1979.12 nr. 199

Levend Geloof 1979.12 nr. 199

Jezus is Koning door Gert Jan Doornink

“Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goe­de boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning.

Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar Sion wederkeert.

Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puin­hopen van Jeruzalem, want de Here heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God.

Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar mid­den, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt. Want niet overhaast zult gij uittrek­ken en niet in vlucht heengaan: de Here immers gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israël”(Jes. 52:07-12).

“In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, ge­naamd Nazareth, tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overleg­de, welke de betekenis van die groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jacob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen”(Luc. 01:26-33).

Zo op het eerste gezicht hebben deze twee ge­deelten uit de Bijbel niet veel met elkaar te maken, maar als we ze wat nader bekijken, dan blijkt al heel gauw dat er overeenkomsten zijn.

a – Het gedeelte uit Jesaja gaat over de Knecht des Heren, dus over Jezus. Het is de derde profetie over Hem. Het gedeelte uit Lu­cas gaat ook over Jezus.

b – Het gedeelte uit Jesaja is een profetie, wat de engel Gabriël tot Maria zei in feite ook.

c – Jesaja spreekt over het koningschap (vs.7), Lucas ook (vs.32-33).

Wij willen in dit artikel onder ogen zien, waarom Christus Zich geopenbaard heeft als koning, en wat dit voor ons te betekenen heeft.

Wat Gabriel zei tot Maria

Gabriël kondigt niet alleen de geboorte van Je­zus aan, maar hij gaat ook regelrecht op het doel af, waarom Jezus naar deze wereld kwam, wat Zijn uiteindelijke bestemming zou zijn.

Gabriël sprak over Jezus dat Hij koning over het huis van Jakob zal heersen tot in eeu­wigheid, en dat zijn koningschap geen einde zal nemen. Zijn uiteindelijke bestemming zal dus zijn dat Hij Koning zal worden.

Wat hebben wij daar als gelovigen nu mee te ma­ken? Gaat dat niet buiten onze wil om? Neen, want God handelt nooit buiten de mens om. Dat wordt met de geboorte van Jezus nog weer eens onomstotelijk bewezen. De maagd Maria wordt in­geschakeld. De engel Gabriël sprak haar aan met “begenadigde”. Zij had genade gevonden bij God om Jezus ter wereld te brengen.

De geboorte van Jezus kwam bovendien niet on­verwachts, maar was op velerlei wijze door de profeten aangekondigd in het oude verbond.

Denk bijvoorbeeld aan Jes. 09:05 als de pro­feet spreekt: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouders en men noemt Hem Wonder­bare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” .

Ten alle tijd blijft de mens ingeschakeld in het plan van God met deze wereld. Feitelijk kan dit ook niet anders, want de mens is immers Gods schepping. Wij zijn naar het beeld van God geschapen. (Gen. 01:26-27). Ps. 008:006 zegt dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond. Ondanks het feit dat het de duivel gelukt is de mens uit de gemeenschap met God te halen, bleef God Zijn schepselen liefhebben. Daarom werd Jezus naar deze wereld gezonden, om de werken van satan te verbreken. (1 Joh. 03:08).

Daardoor werd het voor de mens weer mogelijk om in Gods gemeenschap te komen.

Door te geloven in het volbrachte werk van Je­zus Christus zijn wij in gemeenschap met God gekomen. Zoals 1 Joh. 01:03 zegt: “Onze gemeen­schap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus”. Dat is een gemeenschap waaraan wij ons niet mogen onttrekken. We kunnen niet zeg­gen: Ik ben een kind van God, maar ik leef bui­ten Zijn gemeenschap. ‘Paulus zegt in 1 Kor. 01:09 zelfs dat wij geroepen zijn tot gemeenschap met Gods Zoon: Jezus Christus.

Wij zijn betrokken bij Gods plan met deze wereld

Daarom is het ook zo belangrijk dat wij ons be­wust zijn dat wij ingeschakeld zijn in het plan van God met deze wereld. Als wij in Jes. 52:07 lezen over de “vreugdebode” denken wij in de eerste plaats aan de Here Jezus, maar Rom. 10:14-15 zegt dat het geldt voor alle gelovigen! “Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen…”(Jes. 52:08). We leven in een tijd dat de Gemeente van Jezus Christus weer zijn stem gaat verheffen. Hoe kan het ook anders?

We zien met eigen ogen dat God alles terug gaat geven aan de gemeente, wat door de duivel ont­roofd is! Hij geeft Zijn gaven terug. Hij open­baart zich als de volkomen Verlosser. Hij heeft ons in Christus de ganse volheid Gods geschonken .

God is bezig in onze dagen alles te herstellen. En dit proclameert de waarachtige Gemeente van Jezus Christus door woord en daad. Jezus zei: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuige­nis voor alle volken, en dan zal het einde ge­komen zijn” (Matt. 24:14). Maar wij moeten niet denken dat dit gebeurt door gelovigen die zelf part nog deel hebben aan het volle heil. Die leven buiten Gods gemeenschap. Die leven in zonde en gebondenheid.

Daarom vraagt hij van ons geloof en vernieuwing van denken. Vele kinderen Gods zijn nog gebonden aan allerlei aardse, natuurlijke leringen, èn hebben nog weinig visie voor dit God­delijke herstelwerk. Velen weten precies wat er in het verleden gebeurt is en wat er in de toekomst gaat gebeuren. Maar wat wil God vandaag doen? En waar is God vandaag mee bezig? En wat is onze taak en plaats in dit alles?

Onze taak in deze wereld

“De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God” (Jes. 52:10). Wat Jesaja hier zegt gaat niet buiten ons om, maar heeft rechtstreeks te maken met onze opdracht, onze taak in deze wereld.

Maar hoe zullen zij het heil van God zien als er “onreinheid” is? Jes. 52:11 zegt: “Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar: raakt het onreine niet aan, gaat uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt”. In Jezus, in de apostelen, in de eerste christengemeente was het heil van God zichtbaar, en kwam de volheid Gods tot openbaring.

Bij hen was geen onreinheid of gebondenheid. Onbevreesd getuigden zij van de grote daden Gods, gevangenis en vervolging trotserend. Als zij zich door de omstandigheden zouden laten beïnvloed hebben, was er van gehoorzaamheid aan Gods opdracht niets terecht gekomen. Zij zijn ons tot een inspirerend voorbeeld.

Jes. 52:12 zegt: “Want niet overhaast zult gij uittrekken en niet in vlucht heengaan: De Here gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israel”. Nieuwtestamentisch ge­sproken: Jezus heeft gezegd: “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der we­reld” (Matt. 28:20). Want Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde! (Matt. 28:18). Hij is Koning.

Paulus schrijft in 2 Timoteüs 3 over de negatieve eigenschappen van de mensen die “in de laatste dagen” zullen leven. Het zijn “zware tijden”. Maar temidden van deze door satan beheerste mensheid, bevindt zich de echte gemeente van Jezus Christus. Zij slaan niet op de vlucht voor de vijand. Hun proclamatie is: God wil alle dingen nieuw maken. Aanvaardt Jezus en volgt Hem! Jezus is hun Koning en zij met Hem!

Als we deze maand weer Kerstfeest vieren, laten we dan niet alleen zien op het Kind in de krib­be, (daar begon het mee), maar ook denken aan wat de engel Gabriël nog meer van Hem zei! 0, laten wij aanbidden…. die Koning!

Want Hij is onze Koning…. voor eeuwig!

 

De kracht van Gods Woord door Gert Jan Doornink

Er schuilt een ongekende en ongeëvenaarde kracht in het Woord van God. Het is de meest dynamische kracht in het heelal en heeft scheppende en vernieuwende eigenschap­pen. Niet alleen in het verleden of in de toekomst, maar ook in het heden!

De schrijver van de brief aan de Hebreeën formuleert het met deze woorden: “Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep dat het vaneenscheidt ziel en Geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten” (Heb. 04:12).

Ieder kind van God kan elke dag opnieuw deze kracht be­leven en ervaren, als hij zich daarvoor openstelt. Dat vereist onderzoek van Gods Woord; biddend en onder de leiding van de Heilige Geest. Want Gods Geest wil ons Zijn Woord doen verstaan en doet ons groeien in – en één worden met – Zijn Woord. Door de Heilige Geest le­ren we de werkelijke kracht van het Woord kennen, want “de letter doodt, maar de Geest maakt levend!” (2 Kor. 03:06). 

 

De ware Godsvrucht door J. Noë

“Daar al deze dingen aldus vergaan (eindtijd), hoeda­nig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en gods­vrucht” (2 Petr. 03:11a).

Wat houdt Godsvrucht in?

De vraag kan gesteld wor­den: Wat houdt Godsvrucht eigenlijk in? We kunnen het als volgt omschrijven:

a – De innigheid van het Godsvertrouwen.

b – Een levenswandel, welke getuigt van dat Gods­vertrouwen, in waarach­tig geloof.

Als wij vertrouwen in ie­mand hebben, wil dat zeggen dat wij hem of haar kennen als een betrouwbaar persoon aan wiens woord wij niet behoeven te twijfelen. Nu is het bedroevend, maar waar, dat onder de kinderen Gods er nog wat zijn, die een zodanig vertrouwen in God en Zijn Woord niet heb­ben, (wat in feite een be­lediging voor God is). Je kunt dit bemerken aan hun opvatting over de Bijbel, alsmede over hun woorden en daden. Ze laten zich gauw beïnvloeden door de omstan­digheden, wat ze zien, ho­ren en voelen (zintuigen), met alle gevolgen van dien. Een en ander getuigt van gebrek aan geloof en het dringt niet tot hen door, dat de duivel vaste voet heeft gekregen.

Jacobus zegt in Jak. 06:06-08 (Verzoekingen): “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aan­gedreven en opgejaagd wordt.

Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij’ is, ongestadig op al zijn wegen”.

God is onverbrekelijk met Zijn woord verbonden

Nu lijkt het mij gewenst, in verband met mijn onder­werp, onze aandacht weer eens terdege te bepalen op de volgende gedeelten in Gods Woord en daarbij moet het voor ons en in ons vaststaan dat God onverbrekelijk met Zijn woord verbonden is.

a – Jezus heeft de opdracht van de Vader vervuld en op Golgotha heeft Hij al onze zonden en ziekten gedragen en de dood overwonnen. Hij heeft alle machten der duisternis ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd en ons daarvan verlost. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft tot Zijn discipelen gezegd, en dat geldt ook voor ons: Gij zult dezelfde werken doen, die Ik gedaan heb, en nog grotere dan de­ze, als de Heilige Geest over u komt. En door deze kracht zullen alle gelovigen in Mijn Naam duivelen uitwerpen, zieken genezen, doden opwekken, enz. (Jesaja 53; Kol. 01:13-14; Kol. 02:15; Joh. 14:12; Matt. 10:08; Markus 16; Jakobus 5).

b – God zegt in Zijn Woord, dat wij in geen ding be­zorgd behoeven te zijn, dat Hij in al onze noden zal voorzien en ons alles zal schenken in Christus Jezus. (Matt. 06:25-34; Filip. 04:06 en Filip. 04:19; Rom. 08:32).

c – Gods Woord zegt, dat ons geloof beproefd zal worden, dat wij daardoor voor velerlei verzoekingen van de duivel komen te staan en dat dit ons niet bevreemden moet (loutering). Hij doet alles medewerken ten goede voor hen, die Hem liefhebben, (het is tot ons nut, opdat wij het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig worden), en Hij zal niet gedogen, dat wij boven ver­mogen verzocht worden. (Luc. 06:47-49; Luc. 08:04-15; Jak. 01:02-18; 1 Petr. 01:06-07; 1 Petr.  04:12-14; Rom. 08:28; 1 Kor. 10:13).

d – God belooft ons over­winning over alle machten der duisternis in Christus Jezus. (Matt. 10:07-08; Luc. 10:19; Rom. 08:37; 2 Kor. 02:14; Filip. 04:13; 1 Joh. 01:05).

God houdt niet van compromis

Al deze gedeelten uit Gods Woord moeten wij ons toe eigenen in geloof en dat met ons hart en niet alleen met ons verstand, opdat het een realiteit in ons leven wordt. Geen woord dat van God komt zal krachteloos zijn. (Luc. 01:37).

Het heeft mij verbaasd op welke wijze men, wat ziek­ten betreft, om zich als het ware te rechtvaardigen, Gods Woord hanteert. God houdt niet van compromis. God heeft vroeger eens mijn aandacht bepaald bij de ge­schiedenis van koning Asa. Asa was afvallig geworden, en toen hij ernstig ziek werd, zocht hij zelfs geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters en hij stierf (2 Kron. 16:13).

Broeders en zusters, God heeft ons geroepen tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus. (1 Kor. 01:09), en dat houdt een volledige overgave in en niet een ge­deeltelijke. Door deze overgave hebben wij deel aan de Goddelijke natuur en ontvangen wij alles wat Hij ons belooft. Onze geest, ziel en lichaam functione­ren dan ook overeenkomstig Zijn Goddelijke wetten in ons en wij zijn dan werke­lijk Zijn getuigen, Zijn medearbeiders.

We moeten zo gauw de moed niet opgeven, als wij in de verdrukking zijn, welke ook, maar we dienen te volharden en in geloof, met de zekerheid in ons hart, dat God Zijn woord gestand zal doen. Heb. 10:36 zegt: “Wij hebben volharding nodig om de wil van God doende, te verkrijgen, hetgeen beloofd is”. Zijn kracht zal zich dan in onze zwakheid openbaren. Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs van de dingen die men niet ziet. (Heb. 11:01). We die­nen dienovereenkomstig te handelen. Dat is de ware Godsvrucht.

Ik zal nu tot slot enkele Schriftgedeelten aanhalen, waar over Godsvrucht geschreven wordt.

2 Petr. 01:05-06: “Maar schraagt om deze re­den met betoon van alle ij­ver door uw geloof de deugd door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbe­heersing, door de zelfbe­heersing de volharding, door de volharding de gods­vrucht” , enz. Lees s.v.p. het hele hoofdstuk.

Paulus schrijft aan Timótheüs:

1 Tim. 03:16: “Buiten twijfel, groot is het geheimenis der Gods­vrucht”.

1 Tim. 04:07-08: “Oefen u in de Godsvrucht. De Godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst”.

1 Tim. 06:11:

Geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. Strijdt de goede strijd des geloofs”, enz. Amen!

Broeders en zusters, ik ben er mij van bewust dat ik dingen heb aangehaald, waar­over ik vroeger ook wel heb geschreven, maar daar kon ik niet aan ontkomen.

God zegene u allen!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Dit nummer wordt, behalve aan onze abonnees en anderen die het blad regelmatig ontvangen, ook toegezonden aan een groot aantal adressen ter kennismaking. Bovendien verspreiden sommigen het blad op eigen initiatief. Gevolg is dat deze uitgave van “Levend Geloof”, de grootste oplaag heeft van alle 199 nummers die tot dus­ver van ons blad verschenen zijn. Ook het aan­tal abonnees en zij die het blad per geschenk- abonnement ontvangen stijgt regelmatig.

We zijn daar erg dankbaar voor. Niet dat “Le­vend Geloof” een doel op zich is, maar een middel (één van de vele) om de volle evangelie boodschap in al zijn facetten uit te dragen. We hebben nooit veel aan de weg getimmerd, maar ervaren dat de “kwaliteit” van het blad de beste reclame is. Waarmee we dan bedoelen dat velen gaan ontdekken dat de boodschap zo­als deze onder andere door ons blad gebracht wordt, de enige boodschap is die in deze eind­tijd waardevol is en positieve uitwerking heeft.

Wij willen al onze lezers en lezeressen die ons in het afgelopen jaar, op welke wijze ook, steunden, heel hartelijk dankzeggen. Samen met u willen wij trouw zijn aan de verkondiging van het volle heil in Jezus Christus en waak­zaam zijn om ook in 1980 geen water in de wijn te doen, maar in gehoorzaamheid aan de grote opdracht van Jezus Christus, het evangelie van het Koninkrijk uit te dragen.

Het is heerlijk om in deze tijd de werking van Gods Geest op een machtige wijze te ervaren. Heerlijke waarheden komen onder de “bedekking” van traditie- en menselijke leringen tevoor­schijn en doen de waarachtige gelovigen toe­groeien naar het volmaakte beeld van Jezus in ons. De eindtijd-gemeente zal een overwinnende gemeente zijn. Door strijd en verdrukking heen zal openbaar worden dat uiteindelijk Jezus Triomfator is en wij met Hem!

Wij wensen u, mede namens alle medewerkers, Gods rijke zegen toe op het komende Kerstfeest en voor iedere dag van 1980! Waarbij wij de woorden die Paulus eens schreef aan de gemeen­te te Rome willen doorgeven: “Ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade. En de God nu des vredes zal weldra de satan onder u voeten vertre­den. De genade van onze Here Jezus zij met u!” (Rom. 16:19b-20).

Uw, in onze Heer en Heiland verbonden.

 

Het licht schijnt in de duisternis door H. J. Glasbergen

Jezus, het licht der wereld

God sprak bij de schepping: Er zij licht, en er was licht. En God zag dat het licht goed was. Hij maakte scheiding tussen licht en duisternis.

Zo is Jezus als het licht in deze wereld gekomen. Hij is het vleesgeworden Woord. Wij geloven in de geboorte van Jezus uit de maagd Ma­ria, de “onbevlekte ontvan­genis”. De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, werd tot haar gezegd. Daarom werd het heilige dat ver­wekt werd, Zoon Gods ge­noemd .

Alleen Zacharias en Elisabeth wisten van de uitver­kiezing van Maria. (Lucas 1). En Maria profeteert: Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd. Waarom maakte God de geboorte niet bekend aan het hogepriesterlijk geslacht? Nu blijkt dat Ma­ria in Rome, een ander is dan in Polen, en weer een ander dan in Mexico, maar wat zegt een naam? De zekerheid voor kinderen Gods is een andere naam. (Hand. 04:8-12).

Wij hebben een Vader die men op Zijn Woord kan ge loe­ven. Want geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Dit geloofde ook Maria. Deze woorden zijn alleen voor hen die gehoorzaam geworden zijn aan Zijn wet: God liefheb­ben en onze naaste als ons­zelf. Deze liefde is niet uit de mens, maar wordt in onze harten uitgestort door de Heilige Geest. (Rom. 05:01-06). De Heilige Geest is voor iedere gelovige die een nieuw leven wil begin­nen, in gemeenschap met Je­zus Christus. Bidt en u zult ontvangen. (Luc. 11:9-13). Hij zegt: Ik noem u Mijn vrienden, als u doet wat Ik zeg.

Het nieuwe leven is voor iedereen

Het nieuwe leven is: Ge­zondheid, geluk en vrede. Miljarden worden uitgegeven om dit te verkrijgen, en het is voor niets te ont­vangen. Wij wijzen de men­sen de weg om dit te ont­vangen. Het is voor ieder persoonlijk. Veel mensen weten van deze weg, maar gaan deze niet omdat de prijs hun te hoog is. Maar wee hen, die het geweten hebben. Het zijn de mensen die de duisternis liever hebben dan het licht.

God heeft ons Zijn Heilige Geest gegeven om Zijn licht uit te stralen, in een verloren gaande wereld. Hij gaf Zijn Zoon, Jezus Chris­tus, om de geknechte, be­schadigde mens, in de vrij­heid te stellen. Maar al­tijd zijn er hardnekkigen en onbesnedenen van hart geweest, die zich verzetten tegen de Heilige Geest. Tegensprekers van God zijn er te allen tijde. Maar Gods plan faalt niet. Zijn wil werd openbaar in Jezus Christus. U is heden de Heiland geboren, de Chris­tus. Hij die nu in Zijn kinderen woont, door de Heilige Geest. Vrede op aarde, in de mensen die God behagen. God zegt van Zijn Zoon: Hoort naar Hem, want deze is Mijn Zoon, in wie Ik een welbehagen heb.

Wandelen wij als kinderen des lichts?

De nieuwe mens is uit God geboren. Daarom behoren wij te wandelen als kinderen des lichts, want de vrucht des lichts bestaat in lou­ter goedheid en gerechtig­heid en waarheid. Ef. 05:01-14 bevat daarom de oproep: Ontwaakt gij die slaapt, en sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten.

Jezus kwam met de blijde boodschap voor dit leven, en niet alleen voor later. Het “alleen voor later” heeft de duivel uitgedacht. Dit wordt graag door een zondig volk geloofd. Men re­deneert dan: Wij zijn tot niets goeds in staat en blijven arme zondaren. Ook de theologie heeft er dit van gemaakt.

Maar als wij tot de erkente­nis der waarheid zijn gekomen, dat Jezus stierf voor onze zonden, en toch in de zonden blijven leven, verachten wij het bloed van Je­zus. (Heb. 10:26). Als u in de zonde leeft, kunt u elk moment in uw zonde sterven. Niet iedereen heeft een sterfbed. Het is gemakkelijk te zeggen aan het einde van je leven: Zijn genade is mij genoeg. Wij kunnen God de wet niet voorschrijven. Al lijkt het er wel veel op in deze tijd, waar iedereen maar doet wat hij goedvindt. (Richt. 21:25). Deze rede is hard, maar er is geen excuus en geen andere weg dan Zijn weg.

Jezus’ woorden zijn: Wordt heilig, zoals Mijn hemelse Vader heilig is. Zijn leer is: Als u zich niet bekeert, zult u in uw zonde sterven. (Luc. 13:01-05). U kunt nu het eeuwige leven binnengaan, door het bloed van Jezus. (Heb. 10:19). Als u weet van Gods Woord en Zijn ge­rechtigheid, moet u het nu doen, want later is het te laat.

De kracht van het bloed

Door het bloed van Jezus kwam er meer kracht vrij, dan alle atoom- en water­stofbommen in de gehele we­reld aan kracht bezitten. Dat besef je als je een slaaf bent geweest van de zonde en vrij bent geworden van de machten der leugen. De zondaren stierven des­tijds in de woestijn, geen enkele kwam er in het be­loofde land, want God er­kent geen slavenvolk. Daar­om heeft Zijn door Zijn bloed gekocht volk Hem en elkaar lief.

Hier wil en kan Hij trots op zijn. Elke dag wordt God door de duivel gehoond en bespot, via mensen die Zijn Naam dragen, maar in hun zonde blijven leven.

Daarom is het zo belangrijk dat de waarachtige kinderen Gods Zijn liefde en overwinning uitdragen, aan ie­der die er voor open staat. Hij vraagt onze liefde en begeert ons met jaloers­heid. Wij moeten de minste willen zijn, ook al is dat moeilijk voor een christen. De meeste willen zijn, dat willen de meesten wel. Je­zus is ons ook hierin een groot voorbeeld. Hij was de meeste, maar werd de minste. Hij ging voor ons de dood in, Hij gaf Zijn bloed, Zijn leven, opdat wij zouden leven. Hij moest buiten de stad sterven, op­dat wij in de eeuwige stad zouden wonen.

Het oordeel begint bij het huis Gods

Het leger van Jezus wandelt in het licht, en heeft niets te verbergen. En ieder die het licht liefheeft, komt tot het licht. Waar zijn we mee bezig, alleen met de dingen van beneden, of ook met de dingen van boven?

Jezus zei tegen Zijn ouders: Wist gij niet, dat Ik met de dingen Mijns Vaders bezig ben? En Hij nam toe in wijs­heid en genade, bij God en de mensen, evenals later de discipelen. (Hand. 02:47).

Dit is ook nu mogelijk, want het Woord is bij ons. In de tijd van Luther was de Bij­bel alleen in het Latijns vertaald. Door de vertaling kwam er veel aan het licht, ook de geestelijke bedrie­gerij. Maar door elkaar weer te bestrijden, ging de kerk weer de duisternis in. De primitieve volken vormen zich afgoden, naar hun denkbeeld. Maar bij de be­schaafde volken is het niet anders. Een ieder heeft zich een beeld van God ge­vormd, naar zijn leer. Elke kerk eist Hem op, God is hun eigendom. Hij moet zich bij elke leer aanpassen. Hij moet enorm flexibel zijn. De laatste nieuwe kerk noemt zich vrij-katho­liek. De gelovigen zijn een soort super-humanisten, die het goddelijke in hun zelf waar moeten maken.

Wat is het volle evangelie?

Het volle evangelie is het Woord van God geloven, ge­hoorzaam worden, Zijn Woord horen en doen. Veel mensen zitten elke zondag in de kerk, horen het Woord en er verandert niets. Zo kan men met een oprecht hart aan een dode leer vastzitten en totaal van God vervreemden. Zij laten zich meedrijven met allerlei theologische leringen en verdrogen gees­telijk totaal. Het is de duivel gelukt zoveel on­kruid te zaaien, dat het een geestelijke wildernis is geworden. De relatie met God is verbroken.

Het volle evangelie erkent maar één Kerk: het lichaam van Christus, de gemeente, die niet deelbaar is. (1 Kor. 01:10-17). Zij die tot deze Kerk behoren worden geleerd en zijn verbonden door de Heilige Geest. In­dien men Gods wil doet, zal men van deze leer we­ten. (Joh. 07:14). Jezus Christus is de enige weg. Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden. Het leven begint bij Hem hier op aar­de en blijft tot in eeuwig­heid. Jezus Christus is de Waarheid. Zijn leven be­hoort in ons te zijn. Dat was Gods plan vanaf het be­gin. Jezus bracht terug, wat verloren was gegaan. Met Pinksteren begonnen de discipelen met goed geestelijk voedsel te geven, waardoor de mens weer kon functioneren in het Konink­rijk Gods. De Heilige Schrift is volmaakt en door de Heilige Geest leren we de volle waarheid verstaan. De ganse volheid (volmaakt­heid) is ons in Jezus Christus geschonken. (Kol. 01:15-23). “Gij dan zult vol­maakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” (Matt. 05:48). Was dat voor vroeger?

Bij velen is het kruis van Christus tot een holle klank geworden. Het mosterdzaadje is verdroogd, de levenskiem had voedsel no­dig, maar is dood gepreekt. De kerk zegt de jeugd niets meer. Zij zeggen terecht: Als je belijdt dat je een christen bent, moet je het waarmaken in je leven. Als dat niet gebeurt ben je voor God en de mensen een leugenaar.

Hoe kan men in de God van de Bijbel geloven, als kar­dinaal Seper, hoofd van het leergezag van het Vaticaan zegt: niet de dode letter van de Bijbel, maar het le­vende woord van de paus, is bepalend voor de rooms ka­tholieke gelovigen. Door deze “onfeilbare” uitspra­ken, heeft God ook een moe­der gekregen. Dat gebeurde in het derde concilie te Efeze in 431. Daar de paus net zo feilbaar is dan alle andere mensen, zal deze he­le kerkelijke hiërarchie instorten. (Mark. 13:01-03).

Nu is de Bijbel een dood boek, zonder de Heilige Geest. Daar de jeugd ook de verdeeldheid ziet en de elkaar niet verdragende re­formatorische kerken, geloven zij ook niet meer in de Bijbel. Gods Woord kan al­leen verstaan worden door Geest vervulde kinderen Gods. Een ongeestelijk mens verstaat de dingen des Geestes niet. (1 Kor. 02:10-16). De Geest maakt levend.

De scheiding der geesten voltrekt zich

In deze eindtijd zal elke gelovige een bewuste keuze moeten maken. Zalig zij, die kiezen voor de waarheid: Jezus Christus: zijn leer ontmaskert iedere an­dere leer. De scheiding zal soms dwars door de ge­zinnen lopen. Maar Jezus heeft gezegd: “Die zijn le­ven wil verliezen om Mij­nentwil, die zal het be­houden” (Matt. 10:32-40) .

Het evangelie is geen goed­kope zaak, maar wel alles waard. Als je water bij de wijn doet, krijg je een troebel mengsel. Jezus zegt: Ik sta aan de deur van je hart en je leven. Hij heeft mensen nodig, waarin Hij Zijn liefde, Zijn leven en Zijn licht kan uitstorten.

Wij leven in een jungle van godsdiensten. Alle glazen­ heilige huisjes, storten in, omdat ze geen enkele waarde hebben. En de brok­kenmakers kunnen geen weg wijzen om uit de puinhopen te komen.

Maar er is een nieuwe, le­vende weg bereid, tweedui­zend jaar geleden! Juist in deze tijd ontstaat er ook bij velen een groot verlangen naar het echte, levende geloof! Jezus wil ook in uw leven alle din­gen nieuw maken!

Het Woord van God en het zwaard des Geestes zal scheiding maken tussen waar­heid en leugen tussen licht en duisternis. Alleen de reinen en rechtvaardigen, door het bloed van Jezus, zullen op de nieuwe, leven­de weg zijn.

Het kerstfeest is geen sprookje, met een stalletje en een kerstboom. God gaf Zichzelf in Zijn Zoon, Je­zus Christus. Hij is het Lam Gods, geslacht voor u en mij. Geef daarom uw le­ven aan Jezus. En kerstfeest 1979 kan uw (weder) geboortedag zijn!

In aansluiting op de arti­kelen in het oktober- en novembernummer onder de ti­tel “Jezus overwon satans macht”, begint br. Glasber­gen in het januarinummer aan een nieuwe serie arti­kelen onder de titel “Het overwinnend leven in Jezus Christus”, waarbij speciale aandacht zal worden be­steed aan de geestelijke wapenrusting. (Ef. 06:10-20).

 

De proclamatie door Judith (gedicht)

“Want zie, Ik verkondig u grote blijd­schap, die alle volken wezen zal…” (Luc. 02:10).

Wat is gebleven van die boodschap,

Die proclamatie, wereldwijd?

Is alles sentiment, dat thuishoort –

In ’t kader van “verleden tijd”?

 

Wie kan er werk’lijk nog geloven

In vred’ en vreugde hier op aard?!

Ontvlamt er zelfs om simp’le zaken

Niet gauw genoeg een “oorlogshaard”?!

 

Maar dit is ’t grote kerst-gegeven,

Dat – ondanks chaos, leed en strijd –

Uw komst het licht brengt en het leven

Geen denkbeeld, maar: realiteit.

 

Doe ons dat heil zien èn beleven,

In ‘ n wereld ongenaakbaar hard;

Uw blijdschap is: de vrucht der vrede,

En die begint…in ’t eigen hart.

 

Het wezen van God door Nico Goverts

Een tijd van toerusting

We leven in een tijd waarin vele kinderen Gods aange­vallen worden. Er is een strijd gaande. Daarom is het van het grootste belang dat we leren hoe we ons daarin dienen op te stel­len. Het volk Gods moet toegerust worden. De tijd is aangebroken dat God be­zig is. Zijn heerscharen te bekleden, zodat ze bestand zijn tegen wat gaat komen. Als we deze tijd willen ty­peren, dan is het dit: een tijd van toerusting.

Waar we in dit verband nu bij stil willen staan, dat is het basisprincipe van onze toerusting. Waar komt het vóór alles op aan? Wat is nu absoluut onmisbaar voor ons als we zonen Gods willen worden? God wil im­mers dat we gaan leven in het koninkrijk der hemelen. Door de wedergeboorte gaan we daar binnen. Maar de vraag is: hoe kunnen we ons daar handhaven, hoe blijven we daar staande? Hoe blij-: ven we overeind te midden van de stormen die komen? Hoe kunnen we in die gees­telijke strijd overwinte­ren?

Dan is er één punt dat we bovenal zullen moeten ont­dekken. Dat is de grondwet van de geestelijke wereld. Daar staat of valt alles mee. Dat ene punt, dat is het wezen van God. Het pro­bleem is dat heel wat kin­deren Gods heen en weer ge­slingerd worden. Er is veel verwarring. Er zijn aller­lei leringen en vooral ook tradities. Is het u wel eens opgevallen, hoeveel gedachten en voorstellingen er zijn, waarvan menigeen voetstoots aanneemt: o, maar dat staat toch in de bijbel? En bij nader toezien blijkt dat het hele­maal niet zo in de bijbel staat.

De oorzaak van verwarring

Kennen wij het wezen van God? Het is de meest gran­dioze ontdekking die we in ons leven kunnen doen. Voor veel christenen is het ech­ter nog onbekend terrein. Kent u Jezus? Velen weten wat Jezus voor hen gedaan heeft. Maar verder denken ze niet. Ze doorzien de consequenties daarvan niet. Wat weet u over het wezen van God? Of moeten we vol­staan met vast te stellen: dat is een mysterie?

Het meest fundamentele ken­merk van het nieuwe verbond is juist: het kennen van God. En dat nieuwe verbond is niet een zaak van de toekomst, zoals wel gedacht wordt, maar dat is ingewijd door het bloed van Jezus. En aan dat nieuwe verbond is gekoppeld de belofte: “Want allen zullen zij Mij kennen” (Heb. 08:11).

Wat is de oorzaak van zo­veel verwarring? Vaak komt het doordat we te weinig zicht hebben op het wezen van God. Veel problemen ko­men door een vaag beeld van God, of wat ook dikwijls voorkomt, een vertekend beeld. Het gevolg is: een leven dat geblokkeerd, af­geremd wordt door een ver­keerd denken.

De vraag dringt zich op: hoe kom je er dan achter? Hoe is dat wezen Gods dan? Is het wel mogelijk, daar iets over te zeggen? Of is het toch een verborgenheid?

Hebt u er wel eens bij stil gestaan, waarvoor Jezus op aarde geleefd heeft? De He­breeënschrijver noemt Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen. (Heb. 01:03). Daaruit blijkt: als we het wezen Gods willen kennen, moeten we naar Jezus kij­ken. Dat was het grootste doel waarvoor Jezus kwam: dat mensen het wezen van God zouden zien. Dat was het unieke, het ongekende. Met de komst van Jezus ge­beurde daar iets totaal nieuws: Gods wezen werd openbaar, werd kenbaar voor mensen. Eeuwen lang was het verborgen geweest. Het volk van het oude verbond kende de wet, maar het wezen van God was voor hen veelal verborgen. Nu echter komt Jezus en Hij brengt ons niet tot de wet van God, Hij brengt ons tot het we­zen van God.

Daar moeten we komen: bij God zelf. Hier nu ligt juist de heerlijkheid van het nieuwe verbond. Het is zo belangrijk dat we een scherp zicht krijgen op het doel waarvoor Jezus kwam. Het optreden van Jezus heeft talrijke aspecten. Maar wat is nu het meest wezenlijke? ten diepste had Jezus één doel voor ogen: de mens te brengen tot de Vader.

Niemand anders kan dat doen: ons tot de Vader brengen. Maar laten we ons wel goed realiseren hoe verstrekkend dit is. Dit gaat veel dieper dan te we­ten: ik ben gered, ik ben een kind van God. Jezus neemt ons mee, in de geest (want God is immers Geest), en we worden tot de Vader gebracht. Onze ogen gaan open, de schellen vallen weg, en we zeggen: Dit had ik nooit gedacht. Vroeger was ik blind, maar nu kan ik zien. Vroeger zag ik een waas, een schaduw, in raad­selen, maar nu zie ik God. En dan hebben we nog maar één woord, maar dat ene woord drukt alles uit, wat we zouden willen zeggen: Abba! Vader!

Eeuwenlang had men een God op afstand. Als Mozes wil naderen tot het brandende braambos, dan klinkt daar een stem: Kom niet dichter­bij. En wanneer daar het volk bij de berg Sinaï komt, dan lezen we: “Toen het volk het zag, beefde het en bleef van verre staan”(Ex. 20:18). Houdt af­stand, was het parool. Zo is het vaak nog voor velen onder ons. Maar wat is het dan een ongekend perspec­tief, wanneer we met Petrus kunnen zeggen: “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als recht­vaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen”(1 Petr. 03:18).

God is onverdeeld

Hoe is dan het wezen Gods? Eén van de meest diepgaande ontdekkingen die we in dit verband kunnen doen, is: God is één. Om misverstan­den te voorkomen: wij gelo­ven in de drie-eenheid. In God zijn drie personen, maar het is één wezen. Zo­wel in de Vader, als in de Zoon, als in de Heilige Geest, vinden we dat ene wezen terug. God is een God met karakter. Hij is onver­deeld. Zijn denken is één, Zijn plan is één. Bij Hem is geen verandering of zweem van ommekeer, zegt Jakobus (Jak. 01:17). God keert nooit op Zijn schre­den terug. God hoeft nooit te veranderen. Waarom niet? Omdat er in Hem niets kwaads aanwezig is. Daarom is het wezen van God voor ons het vaste punt te mid­den van alles wat verandert. Een andere vertaling zegt: bij God is geen ver­duistering door omwente­ling. De aarde maakt haar omwentelingen en daardoor wisselen dag en nacht el­kaar af. Terwijl het aan de ene kant van de aardbol licht is, heerst aan de an­dere zijde het duister. Maar zo is het met God niet. Bij Hem is het niet zo dat licht en duister el­kaar afwisselen. Onze God heeft niet twee kanten: een lichte en een duistere zij­de. Op aarde kan het donker worden, maar God kent geen verduistering. Zijn wezen is licht en blijft licht.

Wat Jesaja reeds zag

Dat geeft houvast. Dat geeft richting aan ons den­ken. Dat geeft basis voor ons geloof. De profeten hebben gesproken over de stad van God. En zij hebben nagespeurd wat het geheim van die stad zou zijn. Want zij zagen in de geest hoe die stad van alle kanten aangevallen zou worden. Zij zou gebouwd worden in de druk der tijden. Het zou een tijd zijn waarin don­kerheid de aarde zou bedek­ken. En ze vroegen af: hoe kan die stad standhouden? Hoe zal zij overeind kunnen blijven temidden van het gewoel der machten? Hoe zal zij koers kunnen bepalen te midden van donkerheid en duisternis?

Een man als Jesaja heeft het gezien: “De zon zal u niet meer tot licht zijn bij dag, noch de maan tot een schijnsel voor u lich­ten; maar de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en uw God tot uw luister”(Jes.60: 19). De profeten wisten het: het geheim van die stad moeten wij niet zoeken in de zichtbare wereld. Daar is alles onderhevig aan omwenteling en verduis­tering. Neen, het geheim ligt in de geestelijke we­reld: het is niets minder en niets anders dan het wezen van God zelf. Niet een vage, onbekende God. Maar een God wiens wezen licht is, enkel licht. En niet een licht dat aan en uit gaat, niet een licht dat afhankelijk is van de weersgesteldheid, maar een eeuwig licht.

Ziet u wel hoe uniek, hoe schitterend deze openbaring is, die Jesaja kreeg? Deze man Gods was zijn tijd ver vooruit. Jesaja zag het diepste wezen van God. Licht, eeuwig licht. Zo is onze God. En daarom kon de profeet eraan toevoegen: “Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan niet meer afne­men, want de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en de dagen van uw rouw zullen ten einde wezen” (vs.20). Jesaja noemt in deze verzen twee facetten: licht en luister. En dan vertelt Je­saja het geheim: uw God, Hij is uw luister. Ziet u de beslissende betekenis die het wezen Gods heeft voor de stad Gods?

Het wezen van God kreeg gestalte in Jezus

Daarom is het karakter van God zo belangrijk. Daarom kwam Jezus, om als eerste dat wezen Gods te laten zien, ten einde zo de grondslag te leggen voor die stad die zou verrijzen in de hemelen. Met de komst van Jezus krijgen we er zicht op hoe die stad móet gaan worden. Er komt perspectief in de zaak. We zien het model. Het wezen van God krijgt gestalte. Want Jezus is maar niet een figuur op zichzelf. Hij is de gezondene van de Vader. De Vader staat er achter. Alles wat Jezus doet en spreekt, is het plan van de Vader, is uit­drukking van het wezen Gods. Daarom is het optre­den van Jezus voor ons zo van enorme betekenis. En daarom ook zijn de evange­liën voor ons zo belang­rijk. Want daar leren we het wezen van de Vader kennen. En daarmee tege­lijk het wezen van de ge­meente, de stad des Heren.

Wie God kent, weet dat Hij één verlangen heeft, name­lijk om Zijn wezen te openbaren. Daarom zond Hij Jezus. Daarom bouwt Hij aan een stad. Opdat hemel en aarde zal zien: zo is God. In het duister der wereldnacht blinkt de luister van Gods geslacht.

God bezit zoveel licht en luister, dat Hij niets liever wil dan de hele schepping, de zichtbare en de onzichtbare wereld, daarmee vervullen. Dat is Gods doel, dat Zijn wezen zal worden alles in allen. En God maakte het begin in Jezus. En nu zet God het , voort in die stad waarvan Hij de luister is.

Waarom is het kennen van Gods wezen zo belangrijk?

Waarom is het zo noodzake­lijk het wezen van God te kennen? En nog een stap verder, waarom is het zo van levensbelang, te weten dat het wezen Gods onver­deeld is? Maakt dat nu zo­veel uit, of we dat zien of niet?

Hier komen we tot het hart van de zaak. Velen denken: God zendt het goede, maar Hij geeft ook het kwade. Hoe zal dan echter ooit de hele schepping weer goed worden? Dan hebben we geen enkel houvast. En dat is nu precies de opzet van onze tegenstander. Hij wil ons denken ondermijnen, onze zekerheid ondergra­ven. Maar Jezus is gekomen om ons twee dingen glas­helder voor ogen te stel­len. Hij heeft aan het licht gebracht de oor­sprong van het goede en de oorsprong van het kwaad. En Hij heeft laten zien dat die beide oorsprongen liggen in de geestelijke wereld. Hij heeft ons ge­toond het wezen van God en het wezen van de boze.

Juist daarom wekte Zijn boodschap zoveel verzet. Schriftgeleerden en farizeeën hielden zich bezig met de buitenkant, het zichtbare. Maar Jezus stootte door tot de kern, het onzichtbare. Zij deden in feite niet veel anders dan het oppoetsen van de deur, maar Jezus kwam met de sleutels om de deur te openen.

Dit is het evangelie van Jezus. Dit is de boodschap van de eindtijd: de bood­schap van het wezen Gods.

Gods wil voor de gemeente: Optrekken, stellen en vastmaken

Wat zijn nu de consequenties hiervan? Dit betekent in de eerste plaats voor ons een overgang. David vertelt daarvan in Psalm 40. Nu was David een pro­feet en als hij in dit lied de overgang schildert die hij zelf heeft doorge­maakt, dan spreekt hij te­gelijk profetisch over de eindtijd. Dan zien we in deze Psalm de overgang die de gemeente in de laatste tijden zal moeten doorma­ken. David begint: “Vurig verwachtte ik de Here”. Dit is ook een kernmoment voor de gemeente vandaag. Een volk dat de openbaring van God verwacht, dat is de openbaring van Zijn heerlijkheid, de onthul­ling van Zijn wezen.

Daarom is deze Psalm zo bijzonder leerzaam. Want David gaat nu ook beschrijven hoe die openba­ring Gods, die hij ver­wachtte, tot stand kwam. Wat gebeurde er? Wat deed de Heer? “Hij trok mij op uit de kuil van het ver­derf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast”. Daar hebben we de overgang. Drie kernwoorden typeren hier wat God wil voor doen voor David, en voor de gemeente. Het zijn: optrekken, stellen, en vastmaken. Deze drie woor­den geven al een geweldig beeld wie God is. Hij is een God van opbouw, niet van afbraak. Deze drie woorden laten ons ook zien wat Gods bedoeling is met ons als gemeente in deze tijd. Dit is Gods program voor de eindtijd.

Waar begint het mee? Hij trok mij op. De nadruk valt bij dit woord op het omhoog gebracht worden. Je komt uit de diepte, op een hoog­te. Zo is de Heer in onze dagen bezig een volk op te trekken, omhoog te voeren. De vraag is dan echter: Waar haalde God David van­daan en waar bracht Hij hem heen? Want dat geeft ons inzicht in onze situatie. We zien daarin de weg die de gemeente gaat.

Wat God met David deed is een belangrijke les voor de gemeente

David kwam uit de kuil van het verderf. Dit woord duidt op een valkuil, een put. Zulke putten werden ook wel gebruikt als ge­vangenis. Bovendien is de kuil of de put ook een beeld van het dodenrijk. Nu is het wel duidelijk dat het hier gaat om een gees­telijke ervaring. David be­vond zich in het klimaat van de dood, hij zat onder de doodsmachten. Het pro­bleem van dergelijke kuilen is: je komt er nooit op ei­gen kracht uit. Want zo’n steile, diepe put biedt geen enkel houvast om om­hoog te klimmen. En daar komt nog bij dat David spreekt over het slijk van de modderpoel. Dat is nu niet bepaald een stevig fundament. Het is een moe­ras waar je in wegzinkt. Hier zien we de zuigkracht van de machten. Het zijn machten van verderf, die het volk Gods omlaag willen trekken, die zoals David zegt in vers 15, mij het leven zoeken te benemen, en mijn onheil begeren. In zo’n modderpoel, daar kom je in vast te zitten. Zo is het ook vaak met het volk van God: ze zitten in de kuil, ze zitten vast in de modder, ze zitten vast in een denken dat beheerst wordt door de machten, door zonde en dood. Hoevelen denken niet dat die modder­poel de plaats is die God voor heb bestemd heeft. Men spreekt immers van ‘al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toebedenkt’.

Wat is de oorzaak waardoor het volk Gods vaak in het moeras zit? veelal komt dat door een verkeerd beeld van God. Oude denkpatronen van de voorgeslachten houden vaak kinderen Gods gevan­gen. In Psalm 69 zegt David: “Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan; ik ben ge­komen in diepe wateren, een vloed overstroomt mij” (Ps. 069:003) .

En juist daar is het God nu om te doen: ons op te trek­ken, dat wil zeggen: dan worden we losgemaakt uit die beklemming, uit die in­vloedssfeer, die ons denken verduistert en naar beneden zuigt. Dat is evangelie, vreugdeboodschap. Is het niet geweldig dat er een kracht is die sterker is dan de zuigkracht van het moeras?

Waar wil God ons brengen?

Maar Gods plan gaat nog verder. Als Hij in deze tijd bezig is om Zijn volk los te maken, dan moeten we er tegelijk oog voor krijgen, dat de Heer ons ook ergens wil brengen. David zegt: “Hij stelde mijn voeten op een rots”. Dat is Gods doel: een volk op de rots. Dit is wel een heel scherp contrast: eerst in een modderpoel, en nu op een steenrots. Dan komen we in een heel andere wereld. We krijgen grond onder de voeten.

Maar nu de kernvraag: wat wordt er met die rots be­doeld? Die rots is niets minder dan God zelf. Nu moeten we, als we dit zeg­gen, wel oppassen, want an­ders missen we de rijkdom van deze uitspraak. Dan lo­pen we gevaar te denken: O, dat wisten we al. Maar als de Geest onze ogen opent, dan ontdekken we hier een ge­weldige diepte. Vaak is dat zo met zulke overbekende uitspraken. God is onze rots: wat houdt dat in? Dat is niet zomaar een formule, het is niet maar een verge­lijking, het is veel meer: het is een realiteit in de geestelijke wereld. We moe­ten het ons duidelijk voor­stellen. Die rots staat niet zomaar ergens; hij staat niet op een rustig plekje waar nooit iets ge­beurt. Neen, hij staat daar in de hemelse gewes­ten, te midden van die die­pe wateren, die overstro­mende vloed, die aanstor­mende golven.

En dan moeten we bedenken: die steenrots, dat is het wezen Gods. Het is zo mach­tig, dit te gaan zien: wat houdt er stand in de on­zienlijke wereld? Het wezen Gods. Dat is de rots in de branding.

Wat is het kenmerkende van een rots? Hij is sterk, stabiel; hij waait niet met alle winden mee. Nu kan een rots eventueel nog van tij­delijke aard zijn; hij kan bijvoorbeeld verbrijzeld worden. Maar van God wordt gezegd: “De Here, Here is een eeuwige rots”(Jes. 26:04), Het karakter van God is on­aantastbaar ; het wezen Gods is een bolwerk in de heme­len voor altijd, een on­neembare vesting.

De plaats waar God ons wil hebben

Maar laten we hierbij niet uit het oog verliezen, waar het nu in feite om gaat. God heeft namelijk een doel. En dat is: dat wij daar komen, op die rots. Dat is de plaats waar Gód ons wil hebben. Wij moeten weer komen waar we thuis horen. Onze plaats is in het wezen Gods. De mens hoort thuis bij God. De mens hoort niet in de duis­ternis, bij de modderpoel. De mens is goed begonnen. En hij moet ook weer goed worden. Gods volk moet weer komen op eigen bodem.

Vaak hebben we veel te wei­nig stil gestaan bij het wezen Gods. Is het toeval dat er, dikwijls ook onder kinderen Gods, zoveel on­kunde is over Gods we­zen? Neen, daar heeft de boze belang bij. Is het tot eer van God, als we zeggen: God doet goed en Hij doet kwaad? de enige die daar winst uit haalt, is de vij­and, want op die manier kan hij zich verschuilen. En bovendien houdt hij zo men­sen af van het ware wezen Gods.

Daarom: de tijd is gekomen dat de Heer een volk op­roept om terug te keren tot de bron. Dat is het volk dat dezelfde gezindheid heeft als David: “Eén ding heb ik van de Here ge­vraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in Zijn tempel”(Ps. 027:001). Zij gaan zien wie God wer­kelijk is. Maar nog meer: zij worden zelf vervuld met het wezen Gods. Gods karakter wordt in hen open­baar.

Voor hen geldt: “Want Hij bergt mij in Zijn hut ten dage des kwaads, Hij ver­bergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots”(vs.5). Zij gaan ervaren: het wezen Gods blijkt te zijn een schuilplaats, een veilig oord, een verheven plaats voor Zijn volk. Zij blijven niet op een afstand, zij gaan binnen in het verbor­gene, in die onzienlijke wereld, waar God Zijn wezen voor hen ontsluit.

En ten dage des kwaads, op de dag van de strijd, dan kennen zij hun God, die licht is, dan bergen ze zich in Hem, in Zijn wezen. Dat is hun tent, dat is hun toren, dat is hun hoge rots. Want het wezen Gods is hoger dan de machten. Het wezen Gods is onaan­tastbaar. En van dag tot dag worden zij zich meer bewust: het wezen Gods, daarin ben ik verankerd, daarin ben ik veilig voor alle leugen en duisternis, het wezen Gods bewerkt in mij heil, heling, herstel, zodat ik met heel mijn hart kan beamen: het wezen Gods is voor mij licht en heil.

 

1979.11 nr. 198

Levend Geloof 1979.11 nr. 198

Het lege huis moet gevuld worden door Gert Jan Doornink

“Zodra de onreine geest van de mens is uitge­varen, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet. Dan zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren; en als hij komt, vindt hij het leeg staan en geveegd en op orde. Dan trekt hij heen en neemt zeven andere geesten mede, bozer dan hijzelf; en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met die mens in het einde erger dan in het begin. Alzo zal het ook gaan met dit boze geslacht” (Matt. 12:43-45).

De openbaring van het koninkrijk Gods

Het lege huis moet gevuld worden! Deze conclu­sie kunnen wij ongetwijfeld trekken als wij deze woorden van Jezus lezen. Wat was er ge­beurd? De Here Jezus had zojuist een bezetene, die blind en stom was, totaal bevrijd en genezen. Hij kreeg daarvoor, zoals zo dikwijls, felle kritiek te verduren van de Farizeeën en Schriftgeleerden. Jezus werd zelfs beschuldigd dat Hij de boze geesten uitdreef door Beëlzebul, de overste der geesten. (Matt. 12:22-24).

In zeer duidelijke bewoordingen legt Jezus echter uit dat dit ten ene male onmogelijk is: “Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ie­der koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden? En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn. Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het koninkrijk Gods over u gekomen” (Matt. 12:25-28).

Jezus was door Zijn hemelse Vader naar deze wereld gezonden om het Koninkrijk Gods open­baar te maken, om de mensen het werkelijke geluk te schenken, door hen te verlossen uit de macht van satan. Zijn boodschap was daarom steeds consequent en radicaal. Hij draaide er niet omheen, maar ging recht op de man af. Wie niet voor Hem was, was tegen Hem. Hij wist dat satan alleen ontmaskerd en overwonnen kon wor­den door een radicale aanpak. Jezus was hier goed van doordrongen en aarzelde geen moment, door steeds het werk van de duivel aan de kaak te stellen, op welke wijze deze zich ook open­baarde of in de mens manifesteerde. Hij door­zag de listen van satan en kon terecht zeggen: “De duivel heeft aan Mij niets”.

Jezus ’opdracht is onze opdracht

Wij weten uit Gods Woord dat de opdracht van Jezus, na Zijn hemelvaart, overging op Zijn discipelen. Daarom waren Zijn laatste woorden, gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn getuigen zijn…”(Hand. 01:08). Jezus wist dat het zonder de Heilige Geest, die Hij ook zelf bezat, onmogelijk was deze opdracht uit te voeren.

Ook wij als kinderen Gods zijn betrokken bij deze grote opdracht. Ook wij zijn discipelen, dat wil zeggen volgelingen, leerlingen van Je­zus. Wij zijn geroepen in de voetstappen van Jezus te treden. (1 Petr. 02:21). Daarom zijn de woorden die Jezus eens sprak over het lege huis, waarin de duivel sterker dan tevoren terugkeerde, ook voor ons van grote en allesomvattende betekenis. In feite staat of valt hiermee ons getuigenis als kind van God, en de gehoorzaamheid aan Zijn opdracht, in deze we­reld. Want wat gebeurt er als ons leven niet vol is van de Heilige Geest? Dan geven wij weer voet aan de duivel, die er vliegensvlug bij is, om het “geestelijk vacuüm” in ons le­ven op te vullen met zijn boze geesten. “Het wordt met die mens erger dan in het begin”, zegt Jezus.

Als er een vleselijk leven is, als er gebon­denheden zijn, als er een leven is in zonde en ongeloof, leven wij niet tot eer van God, maar verheerlijken wij de duivel, de mensenmoorde­naar van de beginne.

Nu zijn er weliswaar vele kinderen Gods die dat feitelijk niet willen, maar in de praktijk van het dagelijks leven komt het er bij velen toch op neer dat er geen leven van overwinning is. Het geestelijk huis is niet vol. van de Heilige Geest en het Woord van God, maar van allerlei andere dingen, die het getuigenis van Jezus verzwakken of .soms geheel te niet doen.

Is ons geestelijk huis gemeubileerd?

In de natuurlijke wereld is het een vanzelf­sprekende zaak dat een huis gemeubileerd en aangekleed is; anders vinden we het maar een koude en ongezellige bedoening. Zo moet het ook een vanzelfsprekende zaak zijn dat ons geestelijk huis “gemeubileerd” is met geestelijke dingen. Gods Woord zegt dat wij de tempel zijn van de levende God en dat er daar­om geen gemeenschappelijke grondslag behoort te zijn tussen deze tempel Gods en de afgoden. (2 Kor. 06:16). Dat is een onmogelijke zaak, wil Paulus zeggen.

“Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?….Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is hei­lig! (2 Kor.02:16-17).

Een “vol geestelijk huis” hebben, wil zeggen: Kind van God zijn, vol van de Heilige Geest zijn, met als kenmerk en uitwerking het op positieve wijze getuigen en openbaar maken dat we met Jezus meer dan overwinnaars zijn. De discipelen, die op de Pinksterdag vervuld werden met de Heilige Geest, werden door twee dingen gekenmerkt: Ten eerste begonnen zij met andere tongen te spreken. En ten tweede spraken zij van de grote daden Gods! Hand. 02:04-11. Lees ook 1 Petr. 02:09!

Op welk niveau leven wij?

Is ons leven vol van de Heilige Geest? Leven we reeds op geestelijk niveau? Belangrijke vragen, want als ons leven niet vol is van Gods Geest, zijn wij een invalspoort voor het rijk van satan. Misschien maakt u wel elke dag uw geestelijk huis “geveegd en op orde” door uw zonden te belijden, maar blijft het verder “leeg”…. met alle gevolgen van dien. Neem dan de waarschuwende woorden van Jezus ter harte. Geef de duivel geen voet meer!

Ga anders, dat wil zeggen geestelijk, denken, leven en handelen. Weersta satan in de Naam van Jezus en wordt vol van do Heilige Geest.

Ga op Zijn niveau leven en ontdek met Paulus hoe Christus ons gezegend heeft met “allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten” (Ef. 01:03). We zijn onvoorstelbaar rijk geworden in Hem!

Enige tijd geleden waren wij op bezoek bij kennissen, die pas verhuisd waren. Ze lieten ons hun huis zien. Achter het huis lag een prachtige tuin, aangelegd op verschillende niveaus. Een laag gedeelte, dan een betonnen trap op naar een hoger gedeelte. Toen we daar zo rondliepen dachten we aan de geestelijke les die hierin verborgen zit. Als je alleen maar in het lage gedeelte van zo’n tuin blijft, geniet je er niet ten volle van. Het hoge gedeelte blijft “verborgen”. Totdat je de trap op gaat en dan vanuit het hoge niveau alles kunt overzien.

Zo zal ieder waarachtig kind van God zijn plaats en positie in Jezus moeten innemen, door op Goddelijk niveau te gaan leven. Ons geestelijk huis “geveegd en op orde”….. Maar niet meer leeg, doch vol! Vol van de Geest van de levende God! Vol van Jezus! “Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en wij hebben de volheid verkre­gen in Hem, die het hoofd is van alle over­heid en macht”(Kol. 02:09), Halleluja!

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

Welke waarde hebben geloof enquêtes?

De laatste jaren is het aan de orde van de dag dat al­lerlei instanties, partijen en bureaus, enquêtes houden over verschillende onder­werpen. Door het stellen van vragen aan een groter of kleiner aantal personen, tracht men dan te weten te komen, hoe men over ver­schillende zaken denkt. Dan volgt de publicatie door middel van het bekendmaken van percentages van de me­ningen en groeperingen. Grafieken en statistieken moeten verder een inzicht geven hoe de verhoudingen liggen. Door verschillende sociologen en psychologen wordt een en ander dan weer uitvoerig besproken en van commentaar voorzien.

Uiteraard ontkomen ook on­derwerpen als “kerk” en “geioof” niet aan oei gelij­ke onderzoeken. Vorige maand nog stelde het week­blad “De Tijd”, in verband met haar vijfjarig bestaan, een onderzoek in naar de “geloofssituatie” in Nederland. Dertien jaar geleden was hetzelfde gebeurd door het weekblad “Margriet”. Eén van de conclusies die men uit de talrijke tabel­len en grafieken trok was, wat iedereen feitelijk ook wel weet, dat het geloof in een persoonlijke God, in Christus als Gods Zoon, in het leven na de dood, in hemel en hel, en in de Bij­bel als Woord Gods, tussen 1966 en 1979 bij zeer veel mensen sterk is afgenomen.

Hoe moet de waarachtige Ge­meente van Jezus Christus, bestaande uit wedergeboren kinderen Gods, ongeacht welk kerkelijk of niet-kerkelijk etiket men verder ook draagt, nu staan tegen over dergelijke enquêtes? Geeft het een werkelijke indicatie van het geloofsleven? Wij geloven van niet. Omdat het werkelijke geloof niet in tabellen of statistieken valt onder te brengen. De maatstaven die God aanlegt zijn immers heel anders dan de gods­dienstsociologen van onze tijd menen te moeten hante­ren. Wij weten dat wij in een tijd leven waarin velen met een schijn van gods­dienst de kracht verloo­chend hebben. Maar ander­zijds leven we in de tijd van de “spade regen”. Nog eenmaal krijgen alle mensen een kans zich tot God te bekeren. Het evangelie van het Koninkrijk wordt in de gehele wereld gepredikt tot een getuigenis voor alle volken. De tijd van herstel is bezig zich te voltrek­ken. De waarachtige gelovi­gen, die de volle weg met Jezus gaan, zijn daarvan het bewijs. Zij groeien op naar de mannelijke rijpheid en gaan, door de inwoning van de Heilige Geest, de volle heerlijkheid van Je­zus tot openbaring brengen. Zij raken ook niet onder de indruk van de steeds nega­tiever wordende geloofsenquêtes. In feite zijn ze immuun voor de beoordelin­gen van anderen. Of zoals Paulus dat uitdrukt: “De geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld”(2 Kor. 02:15).

De tijd van herstel

Wij leven in een geweldige tijd! Nog te weinig staan we er bij stil dat door de komst van Jezus in deze we­reld, de tijd van herstel (Heb. 09:10) is aangebroken! De duivel wil ons doen zien op alles wat in negatieve zin in deze wereld gebeurt, en waar hij de hand in heeft. Dagelijks worden wij er via de media mee gecon­fronteerd. Maar God laat ons in Zijn Woord zien, wie Jezus was, wat Hij deed en hoe Zijn werk via de ware gelovigen moet worden voortgezet. Jezus sprak zelfs: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij ge­looft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheer­lijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen”(Joh. 14:12-14). Jezus wist, dat als Hij heengegaan zou zijn, de Heilige Geest zou worden uitgestort. Dat gebeurde op de Pinksterdag en betekende dat iedere gelovige voortaan in staat gesteld werd dezelfde dingen te doen ook Jezus deed, “en grotere nog dan deze”. Joel had het in zijn tijd reeds geprofe­teerd. Alles wat de duivel ontroofd had, zou Jezus te­rug gaan geven. “De dief kwam om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” (Joh. 10:10).

Ieder kind van God is daar­om geroepen een getuige te zijn van dat herstel wat Jezus geven wil aan ieder die een nieuw leven met Hem wil beginnen. Het spreekt vanzelf dat dit Goddelijk herstel ook in eigen leven zichtbaar moet zijn. De geestelijke opbouw van de gelovigen is daarom enorm belangrijk. Waarmee worden we gevoed? Blijven we “melkspijs” nuttigen, terwijl we reeds lang “vaste spijs” tot ons moeten nemen? Brengen de predikers die in onze samenkomsten voorgaan werke­lijk positieve, geloofsopbouwende boodschappen? De voorgangers van de ge­meenten dragen in dit op­zicht een grote verant­woordelijkheid door alleen die predikers uit te nodi­gen die hetzelfde evange­lie brengen, wat ook Jezus en de apostelen brachten!

Er is geen herstel mogelijk als de ene prediker af­breekt, wat de ander op­bouwt .

De tijd van herstel, waarin wij ons bevinden, vraagt van ons dat we onze geeste­lijke plaats hebben ingeno­men. En die is in de hemel­se gewesten. Alleen van daaruit kunnen we strijden en overwinnen.

God is bezig ons te “her­stellen” naar geest, ziel en lichaam. En via ons wil Hij ook anderen herstellen. Wees een actief betrokkene bij dit grote herstelwerk! Nu kan het nog Jezus heeft gezegd, dat wij werken moe­ten zolang het dag is, voordat de nacht komt, waarin niemand werken kan. (Joh. 09:04).

Jezus redt en geneest

Nu ook de laatste van de drie grote evangelisatie­campagnes met evangelist Hans Koornstra voorbij is, en de eindbalans kan worden opgemaakt, kan niet anders dan gezegd worden dat deze campagnes ieders verwach­ting hebben overtroffen. De belangstelling was zo­wel in Den Haag, Groningen als in Arnhem overweldi­gend en is een bewijs dat er in Nederland grote hon­ger is naar het volle evan­gelie. Toen op de voorlaat­ste avond in Arnhem velen geen zitplaats meer konden krijgen, werd voor de slot- avond op 3 november in al­lerijl een extra zaal ge­huurd, waar men via groot- beeld-tv toch de samenkomst kon meemaken.

De totale kosten van de drie campagnes, ƒ 200,000,- waren op de voorlaatste a- vond reeds binnen, zodat op de slotsamenkomst een zendingscollecte werd ge­houden, die ruim ƒ 12,000,- opbracht. De helft hiervan werd bestemd voor het zen­dingswerk van Hans en Ma­rijke Koornstra in België en de andere helft voor het “Teen Challenge”-werk onder verslaafden in Nederland.

Iedere avond waren er een aantal getuigenissen van .hen die reeds tijdens de samenkomst door de Heer waren aangeraakt en genezen van allerlei ziekten en kwalen. Vele tientallen ontvingen lichamelijke ge­nezing. En in totaal namen niet minder dan 1900 mensen een beslissing voor Jezus! Daarom kan ieder oprecht kind van God met Psalm 126 zeggen: Wij zijn verheugd, want de- Heer heeft grote dingen gedaan!

Bij dit alles was er geen verheerlijking van de pre­diker of wat ook. Wij ge­loven dat dit ook één van de redenen was dat Gods Geest zo machtig werkte en Zijn Woord bevestigd werd door tekenen en wonderen. De campagnes zijn een be­wijs dat Nederland geen be­hoefte heeft aan het “slaan van bruggen” naar hen die TEGEN deze boodschap zijn, zoals sommigen willen. Bo­vendien hebben de campagnes van Hans Koornstra bewezen dat er een groot verlangen bij velen is naar de predi­king van de volle waarheid, die begint met het leggen van de fundamentele waar­heid dat Jezus een volkomen verlossing teweegbracht aan het kruis van Golgotha. En waar deze boodschap ge­bracht wordt, bevestigt God Zijn Woord door tekenen en wonderen. Want God is lief­de en Hij wil “de totale genezing voor de gehele mens”!

 

“De zegende ziel wordt over­vloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd”. (Spreuken 11:25).

 

Wees niet bezorgd door Judith

Gemakkelijk gezegd. (Ps. 037:017).

Dat is waarschijnlijk de eerste indruk die dit gedicht bij vele lezers zal wekken.

Misschien hebt u gelijk, maar de vraag is of Jezus u en mij in het gelijk zou stellen.

Immers: er wordt nergens in de Bijbel ontkend dat er dagelijkse zorgen bestaan, maar -wat belangrijker is – er wordt ons een weg tot ontkoming geboden (genade- route).

Zo zegt David bijvoorbeeld: “Met mijn God spring ik o- ver een muur” (Ps. 018:030). De “muur” (de barrière) bestaat dus wel degelijk en zal als zodanig ook genomen moeten worden.

Wie dat alleen wil volbrengen zal merken dat daar kracht voor nodig is. David was ook niet zo vermetel te ‘denken dat hij het karwei wel alleen zou kunnen klaren; hij verwees naar Iemand met wie hij dat wel zou kunnen en stelde het feit vast: “Mèt mijn God….”

Ook Paulus zegt dat Gods genade ons genoeg is (2 Kor. 12:09); met andere woorden als de Heer ons genade geeft (omdat wij daarom bidden) zullen we de nodige kracht uit Hem mogen putten.

Hoe zou een kind van God uit eigen kracht iets kunnen presteren? Wij bezitten van onszelf immers niets?!

Is het dan niet heerlijk te bedenken dat je al je dage­lijkse zorg en strijd bij de Heer mag brengen en dat Hij klaar staat je te helpen? (kracht te geven).

 

(Matt. 06:27). (gedicht) door Judith

Wees niet bezorgd wanneer de morgen

Een zee van zorgen nader brengt;

Bedenk dat God, als wij Hem bidden,

Aan u en mij genade schenkt.

 

Wees niet bezorgd, want ieder etmaal

– zegt Jezus – heeft haar eigen kwaad;

Met hoeveel “el” zou zo ons leven,

Door “zorgen maken”, zijn gebaat?’.

 

Wees niet bezorgd, houd ’t oog niet enkel

Gevestigd op het daag’lijks kruis;

Zie op naar Hem die in Zijn almacht

Vèr staat boven ’t golfgebruis.

 

Houd goede moed, schoon de problemen

Zich scharen tot één bergenrij;

Weet dat Gods liefd’ en trouw gedurig Aan u en mij ter hulpe zij.

 

Bevrijding uit satans macht -2- door H. J. Glasbergen

Wij zijn geroepen om te heersen over de duivel

Als de mens bevrijd is uit de macht van de boze, moet deze ook nog opgevoed wor­den tot een overwinnend le­ven. Dat is in deze tijd een zaak van levensbelang voor het volk van God. De wetteloze heeft zijn masker afgedaan en openbaart zich met een grenzeloze bruta­liteit. Al wat goed en hei­lig is, wordt door de mod­der gesleurd. De vrijheid die de duivel predikt, kweekt een groot slavenle­ger van de zonde. Vele ge­lovigen laten zich verlei­den, met het excuus dat wij ons in deze tijd moeten aanpassen, ook in ons ge­loof. Maar zou God zich aanpassen? Seks is een con­sumptie artikel, abortus gewoon en drugs brengen on­ze jeugd de vrijheid. Daar­bij een geloof dat de ou­ders niet waar kunnen ma­ken. Hoe kunnen rokende en drinkende ouders, die elke dag met de leugen moeten omgaan, priesters zijn voor hun gezin? Zij leven bij synodale en pauselijke uit­spraken, maar weten hun ei­gen positie niet te bepa­len.

Ook nu nog zegt God: Be­keert u! Zijn weg is niet veranderd. (Matt. 03:01-10; Matt. 04:17; Hand. 02:38). U zult zelf het reinigend bloed van Jezus Christus aan uw deurposten moeten strijken. (Exodus 12). Dan zult u een overwinnend le­ven krijgen over de duivel. Bekering is niet alleen zondevergeving, maar een bevrijding van de heerser der duisternis. Maar niet de duivel, maar wij zijn geroepen om te heersen. Al­leen een totale over gave aan Jezus Christus is de weg tot een nieuw leven. God wil niet dat wij in ge­meenschap leven met de zon­de (duivel), maar in ge­meenschap leven met Hem, door de Heilige Geest.

Erg vroom wordt er dan ge­zegd: Ja maar God laat ons niet los. Maar God liet Kaïn los. God liet Zijn ge­zalfde, Saul los. Jezus liet Judas los. Hij moest zelfs een heel volk losla­ten, wat Zijn Woord ver­worpen had. (Matt. 23:37). En die Zijn Woord verwerpt, verwerpt zichzelf. Wij mo­gen niet zwijgen en zullen ieder terecht wijzen, die wil luisteren. God heeft geen behagen in een elkan­der veretend en verbijtend volk. Hij is een heilig God.

Openbaren wij zijn heerlijkheid en macht?

“Zo dan, omdat gij lauw zijt, zal Ik u uit Mijn mond spuwen” (Openb. 03:15). Hij die zegt christelijk te zijn, zegt in feite dat hij van Christus is. Dan zal hij dit ook moeten waarma­ken. God heeft zich in Je­zus Christus een bloed gekocht volk verworven, apart gesteld in deze wereld en geheiligd om Zijn heerlijk­heid te openbaren. Dit volk heeft Hij ook macht gegeven over de demonen, die de mensheid verscheuren en ziek maken. Gods volk houdt zich niet bezig met kerken­bouw, etc., maar is zelf tempel van de Heilige Geest, waarin Hij woont en werkt. In dit volk wordt het Koninkrijk Gods open­baar. De wedergeboren kinderen Gods, zijn de nieuwe, levende weg gegaan, door het bloed van Jezus, om in het heilige priesterdienst te doen en te pleiten voor de mensen die God hun heeft toevertrouwd. Dit volk zal tot wasdom komen en groei­en tot het zoonschap en God en elkander liefhebben. Bij hen woont gerechtig­heid, liefde, blijdschap en vrede.

Wat is zonde?, vraagt men spottend. Ons antwoord is: Het doel van God missen, wat Hij heeft met elk mensenle­ven. Ongehoorzaam zijn aan Zijn Woord. Compromis slui­ten met de wereld. Je geloof richten op menselijke uit­spraken .

God gaf de mens een wil en verstand. Om zelf te kiezen maar ook om verantwoordelijk te zijn. Wij leven in een tijd van inspraak en verworven rechten, maar Gods uitspraak en recht erkennen wij niet. Zelfs het vrome volk beleeft het evangelie als een vrijblijvende zaak. Dan leeft u onder de macht van de satan. “En God zendt hun een dwaling, die be­werkt dat zij de leugen ge­loven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben”.

(2 Thess. 02:02).

De enige weg tot bevrijding

Wij strijden niet tegen mensen, maar tegen leringen die het Woord van God krachteloos maken. Er is geen leer of godsdienst die de mens eeuwig leven kan geven. De mens kan wel in zijn zonde leven, maar er niet in sterven. Bekering geldt voor elk mens, dus ook voor theologen. God heeft geen voorkeur, voor wie dan ook. De leergeesten hebben van de dierbare ge­lovigen geestelijke tobbers gemaakt, die angst hebben voor de waarheid. Zij ken­nen de rechtseis van God, maar gaan er niet op in. Als de verscheurdheid van de kerken u niets doet, is het niet in orde met u. Het gebed van Jezus was: “Opdat zij allen één zijn, zoals wij, gij Vader in Mij, en Ik in u”(Johannes 17). Daarom zijn de reformato­rische kerken niet meer geloofwaardig.

Het volle evangelie is de enige weg tot eenheid door de Heilige Geest. Daar is de dorsvloer om de mens te bevrijden van de machten van de duivel. Dagelijks bekeren zich vele mensen van hun zondige leven. Zij worden ontbonden van de leugengeesten, die hun hart verduisterden.

Wat is zonde? Te zeggen dat het heilig avondmaal voor de zondaren is. Een oprecht christin had dit geleerd van haar dominee. Het argument was: de discipelen waren ook niet van die brave jongens…. Zo is er een bedekking over dit vrome volk. Het heilig avondmaal is voor hen, die weten dat zij gekocht en betaald zijn. “Wie dus op onwaardige wijze het brood eet, of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondi­gen aan het lichaam (ge­meente) en bloed des Heren. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn ei­gen oordeel. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk, en er ontslapen niet weinigen”(1 Kor. 11:27). Juist in het lichaam van Christus is genezing, naar geest, ziel en li­chaam. Want God waakt over Zijn Woord, om dat te doen.

Zalig zijn zij, die het horen en doen.

Volgen wij Jezus als discipelen

‘Bekeert u, opdat gij leeft”(Ez. 18:31). Veel mensen, die zich elke avond bekeren, zeggen dat Jezus met hoeren en tolle­naars omging. De werkelij­ke bekering vraagt echter gehoorzaamheid aan de woor­den van Jezus: “Ga heen, en zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome”(Joh. 05:14). Tegen de mensen met vrome geesten zegt Hij: “Bekeert u, op­dat u niet in uw zonde zult sterven”(Luc. 13:05). Wij kunnen duizenden mensen bijeenbrengen, met bekerings- kreten, vol pathos: “En gij zult Mijn getuigen zijn”, maar dat verandert de mens niet. Een bewuste keus maken om Jezus te volgen als discipel, is iets anders. Dan zal eerst het oude leven begraven moeten worden in het ‘ watergraf. Zelfs de paus met zijn wereldshow, kan niet één mens veranderen. De IRA blijft doorvechten. En de atoombommen worden niet gedemonteerd. Mensen die nog onder de wet en een leer van mens leven, van welke kerk ook, komen nooit tot bevrijding. De wet en de pro­feten gaan tot Johannes de Doper, zegt Jezus. (Luc. 16:16). Sinds die tijd wordt het Koninkrijk Gods gepre­dikt, en ieder wil zich in­dringen, op zijn eigen voorwaarden.

Vele1 gelovigen hebben geen enkel inzicht wat het Ko­ninkrijk Gods betekent, wat bij ons en in ons is. Dui­zenden oprecht willende mensen worden van de waar­heid afgehouden, door de theologie. Wij hebben dage­lijks met deze mensen te maken, zij zijn volkomen blind. De duivel heeft de waarheid verduisterd. Hij haat ons om deze boodschap. Hij weet wat in ons is, door ons getuigenis en de kracht Gods. Wij getuigen niet van een zondagsheili­ging, maar van een levens­heiliging. Gods wil geen godsdienstig volk, maar een volk dat Zijn Naam ver­heerlijkt op aarde. Wij wijzen de mensen een weg ten leven, door wijsheid en openbaring van boven. En begeleiden hen met ge­zond, geestelijk voedsel.

Alleen de waarheid maakt vrij

Als u de waarheid zoekt, zult u hem vinden, tenzij u hang bent voor de waar­heid. Jezus zoekt ook geen godgeleerden, maar mensen die Hem volgen met de woor­den: “Hier ben ik, Here, om Uw’ wil te doen”. Door ge­wilde vroomheid kan de dui­vel rustig doorgaan met zijn verwoestend werk in mensenlevens. Een machtelo­ze theologie heeft het li­chaam (gemeente) van Jezus Christus verscheurd. De enige winst is de wereldraad van kerken. Ons land is zwanger van de vreemde gó­den en afgodendiensten. Zo heeft de slang een adder gebaard.

Alleen het volle evangelie (Gods woord), kan ons volk behoeden voor een totale geestelijke overweldiging. Maar de dag van het licht komt. Dan zal alles geopen­baard worden. Dan zullen de eeuwige wetten Gods ons oordelen, naar onze werken en woorden. Niet zij die Here, Here roepen, maar die doen de wil van Mijn Vader, sprak Jezus. De natuurlijke ouders van Jezus lieten Hem besnijden onder de wet. (Luc. 02:21). Toen Jezus aan Zijn zending begon, liet Hij zich als een voorbeeld voor ons in de Jordaan on­derdompelen. Als u nog kin­deren doopt of laat dopen, zult u de gehele wet moeten nakomen, wat onmogelijk is.

Het wedergeboren volk van God heeft zich met Chris­tus bekleed, om Hem te die­nen in heiligheid en ge­rechtigheid. Het Lam Gods kocht zich een volk met Zijn bloed, om te groeien tot .koningen en priesters. Dit volk erkent maar één kerk: het lichaam van Christus, dat niet gedeeld is.

Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht

Honderden jaren is het de duivel gelukt, de waarheid te verdraaien tot een vro­me leugen. De leraren heb­ben hun eigen wijsheid ge­bracht, en u heeft dit gees­telijk voedsel aan uw kinde­ren gegeven, zonder te on­derzoeken of dit de waarheid is. Zo is het ook ons ge­gaan, totdat God onze blind­heid wegnam en wij ziende werden.

Tweeduizend jaar theologie en christendom hebben de mens niet veranderd. De zon­den van Paulus’ tijd zijn zelfs doorgedrongen in ker­kelijke kringen. En zij schenken nog bijval aan hen die deze bedrijven. De on­reine geesten hebben vrij spel gekregen en zijn open­baar in alle lagen van onze samenleving. De zonde die God een gruwel is, wordt geen zonde meer genoemd. (Lev. 20:13). God is goed en het gehele universum kan Zijn liefde niet bevatten, maar over deze orgie van onreine geesten zal de toorn Gods komen. Want de toorn van God, openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden…. zodat zij geen verontschuldiging hebben. Daarom laat God hen los, omdat zij Zijn Woord verwerpen” (Rom. 01:18-32). Gods toorn komt over alle ongerechtigheid en wette­loosheid.

Maak u los van de leugen en kom tot de waarheid: Jezus Christus. Wij willen u een weg wijzen naar een over­winnend leven, naar heer­schappij over de machten der duisternis. Bevrijding van geest, ziel en lichaam, zal ook u genezing brengen en herstel voor al wat be­schadigd is. Dit is de wil van God.

Leer uw vijand kennen, de duivel infiltreert in ons denken. Door negatieve ge­dachten kronkelt hij als een slang in onze hersens. Zo kan hij ons totaal in bezit nemen, om zijn ver­woestend werk te beginnen en ons te vernietigen.

Leer daarom bovenal uw Vriend kennen: Jezus Christus! Hij infiltreert met Zijn Heilige Geest in ons denken. Zijn gedachten zijn alleen positief. Zo kan Hij ons totaal in beslag nemen, om te heersen in het Ko­ninkrijk Gods op aarde.

 

 

Het openbaar worden van de zonen Gods door Gert Jan Doornink

 

Een lezer uit Harderwijk schreef naar aanleiding van ons vorig nummer:

“Vandaag ontving ik weer uw opbouwende blad “Levend Ge­loof”. Uw hoofdartikel “Het gezicht van het Christen­dom” vond ik erg praktisch.

‘ vooral de opmerkingen over het belijden van onze positie in Jezus Christus.

Ik begrijp nog niet waarom de Bijbel soms spreekt over het als zoon van God zijn (Gal. 03:26; Gal. 04:7; Rom. 08:14) en aan de andere kant het openbaar wórden als zonen Gods, in gelijkvor­migheid aan Jezus’ beeld (Rom. 08:19; Openb. 21:07)”. Hoewel wij het schrijven van deze broeder reeds per­soonlijk hebben beantwoord, willen wij ook in ons blad op deze opmerking ingaan, om mogelijk ook andere le­zers en lezeressen van dienst te kunnen zijn.

Deze ogenschijnlijke tegen­stelling komen we ook op verschillende andere plaat­sen in de Bijbel tegen. Bijvoorbeeld in Filippenzen 3, waar Paulus in vers 12 zegt: “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, om­dat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben”. En even verder in vers 15: “La­ten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn”.

Een ander voorbeeld vinden we in het feit dat Paulus aan verschillende gemeenten schrijft en de gelovigen daarbij “heiligen” noemt. Terwijl Openb. 22:11 zegt: “Wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”.

Schijnbare tegenstellingen

Hoe zit het nu? Wat is nu juist? Ik schreef al over een “ogenschijnlijke tegenstelling”. Want in werke­lijkheid is het namelijk geen tegenstelling.

We zijn namelijk zonen Gods, heiligen, volmaakt, enz. Om­dat we als kinderen Gods ge­loven in Jezus Christus. Het nieuwe leven van Hem is in ons vanaf de dag dat we Hem hebben aanvaard als Heer en Heiland.

Maar “het openbaar worden”, het “zichtbaar zijn” van dat nieuwe leven van Christus is een groeiproces, dat begint op de dag van onze bekering en wedergeboorte. Dat brengt weliswaar een voortdurende geestelijke strijd met zich mee, maar als we de geeste­lijk weg van geloof en ge­hoorzaamheid bewandelen, komt het nieuwe leven van Christus in ons meer en meer tot wasdom en groeien we van “baby’s in het geloof” op tot “volwassen christenen”.

Belangrijk is daarbij wat wij belijden. Onze belijde­nis behoort ten alle tijde positief te zijn. Wij zijn wat Gods Woord zegt dat we zijn. Uiteraard moet dit geleerd worden. Er zijn nog vele kinderen Gods , die af moeten van de door satan ingegeven gedachte, dat we toch maar arme zondaars zijn en blijven. Wij moeten gaan ontdekken en beleven wie wij zijn in Jezus Christus!

 

1979.10 nr. 197

Levend Geloof 1979.10 nr. 197

Het gezicht van het Christendom door Gert Jan Doornink

De Bijbel is een radicaal boek

Eén van de eerste dingen die wij ontdekten, toen wij, nu bijna 27 jaar geleden, een kind van God werden, was dat de Bijbel een radicaal boek is. Het is bij God of het één of het an­der. Er is geen tussenweg. Wie Jezus wil volgen kan dit alleen doen als hij Hem op radicale wijze wil volgen. Hij heeft gezegd: “Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij”. God haat iedere tweeslachtigheid.

Als wij voor Jezus zijn, betekent dit niet dat wij voor een bepaald persoon, plan of program­ma zijn, zoals de wereld die kent, maar dat we Hem aanvaard hebben en volgen als Heer en Hei­land. Ook weet een kind van God dat Jezus geen goedkope oplossing is, zoals een professor in de theologie eens zei, maar de werkelijke op­lossing. Hij heeft gezegd: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”. Hij is het werkelijke Antwoord op de problemen van de mensheid.

Daarom zijn wij ook geroepen om Jezus aan de wereld te openbaren. Maar dan behoort de wereld ook het beeld van Jezus in ons te zien. Daar­voor is het nodig dat wij als kinderen Gods onze plaats en onze positie in Jezus innemen. Wij behoren ons bewust te zijn, zoals Paulus aan de Galaten schrijft, dat wij zonen Gods zijn.

Een verwarrend beeld

De wereld kan aan het naam-christendom niet zien wie Jezus is. Terecht schreef een redac­teur van de “Leeuwarder Courant” enige tijd ge­leden over het “verwarrende beeld” dat het christendom in deze wereld te zien geeft. Hij somde daarbij de plaatsen op in deze wereld waar christenen onderling met elkaar vechten, zoals in Noord-Ierland bijvoorbeeld. Maar dat is niet het werkelijke gezicht van het chris­tendom.

U en ik, dat wil zeggen als wij bekeerd en wedergeboren zijn, vormen het gezicht van de echte Gemeente van Christus. Maar dan behoren wij ook als nieuwe scheppingen te leven, met andere woorden, het nieuwe leven van Christus behoort in en door ons tot openbaring te komen. Eén van de dingen die daarbij noodzakelijk zijn is dat wij ons bewust moeten zijn wie wij zijn in Jezus. Geen zondaar meer, maar een zoon! “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof in Christus Jezus” (Gal. 03:26)

Waarom God wil dat wij ons als zonen openbaren?

Er zij verschillende redenen waarom God wil dat wij ons als Zijn zonen openbaren. In de eerste plaats omdat God herstel beoogt van de mens naar geest, ziel en lichaam. Zodra Jezus woning heeft gemaakt in ons hart begint Zijn grote herstelwerk in ons leven. Als wij de geeste­lijke weg van geloof en gehoorzaamheid gaan be­wandelen, groeien wij toe naar de mannelijke rijpheid, waarvan Efeziërs 4 spreekt, “opdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben”.

Vele kinderen Gods zien dit veel te weinig on­der ogen. Zij komen niet werkelijk “los” uit allerlei bindingen van het rijk van satan of keren weer terug naar hun “zondige verleden”. Ook in de tijd van de eerste christengemeenten waren die gelovigen er al. Zo schrijft Paulus in Gal. 04:09: “Hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weer van meet aan dienstbaar wilt ma­ken?”. Hij was in zorg over die gemeente, “ter- wille van wie ik opnieuw weeën doorsta”  (Gal. 04:19-20) . Het verlangen van hem was dat Christus weer gestalte in de gelovigen zou krijgen.

Ook vandaag zal ieder kind van God zich af be­horen te vragen: Is Christus zichtbaar in mijn leven? Is er geestelijke groei? Wil God Zijn doel in ons leven kunnen bereiken, zodat “ge­heel onze geest, ziel en lichaam bij de komst van onze Here Jezus Christus moge blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn”  (1 Thess. 05:23), dan zullen we moeten groeien naar de geestelijke volwassenheid.

Rechten en plichten

God wil ook dat wij ons als zonen openbaren, omdat we daardoor bewijzen dat we een leven van geloof hebben. Hebr. 11:06 zegt duidelijk dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. Een zoon van God maakt gebruikt van zijn rechten die hij heeft door aanspraak te maken op Gods beloften, die in Jezus Christus “ja en amen” zijn. Maar hij kent ook zijn plichten, door een dagelijks leven van geloof te openba­ren, zodat God Zijn beloften in vervulling kan doen gaan.

Wij behoren ons ook als zonen Gods te openbaren omdat we daardoor daadwerkelijke getuigen van Jezus Christus zijn. Wij zijn geroepen om Zijn getuigen te zijn, maar een halfslachtig leven heeft geen goed getuigenis in zich. De mensen letten op ons leven. Hoe komen _wij over? Wat is ons gezicht? Ook mogen we ons nergens achter verschuilen, door bijvoorbeeld te zeggen: “Ik heb geen tijd”, of “Ik ben nog niet volmaakt”, of wat dan ook. Wij hebben alleen maar rekening te houden met wat Gods Woord zegt. En dat zegt duidelijk: U bent een zoon van God!

Dan is er nog een reden waarom God wil dat wij ons als Zijn zonen openbaren. Dat is omdat wij daardoor overwinnaars zijn. Een zoon van God behoort overwinnaar te zijn in iedere situatie waarin het leven hem plaatst. Paulus getuige­nis: “Met Christus ben ik meer dan overwin­naar”, is geen goedkope slogan, maar in het dagelijks leven te realiseren. Wat is het ge­heim? Met Christus! Hij is de Overwinnaar! Als satan ons aanvalt, moeten wij er rekening mee houden dat hij een overwonnen vijand is. “Jezus heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen ge­zegevierd”  (Kol. 02:15).

Daarom is ook onze belijdenis zo belangrijk. Belijden wij dat wij een zondaar zijn, of be­lijden wij dat wij een zoon, een overwinnaar zijn? Een zoon van God kent een leven van overwinning en kan met Paulus getuigen: “Maar God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren” (2 Kor. 02:14).

Zijn wij herkenbaar als echte christenen?

Wij staan in dienst van de Meester, maar wij kunnen deze dienst pas ten volle vervullen als wij herkenbaar zijn als echte Christenen. Dan krijgen we het soms niet gemakkelijk, want de duivel haat echte Christenen. We zullen on­begrip en bespotting ontmoeten, maar we staan in ieder geval in de wil van God.

Wij weten hoe God ons onvoorstelbaar rijk heeft gemaakt door ons in Christus alles te schenken. Paulus zegt: “Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God” (Gal. 04:07). Dat is de rijkdom en zekerheid voor elk kind van God die zijn plaats in Christus heeft ingeno­men. Gods wil is dat wij de volheid van Chris­tus uitdragen, want wij bepalen het gezicht van het Christendom. En “met reikhalzend ver­langen wacht de schepping op het openbaar wor­den van de zonen Gods”!  (Rom. 08:19).

 

God is liefde door Jan W. Companjen

“We zijn door God niet be­stemd om veroordeeld, maar om gered te worden, dank zij onze Heer Jezus Chris­tus. Hij is voor ons ge­storven om ons in staat te stellen samen met Hem te leven, ongeacht of we nog in deze wereld verkeren of al gestorven zijn”  (1 Thess. 05:09-10 van de vertaling: “Groot nieuws voor u”).

Waar gaat het om?

Ziehier het gehele evange­lie van Jezus Christus in een notendop. Redding en vervolgens een leven mét Hem. Dit is het waarom al­les gaat. In veelheid van woorden is de werkelijkheid van het evangelie vaak ten onder gegaan. De mens is in het algemeen nog niets ver­anderd. Hij eet nog steeds van de boom van eigen in­zicht. Hij maakt uit wat gaat gebeuren en vertrouwt op eigen inzicht. Ook zijn verlossing zoekt hij langs eigen weg. Hij kiest daar­voor zijn eigen woordvoer­ders, dat wil zeggen her­ders en leraars die naar zijn eigen hart spreken en zijn mening verkondigen. Indien wij ons oor te luisteren leggen, horen wij nog steeds een evangelie dat niet strookt met het blijde, volle evangelie dat Je­zus ons kwam brengen. Hij kwam niet om te oordelen, maar om te behouden.

Men kan zich afvragen, vooral nu de mens zo snel in onze tijd mondig wordt, hoe dit steeds maar zo blijft. Mijns inziens komt dit voort uit het wettische van de kerkstructuren. In de Rooms Katholieke kerk is de paus onfeilbaar, in de protestantse kerken is de leer der vaderen onfeilbaar. Hoe het ook moge heten, het is een kwalijke geest die alleen door de komende en reeds aanwezige geest van wetteloosheid doorbroken kan worden. Veel Mensen zien die wetteloosheid als een bedreiging. Is dit ook werkelijk zo’n? Is het niet zo dat nu, in onze tijd, de mens eens eindelijk zichzelf kan en mag zijn punt.

Veel jongeren ervaren deze bevrijding reeds al, iets wat vanzelfsprekend is. Je hebt daar als mens recht op. Voor velen komt het er meteen al achteraan dat zij zich, ondanks die vrijheid, arm en leeg voe­len. Er is iets wat nog ontbreekt. Velen ontdekken dan ook hun geestelijke ar­moede. Zij denken daar niet zo lang meer over na, maar gaan op pad. Sommigen beginnen nog bij de kerk, maar daar is het gauw beke­ken, want wat zij zoeken wordt daar niet gezien.

Blijft over: alles wat zich op geestelijk terrein bui­ten die kerkmuren ophoudt, en dat is nogal wat. Er is werkelijke Geestelijke kost, waarvan ons de Bijbel leert en er is een hoeveel­heid ander geestelijk voed­sel, waarbij de mens zelf een dominerende rol moet spelen door meditatie, yo­ga, enz.  (U hebt er in dit blad al veel over kunnen lezen). Het is een soort zelfbevrediging, waarbij men inderdaad tot een be­paalde bevrediging komt, doch die hemelsbreed ver­schilt met het geloof in Jezus Christus. Wij mogen in gemeenschap met Hem le­ven en daaruit diep bevre­digd opstaan als een nieuwe schepping.

Een teken van deze tijd

Toch is die zoekende jeugd een teken van deze tijd. De mens heeft ontdekt dat hij niet alleen bij aards brood kan leven. Hij zoekt naar de inhoud van het leven.

Het gaat om meer. Nu dat “meer”, geeft Jezus met volle teugen. Hij geeft ons leven en overvloed. Als wij er oog voor hebben, is de aarde momenteel als aan de vooravond van een veenbrand. De brandstof is ondergronds aanwezig en hier en daar breekt een onderaardse, dat wil zeggen nog niet zichtba­re brand, door de aardschors heen. Deze branden zijn niet te blussen, althans zeer moeilijk. De brand die op deze wijze in de hemelse ge­westen op doorbreken staat, zal zeker niet te blussen zijn.

Om je heen worden de tekenen van de eindtijd opgenoemd. Eén daarvan hoor je nog maar weinig aanhalen, die is ech­ter de belangrijkste. Name­lijk dat de zonen Gods open­baar gaan worden. Er staan weer mensen op die God gaan nemen op Zijn Woord. Die God hebben leren kennen als een liefdevolle God. Een God die wil dat het ons goed gaat.

De God die wij dienen en die ons liefheeft zendt geen ziekte, armoede of oorlog. Zondag 10  (leer der vaderen) is daar helemaal, ja nog eens helemaal, naast. Alle bewijsplaatsen, die daarvoor worden aangehaald, zijn on­juist. Het is de duivel ge­lukt door deze verkondiging, velen tot ongeloof te bren­gen. Zo las ik één dezer da­gen een stuk van een predi­kant die ook zelf meermalen reëel betrokken was bij het verlossende en genezende werk van Jezus Christus. Hij vertelde daarin dat hij ook niet zo’n wrede God kon aan­vaarden, omdat hij daar geen enkele steun in kon vinden in de boodschap van Jezus Christus, die ons God werke­lijk heeft laten kennen. In het oude testament werd al­les wat uit de onzienlijke wereld op de mens af kwam aan God toegeschreven. Men had de gave van onderscheiding der geesten niet.

Zou een God van liefde, ja van oneindige liefde, de mens ziek maken, laten verhongeren, laten omkomen in oorlogen, enz. Neen, duizendmaal neen. We moeten maar eens’ om ons heen kij­ken hoe de mens kronkelt betreffende dienstplicht en ontwapening. Alleen reeds op dit punt zijn er zoveel dingen die ons zogenaamde christelijke geloof afbre­ken, dat het hoog tijd wordt dat onze ogen open gaan.

Het nieuwe verbond brengt een totale verandering

Met ziet het onderscheid niet tussen het oude en het nieuwe testament. Tussen het oude en het nieuwe ver­bond. Met de komst van Je­zus werd alles, ja alles, anders. De mens kreeg de mogelijkheid terug dat God met Zijn Geest in hem woon­de, dat die Geest inhoud en leiding aan ons leven geeft. Die inhoud en die weg is Goddelijk. Is liefde en heeft in zijn vaandel ge­schreven: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”.

Helaas leven wij nog in een wereld met een mensenmassa die niet die inwonende Geest heeft. Zij worden door allerlei andere mach­ten geregeerd. Een groot deel van die machten wil wél ziekte, armoede en oor­log. Van huis uit zijn zij geroepen om de mens te ver­nietigen en niet te behou­den. In dit laatste ziet men al de grote tegenstel­ling ten opzichte van Chris­tus, die wel kwam om te be­houden, die wel kwam om te redden, enz.

Het wordt tijd dat wij christenen, dit gaan verkon­digen. Namelijk dat er nog een geestelijke macht is, die van de duivel. Dat wij in staat zijn gesteld, door het volbrachte werk van Christus, met Hem te leven, te strijden en te overwin­nen. Satan zal onder onze voeten vertreden moeten wor­den. De mens is door God ge­roepen tot een leven van o- verwinning. Hij zal daartoe zijn positie moeten innemen en er voor moeten komen open te staan dat hij of zij  (er is geen aanzien des persoons) door Jezus Christus, onze Leidsman, ingezet zal kunnen “worden in zijn of haar omgeving. Dichtbij of veraf het doet er niet toe, wij zijn lichtende sterren en sterren staan op een vas­te plaats. Wij zullen daar­toe eerst de geesten moeten gaan scheiden!

Wij leven in een tijd waarin ons geloof weer wordt opge­bouwd. Wij zien het weer zitten. De schepping Gods is goed en wij horen daarbij. Uiteindelijk zullen zij daarin overblijven, die daarin passen. Dat zijn zij die Christus gelijkvormig zijn geworden. Hij is de Eerstgeborene uit dat ge­slacht. Hij had een roeping die nu onze roeping is. Ge­loof in God, zoals Christus die had, is opstijgend en niet neerhalend of afbre­kend. Dat geloof willen wij verkondigen en uitvoeren. Samen willen wij op weg gaan naar omhoog, waar de uit­zichten steeds beter en hel­derder worden.

Geweldige perspectieven

Komen wij tot ons tekstge­deelte waar staat: “Hij is voor ons gestorven om ons in staat te stellen samen met Hem te leven, ongeacht of wij nog in deze wereld ver­keren of al gestorven zijn”.  (1 Thess. 05:10b). Dat is als afsluiting een geweldig Woord. Hij is opgestaan en kan als Hogepriester en als Leidsman, als Hoofd van Zijn lichaam, de gemeente, ons alles geven wat wij nodig hebben. Indien wij onszelf in liefde aan Hem geven, zal Hij ons dopen met Zijn Geest en gebruiken in Zijn dienst, naar de ga­ven die wij bezitten. De één in woord, de ander in geschrift, de ander in weer andere mogelijkheden die hij of zij bezit. Dat geeft leven en geloof dat opstij­gend is tot in de hemelse gewesten, waarin wij met Hem gezet zijn. Zij die dit niet geloven, hebben een aards geloof dat vastzit aan: eerst zien en dan ge­loven. Goddelijk geloof – geloof zoals in de Bijbel bedoeld is – is een onderdeel van onze geest. Denk hier eens over na. Dat is blijvend in leven en ster­ven. Daarom zegt ons Schriftwoord ook dat wij samen met Hem kunnen leven of wij nog in deze wereld verkeren of reeds gestorven zijn. Op die grond zijn wij medearbeiders Gods geworden, koningen en priesters. Van daaruit moeten wij gaan den­ken, geloven en leven. Hij heeft ons daartoe geroepen en uitverkoren. Hij is onze zender en wij hebben op de grond een goede anten­ne en microfoon.

Wij verkondigen geen onder­gang, maar een opgang, een weg die omhoog  (steeds ver­der) voert. Dat is Goddelijk en daarvoor is Christus ge­komen. Hij is de Hersteller en wij zijn medeherstellers met Hem. Afbraak en onder­gang  (denk om de dwaalgees­ten, die alleen maar angst veroorzaken) is van de dui­vel. Dat is zijn taak. Onze taak is het werk Gods, het goede en volkomene.

God is liefde. Hij heeft ons allen, de hele wereld, lief. Hij zal in Christus en Zijn volgelingen overwinnaar zijn. Tot dat overwinnaars- volk willen wij behoren. U ook? Stel u dan open voor het geweldige wat komen gaat. Wast mede op tot het zoonschap Gods en wat zeker is: Alles is gereed om daar­toe in te gaan. God zegene u allen.

 

 

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

Zijn kabouters onschuldige wezens

De laatste tijd vinden we in brede kring een toene­mende belangstelling voor alles wat te maken heeft met kabouters en elfen. Dit uit zich onder andere in een opzienbare verkoop van boeken over dit onder­werp. Van het kabouterboek van Rien Poortvliet bij­voorbeeld, zijn alleen reeds in Amerika meer dan een miljoen exemplaren ver­kocht. Hetzelfde geldt voor de kabouterbeeldjes. In het Duitse stadje Lautenbach, waar een fabriek van tuinkabouters staat, werden alleen reeds vorig jaar 800.000 tuinkabouters gemaakt en naar alle delen van de wereld geëxporteerd.

Waarom wij melding maken in “Levend Geloof” van deze zo op het oog onschuldige

berichten, is het feit dat we leven in de tijd waarin de scheiding der geesten zich voltrekt. Dit betekent dat iemand die niet de ver­lossende en bevrijdende kracht van Jezus beleefd, door de nieuwe weg met Hem te gaan, hoe langer hoe vaster in de greep van sa­tan geraakt. Hij mist de onderscheiding der geesten en bemerkt niet dat vaak dingen die met “flauwekul” ; of “onzin” worden afgedaan, voor velen een eerste aan­loop betekenen om occult

gebonden te raken. Dat geldt bijvoorbeeld ook met de kabouterrage die we momenteel meemaken.

Iemand die de moeite neemt om de achtergronden na te gaan van de kabouters, ontdekt al spoedig dat we daarbij terechtkomen in een occulte denkwereld, waar­voor we te allen tijde op onze hoede moeten zijn. Na­tuurlijk wil een waarach­tig kind van God niets te  maken hebben met welke vorm van occultisme ook. Maar hij dient ook geen propaganda te maken voor aller­lei semi-occulte dingen die voor anderen een invals­poort naar het occulte kun­nen zijn. Het gevaar schuilt uiteraard niet in afbeeldingen van kabouters op zich, dat is dode mate­rie, maar wel in de denkwe­reld die er achter verbor­gen ligt. Het is daarom nuttig te weten dat kabou­ters, dwergen, elfen, etc. behoren tot de zogenaamde aardgeesten, die in de Ger­maanse mythologie een rol speelden. Ze werden be­schouwd als zogenaamde huisgeesten, deels goedig, deels kwaadaardig van aard. Zo waren de elfen bij de Germanen oorspronkelijk dodengeesten, die wegens hun vruchtbaarheid brengen- de kracht vereerd werden.

Een paar maanden geleden waren er op de tv enkele programma’s, waarin twee op de Veluwe wonende dames vertelden, hoe zij op mys­terieuze wijze in contact stonden met kabouters en elfen, en soms de natuur introkken om ze te gaan zien. Voor een kind van God was hier duidelijk sprake van occulte gebondenheid. Waarachtige gelovigen heb­ben daarom ook geen behoefte meer aan kabouterlectuur of deze aan kinde­ren te geven, of om een ka­bouter in de tuin te plaat­sen. Wij hebben een andere geest ter beschikking. Het is de Heilige Geest, die ons leidt in alle waarheid en ons de geesten doet on­derscheiden. Bovendien zijn daar voor Gods kinderen de engelen, waarvan Heb. 01:14 zegt dat het “dienende geesten” zijn, “die uitge­zonden worden ten dienste van hen, die het heil zul­len beërven”.

De I.C.C.C. en de gaven des Geestes

In de Amerikaanse badplaats Cape May werd deze zomer het tiende wereldcongres gehouden van de ICCC, de “Internationale Raad van Christelijke Kerken”. Deze ICCC is de zogenaamde tegenhanger van de Wereldraad van Kerken en omvat “bijbelgetrouwe” en “rechts- ’orthodoxe” kerken uit ver­schillende landen. Dat “bijbelgetrouw” echter nog niet altijd wil zeggen dat men ook een juist geeste­lijk inzicht heeft in het Woord van God, moge blijken uit de discussie die ontstond toen het onderwerp: “De gaven van de Heilige Geest” ter sprake kwam. Men was namelijk van mening dat met de afsluiting van de Bijbel de geestelijke gaven op het tweede plan zijn ge­komen. Een sterk protest hiertegen lieten de afge­vaardigden uit India horen. Zij vertelden dat deze ga­ven in hun gemeenten wel functioneren. Aldus de heer en mevrouw Van Osnabrugge uit Oldebroek, die deze conferentie bijwoonden, in een interview met de Zwolse Courant. Met deze christe­nen uit India weet gelukkig elk kind van God, dat ver­vuld is met de Heilige Geest, dat ook vandaag de woorden die Paulus eens richtte tot christenen in Korinthe nog evenveel bete­kenis hebben: “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes”  (1 Kor. 14:01).

Onze geestelijke energiebronnen

Iedereen is er langzamer­hand mee op de hoogte dat de in de aarde verborgen energiebronnen  (olie, aard­gas, steenkool) langzamer­hand uitgeput raken en over enkele tientallen jaren ge­heel verbruikt zullen zijn. Men zoekt daarom intensief naar alternatieve energiebronnen en komt dan, behal­ve bij de omstreden atoomenergie, terecht bij de mogelijkheden om energie uit de wind en de zon te halen.

Voor een kind van God ligt hier een wijze les in ver­borgen. Immers we leven in een tijd dat velen de ogen opengaan dat een natuur­lijk, aards gericht evange­lie de mens geestelijk niet verder brengt. Maar dat al­leen de aanvaarding en de beleving van het volle evangelie, de boodschap van het Koninkrijk Gods, de  mens geestelijk doet groeien en opwassen tot het zoonschap. Ook geestelijk  moeten we onze kracht putten uit “de wind” en “de zon”. In de Bijbel is de zon vaak het beeld van God zelf. Zijn wezen is enkel licht. In Hem is geen duis­ternis. Hij heeft zich als zodanig geopenbaard in Zijn Woord en in het vleesgewor­den Woord: Jezus Christus. De wind is een beeld van de Heilige Geest. Denk aan de uitstorting op de Pinkster­dag toen dit gepaard ging met het geluid als van een geweldige windvlaag. Jezus zelf zei in Joh. 03:08:. “De wind blaast, waarheen hij

wil, en gij hoort zijn ge­luid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heen gaat: zó is een ieder, die uit de Geest ge­boren is”,

In de natuurlijke wereld zijn wind en zon “buiten­aardse” krachtbronnen, die hun uitwerking op aarde hebben. Het zijn energiebronnen die nooit uitgeput raken! Zo is het ook in geestelijk opzicht! Wie zijn leven laat leiden door Gods Woord en de Heilige Geest, ervaart hoe hij ten volle bruikbaar is in dienst van de Meester en hoe God Zijn doel kan be­reiken, namelijk de openba­ring van de volle heerlijk­heid van Zijn Zoon in ons leven. Paulus had het reeds in zijn tijd ontdekt dat het hierom ging en vermaan­de de gelovigen van Colosse met deze woorden  (Kol. 03:01-04): “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, ge­zeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus ver­schijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem ver­schijnen in heerlijkheid”.

 

Bevrijding uit satans macht -1- door H. J. Glasbergen

 

Overste van de wereld

Eén van de namen die Jezus geeft aan de tegenstander van God, en van Zijn schepping, de mens, is ‘overste der wereld’. Enkele jaren geleden hebben wij hierover geschreven in “Levend Ge­loof” , maar we komen hier nogmaals op terug. Het is namelijk ontstellend hoe­veel onkunde en onwetend­heid bestaat over de werken der duisternis, ook bij christenen.

De duivel is voor velen een grap, een schertsfiguur, een ding met bokkenpoten en horens op zijn kop. Je­zus erkent echter de macht van de duivel op aarde.

 (Joh. 14:15-31). Maar Hij geeft ons tevens het wapen om de duivel te overwinnen, dat is de Heilige Geest.

Nu zul je op het natuurlij­ke vlak de duivel niet ont­moeten, wel echter zijn werken op aarde. Hij be­looft Jezus alle macht op aarde, als Hij de duivel zou aanbidden.  (Matt. 04:01-11). Jezus spreekt de dui­vel niet tegen, Hij weet dat het waar is, wat de duivel zegt. Vele zich noe­mende christenen geloven niet in het bestaan van de duivel. Deze mensen moet hij nu juist hebben, zij zijn een gemakkelijke prooi voor hem.

Veel mensen raken ook in verwarring als zij dit ho­ren, daar dit in volkomen tegenspraak zou zijn met de woorden van Jezus tot Zijn discipelen in Matt. 28:18: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”.

Om in deze geestelijke za­ken inzicht te krijgen zal men wedergeboren moeten zijn. Dat is de voorwaarde om het Koninkrijk Gods in te gaan en de geheimenissen te doorgronden die Jezus leerde. Mijn leer is van boven, zegt Hij, en Ik doe de dingen Mijns Vaders. Hij heeft de duivel openlijk tentoongesteld en overwon­nen. Hij heeft zich een volk gekocht met Zijn bloed en zo ons de wapens der ge­rechtigheid gegeven, om met Hem te heersen over de machten der hel. De legioe­nen demonen, dienstknechten van de duivel, die de we­reld geknecht en de mensen overweldigd hebben, kunnen nog altijd hun verwoestend -werk doen, vanaf het para­dijs tot nu toe. Sla de krant maar open en het springt op je af. Ontelbare miljoenen mensen zijn ge­storven, vermoord en ver­minkt, zonder werkelijk ge­leefd te hebben, naar de wil van God.

Jezus zegt: Mij is gegeven alle macht. Het is de waarheid, bij Hem alleen is ontkoming. Wanneer een mens zich bekeert en wedergeboren wordt, zich laat do­pen en de Heilige Geest ontvangt, wordt hij inner­lijk vernieuwd. Het gaat dus om het gehoorzaam wor­den aan het Woord van God en de “leer van Jezus Chris­tus .

Onderwerping aan God

“Onderwerp u aan God, maar biedt weerstand aan de dui­vel, en hij zal van u vlie­den”, zegt Jak. 04:07. Als wij innerlijk verdeeld zijn, moeten we ons laten bevrij­den van de boze machten. Dit is Gods wil, want Hij begeert ons met jaloersheid. Dan kom je in het machtsveld van God en wordt bevrijd van vreemde smet­ten. Ps. 034:008 zegt dat de engel des Heren zich legert rondom wie Hem vre­zen en redt hen. “Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen”  (Ps. 023:006). David wist dit al. Wie Mijn Naam be­lijden zal voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader in de hemelen en Zijn heilige engelen, zegt Jezus. De duivel is de leugenaar en de moordenaar van de beginne.  (Joh. 08:30-47). Maar wie uit God is, hoort de woorden Gods.

Als wij de geschiedenis zien van de mensheid, zien wij de meedogenloze sporen van haat tegen God en de mens. Miljoenen mensen die elkaar beestachtig vermoor­den en altijd gemotiveerd, zeggen zij. De duivel mani­puleert de mensen, maakt woning in hen, en kan zo zijn vernietigend werk doen. Geestelijk volkomen blind, laten zij zich dwin­gen en pressen, mensen met intelligentie dikwijls, maar zonder onderscheid wat van God, of wat van de satan komt.

Daarbij komen dan nog mil­joenen christenen die zich bezig houden met elkaar te bestrijden, met een papie­ren leer, door mensen uit­gedacht en geven daarbij nog God de schuld van de rampen die over de mens­heid worden uitgestort. Dit zou dan Gods wil zijn en tevoren door Hem bepaald. Zij hebben het Woord van God in hun bezit, waaruit zij kunnen leren dat de duivel ook mensen zoekt om in te wonen en te wer­ken.  (Luc. 08:26-33). Want zoals God wil wonen in de mens met Zijn Heilige Geest, zo wil ook de duivel met zijn boze geesten wonen in de mens. Er zijn veel mensen geweest, en ook nu nog, die zich heel bewust in dienst stellen van de duivel. Zij laten zich overheersen, om hun machts­wellust te bevredigen en hebben de duivel tot vader.

God bekleedt de mens, want hij is naakt

Zoals Adam en Eva bekleed werden door God in de na­tuurlijke wereld, zo worden wij bekleed met de witte klederen der gerechtigheid, nu in de onzichtbare we­reld. En de duivel weet dit, hij weet wie wij zijn. Hij komt en heeft aan ons niets. Zo moet het zijn, tenminste. Wedergeboren, gekocht en betaald, moeten wij tempels van de Heilige Geest zijn. Zoals de satan de vrouw, Eva, verleidde, zo laten miljoenen mensen zich verleiden door de dui­vel en hebben gemeenschap met hem. De meeste slachtoffers kan hij maken onder de christenen die belijden dat zij arme zondaren blij­ven tot de dood toe.

Ook de eerste moordenaar, Kaïn, wist wat hij ging doen, toen hij Abel ging vermoorden. Ook hij was ge­roepen om te heersen, maar werd een slaaf van de dui­vel. Kaïn verbrak de rela­tie met God, hij werd ver­teerd door een geest van jaloezie.

Duizenden oprecht gelovige mensen zeggen dat wij niet kunnen kiezen. Maar dat zegt de duivel. God gaf ons een wil en zegt ook nu nog: Kies dan heden, wie u dienen wilt. Voor Mij, of tegen Mij, zegt Jezus. De duivel overweldigt de mens met vrome leugens, en maakt van de mensen slaven van de zonde. De zonde  (ongehoor­zaamheid is zonde) en ziek­te kwamen in de wereld door de duivel. Alleen door de totale gehoorzaamheid aan Jezus Christus, wordt de mens bevrijd van de satan. Jezus gaf Zijn bloed en Zijn leven, om de duivel te ontmaskeren. In Zijn bedie­ning op aarde, was Hij elke dag bezig om boze geesten uit te drijven en zieken te genezen.  (Luc. 13:31-34).

God erkent geen Rooms Ka­tholieke kerk en geen meer dan tweehonderd kerken uit de reformatie. Een volk dat belijdt dat zij zonda­ren blijven tot de dood. Er is één Kerk  (Gemeente), dat is het Lichaam van Chris­tus, wat Hij kocht met Zijn bloed. Er is één nieuwe, levende weg.  (Heb. 10:19-23). Is Christus dan ge­deeld? Lees 1 Kor. 01:10-13. Wij zijn van Christus, als Zijn Geest in ons woont.  (Rom. 08:09). Wij zijn weder­geboren uit water en Geest. De kerk heeft geen enkel recht, een mens in een be­paald systeem of leer van mensen te pressen. En in vele kerken is de leer heiligmakend, wat een grote leugen is. Niet uw naam in een kerkelijk register, maar uw naam in het Boek des levens, geeft u eeuwig leven.  (Openb. 05:09-10). Wij zijn niet extreem of fana­tiek, dat zijn juist de kerken onderling. Wij zijn hervormd in ons denken en van vreemde smetten vrij, daarom haat de duivel ons. Wij dragen de liefde van Jezus Christus uit in een wereld die verscheurd wordt door haat. Wij zeggen ook niet: kom bij ons, maar zeggen wel tegen de mensen: kom aan de voeten van Jezus Christus. Er is ons maar één Naam gegeven: Jezus Christus en die gekruisigd. In Hem is alleen de behou­denis.  (Hand. 04:9-12). Hij genas allen die door de duivel overweldigd waren, want God was met Hem.  (Hand. 10:38). En Hij is ook met allen die in Hem geloven!

Hij staat achter Zijn woord

“Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Heb. 13:08). Wij zijn uit Hem geboren en nieuwe scheppingen gewor­den. Hij is de rechtmatige Eigenaar. Die uit Hem gebo­ren zijn doen geen zonde, want wie de zonde doet is uit de duivel.  (1 Joh. 03:01-10). Wij weten dat de gehe­le wereld in het boze ligt.  (1 Joh. 03:01-10). Daarom wil de duivel graag dat wij over hem zwijgen, dan kan hij in het verborgen wer­ken. Wij zien niet overal spoken, maar wel de werken van de duivel, de slang die de hele wereld verleidt.  (Openb. 12:09).

De Rooms Katholieke en de reformatorische kerken hebben allen een deeltje van de waarheid, een ge­deelde waarheid, de rest berust op leringen van mensen, daardoor is er de verscheurdheid en krachte­loosheid. Het volle evangelie berust op het woord van God en de leer van Jezus Christus. Hij alleen is de waarheid. Veel leerstukken zijn voor de mensen heilig geworden. Dit noemt de Bij­bel het dienen van afgoden. Wij strijden echter niet tegen kerken, ook niet te­gen mensen, maar tegen de leergeesten, die het Woord van God krachteloos maken. De leer van Jezus kwam van de Vader. Door de Geest der waarheid.

Vernieuw uw hart en geest

God zegt: Vernieuw hart en uw geest, bekeer u. Dat moeten wij zelf doen. Ezechiël 18 zegt dat de ziel die zondigt zal sterven. Als nu al die duizenden op­recht gelovigen met hun le­raren eens opnieuw zouden beginnen….bij het kruis van Jezus Christus! Bij Hem waarvan de Vader ge­tuigd heeft dat Hij woorden van eeuwig leven heeft. Dan ontvangt u-de vrucht van de Geest van God: gerechtig­heid, liefde, blijdschap en vrede. De vruchten van de boze geesten zijn: wette­loosheid, haat, angst en moord.

Laat u daarom veranderen door de kracht van de Hei­lige Geest. Maar u moet wel willen. Geen enkel politiek systeem, geen enkele her­vorming, kan de mens veran­deren. De wereldheersers van deze tijd kunnen de mens niet veranderen, omdat de duivel dit niet wil. Zeg mij dan wie uw meester is. Wij zullen hier verzoend moeten zijn met God. (2 Kor. 05:20).

De duivel heeft eeuwenlang de gelovigen geknecht, be­schadigd, en ziek gemaakt. Zonder inzicht in de gees­telijke wereld, is er een slavenleger van de zonde gekweekt, door de godge­leerden. Velen sterven voor hun tijd, door onwetend­heid. “Kan het stof U lo­ven, kan dat uw trouw ver­melden?”  (Ps. 030:010) . Hij verlost uw leven van de groeve, en verzadigt uw ziel met het goede, en Zijn gerechtigheid over kinds­kinderen”  (Psalm 103:1,5, 17). Dit is het heil voor hen door Zijn bloed gekocht, niet la­ter, maar nu, als wij in gemeenschap met Hem leven.

Dit is de boodschap voor de versaagden van hart: Weest sterk en vreest niet. Daar zal een gebaande weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt; geen onreine zal die weg betreden. Meelopers en dwazen zullen niet op die weg zijn. Maar de verlosten des Heren, de vrijgekochten zullen met gejubel in Sion komen!  (Jes. 35:08-10). Zo zegt de Here, Here: Wie ho­ren wil, hore. En wie het nalaten wil, late het na.  (Ez. 03:21). God Zelf no­digt u uit. Laat u daarom niet verhinderen door men­sen die om u heen staan.

 

Geestelijke groei door Gert Jan Doornink

Geestelijke groei is voor ieder kind van God een “must”. Wil God Zijn doel met ons leven be­reiken, dan is geestelijke groei absoluut on­misbaar. Paulus zegt het in duidelijke bewoor­dingen in Efeze 4.

Geestelijke groei gaat niet buiten onze wil om. Maar als we eenmaal “ja” hebben gezegd om Jezus volkomen te volgen, zal de prijs ons niet te hoog zijn. Dan worden wij ons meer en meer be­wust dat onze plaats is met Jezus in de hemelse gewesten. En dat we alleen van daaruit kunnen strijden en overwinnen. Geestelijke groei heeft als einddoel het “gees­telijk volgroeid” zijn. Wij zijn dan “volwassen christenen” die niet meer heen en weer bewogen worden door allerlei wind van leer, maar open­baren een leven waardoor Jezus verheerlijkt wordt!        

 

Werkloos of werkeloos door Judith
Pred. 09:10

Het verschil tussen deze twee dingen is dat in het eerste geval geen werk aanwezig is, zodat je niet ver­der kunt; in het tweede geval kan er overvloed zijn aan bezigheden, maar om de een of andere reden is het blijven liggen.

Dat kan velerlei oorzaak hebben, bijvoorbeeld een be­paalde gemoedsstemming of geestelijke slapte, ’t Pro­bleem is dan dat “het gewas” wel aanwezig is, maar niet wil groeien. De zon schijnt wel, maar ik ben zo verkild, dat de warmte niet doordringt. Muziekinstru­ment en weefgetouw staan klaar  (allemaal zinnebeeldig bedoeld) maar er is geen fut ze te hanteren.

Hu kan ik me niet voorstellen dat kinderen Gods hun leven lang niets te doen zouden hebben in het geeste­lijke vlak  (al zou het nog zo gering zijn); wat ik me wel kan indenken is dat er tijden van mismoedigheid kunnen optreden  (daar zorgt de boze wel voor), met als gevolg een schrale oogst.

Daarom ben ik zo blij met Habakuk 3. “Het gebed van de profeet”, staat aan het begin van het hoofdstuk. Als je het geestelijk niet meer ziet zitten  (duf, luste­loos), mag je tot de Heer gaan en vragen of Hij je ver­lost van alle mismoedigheid. Met de profeet mag je Gods trouw claimen en uitroepen: “De Here, Here is mijn kracht”  (vers 19). Zie ook Jes. 40:29.

Of zou het fijn zijn je hele leven passief te blijven of op non-actief te zijn?! Uiteindelijk is er – ook geestelijk gesproken – werk genoeg aan de winkel, en “als je weet goed te doen en het nalaat, wordt ook dat tot zonde gerekend” (Jak. 04:17).

 

Nochtans…  (gedicht) door Judith (Hab. 03:17-19)

Als op de akker van mijn harte

’t Gewas niet goed gedijen wil,

Dan zal ik nochtans Gode loven,

Mij aan Hem toevertrouwen, stil.

 

Als in mijn levenstuin het zonlicht

Geen warmte schenkt aan bloem en hof,

Zal nochtans zegen mij omringen:

Geeft Zijn gena tot roemen stof.

 

Als er geen snarenspel meer opklinkt,

Geen vlas gesponnen wordt aan ’t wiel,

Zal ‘k nochtans juichen in de Here,

Want Hij verkwikt mijn moede ziel.

 

Dat zal mijn troost zijn en mijn sterkte –

al is mijn harte koud en kil –

Dat God mij, nochtans, door Zijn liefde

Met nieuwe moed bezielen zal.

 

Woorden en daden door Gert Jan Doornink

“Geen woorden, maar daden!”. Een slagzin die in onze dagen grote opgang beleeft. Het is zelfs het lijflied van een bekende voetbalclub. Men wil er mee uitdrukken dat woorden niet belang­rijk zijn, maar dat het op de daden aankomt.

Zo op het eerste gezicht kan ieder kind van God daar mee instemmen. Als de daden ontbreken, hebben woorden geen waarde. Heeft Jezus zelf niet gezegd, dat niet een ieder die tot Hem zegt, Here, Here, het Koninkrijk der hemelen zal binnengaan, maar wie doet de wil Zijns Va­ders?  (Matt. 07:21).        J

Dit doen van de wil van God bestaat echter in woorden èn daden. Het is onmogelijk alleen door onze daden een getuige van Jezus te zijn. Ook ons getuigenis met woorden hoort daarbij! Woorden en daden vormen geen tegenstelling, maar een eenheid! Het gaat om beiden.

Terecht schreef zendeling De Cock uit Brazilië enige tijd geleden in zijn contactbrief: “Wij kunnen de wereld niet alleen met daden redden. Wat Christenen doen, wordt ook wel goedgekeurd door de wereld. Liefdadigheid wordt overal wel toegejuicht. Maar als gelovigen gaan getuigen en het Woord van God gaan prediken, dan breekt de weerstand los. Vervolging ontstaat niet door hun handelingen, maar door hun boodschap”.

En dan maakt het nog verschil, welke boodschap gebracht wordt, zouden wij er aan toe willen voegen. Gods opdracht voor de Gemeente van Christus is de verkondiging van het volle heil. Het gaat om de boodschap van het Koninkrijk Gods, de boodschap met uitwerking, de boodschap die de mensen werkelijk verandert en bevrijdt uit satans macht. Het is Gods wil voor al Zijn kinderen dat we die boodschap onbevreesd uit— dragen, dat we door woorden en daden getuigen zijn van Jezus!

1979.09 nr. 196

1979.09 nr. 196

Geestelijk herstel door Nico Goverts

Gods voornaamste plan in ons leven

Hoe wordt een kind van God overwinnaar? God wil ons dit leren. Het is niet zo dat we maar moeten berusten en zeggen: De één heeft een groot geloof en de ander een klein geloof, daar doe je niets aan. Neen, geloof kan groei­en. En God wil ons leren hoe dat moet.

Nu weten we dat de mens bestaat uit lichaam, ziel en geest. Maar de vraag is: Wat moet er met deze drie facetten van ons mens-zijn ge­beuren? Ons Bijbelse uitgangspunt is hierbij dat wij bedoeld zijn als een tempel van God, een woonstede Gods in de Geest. Dat geldt voor ons als gemeente, maar ook voor ons persoon­lijk. En bij dat persoonlijke aspect willen we nu eens speciaal stilstaan.

Wat moet er gebeuren, als we tot geloof geko­men zijn? Wat bedoelt God voor ons? Paulus geeft het antwoord: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onzen Here Jezus Christus blijken in allen dele onbe­rispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is ge­trouw; Hij zal het ook doen”(1 Thess. 05:23-24). Daar zien we heel duidelijk: God wil het her­stel van de totale mens. En we zien ook de volgorde: de geest wordt het .eerst genoemd. God werkt van binnen, uit. God begint in onze geest. Daarom moeten we er allereerst eens op gaan letten, hoe de Heer onze geest gaat her­stellen. Want dat is de basis. Van daaruit komt al het andere voort. Vaak onderschatten we het belang van onze geest. Bij veel mensen is hun geest een verwaarloosd terrein. Ze voeden hun lichaam, maar hun geest verkommert. En juist door onze geest zijn we beeld Gods, want God is Geest. Daarom komt het er voor alles op aan, dat onze geest tot ontplooiing gaat komen. On­ze geest moet zich gaan ontwikkelen.

Dat is Gods voornaamste plan in ons leven. God wil gaan bouwen aan onze geest. En hoe gaat dat in zijn werk? Want alleen als we daar oog voor krijgen, kunnen we zinvol daaraan meewerken. De Heer doet het namelijk niet buiten onszelf om. Gods Geest wil immers getuigen met onze geest. Het is de bedoeling dat Gods Geest en onze geest samen optrekken. En samen zullen ze overwinnen.

Is onze geest vrij van bezetters?

Twee dingen zijn daarvoor nodig. We spreken hier over mensen bij wie de wedergeboorte heeft plaats gehad. Toen is hun geest vernieuwd, hun geest is tot leven gekomen door het aanvaarden van het Woord der waarheid. Maar dan? Hoe dan verder? Dan is het eerste wat moet gebeuren: onze geest moet vrijkomen. Maar we dienen wel goed te onderkennen: vrij waarvan? Vrij van de bezetters. Want vaak is onze geest dan nog be­zet gebied. Jezus wees glashard de oorzaak aan, toen Hij zei: “Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen” (zie Luc. 04:19). Toen Jezus kwam met Zijn evangelie, sprak Hij over gevangenen. Daarmee bedoelde Hij mensen die geestelijk gevangen waren. Daar­om is het goed, ons af te vragen: Kom ik gees- telijk vooruit? Of word ik tegen gehouden?

 

 

Wordt mijn geest afgeremd? Weet dan: God wil het goede, het volkomene. God wil dat onze geest goed en volkomen wordt. Maar wees u bewust: u hebt te maken met een vijand en die zit u af te remmen.

Juist in de eindtijd moeten we terug naar het evangelie van Jezus. Want alleen door dat evangelie zullen we het doel bereiken. Want dat evangelie zegt: Je hoeft geen gevangene te blijven. Door dat evangelie wordt de bezetter ontmaskerd, en het juk verbroken. Daardoor wordt vervuld wat Jesaja sprak: ijlings wordt de kromgeslotene ontboeit, hij zal niet sterven, niet in de groeve dalen en hem zal geen brood ontbreken. Jes. 51:14. Want dat is de blijde boodschap: je geest hoeft niet opgesloten te blijven zitten, de boeien gaan eraf, de banden worden verbroken In de naam van Jezus, Je geest komt vrij, je geest gaat niet de groeve in, als een prooi van de doodsmachten, terneer gedrukt, depressief, maar je geest komt er bovenuit, en die bevrijde geest van jou die gaat eten van het brood des levens. We zien hier meteen: als onze geest niet het los komt uit de boeien, dan zal hij op de duur sterven. Maar dat wil zeggen, alle geestelijke groei wordt dan verstikt,. Alleen als de boeien worden doorgesneden, dan kan die geest tot leven komen en zich uit de groeve, uit dat doodsklimaat opheffen. Daarom: We moeten leren elke remming in onze geest onderkennen. Denk niet: Dat hoort nu eenmaal bij mij. Want de Heer zegt wat anders: Maak de banden van uw hals los, gevangene, dochter Sions Jes. 52:02. De Heer zegt: het zijn banden en je kunt er los van komen, Laat je niet langer onderhouden, blijf niet zitten met een geblokkeerde geest, met een geremd geloof.

God wil ons herstel

Dat is het eerste. Maar dan komt er nog een tweede punt. Als onze geest vrij is, dan kan hij gaan groeien, zich gaan ontplooien. Jesaja zegt: “En de uwen zullen de overoude puinhopen herbouwen”(Jes. 58:12). Gaat u het plan van God verstaan? Eerst wordt de bezetter verdreven, en dan kun je iets aan de puinhopen gaan doen. Dezelfde tekst vervolgt: “De grondvesten van vorige geslachten zult gij herstellen”. Dus wat wil God? Herstel. Daar is Hij zelf ook mee bezig, want we lezen: “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen” (Jes. 51:03a). God breekt niet af, Hij bouwt op.

Is dit geen geweldig perspectief? Je geest hoeft niet zwak te blijven, God belooft herstel. Ga je daarop richten. En zeg: Heer, misschien is mijn geest nog zwak en ik zie nog een hele­boel puinhopen, maar ik geloof: vanaf vandaag gaat het herstel beginnen, U gaat bouwen aan mijn geest en ik mag meebouwen met U. Al zijn er nog puinhopen, U hebt gezegd: Zo zal het niet blijven. (Zie Ez. 21:27).

We moeten gaan zien waar de Heer mee bezig is in ons leven. Misschien bidden we voor proble­men in ons persoonlijk leven, in ons gezin; we bidden om genezing, om overwinningen. En de Heer zegt: Goed, Ik ga je geest sterk maken. Want dat is de weg waarlangs je gebeden verhoord worden. Zo kom je boven je problemen uit. Jouw geest moet niet onder liggen. Jouw geest moet leren heersen. Zoals Jesaja zegt: “Zij zullen heersen over hun drijvers”(Jes.14:2).

God bouwt aan onze geest. Maar Hij schakelt ons daarbij in. Hoe kunnen we nu daaraan meewerken? Paulus schrijft aan de Korinthiërs: “Ik kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen” (zie 1 Kor.3:1). Bij hen lag de bouw stil. Hun geest kwam niet van de grond.

Het geheim van een geestelijk mens

Wat is het geheim van een geestelijk mens? Dat vertelt Paulus in de tekst die daar direct aan vooraf gaat, 1 Kor. 02:16. Daar stelt hij een vraag: Want wie  kent de zin des Heren dat hij Hem zou voorlichten?” Jesaja had diezelfde vraag:

Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Jesaja had die vraag ook al gesteld. En Paulus neemt die vraag over. Alleen de apostel gaat een stap verder- hij geeft ook een antwoord op de vraag: “Maar wij hebben de zin van Christus”. En dat is nu precies het geheim. Een geestelijk mens heef de

zin, het denken, de gedachtewereld van Christus. En dat is het heerlijke perspectief: wat in het oude verbond nog een vraag was, dat wordt in het nieuwe verbond een antwoord.

Hoe krijgen we nu de zin van Christus?

Daarvoor is beslissend: waar gaan we onze geest op richten?

Wij dienen de richting van ons denken te bepalen. Koers bepalen. Is het parool van deze eindtijd. Wie geen koers bepaalt, gaat de mist in. Het is als met een schip dat de oceaan oversteekt om een bepaalde haven te bereiken. Wanneer men midden op zee is, komt er een dichte mist opzetten. Hoe vindt men nu de juiste koers? Dan is het fijn als de bemanning bestaat uit allemaal goedwillende lieden, maar het is niet voldoende. Want de één raad zus en de ander zo. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Wat ze met al hun goede bedoelingen nodig hebben is radar. Hun natuurlijke ogen schieten te kort. Ze moeten zich richten op het onzichtbare. Als ze blijven staren op het zichtbare, gaan ze de mist in. Alleen als ze verder kijken, komen ze eruit.

Bezig zijn in het koninkrijk der hemelen

Alleen wie zijn geest richt op God, op de ge­dachten Gods, die geestelijk zijn, op het ko­ninkrijk der hemelen, die komt eruit: uit de mist, uit de verwarring. De Samaritaanse vrouw had er ook moeite mee, haar koers te bepalen op welke berg moet je nu aanbidden? Maar Jezus wees haar een totaal andere richting: niet op de Gerizim, niet in Jeruzalem, maar in geest en in waarheid. Daar gaat het om: doordringen in de geestelijke wereld. Van het lezen van de krant wordt je niet geestelijk. De boze wil ons bezig houden met het zichtbare. Maar de Heer zegt: Ga maar bouwen aan je geest. Dat zet tenminste zo­den aan de dijk. Dan kom je verder. Want dan ga je een basisprincipe ontdekken voor je geeste­lijke groei: hoe meer je denkt en leeft in de geestelijke wereld, des te gemakkelijker ga je je daar bewegen. Je raakt daar gewend, je gaat je daar thuis voelen. Het wordt vertrouwd terrein voor je. Wie echter zelden bezig is in het

Koninkrijk der hemelen, weet er de weg niet, hij voelt zich geremd en onwennig, als een kat in een vreemd pakhuis, en hij wil maar liever gauw terug naar het zichtbare.

De vraag is: Waar liggen onze interesse? De geestelijke mens heeft één verlangen: Heer ik wil Uw gedachten kennen. Zo verzamelt hij schatten, niet op aarde maar in de hemel. Daar heeft hij zijn bronnen, daar is zijn schatkamer, daar wordt hij rijk, ja steeds rijker, daar verwerft hij zich een positie. Verhalen over een herbouw van een tempel maken ons niet sterk. Maar de geestelijke mens neemt toe in kracht. Hij wordt machtig in de geest. Hij leert daar strijden. Hij leert daar heersen.

Waar liggen onze bronnen?

Daarom, Laten we er goed acht op geven: waar laten we ons door inspireren? Waar liggen onze bronnen? Op aarde of in de hemel? En wat betekent de Heilige Geest voor ons? Is de doop met de geest voor ons alleen maar een ervaring, eenmaal in ons leven? Een eindstation? Of kennen we de geest als degene die ons inspireert, die onze geest gaat vormen, die ons gaat inleiden in de denkwereld Gods?

Waartoe heeft God Zijn Geest uitgezonden? Met dit doel: om die geestelijke mens voort te brengen. Want zo komt er een volk dat sterk staat omdat het één is met de gedachten Gods. Zij heb­ben een vaste tred in de geestelijke wereld. Van dit volk wordt gezegd: “Uit hen komen alle machthebbers tezamen voort”(Zach. 10:04b). Zij worden machthebbers in de geest. Van hen zal de Vader zeggen: Dit zijn Mijn zonen, die Ik qa presenteren aan de wereld.

 

Kleur bekennen door Judith

Openb. 03:16

Het belijden van tekortkomingen is goed; het beteren van je leven is belangrijker. Als je een fout hebt ge­maakt, is die doorgaans te herstellen; als je steeds weer faalt, is dat een manco van bepaalde zwakheden. Jezus zei tot de overspelige vrouw: “Ga heen en zondig niet meer”. (Joh. 08:11). Het onderstreepte gedeelte is het punt waar we allen naar toe moeten werken.

Zonde is niet alleen het doen van verboden zaken, maar ook het nalaten van goede dingen, onder andere het ge­tuigenis verloren laten gaan dat je een kind van God bent. Zowel het één als het andere kan onherstelbare schade geven, want in feite betekent het dat je het kruis (en de Gekruisigde) verloochent.

Loochenen heeft te maken met lauwheid en gemakzucht.

In het begin van het nieuwe testament spreekt Jezus de hoop en verwachting uit die Hij mag koesteren aangaan­de de houding en het gedrag van de gelovige. Op het einde van het nieuwe testament (in het laatste Bijbel­boek) komt de ernstige waarschuwing voor een ieder die “er met de pet naar gooit”. Het is een huiveringwek­kend oordeel uitgesproken naar Gods maatstaf, geldend voor Zijn kinderen. Toch is er geen kloof tussen Mattéüs en Openbaring; er loopt een verborgen draad doorheen: de draad van vermaning voor elke dag. Daarover zegt de Heer in Lukas 12:8 en 9: “Wie Mij ver­loochenen zal voor de mensen die zal verloochend wor­den voor de engelen Gods”.

Waarom zou de wereldling er wel een image op na mogen houden (bijvoorbeeld in de politiek) en een kind van God niet?’. Waarom zouden we de Heer bedroeven door in onze schulp te kruipen, terwijl het evangelie een

“kracht” inhoudt (voor onszelf) en tot “behoud” strekt (van anderen)? (Rom. 01:16).

Dat is toch ook de functie en de waarde van het zout dat in de winter wordt uitgestrooid? Want wat zou er gebeuren als er niet gepekeld werd?!

 

Laodicea (gedicht) door Judith

(Matt. 05:13-16)

Vergeef mij, Heer, als in mijn hart

De liefde tot U is verflauwd;

Gij wilt zo graag dat ik zal zijn

Een vat, gevuld met geest’ lijk zout.

 

Vergeef dat ik zo weinig, Heer,

De Blijde Boodschap heb verteld;

En dat ik o zo vaak het licht

Onder de koornmaat heb gesteld.

 

Hoe vaak bleek ook mijn “stad” voor U

Niet hoog genoeg te zijn gebouwd,

Zodat Uw grote heerlijkheid

Toch onvoldoende werd aanschouwd.

Raak aan mijn “laodicéa-hart”,

(Wijl Gij nog langs de deuren gaat)

Vóórdat Gij mij, o God, te licht

Bevinden zult naar Uwe maat.

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

De toekomst staat nergens geschreven

De Franse ex-minister van binnenlandse zaken, Michel Poniatowsky,heeft een boek geschreven onder de titel: “De toekomst staat nergens beschreven”. In dit boek komen allerlei denkbeelden tot uiting, die ook in an­dere bladen en blaadjes worden gepropageerd. De denkbeelden van deze lec­tuur worden door steeds meer mensen aangehangen en men spreekt in Frankrijk al van de beweging: “Nieuw Rechts” .

Enkele uitingen van deze beweging zijn onder andere: “Het blanke ras is superi­eur aan het zwarte ras. En: “De jood moet uitkijken want als hij zich niet net­jes gedraagt kan hij een zekere Jodenhaat in zijn land bevorderen”. Verder wordt op een voorzichtige, maar duidelijke manier ge­suggereerd, dat abortus en euthanasie kunnen worden gebruikt om de vorming van een nieuwe “uebermensch” naar de ideeën van Nietsche te bevorderen.

Uiteraard wil men van het christelijk geloof niets weten. Men zegt daarvan: “Het christendom is een klamme ideologie, die de Indo-Europese (dat wil zeg­gen Arische] erfenissen in het onderbewustzijn verdoe­zelt” .

De geschiedenis heeft bewe­zen dat steeds opnieuw be­wegingen en ideeën aanslaan die door de duivel geïnspi­reerd zijn. Dit zal tot het einde zo doorgaan. De waar­achtige christen is hier­voor echter immuun, dat wil zeggen, hij laat zich er niet door beïnvloeden, om­dat hij uit andere inspira­tiebronnen put, namelijk Gods Woord en de Heilige Geest, die hem de weg naar de waarheid wijst. Hij weet dat het een openlijke leu­gen is, als wordt verkon­digd, dat de toekomst ner­gens beschreven staat. De Bijbel zegt dat er in het laatst der dagen zware tij­den zullen komen, maar ook dat Christus in de waarach­tige gelovigen tot volle glans en heerlijkheid zal komen. En wat de verdere toekomst betreft: Petrus zegt: “Wij verwachten ech­ter naar Zijn belofte nieu­we hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont”(2 Petr.3:13).

De wijsheid komt met de jaren

Het is een bekend feit dat in onze dagen het accent gelegd wordt op alles wat jong is. Het gezegde: “Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst” is waar, maar wie zich alleen hieraan vast­klampt, heeft zijn oog uit­sluitend op de natuurlijke, voorbijgaande dingen ge­richt. En Gods Woord zegt: “De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”(1 Joh. 02:17). Het doen van de wil van God is alleen mogelijk als wij nieuwe scheppingen zijn, wedergeboren kinderen Gods. Het nieuwe leven van Christus in ons begint op de dag dat we de Here Jezus hebben aanvaard, Voor de één is dit op zestienjarige leeftijd, voor de ander veel later. Op de keper be­schouwd is dit echter niet zo belangrijk. Natuurlijk is het geweldig als we Je­zus jong leren kennen, want dan kunnen we ook het grootste deel van ons “tij­delijke leven” in Zijn dienst besteden.

Maar veel belangrijker is, dat we zodra we Jezus heb­ben aanvaard als onze per­soonlijke Verlosser ook werkelijk de weg van geloof en gehoorzaamheid gaan be­wandelen en volhardend blijven bewandelen. Dan groeien wij geestelijk in elk opzicht, ook in kennis en wijsheid. Wie in het Ko­ninkrijk Gods optimaal wil functioneren – en dat is Gods wil – houdt steeds voor ogen dat het nieuwe leven – Christus in ons – zichtbaar en merkbaar moet zijn. En of men dan 17 of 77 is, is van ondergeschikt belang. In het Koninkrijk Gods gelden andere maatsta­ven dan in de wereld. Die richt zijn aandacht vrijwel geheel op alles wat jong is. Wie oud is behoort niet meer mee te draaien in het maatschappelijk leven van deze wereld. Gevolg is dat een schat van wijsheid en kennis, die men tijdens zijn leven heeft vergaard, verloren dreigt te gaan.

Opmerkelijk is echter dat men dit hier en daar begint in te zien. Zo maakt het blad “Cobouw Magazine” mel­ding van het feit dat de Amerikaanse wetsbepaling waardoor managers op 65 ja­rige leeftijd ontslag moe­ten nemen, niet langer ver­plicht wordt gesteld. Velen maken hiervan gebruik, zo­dat men in Amerika momen­teel bij 65 jaar al spreekt van “vroegtijdige pensione­ring”. Het blad schrijft: “Nog bonter maakt Japan het. Zolang de manager daar nog geen 85 is, behoort hij zich met zijn onderneming te bemoeien. De wijsheid komt met de jaren, rede­neert men in Japan”.

Voor het Koninkrijk Gods kunnen wij hier wijze les­sen uit putten. In vroeger tijden was het heel normaal dat ouderen, meer wijsheid en kennis bezaten dan jon­geren en dat dit ook erkend werd en respect afdwong. Timothéüs, die reeds jong in de bediening kwam, kreeg dan ook van Paulus de be­moedigende woorden mee: “Niemand schatte uw gering

om uw jeugdige leeftijd…” (1 Tim. 04:12). Wie jong was had nog niet dat gezag en die wijsheid en kennis, die bij een oudere als vanzelfsprekend werd verondersteld. Nu geeft oud zijn op zich natuurlijk niet altijd de garantie dat men dan veel geestelijk inzicht en wijs­heid zou bezitten, terwijl men als men jong is, dat nog niet zou kunnen hebben. De uitzonderingen bevestigen j ook hier de regel. Maar uit de geschiedenis zijn talrijke voorbeelden bekend van kinderen Gods die pas in de laatste periode van hun leven machtig door de Heer werden gebruikt. Of de Heer ons optimaal in Zijn dienst kan gebruiken hangt helemaal af van het feit of wij de geestelijke weg van geloof en gehoorzaam bewande­len. En zij die deze weg gaan vinden het niet erg ouder te worden. Zij houden zich vast aan de zekerheid en ervaren het in hun le­ven: “Al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Kor. 04:16).

Roken ruïneert de mens

Binnenkort komt de Zaanse internist dr. F. van Zoeren ; met een publicatie uit over ; de vele negatieve gevolgen van het roken. Dr. Van Zoeren, die dagelijks te maken: krijgt met slachtoffers van i hart- en vaatziekten, long’ carcinomen en chronische longziekten heeft een jarenlange studie gemaakt bij vele rookverslaafden, over de uiterlijke sporen die het roken bij de mens veroorzaakt. Hij komt daarbij tot de conclusie dat het roken zijn sporen, behalve in onze longen en bloedva­ten, ook onmiskenbaar ach­terlaat op ons gezicht.

“Een gore teint, een ver­scherpt lijnenspel van de zijkanten van de neus naar de mondhoeken, een onder andere door de prikkeling van de rook veroorzaakte typische uitdrukking van de ogen, een vergrote neus ten gevolge van een chronische neusslijmvliesontsteking, ziedaar het ”profiel” van de straffe roker, zoals geschetst door dr. Van Soeren tegenover Yvonne Laudy van “De Telegraaf”.

Dr. Van Soeren merkt verder op dat “de man in de straat niet opkijkt van een rokersgezicht. Komt hij ech­ter iemand tegen met een rode neus, uitgezette bloedvaatjes in het gezicht en bloeddoorlopen ogen, dan gaat er meteen een lichtje bij hem branden: dat zou wel eens een alcoholist kunnen zijn. Waarmee ik ei­genlijk maar wil zeggen dat roken zo verweven is met onze manier van leven, dat de sporen, die het roken nalaat, ons niet eens op­vallen” .

Hij merkt verder nog op: “Roken is niet stoer, niet gezellig, niet onschuldig. Roken is een dooddoener. In velerlei opzicht. Drie­kwart van de patiënten, die hier op de interne afdeling verblijven, zouden er niet liggen als ze in hun jeugd een ander gedragspatroon hadden kunnen ontwikkelen, en daar behoort het roken ook toe. Roken is een vlucht, voor jezelf, voor de confrontatie met de ander” .

Hoe behoort een christen te staan tegenover het roken? Paulus zegt: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig”. Dat roken niet nuttig is voor een kind van God spreekt voor zichzelf. Behalve de negatieve in­vloed op de lichamelijke gezondheid – vele malen we­tenschappelijk bewezen, verzwakt het ook ons getui­genis als beelddrager van Christus. Het is een gebon­denheid waarvan men verlost moet worden. Hen verschuilt zich soms achter de gedach­te dat sommige niet-rokende kinderen Gods ook nog aan allerlei dingen gebonden zijn, of probeert door al­lerlei andere uitvluchten het roken aannemelijk te maken. Wie echter werkelijk met een oprecht hart de Heer wil dienen, zal geen moment langer de ruïnerende invloed van het roken wil­len ondergaan, maar ook in dit opzicht de volledige vrijheid, dat het nieuwe leven met Christus met zich meebrengt, willen beleven.

In de gehele wereld

In ons vorig nummer vertel­den wij over onze ontmoe­ting met Spaanse pinkster- gelovigen in Fuengirola in het zuiden van Spanje. Daar willen we nog iets meer van vertellen, want , toen we op een andere avond een volle­dige samenkomst meemaakten en met verschillende broeders en zusters in gesprek kwamen, bleek het een ge­meente van bekeerde zigeu­ners te zijn. Wat ons bijzonder trof was het buiten­gewone enthousiasme waarmee ze hun liederen zongen. Het was aan het eind van de straat nog te horen en zon­der begeleiding van orgel of piano.

Met verschillende van hen kregen we nader contact en het was hartverwarmend om weer bevestigd te zien hoe Gods Geest in deze eindtijd overal werkt, ook onder de zigeuners. Als volk van zwervers zijn de zigeuners altijd een bijzonder volk geweest en vaak niet geac­cepteerd door de maatschap­pij. Evenals de joden heb­ben zij in de tweede we­reldoorlog aan verschrikke­lijke vervolging blootge­staan. Niet minder dan

250.000 zigeuners kwamen om in de concentratiekampen van nazi-Duitsland. Maar Juist onder hen doet God in onze dagen weer grote din­gen. Duizenden kwamen tot geloof. Bekend is bijvoor­beeld de opwekking onder hen in Frankrijk in de ja­ren ’50, waar de Heer onder andere broeder Osborn voor gebruikte.

Het doet ons denken aan de woorden van Paulus: “Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uit verkeren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld on­aanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan het­geen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God”(1 Kor. 01:27-28). Al zijn dan de zigeuners in de ogen van velen dwaas, zwak, onaanzienlijk en veracht, in de ogen van God – en als het goed is ook in de ogen van ieder kind van God – zijn zij kostbaar. Bij God is geen aanzien des persoons. “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen”! (Titus 02:11).

Rust door yoga

Yoga is “in” en op alle mogelijke manieren wordt pro­paganda gemaakt voor deze uit het boeddhisme afkom­stige methode tot “zelfbevrijding”. Zo adverteert ‘ een groot dagblad thans met een door haar uitgegeven yogacursus op cassette in de volgende bewoordin­gen: “Steeds meer mensen doen yoga. En dat is niet voor niets. In deze tijd van jachten en jagen, van ‘ haasten en stress is een rustpunt noodzaak. Yoga is dat rustpunt waardoor je weer helemaal tot jezelf kunt komen en je kunt ont­spannen. Yoga is jezelf on­derzoeken, je beter leren kennen. U kunt nu yoga thuis beoefenen….” Als onderwerpen van de casset­tebandjes worden onder an­dere genoemd: “Yoga en me­ditatie”, “hoe raak ik mijn spanningen en depressies kwijt”, “hoe kan beter ade­men”, “hoe geniet ik meer van liefde en seks”, “hoe val ik makkelijker in slaap” en “yoga tegen kwaaltjes”.

U ziet hoe verleidelijk en gemakkelijk het de heden­daagse mens wordt gemaakt om aan yoga te doen. Maar de ontspanning en rust die door yoga zou worden ver­kregen is slechts schijn en surrogaat. Immers satan heeft er alleen maar belang bij dat de mens vaster in zijn greep raakt, en welke middelen hij daarvoor kan gebruiken kan hem niet schelen. Voor de onrustige en gespannen mens van onze dagen is er maar één “probaat middel”. Maar dat is dan ook zo goed dat het alle antwoorden en oplossing­en in zich heeft. Het is het aanvaarden en volgen van Jezus de Zoon van de levende God, die gezegd heeft: “Komt tot Mij, al­len; die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust ge­ven” (Matt. 11:28). Wie Jezus kent en volgt heeft geen yoga, transcendente me­ditatie of wat ook nodig, maar mag de echte vrede met God iedere dag opnieuw be­leven. (Rom. 05:01).

 

Wat betekent het een discipel te zijn? door H. J. GLASBERGEN

 

Discipel van het koninkrijk der hemelen

Drie jaar heeft Jezus Zijn discipelen geleerd, aan­gaande het Koninkrijk Gods. Daarna nog veertig dagen na Zijn opstanding ,voor de hemelvaart. De discipelen hadden geleerd en wisten dat het Koninkrijk Gods niet alleen uit woorden, maar ook in kracht bestond. Zij moesten wel de volle prijs betalen, om in dit Koninkrijk te functioneren. “Wij hebben alles prijsge­geven en Zijn U gevolgd”. Wat ook nu nog de voorwaar­de is om Hem te dienen in gerechtigheid, opdat wonde­ren en tekenen zullen vol­gen. Ook Paulus gaf alle kennis, wijsheid en inzicht prijs om Hem te kennen: Zijn Koning, Jezus Chris­tus. Zoals het Koninkrijk in Jezus was geopenbaard, zo ook in Zijn discipelen en Paulus. (Hand. 05:12; Hand. 19:11).

Dit Koninkrijk Gods is ook in ons. En ook ons volgen de wonderen en tekenen. Het Koninkrijk is niet gebonden aan tijd of plaats, maar het is in ons en bij ons. God gaf Zijn Zoon – de Christus – uit liefde voor Zijn schepping, de mens, die geroofd is door de overste der wereld, de dui­vel. Jezus is de Herschepper van het Koninkrijk der hemelen. Hij brengt de o- verweldigde mens weer in gemeenschap met God de Va­der. Dit is de nieuwe, we­dergeboren mens: het groot­ste wonder van God.

Dit Koninkrijk van Gods liefde is ons gegeven, om het werk van Jezus Christus te openbaren. Zijn enige gebod is: God liefhebben en je naaste als jezelf. Dit is alleen mogelijk door de Heilige Geest. Als wij ver­zoend zijn met God de Vader wordt deze liefde in ons uitgestort door de Heilige Geest. (Rom.5:1-7). Zo als onze levensgeest niet zichtbaar is, zo ook de Heilige Geest niet. Jezus heeft gezegd: Loop het Ko­ninkrijk Gods niet na, want het is bij u en in u. Het is ook niet te berekenen, het is niet in Jeruzalem, niet in Rome, niet in de Maria bedevaartplaatsen. Het Koninkrijk Gods is een bewustzijn, een ervaring. Een heilige gemeenschap met God, de Vader, die met de Zoon, Jezus Christus, wo­ning in ons heeft gemaakt, zoals Hij beloofd heeft. (Joh. 14:21-26).

God is Geest

U kunt God niet vinden op het natuurlijke vlak, zelfs niet in godgeleerdheid. On­ze gemeenschap is met Hem, door de Heilige Geest. Daarom aanbidden de ware aanbidders God in Geest en in waarheid. God zoekt zul­ke aanbidders. Het uur is nu, zei Jezus tot de Samaritaanse vrouw, tweeduizend jaar geleden.

Toch houden ook nu nog dui­zenden gelovigen zich bezig met formulier- en gebeden­boekjes, uitgedacht door mensen. In Joh. 04:19-24 zegt Jezus dat wij Hem moeten aanbidden, dat wil zeggen: God de lof, eer en aanbid­ding brengen, Zijn Naam verheerlijken. Hij zoekt mensen, die door elkander lief te hebben, Zijn Naam verheerlijken. “Zie, hoe lief zij elkander hebben”. Dit kan alleen de wederge­boren, uit God geboren mens. Die heeft zijn huis gereinigd, van elke smet of rimpel. Ook van de zichtbare godsdienst, de dode werken, die voor God nutteloos zijn.

Als de liefde Gods in ons functioneert, kan het Ko­ninkrijk Gods in ons open­baar worden, in wonderen en tekenen. Dat is de goede mens, die uit zijn hart goede schatten voortbrengt, om de simpele reden dat het goede in hem woont. Zijn woning is Gods woning ge­worden. Geheel doordrenkt van Zijn liefde en bewogenheid, voor elk mens wat Hem niet kent. Deze mens heeft dezelfde bewogenheid als Jezus, die ook bewogen was, toen Hij de schare zag.

Duizenden mensen zijn da­gelijks rondom ons, met een lege ziel, omdat zij Hem niet kennen. Hoeveel mensen staan de ander in de weg, om tot Hem te komen? Door theologie en leer van men­sen, is de weg dikwijls versperd om het Koninkrijk Gods in te gaan. “Ik zou wel willen, maar wat zullen mijn kinderen zeggen, wat zullen mijn ouders zeggen, mijn vrienden, mijn vrien­dinnen, mijn broers of zus­sen….”. “Ik heb een akker gekocht, een vrouw ge­trouwd, ik moet zoveel din­gen doen…”. Talrijk zijn de argumenten. Er gaan men­sen verloren, omdat zij zich schamen voor mensen een keus te maken. In Mat. 10:32-39 zegt Jezus, dat wie Hem belijden zal voor de mensen, Hij ook belijden zal voor Zijn Vader. Wij kunnen God niet benaderen in wijsheid en theologie, maar alleen in Zijn Geest en waarheid. Het behoud is in Jezus, de enige Naam ons gegeven. “Die de Zoon heeft, heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet”. Dus leg alle waardeloze ballast af en geef u over aan Hem.

Gerechtigheid vrede en blijdschap

Het Koninkrijk Gods bestaat uit gerechtigheid, vrede en blijdschap. Maar niet al­leen hieruit, dan was het een arme zaak. Het Konink- Gods bestaat in de eerste plaats uit liefde. God heeft de mens, Zijn schep­ping en Zijn Koninkrijk, lief. Daarom is de vrucht uit God (de Heilige Geest), liefde, blijdschap en vre­de. De liefde is onge­veinsd. Ook Rom. 12:09 is een vrucht van Gods Geest. Ontelbaar zijn de goede vruchten van het Koninkrijk als de liefde van God in ons woont. De minste willen zijn, de ander uitnemender achten dan zichzelf. Als ik alles wat te weten was, zou weten en alle gerechtigheid had, maar ik had de liefde niet, dan ben ik voor God verwerpelijk. De ganse vol­heid Gods is ons geschonken in Jezus Christus.

“Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is op­gevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen. En Hij heeft zowel apostelen als profe­ten gegeven, zowel evange­listen als herders en le­raars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijp­heid, de maat van de was­dom der volheid van Chris­tus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neer, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehe­le lichaam als een wel­sluitend geheel en bijeen­gehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde”(Ef. 04:10-16).

Alleen door de liefde komen wij tot een eenheid des ge­loof s, ons aan de waarheid vasthoudende. De liefde moet volkomen kunnen func­tioneren in de gemeente, dan zullen de wonderen en tekenen ons volgen, tot eer van Zijn Naam. Laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid, zegt 1 Joh. 03:18.

Het gaat er om dat wij niets anders meer willen weten dan Jezus Christus en die gekruisigd, niet alleen met woorden, maar dat kan alleen door een vat te zijn van Hem, vol van gerechtig­heid, waarheid en liefde. “Bewaart uzelf in de liefde Gods”, zegt Judas 01:20. Beke­ring, doop en de Heilige Geest ontvangen en in nieu­we tongen spreken, is een beginpunt van het nieuwe leven, wat in ons openbaar moet worden. Het mosterd­zaadje, de graankorrel, moet sterven, om vrucht te dragen. “Jaag naar gerech­tigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart”(2 Tim. 02:22).

God kocht ons met het bloed van Jezus Christus, omdat Hij ons liefhad. Een ieder die liefheeft (geen natuur­lijke liefde), is uit God geboren en kent God; wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. (1 Joh. 04:07-21). Dit groei­proces is aan Jezus Chris­tus verbonden, aan de levensrivier, die vol is van levend water. Hij woont met Zijn Geest in ons. Niet met kracht of geweld, niet met de ander te bestrijden, maar door Zijn liefde in ons, kunnen wij de ander winnen voor het Koninkrijk van Zijn liefde.

Niet wij hebben Hem eerst liefgehad, maar Hij ons. Indien Gods ons zo heeft t» liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. Niemand heeft God ooit ge­zien; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons; en Zijn liefde is in ons volmaakt geworden. Wij kunnen alles weten wat te weten is, maar alleen door Zijn liefde in ons, kan het Koninkrijk Gods openbaar worden, in wonderen en te­kenen. Zijn liefde en bewo­genheid doen de muren in­storten .

Het overwinnend leven met jezus Christus

De duivel zal alle middelen gebruiken, om dit overwin­nend geloof te ontkennen. Daarom is het nodig, dat wij zijn werken kennen. Wij weten dat hij in vele vrome gedaanten als een engel des lichts kan verschijnen. Met wijsheid en godgeleerdheid probeert hij het Koninkrijk Gods in de mens tot een leugen te maken. Jezus bouwde Zijn Koninkrijk op aarde met elf eenvoudige mensen, die de prijs hadden betaald. Hij gaf geen op­dracht om mensen met diplo­ma’s te benoemen, met ti­tels, rangen en standen, met lange gewaden of brede gebedsriemen. Ook niet om boeken te schrijven, waarin Gods Woord krachteloos wordt ‘gemaakt. Hij gaf de discipelen maar één op­dracht: Maakt allen tot Mijn discipelen.

Als David Wilkerson niet de liefde en bewogenheid van Jezus Christus in zich had, was hij nooit op een zeep­kist gaan staan in Harlem, onder hoon en spot. Als zendelingen niet die zelfde liefde en bewogenheid heb­ben, zouden zij niet naar het zendingsveld kunnen gaan, zichzelf prijsgeven­de. Ga naar de zondaren, daar waar zij zijn, zegt Jezus: in de heggen en steggen.

Een overwinnend leven be­staat uit goede vruchten opbrengen. Voor de ongees­telijke mens een dwaasheid, voor ons een heilige zaak. Door onze geestelijke ogen, zien en horen wij dagelijks om ons heen, de door de machten der hel, beschadig­de mens. Deze is alleen be­reikbaar door de liefde van Jezus Christus. “Gij dan geheel anders, gij hebt Christus leren kennen”, is voor ons letterlijk be­doeld. Wij kunnen niet één zijn met de wereld, niet dezelfde taal spreken. Maar wij zijn niet verstard en verdroogd, maar vol van le­ven en overvloed. Jezus volgen als discipel, is geen leven van kramp, maar een bevrijding van alle lasten die de duivel ons had opgelegd. Wij hebben woorden van (eeuwig) leven, van genezing en bevrijding, omdat God achter onze woorden staat.

Het leven in het Koninkrijk op aarde, openbaart zich in de mens, die vervuld is van de Geest van God, wat ook zichtbaar is. Het is de nieuwe, levende weg, door het bloed van Jezus Chris­tus. Door Hem hebben wij vrijmoedigheid om in te gaan in het heilige der heiligen. Daar moeten de machten der duisternis voor wijken, die de mens knech­ten en overweldigen. Geen slaven meer van de zonde, omdat wij Jezus macht heb­ben gegeven over ons leven.

Niet wij, maar Hij leeft in ons. Het is Zijn woning. Hij is de Enige die rechten heeft, als onze woning ge­reinigd is. Dan wordt Zijn gerechtigheid, liefde, ge­nezing, bevrijding, vrede en blijdschap openbaar in ons.

U heeft pas deel aan Hem, als u Hem de macht geeft over uw leven te beschik­ken. Geen: “Ja maar….”, maar: gehoorzaamheid aan de oproep van Jezus: “Volg Mij… als discipel”.

 

Moet de opleving van de Islam ons beangstigen? Door Gert Jan Doornink

Het valt niet te ontkennen: de Moslims (aanhangers van de Islam) zijn sterk in op­komst en hun invloed doet zich in verschillende lan­den meer en meer gelden. Er zijn kinderen Gods die zich daar zorgen over maken. Nu is bezorgd zijn in de ogen van God altijd verkeerd. Gods Woord zegt: “Wees in geen ding bezorgd…”(Filip. 04:06). Wij mogen al onze zorg op Hem werpen, want Hij zorgt voor ons. (1 Petr. 05:07). Dit betekent niet dat wij de werkelijkheid uit de weg moeten gaan. Integen­deel, een kind van God kan juist de werkelijkheid ten alle tijde onbezorgd onder ogen zien, mits hij ook de werkelijkheid van zijn geloof beleeft. Want dat is het criterium. Als er een leven is van onge­hoorzaamheid en ongeloof kunnen wij God niet beha­gen. Dan beïnvloedt het rijk der duisternis ons le­ven. Dan zijn wij met gees­telijke blindheid geslagen.

Ouderwets

Helaas zien wij dat maar al te veel in onze dagen. De grote massa van het naam- christendom maakt zich niet druk over de opkomst van allerlei oosterse religies en dwalingen. Het begrip “evangelieverkondiging” wordt meer en meer als ou­derwets aan de kant gezet of misvormd omdat het van zijn werkelijke inhoud en betekenis wordt beroofd. We moeten in “discussie” treden met de andere gods­diensten. Ook daar zitten elementen van waarheid in, redeneert men. Men schuift daarmee reeds één van de kernpunten van het christe­lijk geloof volkomen aan de kant. Jezus heeft gezegd: “Ik ben de waarheid”. Er is geen andere waarheid buiten Hem!

Paulus schreef aan Timotheüs over de eigenschappen van de “in de laatste dagen” le­vende mensen. Als één van de kenmerken zegt hij van hen dat zij “met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben” (2 Tim. 03:05). Dat geldt zeer zeker ook voor hen die het op een akkoord willen gooien met de aanhangers van andere godsdiensten. Hoe zijn zij afgedwaald van de waarheid. (Of hebben deze waarheid misschien nooit gekend, on­danks al hun theologie en wijsheid).

Zo verscheen er onlangs een boekje van de geref. Drs. Jan Slomp, die sinds enkele jaren namens de protestantse kerken in Nederland voor­lichting geeft aan christe­nen over de Islam en omge­keerd. In het slothoofdstuk van het boekje, dat in het Nederlands en in het Turks is verschenen, wordt een vergelijking gemaakt tussen de drie grote feesten van de joden (paasfeest), de chris­tenen (goede vrijdag – paas­feest) en de moslims (het offerfeest). In een twaalf­tal punten worden de over­eenkomsten genoemd. Het ge­vaar van dit boekje schuilt hierin dat in feite alles op één lijn wordt gesteld. Eén van de punten zegt: “Op alle drie de feesten treedt de gelovige God biddend tege­moet”. Hen andere woorden: het doet er niet toe welke godsdienst men aanhangt, als men maar bidt tot God. Een ander punt: “Alle drie vieren het feest op gezag van een zeer belangrijk persoon in hun godsdienst, Mozes (joden),Christus (christenen) en Abraham (moslims)”.Alsof Christus niet de levende Zoon van God is. De enige weg om vrede met God te ontvangen!

Mohammed

Maar is het geloof van de moslims nu werkelijk wel zo gevaarlijk, zal men zich afvragen. Het is leerzaam om na te gaan hoe de Islam als grote wereldgodsdienst kon ontstaan. Alleen reeds de volgende feiten zouden velen de ogen moeten openen. In 622 predikte te Mekka een zekere Mohammed het spoedig te verwachten einde der wereld en het jongste gericht en wekte met het oog daarop de mensen op om tot geloof in Allah (God) te komen. Mohammed moest na enige tijd uitwijken naar Medina, waar hij een grote aanhang vond en een soort theocratische staat sticht­te. Mohammed beschouwde zichzelf als profeet, maar de in Medina levend joden, wilden hem als zodanig niet erkennen, Mohammed verdreef hen uit de stad en ver­klaarde de heilige boeken van joden en christenen, de “schriftbezitters”, voor ; vervalst, voor zover hun inhoud afweek van het aan hen zelf geopenbaarde. Hij stelde hiermee de Islam in bewuste tegenstelling tot de andere grote gods­diensten (dus ook het Christendom). Zelf noemde hij zich de laatste van de door God gezonden profeten. (Gegevens uit de grote Winkler Prins encyclopedie).

Wat zegt Gods Woord echter? “Nadat Gods eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen”(Heb. 11:01). ‘ Mohammed, die in de 6e eeuw na Christus leefde, was een valse profeet, waarvan er, zoals 1 Joh. 04:02 zegt, velen in de wereld zijn uitgegaan. “Hieraan ‘ onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die be­lijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God”.

De zwakte en verdeeldheid van het Christendom was – en is – er mede de oorzaak van dat de Islam – welis­waar zelf ook verdeeld – zich zo kon uitbreiden, vooral in Azië en Afrika en momenteel meer dan 700 miljoen aanhangers telt. De laatste jaren zien wij in verschillende landen een heropleving en groei, terwijl ook het “christe­lijke” West-Europa, vooral door de komst van de vele gastarbeiders, meer en meer wordt geconfronteerd met deze valse godsdienst.

Antwoord

Het enige antwoord op de groei van de Islam kan daarom alleen maar zijn een levend christendom, dat be­staat uit wedergeboren kin­deren Gods, vol van de Hei­lige Geest. Zij verkondigen ook tot de moslims, dat Je­zus het enige antwoord en de enige weg tot God is om vrede te ontvangen. Zij hebben geen behoefte mee te doen met hen die de Is­lam en de andere wereld­godsdiensten op één lijn willen plaatsen met het christendom. Zij weten dat dit één van de vele tactische wapens is die de dui­vel gebruikt om de mensen op een dwaalspoor te bren­gen. Als waarachtige gelo­vigen zijn zij op hun hoe­de, want Paulus heeft ge­zegd, in 1 Tim. 04:01, “dat de Geest nadrukkelijk zegt dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het ge­loof, doordat zij dwaal­geesten en leringen van bo­ze geesten volgen”.

Daarom is het ook zo belangrijk dat een kind van God geestelijk groeit en de mannelijke rijpheid be­reikt. Want een kind van God dat de volheid van Christus openbaar maakt, laat zich door niets angst aanjagen, komt niet op dwaalwegen terecht, laat niet toe dat de duivel in­filtreert, en is door woord en daad een getuige van Christus.

1979.07-08 nr. 195

Levend Geloof 1979.07-08 nr. 195

Vertrouwen door Gert Jan Doornink

“Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis” (Hand. 16:31).

Wat is vertrouwen?

Wanneer Paulus en Silas tot de gevangenbewaar­der van Filippi zeggen: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult behouden worden”, als antwoord op zijn vraag: “Wat moet ik doen om behouden te worden”, lezen wij in Hand. 16:33-34 hoe deze gevangenbewaarder met zijn gehele gezin tot geloof komt. Ze laten zich dopen en zijn zo blij dat zij tot geloof gekomen zijn dat zij een feestmaaltijd aanrichten.

Het is een bekende geschiedenis, die ons ver­plaatst naar de eerste tijd van het christen­dom. Deze eerste tijd was een geweldige tijd. Met grote volmacht en onder de zalving van de Heilige Geest werd het Woord van God gebracht en had wonderbare uitwerking. Velen werden be­vrijd uit satans macht en kwamen tot het echte geloof in Jezus Christus. Het was ook een tijd van vervolging en verdrukking, maar de mensen die de Here Jezus gingen volgen, waren bereid de volle prijs te betalen, die het volgen van Jezus inhield.

Nu moeten we oppassen dat we de eerste tijd van het christendom teveel gaan romantiseren, met de gedachte: “Was het nu ook maar zo…”, want dan zien wij over het hoofd, dat God niet veranderd is. Door Gods Geest gaan velen in onze dagen de ogen weer open voor het oor­spronkelijke, echte christendom. Jacobus spreekt over de “vroege en de-late regen”. Zoals de Handelingentijd genoemd kan worden, de tijd van de vroege regen, leven wij nu in de

tijd van de late regen.

Vele waarheden uit Gods Woord worden in onze dagen herontdekt. Eén van deze waarheden is ongetwijfeld het feit dat “behouden worden” veel meer inhoudt dan alleen maar “weten dat we de eeuwigheid met Jezus door mogen brengen” Eeuwenlang is de prediking van velen daarop ge­richt geweest, zonder onder ogen te zien dat we geroepen zijn om in ons dagelijks leven door woord en daad van onze behoudenis te ge­tuigen.

Het vertrouwen dat we eens, stelden in de Here Jezus, toen wij tot geloof kwamen, moet daarom een dagelijks vertrouwen zijn. Vertrouwen is geloof dat zich uit in een dagelijkse gemeen­schap met Jezus. Vertrouwen is het nieuwe leven van Jezus ervaren en beleven. Vertrouwen is niet beheerst worden door het vlees, het ou­de leven, maar door de Heilige Geest en het Woord van God. Vertrouwen is niet de natuurlij­ke weg bewandelen, maar de geestelijke weg, want ook al staan wij in de werkelijkheid van het leven, onze plaats is een geestelijke plaats en onze strijd is een geestelijke strijd.

Als we dit niet inzien komt er van een dagelijks vertrouwen niets terecht, want vertrouwen gaat niet automatisch, het moet “geleerd” wor­den. En dan bedoelen we uiteraard niet het le­ren uit een boekje. Alleen het Boek is onze Richtsnoer en alleen de Heilige Geest leert ons hoe vertrouwen gaat functioneren. Het moet een vast onderdeel van ons geloofsleven zijn.

Verkeerd gericht vertrouwen

Maar al te veel christenen hebben een verkeerd gericht vertrouwen, waartegen de Bijbel uit­drukkelijk waarschuwt. Zo zegt Paulus in 2 Kor. 01:09 dat wij niet op onszelf ons vertrouwen moe­ten stellen. Als het ons voor de wind gaat, zijn we daartoe maar al te gauw geneigd. Spr. 03:05-06 zegt echter: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken”. Is ons eigen inzicht dan ver­keerd? Niet als het in overeenstemming is met Gods wil, anders wel. Daarom is het ook zo be­langrijk Hem werkelijk te leren kennen uit Zijn Woord, opdat Hij “onze paden recht zal maken”.

Een andere waarschuwing van Paulus vinden we in Filip. 03:03-04, waar hij zegt niet op vlees te vertrouwen. Ook dat is belangrijk. Hoe dikwijls zijn we geneigd te rade te gaan met vlees en bloed, terwijl God wil dat we het alleen van Hem zullen verwachten.

Een waarschuwing waar we als eindtijd-christenen ook veel mee te maken hebben vinden we in 1 Joh. 04:01, waar staat dat we niet iedere geest moeten vertrouwen, maar de geesten moeten be­proeven of ze uit God zijn, omdat er vele valse profeten in de wereld zijn uitgegaan.

Het is dus zeer belangrijk dat ons vertrouwen voortdurend gericht is op Jezus, want wie een verkeerd gericht vertrouwen heeft, bedriegt zichzelf, omdat het hem plaatst buiten de ge­meenschap met God. Dan worden we een speelbal van de duivel, die er een behagen in heeft, als ons vertrouwen gericht is op de omstandig­heden, op de dingen van deze wereld, die geen blijvende waarde hebben.

Als ons vertrouwen verkeerd gericht is, blijven wij geestelijk onvolwassen en zijn wij ook geen werkelijke getuigen van Christus. Laat iedereen zich afvragen: Waarop is mijn vertrouwen ge­richt? Is er ook een dagelijks vertrouwen, zo­als dat er was toen ik een kind van God werd? Gods Woord zegt: “Stel uw vertrouwen op de He­re Jezus”.

Vertrouwen in moeilijke omstandigheden

Maar, zal iemand opmerken, het is allemaal zo gemakkelijk gezegd. Maar wat doen wij als de omstandigheden tegen zijn? Als ons geloof op de proef gesteld wordt? Raken we dan ons ver­trouwen kwijt? Of wordt het juist hechter en heeft het als het ware een getuigenis in zich? Want als anderen aan ons bemerken dat wij een volhardend vertrouwen hebben, wordt hun geloof er door gestimuleerd en bevorderd.

De Bijbel zit vol voorbeelden van gelovigen met een volhardend vertrouwen. Als we alleen reeds denken aan Paulus. Hij was een martelaar ter- wille van het evangelie. Maar dwars door alles heen kende hij een rotsvast vertrouwen in de levende God, die Hem eens zo machtig bevrijd had uit de klauwen van de duivel. Hij zou er niet over piekeren ook maar één stap terug te doen op de weg van geloof en vertrouwen.

Vanuit de gevangenis schreef hij aan Timótheüs: “Om die reden draag ik ook dit lijden en ik schaam mij daarvoor niet, want ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben er­van overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag”(2 Tim. 01:12). En in Filip. 01:14 schrijft hij: “Het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken”. Het blijvend vertrouwen wat Pau­lus had toen hij in de gevangenis was, beteken­de voor de anderen inspiratie voor hun geloofs­leven. Zoals ook vandaag de gelovigen achter het ijzeren gordijn, die terwille van het evan­gelie in de gevangenis zijn, een beschamend voorbeeld zijn, voor ons gelovigen in de wel­vaartsmaatschappij .

Laten we toch goed bedenken, dat juist als al­les tegen zit, God juist Zijn beloften waar kan maken. Want Hij laat ons nooit in de steek, als wij maar op Hem blijven vertrouwen. Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een Hel­per, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?”(Heb. 13:05-06). Is dat ook uw getuigenis?

Vertrouwen in deze tijd

Als we al deze teksten uit de Bijbel zo lezen, ontdekken we hoe belangrijk vertrouwen is, en dat geldt zeer zeker voor ons eindtijd-gelovigen Want vertrouwen is één van de heerlijkste woorden in de Bijbel, maar ook één van de meest “beschadigde” woorden van onze tijd. Hoe heeft de duivel juist met zijn vurige pijlen het woord ‘vertrouwen” aangetast. Het vertrouwen tussen man en vrouw, tussen kind en ouders is bij zeer velen uit elkaar gerukt en vernield.

Nu heeft de echte Gemeente van Jezus Christus daarop het antwoord. Dat antwoord is: Jezus Christus. Maar dat mag geen holle kreet of een goedkope uitdrukking zijn! Alleen als ons ver­trouwen en geloof in Jezus goed is, als Jezus in ons gestalte heeft aangenomen, is Hij het werkelijke Antwoord!

Als wij de nood zien, kan ons dat met bewogen­heid vervullen. Maar bewogenheid alleen is niet voldoende. Dat heeft de wereld ook nog wel. Bewogenheid is de gevoelskant, die hoeven we niet uit te schakelen, maar een kind van God moet meer bezitten. Er moet ook geloof en ver­trouwen zijn!

In de relatie tussen een gelovige en God (en ook tussen een gelovige en zijn medemens), neemt vertrouwen een sleutelpositie in. Zonder vertrouwen is er geen contact, geen gemeen­schap, en kan God zich niet openbaren.

D dat het vertrouwen tussen ons en God goed is. Er mag niets in de weg staan. Misschien moet u nog dingen afleggen, misschien moet u nog bevrijd worden van bepaalde gebondenheden. Een ieder onderzoeke zichzelf.        

Het vertrouwen tussen ons en God moet optimaal functioneren. Weet u dat wij Gods vertrouwelin­gen zijn? Een vertrouweling is iemand aan wie men zijn geheimen toevertrouwd. Dat doet men niet aan de eerste de beste. We moeten eerst iemand goed kennen, willen we hem of haar be­kend maken met onze intieme dingen. God wil ook ons in vertrouwen nemen. Laten we Hem niet be­schamen, door ook van onze kant een volkomen vertrouwen in Hem te openbaren.

Want als het verticale vertrouwen goed is, heeft het horizontale uitwerking. Tot onze me­debroeders en zusters, maar ook tot de wereld. En dat is van het allergrootste belang in deze tijd. Want de Heer wil ons zo graag allemaal gebruiken in de komende tijd, om het te proclameren aan een ondergaande wereld: “Stel uw ver­trouwen op de Here Jezus, en u zult behouden worden”!

 

 

De rust voor het volk van God door H. J. Glasbergen

De werkelijke rust

Miljoenen mensen hebben weer van een welverdiende vakantie genoten. Velen van hen hebben echter duizenden ki­lometers afgelegd met een enorme haast, dikwijls in een kramp en zijn dodelijk vermoeid thuis gekomen…. Vakantie? Rust? Als de mens niet tot Jezus komt, ont­vangt hij niet de werkelijke rust. Al zou hij nog zo lang vakantie vieren, al zou hij de hele wereld doortrekken.

De Bijbel spreekt van de echte rust voor het volk van God, dat tot Zijn rust is ingegaan. Dit volk rust in Zijn beloften, die “ja en amen” zijn. Verzekerd door de Heilige Geest, wedergeboren uit water en geest, weten zij zich gekocht en betaald door het bloed van Jezus

Christus. Zij zijn vrijge­maakt van de machten der hel, niet alleen gereinigd, maar ook verlost van de zon­den en alle vreemde smetten. Zij zijn nieuwe scheppingen, geroepen om te heersen over de machten der duisternis.

Zoals God Kaïn leerde en Je­zus Zijn discipelen onder­wees, mogen ook wij in de kracht van de Heilige Geest, de vijand terugwijzen in de hemelse gewesten. Alleen zij die in gemeenschap met Jezus Christus leven, door de Hei­lige Geest, in volkomen ge­hoorzaamheid, kunnen in deze tijd nog staande blijven. Wij worden overspoeld met vreemde góden en afgoden, die ons christelijk land uithollen en volkomen mach­teloos maken, mede door de blindheid van de geestelij­ke leiders. Een christendom wat niet van Christus is, wordt de mensen geleerd, als Gods wil. Verdraagzaamheid » en tolerantie is de dooddoe­ner om hun onmacht te ver­bergen. Een kleurloosheid die ontstellend is, getuigt dat zij niet tot de rust van God zijn ingegaan. Is het christendom een overle­den zaak? Gelukkig zijn er ook nog levende gelovigen. De stromen van levend water die Jezus beloofd heeft aan ieder die hongerig en dors­tig tot Hem komt, stroomt door hen heen. Zij zijn “in beweging” maar vanuit de ware rust die zij in Jezus Christus hebben gevonden.

Jezus leert ons wat de wer­kelijke rust, die God geeft, inhoudt. Als Hij op de sabbat door de korenvel­den loopt, aren plukt en graankorrels eet, is daar geen haast en geen kramp, ondanks de beschuldigingen van de Farizeeën. Even tevoren had Hij gesproken: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vin­den voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”(Matt. 11:28-30). Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet!

Ook wij zijn wel eens dode­lijk vermoeid, maar wij we­ten dat bij Hem de rust en de waarheid is, “Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot Zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust geko­men van zijn werken, even­als God van de zijne” (Heb. 04:09-10). Onze werken zullen moeten bewijzen dat Gods werken volmaakt zijn. Want de ganse volheid is ons geschonken in Jezus Christus.

Discipelen van Jezus Christus

“Gij zult Mijn getuigen zijn tot aan het einde der aar­de”. “Maakt allen tot Mijn discipelen, en leert hen on­derhouden, wat Ik u bevolen heb”. Bevelen van God, maar volkomen vergeten door de kerk. Het zijn opdrachten van Hem, die zich openbaarde in wonderen en tekenen. Het getuigenis van Jezus Chris­tus werkt ook nu nog even feilloos. Het is niet ver­ouderd, maar levend en krachtig.

Waarom moeten de zonen Gods openbaar worden? Om de zuch­tende schepping, de geknech­te mens, die zucht in de ge­vangenis en gebonden is in ketenen, in de vrijheid te stellen en uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren. (Jes. 61:01-06). Men zal hen noemen: terebinten der gerechtigheid, een plan­ting des Heren, tot Zijn verheerlijking. Zij zijn de priesters en dienaars van de allerhoogste God. Duizenden mensen zijn dagelijks rondom ons, met een lege ziel. Zij vragen ons – ook u – waar is die God van jullie?

Wij hebben een boodschap, vol van kracht, en vol van Gods heerlijkheid. De Heili­ge Geest, die in ons woont, is de kracht Gods, die in Jezus was. Duizenden mensen, in en buiten de kerken, hon­geren en dorsten nog naar gerechtigheid. Vele talenten zijn nog verborgen en begra­ven, omdat er geen wegwij­zers zijn. Laten wij bidden om open deuren voor het vol­le evangelie, wat ons volk nog kan redden van een tota­le ondergang en uit de bo­demloze put kan halen. Laten we ons niet schamen voor het evangelie van Jezus Christus want Hij zal zich waarmaken en staat achter onze woor­den. De aangerande en be­schadigde jeugd, die zich in de steek gelaten voelt, heeft nog een toekomst in Jezus Christus. Er is geen andere weg en geen andere Naam aan de mensen gegeven dan Hij, die zegt: “Ik ben de weg, ik ben de waarheid, Ik ben het leven”. Buiten Hem is de eeuwige dood. Met Hem is het leven een feest en overwinning.

Kies dan heden

Gods wil is een vrijgekocht volk, die een bewuste keuze heeft gemaakt om het Lam te volgen. Kies dan heden, wie u dienen zult….!

De discipelen zeggen tegen Jezus: Wij hebben alles prijsgegeven en zijn u gevolgd. Deze elf waren uit­gegroeid tot 120 mensen, die een bewuste keus hadden gemaakt. Zij wisten wat hun te wachten stond, deze we­dergeboren kinderen Gods. Zij wilden tot zonen op­groeien en waren bereid de prijs te betalen. Wij zijn ook niet wat wij zeggen, dat wij zijn, maar wat God zegt dat wij zijn. Ook hier geldt: aan de vruchten zult gij hen kennen. De 120 brachten goede vruchten op, door hun getuigenis en door hun werken. Het volle evan­gelie bestaat ook niet in woorden, maar in kracht.

Gods liefde gaat nog steeds uit naar die ene mens, die Hem zoekt, en die wij op een recht spoor mogen zet­ten. Hij is een goede God voor Zijn kinderen, maar ook vol van genade en erbarming voor hen die Hem zoeken en allen die nog buiten staan.

Enkele uitspraken van Salomo kunnen ons helpen om zielen te winnen voor Jezus Christus: Wie wijs is wint harten. De vreze des Heren vermeerdert de dagen. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. Wie gerechtigheid en liefde najaagt, vindt leven, ge­rechtigheid en eer. Hij wordt een boom des levens, voor wie haar aangrijpen. Dat liefde en trouw u niet

verlaten; bind ze om uw hals en schrijf ze op de tafel van uw hart.

Wees een zegen voor anderen en God zal u zegenen. Gods rust, wijsheid en liefde, zullen overvloedig uw deel zijn en Zijn Geest zal u leiden. En wie roemt, roeme in de Here. Want wij hebben besloten, niets anders meer te willen weten, dan Jezus Christus en die gekruisigd.

 

Als geloof ontbreekt…… door Gert Jan Doornink

Als geloof ontbreekt stellen wij onze deuren open voor de vijand, die er als de kippen bij is om het vacuüm wat er dan is in ons leven te vullen met zijn negatieve invloed.

Niet voor niets waarschuwt Paulus, in één van zijn brie­ven de duivel geen voet te geven. Hij is er altijd op uit het geloof” bij een kind van God uit te schakelen of op een laag pitje te zetten.

We zijn gewaarschuwd! En het spreekwoord zegt: Een ge­waarschuwd man geldt voor twee! Waar geloof functio­neert is geen plaats voor het werk van de duivel. Het zaad van vrees, twijfel, zonde en ziekte, behoort in het hart van de waarachtige gelovige geen kans te krijgen te ontkiemen.

Daarom behoort ook onze gedachtewereld gevrijwaard te blijven van de invloeden uit het rijk der duisternis. Paulus zegt: indien gij dan met Christus opgewekt zijt zoekt de dingen die boven zijn (Kol. 03:01-02). Waar een levend, werkzaam geloof aanwezig is, zijn positieve resultaten. Dat wil zeggen, daar is overwinning daar wijken de hindernissen die de vijand opwerpt daar komt Gods kracht en heerlijkheid tot openbaring. Kan de levende Heer dat echte geloof bij u en mij vinden?

 

Van maand tot maand nr. 195 door Gert Jan Doornink

Van verlegenheid naar vrijmoedigheid

Verlegenheid is een euvel waar zeer veel mensen mee kampen. In het enkele maan­den geleden verschenen boek over dit onderwerp, van de Amerikaanse schrijver Zimbardo, wordt er uitgebreid op ingegaan en ook talrijke suggesties en raadgevingen aan de hand gedaan hoe ver­legenheid te overwinnen. Zoals zo dikwijls met deze psychologisch en semi-psychologisch gerichte boeken wordt aan de oplossing van het probleem verlegenheid geheel voorbijgegaan. De werkelijke oplossing is na­melijk te vinden in het aanvaarden van Jezus Chris­tus als Redder en Levens- vernieuwer. Zodra Hij wo­ning maakt in het hart van de mens, verdwijnt ook de verlegenheid.

Belangrijk is daarbij wel dat het nieuwe leven, wat de mens die Jezus heeft aanvaard ontvangt, ook tot ontplooiing komt. Verlegen­heid hoort thuis in het ou­de, door satan beheerste, leven van dp mens. Als het nieuwe, door Christus be­heerste, leven tot groei en wasdom kan komen, is verle­genheid een overwonnen hin­dernis. De talrijke bescha­digingen die de satan in het leven van de onwederge­boren mens heeft aangericht verdwijnen als Christus Zijn grote herstelwerk be­gint. Maar Hij vraagt daar­bij wel gehoorzaamheid. An­ders blijft een kind van God steken in de verdere groei naar het zoonschap.

Vrijmoedigheid komt in de plaats van verlegenheid. Zij ontvangt een ruime ver­gelding (beloning) zegt Hebr.10:3B. Deze belofte wordt echter voorafgegaan door de waarschuwing, de vrijmoedigheid niet (weer) prijs te geven.

Jezus redt en geneest!

Een bekende leus van de pinksterbeweging, is ongetwijfeld de uitdrukking Jezus redt en geneest. Het is geen goedkope uitspraak, zoals hier en daar wel eens wordt gesuggereerd, al is ze Misschien wel eens te gemakkelijk gebruikt. Maar het is 100% bijbels verantwoord en waar dat Jezus niet alleen de ziel wil redden, maar ook het lichaam wil genezen. Deze prediking is een onderdeel van de kern inhoud van de boodschap van het volle evangelie, zoals deze in onze dagen weer op grote schaal verkondigd wordt. Nu de drie grote campagnes, waarin evangelist Hans Koornstra dit thema centraal stelt, zijn begonnen, is het goed even stil te staan bij de noodzaak en het belang dat deze boodschap met gezag en autoriteit wordt uitgedragen. Toen in de vijftiger jaren Osborn, Zaiss, en anderen Nederland en België voor het eerst weer op grote schaal confronteren met dit oorspronkelijke evan­gelie,-had deze boodschap een geweldige uitwerking, die doorgaat tot op de dag van vandaag. Na de opwekkingsgolf ontstonden op ve­le plaatsen nieuwe gemeen­ten en groepen. Een ontwik­keling die ook nog steeds doorgaat. Al is helaas lang niet iedere groep en ge­meente positief vol-evangelisch ingesteld. Maar laten we niet te lang stilstaan op wat sommigen nalaten, maar zelf gehoorzaam zijn aan de grote opdracht.

Daarom is het belangrijk om in de komende tijd positief en biddend achter de Hans Koornstra-campagnes te staan.

Hans Koornstra is een even­wichtig en betrouwbaar evangelist, (we schreven reeds eerder over hem), die zijn sporen op het gebied van evangelieverkondiging reeds lang heeft verdiend.

Nu zegt de Bijbel dat “noch wie plant, noch wie begiet, iets betekent, maar Hij die de wasdom geeft”(1 Kor. 03:07) maar dat betekent daarom nog niet dat we niet dank­baar moeten zijn, dat de Heer ook in onze tijd men­sen bereid vindt om dit oorspronkelijke evangelie uit te dragen. Laten we bidden en geloven dat voor­al veel onbekeerde mensen, tijdens de campagnes, Jezus leren kennen als de Verlos­ser naar geest, ziel en li­chaam.

“In de gehele wereld…! “

Telkens weer worden wij er bij bepaald hoe de woorden van Jezus in Matt. 24:14 in onze dagen in vervul­ling gaan. Als Jezus zegt: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehe­le wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”, betekent dit dat overal het echte, volle evangelie, zo­als Hij dat zelf bracht, verkondigd behoort te wor­den. Het is niet het “evangelie” zoals dat door het “officiële” maar ver­waterde naam-christendom wordt uitgedragen, maar het “oorspronkelijke” en door de levende Heer be­doelde evangelie, wat vaak geen officiële erkenning geniet, maar, ondanks ver­volging en bespotting, toch overal doordringt.

In deze vakantietijd werden wij daar nog eens weer bij bepaald. We waren in Fuengirola in Zuid-Spanje. In de receptie van ons appar­tement hing de aankondi­ging van een.: Nederlandse kerkdienst, waar we zondags naar toe zijn geweest, de dominee had gelukkig een positieve prediking. Twee dagen later kwamen we ’s avonds, op één van onze wandelingen, “toevallig” door een achterafstraatje, waar we plotseling een zaaltje ontdekten vol men­sen en een prediker die vol vuur de boodschap door­gaf. Zoals Petrus op de Pinksterdag konden we zeg­gen: “Dit is het!”. Temid­den van de duizenden toe­risten ook hier een plaats waar het volle evangelie werd gebracht!

Vorig jaar, toen wij in De­nemarken waren, hadden wij een soortgelijke ervaring. Wij waren in Svendborg, een middelgrote stad op het ei­land Fünen. Bij de recep­tie van het appartementen­hotel waar wij waren, wist men niets van het bestaan van een volle evangelie- of pinkstergemeente af.

Bij de V.V.V. geïnformeerd, in eerste instantie ook niet, al gaf men ons na enig zoeken en praten, een adres van een gemeente die wij mogelijk bedoelden. En inderdaad. Via een platte­grond vonden wij opnieuw een plaats waar het volle evangelie werd verkondigd.

Het was de “Tabor”- pink­stergemeente. Hen had nog niet zo lang geleden een r nieuwe eigen kapel geopend en we voelden ons ’s zon­dags volkomen thuis bij onze Deense broeders en zusters. De volgende dag ontmoeten we op straat nog één van de voorgangers/ oudsten en opnieuw beleef­den wij de “gemeenschap der heiligen”. Hoe waar zijn de woorden van Jezus dat in de gehele wereld dit evangelie doordringt!

Na de vakanties…

Nu voor de meesten de vakanties voorbij zijn en wij ook als Gemeente van Jezus Christus als het ware een “nieuwe werkperiode” in­gaan, is het goed om even een “tussentijdse balans” op te maken. Nu zegt de Bijbel dat “niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen ach­ter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods” (Luc. 09:62). Natuurlijk moe­ten we leren uit de fouten van het verleden en dank­baar zijn voor de zegenin­gen die achter ons liggen. Maar “geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods”, bete­kent dus in de eerste plaats vooruitzien. En waar zullen we bij het vooruit­zien anders op letten dan op Jezus Christus, Hij die ons in alles is ‘voorge­gaan en die, zoals 1 Petrus 2 zegt, ons voorbeeld is? Laten wij in de komende tijd, bij al het werk wat wij in Zijn dienst mogen doen, voor ogen houden dat God wil dat het beeld van Zijn Zoon in ons ten volle zichtbaar zal worden. En laten wij “afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wed­loop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder des geloofs” (Heb. 12:01-02)

 

De dageraad komt door Nico Goverts

De overgang van nacht naar dag

Wanneer de Bijbel spreekt over nacht en dag, dan heeft dit vaak een diepere betekenis. De psalmist bij­voorbeeld heeft het over de verschrikking van de nacht, j de pest die in het duister rondwaart. Jes.34 spreekt zelfs over het nachtspook dat een rustplaats vindt. Daartegenover lezen we: “Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe”(1 Thess. 05:05b, en we horen over de dag die gaat komen, over de dag van Christus, de dag van de Zoon des mensen.

De kernvraag is dan echter: hoe gaat dat gebeuren? Want er moet dus op de een of andere wijze een overgang plaats vinden. De nacht moet plaats maken voor de dag.

De nacht moet tot een einde komen. Maar hoe gaat dat in zijn werk? We weten: God werkt niet bij toverslag. Ook in de schepping ge­schiedt dat aanbreken van de dag volgens vaste principes. En daarom is de vraag voor de gemeente in deze eind­tijd: hoe zal de dag aanbre­ken? We weten dat het zal gebeuren. Maar God wil ons de achtergrond en de weg daartoe laten zien.

In Psalm 136 lezen we hoe God de grote lichten maak­te, als een openbaring van Zijn goedertierenheid, dus van Zijn wezen. Zijn wezen is immers licht. En dan staat er in Ps. 136:008a: “de zon tot heerschappij over de dag”, en in Ps. 136:009a: “de maan en de sterren tot heerschap­pij over de nacht”. Daar zien we dat het te maken heeft met heerschappij. De vraag is: wie heeft de macht? En wie komt er aan de macht? God stelt heersers aan in de hemel.

Dat is het algemene uit­gangspunt. Maar nu gaan we het speciaal toespitsen op de overgang van nacht naar dag. Er zijn diverse Bijbelgedeelten die ons daarover inlichten. Een eerste voor­beeld is het leven van Jakob. In zijn geschiedenis vinden we een heel duidelij­ke overgang. En dan komt de vraag: hoe wordt een Jakob een Israël? In Gen. 32:22 lezen we: “Toen stond hij in die nacht op”. Toen was het nog Jakob. En het was nacht. Maar hij staat op. En dan zegt Gen. 32:24; “En een man worstelde met hem, tot­dat de dag aanbrak”. Daar komt de overgang. Want dan vervolgt Gen. 32:26: “Toen zei hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen.

De dageraad in het leven van Jacob

Nu gaat het gebeuren. Jakob wordt Israël, strijder Gods. De nacht gaat over in de dag. En hoe gebeurt het? Via een worsteling. Die worste­ling gaat door tot een be­paald punt. Er is een doel. Namelijk tot het aanbreken van de dageraad. Want dan zien we in Gen. 32:31: “En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël getrokken was”. Dan gaaf de zon op. Over hem of voor hem. Over de worste­laar, over de strijder gaat de zon op. Jesaja zegt: Over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Toen Jakob worstelde, deed hij dat in zijn mannelijke kracht (zie Hos. 12:04). Dat was zijn mannelijke rijpheid. We zien hier: strijders Gods berei­den de dageraad voor.

Een tweede voorbeeld treffen we aan in Psalm 46. Het gaat daar over het wankelen van de aarde en de bergen, over het bruisen en schuimen der wateren. Nu vinden we deze situatie terug in Hebreeën 12, waar ook beschreven wordt een verandering der wankele dingen, en dan blijft alleen datgene over wat onwankel­baar is (zie Heb. 12:27). Ook de genoemde psalm tekent temid­den van de geestelijke we­reld, die geheel en al in beroering komt, iets wat overeind blijft. En wat is dat? Een stad. De stad Gods. God is in haar midden, zij zal niet wankelen (vs.6).

Het geheim van de stad Gods

Dan lezen we in dat verband een opvallende uitspraak: God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.

Letterlijk staat er: de morgenwende. Dat is dus het keerpunt. De wending in het hele gebeuren. En waar breekt die morgen aan? In de stad van de Heer?.

Die stad heeft duidelijk een sleutelpositie. En wat is het geheim van deze stad?

Zij weet: De Here der heer­scharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob (vs.8). Dezelfde God die de zon deed opgaan over Jakob, doet de dag aanlich­ten over de stad des Heren. Het is de stad die steunt op God alleen en die stand houdt temidden van alle geestelijk tumult in de eindtijd. Daar gaat de mor­gen komen.

We zien: de morgen is de o- verwinning van het licht. De morgen is het moment van de openbaring Gods. Als de discipelen worstelen in de storm op het meer, dan ver— schijnt Jezus aan hen, wan­delend op het water. Wan­neer? In de vierde nachtwa­ke. Dat is vlak voor de da­geraad. Dan wordt Hij ge­zien en ze erkennen: “Waar­lijk, Gij zijt Gods Zoon”. (Matt. 14:33). Dan wordt Hij openbaar als de Zoon van God. Zo zal het ook zijn met de zonen Gods die open­baar gaan worden. Als het volk Israël door de Rode zee trekt en de Egyptenaren achtervolgen hen, dan staat er: “Toen dan, in de morgenwake, schouwde de Here in vuurkolom en wolk naar het leger ‘ der Egyptenaren” (Ex. 14:24).

De morgenwake is weer het moment waarop God zich open­baart. Het is het tijdstip waarop het leger van Egypte ondergaat en waarop het volk Gods de overkant bereikt.

Het aanbreken van de derde dag

Maar we willen nog iets duidelijker het verband ont­dekken tussen de dageraad en het volk Gods. In Hos. 06:03 lezen we: “Zo zeker als de dageraad is zijn opgang”.

Hosea proclameert het als een zekerheid. Er komt een nieuwe dag. En dat is hier een beeld van Gods opgang. Letterlijk staat er: Zijn uitgang. Het slot van Hosea 5 spreekt over een tijd waarin God verborgen was. Maar nu treedt God uit de verborgen­heid. Hij komt tevoorschijn, zoals de zon uit zijn bruidsvertrek treedt (zie Ps. 019:006).

Gods verschijnen is als de dageraad. Maar daar gaat iets aan vooraf. Ja, wij willen de Here kennen, er­naar jagen Hem te kennen. Daar is een volk dat één doel heeft. God kennen. Daar jagen ze naar. Zo gaan ze de dageraad tegemoet. En wat gaat er met dit volk ge­beuren? “Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derde dage zal Hij ons op­richten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht”(Hos. 06:02) . Die dageraad is het aanbreken van de derde dag. De dag van de opstan­ding. En daar is God vandaag mee bezig: een volk klaar te maken dat Hem kent, dat er­naar jaagt om Hem te kennen, om langs die weg te komen tot de dageraad, de derde dag. Heel duidelijk blijkt hier de gezindheid van dit volk. Ze zitten niet af te wachten. Maar ze bereiden zich voor. Ze groeien er geestelijk naar toe.

De strijd om het koningschap

David is daar ook mee bezig geweest. Hij was immers een profeet. Hij zocht dus naar het einddoel van het geloof. In Psalm 52, een lied dat hij maakte in de spelonk, schetst hij zijn situatie: “Ik lig neder temidden van leeuwen”(vs.5). Een beeld van de gemeente in de eind­strijd. De strijd om het koningschap. In vs. 8 kan Da­vid dan getuigen: “Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust”. De overwinning begint in het hart, in de geest. David was gerust te­midden van de strijd. Want hij was zeker van de afloop. Hij was zeker van het plan Gods. En daarom gaat hij zingen: ‘Waak op, mijn ziel, waak op, harp en citer; ik wil het morgenrood wekken” (vs. 9). Daar zien we: David verwachtte een nieuwe dag.

Maar David gaat een stap verder. Hij werkt eraan mee, aan het komen van die dag. Hij werkt ernaar toe. Hij gaat het morgenrood wekken. Hoe? Door zijn lofprijzing. Hij gaat zingen van de Heer. Hij proclameert Gods karak­ter. En zo baant hij de weg voor het morgenrood. Hij wekt het morgenrood op. Door middel van zijn lied, zijn zegelied. En dat lied ein­digt met: Uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. Dat is het doel dat David voor ogen heeft. En de gemeente zal worden net als David. Hier zien we dus: zij wordt actief ingeschakeld in ver­band met de nieuwe dag.

De gemeente van de eindtijd is niet een afwachtende groep, die het veld ruimt voor de duisternis, maar zij is het die het morgenrood nabij brengt. Zij is het die de dageraad doet gloren. Waar begon de nieuwe dag? Daar in die spelonk, waar een vogel­vrij verklaarde begon te zingen. Een man die zich niet blind staarde op die sombere spelonk, of op Saul, die rondging als een briesende leeuw. Een man die wist: dit onheil gaat voor­bij (zie vs. 2). Een man die wist: God gaat het voor mij voleindigen (zie vs. 3). Dat was het einddoel van zijn geloof. Daarom kon hij zin­gen. Daarom was hij zijn tijd vooruit. In de zichtba­re wereld had David nog to­taal geen macht. Maar temid­den van de leeuwen, en de muren van de spelonk rondom hem, wist hij: ik ben een koning. Dit is Gods weg voor de gemeente. Temidden van spelonken en leeuwen brengt zij een nieuwe dag voort. Want haar is het koningschap gegeven.

Gods volk stralend als de zon

Zo komen we uit bij het Hooglied. “Wie is zij, die opgaat als de dageraad, schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscha- ren?”(Hoogl. 06:10). Hier wordt het beeld volledig. De gemeente is zelf de dageraad. Als zij opgaat, als zij openbaar wordt, dan is dat de nieuwe dag. In de nacht heeft zij haar licht laten schijnen, schoon als de blanke maan, beeld van het Woord Gods, dat heerst temidden van de duisternis. Nu gaat zij stralen. Zij gaat op als de zon. Debora heeft er profe­tisch van gezongen: “Zij die

Hem liefhebben, zijn als de opgaande zon in haar kracht’ (zie Richt. 05:31). En Johannes ziet in de eindtijd een teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon (zie Openb. 12:01) .

We leven in een overgangs­tijd. Overgang van nacht naar dag. De kritieke fase in het plan Gods. Morgen komt, maar ook nacht, zegt Jesaja (zie Jes. 21:12). God maakt een volk klaar dat zal stralen als de zon. Van de zon wordt gezegd: “die is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt, jubelend als een held om het pad te lopen”(Ps. 019:006). Een andere vertaling zegt: “om de wedloop te lopen”. De zon is als een held. En hij gaat de wedloop winnen. “Van het ene einde des hemels is haar opgang en haar omloop tot het andere einde: niets blijft verborgen voor haar gloed”(vs.7) .

Zo zal het zijn met de zonen Gods, de zonen van de dage­raad. Zij gaan uit en hun lichtglans, hun gloed zal de ganse hemel beheersen, van het ene einde des hemels tot het andere. Daarom roept God ons op, onze plaats in te nemen en de wapenen des lichts te hanteren. Als wij het Woord Gods belijden, dan is dat een wapen des lichts. Als wij God prijzen, dat wil zeggen: uitspreken wie Hij is, dan hanteren we de wape­nen van het licht. Zo deed David het ook. God zoekt een volk dat gaat staan op zijn plaats, zoals Jakob aan de Jabbok, zoals David in de spelonk, zoals de stad Gods te midden van de vloedgolven. Zij zullen zijn een licht­stad, stralend als de zon, zonen van de dageraad. Daar breekt de morgen aan.

 

Mene, mene, tekel, ufarsin” door J. Noë

Het teken aan de wand

“Mene, mene, tekel, ufar­sin” (Dan. 05:25). Deze woor­den werden door een hand op de muur geschreven, tijdens een feestmaaltijd welke door koning Belsasar voor zijn machthebbers en hun gemalinnen werd gegeven. Hij gebruikte daarbij het gerei uit de tempel van Je­ruzalem en roemde de góden van goud, zilver, koper, ijzer, hout en steen (afgo­derij) . Daar de geroepen wijzen, bezweerders en waarzeggers het Schrift niet konden lezen en geen uitleg konden geven, werd op aanraden van de koningin Daniël geroepen. Deze wees de koning op zijn foute le­venswandel en op het feit dat hij heiligschennis en afgoderij met het gerei van de tempel had gepleegd en niet God had verheerlijkt.

Vervolgens legde hij uit wat op de wand geschreven stond: “Mene”: “God heeft

uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt”. “Tekel”: “Gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden”. “Perez”, (dit is het enkelvoud van “ufarsin”): “Uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven”.

Diezelfde nacht stierf de koning. Wat is het ontzet­tend als zo het oordeel Gods over je komt. We gaan nu over op het nieuwe tes­tament.

Jezus windt er geen doekjes om

Tijdens Jezus’ rondwande­ling op aarde liet Hij niet na zeer ernstige waarschuwingen te geven, indien de mensen Zijn Woorden niet ter harte zouden nemen en niet de weg zouden bewande­len, die Hij hen wees tot hun behoud. Lees u de evan­geliën er op na. Kortheids­halve wijs ik op hetgeen Jezus zegt in Matteüs 24 en 25 en ik raad u aan deze, de u wel bekende, gedeelten nog eens aandachtig door te lezen, namelijk Zijn rede over de laatste dingen; de wijze en de dwaze maagden, (deze laatsten waren op hun manier gelovig en verwier­pen daardoor de volle raad Gods); de gelijkenis van de talenten; en het oordeel van de Zoon des mensen.

U ziet wel, Jezus windt er geen doekjes om. Hij wist wat in de mens is.

Ook de discipelen kwamen met de nodige vermaningen. Ik zal eens enkele Schriftgedeelten aanhalen.

1 Petr. 04:17: “Want nu is het de tijd, dat het oor­deel begint bij het huis Gods. Als het bij ons be­gint, wat zal het einde zijn van hen die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods!”

Paulus schrijft heel wat over de werken van het vlees en van de Geest. Hij waar­schuwt dat “wie dergelijke dingen (de werken van het vlees), bedrijven, het Ko­ninkrijk Gods niet zullen beërven”(Gal. 05:21).

Gal. 06:07: “Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op de akker van zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van zijn geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten” .

Verder Ef. 05:06-14: “Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der onge­hoorzaamheid. Doet dan niet met hen mede. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als de kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en ge­rechtigheid en waarheid -, en toetst wat de Here welbehaaglijk is. En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht; maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want al wat aan de dag komt is licht. Daarom heet het: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lich­ten” .

Lees ook Heb. 06:01-08 en Heb. 10:26-31. Een en ander laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Geef de duivel geen voet

Het is “droevig maar waar, dat er helaas nog vele “christenen” zijn, die er nog al ruime opvattingen op na houden over het be­grip “de ware christelijke levenswandel”. In feite komt het er op neer, dat men niet alles wil loslaten om Jezus te volgen, er is dus geen volkomen overgave aan Hem, met alle gevolgen van dien. Men heeft niet in de gaten, dat satan een vaste voet heeft gekregen en onderschat volkomen de geslepenheid van deze te­genstander.

In 1 Joh. 01:06-07 staat: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet”.

1 Joh. 02:15-16 zegt: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld”. Ook Jacobus 4 waarschuwt hiervoor.

Wees nuchter en waakzaam

Broeders en zusters, laten wij nuchter en waakzaam zijn en ons geheel laten leiden door de Heilige Geest, opdat wij niet ten val komen en gerangschikt worden tot diegenen die gewogen en te licht bevon­den worden. Laten wij tonen dat wij behoren tot de krachtige helden, die Zijn Woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn Woord”(Ps. 103:020), tot de zonen Gods, de hemelse heerscharen van overwinnaars, waar Jezus Christus ons voorgaat.

Ik eindig met Openb. 03:01-06 (Aan Sardes): “En schrijf aan de engel der gemeente te Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam, hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.

Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God. Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen. Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn.

Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeen­ten zegt”.

God zegene u allen!

 

Wat werkelijk waarde heeft in deze eindtijd….

is het uitdragen van het volle evangelie, oftewel de boodschap van het Koninkrijk Gods.

Waarom zullen we een deel van het evangelie brengen als Jezus duidelijk de opdracht heeft gegeven dit evangelie uit te dragen? (Matt. 24:14).

“Levend Geloof” wil zich houden aan deze opdracht. Als u dezelfde visie heeft, wilt u dan onze arbeid steunen door er biddend achter te staan?

 

Bevrijding uit het domein van de slang door Gert Jan Doornink

“Wat moet je een man nu als cadeautje geven?” Een opmer­king die men nog al eens kan horen als vrouwen spre­ken over cadeautjes geven aan mannen bij verjaardagen en dergelijke. Wat ons be­treft geeft dat geen enkel probleem. Wij zeggen stee­vast: “een boekenbon”. Zo hadden wij nog enkele boekenbonnen liggen en hebben daarvoor in deze vakantietijd het boek: “Het domein van de slang” van dr. W.J. Ouweneel aangeschaft. Niet direct vakantielectuur, zal men opmerken. Inderdaad, iedere gelovige weet dat met de slang in de Bijbel bedoeld wordt: de duivel, de zoals Jezus hem noemt, “dief, leugenaar en mensen­moordenaar van de beginne”.

Het voor ƒ 37,50 verkrijg­bare boek, in paperback- uitvoering, is een uitgave van Buyten en Schipperheyn te Amsterdam en heeft als ondertitel: “christelijk handboek over occultisme en mysticisme. Het boek bevat in voor iedereen begrijpelijke taal een uitvoerige beschrijving van en over heel het uitgebreide ter­rein waarop de duivel zijn vernietigend werk in de mensenharten doet. En geeft ook aan hoe Christus de mens bevrijden wil uit de demonische, occulte gebon­denheden, waarin zovelen gekluisterd zitten. Het boek wordt afgesloten met een bibliografie, verkla­rende woordenlijst, perso­nenregister, zakenregister en schriftplaatsenregister.

Teleurstelling

Het is “opgedragen aan alle bijbelgetrouwe zielzorgers op dit gebied (met een ge­bed dat er méér mogen ko­men”). Een boek waarmee we dus blij zouden ‘moeten zijn  Toch werden we teleurgesteld toen we het lazen. Waarom?

Omdat blijkt dat dr. Ouweneel belangrijke onderdelen van het evangelie in een geheel verkeerd daglicht stelt. Gebedsgenezing, het spreken in tongen, profete­ren, – om enkele voorbeel­den te noemen – worden door de schrijver op een volko­men ongeestelijke manier van de tafel geveegd, ja zelfs als demonisch of oc­cult voorgesteld.

Hoe is het mogelijk, zal men zich afvragen, dat een christelijk wetenschapsman als dr. Ouweneel tot deze verkeerde, ja zelfs gevaar­lijke conclusies komt? Ons antwoord is: Wij willen niet twijfelen aan de op­rechte bedoelingen die dr. Ouweneel bij het schrijven van dit boek heeft gehad. Het kan ons echter in alle oprechtheid ontbreken aan geestelijk inzicht. Dit is hier zeker het geval. Wij kunnen nog zoveel wetenschappelijk inzicht hebben in het Woord van God als het niet verlicht wordt door de Heilige Geest, heeft het geen enkele waarde, ja werkt het zelfs misleidend.

“Bijbelgetrouw zijn” klinkt wel heel vroom, maar ook allerlei sekten en dwaalleringen ge(mis)bruiken de Bijbel. Wij hebben ook het inzicht van de Heilige Geest nodig! Want die wil ons leiden in alle waar­heid en geeft ons geestelijke kennis van het Woord van God.

Natuurlijk zijn er talrij­ke fouten en verkeerde dingen aan te wijzen in de Pinkster- en Volle Evangeliebeweging. Er is altijd onkruid en koren wat samen opgroeit. Als men echter, zoals op verschillende plaatsen in dit boek ge­beurt, met het onkruid ook het koren gaat uitrukken zit men wel op een totaal verkeerd spoor.

Kenmerk

Juist de boodschap van de Pinksterbeweging (het volle evangelie), zoals dat ge­lukkig in onze dagen weer op grote schaal gebracht wordt, heeft als eerste en voornaamste kenmerk: de mens te verlossen en te bevrijden uit het domein van de slang. Als de mens Jezus heeft aanvaard be­gint het grote proces van herstel en levensvernieu­wing. Met geen woord wordt echter in het boek gerept dat het juist de Pinkster­beweging is – van welke “richting” ook – die zich keert tegen iedere vorm van occultisme en demonische gebondenheid.

Een belangrijke stelling in het boek is dat zowel God als satan wonderen kunnen doen. Uiteraard weet iedere gelovige dat dit waar is en ook dat satan de wonderen die God doet imiteert. Hij wordt niet voor niets de grote na-aper Gods genoemd. Maar om nu tot de conclusie te komen dat alle wonderen en teke­nen die God deed, alleen voor de begintijd van het christendom gelden, en de wonderen en tekenen die thans gebeuren, ook als zij bij gelovigen plaatsvinden, demonisch zijn, gaat toch wel alle perken te buiten. Gelukkig weet de ware gelovige dat ook voor deze tijd geldt: Jezus is niet veranderd! “Jezus Christus is gisteren en he­den dezelfde en tot in eeu­wigheid” (Heb. 13:08).

Het gebruik van de geeste­lijke gaven is, volgens dr. Ouweneel, niet meer relevant voor onze tijd. Ter­wijl Paulus zegt: “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren” (1 Kor. 14:01), wordt in het boek profeteren tussen aan­halingstekens gezet en wordt als voorbeeld een “gestencilde collectie profetieën van een profeet uit Friesland aangehaald.

Nu is algemeen bekend dat we in dit geval inderdaad met valse profetieën te doen hebben – die door de gehele Pinksterbeweging unamien worden afgewezen. Maar om nu juist dit voor­beeld aan te halen, om daarmee het profeteren in een ongeestelijk licht te plaatsen is toch wel erg absurd.

Tongentaal

Als dr. Ouweneel op blz. 266 zegt: “Het is toch wel erg naïef dat zoveel chris­tenen vandaag zo gemakkelijk aannemen dat tongen­taal (glossolalie – het spreken in vreemde, nooit geleerde talen) altijd een gave van God en altijd een bewijs van Zijn zegen en werkzaamheid is”, willen wij de tegen-opmerking maken dat het juist heel erg naïef van een wetenschaps­man als dr. Ouweneel- is te beweren dat tongentaal het werk van demonen is! Dit tracht de schrijver in een groot aantal punten onder de kop “tongen-demonie” te bewij­zen. Wij vragen ons af of deze en andere opmerkingen niet dicht in de buurt lig­gen van het verwijt wat de Farizeeën richtten tot Je­zus, toen Deze een bezete­ne, die blind en stom was, genas en de opmerking te horen kreeg: “Deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de o- verste der geesten”?

(Matt. 12:24). In Mark. 16:17 noemt Jezus het spre­ken in tongen juist als één van de tekenen die de gelovigen zullen volgen.

Nog een opmerking van de schrijver: “Er is in de tongenbeweging een volkomen on-Bijbelse benadrukking van de Heilige Geest ten koste van de persoon van Chris­tus, terwijl de Heilige Geest juist is uitgestort om op aarde Christus te verheerlijken. De satan gebruikt elk middel om de volle aandacht van Chris­tus af te trekken”.

Dr. Ouweneel roept hier een tegenstelling op tussen Christus en de Heilige Geest die er niet is! Immers Jezus zelf sprak over de Heilige Geest als de “andere Trooster” (Joh. 14:16). Juist als iemand vervuld is met de Heilige Geest wordt het beeld van Christus meer en meer zichtbaar en komt de verheerlijking van Christus in de gelovige ten volle tot openbaring.

We beperken ons maar tot deze voorbeelden om aan te tonen welke onjuiste inzichten de schrijver heeft over verschillende facet­ten van de boodschap van het Koninkrijk Gods. Jam­mer, want er staat ook veel leerzaams in het boek, dat nu in feite alleen maar geschikt is voor geestelijk volwassen christenen die zich niet negatief laten beïnvloeden door de vele onjuiste uitspraken en conclusies. Voor onbekeerden en pasbekeerden kan het boek alleen maar ver­warrend werken, als zij door het lezen een volko­men onjuist en misleidend beeld krijgen voorgescho­teld van het echte evangelie. En het is juist de aanvaarding en beleving van de boodschap van het Koninkrijk Gods die werkelijk bevrijdt uit het do­mein van de slang!

 

Gods schatkamer door Judith

“Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart. Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam”. (Spr. 04:20-22)

Gods schatkamer

Wie de Heer niet kent is arm; wie Hem niet erkent is het meest beklagenswaardige wezen onder Zijn schepselen (Ps. 014:001a) omdat je elke geestelijke rijkdom mist.

Eén van die rijkdommen is het geloof, dat als een machtige pijler werkt in ons kommervolle bestaan. De apostel Paulus beschreef deze moeilijke levenssitua­ties (zie Schriftgedeelte bij het gedicht).

Nu kan mijn geloofsvat zwak zijn omdat het van aardse stof is gemaakt (en dus breekbaar) , maar de kracht van Gods Geest (de schat daarin) is van hemelse samen­stelling (bovenaards) en dat is waar het om gaat.

In geestelijke zin ligt daarin de geweldige troost be­sloten die ons via het geloof wordt toegeworpen. Juist als we behoefte hebben aan moed en vertrouwen, is daar Gods Geest die de Steunpilaar is in onze nood. Is ons alle moed ontzonken, Hij wil sterken; kunnen we niets meer opbrengen, Hij wil ons die kracht geven.

Hebben we Christus aangenomen als onze Heer en Hei­land? Zijn we Zijn eigendom? Dan zetelt de Heilige Geest in ons hart en we mogen claimen wat in Gods Woord geschreven staat.

De Bijbel is een schatkamer die onmetelijke rijkdommen herbergt. (beloften), maar de vraag is: bezitten we de sleutel (het geloof) om de deur te openen en van die rijkdommen gebruik te maken?

Zo niet, dan wil de Geest ons daarbij helpen, want on­ze aanvechtingen kennende, wil Hij ons door de strijd heen naar de overwinning voeren, door Zijn kracht!

Is dat niet iets om Hem voor te prijzen? Omdat Hij toch door het “zwakke vat” heen wil werken en ik de rijkdommen, die Hij gegeven heeft (de schatten), uit genade mag hanteren?

 

De schat in ’t aarden vat 2 Kor.4:7-10 gedicht door Judith

Niet klagen; maar vragen –

Of God in Zijn macht.

Het zwart wil doorbreken

Van ’t duister der nacht.

 

Niet vragen, maar dragen;

Voor iedere last –

Verleent God genade:

Zijn hand houdt u vast.

 

Voelt u zich verlaten?

Weet: Hij is nabij;

Zijn oog is gevestigd

Op u en op mij.

 

Gods Geest wil u schragen:

(het is reeds volbracht)

Hij geeft aan “het zwakke”,

Zijn wondere kracht.