2004.07-08 nr. 431

2004.07-08 Levend geloof nr. 431

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

De mens is de hoogste vorm van Gods scheppingswerk, volmaakt geschapen naar Gods beeld met de bedoeling dat hij Gods schepping zou gaan beheren. Vlak na de schepping gooide Satan echter roet in het eten. In Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15) wordt echter al duidelijk dat God dit niet zou blijven tolereren. Uiteindelijk gaf Hij het allerliefste wat Hij bezat, Zijn eniggeboren Zoon, die als eerste mens, Satan een totale nederlaag toebracht. Het was het begin van zijn verdere afgang, waarbij u en ik, als volgelingen van Jezus Christus, volledig zijn inge­schakeld. Doordat Jezus ons voorbeeld is, is het dus erg belangrijk dat wij erop letten hoe Zijn leven was en hoe Hij, in volledige afhankelijkheid en gehoor­zaamheid aan Zijn Vader, Zijn taak vervulde. Daarvan waren ook de eerste vol­gelingen van Hem geheel en al overtuigd. Petrus spreekt op de Pinksterdag over Jezus van Nazareth “hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht had gezalfd en hoe Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren”. En dan zegt hij er nog bij: “want God was met Hem”. Dit was immers Gods wil en bedoeling. De mens niet langer onder he beslag van de duivel maar in de vrijheid en overwinning van Christus. Daarom is de verkondiging van het echte evangelie (het evangelie van het Koninkrijk Gods) ook zo belangrijk. Dat komt niet tot zijn recht als er een gedeeltelijk of surrogaat-evangelie wordt uitgedragen. In Levend Geloof hebben we altijd vastgehouden aan dit werkelijke of volle evangelie. En dat blijven we ook in de toekomst doen! We willen gehoorzaam blijven aan onze opdracht. Gods grote verlangen en doelstelling is immers dat iedereen dit echte evangelie leert kennen en beleven.

Daarbij gaat het erom dat de ‘leer van het Koninkrijk’ gerealiseerd dient te wor­den in het gewone leven van elke dag. Wij willen ons niet geïsoleerd opstellen, wat in het verleden misschien wel eens teveel is gebeurd, maar staan, net als Jezus en de eerste apostelen, midden in het volle leven. Wij geloven dat dit in de artikelen die in dit nummer gepubliceerd zijn, weer op duidelijke wijze onder woorden is gebracht.

 

Bij de voorplaat door redactie

Een impressie uit de Hof van Eden zoals de tekenaar W. Thomas dat in gedachten had. Man, vrouw en kind in harmonie bij elkaar in een paradij­selijke omgeving. Na de ‘zondeval’ ontstond er een geheel nieuwe situatie. Maar ook in deze tijd is het mogelijk als man en vrouw in harmonie met elkaar te leven. Lees wat Jildert de Boer daar­over schrijft in het artikel: ‘Het huwe­lijk: een drievoudig snoer’.

 

Oproep zomeractie door redactie

Hoewel de zomer nog niet voorbij is, willen we nu al iedereen harte­lijk bedanken die een bijdrage heeft overgemaakt in het kader van onze zomeractie voor het werk van Levend Geloof. Het blijkt dat ons blad nog steeds ‘leeft’ onder onze lezers en dit bemoedigt en stimuleert ons om vol goede moed en inspiratie van Gods Geest door te gaan met de uitgave. Onze doel­stelling blijft ongewijzigd: het heerlijke evangelie zoals ook Jezus en de apostelen dat brachten in geschreven vorm door te geven, zodat ook anderen er kennis van kunnen nemen en gaan ontdekken waarom het werkelijk gaat. Daarbij willen we geen water in de wijn doen, maar ook niet extreem of fanatiek worden. In de ‘wereld van geloof’ is veel aanbod en het is daarom belang­rijk waakzaam te blijven om echt van onecht te kunnen onderschei­den. Gelukkig weten de schrijvers in ons blad waarom het werkelijk gaat: in een voor iedereen begrijpelijke taal het evangelie van het Koninkrijk door te geven. Daarbij zijn er natuurlijk nuanceverschillen bij de uitleg, maar dit maakt het evangelie alleen maar rijker en vol­ler. Het gaat er tenslotte om dat we zelf opgroeien tot mondige christenen die zich bewust zijn dat het gaat om de openbaring van de werkelijke gemeente van Jezus Christus. Samen zijn we onderweg om dit grote geheim te gaan ont­dekken.

Nogmaals veel dank voor uw finan­ciële medewerking daarbij. En als u nog niet hebt meegedaan maar het wel van plan was, schrijf dan nog vandaag uw bijdrage over naar één van onze banknummers die u kunt vinden in de colofon op blad­zijde 2.

 

De naam boven alle naam door Gert Jan Doornink

“Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!” Paulus in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 11 (Filip. 02:05-11; lees ook Efeze 1).

Het hele jaar door, maar vooral rond Koninginnedag, worden er in Nederland talrijke onderscheidingen uitgereikt aan mensen die zich op een of andere wijze verdienstelijk hebben gemaakt in de maatschappij. Bijvoorbeeld als zij 25 of 40 jaar bij dezelfde werkgever hebben gewerkt. Sommigen hebben allerlei functies gehad, anderen hebben veel vrijwilli­gerswerk gedaan. Kortom ‘een lintje krijgen’ is een soort waardering waardoor men extra in het zonnetje wordt gezet. In veel gevallen ver­wacht men totaal niet iets te ontvan­gen dat dan door de burgemeester of andere autoriteit wordt uitgereikt en waarvoor men soms met een smoes­je naar het gemeentehuis wordt gelokt. Daarbij is er ook nog verschil in de onderscheiding die men krijgt uitgereikt, bijvoorbeeld een minister zal iets in hogere rangorde ontvan­gen dan iemand die gewoon 25 jaar op een fabriek heeft gewerkt. Hoe men hier ook tegenaan kijkt, het hoort nu eenmaal bij de maat­schappij waarin wij leven, waarbij ‘iets presteren’ boven aan de lijst staat om door anderen gewaardeerd te worden. Ook de kerk doet hieraan mee, bijvoorbeeld de Katholieke kerk als men bijzonder opofferend werk heeft verricht ‘in de geest van Christus’. Daar is toch niets mis mee zal men kunnen opmerken; heeft bijvoorbeeld moeder Theresa geen geweldig goed werk gedaan onder de armen in de sloppenwijken van India?

Wie een heilige is

Wij willen natuurlijk niets afdoen aan het werk van haar en anderen maar wel aan de manier waarop zo iemand dan wordt ‘beloond’. Zij worden namelijk ‘heilig verklaard’ alsof andere gelovigen dat niet zijn. In de brieven van de apostelen komt op duidelijke wijze naar voren dat iedereen die een nieuwe schepping in Christus is, een heilige is! Het woord ‘heilig’ betekent apart gezet, geheiligd in het volbrachte werk van Christus. Men hoort niet meer bij het rijk der duisternis, maar bij het koninkrijk van de leven­de God. Wel wordt van iedereen die daarbij hoort gevraagd Hem te die­nen, waarbij Christus zelf ons grote voorbeeld is. En hier schort het nog weleens aan, vandaar dat al in de eerste christengemeenten de gelovi­gen worden opgeroepen de weg van geloof en gehoorzaamheid te bewandelen. Paulus bijvoorbeeld doet dat in allerlei bewoordingen, bijvoor­beeld met de opmerking: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was…” Paulus zelf was in zijn hart zo overtuigd dat hij Christus voor 100% navolgde, dat hij op een gegeven moment zelfs zei: “Wees mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg”. Hijzelf had Christus nooit persoonlijk gekend en wist dat het soms moeilijk is een persoon te openbaren die men niet meer bij zich heeft zoals dat met Jezus en de discipelen wel het geval was. Maar toch durfde hij dit met volle overtuiging te zeggen, waarom? Omdat de Geest van Christus in hem was. En Gods Geest was de grote plaatsvervanger van Jezus sinds deze op de Pinksterdag was uitgestort.

Christus ons voorbeeld

Heeft u er wel eens over nagedacht waarom juist Christus ons grote voorbeeld is? Waarom is dat niet een of andere grote figuur waarvan in de Bijbel ook gesproken wordt, zoals Mozes, Abraham of één van de pro­feten?

Je zou kunnen zeggen dat het alle­maal ‘voorlopers’ van de Here Jezus waren: Mozes, die het volk Israël bevrijdde uit Egypte en met hen onderweg ging naar het beloofde land. Abraham, als voorbeeld van werkelijk geloof (zie ook de andere geloofsvoorbeelden die in Hebreeën ii genoemd worden). Terwijl bijvoor­beeld Johannes de Doper de laatste profeet was van het Oude Verbond. Maar ook hij wist dat het uiteindelijk ging om Jezus. En toen Jezus op aarde was en het land doorging, goeddoende allen die door de duivel overweldigd waren, werd duidelijk: dit is het, dit is de wil van God, de mens zoals God die bedoeld had kon weer tevoorschijn komen. Het meest bijzondere was dus wel dat Jezus als méns op deze aarde was! Ja maar, hij was toch Gods Zoon, wordt er wel eens gezegd, met andere woorden dan was het ook vanzelfsprekend wat hij allemaal deed. Het was voor hem daardoor bijvoorbeeld immers maar een koud kunstje wonderen te doen? De macht die Jezus openbaarde over het rijk der duisternis was echter geen automatisme. Ook hij leerde de weg van geloof en gehoorzaamheid en werd eerst gedoopt met de heili­ge Geest. Door Gods kracht die vanaf dat moment in hem was, weerstond hij iedere aanval van de vijand en openbaarde kracht en gezag over het rijk der duisternis. En dat tot het einde toe.

De laatste Adam

Wat was God gelukkig dat er nu ein­delijk een mens was die niet toegaf aan Satan, de gevallen engel. Zoals Adam en Eva wel deden en daarmee de ‘zondeval’ inluidden. Jezus werd later door Paulus ‘de laatste Adam’ genoemd. Nu was er iemand die Gods oorspronkelijke bedoeling met de mens, als hoogste vorm van Zijn scheppingswerk, waar had gemaakt en voortaan het grote voorbeeld werd voor ieder mens om hem na te volgen. Daarom werd Jezus ‘ver­hoogd’.

Je zou kunnen stellen dat de verho­ging er al was toen God hem uit de doden opwekte en daarna toen hem de ‘naam boven alle naam’ werd gegeven. Dat was heel wat anders dan het ontvangen van een lintje, om deze vergelijking nog even aan te houden. Door de gehoorzaamheid van Jezus kon Gods plan met Zijn schepping weer verder vervuld wor­den. Voortaan was er iemand waar­door de mens vrede met God kon ontvangen en daarna hem kon open­baren. Want Gods scheppingswerk was en is nog niet voltooid. Iedereen die een nieuwe schepping in Christus is geworden en daardoor behoort tot de werkelijke Gemeente van Christus, is nu geroepen zich als volgeling van Christus te openba­ren en daardoor mee te werken aan de verdere realisatie ven het herstel van Gods schepping. Een geweldige opdracht waardoor we in staat gesteld worden door de inwonende kracht van de heilige Geest. Toen Jezus nog op aarde was had hij hier­over al gesproken, bijvoorbeeld tot Zijn discipelen met de woorden: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend ik ook u” en bij Zijn heengaan: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”. Jezus wist dat het zonder de kracht van Gods Geest onmogelijk was om te voldoen aan het ‘getuige zijn van Hem’. Immers hoewel hij de duivel al had overwonnen aan het kruis van Golgotha en God hem al had ‘ver­hoogd’ door hem uit de doden op te wekken, moet zijn verdere eindafgang nog plaatsvinden. Dat is het werk van de gemeente maar dat betekent ook dat wij met strijd te maken krijgen: de duivel geeft zich niet zomaar gewonnen. Uiteraard is het belangrijk in deze strijd te over­winnen. Gelukkig mogen wij weten dat Hij niet iets vraagt wat wij niet zouden kunnen waarmaken.

Een geestelijke strijd

Wat deze ‘strijd’ betreft is het in de eerste plaats noodzakelijk dat wij inzien dat dit geen strijd is zoals we die gewoon zijn in de wereld: oorlo­gen tussen landen of volken, of op kleinere schaal, ruzies waarbij fysiek geweld te pas komt. Neen, het is een geestelijke strijd die we alleen kun­nen winnen als we daarbij geestelij­ke wapens gebruiken. Daarbij is het primair noodzakelijk dat we ons bewust zijn dat we een geestelijke plaats hebben ontvangen met Christus in de hemelse gewes­ten. De apostel Paulus legt dit in zijn brieven op duidelijke wijze uit. Zo schrijft hij aan de gemeente te Efeze over de geestelijke strijd die niet is tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten, kortom tegen de machten uit het rijk der duisternis. En hij schrijft daarbij ook over de wapens die we daarbij behoren te hanteren. Lees wat hij daarover schrijft in Efeze 6 vers 13 tot en met 18 (Ef. 06:13-18).

Duidelijke taal die echter alleen zal resulteren in overwinning als ons eigen leven ‘vrij’ is van machten. Natuurlijk gaat het er niet om elkaar als nieuwe scheppingen, machten aan te praten. Dat is misschien in het verleden wel eens teveel en te gemakkelijk gebeurd, maar anderzijds kunnen we ook niet doorslaan naar de andere kant door dit gege­ven buiten beschouwing te laten. Iemand die niet leeft in de werkelij­ke vrijheid van Christus kan ook niet anderen in die vrijheid brengen. Hij is bij wijze van spreken een anti- getuige. Daarom behoort er in iede­re gemeente voldoende aandacht aan deze materie te worden geschonken. Als dat ontbreekt is er geen sprake van een echte gemeente. Dan kun­nen we wel heel uitbundig zingen: “Jezus overwon satans macht”, maar in de praktijk maken we dan deze overwinning tot een aanfluiting. Gelukkig gaan steeds meer christe­nen de ogen open voor dit belangrijk onderdeel van onze geloofsbeleving.

De werkelijke gemeente

Soms lijkt het wel of de werkelijke gemeente zoals God die voor ogen heeft, nog ver afstaat van de werke­lijkheid zoals wij die vandaag ken­nen. Maar anderzijds mogen we constateren dat overal kinderen Gods zijn die dit gaan ontdekken. En als er in eigen gemeente weinig of geen aandacht aan wordt geschonken, houd dan in ieder gejk1 deze geweldige waarheid vast en zoek eventueel contact met gelovi­gen die dat ook zo zien. Bedenk dat de ‘gemeenten’ zoals wij die kennen vaak nog in een beginstadium van geestelijke ontwikkeling verkeren en dat het gaat om de werkelijke Gemeente, die uiteindelijk zal wor­den een gemeente, ‘stralend zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet’. Dat is in ieder geval het verlangen en de grote doelstelling van elke waarachtige gelovige en de heerlijke zekerheid is dat die gemeente er zeker gaat komen! En bovenal is het natuurlijk het grote doel van God zelf waarbij Christus tot het grote voorbeeld is gesteld. Hij die de naam boven alle naam heeft ontvan­gen, laat ons zien hoe zijn leven in ons leven tot een werkelijkheid kan worden.

Gods grote verlangen

Paulus beschrijft in zijn brief aan de gemeente te Filippi ook de reden waarom Christus ‘de naam boven alle naam’ heeft ontvangen. Hij schrijft: “… opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen … en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader”.

Let speciaal op het woordje ‘opdat’ wat de betekenis heeft van ‘met dat doel, met die bedoeling’. Het is – Gods grote verlangen dat dat gaat gebeuren. Het mag nooit opgevat worden als een soort dreigement van: ‘denk erom als je Jezus niet erkent dan zwaait er wat…, dus als een soort straf, een stok achter de deur’. Dat zou ook geheel in strijd zijn met Gods grote liefde voor de mens, die naar Hem geschapen is en de hoogste vorm van Zijn schep­pingswerk vormt. Wel is het zo dat alleen door Jezus de mens werkelijk vrede met God kan ontvangen en Hem leren ken­nen wie Hij werkelijk is. Vele bladen hebben de laatste jaren de gewoonte om allerlei mensen te interviewen over hun leven. Daarbij komt steevast de vraag aan de orde of ze in God geloven. Het antwoord is dan heel vaak ontkennend. Komt dan verder in het interview de vraag aan de orde of ze wel eens bidden, blijkt maar al te vaak dat er bij nood­situaties wel gebeden wordt! Blijkbaar is er in het hart van ieder mens toch een soort Godsbesef aan­wezig, een besef dat God toch bestaat of aanwezig is. Maar hoe men zich dat dan verder voor moet stellen blijft verborgen.

Jezus is de sleutel

Zo is het altijd al geweest. Jezus is echter de sleutel tot het verstaan van God, wie Hij is, hoe groot Zijn liefde voor Zijn schepping is. Daarom zei Jezus bijvoorbeeld al tot Zijn discipe­len: “Gij gelooft in God, gelooft ook in mij” Johannes 14 vers 1 (Joh. 14:01). Zolang dit achter­wege blijft zullen wij nooit werkelijk kunnen verstaan en begrijpen wie God is. In de brief aan de Hebreeën wordt dat op duidelijke wijze gefor­muleerd met de woorden: Hij is de “afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” Hebreeen 1 vers 3 (Heb. 01:03). Dat hem de ‘naam boven alle naam’ werd gegeven is omdat hij de eerste mens was die volledig beantwoordde aan Gods grote verlangen om de mens terug te brengen in zijn oor­spronkelijke hoedanigheid. En dat hij Gods zoon was is geen excuus om te menen dat hij daardoor een streepje voor had bij de Vader. Neen, hij was en bleef in alle opzichten gehoorzaam. Dat wordt op talrijke plaatsen in de evangeliën en de brie­ven van de apostelen duidelijk uitge­legd.

Leer- en groeiproces

Ons grote voorbeeld is er: Jezus Christus. Nu kunnen we ons aan hem optrekken en zijn leven in ons leven tot een realiteit maken. Natuurlijk is dat een leer- en groei­proces, dat niet van de ene op de andere dag gerealiseerd is. Maar er is niet langer een excuus om dit niet als grote doelstelling in ons leven te hebben. Daarbij mogen we elkaar als nieuwe schepping in Christus helpen en bovendien is daar de inwonende kracht van de heilige Geest die ons in alle waarheid wil leiden.

En laten we ook bedenken dat God zo graag wil dat alle mensen dit realiseren in hun leven. Petrus wist het in zijn tijd al onder woorden te brengen met de opmerking dat God niet wil dat sommigen verloren gaan (hun doel niet zullen bereiken), maar dat allen tot bekering komen (zodat het nieuwe leven van Christus werkelijkheid kan worden – 2 Petrus 3 vers 8 (2 Petr. 03:08). Niet de Satan heeft recht op ons leven, hij is een al door Jezus overwonnen vijand, en ook wij die behoren bij de levende God, gaan hem volledig overwinnen omdat wij, zoals Petrus ook onder woorden brengt, in Zijn voetstappen gaan. In een oud lied komen de regels voor: ‘Neen, de wereld weet het niet, wat Gods grote liefde ons biedt…” Wij hebben de taak om door woord en daad te openbaren dat iedereen die zich nog buiten Gods koninkrijk bevindt, óók gaat ontdekken en bele­ven hoe groot Gods liefde voor alle mensen is en hoe onvoorstelbaar rijk en gelukkig wij zijn geworden in Hem.

 

Jezus klopt aan de deur… door Cees Maliepaard

“Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud of heet, zal Ik u uit mijn mond spuwen. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij” uit Openbaring 3 vers 14 tot en met 22 (Openb. 03:14-22).

Jezus zegt: ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Hij bonst niet op de deur, Hij roept niet dat er brand is, dat de wereld in brand staat en dat je open moet doen voordat het te laat is. Nee, Hij klopt gewoon aan. Niets paniekerigs dus. Veelal vindt men dit een mooie tekst… maar dan wel voor mensen in de wereld. Het wordt dan begre­pen als een kloppen van de Heer aan de harten van mensen die Hem nog niet kennen. Het zou dan niet voor ons zijn, want wij hebben Jezus immers al bij onze bekering binnen­gelaten. En wie binnen is, kun je niet meer binnenlaten, want die is er al. Duidelijk toch! Op de Zuid- Hollandse eilanden zeiden we vroe­ger wel: ‘Wie buiten binnen, binnen buiten, en wie binnen binnen, bin­nen binnen.’

Nieuws voor lauwe mensen

Jezus klopt aan de deur…

Maar de brief aan Laodicea is echt niet geschreven aan de ongelovigen van die plaats. In vers 14 wordt de engel van de gemeente te Laodicea genoemd. Jezus klopt aan de harten van gemeenteleden. Ze lopen weliswaar niet erg warm voor het werk van de Heer, maar het laat ze toch ook niet onverschillig. Ergens doet het ze nog wel wat. Niet koud zijn en niet heet, dat is de situ­atie in de gemeente te Laodicea. Spreekt Jezus hier een oordeel uit over de gemeente aldaar in het ‘Ik zal jullie uit mijn mond spuwen’? Hij houdt overigens wel van hen, want Hij voegt hun ook toe dat Hij ieder die Hij liefheeft bestraft en tuchtigt. Logisch toch: aanpakken die slappe hap!

Zo kan het overkomen. Misschien dacht Johannes dat ook wel toen hij de Openbaring van Jezus Christus op schrift stelde. Maar Jezus schuift lauwe mensen niet zomaar opzij! Nee, de boodschap die Jezus via Johannes voor de lauwen van Laodicea heeft, is dat Hij aan de deur van hun harten klopt. Het goede nieuws voor lauwe mensen is: als je opendoet, komt Jezus binnen om maaltijd met je te houden. De Heer zegt ook niet dat Hij hen in het vuur zal werpen, opdat ze gelou­terd zullen worden. Er wordt door sommigen wel gedacht dat flink wat ellende in je leven, goed voor je is. Daar zou je zuiver van worden en gaaf… en vooral sterk.

Maar Jezus heeft het over goud dat in het vuur gelouterd is. Dat is bij Hem verkrijgbaar. Het zijn kostbaar­heden waar je geestelijk rijk van wordt. Want niet een gaan van jou door het vuur zal je rijkdom en gees­telijke status kunnen geven, maar het zijn de genadebewijzen van de Heer die dat bewerkstelligen. Niemand zal aan zijn redding en behoud iets toe kunnen voegen, ook al kan men soms denken geestelijk aardig sterk te wezen. Maar we moeten toch streven naar het zoonschap? Jawel, maar word je een zoon van God in het vuur? Is er ooit een kind in het vuur geboren? Een drakenjong wellicht, maar dat is mythologisch wezen; draken van mensen kunnen hooguit in overdrachtelijke zin bestaan. We zullen op hetgeen Jezus heeft volbracht geen aanvulling kunnen geven, ook niet onder de bestraffing en tuchtiging van de Heer. Want zijn bestraffing is een vermaning, een terechtwijzing ten goede, een wijzen naar de rechte weg van behoud. En zijn tuchtiging is een onderwijzing, echt geen wraakoefening. De Heer vermaant ieder die Hij liefheeft en geeft hun het rechte onderricht. Dat doet Hij dus ook degenen die nogal lauw zijn in het volgen van Hem. ‘Wees dan ijverig en bekeer je!’ zegt Christus tegen de gemeenteleden van Laodicea. Hij is met deze woorden de al nijvere Laodicenzen echt niet aan het opjutten, maar Hij richt zich hiermee tot de lauwen onder hen. Het kan ook geen kwaad volijverig te zijn in goede werken, zoals dat in een andere Schriftplaats omschreven wordt, mits je jezelf maar niet voor­bijloopt. Want slavendienst kent men niet in het Koninkrijk van God. De Heer heeft enkel vrijwilligers in dienst. Maar wel vrijwilligers die hun taak serieus nemen. Waar dat eventueel niet zo zou zijn, zal er een bekering, ofwel een omkeer in het denken plaats moeten vinden.

Wie is de gastheer?

We zullen ons in de eerste plaats beijveren in het aanvaarden van het heil dat Jezus ons verworven heeft. Om ons vervolgens bezig te houden met de strijd tegen eventuele lauw­heid, tegen laksheid in het volvoeren van Gods goede plan met ons leven. En tegen elke geestelijke werking die ons ontmoedigt in de strijd om het bestaan in de hemel. Wie zich uitstrekt naar het meerdere, wie als Jezus de geestelijke weg wil gaan, zal afstand moeten nemen van lauw­heid en ongeïnteresseerdheid. Dat is nodig om in Jezus’ zege te delen.

Hij wil bij ons binnenkomen om samen met ons te eten. Voor het eerst of bij vernieuwing. Een etentje is altijd gezellig, dus zéker een met de Heer. Maar wat zullen we eten, wat is goed genoeg om de Heer voor te zetten? Het zal vanzelfsprekend geestelijke voeding moeten zijn, maar hoe kom je aan volmaakt geestelijk voedsel? Of brengt Jezus dat mee? Maar Hij is niet de gastheer – dat ben jij! De Heer nodigt je niet uit aan de hemelpoort aan te kloppen om bij Hem aan tafel aan te schuiven, want dat is een ander beeld. In dit beeld komt Hij langs bij ons en Hij brengt geen maaltijd mee. Hij rekent erop dat jij dat voor elkaar brengt. Dat is wat! Heb je daarvoor de nodige ingrediënten in huis? Nou, zit er maar niet over in wat je de Meester voor zal moeten schote­len. Waar houdt Jezus van? Hij is geen alleseter, allesbehalve! Maar Hij is wel een gemakkelijke eter; Hij eet alles wat je Hem voorzet vanuit een toegewijd hart. Het draait er om of ik het méén als ik de Heer binnen­laat. De vraag is of ik bereid ben het plan van Vader God serieus te nemen voor mijn leven. Dat is de kwestie.

Het hele plan van God in m’n bovenkamer op een rijtje hebben, is niet de voorwaarde daartoe. Als ik alle beelden van het laatste Bijbelboek in m’n hoofd geprent heb, kan ik daar wel gemak van hebben, maar het voegt niets toe aan en het doet niets af van het heil dat Jezus voor mij verworven heeft.

Overwinningsleven

Maar ik moet overwinnen, staat er in vers 21. Dat klopt, maar dit is een volgende fase. Overwinningsleven krijg je in relatie met Jezus, het kan dus onmogelijk een voorwaarde zijn voor zijn binnenkomst in je leven. Je hebt het sowieso nodig om naast Jezus op de troon van Gods Koninkrijk plaats te kunnen nemen. En een steeds hechter contact met de levende Heer is alleen mogelijk door je allengs meer door Gods Geest te laten leiden. Hoe harder je tegen Satan tekeer gaat, hoe meer je in de greep van geweldgeesten kan komen. De segmenten van overwin­ningsleven ontvang je vooral tijdens de maaltijd met de Heer en niet in een worsteling op leven en dood met de machten uit de hel – al word je wel sterker in de strijd. Jij als gastheer of gastvrouw mag wel voor het eten zorgen, maar de Gast aan tafel heeft een groot aan­deel in de conversatie. En daar kun je wat van opsteken! Jezus spreekt vol liefde woorden van wijsheid en ontferming en daar kun je wat mee… zowel geestelijk als natuurlijk. Daarmee bouw je aan een harmoni­eus overwinningsleven. Je bent niet langer een machteloos slachtoffer dat zich maar moet zien te schikken in z’n lot, nee je bent een geliefde disgenoot van de Heer en je mag in alle eenvoud met Hem praten. Dan komt er echt wat boven tafel! Alle goede dingen die in onze ontwikke­ling passen. Dat geeft bevrijding en weekt je los van een misleidend den­ken. Schrik dus maar niet als je denkt in het plaatje van Laodicea te passen. Want Jezus klopt aan je deur, Hij zoekt contact met jou. Daar beleeft Hij plezier aan. En jij natuurlijk. En wel in een leven dat gaat tintelen en bruisen van nieuw verworven energie. Daarmee is alle lauwheid verdwenen en mogen we met Jezus deel hebben aan het leven op Vaders troon.

Natuurlijk schrijft de goede Meester niemand zomaar af. Hij houdt immers van de mensen, van wie last hebben van lauwheid niet uitgezon­derd. Licht de klink dus maar van de deur van je hart en als er grendels op zitten, schuif ze maar weg. Gooi alle reserves voor de Heer van je af… zover je maar kunt en maak de Heer deelgenoot van alles wat je leven vult.

Alles doen in overleg

Is het aan te raden letterlijk alles met de Heer te bespreken? Een nor­maal mens zal dat niet doen. En God heeft in zijn scheppend bezig zijn echt normale mensen bedacht. Alles met de Heer bespreken, bete­kent niet dat je Hem de kleinste din­gen in je leven doorlopend voor moet leggen. Vergelijk het maar met de verhouding tussen man en vrouw in een huwelijk. Daarin doe je ook alles samen in overleg. Maar ik zie het al gebeuren dat de echtelieden elkaar met elk wissewas­je lastig vallen!

Om een voorbeeld te geven: Ik kom bij mijn fiets en ik zie dat de banden zacht zijn. Maar ja, we doen alles in overleg, dus ik roep naar m’n vrouw: Gré, zal ik m’n banden oppompen? Ik kan me haar reactie wel voorstel­len. Ze zal waarschijnlijk zeggen: Dat moet jij weten. Dan doe je het niet; als je ze de vernieling in wil rij­den… ga je gang! In de oorlog reden we op de kale velgen, dus red je er maar mee. En ze zou nog gelijk heb­ben ook.

Zou de Heer er dan wel op zitten wachten dat we alles tot in belang is in de hemel en op de aarde. Dat staat in dit verband voor maaltijd houden met elkaar: delen in al het goede, maar vooral in het goede va de hemel. Dat geeft je een positie in de hemel en autoriteit over de mach­ten van het kwaad (net als Jezus dat had). En dat houdt je nederig onder je medechristenen (ook net zoals Jezus dat was). In het contact met Hem zullen we gaandeweg hoe lan­ger hoe meer het door God bedoelde mensbeeld gaan vertonen.

 

Eindtijd (gedicht) Herman Robbertz

Zalig hij, die voorleest, en zij, die

horen de woorden der profetie,

en bewaren, hetgeen daarin

geschreven staat.

 

want de tijd is nabij.

 

En hij zeide tot mij:

Verzegel de woorden van de profe­tie

van dit boek niet;

 

want de tijd is nabij.

 

Wie onrecht doet, hij doe nog

meer onrecht;

wie vuil is, hij worde nog vuiler;

 

wie rechtvaardig is, hij bewijze nog

meer rechtvaardigheid;

en wie heilig is, hij worde nog

meer geheiligd.

 

Zalig de mens

die aan des heren woord zijn wel­gevallen heeft,

en diens woord overpeinst bij dag en bij nacht.

 

Want hij is als een boom

geplant aan waterstromen

die zijn vrucht geeft op zijn tijd.

Herman Robbertz

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Wat is gemakkelijker: Liefde geven of liefde ontvangen? Dit is geen strikvraag maar een wezenlijke vraag voor een mens, een christenmens. Waarom? Omdat ik heb gemerkt, ook bij mezelf, dat velen niet ‘gewend’ zijn dat er van hen gehouden wordt. Het vermogen van de menselijke geest om liefde te ontvangen is amper ontwikkeld, rudimen­tair gebleven, terwijl het vermogen om liefde te geven sterk is gestimuleerd, wantje moet(!)je naaste toch liefhebben? Daartoe worden in eigen kracht bergen verzet, agenda ’s volgeschreven, etc. Met voorbijzien en verwaarlozing van je ziel, je eigenheid. Dit dienstbaar-zijn, het altijd terwille- van-een-ander de: heeft ellendige gevolgen en kan ontaarden in dienstplicht, in een vorm van uitputtende slavernij. En je doet zó je best… Je bidt ook om kracht om dit juk te torsen en uiteindelijk constateer je dat het niet zo gaat.

De vraag van God aan jou: “Hoe gaat het met je?” durf je niet te beantwoor­den met: “Goed”.

Wanneer je de liefde voorstelt als twee armen, dan is de ene arm buiten proporties ontwikkeld – je wilt vele mensen omvatten – en de andere arm die liefde kan ontvangen, nauwelijks gegroeid. Wat zeg ik? Hij is misvormd. Je bent eigenlijk zwaar gehandicapt met je ‘verdorde arm’.

De oorzaken kunnen zijn datje in je voeding altijd hebt moeten klaar staan voor anderen, ’t Kan ook zijn dat jou een God voor ogen is geschilderd die veel van jou verwacht, voor Wie je veel moet doen wil je leven zin en betekenis voor Hem hebben. Vele christenen had­den al een laag gevoel van eigenwaarde (“iemand die van mij houdt?”) en anders krijgen ze dat wel… Je staat immers bij hem ‘in de schuld’ en trou­wens, er is nog zo veel op je aan te mer­ken, nietwaar?

Al dit denken is een afschuwelijke gevangenis waarin je rond ijsbeert in de dagelijkse vicieuze cirkel. Nou kun je ie gevangeniswanden wel beplakken met bemoedigende teksten en brieven van dankbare patiënten die schreven datje zoveel voor hen hebt betekend’, maar dat neemt niet weg dat je je vrijheid kwijt bent. Je zit vast en de deur is op slot.

Wanneer en hoe gaat die deur open? Ik denk datje eerst tot de conclusie moet komen datje gevangen zit en niet doet alsof je een vrij mens bent, die z’n ellendige toestand wegwuift met opge­wekte liederen. Dat is één ding: eerlijk zijn over jezelf.

En dan iets moeilijks(?): Om hulp roe­pen, ondanks het feit datje hebt gepreekt over: “De nederigen geeft Hij genade”. Zelf zwak worden? Je moet toch sterk zijn ‘in de Heer’? Je nu toe­vertrouwen aan mensen die jou liefheb­ben? Nou, daarin zit het hem nou, dat ben je namelijk niet gewend. Je ként dat nietje weet niet wat ze voor je voe­len, je weet niet wat God voor je voelt. Kortweg gezegd: Je kent Hem niet goed, en daarom ken je jezelf ook niet. Je instelling om anderen te helpen is goed, niks mis mee, maar er is zo’n rare draai aan gegeven en het werd jouw gevangenis.

God heeft ons, via Zijn zoon, éérst lief­gehad, zodat je Zijn ‘eerste liefde ‘ kon gaan ervaren, beleven. Datje kunt doorléven wat de zoon en Zijn Vader voor je voelen, hoe diep dat bij hen zit. Wanneer je dat wilt ervaren dien je eerst weer een zuigeling te worden, een klein kind dat die liefde opzuigt, dat wordt bemind door de ouders, dat z’n hoofdje tegen een schouder aanlegt, dat zich laat dragen, laat vertroetelen. Als je dat durft zul je een sleutel in het slot horen omdraaien en dan staat daar je Vader in de gestalte van een vrij medemens op de drempel. Je broer, je zus, om jou, ootmoedige, een blije boodschap te brengen, om je innerlijke wonden te verbinden, om je vrij te laten en te doen wandelen in de ruimte van God, omdat-ie zo’n welbehagen in je heeft.

Om het heel beknopt te zeggen: Laatje liefhebben, laatje genezen van je inner­lijke verdriet door hem toe te staan jou barmhartigheid te bewijzen. En wan­neer je dan langzaam aan Zijn bete­rende hand voort wandelt en geneest, dan worden je beide armen even lang… en zul je kunnen liefhebben met de lief­de waarmee jij wordt bemind. Dan ben je vrij, want er wordt zielsveel van je gehouden: Je bent geboren en getogen uit het land van Zijn liefde.

 

Creativiteit als gave van God door Peter Annotee

“Zie, ik heb bij name geroepen Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, en hem vervuld met Gods Geest, met wijs­heid, inzicht en kennis, en dat voor allerlei werk, om ontwerpen te beden­ken, om uit te voeren in goud, zilver en koper; om stenen te bewerken om die in te zetten; om hout te snijden en werkzaam te zijn in allerlei arbeid.

En zie, ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van Achisamak, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb ik wijs­heid gelegd. Zij zullen alles maken wat Ik u geboden heb” Exodus 31 vers 2 tot en met 6 (Ex. 31:02-06).

Voor me ligt een kleurplaat. Een geschenk van een kind van 5 jaar. De afbeelding bestaat uit een beer die luistert naar een vogeltje. Een wolk­je, wat grassprietjes en een bloeme­tje completeren het geheel. Aan het kind is nog slechts de keuze welke kleur aan welk object zal worden gegeven. Natuurlijk is het zaak om, zoals het hoort, binnen de lijntjes te blijven. Daar is het kind bijna overal in geslaagd. Wat de kleurplaat bij­zonder maakt is dat het kind beslo­ten heeft om elk object met alle kleuren te vullen. De beer is niet bruin of zwart maar rood, oranje, groen, blauw, geel, grijs, bruin én zwart. Hetzelfde geld voor de overi­ge objecten. In hun veelkleurigheid drukken ze de creativiteit van een kind uit.

Scheppend vermogen

Creativiteit is scheppend vermogen. Creativiteit maakt iets nieuws of het geeft aan wat al is een nieuwe vorm en inhoud. Het neemt oneindige vormen aan. Niet alleen muziek, schilderijen en de inhoud van boe­ken drijven op creativiteit. Ook het effect van een tuin of een kleding­stuk wordt erdoor bepaald. Nog belangrijker is dat creativiteit nooit beperkt is geweest tot de omgang met dode dingen. Ook rela­ties tussen mensen zijn geschapen. Hoe kostbaar zijn niet de mensen die creatief zijn in de manier waarop ze je benaderen en aanspreken! Mensen die standaardvragen stellen of -antwoorden geven maar je hart met een woord of gebaar dat zij maken en dat toch bij jou past. Elke schepping zal reacties oproe­pen. Creativiteit vangt de aandacht van mensen en roept meestal ook een bepaald gevoel op. Of het nu een opvallend reclamebord is, of een abstract kunstwerk langs de weg, mensen zullen erover nadenken. Ze zullen zich een beeld proberen te vormen van de betekenis of ze zul­len er een oordeel over vellen. Niet alleen zullen ze iets mooi of lelijk vinden maar vaak zullen ze een creatieve uiting ook in termen van goed en kwaad beoordelen. Als de kracht in het nieuwe groot is, zal het ook duidelijke emoties oproe­pen. Enerzijds kan een nieuw lied mensen enorm bemoedigen of kan een preek mensen blij maken. Anderzijds kunnen woorden en beelden ook verdriet en woede bewerkstelligen.

Hoe dan ook, creativiteit zal mensen prikkelen. In de goede zin zal een nieuwe gedachte of een nieuwe uiting mensen inspireren en in beweging brengen. Een schepper beoogt doorgaans meer dan dat zijn schepping mooi of lelijk gevonden wordt. Hij of zij zal ook hopen dat mensen verder zullen gaan dan te constateren dat ze het er mee eens of oneens zijn. Uiteindelijk is een nieuw lied of nieuw woord bedoeld om het denken en handelen van mensen te beïnvloeden. Creativiteit vormt en verandert mensen.

Noodzakelijke voorwaarde?

Natuurlijk dient zich hier de vraag aan of creativiteit wel een noodzake­lijke voorwaarde is om mensen te vormen en, ten goede, te verande­ren. Vaak is, terecht, gezegd dat de waarheid altijd hetzelfde gebleven is. Jezus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid. Waarom zouden we Zijn eeuwige waarheid dan elke keer weer anders formuleren en uit­beelden? Op een gegeven moment worden mensen moe van alle veran­deringen. Ze kunnen, of willen, alle vernieuwingen niet meer volgen. In het ergste geval slaat hun geloof als een bootje om bij de volgende golf. Vaker verliezen mensen hun enthousiasme en komen ze geeste­lijk stil te staan. Ze worden ongevoe­lig voor de werking van Gods Geest en soms reageren ze helemaal niet meer als anderen hen trachten te inspireren met het nieuwe dat ze zelf van God ontvangen hebben. Toch kan dat nooit een excuus zijn om alles bij het oude te laten. Al is het alleen maar omdat ieder beeld en iedere vorm een beperkte levens­duur heeft. Zelfs de mooiste en diepzinnigste creaties van mensen verliezen op een dag hun kracht. Dat komt omdat ze even beperkt zijn als de mensen door wie ze zijn voortge­bracht. Daarom is er iedere dag weer wat nieuws nodig om mensen aan het denken te zetten en te houden. Ook al houdt het Woord van God eeuwig stand en is er wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Als troost voor iedereen die zich afvraagt waar het ophoudt en als waarschuwing voor iedereen die denkt dat hij de waarheid opnieuw uitgevonden heeft mogen gelden dat een nieuwe schepping alleen goed kan zijn als die op de aloude Waarheid gebaseerd is. Ook als een beeld of idee het vroegere tegen­spreekt kan het alleen effectief zijn als de bedenker en zijn publiek het vroegere kennen. Niemand kan leven of denken in het luchtledige.

Zonder al datgene wat we van onze voorgangers meekregen kunnen we niets. Als we ons volledig willen los­maken van de beelden en begrippen die aan de onze vooraf zijn gegaan worden we onbegrijpelijk en komen we los van de werkelijkheid te staan.

Kern en begin

Juist die reeds bestaande werkelijk­heid hebben we nodig om ons erdoor te laten inspireren. De kern van onze werkelijkheid en het begin van al onze creativiteit is God zelf. Hij is de bron van al onze goede ideeën. Hij is het ook die sommige mensen bijzonder creatief maakt. Vrijwel iedereen maakt in zijn leven, bewust of onbewust, nieuwe dingen. En dat ziet God graag. Maar ieder­een krijgt ook bijzondere begaafdhe­den van God. Voor een deel van ons is dat het vermogen om nieuw te maken.

Niet dat voor zulke mensen alles vanzelf gaat. Hoe groot je talenten ook zijn, je zult jezelf moeten oefe­nen in het juiste gebruik ervan. Er gaat niets zonder bidden én werken. En noch van bidden noch van wer­ken komt iets terecht zonder disci­pline. Wie geen discipline heeft zal vergeten om te bidden en geen werk kunnen voltooien. Telkens weer zal de duivel ongedisciplineerde men­sen afleiding geven en telkens weer zullen ze ook toegeven aan de gedachte dat hun scheppingen niet tot in de details uitgewerkt hoeven te worden. Uiteindelijk verliezen we zonder discipline het contact met God en gaan onze beste ingevingen onafgemaakt te gronde. Voor mij persoonlijk is mijn dagelijkse stille tijd één van de belang­rijkste bronnen van inspiratie. Het is ook een bron van bemoediging. Het geeft me de moed om in een idee te geloven maar ook om dingen uit te proberen die in eerste instantie gek of onmogelijk lijken. Misschien is het belangrijkste wel dat wie regel­matig omgaat met God durft te falen. Wie overtuigt is van het nut en de schoonheid van het beeld dat hij gemaakt heeft zal het niet na de eerste afwijzing of veroordeling laten vallen maar doorzetten tot hij mensen gewonnen heeft voor zijn idee.

Zo iemand kan ook tegen kritiek. Wie weet dat hij zijn creativiteit aan God te danken heeft, ten dienste van Zijn koninkrijk, zal luisteren naar wat zijn broeder over zijn schepping te zeggen heeft. Wie in een idee gelooft wil er niet alleen anderen voor winnen, maar wil zelf ook gewonnen worden voor de correcties en aanvullingen die anderen hem aanbieden.

 

Tot eer van God

Een creatieveling in het koninkrijk zal zich nooit gekwetst hoeven te voelen omdat iemand zegt dat het anders of beter kan. Want hij ziet zijn werk niet als een middel om zichzelf op het podium te plaatsen maar als aanbidding van God en bemoediging van diens kinderen. Wie op eigen eer gericht is zal zich alleen afvragen of anderen mooi vin­den wat hij mooi vindt. Wie op de eer van God gericht is wil opbrengst van wat hij ontvangen heeft verme­nigvuldigen met wat zijn broeder bedacht heeft.

Als we werkelijk van God en van elkaar houden zijn we ook een geweldige bron van inspiratie voor elkaar. Niet alleen genieten we van elkaar, en van elkaars gaven, maar we bevruchten elkaar ook met ideeën en gedachten. Wat we in elkaar zaaien mogen we vervolgens met elkaar oogsten. Tot meerdere eer en glorie van God. Dat is iets anders dan elkaar na-apen. Wie door Jezus overtuigd is van zijn eigen waarde zal God noch zichzelf willen eren met diefstal. Natuurlijk maken we gebruik van andermans creativiteit. We kunnen niet anders. Al was het alleen maar omdat we alles te leen hebben van onze Vader.

Wie zijn eigen waarde kent heeft er geen enkele moeite mee om de bij­drage die anderen aan zijn schep­pingen geleverd hebben. Maar toch zijn de dingen die je met zo’n hou­ding maakt authentiek. Omdat je jezelf evenmin schaamt voor wat jij in te brengen hebt. Je laat het tevoor­schijn komen en het voegt iets unieks toe aan wat al is. De oogst van onze, door de Geest geïnspireerde uitvindingen, eindigt voor de troon van God. Het is klein en kinderlijk vergeleken met wat Hij zelf geschapen heeft. En toch ver­heugt Hij zich er over. Want in al onze vormen ziet Hij het volmaakte wat komen zal.

 

Een dialoogje

A – Ik denk…

B – Dacht je dat?

A Ja, zelfs als ik denk dat ik denk, toch?

B – Maar hoe weet jij dat dat denken is en niet een of ander chemisch proces?

A – Omdat ik dat geloof.

B – Aha! Dus je gelooft dat je denkt.

A – Ja, je moet toch ergens beginnen…

B – Kun je het ook omdraaien?

A – Wat bedoel je?

B – Nou, je gelooft dat je denkt, maar je denkt ook dat je gelooft.

A – Ja, dat is waar, maar hoe wéét je nou zoiets.

B – Omdat ik dat geloof, denk ik…

A – Nou zijn we eruit.

B-??

A – Geloven is weten…

A+B en nu kunnen we gedachten

uitwisselen!

Duurt Sikkens

 

Jan Weerd richt reisorganisatie op

Jan Weerd is bij onze meeste lezers bekend als schrijver van, meestal korte, artikelen, waarvan wij er in de afgelopen jaren vele hebben gepubliceerd. Minder bekend is dat hij ook een fervent reisleider is, wat enige tijd geleden heeft geresulteerd in de oprichting van een eigen reisorganisatie onder de naam ‘Mozaïek Travel’. In de nu volgende bijdrage schrijft hij daarover (-red.).

Mozaïek Travel is een nieuwe christelijke reisorganisatie. Jarenlange ervaring bij het organiseren van reizen heeft ons doen besluiten zelfstandig te star­ten. We richten ons zowel op jongeren als ouderen. We vinden het leuk, om het mensen naar de zin te maken. Wij genieten pas als onze deelnemers genieten! Onze reizen kenmerken zich door kwaliteit en service. Dagelijks zijn er boeiende en inspirerende dagsluitingen in een ontspannen sfeer. Een enthousiaste en ervaren reisleider en een deskundige gids zorgen samen voor uitstekende begeleiding. Onze reizen zijn scherp geprijsd. Geen “financiële verrassingen” tijdens de reis. Vooraf is duidelijk wat bij de prijs is inbe­grepen. Voor de reis is er een ontmoeting en worden alle reizigers goed geïnformeerd. Standaard is ook een gezellige reünie, om nog even na te genieten.

Onze naam hebben we bewust gekozen. Mensen, de natuur en culturen zijn kleurrijk. Samen vormen ze een prachtig mozaïek, dat iets uitstraalt van het wezen van onze Schepper. Ook de woorden van onze God zijn als een mozaïek. Ze zijn kleurrijk en vol zeggingskracht. Als we er naar luisteren en er naar gaan leven, brengen ze kleur in ons leven. Gods mozaïek in ons leven wordt zichtbaar. Zo hopen we ook, dat onze reizen zijn als stukjes mozaïek, die elk iets waardevols toevoegen aan het leven van onze deelnemers.

Ons reisaanbod is nog beperkt. Deze zomer organiseerden we enkele jongerenreizen. Dit najaar van 12 – 26 oktober is er een prachtige rondreis naar Turkije. We gaan diverse plaatsen bezoeken, waar de apostel Paulus is geweest en zullen stil staan bij wat hij daar heeft beleefd. De prijs voor deze all-in reis bedraagt: 899,-. Bij de prijs inbegrepen is de vliegreis, de luchthavenbelasting, de hotelovernachtingen (volpension), de excursies en entrees tijdens de rondreis, de fooien en de diensten van gids en reisleider. Het enige waar de deelnemers tijdens de reis zelf verder voor moeten zorgen zijn een reis-en annuleringsverzekering en persoonlijke uitgaven voor drank­jes en souvenirs.

Volgend jaar mei is een reis in voorbereiding naar Egypte en Jordanië. We gaan dan in de voetsporen van Mozes. Verder staat een reis naar Noorwegen op het programma en een cultuurreis naar Tunesië.

Jan Weerd (reisorganisator)

 

Het huwelijk: een drievoudig snoer door Jildert de Boer

“Ik zag ook dat de mens alleen maar zwoegt en tobt en succes wil behalen, omdat hij jaloers is op een ander. Ook dat is zinloos en het najagen van wind. Het is waar: een dwaas zit met z’n handen over elkaar en ruïneert zo zich­zelf. Maar toch: beter een beetje rust, dan veel gezwoeg en jachtig gejaag. Ik zag nog iets wat zinloos was: iemand was helemaal alleen; hij had geen kinderen en zelfs geen familie. Toch hield hij niet op te zwoegen en te tobben, nooit tevreden met zijn rijk­dom. Maar voor wie tobt hij zich af en gunt hij zichzelf geen plezier? Ook dat is zinloos en een kwalijke zaak. Men kan beter met zijn tweeën zijn dan alleen, want twee weten meer dan één. En als de één valt, kan de ander hem helpen opstaan. Maar het is vrese­lijk als je alleen bent en valt; dan is er niemand om je overeind te helpen. En als je met zijn tweeën slaapt, heb je het warm; maar hoe krijgt iemand het alleen warm?

Iemand alleen kan overweldigd worden, maar met zijn tweeën gebeurt dat niet zo gauw. Een gevlochten touw breekt niet gemakkelijk” Prediker 4 vers 4 tot en met 12 Groot Nieuws bijbel (Pred. 04:04-12).

In een andere vertaling staat bij dat laatste: “een driedubbel koord krijg je heel moeilijk stuk”. In de NBG- vertaling lezen we: “een drievoudig snoer wordt niet spoedig verbroken”.

Het diepste doel in je leven

Als je trouwt ben je blij en zowel man als vrouw zien de toekomst optimistisch tegemoet. Je bent in de wolken, alles is rozengeur en mane­schijn en je leeft de eerste zes ‘witte­broodsweken’ misschien in een roes. Het lijkt erop dat Prediker alles juist pessimistisch ziet (zie tekst linker kolom). Hij heeft het erover dat alles zinloos is en het najagen van wind. Alles is reuze betrekkelijk. Hij spreekt over zwoegen en tobben, over jaloers zijn op het succes van de ander. Op zoek naar steeds meer: steeds hoger, steeds mooier, steeds duurder, steeds luxer, steeds sneller, al maar flitsender. De ogen van de mensen gaan maar rond en zijn nooit verzadigd.

Maar de vraag is: maakt al die jaloe­zie en dat jachtige gejaag, die heb­zucht, zelfzucht en eerzucht de mensen niet eerder tot zuchtige en zuchtende mensen, in plaats van tot tevreden, blije en gelukkige mensen, zoals je bij een bruidspaar kunt zien?

Prediker zegt eigenlijk: zowel work- aholic’s als luiwammesen zijn beide niet gelukkig. Zowel overmatig wer­ken als lege luiheid dragen hun deel bij aan het verdriet van mensen. Temidden van dit drijfzand, waarin niemand kan staan, verwijst de Prediker naar God, die je leven vaste grond onder de voeten geeft. De jacht naar rijkdom en genot zon­der God levert tenslotte niet de echte vrede, de pure vreugde of het feest van een blijvende, stabiele eenheid tussen man en vrouw, die aan elkaar gehecht kunnen worden met de

“driecomponentenlijm” van God. Trouwen is houden! Veel mensen denken: zolang je maar lekker bezig bent met je gezwoeg voor je werk, je getob voor je studie, je carrière, je weldoortimmerde huis, je hobby’s, je pleziertjes en je uitjes, voel je de leegte niet. Zolang je je met van alles en nog wat probeert op te vul­len, heb je niet werkelijk door dat je ondanks je bol staan van uiterlijke welvaart je hol kunt blijven van binnen. Er is meer dan je buik en je beroep!

Het vacuüm in de mens

Je kunt soms denken: waar doe je het allemaal voor? Misschien voor niemand, zegt Prediker, of hooguit voor jezelf. Er is een vacuüm in de mens dat feitelijk alleen maar gevuld kan worden door de Schepper, door God Zelf, die ons leven zin, inhoud en doel kan geven! Helaas leven vele mensen voorbij aan die schrijnende lege plek in hun binnenste die bestemd is voor de Geest van God, die ons leven op de beste manier kan coachen en koer­sen. Daarom stoppen ze zichzelf van alles toe, om de leegte niet of althans minder te voelen. Ze hebben meer liefde voor genot dan voor God, ondanks misschien een schijn van religiositeit.

Laten we hoop houden dat mensen stilgezet worden en hun diepste, innerlijke nood gaan beseffen, zodat er ruimte komt voor God. Men kan zich uiterlijk kapot werken voor een goed loon, maar wat is er belangrij­ker dan ware rust en vrede van bin­nen met God en een dieper, inner­lijk contact, gezelschap en commu­nicatie met je medemens, of -waar we in dit artikel aan denken- tussen man en vrouw in het huwelijk?

Twee geneesmiddelen

Hoe komen we eruit met de pessi­mist Prediker, die het niet lijkt te zien zitten en een optimistisch bruidspaar, die het zien zitten met elkaar? Prediker die roept: alles is ijdelheid-leeg-waardeloos-zinloos- najagen van wind. Toch geeft die Prediker ook twee geneesmiddelen in het genoemde Bijbelgedeelte:

  1. de vriendschap en
  2. het huwelijk.

We kunnen in goed gezelschap ver­keren met elkaar! De Heer heeft mensen als sociale wezens gescha­pen! God wil geen kluizenaars (in een hutje op de hei alleen), geen kloosterlingen (achter dikke muren van de buitenwereld gescheiden), geen pilaarheiligen (die hoogverhe­ven denken dat ze beter zijn), geen doe-het-zelvers, solisten, Einzelgangers of ego-trippers. Alleen gaanden hoeven in de gemeente van de levende God niet eenzaam te zijn, maar mogen over en weer in broederschap en vriend­schap betrokken zijn en worden. Zij zijn in Gods ogen niet minder dan gehuwden en in Zijn plan heeft Hij hen net zo goed op het oog. God zoekt heel gewone mensen, die ieder hun bijzondere leven met elkaar willen delen en alles gemeen­schappelijk willen hebben. We zijn als mens een relatiewezen! Bij een huwelijk gaat het ten diepste om elkaars hart te delen, maar dat blijft een levenslange oefening en ontdekkingstocht.

Wat Prediker aanreikt

Prediker noemt drie dingen:

Hulp in nood voor elkaar. Als de één valt, richt de ander hem/haar weer op. Als de één het even niet ziet zitten, kan de ander steunen en bemoedigen. Als de één een dipje heeft, zegt de ander: kop op, joh! Met z’n tweeën ben je beter bestand tegen de levenssituaties dan op je eentje.

Wederzijdse warmte en genegenheid. In letterlijke zin in bed ben je als een kruik of warme deken voor elkaar. Daarbij hoort het kroelen, kriebelen en koesteren. Kortom: tijd voor tederheid!

Figuurlijk verwarm je elkaar door gezelschap, aandacht, die blik van verstandhouding en genegenheid. En niet te vergeten in het midden van de gemeente vuren we elkaar aan tot liefde en goede werken.

  1. Samen sta je sterk. Je bent verenigd in de echt. Een écht-paar! Samen kun je de vijand overwinnen. Je staat samen pal in die geestelijke wereld, bijvoorbeeld:

Moedeloosheid gaat eraan, als we samen staan.

Bezorgdheid krijgt geen voet, als je elkaar steeds ontmoet.

Van bokkigheid en knorrigheid naar elkaar en anderen mag je gaan­deweg bevrijd worden (dat is toch meer iets voor de dieren!).

Het drievoudige snoer

Gebed en communicatie zijn erg belangrijk. Met z’n drieën sta je ech­ter nog steviger in je schoenen. Het gaat om een drievoudig snoer: de drie draden aaneengeknoopt van God, man en vrouw. Je kan het ook vergelijken met een driehoek met God in de bovenste hoek aan de top, de nummer één in je leven, en de man en de vrouw in de beide onderste hoeken. Het is de driehoek van gemeenschap, van intense vreugde en genieten van het leven onder de zon. Sommige mensen denken dat een christen dit niet mag en dat niet mag, maar ook een christen mag, voluit feest vieren. Hij wil blijven binnen die prachtige driehoek, want daar functioneert:

gebed: persoonlijk en samen. “The family that prays together, stays together”!

communicatie: “do not forget to communicate” (vergeet de mededeelzaamheid niet).

Het gaat bovenal om het betrekken van God in jou en in elkaars leven. Vervolgens om het elkaar betrekken in alle dingen die je doet, zodat je jezelf aan elkaar kunt toevertrouwen en meer en meer een open boek voor elkaar kunt worden.

Wat maakt de kabel?

De derde streng maakt de kabel’. Deze spreuk hing ergens op een muur en dat is een lijfspreuk voor huwelijken. Met die sterke kabel van God kan de relatie tussen man en vrouw tegen een stootje. Ook als het stormt, gaat dan het huwelijksbootje niet ten onder, als beide maar blij­ven vasthouden aan dat ‘lijntje naar boven’, beter gezegd: die stevige kabel van en naar God. Wanneer er een kink in die kabel komt doordat je elkaar onredelijk behandelt, of een zonde begaat ten opzichte van God, vraag dan vlug om vergeving, zodat de breuk in de kabel snel hersteld kan worden. Elkaar vergeven is een daad van je wil, terwijl je gevoel daar nog niet in mee is, maar laat je gevoel dan niet nog eens heel lang na pruttelen. Het gaat om een driedubbel koord, dat niet gemakkelijk te breken is, om drie innig in elkaar vervlochten draden. Zo’n drievoudig snoer is veel sterker dan één enkele draad en ook sterker dan een tweevoudig snoer, want daarmee trek je het soms of vaak nog niet. Het zijn drie snoeren: God-man-vrouw met een fantastische levensrichting naar Gods plan. Dat wordt niet spoedig verbroken! Het mag standhouden tot de dood ons scheidt! In de gemeente van de levende God is echtscheiding de onmogelijke mogelijkheid. Wij gaan niet uit van een ex-ex-ex-verhaal, wat we in de wereld om ons heen regelmatig horen. Ons uitgangspunt is: zoals God het origineel in den beginne bedoeld heeft. Bij uitzonderingen op die gouden regel zoeken we aan de hand van woorden van God naar wijze oplossingen. In die gezindheid mogen we aan gezonde huwelijken bouwen in een gebroken wereld.

In harmonie met elkaar

Trouwen vraagt om een blijvende, volhardende liefde. Met je trouwen geef je een stuk eigen leven uit han­den en je zegt: hoe kan ik zorgen dat die ander tot bloei komt? Daarbij is het goed om je eigen zwakke punten eerlijk onder ogen te durven zien. Je bent er om elkaar aan te vullen, begrip te leren, geduld te oefenen en te groeien in fijnge­voeligheid. Dat alles maakt de band meer hecht en echt! Alleen samen ben je compleet en leer je elkaar te verstaan, aan te voe­len, te dienen, je op te offeren, respect te tonen, jezelf weg te cijfe­ren en elkaar te aanvaarden. Dat is niet: Heer, verander die ander, maar Heer, verander mij! En wat je bij de ander ziet, doe dat bij jezelf teniet! Kies ervoor om elkaar niet te kwet­sen. Zijn we niet allemaal ontzet­tend kwetsbaar als één enkel dun draadje?

Wat mooi als we ondersteund gaan worden door dat tweede snoer en dat oersterke, onverbreekbare derde snoer van de Heer! Laten we altijd in die harmonie met God en elkaar blijven wonen. Als we elke dag voortdurend Gods vrede in hart en huis gaan ervaren, blijft ons huwe­lijksleven -ondanks strijd en moei­lijkheden- blij en fris!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven Door Gert Jan Doornink

In gesprekken met medechristenen, en tussen christenen onderling, mer­ken we wel eens hoe men geneigd is somber en neerslachtig te zijn aan­gaande de situatie in de wereld. Men ziet alles donker in en negativiteit viert hoogtij. Natuurlijk weet iedereen (ook niet-christenen) dat er veel reden is om alles donker in te zien. Dit probeert men dan wel te verdrin­gen met meer genot, meer vakanties, etc. Maar de achtergrond van het denken van velen blijft het beeld van een wereld waarin alles zich in nega­tieve richting ontwikkelt. Als christenen hoeven we onze ogen daarvoor niet te sluiten maar anderzijds behoren we positief te blijven. We weten immers de oorzaak van dit alles en de blijdschap die in ons hart is, omdat we nieuwe scheppin­gen in Christus zijn, is niet opper­vlakkig maar echt. Daarom behoren we steeds weer te openbaren dat er een ‘ander leven’ in ons hart is die temidden van alle omstandigheden aanwezig blijft. Wij weten dat ‘de wereld voorbijgaat en haar begeren’ maar ook dat er uiteindelijk een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt waarop gerechtigheid is’. Daaraan mogen we nu al ons steen­tje bijdragen, want we laten ons niet inspireren door wereldgeesten maar door Gods heilige Geest. En die bewerkt dat ons leven een ‘positieve uitstraling’ heeft.

De onbegrensde mogelijkheden van de techniek

Toen onlangs mevrouw Van Andel uit Hoogeveen 114 jaar werd -zij is officieel de oudste inwoonster van deze wereld- was er een verslaggever die in zijn krant aangaf wat er in haar geboortejaar (1890) allemaal nog niet was. Het varieerde van auto’s tot vliegtuigen, van scheer- apparaten tot computers, van bal­pennen tot vaatwassers. Een onaf­zienbare rij van allemaal producten waartoe de moderne techniek in staat is ze te produceren. Vooral in de vorige eeuw was er een stormachtige ontwikkeling. Natuurlijk kwam dit alles niet op één moment tevoorschijn, maar was er een geleidelijke ontwikkeling die vooral in de vorige eeuw een hoge vlucht nam. En iedereen zal het er over eens zijn dat het einde nog lang niet in zicht is. De moderne weten­schap is immers tot alles in staat. En wat vandaag nog nieuw is, is mor­gen al weer verouderd en wordt door iets nieuws vervangen. Denk alleen al aan het terrein van de computers. Soms lijkt het wel of alles in een stroomversnelling is geraakt. Wie kennisneemt van het boek ‘Techniek van de Toekomst’ van Paul Schilperoord (Uitgave Veen Magazines) zal verbaasd zijn over bepaalde uitvindingen die nog in de praktijk gebracht gaan worden, maar anderzijds ook tegelijkertijd denken: ‘Ja, waarom zou het niet kunnen?’ Een eenwielige scooter bijvoorbeeld, een auto waarvan het chassis in elkaar kan worden geschoven zodat”- het gemakkelijker parkeren is, zijn maar een paar voorbeelden die genoemd worden. Bovendien weten we van onszelf dat dingen die we 20 of 30 jaar geleden voor onmogelijk hadden gehouden toch gerealiseerd zijn.

Hoe is onze plaats als gelovigen temidden van deze schijnbaar onbe­grensde mogelijkheden van de tech­niek? In de eerste plaats kunnen wij constateren dat we van vele toege­paste uitvindingen een dankbaar gebruik maken! We zouden ons af moeten sluiten van alle moderne mogelijkheden die er zijn om er geen deel aan te hebben, wat een enkeling doet die dan ook prompt als een dwaas en een zonderling wordt gezien.

Gelukkig mogen we als christenen gebruik maken van alles wat de moderne techniek biedt, uiteraard binnen het kader van onze (financië­le) mogelijkheden. Natuurlijk beho­ren we ons daarbij bewust te zijn dat er vele miljoenen mensen in deze wereld leven die hiervan nog niet kunnen profiteren, Daarvoor dragen we verantwoordelijkheid dat ook zij in betere omstandigheden kunnen leven.

Maar anderzijds leven we ons leven nu eenmaal hier en nu en dan komt het er op aan dat wij ons realiseren dat het leven met God en Jezus Christus van een andere dimensie is. Niet het materiële, waarvan wij weten dat het tijdelijk is en waarvan we een dankbaar gebruik mogen maken, staat nummer één, maar ‘het eeuwige’ heeft de eerste plaats in ons leven ingenomen. Dan weten wij ook hoe te handelen in alle omstandigheden van het leven, zijn een getuige van Christus, en laten niet alleen met onze woorden maar vooral door ons leven blijken dat de wereld voorbijgaat en haar begeren, maar als we de wil van God doen we ten allen tijde blijven bestaan. Diep in ons hart is het nieuwe leven van Christus verankerd en daaraan komt nooit meer een einde. Hoe dit nieuwe leven in de toekomst zal zijn is nog verborgen maar het zal ons voorstellingsvermogen dat we er nu over hebben, ongetwijfeld ver te boven gaan. En het zal op geen enkele wijze vergeleken kun­nen worden met alles wat de moder­ne techniek ons biedt en waarvan we nu al vaak zeggen: ‘Hoe is het moge­lijk? Dat had ik voor totaal onmoge­lijk gehouden…’ Want God geeft boven ons bidden en denken. Wij mogen deelhebben aan Zijn volle heerlijkheid!

Zekerheid: de kern van Gods bestaan

Een paar maanden geleden ver­scheen er een boek van de wiskundi­ge Stephan Unwin onder de titel: ‘De waarschijnlijkheid van God: een eenvoudige berekening die de ultie­me waarheid bewijst’. Unwin, die in de VS onder meer de kans op nucleaire rampen berekende, nam in zijn berekeningen factoren op als het bestaan van kwaad en lijden, vrije wil en de aangeboren goedheid van de mens. Deze wiskundige, die zich baseert op het zogeheten theorema van Bayes, zegt in een interview met de Britse krant The Times dat de wiskundige waarschijnlijkheid dat God bestaat 67% is en dat deze uit­komst hem tegenvalt… Toen we dit lazen dachten we aan het feit dat weliswaar vele weten­schappers het bestaan van God ont­kennen, men desondanks toch bezig blijft met het zoeken naar antwoor­den over het ontstaan van het leven, het al of niet bestaan van God en alles wat daarmee verband houdt. Daarbij spreken allerlei theorieën elkaar vaak tegen.

Dit ‘zoeken’ komt blijkbaar voort uit een soort Godsbesef die in ieder mens aanwezig is. (Lees ook wat we daarover schrijven in het artikel ‘De naam boven alle naam’). Wetenschappers gaan vaak voorbij dat dit Godsbesef invulling krijgt als men werkelijk gaat geloven in God, zoals deze door Jezus ten volle werd geopenbaard. Gelukkig dat door alle eeuwen heen, ook in onze tijd, men­sen dit gaan ontdekken en ook waar­om het bij geloven werkelijk gaat. Jarenlang is de vorst der duisternis er bij velen in geslaagd het werkelij­ke Godsbeeld geheel of gedeeltelijk verborgen te houden, waarom er vaak geloofd werd in een karikatuur van God, die geen enkel getuigenis meer in zich had.

In onze dagen gaan velen, ook som­mige wetenschappers, de échte God weer ontdekken: de God die enkel goed is, vol liefde, met slechts één doel voor ogen dat alle mensen in Hem gaan geloven en gaan ontdek­ken wie Hij werkelijk is. In de brief aan de Hebreeën wordt het duidelijk onder woorden gebracht dat wie tot God komt in de eerste plaats moet geloven dat Hij bestaat en daarna mag ervaren dat wie tot Hem komt een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. Zekerheid vormt de kern van Gods bestaan, maar wordt ook de zeker­heid van óns bestaan zodra wij in Hem gaan geloven. Want het geloof is het bewijs van de dingen die men niet ziet en de zekerheid van de din­gen die men hoopt.

Het proces van integratie

Het Koninkrijk der Nederlanden is in de loop der jaren een multicultu­rele samenleving geworden. Dat kan verrijkend gevonden worden of juist verarmend, het ligt er maar aan hoe een mens daar tegenaan kijkt. Sommigen verkijken zich op de bekoring van een mix uit allerlei in de loop der eeuwen ontwikkelde gebruiken en gewoonten. Maar in de praktijk van alle dag is het vaak ont­zettend moeilijk er een bruikbaar geheel uit tevoorschijn te laten komen. Soms is dat zelfs totaal ondoenlijk, zoals bij de in sommige culturen in zwang zijnde eerwraak. De onbesproken faam van de familie is dan van groter belang dan het leven van een medemens. Dergelijke cultuuruitingen kunnen onder ons nu eenmaal niet getolereerd worden. In het Koninkrijk van God, waar we als christenen deel van uitmaken, mogen we elke medeburger van harte accepteren. Ieder die in relatie tot de Heer staat, is een medeburger van ons, zelfs al zijn er verschillen in opvattingen die moeilijk te over­bruggen zijn.

Als dat zo is, zullen we elkaar daar dan ook nooit in kunnen vinden. Maar wel ergens anders in: in het samen ingevoegd zijn in het lichaam van de Christus, in het hecht met elkaar omgaan in zijn gezindheid. (CM).

 

Nooit alleen (gedicht) door Astrid Poldervaart

U laat mij zingen

U laat mij leven

Dat U van mij houdt

Laat U me elke keer weten.

 

U laat me bidden

U laat me bewegen

U geeft me woorden

Voor een ander tot zegen.

 

U laat me juichen

U laat me loven

Het is een eer

In U te geloven.

 

U laat me danken

U laat me ervaren

Hoger dan mijn gedachten

Niet te evenaren.

 

U laat me gaan

U laat me niet alleen

Dag aan dag draagt U mij

U laat me niet alleen.

 

Jezus’ verlangen naar eenheid Door Wim te Dorsthorst

Het is altijd weer indrukwekkend in het Johannes-evangelie de hoofd­stukken 13 tot en met 17 te lezen. Als Judas is verdwenen in de duis­ternis van de nacht om zijn Heer te verraden, geeft Jezus daarna nog het meest heerlijke onderwijs aan Zijn apostelen. Dit gedeelte is bekend onder de naam: “Gesprekken bij het Avondmaal”. Wat opvalt is dat de Heer niet praat over het verschrikkelijke lijden waar Hij nu doorheen zal moeten, maar dat Hij vol zorg is voor Zijn discipe­len, als Hij er niet meer zal zijn. Het Hogepriesterlijk gebed is dan de afsluiting. Direct hierna gaat hij met de elf apostelen naar Gethsemané, waar Hem de verschrikkelijke doodsangst overvalt en Hij even later gevangen genomen wordt. Juist in dat laatste gebed spreekt Hij Zijn zorgen uit voor de apostelen en bidt Hij in Johannes 17 vers 11b (Joh. 17:11b: “Heilige Vader bewaar hen in Uw Naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij een zijn, zoals wij”. Dat is het thema van Zijn laatste gebed tot de Vader: ‘De eenheid van zijn apostelen en de toekomstige gemeente’. In Johannes 17 vers 20 tot en met 23 Joh. 17:20-23) is dan Zijn gebed: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gege­ven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt”.

De verdeeldheid-zaaier

Tot vijf maal bidt Hij tot de Vader om eenheid voor de gemeente die nu zal gaan ontstaan. Uit zo’n gebed spreekt een diep verlangen, maar ook een grote zorg van de Heer voor de gemeente als Hij er niet meer zal zijn: ‘Opdat zij allen een zijn’!

Hij heeft in Zijn onderwijs drie en een half jaar lang de geestelijke wereld geopend en de Naam van de Vader aan Zijn apostelen geopen­baard. Maar Hij heeft daarin ook laten zien, wie de grote tegenstand? is van God en de mensen. Hij heeft de duivel openlijk aangewezen als de dief, de slachter en de verdelger. De vader der leugen en de oorzaak van alle ellende, waar mensen in ver­strikt kunnen zitten . Hij is ook de grote verleider, bedrieger en aankla­ger. Maar één eigenschap, die ook uit z’n Griekse naam (Diabolos) naar voren komt, is: ‘uiteenwerper’, ‘ver­deeldheid-zaaier’. Dat speciale werk van de duivel zien we op alle terrei­nen van het leven, maar vooral in kerken en gemeenten. De Heer Jezus bidt om eenheid en de duivel zaait verdeeldheid! Hij heeft dat altijd gedaan, ook onder het oude volk Israël, en hij zal dat blijven doen tot het einde toe. We hoeven daarvoor maar acht te geven op de indringende waarschuwingen van de Heer zelf en van de apostelen in hun onderwijs.

Volmaakt zijn tot één

In deze laatste verzen van Zijn gebed Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23) bidt de Heer niet alleen voor de apostelen, maar ook voor allen die door het woord van de apostelen in Hem gaan geloven. En met welk doel? “Opdat zij allen een zijn”. En dan gaat Hij die een­heid nog wat duidelijker stellen als Hij zegt: “opdat zij allen één zijn gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn ” (vers 21). De NBG-vertaling vertaalt met: ‘… dat ook zij in Ons zijn’, maar de Statenvertaling en de meeste andere vertalingen, hebben: … dat ook zij in Ons een zijn. Het gaat dus om een hele bijzondere en diepe een­heid van de gemeente. Een eenheid zoals Jezus en de Vader één zijn! In Johannes 14 vers 7b tot en met 9b (Joh. 14:07b-09b zegt de Heer tot Filippus: “Van nu aan kent gij de Vader en heb: Hem gezien. Wie Mij gezien heen. heeft de Vader gezien”. De Hebreeënschrijver zegt later: “dat Jezus de afstraling is van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 1:3a). Om die eenheid bidt de Heer voor Wijn volgelingen voor Hij gaat lijden en sterven. Hij bidt zelfs in vers 23: “Dat zij volmaakt zijn tot een”.

En waarom is deze diepgaande een­heid zo belangrijk – in de eerste plaats van zijn apostelen natuurlijk, maar ook van alle christenen – “Opdat de wereld gelove en erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt”, zegt Hij (vers 21 en 23).

Zolang de gemeente nog verdeeld is en niet tot die volmaakte eenheid is gekomen is zij geen getuigenis en geen betrouwbaar bewijs dat de Heer Jezus door de Vader in de wereld gezonden is. Dan is de gemeente ongeloofwaardig en onwaarachtig! Ik geloof dat de een­heid waar de Heer om bidt, de diep­ste betekenis is van het gemeente­zijn en het grootste wonder wat de wereld zal kunnen overtuigen, als zij volmaakt is tot één. De Heer bidt dus niet om een oecu­menische eenheid zoals bij de Protestantse kerk, wat op het ogen­blik nogal actueel is, maar in wezen slechts een papieren overeenkomst is. Ook geen eenheid in ‘verscheide­nheid’, zoals dat zo interessant genoemd wordt, maar natuurlijk geen eenheid is. Ook geen eenheid tussen Rooms Katholieken en evangelischen zoals in Amerika gezocht wordt! Nee, de Heer bidt om een eenheid “zoals de Vader en de Zoon een zijn”!

Bijzondere vorming

Is dit niet veel te hoog gegrepen van de Heer? Hoe zou dat gerealiseerd kunnen worden als Hij er zelf niet meer is?

De Heer is ruim drie jaar rondge­trokken in Israël en Hij leerde en onderwees de schare aangaande het Koninkrijk Gods, maar aan Zijn apostelen heeft Hij heel bijzonder onderricht gegeven. Op veel plaatsen lezen we in de evangeliën dat Hij zich heel speciaal met de twaalven bezighield. Zo lezen we bijvoorbeeld in Markus 4 vers 34 (Mark. 04:34): “Tot de scharen sprak Hij enkel in gelijkenissen, maar afzonderlijk aan zijn discipe­len verklaarde Hij alles”. In de gesprekken bij het avondmaal zegt Hij tegen de elf overgeblevenen: “Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aan­gewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen Johannes 15 vers 15 en 16 (Joh. 15:15-16). Ook in Zijn laatste gebed tot de Vader zegt Hij dat Hij de Naam van God aan hen heeft bekend gemaakt en dat Hij de woorden die de Vader Hem gegeven had aan de apostelen bekend heeft gemaakt (vers 6-8). Zelfs na Zijn opstanding is Hij hen nog 40 dagen verschenen om hen te onderrichten over alles wat het Koninkrijk Gods betrof, en door de heilige Geest heeft Hij hen Zijn bevelen gegeven.

Zo zijn de apostelen door de Heer grondig toebereid om de bouwers van de gemeente van Jezus Christus te zijn.

De heerlijkheid

Hij bidt in vers 22 voor hen: “En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn”.

Wat bedoelt de Heer met die ‘heer­lijkheid’?

Je kunt denken aan de kennis van de Vader en alle woorden die de Vader Hem gegeven had en die Hij aan hen doorgegeven heeft, dat is ook heerlijkheid, maar ik geloof dat de Heer hier de heilige Geest bedoelt. Bij Zijn hemelvaart geeft Hij ook de opdracht dat ze moeten blijven wachten op het ontvangen van de heilige Geest. Dan zullen ze kracht ontvangen om uit te gaan zoals Hij uitgegaan is.

Voor de Heer Zijn bediening begon, liet Hij zich dopen en werd Hij ver­vuld met de heilige Geest. Van toen af was Hij aangedaan met hemelse kracht, autoriteit en goddelijke heer­lijkheid. Zijn hemelse Vader bekleedde Hem met heerlijkheid tot het vervullen van een geweldige taak. Deze heerlijkheid trad naar buiten als Hij zijn mond opende om het evangelie te brengen aan de armen, om Zijn discipelen te onder­wijzen in de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, en wanneer Hij rondging weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38).

Zo kunnen we op verschillende plaatsen lezen in de evangeliën dat de Heer Jezus Zijn ‘heerlijkheid’ openbaarde. Deze ‘heerlijkheid’ was zichtbaar en hoorbaar voor hen die in Hem geloofden. Voor de ongelovi­gen en dwarsliggers was Hij nog steeds de timmermanszoon uit Nazareth en werd Hij veracht, juist om die ‘heerlijkheid’ en zochten ze Hem te doden.

“En deze heerlijkheid heb Ik ook aan hun gegeven”, bidt Hij. En dan niet op de eerste plaats om de werken te doen die Hij gedaan heeft, maar ‘opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn’!

De tijd van Handelingen

Hij heeft de apostelen niet zomaar de wereld ingestuurd. Hij zegt: Vader, gelijk gij Mij gezonden hebt in de wereld; heb Ik ook hen gezon­den in de wereld” (vers 18). Dat wil zeggen: met dezelfde kennis en dezelfde toerusting! En de apostelen zijn na Pinksteren de wereld ingegaan, vervuld met de heerlijkheid Gods, en met een eens­luidende boodschap die zij van de Heer geleerd hadden. Beginnende in Jeruzalem, vervolgens in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste, der aarde Handelingen 1 vers 8b (Hand. 01:08b). De apostel Paulus schrijft later aan de Efeziërs dat de gemeente gebouwd wordt op het fundament van de apostelen en de profeten, ter­wijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).

In Openbaring 21 vers 14 lezen we over het nieuwe Jeruzalem, beeld van de gemeente, zien we op de fun­damenten van de stad de twaalf namen van de apostelen van het Lam (Openb. 21:14). Wat een machtige tijd moet dat geweest zijn in het begin. Allen die tot geloof kwamen waren één omdat ze het woord van de apostelen geloofden. En niemand hoefde te twijfelen aan de echtheid van de boodschap, want de Heer werkte mee en bevestigde de woorden van de apostelen door de tekenen die er op volgden. Allen lieten zich dopen volgens de opdracht van de Heer Jezus en ontvingen dan ook de heili­ge Geest volgens de belofte, want zonder deze stappen is er geen een­heid mogelijk waar de Heer om heeft gebeden. De heilige Geest is de Geest der waarheid en wil de gelovi­gen de weg wijzen en hen leiden in de volle waarheid. Hij smeedt alle gelovigen, van alle volken, rassen en culturen over de hele wereld samen tot één lichaam. Allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, lezen we in 1 Korinthe 12 vers 12 en 13 (1 Kor. 12:12-13). Schitterend mooi is dat!

Het is geweldig begonnen

Er is de voorbije 20 eeuwen veel fout gegaan met de gemeente van Jezus Christus. Al vrij snel na de dood van de apostelen verdween het geloof en de glans die de eerste gemeenten zo sierde. En toen in de 4e eeuw de staatsgodsdienst werd ingevoerd, betekende dat het gaan in geestelijk ballingschap. Het volk van God werd verstrooid onder wereldlij­ke en kerkelijke machthebbers en wat het allerergste was, de boodschap van de apostelen werd niet meer gehoord.

De profeet Joël beschrijft in Joël 1 vers 4 (Joël 01:04) wat er dan met het volk van God gebeurt: “Wat de knager had overgelaten, heeft de sprinkhaan afgevreten; wat de sprinkhaan had overgelaten, heeft de verslinder afge­vreten; en wat de verslinder had overgelaten, heeft de kaalvreter afge­vreten”.

Zie je het voor je? Wij staan nu bij de resultaten van dat eeuwenlange proces. Zo heeft de satan met zijn rijk Jeruzalem, het huis Gods, de gemeente verwoest, leeggeroofd en het tot een puinhoop gemaakt. De duivel heeft kans gezien alles wat de gemeente betreft, leiding en gezags­structuren, bedieningen, werking van de gaven van de heilige Geest, zicht op wat de gemeente is en het doel van de gemeente, met een dikke laag religieuze modder te bedekken. Kaal geknaagd, afgevreten, verslonden…

Er is in de loop van de eeuwen een verdeeldheid ontstaan die alle begrip te boven gaat. Duizenden richtin­gen, stromingen, groeperingen, ker­ken, gemeenten… Bij geen enkele andere godsdienst vind men dit zoals juist bij het christendom! Waarom? Omdat de duivel, de grote uiteenwerper’, altijd bezig blijft verdeeldheid te zaaien. Als we deze verdeeldheid zien dan zeggen we: Daar moet een wonder gebeuren, wil er nog ooit weer een eenheid komen onder het volk van God. Een eenheid als waar de Heer Jezus om gebeden heeft en zoals dat in de dagen van de apostelen geweest is. De nieuwe tijd

Maar goddank, we leven nu in de tijd dat vele profetieën die spreken van het herstel van de gemeente in het laatst der dagen, in vervulling gaan. Om maar één plaats te noe­men, wat Jesaja zegt in Jesaja 51 vers 3 (Jes. 51:03): “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang”.

Daar is de Heer mee bezig in deze tijd! Niet alleen de schepping zucht, maar ook velen van Gods volk zijn nog ziek, verdeeld en krachteloos en hebben diepe genezing en oprich­ting nodig.

Belangrijk is om geestelijk opmerk­zaam te zijn zodat we door de heili­ge Geest ervaren dat we midden in deze ontwikkeling leven, zoals Jesaja hier beschrijft.

Wij leven duidelijk in de eindtijd en bewegen ons naar een geweldige nieuwe volheid des tijds, naar de openbaring van de zonen Gods! De landman heeft eeuwen en eeu­wen geduld gehad en gewacht op de volle vrucht van het land, totdat de vroege en de late regen erop geval­len is, schrijft Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07) Wij mogen het nu beleven dat de late regen valt/gaat vallen en de volle vrucht zich zal gaan openbaren. Daarom is er allerwegen een ver­langen in de gemeenten om weer te komen tot een structuur als in de begintijd. Dat is niet ouderwets, maar dat is nu de ware vernieuwing om weer terug te keren naar de Bijbelse principes, wat de Heer zelf en Zijn apostelen geleerd hebben. En ik geloof dat de Heer zelf werkt in deze drang naar geestelijke vernieuwing en vrijheid.

Hij werkt immers het willen en het werken in ons, zegt Filippenzen 2 vers 13. (Filip. 02:13) De Willibrord-vertaling heeft: “God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om zijn heilsplan te verwezenlijken”.

Zo zal er uiteindelijk een gemeente tot stand gaan komen waar de Heer Jezus zo vurig om gebeden heeft: “Opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn: Ik in hen en gij in mij, dat zij volmaakt zijn een!”

 

De eeuwigdurende relatie door Yvonne Sulman

Een persoonlijke relatie met de Heer heeft nooit een einde. Door geloof in Jezus hebben wij een eeuwig, eindeloos leven, samen met Hem, naar Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Maar zolang de duivel nog de overste is van de wereld waarin wij leven, hebben we ons verstand ten volle nodig.

Door ons verstand en door de heilige Geest hebben we het vermogen, te gaan onderscheiden wanneer God tot ons spreekt en wanneer niet. Hierdoor kunnen we orde aanbrengen in ons leven, hoofdzaken van bijzaken onderscheiden en daardoor onze aandacht richten op hetgeen dat voor ons op dat moment de

hoogste prioriteit heeft.

Wij hebben met de Heer een heerlijk vooruitzicht voor ons hele (aardse en geestelijke) leven en daar mogen we kracht uit putten.

Maar dit betekent niet dat ons leven van dit moment minder belangrijk is, inte­gendeel! Alles wat we op dit moment leren, waar we in groeien en ontwikke­len, daar hebben we voor ons verdere leven op aarde en in de hemel baat bij. Het leven zonder einde is nu al aan de gang. Daarom, omgordt uw lendenen en strijdt de goede strijd des geloofs!

 

Vertegenwoordiger van Gods Koninkrijk door Jack Schoenaers

 

“Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opge­steld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten. Zulk een vertrouwen hebben wij door Christus op God. Niet dat wij uit ons­zelf bekwaam zijn iets als ons werk in rekening te brengen, maar onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend” “De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”  Paulus in 2 Korinthe 3 vers 2 tot en met 6 en 2 Korinthe 3 vers 17 en 18 (2 Kor. 03:02-06 en 2 Kor. 03:17-18).

Terugkomend op het artikel “Onze roeping en verkiezing” in ons vorige nummer, de volgende vraag: Heb je ondertussen voor jezelf al uitge­maakt of je toeschouwer of waarlijk betrokkene wilt zijn? En zo ja, heb je voor jezelf en als gemeente dan ook geestelijke doelen gesteld?

Willen wij God en Jezus Christus en het Koninkrijk Gods vertegenwoordi­gen?

Paulus noemt in het boven afge­drukte gedeelte een ander beeld voor ‘vertegenwoordiger’ namelijk een ‘brief, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn”.

En terzelfder tijd, ook dienaren van een ‘nieuw verbond’ in Christus Jezus. Vertegenwoordigers zijn afge­zanten en vertrouwelingen, perso­nen met uitstraling. In de natuurlij­ke wereld zijn het mensen die optre­den namens hun baas en hem en tevens ook de firma vertegenwoordi­gen. Zij zijn dan ook de schakels of de tussenpersonen die bemiddelen bij geschillen. Ze brengen datgene wat van waarde is over om daarmede mensen, dieren, planten of techni­sche dingen te dienen en beter te laten functioneren. Ze vertegenwoordigen niet alleen maar bepaalde producten, maar bovenal een ‘Naam, een Waarmerk en tevens Waarborg voor Kwaliteit, het Beste van het Beste’. En die Naam, daar gaat wat van uit. Daar kan je mee voor de dag komen. Zó ook heeft God ons en via ons, de wereld wat te bieden, namelijk het Label van Topkwaliteit, Kwaliteitsleven, en dit is Leven tot in Eeuwigheid, hetgeen Eeuwigdurend Leven Gods inhoudt. Dit onder de vorm van Waarheid, Gerechtigheid, Vrede en Blijdschap.

Wat zijn nu de vereisten waaraan een vertegenwoordiger dient te vol­doen? Dit hopen we in een negental punten duidelijk te maken.

 

1.Betrouwbaar zijn.

Mensen waar je dus op vertrouwen kunt. God zegt van hen in Spreuken 11 vers 13 (Spr. 11:13): “Wie betrouwbaar is van geest houdt een zaak verborgen.” De Statenvertaling zegt: “Een betrouw­baar man weet iets vóór zich te hou­den.” Je komt als vertegenwoordiger immers met mensen in contact, die je iets toevertrouwen; dat ga je dan niet aan de grote klok hangen. De concurrentie (het rijk der duisternis) wil daar immers maar al te graag munt uit slaan.

Spreuken 13 vers 7 (Spr. 13:07): “Een betrouwba­re bode brengt genezing” (“Herstel”- Wilbr.vert.).

Spreuken 28 vers 20 (Spr. 28:20): “Een betrouw­baar man heeft véél zegen” (Eerlijk man-Wilbr.vert.). In 1 Korinthe 4 vers 1 en 2 (1 Kor. 04:01-02) heeft Paulus het over “beheerders van geheimenissen Gods”. De vereiste voor hen is, dat ze betrouwbaar zijn. De Bijbel geeft een prachtig voor­beeld van wat dit voor God inhoudt. Numeri 12 vers 6 tot en met 8 (Num. 12:06-08): “Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem. Niet aldus met Mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in héél Mijn Huis. Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niét in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren”. De Willibrord-vertaling heeft het over: “Mijn dienaar Mozes. hij is Mijn Vertrouweling in héél Mijn Huis”. Prachtig toch?

Vertegenwoordigers zijn dus ver­trouwelingen en dit in héél Gods Huis. Ze hebben gemeenschap met God, en weten wat het betekent om met hun hemelse Vader om te gaan en een vertrouwensrelatie op te bou­wen. Ze weten ook wat in het Vaderhart van God is, doordat ze leven aan en vanuit Zijn boezem. Ze ’tafelen’ regelmatig met Hem en raken hierdoor Eén met en volkomen doordrongen van Hem. Hierdoor ontvangen en hebben ze

ook macht en autoriteit ontvangen om te spreken en handelen in Zijn Naam.

2.Zijn zich bewust dat ze zijn wie God zegt dat ze zijn.

We zijn zonen Gods, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. We zijn Gods oogap­pel, geliefden, koningen en pries­ters. Burgers ook van een Rijk in de Hemelen. Gezalfden van de Heer, met kracht van heilige Geest uit de hoge aangedaan, mogen zij, vrij­moedig altijd weer, tot Zijn heerlijk Heiligdom ingaan. Om van daaruit dienaren te zijn en tevens vertegen­woordigers van Gods Koninkrijk hier op aarde. Rechtvaardigen ook, op weg naar ‘volmaaktheid’ Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48), strijders in het Leger Gods, uniek ook, want ze zijn waardevol en hooggeschat, door Hem Die hen heeft liefgehad en nog heeft. Hij heeft hen gered en dit om ook ande­ren te redden, bevrijd om anderen te bevrijden, verlost om te verlossen en hersteld en genezen om te herstel­len en te genezen allen die door de duivel overweldigd zijn. Alzó doende zijn ze immers niet te vervangen.

3.Zijn zich bewust van wat ze aan Geestelijke bagage hebben ontvangen.

Door doop en volheid in heilige Geest, ontvangen ze immers ‘gena­degaven en bedieningen’, en dit van­uit van wat ze zich in het geloof heb­ben ‘eigen gemaakt’. Dit alles om anderen in de gemeente van Jezus Christus te dienen. Tezamen als ‘Lichaam van Christus’, zullen ze ook de schepping dienen met kennis en inzichten en dit in alle wijsheid Gods met geloof en gaven van God aan de gemeente geschonken. Genezingen en werking van krach­ten, profetie, onderscheiden van geesten, allerlei tongen, vertolking van tongen.

Eveneens is er sprake van apostelen, profeten, herders en leraars, bekwaamheid om te helpen en te besturen. Zo ook verscheidenheid van tongentaal en het zingen van geestelijke liederen, psalmen en lof­gezangen. Vertegenwoordigers van God en Zijn Koninkrijk zullen hier dan ook ‘volijverig’ in bezig zijn en dit tot dienstbetoon aan de heiligen en geloofsgenoten. Ga daarom met datgene wat je ontvangen hebt aan het werk. En dit niet om er iets voor terug te krijgen. Doe je werk maar van harte ‘als voor de Heer’.

  1. Leer horen (luisteren), zien en zwij­gen

En hier neem ik dan de draad weer op bij Spreuken 11 vers 13 (Spr. 11:13) waar de Groot Nieuws Bijbel vertaalt: “Bij praatzieke mensen is geen geheim veilig. Een betrouwbaar mens weet iets voor zich te houden”. Als in het ‘zakenleven’, en in het omgaan met mensen de grootste ‘integriteit’ geboden is, hoeveel te meer dan niet in en met mensen, klein of groot, arm of rijk, ongeletterd of geletterd. Belangrijk voor vertegenwoordigers is dan ook, dat hun ‘hemel’, hart of innerlijke mens volledig afgestemd is op ‘het spreken Gods’. Hetgeen van daaruit ‘op orde’ is, ook een open oog en oor hebben van binnen zowel als van buiten of naar buiten uit. Leren afgestemd te zijn op de dialoog tussen wat God denkt en zegt en daaruit je besluiten trekken. Als mensen je wat vragen, hen waar dit nodig mocht blijken, pas ant­woorden na ruggenspraak met je hemelse Zender en Opdrachtgever. Neem gerust de tijd om te overden­ken en dit, om samen te stemmen en samen met Hem besluiten te nemen.

Sommige vragen hoeven daarom ook niet direct beantwoord te wor­den. Het kan zijn dat een persoon innerlijk worstelt met zaken waarop hij is gewezen door mensen of door Gods Geest en vanuit Gods Woord. Mogelijk weet je iets van die iemand of heb je het van ‘horen zeggen’. Pas dan juist op om té snel te gaan spreken. Boze geesten kunnen er immers hun voordeel uit halen. Daarenboven wil de tegenstander het later maar al te graag tégen je uitspelen en misbruiken.

5.Gemotiveerd, geestdriftig, enthousiast en positief zijn.

‘De wereld waarin wij leven heeft geen toekomst meer’, is een gezeg­de, dat we vaak horen. Velen stellen zich dan ook passief op. Je hoort overal klagen over economische toe­standen die verslechteren, de werk­gelegenheid die allerminst rooskleu­rig is, de toenemende geldontwaar­ding, en de koopwaar, welke sinds de invoering van de ‘Euro’ steeds maar duurder wordt. Schuilt hierin nu niet een reëel gevaar, dat deze ’tijdsgeest’, de gemeente wil infiltreren? Jazeker! Laten juist wij, als vertegenwoordi­gers, proberen mensen mee te nemen in hetgeen wij weten over wat God zegt ten aanzien van dit alles. Het is daarom van het aller­grootste nut om positieve gedachten vanuit Gods denkwereld bij mensen achter te laten. Merk je nu dat men­sen dit in het verkeerde keelgat schiet en lukt het je bijgevolg niet om ‘geestelijk kostbare gedachten’ ingang te doen vinden en, of krijg je de wind van voor, Wees dan en blijf vriendelijk: “Uw vriendelijkheid zij immers alle mensen bekend” Filippenzen 4 vers 5 (Filip. 04:05).

6.Zit jou iets tegen?

Heb je met andere woorden wel eens een ‘rotdag’ (sorry!). De éne dag is immers de andere niet, en dit niet alleen voor de natuurlijk inge­stelde mens. Je kan ergens slecht worden ontvangen. Je woorden wor­den verkeerd begrepen. Je kan uitge­maakt worden voor een bemoeial terwijl je nu net begrepen had dat het ging om ‘betrokkenheid’. Hier gelden dan naast ‘vriendelijkheid’, ook nog, dat je ‘een geestelijk mens’ bent. Scheidt dan ook duidelijk ‘de mens’ van ‘de macht’ die hem mis­bruikt. Zet vooral een mens niet in de hoek, hij, zij, is daarvoor véél te dierbaar voor God. Speel daarente­gen in op het positieve wat in die mens aanwezig is, al is dit nog zo weinig. Versta de kunst om het eruit te halen en help hem, haar, er mee aan de slag te gaan. Stel dat je door iemand slecht ont­vangen of de deur gewezen bent; verzuim dan niet om bij de eerstvol­gende gelegenheid terug te gaan ‘met de groeten van de baas’. Hierbij past enige uitleg. Uit een rijk gevulde loopbaan als vertegenwoordiger van een firma in ‘veevoeder additieven’ kwam ik op een dag bij een veevoederbedrijf waar ik voor het eerst contact zocht om mijn producten aan te prijzen. Bij het betreden van het directiekantoor, werd ik door de bedrijfsleider erop gewezen dat ik die dag al de zoveelste verkoper was die bij hem over de vloer kwam. Hij merkte daarbij ook nog op, dat hij liever de hielen van mijn schoenen zag dan de tippen.

’s Avonds bracht ik bij mijn baas, ook een christen, verslag uit van mijn wedervaren die dag. Van hem kreeg ik volgende, opmerkelijke raad. Hij zei: “Jack, als je bij een vol­gende gelegenheid daar weer eens in de buurt bent, ga dan terug en breng Mr. X. de groeten van mij over, want ik ken hem. Het zal tevens voor jou een hulp zijn je schroom te overwin­nen”.

Is het niet heerlijk om op die wijze te mogen leren omgaan met men­sen van ‘allerlei slag’. Het is een ‘kunst’ om hen te leren zien en benaderen vanuit de ogen en het hart van God. Hen daarbij boven­dien ook nog eens de ‘groeten(zegen) van onze Baas boven alle baasjes over te brengen’.

  1. Na regen komt zonneschijn.

En zelfs al regent het ‘pijpenstelen’, en dit dagen of weken lang, versta dan de kunst ‘om de zon te zien schijnen’ in datgene waar je mee bezig bent wetende dat: “Wie Hem liefhebben, zijn als de opgaande zon in haar kracht” Richteren 5 vers 31 (Richt. 05:31). En vervolgens: “Want voor u, die Mijn Naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan en er zal gene­zing zijn onder haar vleugelen. Gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen ze onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal zegt de Here der heerscharen” Maleachi 4 vers 2 en 3 (Mal. 04:02-03).

  1. Oog voor het ‘sneeuwbaleffect’.

“Van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd” Psalm 104 vers 13 (Ps. 104:013). “Zij zullen eten van de vrucht van hun wandel” Spreuken 1 vers 31 (Spr. 01:31).

Het goede van God, dat mensen in ons ontdekken, hetgeen ze proeven en ervaren dat dit ‘als van God is, en als geur van Christus’. Kijk, en dit nu, wekt op tot navolging. “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uit­gaat”  1 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Vanuit dit ‘weten’ mogen ook wij op zoek gaan naar zulke mensen, om hen deelgenoten te maken van een ‘hemelse roeping’. Paulus zegt niet voor niets in dit verband in Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10): “Dat gij met rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waar­dig te wandelen. Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zó wordt gij met alle kracht, bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, Die u toe­bereid heeft voor het erfdeel der hei­ligen in het licht”. Breng ‘deze sneeuwbal’ maar aan het rollen, de eeuwigheid zal uitmaken wat jij tot stand hebt weten te brengen.

9.Vermenigvuldigen door te delen.

Een landbouwer in Indiana (V.S.) wiens graan ieder jaar op de streek- beurs bekroond werd, maakte het zich tot een vaste gewoonte, zijn beste zaadgoed met zijn buren, ook boeren, te delen.

Toen hem gevraagd werd, waarom hij dat deed, antwoordde hij: ‘Uit louter zelfbescherming’. De wind, die het stuifmeel doet opwaaien verspreidt het bijgevolg ook over de velden. Wanneer nu mijn buren, graan van mindere kwaliteit verbouwen, verlaagt dit de wederzijdse bevruchting, met als gevolg ook een mindere kwaliteit van mijn eigen graan. Daarom zorg ik er juist voor dat ook zij de aller­beste kwaliteit gaan verbouwen. Is dit prachtige voorbeeld ons niet voorgeleefd door onze Here Jezus Christus en dit niet alleen door het verhaal van de “vermenigvuldiging van de broden.”

Hij ging eerst delen van het Leven dat in Hem was om zó te kunnen vermenigvuldigen. De diepere geestelijke les hieruit voor ons is Psalm 68 vers 19 Statenvertaling (Ps. 068:019): “Gij hebt gaven geno­men om uit te delen onder de men­sen.” De Willibrordvertaling geeft: “Gij hebt gevorderd, -is opgeëist- de gaven van mensen”. En Paulus zegt in Efeze 4 vers 8 (Ef. 04:08): “Gaven gaf hij aan de mensen”. En wat gedacht van Jesaja 9 vers 1 en 2 (Jes. 01-02: “Het volk dat in duisternis wandelt ziet een groot licht, over hen die wonen in een land van diepe duisternis straalt een licht; Gij hebt het volk vermenigvul­digd, zijn vreugde groot gemaakt. Het verheugt zich voor Uw Aangezicht met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verde­len van de buit”.

De apostel Petrus spreekt in 1 Petrus 4 vers 10 Statenvertaling (1 Petr. 04:10) van: “Dient elkander, een ieder naar de genade­gave die hij ontvangen heeft als goede uitdelers der menigerlei gena­de Gods”.

Dat betekent: “Vruchtdragend die aan de bekering beantwoordt” Matteüs 3 vers 8 (Matt. 03:08). “Een goede boom brengt immers goede vruchten voort, en dit in tegenstelling tot een slechte, die slechte vruchten zal dragen” Matteüs 7 vers 16 tot en met 20 (Matt. 07:16-20). In Johannes 5 vers 5 (Joh. 05:05) heeft Jezus het er over: “Om in Hem te blijven en zó ook vrucht voort te brengen”. Daarin is immers de Vader verheerlijkt.

In de liefde Gods

Tevens worden wij opgeroepen om als vertegenwoordigers van God en Zijn Rijk in Vaders liefde te blijven en Zijn geestelijke leefregels (gebo­den) te bewaren. Van daaruit ook elkaar en eik-ander lief te hebben gelijk de Vader ons liefheeft en zodoende ons leven in te zetten voor onze vrienden.

Voeg hierbij nog de vruchten van de Geest uit Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22): “Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” Dit alles als het allerbeste zaad Gods dat in onze har­ten is gevallen door Woord en Geest van God. We mogen dit, naar het voorbeeld van onze vriend uit Indiana ook als ons ‘life-motief’ gaan hanteren.

Als Gods vertegenwoordiger en tevens vertrouweling op aarde mogen we ons begeven onder het volk wetend: “Als wij gewillig zijn en luisteren, dan zullen we ook het goede des lands eten” Jesaja 1 vers 19 (Jes. 01:19). En: “Uw volk is één en al gewillig­heid ten dage van uw heerban, in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” Psalm 110 vers 003 (Ps. 110:003). Zoals een leger geroepen is tot de strijd, zó zijn de zonen Gods in de eindtijd geroepen om de vijand te laten horen en zien de kracht van Gods Woord hetwelk in hen gestalte heeft genomen, net zoals in de mens Jezus, Zoon van de levende God.

De duivel zal ook bij hen aanklop­pen, maar vind in hen niets meer om hen aan te klagen. Zó zal God dan Zijn uitverkorenen stellen tot een Naam en een Lof onder alle vol­keren op aarde. Een volk van verte­genwoordigers van God en Zijn Koninkrijk. De moeite méér dan waard hier dan ook hélemaal in mee te gaan.

Immers ‘Noblesse-Oblige – Adeldom Verplicht’. Doet u mee?

 

Bereid zijn alles op te geven… door Roel Schipper

“Maar Ruth zei: ‘Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou laten door van u terug te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik heen­gaan en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God'” Ruth 1 vers 16 (Ruth 01:16).

De geschiedenis van Ruth is voor ons (nieuwtestamentische gelovi­gen) opgetekend, opdat wij door haar bemoediging en onderricht zouden ontvangen vgl. Romeinen 15 vers 4 (Rom. 15:04).

Een dubbele hongersnood

Door hongersnood gedreven, trek­ken Elimelech en zijn vrouw Naomi weg uit Bethlehem in Juda om in de velden van Moab voedsel te zoeken, zodat ze daar kunnen overleven. De vermelding dat ze uit Bethlehem weg­trekken, geeft te denken, want Bethlehem betekent ‘broodhuis’, en deze plaats is dus de korenschuur van het land. Maar die korenschuur is leeg, de voedselvoorraden zijn op en het volk lijdt honger. Wat het natuurlijke leven betreft verkeert het volk Gods in een noodtoestand. Dit verhaal geeft ons tevens inzicht in de geestelijke staat van het volk Israël. In het (beloofde) land van melk en honig is er gebrek aan voed­sel. Er is een nijpend tekort aan woorden Gods, en Goddelijke open­baring komt niet of nauwelijks meer voor. Een trieste zaak. Het verhaal doet denken aan de broers van Jozef, die voedsel gaan zoeken in Egypte omdat er in Kanaän hongersnood heerst.

Noem mij maar Verbittering!

In het vreemde land komt Naomi tot een totale verarming. Ze wordt beroofd van haar man en beide zonen. En alsof de ellende nog niet groot genoeg is, blijven haar schoondochters Orpa en Ruth kin­derloos. Rondom dit gegeven hangt in de sfeer van het Oude Testament een gevoel van smaad en wanhoop. Als we ons verdiepen in de levensge­schiedenis van Naomi, kunnen we begrip opbrengen voor het feit dat bij haar, vanwege de grote tegensla­gen, verbittering een kans krijgt. De onzichtbare aanklager houdt haar voor dat ze deze tegenspoed aan zichzelf te wijten heeft. Ze heeft immers haar land en volk de rug toegekeerd en er voor gekozen zich in te laten met afgodendienaars. Haar rechtvaardige ziel wordt gekweld als ze (evenals Lot in Sodom) ziet hoe het volk rondom haar de god Kemos (onderwerper) vereert, hetgeen in de ogen van de God van Israël een gruwel is 1 Koningen 11 vers 7 (1 Kon. 11:07). Ongetwijfeld heeft ze in haar- nood vurig tot God geroepen. De hemel lijkt van koper, en ze voelt zich eenzaam en verlaten. Ze wil terugkeren, gedreven door het sterke verlangen, dat allen zo kenmerkt die eenmaal gedronken hebben uit de put van Bethlehem 2 Samuel 23 vers 15 (2 Sam. 23:15). Haar enige begeerte is, nog te mogen sterven op de plaats waar zij meent haar geluk te hebben achter­gelaten. In deze troosteloze situatie komt echter een heerlijke wending.

Goddelijke uitredding

God brengt in haar lot een keer. Hij weet de dingen ten goede te keren. Zijn ogen zijn immers gericht op de eenzamen, op de treurenden om hen te troosten. Haar gebeden worden verhoord, want de troost en de krachtige bijstand die zij van Ruth ontvangt, is Goddelijke leiding. Zonder Ruth zou Naomi waarschijn­lijk niet in de annalen der Bijbelse geschiedenis zijn vermeld. Zonder Naomi zou ook Ruth echter geen deel gekregen hebben aan de belof­ten die rusten op het volk Israël. Hoe mooi is deze wisselwerking. Naomi deelt mee in de zegen die haar schoondochter later ten deel valt: door genade wordt Ruth de overgrootmoeder van David, en in de lijn der geslachten de stammoe­der van de Here Jezus, de Redder der wereld.

Onze jonge Moabitische vrouw heeft e God van Israël leren kennen door Elimelech en Naomi. Hier zien we hoe belangrijk het is om in het dage­lijkse leven een getuige te zijn van de Here Jezus, niet alleen met het woord, maar vooral ook met de daad. Door Naomi en Elimelech leert Ruth de dienst des Heren ken­nen. De kennis van de God van Israël welke zij tijdens haar huwelijk verkregen heeft, is bij haar niet iets oppervlakkigs en uitwendigs geble­ven, maar is verdiept tot een per­soonlijke liefdeband, waarvan zij zich juist nu ten volle bewust wordt. Ze komt tot de overtuiging dat de – God die Naomi dient, de ware God is. Ze is bereid Moab vaarwel te zeg­gen en los te laten alles wat ze ooit heeft geleerd. Zij komt tot een levenskeuze: deze God wil ik dienen en ik wil behoren tot het volk welks God de Here is.

Dat het haar ernst is, blijkt uit het feit dat zij zelfs zweert bij de naam Here, met de eedsformule die in die vorm alleen bij de Israëlieten gebruikelijk was. Ze verbindt haar lot aan dat van Naomi. Zij toont daarmee tot elke prijs bij Naomi te willen blijven. Een kloek besluit, maar tevens een riskante onderne­ming, daar Ruth het risico loopt, door Naomi’s volk niet opgenomen te worden. Ze is immers een Moabitische van geboorte en die woorden klinken bijna als een vloek. Toch beschouwt ze het volk van Naomi van nu af als haar eigen volk. Ze voelt zich in het diepst van haar ziel aan Naomi’s volk verbonden.

De consequenties aanvaarden

Haar schoonzus Orpa is aanvanke­lijk ook bereid Moab vaarwel te zeg­gen. Doch hoewel zij gezegd had met Naomi mee te gaan, is zij niet los van haar familie, volk en goden. Zij gaat wel een eind mee, maar keert op een gegeven ogenblik toch terug. Ruth klemt zich aan Naomi vast. Dit is niet alleen om het feit, dat zij zoveel van Naomi houdt, maar vanwege haar diep innerlijke overtuiging. Zij zegt: “Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God”. Met deze woorden verbindt zij zich aan de God van Israël en aan zijn volk: ‘Waar gij zult sterven zal ik sterven, en daar zal ik begraven wor­den. Zo moge de Here mij doen, ja nog erger: voorwaar, de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en u.’ Haar beslissing is definitief en ze aanvaardt de uiterste consequenties ervan. Daarin zal ze niet beschaamd worden.

Door zich aan Naomi vast te klem­men, krijgt ze een onvoorstelbaar heerlijke plaats toebedeeld in Gods raadsplan. In het Hebreeuws staat het woord dat ook gebruikt wordt voor een man die zijn vrouw gaat aankleven Genesis 2 vers 24 Statenvertaling (Gen. 02:24). Dr. Reisel vertaalt hier: “…en hecht zich dan aan zijn vrouw, opdat zij (weer kunnen) wórden tot één wezen!” Dit vastklemmen van Ruth aan Naomi gaat dan ook veel dieper dan alleen liefde en sympathie voor haar schoonmoeder. God kiest mensen uit die een gezindheid hebben als Ruth. Bij God is sprake van een uitverkiezing die beoogt dat alle mensen behouden worden. God verkiest Ruth om haar krachtdadige en vastberaden hou­ding, die ook zo kenmerkend is voor Abraham. Zoals Hij Abraham ver­koos, zo kiest Hij ook Ruth uit om in hen de hele mensheid te zegenen. Dit gaat heerlijk in vervulling bij de komst van dé Uitverkorene, in wie ook wij uitverkoren zijn. In de Septuagint staat: “Orpa kuste haar schoonmoeder (vurig) en keerde terug naar haar volk; maar Ruth volgde haar” Ruth 1 vers 14 (Ruth 01:14).

‘Hem volgen wij’

Dit nu is de instelling die Jezus ver­onderstelt bij hen die Hém willen volgen. Tot hoever zijn we bereid met Hem mee te gaan? Zijn we bereid aan onze beslissing de uiter­ste consequenties te verbinden? Klemmen we ons aan Hem vast zoals Simon Petrus, wanneer hij namens zijn medediscipelen spreekt: “Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven”. Zijn beslissing de Meester te volgen is definitief en onherroepelijk, hetgeen blijkt uit de woorden: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd”. Zijn wij evenzo genegen, afstand te doen van al wat we hebben? Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33). Anders kunnen we zijn disci­pel immers niet zijn! Wie Jezus wil volgen, zal eveneens de kosten moe­ten berekenen.

 

Vrienden voor het leven door Cees Maliepaard

“Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet wat zijn Heer doet. Maar u heb ik vrienden genoemd omdat Ik alles wat ik van de Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt” Johannes 15 vers 15 (Joh. 15:15).

De Heer en wij, we zijn met recht vrienden voor het leven. Van twee goede vrienden wordt dit ook wel eens gezegd, maar dat zal dan hoog­stens voor het tijdelijke verblijf op aarde bedoeld kunnen zijn. De vriendschap die Jezus ons biedt, is echter onbegrensd. Daar komt geen einde aan, omdat die altijd doorgaat in het koninkrijk van de Vader.

Hechte vriendschap

Jezus noemt zijn discipelen vrien­den. Dat geldt niet slechts voor zijn volgelingen van het eerste uur, maar voor iedereen die Hem volgen wil uit alle tijden en van alle plaatsen. We behoeven echt geen slaven van de Heer te zijn; Hij zoekt ook geen willoze werktuigen, maar geestver­wanten, mensen die met Hem mee willen denken en het evangelie in hun leven gestalte willen geven. Wat Jezus ons leert, is niet in te pas­sen in enig religieus systeem. Het is geen methode om het leven een andere godsdienstige invulling te geven, maar het schept de mogelijk­heid voor iets heel anders: een rela­tie met de levende Heer te onder­houden. Zoiets is natuurlijk niet alleen in kringen van het volle evan­gelie mogelijk, maar overal waar mensen op Gods genadeaanbod ingaan. Gelukkig maar, want anders liepen we reëel gevaar over het (witte) paard getild te worden. Als de Heer iets doet, gaat Hij er altijd helemaal voor. Wanneer dat niet het geval zou kunnen zijn, begint Hij er niet eens aan. Want Hij is immers een getrouw beeld van Vader boven, en die is enkel goed, helemaal licht, door en door liefdevol en tot op het bot betrouw­baar. Zo doet ook Jezus nooit iets ten dele, maar te allen tijde gericht op de afronding van de zaak waar Hij voor staat. Vandaar dat we zeker weten dat zijn vriendschap er een voor het (eeuwige) leven is. En dat mag van onze kant net zo zijn.

We zijn er voor elkaar

Jezus Christus doet de aanduiding slaven ver van ons weg. In de Schrift staat wel, dat als we alles gedaan hebben wat we moesten doen, we niet anders dan tot de conclusie kunnen komen dat we slechts onnutte slaven zijn. Maar dat is dan ook de typering van de houding van een slaaf: die volbrengt alleen maar wat hij doen moet. Vriendschappelijke dienstverlening wordt daarentegen geheel op basis van vrijwilligheid gegeven. De prent van de gekruisigde Heer met de opmerking: ‘Dit deed Ik voor u, wat doet u voor Mij?’ is een gedachte die in Jezus’ denken geen plaats kan vinden.

Slaafs denken doet er altijd aan twij­felen of de eigen inzet wel goed genoeg is om de meester te bevredig gen. Maar daar onze Meester tevens1” onze grootste vriend is, behoren der­gelijke overwegingen niet tot ons gedachtepatroon. Jezus is er altijd voor ons… en wij voor Hem. In de Christus gaan we niet met elkaar om als met vreemden die bij toeval in hetzelfde schuitje terechtgekomen zijn – allesbehalve! Jezus heeft ervoor gekozen onze vriend te wezen, en op basis daarvan hebben ook wij onze keus voor Hem in alle vrijheid mogen maken. Jezus’ vrien­denkring bestaat uit mensen die zich bij Hem op hun gemak voelen, en bij wie Hij van zijn kant ook echt een thuisgevoel heeft.

 

Dat ene stukje door Froukje Huis

‘Hoe ver ben je?’

Dick kijkt over mijn schouder naar de legpuzzel waaraan ik bezig ben. Eigenlijk was de puzzel bestemd voor een kind, maar omdat elke aan­wijzing over grootte en aantal stuk­jes ontbreekt, zou ik hem ‘even’ uit­proberen’ En… eenmaal begonnen, wil je hem afmaken. Elke dag ga ik naar de zolderkamer er een paar stukjes aan te legg­en.

‘Zo ! je bent een heel stuk opgescho­ten.’ prijst Dick.

‘Ik ben bang dat ik een paar stukjes kwijt ben, er is wel eens wat op de grond gevallen.’ Samen zoeken we de grond af, onder de meubels en onder het kleed. We vinden enkele stukjes en Dick constateert: ‘We hebben alles, er ligt beslist niets meer!’ Vol moed ga ik verder en eindelijk is het dan zo ver. ‘De puzzel is klaar!!’ roep ik naar beneden en zoals het een goed echtgenoot betaamt (!), komt hij direct naar boven. ‘Prachtig!’

Voldaan kijk ik toe, want 1000 stuk­jes is niet niks. ‘Maar…’ gaat Dick verder, ‘Hier ontbreekt nog een stuk­je’-

Wat jammer nou, je denkt dat het af is, volmaakt, en dan ontbreekt er nog iets. Je ziet het nauwelijks, maar toch…!

Ik kijk nog eens op de grond maar weet wel zeker dat er niets meer ligt. ‘Er is nog één mogelijkheid,’ zegt Dick. ‘De stofzuiger! Zullen we?’ Even later zitten we samen op de grond, de stofzuigerzak wordt leeg­gestort op een uitgespreide krant en zoeken maar! Elk aan een kant beginnen we plukje voor plukje uit elkaar te trekken. Papiertjes, een knoopje, een lucifer een schroefje en stof, stof maar geen puzzelstukje. ‘Dit is de laatste pluk,’ ik graai het uit de zak en er springt iets op. Daar is het! Het kostte moeite maar nu is de puzzel echt en volledig klaar! Wat is het een voorrecht als je de bij­bel kent, want ook deze gebeurtenis neemt me plotseling mee naar ‘boven’

De Heiland der wereld heeft mij zo uit het stof der zonde opgegraven. Plukje voor plukje wordt het van me afgenomen, opdat ik die volmaakte mens zou worden, die Hij bedoeld heeft. Hij vond mij de moeite waard om zo diep te gaan dat het zijn leven kostte.

Dat gevonden puzzelstukje maakte mij blij. Hoeveel te meer verheugt Jezus zich wanneer Hij weer een ‘stukje’ kan toevoegen aan de grote schare die niemand tellen kan. Immers Hij wil niet dat iemand ver­loren gaat, maar dat allen behouden worden.

Jezus zoekt ook u! ‘Omdat u kost­baar bent in mijn ogen en hoogge­schat en Ik u liefheb’ Jesaja 43 vers 4 (Jes. 43:04).

 

 

Het wezen van God door Gert Jan Doornink

God is goed! God is! liefde! God is licht! Heerlijke waarheden die ons leven verrijken en ons het wezen van God leren kennen, Sommige christenen zijn wel eens bang dat daardoor een gemakzuchtige invulling van ons christen-zijn tot stand komt: ‘Het doet er niet toe hoe we leven, het komt toch allemaal wel goed, God is immers te allen tijde goed en liefdevol’… Wie zo redeneert heeft er nog weinig van begrepen waarom het werkelijk gaat. Juist het feit dat God enkel goed en enkel liefde is, doet ons beseffen dat dit ook ten volle door mag werken in ons leven en dat we op onbevreesde, ontspannen wijze door het leven mogen gaan.

Het feit dat het wezen van God enkel licht is, wekt in ons het verlangen op óók echte lichtdragers te willen zijn, of zoals Jezus het formuleert: omdat Hij lichtdrager is, in navolging van de Vader, zijn ook wij geroepen dat te zijn. Anders zouden we immers een karikatuur maken van wat we belijden en geloven?