dit jaar nog te verschijnen nummers gratis). Laten we ons gezamenlijk blijven inzetten voor de verkondiging van het evangelie wat ons zo lief is. Er is nog veel werk aan de winkel!

 

Hoe gaan wij om met homoseksualiteit? door Evert van de Kamp

 

Het was ruim negen uur in de avond. De bel ging over. Een man, kennelijk in grote nood, stapte over de drempel. Hij ver­telde: ‘Ik ben getrouwd (mijn vrouw is thuis), ik heb kinderen; ik houd het niet meer uit, ik ben homoseksueel’. Het bleef heel stil in de grote huis­kamer. Het duurde even voor de volgende woorden kwamen.

Op een personeelsverga­dering stelde hij zich voor: ‘Ik ben psychothe­rapeut, dit en dat is mijn werk en opvatting. Graag wil ik jullie van dienst zijn in zake problemen met kinderen. Ik ben niet getrouwd . . . , ik ben ho­moseksueel .

Een jonge vrouw, nog maar kort in haar huwe­lijkse dagen, ging een lesbische verhouding aan. In de kortste keren strandde het zo mooi be­gonnen huwelijk.

Homoseksualiteit, we heb­ben in de gebroken schepping er allemaal mee te maken. Het is een even groot als wel teer pro­bleem. En te veel woorden hebben vaak al te veel stuk gemaakt. Geconfronteerd met de intensiteit en de diversiteit van nood en verdriet, moet je stil worden. Er over schrijve^ en praten vraagt de nodi­ge terughoudendheid en tegelijk grote duidelijk­heid. Het eerste gebiedt de liefde, het tweede geeft het Woord. In het ‘Volle Evangelie’ mogen wij er in ieder geval niet aan voorbij gaan, Lucas 10 vers 25 tot en met 37 (Luc. 10:25-37).

Hetero, homo en bi-seksualiteit

Binnen het begrip seksuali­teit onderscheiden wij hete­roseksualiteit, homoseksua­liteit en biseksualiteit. Bij heteroseksualiteit gaat het om de man en de vrouw, personen van verschillend geslacht. In de homoseksu­aliteit gaat het over men­sen die zich aangetrokken voelen tot iemand van het­zelfde geslacht.

Homofilie is de liefde tot het gelijke. Homo = gelijk, filie = liefde. Het betekent zich erotisch en seksueel overwegend aangetrokken voelen tot personen van het eigen geslacht. Er is sprake van een duidelijke vermindering of soms to­tale afwezigheid van sek­suele gevoelens voor de andere sekse. Het komt voor bij mannen en even­zeer bij vrouwen. In het laatste geval spreken we van ‘lesbianisme’.

De woorden homoseksuali­teit en homofilie betekenen niet helemaal hetzelfde, maar in het spraakgebruik wordt het nauwelijks on­derscheiden. Een kernhomofiel is iemand met een exclusief homoseksu­ele gerichtheid. In de psychologie wordt die term niet meer gebruikt. Bij biseksualiteit praten we over mensen die ge­richt zijn op beide ge­slachten. Zo is er een groep homoseksuelen die ook heteroseksuele kon­takten heeft. Er zijn ge­huwden die tevens homo­seksuele relaties onder­houden .

De seksuoloog dr. Van Naersen waarschuwt dat we eigenlijk maar niet moeten proberen een de­finitie te geven van homo­seksualiteit. Hij beweert dat er in werkelijkheid vele soorten homoseksua­liteit bestaan.

In 1946 is in Amsterdam het COC opgericht, de Nederlandse Vereniging tot integratie van Homo­fielen. Men streeft naar integratie van homoseksualiteit in het maatschappe­lijk leven.

Je schrikt overigens van de feiten. Volgens een deskundige haalt het aan­tal homoseksuelen dat le­venslang één vaste part­ner heeft, vermoedelijk de 1% niet eens. Een on­derzoek in de Verenigde Staten bevestigt dat. De cijfers gelden voor een heel leven van mannelijke homoseksuelen.

9% minder dan 25 partners 32% 100-500 partners 15% 500-1000 partners 28% meer dan 1000 partners

Dit verklaart tevens waar­om de ziekte AIDS in zijn eerste stadium zich zo snel in Amerika en Europa onder homoseksuele man­nen heeft verspreid.

Literatuur over homoseksualiteit

Lange tijd is het onder­werp homoseksualiteit voor een groot deel van het kerkelijke erf een verzwegen feit geweest. Dat is intussen sterk ver­anderd. Het is echter zo complex dat het in al zijn facetten nog niet is uit­gediept. Vooral de laatste twintig jaar is er extra veel over geschreven. Het is bespreekbaar geworden. Maar dat heeft, denk ik, ook te maken met een explosieve toena­me van nood en verdriet op dit hachelijke terrein. Eigenlijk kan niemand er (meer) om heen. In een enkel artikel is het onmo­gelijk weer te geven wat er allemaal leeft, anders gezegd ‘aan de gang is’. Het raakt zoveel kanten van het maatschappelijk en godsdienstig leven. Het infiltreert het geloofs­leven van zeer velen. Het beroert hele gezinnen en families, kerken en ge­meenten .

Vandaar dat ik nu al (op lectuur wijs je meestal aan het eind) wil wijzen op enige prima leesbare uitgaven, die nog maar kort op de markt zijn. Ze zijn bij elke boekentafel of boekhandel te verkrij­gen of te bestellen. Ze wijzen de homofilie als mo­gelijke levensvorm op Bijbelse gronden af. Terecht, wie met de Heer leeft in een oprechte geloofsrelatie zal dit moeten respecteren. Wat mij echter diep getrof­fen heeft, is de eerlijke bewogenheid en de onge­kunstelde liefde waarmee men de ‘ander’ benadert; met de liefde van Christus, met geloof en veel deskundigheid.

Dit geeft hoop voor de velen die tobben met on­voorstelbaar diepe ellende. Eigenlijk moet iedere gelo­vige zich geestelijk bekwa­men om die ‘vastgelopen’ zijn werkelijk van ‘dienst’ te kunnen zijn. Hoewel ik vanuit de visie op het Koninkrijk der Hemelen best hier en daar een vraag of uitroepteken plaats, heb ik er zoveel goeds in ge­vonden, dat het winst is er kennis van te nemen.

In de serie ‘Praktisch en Pastoraal’ is onder redactie van drs. F. E. Mole­naar en dr. J. van der Wal bij Uitgeverij J. J. Groen in Leiden het boek ‘Homofilie en de christe­lijke gemeente’ versche­nen. Ondertitel: ‘Ervarin­gen, pastoraat en hulp­verlening’. Naast een briefwisseling met een ho­mofiel gericht christen, een getuigenis van een vrouw gehuwd met een man die uiteindelijk koos voor een homofiele leef­wijze, proberen een zes­tal auteurs antwoorden te geven op de belangrijkste vragen. Leidinggevenden zouden dit boekje moeten bestuderen.

Evenmin de studie van ds. J. Windig, emeritus-predikant van de Hervormde kerk. Zijn indringende boek ‘Liefde, vriendschap en homoseksualiteit bijbels bezien’, is uitgebracht door Boekencentrum in Den Haag. Zelf zegt hij er van: ‘In dit boek wil ik niets anders doen dan de ‘feiten’ zo eerlijk moge­lijk presenteren en het licht van de Bijbelse bood­schap over de feiten laten schijnen, omdat alleen de waarheid ons vrij zal ma­ken. De Bijbelse boodschap is niet in een mensenhart opgeklommen en betreft méér dan ons aardse be­staan. Toch kan ieder mens de ontdekking doen, dat deze boodschap niet wereldvreemd is. Integen­deel, als we deze bood­schap aanvaarden, komt in het licht van de eeu­wigheid, ook ons aardse menselijke bestaan optimaal tot zijn recht. Van deze overtuiging gaat dit boek uit’.

Het derde boekje is het levensverhaal van Johan van de Sluis, in 1969 eerder opgetekend door Johan Th. Bos en nu door hemzelf bewerkt. Het boekje draagt dezelfde ti­tel van toen, namelijk ‘Ik ben niet meer zo’ en de uitgever is Stichting ‘Moria’, tegenwoordig in Hil­versum. Johan was een zogenaamde ‘kernhomofiel’, maar is door de Heer vol­komen bevrijd en genezen. Hij is gehuwd en vader van drie kinderen. Als projectleider van het bureau ‘Evangelische Hulp aan Homofielen’ (EHAH) is hij parttime werkzaam bij de Vereniging ‘Tot Heil des Volks’ in Amsterdam. Te­vens is hij pastor van een christengemeente in Amsterdam. In het hier­boven eerstgenoemde boek schreef hij het belangwek­kende hoofdstuk ‘De prak­tijk van hulpverlening en begeleiding’.

Bijbelse en ethische overwegingen

De Bijbel is voor ons Woord van God, absoluut betrouwbaar en gezagheb­bende openbaring. De Schrift is de hoogste norm. En Jezus is de Do­per met de Heilige Geest, zodat wij, als wij door Gods Geest geleid willen luisteren, de juiste bete­kenis van de Bijbelwoorden kunnen vatten.

Er zijn Bijbelwoorden die heel duidelijk gaan over homoseksualiteit. Het is nodig je grondig op die teksten te bezinnen. Maar nooit als losse teksten. Wel in het verband waarin ze staan opgetekend en in samenhang met heel het Woord.

Praat je over homoseksua­liteit dan kun je dat niet los maken van je visie op de seksualiteit in het al­gemeen. Meteen rijst dan de vraag: wat is de be­doeling van God met de seksualiteit in het mens­zijn? Gevolgd door de vraag: is seksualiteit bui­ten het huwelijk om zondig of niet?

Willen wij een bijbels ant­woord op deze vragen, dan komen we eerst te­recht bij de fundamentele scheppingsverhalen in Genesis 1 en 2. Daar is het allemaal begonnen. En dat begin was volmaakt goed. We lezen in Genesis 1 vers 26 tot en met 28 (Gen. 01:26-28) hoe God de mens goed ge­formeerd heeft. ‘God schiep de mens naar zijn beeld; MAN èn VROUW schiep Hij hen” . Mannelijk en vrouwelijk staat er in de Hebreeuwse tekst. Gods uitgangspunt is mannelijke en vrouwelijke mensen die samen beelddrager van God zijn. God zegent hen. Op hen drukt God zijn ze­gel. Met het oog op de komst van zijn Koninkrijk geeft God hen de opdracht de aarde te ‘onderwerpen’ en te ‘bevolken’. Twee mannen kunnen dat niet, twee vrouwen evenmin.

Het fundamentele beeld dat de Bijbel geeft, is de ge­slachtelijke liefde tussen één mannelijke persoon en één vrouwelijke persoon. In de homoseksuele relatie is geslachtelijke liefde on­mogelijk. Alleen twee men­sen van verschillend ge­slacht kunnen tot één vlees zijn. In de verzen 18 tot en met 24 van Ge­nesis 2 (Gen. 02:18-24) lezen wij: ‘Ik zal hem (de man) een hulp maken als tegenover hem’ (Statenvertaling). En man en vrouw ‘zij zullen tot één vlees zijn’. Deze woor­den worden door Christus bevestigd in Matteüs 19 vers 1 tot en met 12 (Matt. 19:01-12). Let vooral op de verzen 4,5 en 9. De apos­tel doet hetzelfde in Efeze 5 vers 22 tot en met 33 (Ef. 05:22-33).

In dit kader, in dit gege­ven, moeten de andere Bijbelgedeelten verstaan en uitgelegd worden. Leest u in deze lijn van Gods gedachten de volgende tekstgedeelten er maar op na. Soms merkt u dat het niet altijd om homoseksuali­teit gaat. Dan is het een onderdeel van andere sek­suele verwording. Binnen de heteroseksuele wereld is de ellende niet minder groot. Het zijn: Genesis 19 vers 1 tot en met 29 en Leviticus 18 vers 22 en Leviticus 20 vers 13 en Deuteronomium 23 vers 17 en 18 en Richteren 19 vers 22 tot en met 26 en Romeinen 1 vers 26 en 27 en 1 Timoteus 1 vers 3 tot en met 11 (Gen. 19:01-29; Lev. 18:22; Lev. 20:13; Deut. 23:17-18; Richt. 19:22-26; Rom. 01:26-27; 1 Tim. 01:03-11.

De Bijbel lezende vindt u zelf nog veel meer gege­vens. De bijbelgegevens worden overigens fel aan­gevallen en de er uit voortkomende conclusies worden door velen in twij­fel getrokken en bestre­den. Maar nergens in de Bijbel worden homoseksu­ele verbintenissen in lief­de en trouw genoemd. Ze worden dus ook niet inge­zegend .

Ds. Windig stelt de vraag: ‘Kan een homoseksuele verhouding een instrument van de Heilige Geest zijn, waarin de liefde van Christus zuiver dóór kan klinken?’ Zijn antwoord is: ‘Er zijn homoseksueel le­vende mensen die vanuit hun eigen belevingswereld menen dat ze een dergelij­ke verhouding voor God kunnen verantwoorden. Wij gaan er van uit dat dat subjectief oprecht gemeend is. Maar is er in de Bijbelse boodschap enige aanwijzing te vinden dat een dergelijke verhou­ding één geheel kan vor­men met de ‘onverdeelde toewijding aan de Heer’ ? Geeft de Bijbelse bood­schap enige aanleiding te veronderstellen, dat God een dergelijke verhouding kan en wil gebruiken om zijn liefdesheerschappij over de wereld te verbrei­den? De conclusie lijkt, bijbels bezien, onontkoom­baar: seksualiteit is een onzuiver element in een vriendschap om Christus’ wil, een vriendschap die een weerspiegeling wil zijn van de alles overtreffende vriendschap van Jezus’.

Men kan zich niet volledig geven. De enige juiste conclusie kan slechts zijn dat het Woord van God alle homoseksuele hande­lingen afwijst. Ook pasto­rale motieven de homosek­suele relatie in liefde en trouw te wettigen, is in strijd met het beeld van het lichaam van Christus. Een positieve beoordeling vind je in de Bijbel niet.

De homofile geaardheid

‘Gefeliciteerd mevrouw, het is een homo’. Een arts wenste op een Amerikaan­se spotprent een jonge moeder geluk met haar baby. Zo’n uitspraak vin­den wij op zijn minst bizar. Ik vind dat zelf ook, maar moeten velen niet wakker geschud worden? Want nog steeds geloven veel mensen dat homoseksualiteit aange­boren is. Ten onrechte meent seksuoloog Van Naersen. Hij wil niets weten van de geaardheid van de homoseksueel.

Ik denk dat deze Ameri­kaanse arts die vorig jaar in Utrecht op een congres over het thema ‘Het moeilijkste, hoe weet je wie je bent’ sprak, gelijk heeft. Het is een ongegronde veronderstelling. In de wetenschap wordt de ge­dachte dat homoseksuali­teit een lichamelijke ge­aardheid zou zijn, niet on­derschreven. De Rooms- Katholieke psychoanalyticus G. J. M. van den Aardweg stelt dat de mens in wezen niet biseksueel, , maar he­teroseksueel is. Zijn stand­punt is dat homofilie een neurose is, die behandeld kan worden.

Maar je hoort het zo vaak anders zeggen: Ik ben nu eenmaal zo. Van het begin af ben ik zo geweest, dus kan ik me ook niet veran­deren. Het is mijn identi­teit. Zo zit ik in elkaar. Ik heb niets aangeleerd, ik ben het zelf. Het is mijn aard. Moet ik die dan veranderen? Onmogelijk, etc.

Het is zo open en eerlijk gezegd, dat je het eigen­lijk toch wel zou moeten geloven. Verderop willen we het nog hebben over de oorzaken. Maar nu wil ik er op wijzen dat de duivel hier op een afschu­welijke manier zijn invloed doet gelden. Op de een of andere manier is het satan gelukt de mens zo te indoctrineren dat hij het niet anders meer weet dan ‘zo ben ik echt’. Zo zijn mijn gevoelens en niet an­ders .

De boze weet een mens van zijn jeugd af aan van zijn ware identiteit van man of vrouw te beroven. U moet het zich als heterofiel maar eens voorstellen dat u net zo homoseksueel zou zijn als u nu hetero­seksueel bent. Zo diep wordt een mens soms aan­getast . In een aspect van zijn leven dat één van de mooiste kan zijn. En de weg terug is niet makke­lijk . Hoe moeilijk ook, toch mogelijk. Dan vinden we de Bijbel weer helemaal aan onze kant. De Heer kan van ieder mens een nieuwe schepping maken. Ieder mens kan dat wor­den en zijn. We krijgen dan de geaardheid van God.

Ds. Windig schrijft: ‘In onze moderne cultuur krijgen homoseksuelen wel vrijheid van handelen, maar geen vrijheid om vrij te worden. Dat wordt als belachelijk, onnodig en onmogelijk afgedaan. Dat nu is geen tolerantie, maar discriminatie! Door homoseksualiteit als een onveranderlijke geaardheid te accepteren, nagelen we mensen vast op hun zwak­heid. De hedendaagse cultuur is geen toetssteen voor wat er van de Bijbelse boodschap aanvaard­baar is, maar de Bijbelse boodschap is de toetssteen voor wat er in de heden­daagse cultuur aanvaard­baar is’.

We moeten niet spreken over de geaardheid van de homoseksueel, maar over een meer of minder gericht zijn op en de nei­ging hebbend tot hetzelfde geslacht. En verder zoe­ken naar wegen van her­stel.

In een vervolg wil ik nog wat zeggen over mogelijke en werkelijke oorzaken en kijken naar wegen van bevrijding, genezing en herstel. Ik wil ook aan­dacht vragen voor de be­nadering en de omgang met homofiele mensen. Het gaat nog steeds om de mens in de homoseksu­aliteit. Om de mens, ge­schapen naar Gods beeld, maar die afgesneden is van een waardevol deel van zichzelf. Dat ‘verlo­ren’ deel mag terug.

 

 

Waarvoor kiezen wij? Door Tea keuper Dijk

In het leven van elke dag kom je steeds weer voor keuzes te staan, ’t Begint ’s morgens al bij het opstaan. Vooral door vrouwen wordt er dan een keuze gemaakt: Welke kleren trek ik aan vandaag? Wat past er bij het werk dat ik ga doen: werkkleding, sportieve kleding, visitekleding, enz. Bij mannen speelt het ook meer een rol dan vroeger. ..

Keuzes voor de dagindeling, keuzes voor eten en drinken, keuzes voor besteding van de vrije tijd, amusement, enz. Dit maakt het leven boeiend.

Toen God de mens had geschapen, schiep Hij hem naar Zijn beeld: Goed! Maar in de mens legde God de mogelijkheid van kiezen. Hij zette hem niet ‘naar Zijn hand’. Zij konden vóór of tégen Hem kiezen. Zoals in een relatie mensen voor elkaar kiezen, zo wilde God dat zij op vrijwillige basis vóór of tégen Hem zouden kiezen!

Gods keuze ging echter vanaf het begin naar de mens uit, onvoorwaardelijk! Hij begeert onze geest met jaloersheid, Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05). Hij wil ons genadig zijn. Hij geeft ons goddelijke wetten voor ons welzijn. Hierover lees je heel veel in Zijn Woord, de Bijbel. Als ik dat zo opschrijf dan komt weer Gods grote liefde in mijn gedachten, Zijn machtig volmaakte plan met de mens! Dan wil ik met apostel uitroepen: ‘Heer, U bent zeer te prijzen, halleluja!’, 2 Korinthe 11 vers 31 (2 Kor. 11:31). En met de psalmist getuigen: ‘Heer, er is géén God buiten U!’ Psalm 86 vers 8 (Ps. 086:008).

Als wij kiezen voor Jezus, ondersteunt Hij ons in de strijd en beproeving, wat een gegeven is op de door zonden geschonden aarde. Wij kunnen dan kiezen voor ‘een wandel’ met Hem, een leven toegewijd aan Hem, elk uur van de dag. Niet zo nu en dan eens… als het ons uitkomt of als we Hem nodig hebben. Te bedenken dat God altijd trouw is, dat Hij zich niet opdringt, maar Zijn handen naar ons uitstrekt! En dat er blijdschap is in de hemel over één zondaar, die zich tot Hem keert, zich bekeert!

Dit getuigen wij door onze doop door onderdompeling. Ons oude leven van ‘geestelijk overspel’ (kiezen soms voor God, soms voor de boze geesten, die ons tot ongehoorzaamheid aan God aanzetten), geven we heel bewust op en we kiezen voor onze Man en Maker: God! En tegelijk zijn we ons bewust van een diepe afhankelijkheid aan Hem, omdat Hij volmaakt is en volmaakte wetten heeft gemaakt.

Wat een genade dat we Hem hebben leren kennen als onze Vader-God, die in Jezus Christus ons heeft aangenomen als Zijn geliefde kinderen en ons, na Zijn hemelvaart, de Trooster, de Heilige Geest heeft gezonden! Dan komt eigenlijk vanzelf in je gedachten:

Groot, groot bent U machtige God, majesteit, liefde vol, heerlijke God!

Groot, groot bent U machtige God en waard onze eer te ontvangen!

Ik houd van U het héél mijn hart, ik ben zo blij met U, want U alleen bent waardig, er is niemand zoals U!