1995.12 nr. 376

Levend geloof 1995.12 nr. 376

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Het kerstfeest, de herdenking van Christus’ geboorte, staat voor de deur en vanzelfsprekend komt dit in dit nummer op verschillende wijze aan de orde. Zoals ieder nummer werd ook deze laatste uitga­ve van dit jaar weer met zorg en toewijding samengesteld en afge­stemd op de verscheidenheid van ons lezersbestand: de onbekeerden, de jong-bekeerden en de geestelijk volwassenen. Daarbij hou­den we uiteraard voor ogen dat het ‘geestelijk volwassen zijn’ nog niet betekent dat we het einddoel des geloofs, de gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus, al bereikt hebben. Daar richten we ons op, dat houdt ons bezig, daarvoor vragen we de Heer wijsheid en inzicht en laten ons eventueel corrigeren. We zijn nog onderweg en de tegenstand vanuit het rijk der duisternis is vaak niet gering. Maar we laten ons niet van het grote doel afbrengen omdat we zeker weten dat er maar één ding is waarop de zuchtende schep­ping werkelijk wacht: de openbaring van de zonen Gods.

Deze doelstelling zal echter alleen bereikt worden als de kinderen Gods de ogen opengaan voor het feit dat er maar één werkelijk evangelie is: het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Ieder ander ‘evangelie’ is surrogaat en heeft een averechtse uitwerking, omdat het niet zuiver is afgestemd op het grote doel wat God voor ogen heeft namelijk het herstel en de voltooiing van Zijn schep­ping. Kinderen Gods die wél de ogen geopend hebben voor het werkelijke evangelie -en we zijn blij dat vele lezers en lezeressen van Levend Geloof hiertoe behoren- hebben daarom niet alleen naar buiten toe (de onbekeerde wereld) een belangrijke taak, maar ook naar binnen toe (de gemeente van Christus). Vele kinderen Gods zijn in een beginstadium blijven steken. Hun geloofsleven is daardoor afgeremd. Daardoor staan ze vaak wel open voor allerlei dubieuze ervaringen waardoor ze echter niet geestelijk groeien naar het volwassen stadium in Christus. Wij maken deze opmer­kingen niet vanuit de hoogte of met welke negatieve bedoeling ook, maar uit de bewogenheid en liefde van Christus die diep in ons hart verankerd is. Iedere maand van het afgelopen jaar heeft dit zijn weerslag gevonden in de verschillende artikelen in ons blad en ook in 1996 hopen we hiermee door te gaan. We willen gehoor­zaam blijven aan onze opdracht: de verkondiging van het evangelie zoals Jezus en de apostelen dat brachten. En uiteraard wensen wij u een rijk gezegend kerstfeest en voorspoedig 1996 toe.

 

Het grote geschenk voor iedereen door Gert Jan Doornink

 

“Want de genade Gods is ver­schenen, heilbrengend voor alle mensen” (Titus 02:11).

Een geschenk, een cadeautje ont­vangen is voor iedereen een prettige aangelegenheid. Wie wil niet graag verrast worden met een leuke atten­tie? Vooral als het onverwachts komt kun je er erg blij mee zijn. Iemand die iets geeft wil daarmee te kennen geven dat hij waardering voor de ander heeft, behalve natuur­lijk -wat soms ook gebeurt- als er een bijbedoeling achter zit. Maar meestal wordt een cadeau gegeven met oprechte bedoelingen en de ontvanger ervaart dit ook zo. Ook hoeft een cadeau vaak niet groot of kostbaar te zijn. Soms kan een kleine attentie al enorm blij makend werken. Ik bemerkte dit onlangs nog toen ik iemand opbelde, om zomaar even een praatje te maken, en deze persoon dat ervaarde als een geschenk uit de hemel…

Gods grote geschenk

Over een geschenk uit de hemel gesproken: Wat vindt u van Gods grote geschenk: Zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus? In (Joh. 03:16) kunnen wij lezen dat God de wereld zo lief had, dat Hij Zijn Zoon zond, opdat iedereen die in Hem zou gaan geloven, niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou ontvangen.

Of vindt u het wat overdreven hier van een geschenk te spreken? Ik geloof het niet, integendeel; wij mogen hier wel spreken van een gróót geschenk, waarin de volmaakte liefde van God voor de mens op een overweldigende wijze tot uit- drukking wordt gebracht.

Er zijn in onze dagen velen, ook christenen, die menen dat die liefde van God voor de mens helemaal niet blijkt. En meteen wordt dan de el­lende en de problemen van deze wereld genoemd. Als dat liefde is… moord, oorlog, milieuvervuiling, ziekte, hongersnood, etc. God laat dat toch allemaal maar toe, wordt er dan gezegd, alsof God de schuldige is van al het negatieve.

Als deze mensen even de moeite zouden nemen om in de Bijbel te gaan ontdekken hoe Jezus, als de volmaakte beelddrager van God, openbaar maakte wie God werkelijk was, zou er een nieuwe wereld voor hen opengaan. In de Hebreeënbrief kunnen we immers lezen dat Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Gods wezen (Heb. 01:03).

Deze mens Jezus toonde door de woorden die Hij sprak en de werken die Hij deed, dat God een goede God is. De apostel Johannes formu­leerde het zo: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duister­nis” (1 Joh. 01:05b).

Waar komt ‘het kwaad’ vandaan?

Hier wordt het woord ‘duisternis’ ook genoemd en dit geeft al aan dat er nog iets is wat een rol speelt, na­melijk het rijk der duisternis onder leiding van de gevallen engel: satan. Bij hem komt al het verkeerde, de ellende, het kwaad weg. Wie dit gaat zien en erkennen maakt al een be­langrijke scheiding in zijn denken, die een positieve uitwerking in zijn leven kan hebben.

Jezus zelf was wat dat betreft ook erg duidelijk. In (Joh. 10:10) formuleerde Hij het zo: “De dief (satan) komt niet dan om te stelen, te slachten en te verdelgen; maar Ik ben gekomen, opdat zij leven heb­ben en overvloed”. Hier krijgen we de sleutel aangereikt van Gods be­doeling voor ieder mens: leven en overvloed hebben, het échte leven leren kennen, leven vanuit de ware levensbron!

Dan is het leven iedere dag opnieuw een groot geschenk, wat we uit mo­gen pakken, we mogen er bij wijze van spreken in en uit leven en ook anderen deelgenoot ervan maken. Want dat is het heerlijke: dan ver­menigvuldigt het zich automatisch, het is immers het geschenk van God, die zo onvoorstelbaar rijk is, dat wij er ons geen voorstelling van kunnen maken.

Het leven met Hem wordt steeds rijker en heerlijker, als we tenminste in Zijn gemeenschap gaan en blijven leven. Dat is een opdracht, waarbij Jezus ons grote voorbeeld is. Hij leefde immers in voortdurende gemeenschap met Zijn Vader. En alleen daardoor kon Hij het werk wat God Hem had opgedragen volbrengen: de satan ontmaskeren en overwinnen.

Onze opdracht en volmacht

Iedereen die met Hem in het geloof verbonden is, heeft nu dezelfde

opdracht en (door de inwonende Geest) dezelfde volmacht als Jezus had, dat wil zeggen we mogen in Zijn Naam satan ontmaskeren en overwinnen. Dat gaat door totdat aan het ‘einde der tijden’ zijn totale eind- afgang plaatsvindt, zoals dat onder andere in het laatste Bijbelboek be­schreven wordt. We leven nu dus nog in een ‘overgangstijd’, waarbij satan nog zeer actief zijn vernieti­gend werk in en door de mens voortzet.

Maar de nieuwe mens in Christus hoort niet meer bij hem, hij is overgeplaatst vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van het licht. En vanuit dat Koninkrijk is de nieuwe mens ook ingeschakeld in het grote plan van God tot herstel van Zijn schepping.

Natuurlijk ondervinden wij daarbij felle tegenstand vanuit het rijk der duisternis Vandaar dat de tekening op de voor pagina ook een geschenk laat zien dat aan een kruis vastzit.

Christus volgen, als zoon van God openbaar worden, betekent in deze tijd nog ‘kruis dragen’. Jezus zelf sprak er al over toen Hij op aarde was met de woorden: “Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme da­gelijks zijn kruis op en volge Mij” (Luc. 09:23).

Maar temidden van alle verdrukking en vervolging, waar we nu nog mee te maken hebben, weten wij als waarachtige kinderen Gods, evenals Paulus, dat “het lijden van de tegen­woordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopen­baard zal worden” (Rom. 08:19). Gods heerlijkheid die nu al in ons is en, naarmate we geestelijk groeien, komt deze steeds meer tot openba­ring. Dat uit zich ook in het meer en meer overwinnaar zijn over alles wat vanuit het rijk der duisternis op ons afkomt.

En wat ons ook intens blij maakt is de zekerheid dat de heerlijkheid Gods uiteindelijk overgaat in volle heerlijkheid. Want wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft ge­hoord en in geen mensenhart is opgekomen, heeft God klaarge­maakt voor allen die Hem liefhebben (1 Kor. 02:09).

Wat een groot geschenk is dat en wat een vreugde brengt dat met zich mee. Dat houden we niet voor ons­zelf maar willen het graag delen met andere mensen die op onze weg ge­plaatst worden. Daarvan zijn we ons ten volle bewust als we ook dit jaar weer kerstfeest vieren en de Heer danken dat de genade Gods is ver­schenen, heilbrengend voor alle mensen!

 

 

Op weg naar de troon Door Rinie van der Houwen

 

(Lees vooraf 1 Sam. 16:01-15).

David. Ziet u hem in gedachten de schapen van zijn vader hoeden? Jong en niet bang was hij. Op een dag werd hij naar huis geroepen door zijn vader Isaï. Samuël, de profeet, was door God gestuurd naar het huis van zijn vader, om één van zijn zonen tot koning te zalven. Maar geen van zijn zonen werd door God aangewezen, en na de vraag van de profeet, werd pas aan David gedacht. Hem had God op het oog. “Sta op, hij is het”, zei God tegen Samuël, “zalf hem”.

Davids weg naar de troon

Zo werd David tot koning gezalfd. Bijna vergeten, maar niet door God, werd hij bestemd voor de troon. Van die dag af kwam de Geest des Heren over David en bleef op hem.

Het zou een lange weg worden naar de troon, maar alles wat God in hem gezien had, kwam tot ont­wikkeling.

Zie hem daar staan voor Goliath, niet in het harnas van Saul, maar in Gods kracht trad hij die reus en geweldenaar tegemoet, en over­won hem met een slinger en een steen.

Lees van zijn opstelling, zijn vlucht en zijn waardige houding tegen­over koning Saul. Hoe hij zijn vij­anden versloeg.

Hij werd aanvoerder van 400 mannen die, in moeilijkheden en problemen gekomen, zich bij hem aansloten. Ook door hen kwam hij in levensgevaar. Maar David ver­sterkte zich in de Here zijn God. Daarom werd hij een man naar Gods hart en kon God hem hel­pen.

Over zijn koningschap heeft God met hem gesproken door de pro­feet: “Ik heb u van achter de scha­pen vandaan gehaald om vorst te zijn over mijn volk en Ik ben altijd met u geweest. Ook zal ik uw naam grootmaken gelijk die van de groten der aarde. Ik zal u rust geven van

al uw vijanden”, sprak God.

Door zonden kwam hij echter in de problemen, maar door berouw en belijdenis daarvan vond hij genade bij God.

In zijn Psalmen stort hij zijn ziel uit, ziet hij profetisch ook het ware koningschap van Jezus Christus, dat blijvend is, en zijn weg naar de troon. En hij ziet de mens als kroon van Gods schepping. “Gij hebt hem bijna goddelijk gemaakt”, zegt hij.

De nieuwe mens op weg naar de troon

Wij zien Jezus, Davids zoon, lang verwacht om Zijn volk te bevrijden van zijn vijanden, goed- en wel­doende. God had Hem met de heilige Geest en met kracht gezalfd. Bewust van Zijn roeping, ging Hij Zijn weg met blijdschap. Op Golgotha ‘s kruis overwon Hij satan en zijn legermacht, vorsten, oversten, soldaten die uitgezonden werden om mensen te knechten. Niemand ontkwam.

Hij was de eerste van een nieuwe schepping. Het beeld Gods kon in de mens weer tot ontwikkeling komen.

Ook op onze weg naar de troon kan van alles gebeuren. Maar ver­licht door Gods Geest worden we wegwijs In de hemelse gewesten, en leren ^e onze gedachten op koers te houden.

En als de satan onder onze voe­ten is, dan is de mens weer de kroon van Gods schepping in glorie.

 

 

Gods heilsplan (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Vader, U die de mensen schiep
naar uw gelijkenis.

Die de aarde ééns tot aanzijn riep,
Die nodigt aan Uw dis.

 

U, die Uw énig Kind als mens
aan d’aard gegeven heeft,
Hij, Die voldeed aan ‘s Vaders wens
en eeuwig leven geeft.

 

Wij willen U aanbidden Heer,
U, zeeg’nen, onze Vader!

Met d’eng’len geven U de eer
en zingen: ‘Vrede op aarde’.

 

Jezus! U, Die geboren werd
als Kind in Bethlehem,
naar U verlang ik als een hert
naar water, want Uw stem

 

verlost mijn ziel, verlicht mijn geest:
Door Uw verzoenend sterven
mag ’k door Kerst-, Paas- en Pinksterfeest

Uw eeuwig heil beërven!

 

Kracht van boven Cees Maliepaard

De hemelen –17-

“Voorts, wees krachtig in de Heer en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de ver­leidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereld- beheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewes­ten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden” (Ef. 06:10-13).

Gebruik je wapenrusting

De mens is niet op voorhand een willoos slachtoffer van de boze machten, want hem is een natuur­lijke wapenrusting beschikbaar gesteld. Wanneer de boze een natuurlijk mens tracht te verleiden of onder druk te zetten, behoeft die mens niet noodzakelijkerwijs het onderspit te delven. Of hebt u nooit gehoord van natuurlijke mensen, die in verleidingen op wat voor gebied dan ook, trouw bleven aan hun principes en aan de mensen waar­voor zij zich verantwoordelijk wisten? Voor kinderen Gods komt daar nog een wereld aan mogelijk­heden bij – of wellicht juister om­schreven: een hemel aan mogelijk­heden. Daarom worden wij opge­roepen de wapenrusting Gods aan te doen, want daarmee zullen we stand kunnen houden tegen alle aanvallen van de vorst der duisternis.

Wat die wapenrusting inhoudt, daar zullen we het de volgende keren over hebben. Wel is nu reeds vast te stellen, dat de geestelijke wapenrus­ting niet bestaat in mysterieuze zaken die alleen in het gevoelsvlak liggen. Allesbehalve zelfs, het zijn stuk voor stuk aangelegenheden die je hele wezen raken: waarheid, ge­rechtigheid, vrede, geloof, heling, het woord van God, bidden en smeken in de Geest en volharding in al deze dingen. De diverse onder­delen zullen we in de komende maanden aantippen, zodat onze wapenrusting op een zinvolle ma­nier door ons gebruikt kan worden.

Strijdbaar tegen wie?

De ons door God gegeven bewa­pening is niet bedoeld om ingezet te worden tegen mensen. Niet tegen mensen die het met ons oneens zijn en zelfs niet tegen mensen die ons (bij voortduring) onheus behande­len. Onze strijd is immers niet tegen bloed en vlees, niet tegen ons wel­licht vijandig gezinde mensen, maar (schrijft Paulus) tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Deze aanduiding voor de duivelse geesten in het duistere deel van de hemel, is een samenvattende be­naming. Nader gepreciseerd zijn dat de overheden, de machten en krachten en de duivelse beheerders van deze occult geworden wereld. Samen zijn dat de boze geesten die in de hemelse gewesten huizen en daar en op de aarde verwoestend huishouden.

Onze strijd is tegen alle negatieve machten waar we mee te maken krijgen.. We behoeven er niet één zelf op te gaan zoeken, want ze lopen ons als vanzelf wel voor de voeten. Ze trachten altijd een wig te drijven tussen de Heer en zijn herstellingswerkzaamheden in ons. Of het nu een geestelijke of een natuur­lijke zaak betreft, ze proberen je altijd tussen de oren te bewerken met negatieve impulsen over jezelf of over een ander.

Het is dikwijls vrij eenvoudig in deze troebele zaken de geesten te onderscheiden. Het bloed van Jezus reinigt immers van alle ongerechtig­heden? Hij heeft ze op het kruis gedragen en ze aldus voor eens en voor altijd van ons weggenomen. Het enige wat daarvoor nodig is, is je zonden te belijden bij God en bij de erbij betrokken mensen… en ze daarna niet opnieuw op te pakken. Daarom is onze strijd niet tegen onszelf of tegen een ander mens.

Strijden over wat?

Satan komt steeds opnieuw met negatieve gedachten over vermeen­de of reeds lang geleden afgedane schuldvragen. Hij valt de mens Gods lastig met aanklachten die allang achterhaald zijn, met schul­den die bij God vergeven en ver­geten zijn.

Evenzo probeert hij gedachten van ongeloof inzake het herstel van het lichaam naar binnen te blazen, of twijfel over de haalbaarheid van innerlijke vernieuwing.

Zowel de psychiatrie als de genees­kunde van het lichaam kunnen in het herstelproces van de mens een rol spelen, en dat kan wel degelijk een rol van doorslaggevende bete­kenis zijn. We zullen daar onge­twijfeld van gebruik mogen maken. Maar boven dit alles uit gaat Góds herstellingskracht: Hij werkt door Geesteskracht in ons en met ons alle details van zijn plannen uit.

Onze strijd is geestelijk. We strijden dus niet voor natuurlijke zaken., maar voor alles wat onze geestelijke statuur ten goede komt. We strijden de goede strijd van het geloof (1 Tim. 06:12).

Onze strijd is derhalve een geloofs­strijd, waarin we het eeuwige leven zullen grijpen.

Dat ‘grijpen’ is de opgave die God ons geeft om ons toe te laten eige­nen wat Hij voor ons in petto heeft: al het goede van zijn hemel, alles wat verband houdt met de verwe­zenlijking van zijn plan in ons leven “Strijdt om in te gaan door de enge poort”, zegt Jezus tegen ons. Dat is het doel van onze strijd: het ingaan van de enge poort van het hemels Koninkrijk.

Niet van dat benauwde!

De toegangspoort naar het Rijk van de Vader heeft wel een nauwe opening, maar kent beslist geen benauwende bijwerkingen. Het is geen benauwde bedoening, geen poortje dat, gezien z’n afmetingen, aangeeft datje niet veel mee naar binnen nemen mag, maar een smal en laag poortje dat de mens die het Koninkrijk van God betreedt, duidelijk maakt dat deze niet veel mee naar binnen behoeft te nemen. Je hebt er geen werelds aanzien voor nodig, geen vleselijke geleerdheid of aardse heerlijkheid. Eén ding is slechts nodig: het zijn in de gestalte van de Vader, in eendracht met Christus Jezus. En dat betekent datje voluit jezelf mag wezen. Je wordt in gemeenschap met de Heer een tot op het bot vernieuwd, stra­lend wezen… juist ja: een mens.

Opdat we stralende wezens zouden wezen, heeft de Heer ons voor altijd zijn stralende zekerheden gegeven. En opdat we die vast zouden kun­nen houden, hebben we van Hem onze geestelijke wapenrusting ge­kregen. Daarmee is met succes weerstand te bieden aan de machten der duisternis in de boze dag.

Op elk willekeurig moment dat de boze iemands dag ‘boos’ wil ma­ken, zal onze wapenrusting effectief genoeg zijn om de waarheid, de vrede, de gerechtigheid, het geloof, de heling en de blijdschap van de Heer vast te houden. Want de mens is niet zomaar een probeerseltje van de Vader, maar deze is de consequentie van zijn liefdevolle plan, de uiteindelijke invulling van het woord Gods aan de oorsprong van de schepping, het “Laat ons mensen maken naar ons beeld en gelijke­nis”.

Wij zullen krachtig in de Heer zijn en in de sterkte zijner macht, wan­neer we de ons van Godswege geschonken bewapening, vrijmoe­dig hanteren.

Op deze manier zal God, die van zijn mensen houdt, ook echt in ons zijn welbehagen kunnen hebben. En dat is iets wat heus niet voorbehou­den is aan twee dagen tegen het eind van december… God wil ons al de dagen van ons leven als zijn partner herkennen. Doordat de boze ons dat van het begin af al betwist, is er in de hemel een spanningsveld ont­staan, waarin de wapenrusting Gods volstrekt onontbeerlijk, maar geluk­kig ook ruimschoots toereikend is om het door God gestelde doel met glans te bereiken.

 

 

Een God die leeft en werkt Wim te Dorsthorst

 

Als ik overal de voorbereidingen zie voor het komende kerstfeest, dan vraag ik me af hoeveel er nog zijn die beseffen welk geweldig werk Gods hieraan ten grondslag ligt.

De apostel Johannes schrijft later: “Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden le­ven door Hem” (1 Joh. 04:09). De komst van Jezus Christus is de openbaring van Gods liefde voor de stuk gelopen, in de dood ver­kerende, mensheid en schepping.

De Godsverduistering

Langzaam groeit er een generatie op die van deze zaken hoegenaamd geen besef meer heeft. In het natuur­lijke misschien wel rijkdom en voorspoed, maar geestelijk levend in grote armoede. De Godsverduis­tering – het besef van Gods orde­ning in het leven en in de schep­ping – neemt hand over hand toe, waarbij het zondebesef in gelijke tred afneemt.

Dat God de Schepper is en de men­sen Zijn schepselen, die te midden van Gods prachtige schepping mo­gen leven, wordt mede door de evolutieleer, steeds verder terug­gedrongen. Een groot deel van de mensheid wandelt op eigen wegen en handelt met de schepping van God, naar eigen goeddunken. Niets in deze schepping, ook de mens niet, kan echter leven zonder God die het leven geeft en alles in stand houdt (Heb. 01:03). De mens kan dit wel weigeren te erkennen en denken dat hijzelf wel uit kan maken hoe hij leeft, het is niet waar en het loopt uit op een verschrik­kelijke catastrofe.

Niet alleen het eigen leven, maar ook de aarde en al het geschapene, is aan Goddelijke scheppingswetten onderworpen. Wat we nu zien is dat de aarde leeggeroofd en aan­getast wordt, waardoor alles ontregeld en ontwijd wordt (zie Jes. 24:03-06).

De Heer Jezus spreekt van een rade­loze angst onder de volken en van angst en vrees voor de dingen, die over de wereld komen (Luc. 21:25). Dit proces is begonnen bij de zonde­val van Adam en Eva die, door ver­leiding en inspiratie van de satan, al een eigen weg wilden gaan. Daar begon al de breuk met God door de zonde, waardoor de satan de overste van deze wereld is gewor­den. Alle mensen buiten Christus, wandelen nu overeenkomstig de loop van deze wereld, overeenkom­stig de overste van de macht der lucht (Ef. 02:02).

Ze zijn dus allen slaaf van de dui­vel en van de zonde.

En nu, in de eindtijd, komt ook dit – in het paradijs begonnen proces – tot een volheid.

Gods wegen en werken

Is er dan geen hoop meer? Ja, er is hoop, want de God en Schepper van hemel en aarde, is een God van liefde en trouw. Zijn goede schepping wordt niet prijs gegeven aan de vernietiging, maar zal tot het doel komen waartoe Hij het gescha­pen heeft.

(Ps. 145:008-009) zegt: “Genadig en barmhartig is de Here, lankmoe­dig en groot van goedertierenheid.

De Here is voor allen goed, en

Zijn barmhartigheid is over al Zijn werken “.

Vers 17 zegt ook nog: “De Here is rechtvaardig in al Zijn wegen, goe­dertieren in al Zijn werken”.

Wat een prachtig beeld wordt hier geschetst van een goede God “die goed is voor allen”.

Soms moetje zulke woorden heel diep in je door laten dringen, want ze zijn genezend voor het verkeerde beeld van een straffende en wreken­de God.

“Er is een God die leeft en werkt”! En al die werken zijn ingebed in Zijn genade, lankmoedigheid, barm­hartigheid en goedertierenheid. De wegen die Hij hierbij bewandelt zijn “rechtvaardig”. (Ps. 025:010a) zegt: “ze zijn goedertieren­heid en trouw”.

Dat is het kenmerk van Gods han­delen. Dat geldt ook nu in de ge­meente van Jezus Christus. Waar deze kenmerken ontbreken of nau­welijks gevonden worden, kan men niet spreken van een wandel in Gods wegen en werken. God en Jezus Christus kunnen daar dan niet in zijn.

Over de werkende God zegt de pro­feet Jesaja door de Heilige Geest: “Om Sions wil zal Ik niet zwijgen en om Jeruzalems wil zal Ik niet rusten, totdat zijn heil opgaat als een lichtglans en zijn verlossing als een brandende fakkel. Volken zullen uw heil zien, alle koningen uw heerlijkheid en men zal u noe­men met een nieuwe naam, die de mond des Heren zal bepalen; gij zult een sierlijke kroon in de hand des Heren zijn, een koninklijke tulband in de hand van uw God” (Jes. 62:01-03).

Onze goede God “zal niet zwijgen” en Hij “zal niet rusten” voordat het heil voor de volken openbaar wordt. Dit zijn woorden die spre­ken van de vastberadenheid van God en de intense liefde en betrokkenheid die Hij heeft met de lijdende en zuchtende schepping.

God is niet een God van verande­ringen en aanpassingen, of een God van wanorde waarbij het uit de hand zou kunnen lopen. Hij werkt met grote liefde en vastbera­denheid, naar Zijn eeuwige raad welke is naar het welbehagen van Zijn wil (Ef. 01:03-12).

Niemand is Hem hierbij tot raads­man geweest, en niemand heeft Hem eerst iets gegeven waarvoor Hij vergoeding ontvangen moet (Rom. 11:34-35).

Het is uit liefde en genade dat Hij niet zal zwijgen en niet zal rusten voordat het is geschied naar Zijn wil.

Het is best mogelijk dat u, die dit leest, helemaal geen kerstfeest viert, maar hoe kostbaar en ver­rijkend is het om toch eens stil te staan bij dit werken van God. Om de wonderen te zien die Hij ge­wrocht heeft, om Zijn eeuwig voornemen ten uitvoer te brengen.

In de volheid des tijds

Hoe God in de volheid des tijds Zijn Christus, de Zoon Zijner lief­de, in de wereld heeft gebracht, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet om hen, die onder de wet waren vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen, zegt Paulus later (Gal. 04:04-05).

Het was in een volheid des tijds, niet bepaalt door mensen maar door God. De tijd waarin de gena­de Gods, die Hij naar Zijn eigen voornemen en genade ons in Christus Jezus gegeven heeft vóór eeuwige tijden, verschenen is, heil­brengend voor alle mensen (2 Tim. 01:09; Titus 02:11).

Op een wonderlijke wijze heeft God dit grote gebeuren voorbereid in de voorgaande eeuwen. Abraham, waar God mee omging als een vriend, werd de drager van de belof­te; Met u zullen alle geslachten ” des aardbodems gezegend wor­den” (Gen. 12:03; Gal. 03:08).

Het volk Israël, wat uit hem voort­kwam, met Mozes, David en de vele grote en kleine profeten, werkten mee in wat zou gaan komen. Vele malen en op vele wijzen heeft God in de profeten gesproken van Zijn Zoon die komen zou.

Het centrale thema van de hele Schrift, is het behoud en het tot volheid brengen van de mensheid en de hele schepping, in liefde en genade in Zijn Zoon Jezus Christus. En als dam dat grote moment is aangebroken, is de hemel en de aar­de in grote beroering. Als God werkt en Zijn eeuwige raadsbeslui­ten gaat volvoeren, dan worden de grenzen van het menselijk mogelij­ke doorbroken.

De oude Zacharias en zijn even­eens oude vrouw Elisabeth breng­en door een wonder Gods een kind ter wereld. Hij zal als heraut en wegbereider voor de Heer Jezus uit gaan en de Heer zelf noemt Johan- nes de Doper de grootste van hen die uit vrouwen geboren zijn (Matt. 11:10-11).

De engel Gabriël kondigt de geboor­te van Jezus Christus aan uit de maagd Maria. Niet uit bloed, noch uit de wil van het vlees, noch uit de wil van een man, maar uit God zelf zal Hij voortkomen (naar Joh. 01:13). De Heilige Geest zal over Maria ko­men en de kracht van de Allerhoog­ste zal haar overschaduwen en zo zal de Zoon van God, de Heilige en Rechtvaardige, in deze wereld komen (Luc. 01:26-38).

De Vredevorst

De hemel is in een juichstemming en de engel des Heren verkondigt het aan de herders: “U is heden de Heiland geboren, namelijk Chris­tus, de Here, in de stad van David” (Luc. 02:11). En bij de engel voeg­de zich een grote hemelse leger­macht, die God loofde, zeggende: “Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” (Luc. 02:13-14).

Deze vele malen aangekondigde “vrede op aarde” zal er komen want de profeet Jesaja zegt van dit grootse moment: “Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt Hem Won­derbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en einde­loos de vrede op de troon van Da­vid en over zijn koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid” (Jes. 09:05-06).

De eindeloze vrede in het Koninkrijk van de Zoon, Jezus Christus, het Koninkrijk Gods, zal gesticht en ge­grondvest worden met recht en ge­rechtigheid.

Wat een tegenstelling met wat we nu zien op aarde, waar alles gegrond­vest lijkt op onrecht en ongerechtig­heid.

Maar Gods werk is volmaakt. En Hij, Gods Zoon, heeft het gegrond­vest met recht en gerechtigheid door zijn eigen bloed op het kruis van Golgotha.

God zag niet aan de zonde voorbij, maar Hij stierf daar in de plaats van alle mensen, die de dood schul­dig waren.

In Hem en door Hem en tot Hem zijn “alle dingen” geschapen – ook de mens – en alleen door zijn bloed kon God daarom op rechtmatige wijze, “alle dingen” weer met Zich verzoenen (Kol. 01:15-20; 2 Kor. 05:18).

De oude zondige mens, de eerste mens, is met Hem mede gekrui­sigd, gestorven en begraven maar ook met Hem opgewekt in nieuw­heid des levens (Rom. 06:01-07). Daarom is het: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbij gegaan, zie het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17). Toen Hij stierf, stierf de hele oude schepping – en vooral de hele mens­heid – met Hem (2 Kor. 05:15a).

En in Zijn opstanding stonden in principe alle mensen op uit de dood, want Zijn opstanding is onze rechtvaardiging (Rom. 04:25; Rom. 06:08). Voor de gelovige geldt dan ook: “God heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus” (Ef. 02:06).

En dan zegt Paulus van dit wonder­werk van God: “Hem, de Heer Je­zus, Die geen zonde gekend heeft, heeft God voor ons tot zonde ge­maakt, opdat wij zouden worden ge­rechtigheid Gods in Hem” (2 Kor. 05:21).

En dit alles is uit God!

Deze werken van God spreken overtuigend van Zijn heerlijkheid en goedheid. Zij zijn zó verheven, zó , wonderbaar, zó vol van liefde, gerechtigheid en volkomenheid, dat we in kunnen stemmen met de lofzang uit (Deut. 32:03-04), waar we lezen: “Ik zal de naam des HEREN uitroepen; geeft groot­heid onze God, de Rots, wiens werk volkomen is, omdat al Zijn wegen recht zijn; een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaar­dig en waarachtig is Hij”.

Het hemelse Jeruzalem

Op dit rechtvaardige werk Gods wordt in deze tijd de gemeente gebouwd, de gemeente van Jezus Christus. Dat is het volk dat de Heer in deze tijd verzameld uit alle volken, stammen, talen en natiën. Een volk dat evenals Petrus, door de Heilige Geest, kan zeggen: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de le­vende God”. Dat is de rots waar de Heer Zijn gemeente op bouwt en de- poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen (Matt. 16:16-18).

Dat is een volk dat leeft uit geloof en liefde tot hun Heer en tot God, de Schepper van hemel en aarde.

Dat is het hemelse Jeruzalem, wat gebouwd wordt op de berg Sion, het Woord van God en de Heilige Geest. Door deze gemeente, de zo­nen Gods, zal het heil komen tot de volken. Daar wacht de zuchtende schepping op (Rom. 08:19). De ge­meente is nu nog verborgen, het is het geheimenis Gods wat bij de wederkomst van Jezus, hun Heer, in volle heerlijkheid geopenbaard zal worden. De apostel Paulus schrijft hiervan: “op die grote dag zal Hij verheerlijkt worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd wor­den in allen, die tot geloof gekomen zijn” (2 Thess. 01:10).

Naar dit grote gebeuren, wanneer de bazuin zal klinken, leeft en groeit de gemeente toe. “Maar in de dagen van de stem van de zeven­de engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd” (Openb. 10:07).

God is voor allen goed

De profetische belofte, dat God niet zal zwijgen en niet zal rusten totdat het werk aan de gemeente vol­tooid zal zijn, is dan heerlijk vervuld. Dan zullen de volken het zien en he­mel en aarde zullen juichen voor de grootheid van God en Jezus Chris­tus.

Bij het avondmaal heeft de Heer het al gezongen met zijn discipelen: “Looft de Here, alle gij volken, prijst Hem, alle gij natiën; want Zijn goedertierenheid is machtig over ons, en des Heren trouw is tot in eeuwigheid. Halleluja” (Psalm 117).

Dit is het evangelie wat mijn hele hart heeft en naar ik hoop ook u die dit leest. Dan zal het een goed en gezegend kerstfeest worden.

 

Gods gedachten door Tea Keuper Dijk

 

“Hoe kostelijk zijn mij Uw gedach­ten, o God, hoe overweldigend is haar getal” (Ps. 139:017).

Kunnen wij Gods gedachten ‘raden’, weten? David spreekt hierover in bovenstaande Psalm. In vers 1 zegt hij: “Heer, Gij doorgrondt en kent mij… Gij verstaat van verre mijn gedach­ten”.

En als je verder leest, dan spreekt hieruit zijn diepe relatie met Vader God. In de laatste verzen bidt hij tot God: “Doorgrond mij, o God en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie of er bij mij een heilloze weg is en leid mij op de eeuwige weg”. David verlangt ernaar, dat God alles wat in hem is wéét. Dat God zijn leven toetst en hem kent, zijn gedachten als het ware controleert. Dat zijn hemelse Vader hem leidt van heilloze wegen op de eeuwige weg!

Wisselwerking

Door deze houding van David ontstaat er een wisselwerking: David leert Gods gedachten kennen en hoe zijn die? Zij zijn alleen maar positief! God leidt David en ook een ieder, die Hem zijn hele leven toevertrouwt, op paden van heil en goedheid, om Zijn kind een hoopvolle toekomst te geven. In (Jer. 29:11) staat het zo geformuleerd: “Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des He­ren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven”.

Deze toekomst zag ook Jezus, toen Hij Zijn lijdensweg op aarde ging. Achtervolgd, verzocht, uitgepro­beerd, gesmaad, bespot en tenslot­te gemarteld en gedood, zag Hij de hoopvolle toekomst vóór Hem. Jezus hield zich niet vast aan Zijn bestaan op aarde. Roem van mensen en macht als een aardse koning waren Hem vreemd. Jezus volbracht Zijn taak en gaf Zijn volgelingen opdracht dat ook te doen.

Onze taak

Wat was Zijn- en wat is onze taak in de tijd, dat we hier op aarde zijn?

Allereerst, ons te verblijden, dat wij Koningskinderen zijn.

Ten tweede dat ik Vaders gedach­ten over mij ken en mij helemaal aan Hem kan toevertrouwen. (De eerste persoonsvorm maakt je bewuster).

Ten derde dat mijn gedachten in, overeenstemming komen met die van God.

In de vierde plaats dat ik mijn angst en zorg aan Hem geef, zodat er plaats is voor Zijn genade en kracht. Dat ik Hem daarin ver­trouw.

En tenslotte dat ik dit levenspa­troon uitstraal in mijn omgeving en mensen als het ware verlok in Gods aanwezigheid te komen: dat is het doel van alles!

Jezus zegt: “Gaat dan heen, maakt alle volken tot Mijn discipelen…, doopt hen…, en leert hen onder­houden, al wat Ik u geboden heb”. En dan de heerlijke belofte: ” En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld”! (Matt. 28:19).

Ons werkterrein

Als we als christenen Christus vragen wat ons werkterrein is, zal Hij ons van dag tot dag leiden en helpend aanwijzen de wegen, die wij mogen gaan in Zijn Naam. Om Vaders kostelijke gedachten be­kend te maken aan een wereld in nood.

Daarom kwam Jezus bijna twee­duizend jaar geleden naar onze aarde!

Bij alle kerstgedachten en -gedich­ten wil ik met David zeggen: “Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten, o God, hoe overweldigend is haar getal”.

Het begon in de hemel en werd uitgevoerd op aarde. Jezus kwam om Gods gedachten in daden om te zetten, zodat we Vader God weer zonden zoeken en leren kennen. Want het Godsbeeld was vervaagd en verlengend door de tegenstander, satan, die vanaf het begin der schepping verlengende en verleidde. Maar God blijft de­zelfde! Hij vergeeft en verzoent zich met ieder, die tot Hem komt in Jezus’ Naam. Zijn verzoeningsplan in Jezus Christus, Zijn heils (= her­stelplan door de heilige Geest, is uniek en betrouwbaar!

Deze Goddelijke gedachten veran­deren het denken van een mens, die tot Hem komt en brengt hem of haar op ‘wegen van goedheid en zegen’!

O, Vader, hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten!

 

Wat te allen tijde nodig is door Roel Schipper

 

“Laten uw klederen te allen tijde wit zijn, en olie ontbreke niet op uw hoofd” (Pred. 09:08).

Wie inzicht wenst te verkrijgen in het Woord van God, zal, evenals Daniël, zijn hart hierop moeten richten (Dan. 10:12). Deze Godsman, die een nauwgezet gebedsle­ven kende, kreeg inzicht in allerlei gezichten en dromen.

In (1 Petr. 01:10) staat, dat de profeten gezocht en gevorst hebben naar de voor ons bestemde genade, namelijk het einddoel van het ge­loof, dat is de zaligheid der zielen. Zij waren vorsers en speurders naar de genade die de Vader bestemd had voor ons, discipelen van Jezus Christus en van het Koninkrijk der hemelen. Zij konden de geestelijke inhoud echter nog niet verstaan van de profetieën die zij uitspraken, om­dat het Koninkrijk Gods nog niet gekomen was en zij daar dus niet binnen konden gaan. Van hen staat geschreven, dat ze de beloften slechts uit de verte gezien en be­groet hebben.

Jezus, in smetteloos wit

Jezus was ook zo’n zoeker. Hij sprak: “Maar zoek eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid, en dit alles (wat nodig is voor het natuurlijke bestaan) zal u boven­dien geschonken worden”. Ook voor Hem golden de geestelijke wetmatigheden: “Bidt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal worden opengedaan”. Wie Hem wil vol­gen, zal ervaren dat hij geestelijke zegeningen gaat ontvangen; geestelijke gaven komen dan tot ontwikkeling.

Alleen door de ontwikkeling van deze genadegaven is een juist inzicht in de onzienlijke dingen mogelijk. De deuren van de hemelse schatkamers worden voor hem geopend. Jezus heeft immers de sleutels van, het huis van David. Daarmee opent Hij de schatkamer in de hemelse gewesten voor de hongerige en de dorstige (Openb. 03:07). Hij sprak: “Alle dingen zijn Mij van de Vader overgegeven” en: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”.

Die hoge positie is Hem gegeven om vele zonen tot heerlijkheid te voeren. Daarom is Hij is de doper in de heilige Geest, en met Hem kunnen wij onze kennis van de geestelijke wereld uitbreiden en ook macht en gezag uitoefenen, want door de heilige Geest delegeert Hij de uitvoering van het verlossings- en herstelplan van de Vader ook aan Zijn volk. Wij vormen met Hem één lichaam, waarvan Hij het hoofd is en wij de leden zijn.

Toen Jezus op aarde was, merkte Hij dat er kracht van Hem uitging. Wie Hem in geloof aanraakte, ervaarde de kracht van de heilige Geest (Mark. 05:30). Zo wil de Heer dat er eveneens kracht uitgaat van het mystieke lichaam van Hem, waartoe wij behoren. Dezelfde Geest die in onze Heer woont, mag ook ons vervullen en inspireren. Vandaar dat Gods woord ons steeds weer oproept onze gedachten daarop te richten waar onze Heer mee bezig is. Dit is slechts mogelijk als er een intieme relatie is tussen de Here Jezus en ons, zoals de Heer ons die toonde tussen Zijn Vader en Hem. Hij liet zich door niets en nie­mand weerhouden om het plan van de Vademen uitvoer te brengen.

Satan bezoedelt

Wie het verlangen heeft verder te komen in het Koninkrijk Gods en de geheimenissen wil leren ontdek­ken, zal merken dat hij steeds met een tegenstander te maken krijgt. Deze zal proberen het kostbare dat de Heer ons gegeven heeft, de recht­vaardiging door het geloof in het volbrachte werk op Golgotha, te ontroven.

De sleutel die hij gebruikt om toe­gang te krijgen tot ons gereinigde levenshuis, is de leugen. Zijn ne­gatieve influisteringen zijn als pijlen die op ons afgevuurd worden.

De Heer sprak dat er verleidingen zouden komen en dat hieraan niet valt te ontkomen (Matt. 18:07). Er is dus geen broeder of zuster die er niet mee te maken krijgt, want de Heer neemt deze verleidingen niet voor ons weg. We zullen op onze hoede moeten zijn en weerstand bieden. Hij zal ons door Zijn Geest krachtig bijstaan. De belofte is im­mers dat de duivel van ons zal vlieden (Jak. 04:07).

Als de vijand er niet in slaagt onze geloofszekerheid aan te tasten, zal hij een andere tactiek toepassen. Hij zal namelijk proberen het kleed der gerechtigheid, dat we van de Heer ontvangen hebben, te bezoedelen. Van de gemeente te Sardes wordt gezegd: “Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar ge zijt dood”. In de zichtbare wereld leek het een actieve en fijne gemeen­te te zijn.

Geen van hun werken werden echter vol bevonden door de Heer. Die werken kwamen niet overeen met het plan van Zijn Vader. De gelovi­gen te Sardes waren ingeslapen en hadden de woorden die ze ontvan­gen en gehoord hadden, losgelaten. Ze hadden de woorden van de Heer niet bewaard, want ze waren er slordig mee omgesprongen. De boze was er in geslaagd hun witte kleed op deze manier te bezoedelen.

Ook wij in het wit

Gelukkig waren sommigen wakker gebleven – dat wil zeggen dat ze aanspreekbaar en ontvankelijk ble­ven voor de woorden van de ver­hoogde Meester. Zij hadden hun klederen bewaard; hun werken waren overeenkomstig de gedachten van de Vader. Zij werden daarom waardig bevonden om met de Vader in witte klederen te wandelen (Openb. 03:01-04).

Het al of niet bekleed worden met witte klederen hangt dus af van het feit of men een wandel heeft in de onzienlijke wereld, daar zijn schat­ten en inzichten verwerft en op zijn weg om de Vader beter te leren kennen, de boze overwint (1 Joh. 02:13-14). Steeds weer bemoedigt en vermaant de opgestane Heer: “Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; zalig hij die

waakt en zijn klederen bewaart ” (Openb. 03:05; Openb. 16:15).

Zo zal de Heer zijn gemeente voor Zich plaatsen: stralend en zonder vlek of rimpel, zó dat zij heilig is onbesmet. De Bijbel zegt dat deze overwinnaars zich mogen kleden met blinkend en smetteloos fijn linnen. Zij doen de werken die Jezus deed, want zij hebben Zijn woord bewaard. De rechtvaardige daden van deze heiligen komt voort uit een vernieuwd, geestelijk denken. Ondanks grote tegenstand van de boze, hebben ze (steeds weer) hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed van het Lam. In de natuurlijke wereld hebben we er veel voor over om keurig gekleed te gaan. We bekijken ons goed in de» spiegel en vragen onze huisgenoten: Hoe zie ik eruit? Stellen we deze vraag ook wel eens als we aan ons geestelijke kleed denken? Hoe zien de engelen ons? Hoe zien we elkaar? Hebben we geleerd mens en macht te onderscheiden en te scheiden?

Vreugde(olie) van de Heer

Een andere listige manier van de vijand om onze voortgang in het Koninkrijk Gods te belemmeren, is onze blijdschap te roven. Hij doet dit door ons op allerlei wijzen te be­proeven en te bedroeven. Hij pro­beert ons wijs te maken dat de weg met de Heer niet in louter vreugde bestaat, maar veeleer in tegenslag, moeiten en verdriet. Hij wil de jubel­roep van het volk Gods veranderen in rouwklacht. Als een Israëliet rouwde, zalfde hij zich niet met olie (2 Sam. 14:02; Dan. 10:02-03). De Heer geeft ons echter steeds weer de bemoediging dat we ons te allen tijde mogen, zelfs moeten verblij­den! (Filip. 04:04).

Jesaja profeteert: “… om uit te roe­pen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten. Om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad (een wit feestkleed!) in plaats van een kwijnende geest” (Jes. 61:02-03).

De Heer wil dat we ons dagelijks zalven met vreugdeolie. Dat bete­kent dat we vol zijn van de heilige Geest, ongeacht de natuurlijke om­standigheden waarin we verkeren.

Deze Geest wil ons naar de eeuwige troon van de Vader voeren, om onder leiding van onze leidsman Jezus Christus, de zuchtende schepping te herstellen.

“Welzalig het volk dat de jubelroep kent; zij wandelen, Heer, in het licht van Uw aanschijn. In Uw naam juichen zij de ganse dag, en door Uw gerechtigheid worden zij verhoogd” (Ps. 089:016-017).

 

 

One liners door Redactie

-Zout geeft smaak, en is er niet om in wonden te wrijven.

-Wat uit zee komt kan nooit veel goeds zijn.

-Een prediker is een bakker.

-1 x 2 is méér dan 2×1.

-Een evangelist is eigenlijk gewoon een postbode.

-Hou de bron zuiver, anders gaan de planten dood.

-Wanneer de vruchten laag hangen, kunnen de mensen er gemakkelijk bij.

 

Bij artikel van br. P van der Heijden door redactie

Broeder en zuster Van der Heijden uit Waddinxveen hebben in hun vruchtbare leven, in dienst van Gods Koninkrijk, heel wat gebedsverhorin­gen meegemaakt, Ook in deze ‘ge­loofsbelevenis’, waarbij een jong echtpaar totaal was vastgelopen, gaf Gods Geest de weg aan hoe te han­delen. En als er dan in gehoorzaam­heid gehandeld wordt is de overwin­ning zeker.

Het spreekt vanzelf dat dit waar ge­beurde verhaal niet de bedoeling in zich heeft om gezinnen waarin man en vrouw beide een baan hebben, als ‘verkeerd bezig’ te brandmerken. Iedere situatie is anders en wanneer hierover duidelijke afspraken zijn gemaakt, die de gezinsharmonie niet aantasten, hoeft daar geen bezwaar tegen te zijn. Maar het is een onmis­kenbaar feit dat ook huwelijken van kinderen Gods in onze dagen soms stukgaan, doordat de ‘wereldgees­ten ‘ hun slag kunnen slaan en de ge­hoorzaamheid aan Gods Geest ver­dringen. Ook in dit opzicht geldt de oproep de duivel geen voet te geven en de weg van geloof en gehoor­zaamheid te (blijven) bewandelen. Wat dat is de enige weg tot beleving van het ware geluk ook in het huwe­lijks- en gezinsleven, -red.

 

Bidden naar Gods wil is leven naar Gods wil door Heijden P van der

 

“En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden” (1 Joh. 05:14-15).

Als je een gemeente regelmatig bezoekt, kom je er op de duur achter, dat daar blijdschap is, maar ook nood en verdriet.

Door jarenlange praktijkervaring hebben we geleerd, dat de op­lossing van alle problemen toch altijd weer te vinden is bij onze Meester en Heiland, jezus Chris­tus. Door Zijn onderwijzing en lering onderwees Hij ons altijd hoe en langs welke weg wij moeten gaan om gelukkig en blij te kunnen leven en wat de wil van God is voor alle mensen, maar in het bijzonder voor Zijn kinderen.

Zo kregen wij na verloop van tijd contact met een zuster uit een gemeente, die zich zorgen maakte over haar man en kinderen. Ze was er dagelijks mee bezig; de één had dit en de ander had weer wat anders, een zware last drukte op haar die zij alleen moest dragen.

Niet alleen had ze zorgen over haar man maar vooral ook over haar oudste zoon. Wat was na­melijk het geval? Haar zoon, een kind van God, technisch zeer bekwaam, had een goede baan in de maatschappij, een functie waar­door hij veel buitenshuis zijn werk moest verrichten.

Zijn vrouw, ook een kind van God, was verpleegkundige in een zieken­huis. Voor haar huwelijk had ze die baan reeds. Ze deed het werk graag en het was voor hen een aardige bijverdienste.

Door hun drukke werkzaamheden waren ze maar weinig thuis. We , kunnen ons voorstellen dat de saamhorigheid op de duur wel te wensen overliet.

Hun huwelijk was bevestigd in de gemeente; er was over hun leven de zegen uitgesproken. Maar toch… nee, het gezellige huwe­lijksleven was er niet.

Zoals gezegd, zijn moeder zag dat, en maakte zich veel zorgen, het zat haar niet lekker. Haar zoon begon met haar zijn nood te bespreken, wat uiteraard logisch is.

Omdat de verhouding met haar man ook niet te best was, kon zijn moeder met haar man ook niet over deze dingen praten.

In haar verdriet belde ze ons op met de vraag of wij voor haar man en kinderen wilden bidden. Daarna vroeg zij ons of het goed was, als haar zoon daartoe bereid zou zijn, naar ons toe te komen, zodat wij met hem over deze dingen konden praten.

Wij zeiden: “Natuurlijk, zuster, hoe eerder hoe liever”, waarop ze tegen haar zoon zei: “Ga eens praten, je bent van harte welkom”.

Door de nood gedreven, is hij toch op een avond bij ons aangekomen. Nadat het ijs enigszins gebroken was, kwamen we er achter dat de levensmethode van het jonge echtpaar, ondanks hun goede bedoelingen, niet in overeenstemming was met de methode die God aangeeft in Zijn woord.

Want dan werkt het leven niet. Het is zaak te weten en kennis te heb­ben, vooral voor jong gehuwden, wat de levenswijze van elke dag is, wat God wil.

In het bijzonder voor kinderen Gods dreigt dit gevaar bij velen, dat zij daardoor geen kracht meer be­zitten om een voorbeeld te zijn voor anderen en op de duur de mist ingaan en ongemerkt er intui­nen.

Zo ook dit echtpaar, dat nog totaal geen kennis had van de dingen van het Koninkrijk der hemelen. Ze wa­ren gewoon in beslag genomen door het vele werk. Zij kwam onre­gelmatig thuis, hij ook. Ze dachten, net als voor hun huwelijk, hiermee door te kunnen gaan. Hij werd mager van de zorgen hierover. Zijn maaltijden moest hij zelf maar klaar maken, zo ook de verdere huis­houdelijke dingen. Dit tot grote er­gernis van zijn moeder. Wat moest zij hieraan doen? Dat kon toch zo niet doorgaan? Maar schoondoch­ter deed al het mogelijke om ande­ren te helpen in het ziekenhuis, maar haar eigen man werd door haar verwaarloosd (1 Tim. 05:08).

Daar kwam het hoge woord eruit, dat als zijn vrouw niet bereid was om te stoppen, de kans bestond dat hun huwelijk op die manier in de toekomst wel zou stranden.

Dat zat er wel in. Want ze had nu eenmaal besloten niet uit het zie­kenhuis te gaan en contractueel was ze ook aan die instelling ver­bonden.

Alleen als er een baby zou komen dan was ze wel genoodzaakt haar baan op te zeggen, eerder niet.

Dit verontrustte onze broeder, want hij wilde een gelukkig gezin. Menigmaal had hij gehoopt dat ze in verwachting zou zijn, maar dat gebeurde niet. Op de duur werd hij behoorlijk gefrustreerd. Hij had alle hoop ook hierop laten varen. Hij zag het gewoon niet meer zitten. Hij was in een uitzichtloze situatie gekomen, ondanks dat ze het beiden financieel in de natuurlijke wereld heel goed hadden. Wat nu?

Waarom verhoorde God zijn ge­beden niet? Waarom stopte zijn vrouw niet met dat werk? Wat deed hij verkeerd? God is toch een verhoorder der gebeden? Het viel voor hem niet mee alles op een rijtje te zetten.

Tijdens dit gesprek met hem, zochten wij innerlijk contact met de Heer. Ik zeg zo in mezelf: “Heer, geef ons toch wijsheid; help alstu­blieft, ze werken toch hard, ze bezoeken toch zoveel mogelijk de bijeenkomsten, ze lezen toch Uw woord, ze bidden toch tot U?” Het was bij ons een labyrint van gedachten.

Plotseling gaf de Heer ons de oorzaak aan waarom ze geen gezellig huwelijksleven hadden. Hun levensmethode was verkeerd. Zij leefden net als de wetteloze wereld. Zij gingen van een radicale verkeerde gedachte uit. De satan had mooi kans gezien, heel sluw, man en vrouw, ondanks de beste bedoelingen, een gescheiden leven te geven, door zichzelf plichten op te leggen waar de wereld door mis­leid wordt. Elk afzonderlijk een baan binnen het huwelijk en toch een gelukkig geestelijk leven willen beleven. Zelf hun planning maken, volgens eigen gemaakte gedachten. Ik zeg tegen de jonge broeder: “De Heer maakt mij er op attent, dat jullie niet moeten wachten, dat er een baby komt, maar je vrouw moet eerst haar baan opzeggen om jou te gaan verzorgen in al haar huishoudelijke taken en dan zullen jullie een kind krijgen en dan zal alles normaal gaan functioneren”.

Hij schrok hevig en zegt: “O, nee broeder, dat doet ze nooit, daar zou ik met haar nooit over durven praten. Als ik haar dat zou gaan vertellen, heb ik helemaal geen, leven meer”.

En hij ontstelde. In plaats van min­der werd de nood bij hem nog groter. Misschien had hij er op dat moment wel spijt van dat hij geko­men was. Misschien was hij graag de kamer uitgelopen.

Ik zeg: “Broeder, wat onmogelijk is bij mensen, is mogelijk bij God. Als wij maar doen wat Hij zegt, gehoor­zaam leven naar Zijn wil. Maar dan moet ik wel kennis hebben van Zijn wil met mijn leven. Als je onwetend in deze dingen fout bent gegaan, zal na erkenning hiervan, door God alles recht gezet worden. God waakt over Zijn woord en zal het zeker doen.

Er werden nog verschillende teksten uit de Bijbel aangedragen, maar niets van dat alles maakte indruk op hem, hij was niet te overtuigen. Tenslotte stemde hij toe dat we de Heer zouden vragen om een weg voor hem te openen voor een gezellig leven met elkaar en dat zijn vrouw zou thuiskomen om hem te verzorgen.

We riepen de Heer aan met onze gebeden: “Here, gaat u in dit gezin alles recht zetten, mijn broeder weet nog niet hoe, maar U maakt ons indachtig dat als zijn vrouw haar baan opzegt, alles zal gaan functioneren zoals het hoort, dat zijn gezin zal uitbreiden tot eer en glorie van Uw naam”.

De boze geesten die in hun leven een sluier hadden gelegd, zodat zij hierin de weg Gods niet meer za­gen, werden aangezegd, hun bei­der levens te verlaten en zich niet meer met hen in te laten. De wet­teloze geesten die hun gezin wilden ontwrichtten, werden uitgeworpen in de naam van Jezus. Wij vroegen aan de Heer hen de geest van wijsheid en kennis te geven. De sleutels van de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, opdat zij zou­den weten te leven naar Gods eer.

Het was diep in de nacht dat onze broeder huiswaarts keerde. Er was een zekerheid in zijn leven geko­men dat God alles recht ging zet­ten.

Dagen en weken gingen voorbij, maar alles bleef bij het oude. Welk een innerlijke strijd deze broeder gevoerd heeft, weet God alleen. Maar dat het niet gemakkelijk is geweest, geloof dat maar.

Op een keer hadden wij een evangelisatiesamenkomst in de open­lucht. Als leider van de groep wa­ren mijn gedachten hierop volop geconcentreerd om alles in goede banen te leiden. Zo had ik die mid­dag de broeder ook gezien. Terwijl ik na afloop bezig was de attributen in de auto te laden, staat hij plotseling naast me. Ik begroet hem met: “Hallo, broeder!” Hij zegt: “Hallo!”. Dan kijkt hij eerst nauwkeurig om zich heen, nadat hij zich ervan overtuigd had dat nie­mand hem horen kon en fluistert in mijn oren: “Mijn vrouw heeft haar baan opgezegd, voorgoed”! Ja, dan sta je ondanks je geloof, toch weer even perplex en ont­roerd als je zoiets meegedeeld wordt. Ik zeg: “Ja joh?” en hij zegt: “Echt waar”!

Dat was het eerste grote wonder in dat gezin dat God bewerkt had. Zijn vrouw kwam na jaren los van het werk in het ziekenhuis. Zij ging haar man verzorgen. In plaats van gespannen, gingen zij ontspannen leven. Hun verhoudingen werden geheel anders. Want God zag naar de broeder om. Hij zag ook naar onze zuster om, die in gehoor­zaamheid aan de wil van God, nu haar verdere leven aan het gezin wilde wijden.

En wat gaat God dan zegenen. Na verloop van tijd hadden wij weer een openluchtevangelisatie gehou­den en evenals de vorige keer, staat daar aan het einde van de middag onze broeder weer naast me.

Hij nam mij apart, buigt zich naar mij toe en met fluisterende stem hoor ik hem iets meedelen wat hun gezin in de toekomst totaal zou gaan veranderen. Hij zegt: “Mijn vrouw is in verwachting”. Nou, ’t is dat hij het niet voor de anderen nog wilde weten, maar anders hadden we samen een rondedans gemaakt midden op de straat, om de Heer te loven en te prijzen. Over lofprijzing gesproken. Kijk dat is nou onze Vader, vol van verras­singen en geloof maar dat Hij meegnuifd met ons over de blijdschap van Zijn kinderen.

Alle drie, de moeder, de zoon, haar schoondochter en allen om hen heen, waren blij en opgelucht. Niet zoals de wereld mei haai normen en regels en mei haar eigendunkelijke godsdiensten doet, die de planning in eigen hand neemt en die zegt: “Wij zoeken het zelf wel uit”. Maar door het geloof in de woorden van de Here Jezus, opgetekend in de Bijbel. Dat is leven!

Het is zoals God het wil. Hij ziet om naar Zijn volk. Als wij maar doen wat Hij zegt, dan doet Hij de rest.

God beschaamt de wijsheid van de wereld en zet het kinderlijk geloof hier tegenover. Want dan gaat ook het Schriftwoord in vervulling, wat Jezus ons geleerd heeft in Matthéüs 6: “Weest in geen ding bezorgd, Mijn Vader weet wat je nodig hebt, maar zoek eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en alle dingen zullen je bovendien geschonken worden”.

Alleen Jezus komt alle eer en lof toe, door de leiding van de Heilige Geest in de gebedsverhoring. Als je Mijn wil doet, zegt Jezus, dan kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren.

De baby groeide voorspoedig op en werd in de gemeente opgedragen aan de Heer, die voor dit kind zal zorgen. Want het is geboren voor hen als teken, dat het Woord van God waar is. Grote wonderen en tekenen vinden plaats in de gemeente, het lichaam van Chris­tus. Velen die vandaag aan de dag in het onzekere verkeren, kunnen daardoor weer moed vatten. Want in deze eindtijd zal de satan over­wonnen worden door het bloed van het Lam en het woord van ons getuigenis. Gods grote kracht is onder ons aanwezig. Ook hiervoor dienen onze ogen geopend te zijn.

En ook door dit verhaal heen, zien we de komst van de Here Jezus, om Zijn gemeente tot volheid te brengen:

Punt 1. Het gezin was totaal ont­wricht.

Punt 2. De vrouw zag geen kans haar baan op te zeggen.

Punt 3. Een baby krijgen was niet mogelijk.

Alle drie punten had God opgelost, door middel van Zijn Zoon, Jezus Christus en niemand anders. Een enorme gebedsverhoring had hier plaatsgevonden.

Het gezin is inmiddels weer uit­gebreid. De zegeningen van de Heer voor dit gezin houden niet op, want bovendien zijn zij kort geleden tot oudsten bevestigd en pastorale medewerkers geworden van een team in een gemeente. Zo mogen zij zich verheugen en blij zijn, omdat zij gehoorzaam zijn geworden aan de wetten van het Koninkrijk Gods in het huwelijk. Wat een getuigenis is dat voor de hedendaagse samenleving. Als we Zijn wil kennen en doen, dan is God de God van schitterende cadeaus!

 

 

Herberg ‘De Gemeente’ door Froukje Huis

Nauwelijks is de laatste hoefslag van de schimmel van Sint Nikolaas weggestorven, of men haast zich over te schakelen naar ‘kerstmis’. In de etalages ijlt de kerstman in zijn slee door het besneeuwde landschap. De kerstboom staat opgetuigd met ballen en slingers, elk jaar weer anders en mooier dan ‘t vorige. De restaurants hebben hun kerstmenu al klaar en ze proberen in hun advertenties de cliënt te winnen met hun intieme zaaltje, hun exclusieve diner of hun boeiende muzikale begeleiding. En wie zich nog een feestelijk kersttoilet wil aanschaffen, is hartelijk wel­kom in één van de vele modezaken, die zich grondig hebben voorbereid op dit feest.

Ook de huisvrouwen laten zich niet onbetuigd bij de voorbereidingen voor het kerstfeest. Het huis moet versierd, het zilver gepoetst, de glazen opgewreven, het menu besproken en de gasten uitge­nodigd, want niets mag de feestvreugde verstoren.

Zo zijn velen bezig alles klaar te maken voor een bijzonder kerstfeest. En ieder van ons zal ook op eigen manier voorbereidingen hebben getroffen om fijne feestdagen te kunnen vieren. Maar… heb­ben we ons ook voorbereid op het wezenlijke van het kerstfeest? Het feest van de geboorte van Jezus Christus, onze Heer en Heiland? We vieren het immers elk jaar. Spreekt het ons nog wel aan? Of is het alleen maar een (goede) gewoonte geworden?

Kortgeleden vergeleek iemand de gemeente met een herberg. Een herberg waarin ieder welkom is en iedereen met liefde wordt ontvangen. (Luc. 02:07) vertelt ons dat er in de herberg in Bethlehem voor Jezus geen plaats was. Hoe is dat bij ons? Wat een vraag! Elke zondag wordt er toch over Hem gepreekt? We hebben voor Hem gekozen, we zijn gedoopt en dan zou er geen plaats voor Hem zijn?

Ja, Hij is zo gewoon in ons leven geworden, Zijn aanwezigheid is ons zo vertrouwd, dat we mis­schien wel eens vergeten, dat Hij onze Gast is en we te weinig aandacht aan Hem besteden. Is Hij het middelpunt van ons leven of… is er bij ons ook alleen maar een plekje in de stal? Regelen we ons eigen leven en mag Hij alleen er Zijn goedkeuring aan geven? Kom, kom, is dat niet wat over­dreven? Misschien wel, maar laten we onszelf eens onderzoeken hoe groot Zijn plaats in ons leven is. Immers hoe groter Zijn plaats, des te rustiger en zekerder zal ons leven verlopen. Als wij in vol vertrouwen ons overgeven aan Zijn leiding, zullen we in onze wandel op Hem lijken en daarnaar strekken we ons allen toch uit?!

Jezus stond klaar voor ieder die tot Hem kwam. Zo zullen wij als gemeente klaar staan voor ieder die bij ons komt om van Hem te horen. Als Hij ons leven vervult, zullen we echt als gemeente ‘her­berg’ zijn, waar iedereen troost en heil zal kunnen vinden. Gezegend kerstfeest!

Froukje Huis