Mensen naar Gods beeld en gelijkenis (Duurt 05-02-2012)

Mensen naar Gods beeld en gelijkenis

 

Gen.1:26: En God zei: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de hele aarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruipt.

Het gaat om het eerste stukje: Laat Ons mensen maken naar ons beeld en onze gelijkenis. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hen. Man en vrouw schiep Hij hen.

Welk woord mis je in het laatste regeltje, wat wèl in het eerste staat?

Gelijkenis

Dus Adam was nog niet de gelijkenis van God; wèl het beeld.

God schiep een natuurlijk mens, uit stof, dat is de materie van de aarde. Want het natuurlijke komt altijd eerst; daarna het geestelijke.

Dus Adam en Eva waren hartstikke zuiver, zondeloos, prachtige mensen. Maar dat is het natuurlijke.

Nadat ze lang genoeg rond gelopen hadden, begon hun aandacht toch naar hemelse dingen uit te gaan; want alleen het zichtbare voldoet niet.

Dan moeten ze eigenlijk opnieuw geboren worden, want zonder opnieuw geboren te worden, of ‘boven’ geboren te worden, zie je dat hele Koninkrijk van God niet; om deel te krijgen aan de hemel, aan het Koninkrijk van God.

Op dát moment dat hun gedachtenwereld dáár naar uitging…., toen sloeg de duivel toe. Want hij spiegelde ze voor: je zult als God zijn.

Nou, als God zijn, dat leek ze wel wat; kennende goed en kwaad.

Jezus, de betere Adam, leidde ook eerst een natuurlijk leven tot z’n dertigste.

Maar er staat: Hij groeide op in wijsheid bij God en mensen.

Dus Hij was een beminnelijk mens, een prachtkerel, een vriendelijke man, een echt medemens.

Marcus 8:34-35: Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zei tot hen: als iemand achter Mij wil komen, (nou, wie wil dat niet?) die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volgt Mij.

Want een ieder die z’n leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie z’n leven verliezen zal om Mijnentwil, en om des evangelies wil, die zal het behouden.

Over dit stuk heb ik nog nooit een toespraak gehoord; het gaat wèl over het volgen van Jezus.

Dus ik wil er maar eens wat gedachten op loslaten, want daar stáát natuurlijk nogal wat!

Jezus is ook opnieuw geboren. Hij was eerst een natuurlijk mens. Toen is Hij geestelijk geworden, geboren uit water en Geest.

Hij liet zich dopen, als bad van die wedergeboorte, en onmiddellijk kreeg Hij ook de Geestesdoop.

Waterdoop en Geestesdoop horen bij elkaar. Daar moet je nooit te vroeg mee beginnen.

Maar Hij wèrd dus, op dát moment dat die duif in Hem neerdaalde, een geestelijk mens. Dat is een geheim. Dè Christus!

Christus betekent Gezalfde.

Onmiddellijk daarna is Hij veertig dagen verzocht. Hij heeft het enorm benauwd gehad.

Veertig is een symbolisch getal in de bijbel. Er gebeurt zó vaak iets na veertig dagen, veertig weken, veertig jaar….,

altijd veertig.

Waarom dan veertig? Omdat veertig weken ook een draagperiode is voor een baby.

Er vindt een verandering plaats, een bevruchting en een openbaring.

Dat veertig heeft ook een diepere betekenis.

Hij komt dus als herboren uit al die verzoekingen. Hij stapt uit die woestijn tevoorschijn, uit die eenzaamheid, uit al die verzoekingen; ga er maar aanstaan.

Want wat heeft Hij gedaan? Op dat moment heeft Hij Zichzelf verloochend.

En verloochenen betekent ‘ontkennen’.

Als Petrus Jezus verloochent, zegt hij: ik ken die vent niet. Ontkennen dus.

Jezelf ontkennen; dat vergt heel wat denk-kracht om dat te bedenken, en aan de andere kant is het voor een kind te snappen.

Maar op dat moment begon Jezus Zijn wandel in de hemel. Vóór die tijd deed Hij dat niet.

Dat deed Hij pas ná die wedergeboorte en ná de Geestesdoop.

Want deze beminnelijk en vriendelijke man deed z’n mond open en zei ineens allerlei dingen over het Koninkrijk Gods.

Hij zei tegen de mensen: Het Koninkrijk Gods is dichtbij gekomen.

Waar is dat dan? Nou, dat was in Hem!

Hij kwam de mensen nabij.

Het Koninkrijk Gods was in Hem!

En op dat moment, toen Hij Zijn mond open deed over dit evangelie, toen kreeg Hij vijanden. Die had Hij vóór die tijd niet.

Maar tóen kreeg Hij ze.

Ik kan wel een paar voorbeelden noemen van dat vijandige gedrag.

Hij had nog maar nauwelijks iets gezegd over het Koninkrijk Gods in de synagoge, of ze wilden Hem van een rots afgooien.

Hoe komt dan nou ineens?

Hij zette de onzichtbare wereld in beweging!

Zolang Hij z’n mond hield en een vriendelijke man was, was er niks aan de knikker. Maar Hij begint over het Koninkrijk Gods….., en de vijanden in de hemel worden wakker.

Mensen vertelden dat Hij een verbond had gesloten met de duivel. Hij werd vreetzak genoemd, een wijnzuiper, Samaritaan,

dus allochtoon, je bent niet één van ons, je hoort er niet bij.

Hij werd bespot, uitgelachen, er is heel wat om Hem afgegniffeld….

En onverstoorbaar ging Hij door!

Of ze liepen met stenen in hun handen, want Hij moest gestenigd worden.

En hoeveel doodsbedreigingen Hij wel niet gehad heeft….

Tegenwoordig zou er nog haatmail bij komen.

Heel veel mensen hebben zich wezenloos aan Hem geërgerd. Vooral de religieuze geesten, die ergeren zich het snelst.

Dat kwam omdat Hij Zichzelf ver-loochende. Hij zei dat Hij de Christus was; dat wist Hij. Dat hield Hij ook geheim.

Dan heb je jezelf ontkend. En al die dingen die ik net noemde, dat is lijden. Dat is echt lijden om de Naam èn om het evangelie.

Dat kruis lag op de grond, en op het moment dat Hij Zichzelf verloochende, nam Hij dat kruis op.

Dat is de consequentie, de voorwaarde.

Marc. 8:34b: Hij verloochene zichzelf, neemt zijn kruis op, en volgt Mij.

Dus als je Jezus wilt volgen, dan heb je voorwaarden: zelfontkenning, en dat kruis, dat daar ligt, en dat is een bewuste daad, dat neem je òp je.

Dat kruis pak je op en je gaat er mee aan de sjouw. Want dat is lijden, dat is vervloeking; want je krijgt dan met de tegenstander in de onzichtbare wereld te maken, en die werkt via de mensen.

Dát is wat!

Ondertussen kreeg Hij wel Gods identiteit, dank zij de Geest die in Hem woonde.

Hij werd een gelijkenis! Hij zegt dan ook: wie Mij ziet, die ziet God!

Nou, dan moet je echt niet zo op het zichtbare letten. Als je Mij ziet, dan zie je God.

Petrus speekt daarover: je hebt deel aan de Goddelijke natuur.

In het Grieks staat daar een woord wat betekent: oorsprong, karakter, aard.

Dus als je jezelf verloochent, en je hebt de Geest ontvangen, dan begin je Gods aard te krijgen. De Goddelijke oorsprong.

Nu zei Hij: Ik kan uit Mijzelf niks doen. Maar je kan toch lezen en schrijven en een tekening maken, je kan timmeren, drempeltjes leggen, het dak repareren, vissen…, dat kun je toch allemaal?

Maar in verband met het Koninkrijk Gods kon Hij niks doen, helemaal niks. Hij was helemaal afhankelijk van de Geest.

Hij zegt ook ergens: Mijn leer is niet van Mij, maar van degene die Mij gezonden heeft. Ik heb echt alles ontvangen wat niet uit Mijzelf is. Dat is dus het gevolg van zelfverloochening.

Toen ik hier meer en meer over nadacht, werd ik steeds blijer. Hoe meer ik mezelf verloochen, hoe meer de Geest de ruimte krijgt.

Er staat in Marc.8:35: .. wie z’n leven zal verliezen…, daar staat in het Grieks een woord wat betekent ‘doden’ hoor! En als het goed is, heb je dat allemaal al gedaan. Want toen jij je in water liet dopen, is dat het bad van de wedergeboorte, maar we weten ook heel goed dat dat een graf is.

Ons leven is mèt Christus begraven en ook weer opgestaan. Je bent dus begraven in de dood. En toch ben je weer opgestaan.

Daarom is die waterdoop niet iets wat je zomaar effe doet om bij een club te horen. Of dan te zeggen: ja, dan ben je tenminste gered of zo….Wat een onzin!

Het gaat erom dat je je bewust wordt dat je gestorven bent en dat je weer opstaat.

Natuurlijk heb je je menselijke bezigheden; je relaties, je werk… Maar dat speelt geen rol in verband met het Koninkrijk Gods.

Bijvoorbeeld als je als kind verschrikkelijk ontkend bent: ‘wat ben jij er voor één, wat doe je hier?’ Die ontkenning van het kind-zijn is een ramp voor een kind.

Je zou de eerste niet zijn die suïcide pleegt.

Maar als je opnieuw geboren wordt, hemels geboren, ben je door een nieuwe vader en een nieuwe moeder met open armen ontvangen. Je bent gewenst! En dát doet je herstellen. Je wordt bevestigd. En je zult jouw leven behouden.

Je wordt in de hemel opgevoed, met al je geestelijke gaven die hier functioneren.

In Hebr. 6 staan de fundamenten van het geloof, maar dat is een wat ongelukkige vertaling: het eerste onderwijs aangaande Christus…. Dat is zo’n hufterige vertaling. Er staat letterlijk: het woord van het begin van de Christus in je. Daarna worden die zes dingen genoemd.

Dus de Christus is bezig Zich te vormen. Je hebt de beginnetjes te pakken, en dat gaat verder.

Het begin van de Christus! Dié vormen de fundering van je geloof.

Het woord van de oorsprong van de Christus in je. Dat is wat!

Draait het nou om jezelf of draait het om de Christus ìn je?

Als het draait om de Christus in je, komt het met jezelf vanzelf goed, want je zal het behouden.

Er zijn wat misverstanden hoe ik over psychologie en psychiatrie denk. Laat ik het nòg een keer vertellen.

Ik vind het geweldige wetenschappen, psychologie en psychiatrie. Het is geweldig wat die lui presteren om een mens weer op z’n voeten te krijgen. Gigantisch mooi! Hoe kun je daar nou tegen zijn? Maar dat zeg ik niet.

Zij zetten de dingen voor jou op een rij.

Ze kunnen de scherven van je ziel benoemen. Ze kunnen je stoornissen duiden en aanwijzen.

Zodat je zegt: ach, zit dat zó? Oh, nou begrijp ik waarom ik toen zo handelde, want toen is dat en dat gebeurd.

Enfin, ik vat het allemaal maar even in een paar zinnen samen. Dus het is geweldig wat die lui doen.

Máár….! De genezing, om het weer tot één geheel te maken, om de scherven weer bij elkaar te brengen, stoornissen op te heffen…, de genézing, zo zie ik het, is uit God!! Zo is het ook bij mij gebeurd!

De genezing, het héél maken van de verdeeldheid, is uit God!

Tjonge, wat ben ik innerlijk verdeeld geweest, zó verschrikkelijk, dat ik ook twijfelde aan mijn eigen leven in mijn puberteit. En die verdeling is opgeheven!

Daarom vind ik die zinnetjes van David zo mooi: Neig mijn hart en voeg het samen.

Het was zó verdeeld; voeg het samen! Opdat ik één word; en geen twee of drie of tachtig.

Paulus zegt ook: ‘ik leef niet meer’. Hè?

Ja natuurlijk, maar ‘ik leef niet meer maar Christus leeft in mij’. En dáár gaat het om, want dát is eeuwig! Dát blijft! Je hele lange leven lang; en dat is lang!

Dus hoe meer de Christus ruimte in je krijgt, hoe méér je wordt wie je bènt.

Want waar ga je dan op lijken? Je gaat op je Vader lijken.

Dus je bent niet alleen een beeld, maar je wordt ook een gelijkenis.

Gelijkenis is een prachtig woord hoor.

Het zijn allemaal verhalen, verhaaltjes van Jezus, en Hij hoopte dat de mensen door de gelijkenissen heen naar de werke-lijkheid zouden kijken.

Hijzelf was natuurlijk de mooiste gelijkenis. En wie door Hem heen keek, zag de Vader. Want daar draaide het bij Jezus altijd om.

Hij zei: het gaat om de Vader.

Wat is nou de overeenkomst tussen een rups en een vlinder, als je ze allebei zo eens naast elkaar zet, de rups en de vlinder.

In welk opzicht lijken ze op elkaar? Nou, helemaal niet! Maar het is toch hetzelfde wezen! Daar gaat het om, het is hetzelfde wezen.

Dat is iets heel wonderlijks, maar het kan! Dat uit je rupsenbestaan een totaal nieuw leven zich ontspint. Dat verschil is zó groot en het is onherkenbaar

En toch is het hetzelfde wezen! En het gaat om dat wezen van je.

In Hebreeën staat: de verwezenlijking

van de hoop die in ons is.

En welke hoop is in je? Dat is die verwachting; hoop is verwachting.

En God zit te wachten op wat Hij er in geplant heeft, totdat dat er uitkomt: de verwezenlijking van de Christus in ons!

En tegelijkertijd hou je het verborgen. Daar hebben de mensen niks mee te maken.

Als de mensen beginnen te schreeuwen: ‘wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht’, dan loop ik hard weg! Daar geloof ik helemaal niet in. Nee, het is een verborgen zaak, en dát is de kunst om het verborgen te houden.

De Christus begint Zich, door de Geest, in je te ontwikkelen; het krijgt handen en voeten; woorden; het krijgt de ruimte.

En wat krijgt dan de ruimte? Daarna kun je het nl. openbaren; dat is de wijsheid van God.

Jezus wordt de wijsheid Gods genoemd. Daar hebben we het op de laatste bijbel-studieavond over gehad.

Die wijsheid Gods was er al vóórdat de aarde geschapen werd, want dat was Gods eigen wijsheid. Dat is in de hemel ontstaan.

En die hemelse wijsheid, die een kind kan snappen, werd door Jezus belichaamd.

Dat zag je uiterlijk niet aan Hem af. Nee, het is de verborgen wijsheid Gods. Dat kunnen we nog eens openbaren.

Kerst betekent Christus. Dát vind ik nog eens een kerstfeest: dat de Christus langzamerhand openbaar wordt in je leven. Want we worden bóven opgevoed. We verzamelen daar ook allerlei schatten, schitterende dingen, en die schatten blijven altijd bij je.

En als je daar vol van bent, en je hebt aardig wat verzoekingen doorstaan, en je bent  daar opgegroeid, in de hemel, in het Koninkrijk Gods; dan gaat zich dat lang-zamerhand openbaren. En dát is neer-dalen.

Tijdens het natuurlijke leven van Jezus wandelde Hij op aarde. Na z’n weder-geboorte wandelde Hij in de hemel.

En daarna zegt Hij: Dit is het brood dat is néérgedaald (dat zegt Hij zes keer achter elkaar) voor jullie.

Dus wij dalen op een goeie dag néér!

Dat betekent: we brengen het hoge naar de lage aardse gewesten. Daar brengen we het naartoe.

Schitterend!

Dan heb je ook woorden van eeuwig leven; en niet van tijdelijk geroddel.

Als je woorden hebt van eeuwig leven, dan krijg je vijanden. Maar dat kruis heb

je erin verdisconteerd. Dat hou je vast. Tegenwerking krijg je tóch! Op alle mogelijke gebied.

Jezus kreeg het zelfs via z’n eigen discipelen.

Petrus zei: dat overkomt U niet hoor!

Toen zei Jezus: Satan, wegwezen, achter me, want je staat me in de weg!

Christus moest lijden; dat hóórt bij het christen-zijn.

En als wij neerdalen, wordt het openbaar, dát is nou parousia. Simpeler kan niet. En ongelooflijker kan ook niet. Want iedereen verwacht Jezus Christus ergens op een wolk of zo…., met t.v. er bij…, wederkomst…. Onzin!

Daar hebben we het vaak genoeg over gehad. Hij wordt openbaar in zulke dood-gewone mensen zoals wij!

En wie gelooft dát nou….? Hij heeft het tijdens z’n veroordeling al geprofeteerd.

Hij zegt: van nu aan zul je de Zoon des mensen zien, komende in hemelse wolken.

Hij zegt niet: ‘in wolken’; Hij zegt: ‘in hémelse wolken’. En een hemelse wolk zit hier! En dát is nou Zijn komst!! Zijn aan-wezig zijn.

Het is een verschuiving in je denken, maar als je Jezus wil volgen, en wie wil het Lam nou niét volgen, die verloochene zichzelf.

En je neemt een kruis op, want je krijgt wat te horen…., en dàn blijkt dat jij volgt.

Dát is Jezus volgen! Want ik weet niet hoe lang het Lam heeft stil gestaan voor onze gemeente.

Als er geen vaart in zit en het niet opschiet, als er geen move in zit, dan blijft Hij wachten, totdat we weer in beweging komen.

En ik denk dat dit een flinke stap is.

Aanvaardt dus het lijden om Jezus’ wil, om mijnentwil, en om het evangelie, staat er.

Aanvaardt het; er overkomt je niks vreemds.

Het is een vuurgloed, zegt Petrus.

Aanvaardt het lijden om Christus’ wil, en als je het aanvaardt, dan zegt Hij in de Bergrede: dan zul je zalig zijn.

Zalig ben je als ze liegende allerlei kwaad van je spreken. Er zit toch geen kwaad meer in ons? Als ze dan toch kwaad spreken, dan ben jij een gelukkig mens.

Verheug je in dié dingen.

Afgelopen zondag zongen we een lied: U zij de glorie. Daar staat een zinnetje in waarvan ik dacht: wat zit ik hier nou te zingen zeg?

‘In Zijn Goddelijk wezen is mijn glorie groot…’. hèè? Wat een raar zinnetje!

Ik wil het maar omdraaien, en dat is een geheim, maar het moet zijn:

‘in mijn Goddelijk wezen is Zijn glorie groot!’ Want ik heb mijn afkomst te danken aan de Vader. Want we stammen van God af. Dus: in mijn Goddelijk wezen is Zijn glorie groot.

En zo zal ik het voortaan zingen ook.

Ons leven is met Christus in God verborgen; de verborgen God.

 

In de hele zangbundel van ons wordt  maar in één liedje over het kruis gesproken. En het is een dikke bundel.

Maar het gaat me om dat ene laatste zinnetje uit dit lied:

 

 Maar ik zeg: zoek eerst het koninkrijk

en zijn gerechtigheid, en al het and’re komt vanzelf.

“Wees niet bang om je kruis te dragen,

want Hij kent al je vragen,

zelfs al je haren zijn geteld.”

 

Je moet eens nagaan wat je hier zingt.

Het staat verder nergens in de bundel. Terwijl het een enorme ommekeer in je denken is.

Zoek eerst het Koninkrijk, en als je dat zoekt, verloochen je jezelf.

Al het andere komt echt vanzelf.

Al het andere, en dat is véél hoor!

En wees dan niet bang om je kruis te dragen. Wil je dat?

Voor het woordje volgen staat letterlijk:

een weg samen afleggen’.

Jezus volgen is een weg samen afleggen,

‘Ik ben met je’ zegt Hij, ‘tot aan de voleinding’.

Dus als je vlak achter Me bent, dan gaan we samen. Dat is mooi!

 

Vader, ik ben blij dat Uw eerste gedachte ook Uw laatste gedachte wordt.

Dat U Uw eerste gedachte nooit en nooit hebt losgelaten, en Uw geloof in de mensen hebt geopenbaard.

Dank U wel dat Uw eerste gedachte ook Uw laatste gedachte wordt.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 05-02-2012

 

 

Mantel (Duurt 18-02-2007)

Mantel

 

Er was een mevrouw, die had zelf van een prachtig patroon een mantel gemaakt.

Op lange winteravonden had ze daar ijverig aan genaaid; prachtig afgezet met leer, en in hele mooie warme kleuren.

Ze had een naamlabel in de kraag genaaid, en ze droeg hem met gratie en zwier.

Maar na een hartstikke leuk feest wilde ze ’s avonds terug…, mantel weg! Helemaal weg, ze heeft zich suf gezocht; nergens te vinden. Maar haar naam stond er toch in? Waarom brengt iemand hem dan niet terug?

Enfin, een paar jaar later scharrelt ze door een stadje in de buurt; bij een Second Hand Shop blijft ze staan, ze kijkt eens in de etalage, en denkt: héé…, en nog eens kijken…., dat is toch niet waar? Ze kijkt nog eens, en gaat naar binnen.

Ze vraagt of ze die mantel uit de etalage eens mocht zien. ‘Natuurlijk mevrouw’.

Ze legt hem op de toonbank, bekijkt het en zegt: ‘ach, wat ziet ‘ie er uit, hij ziet er niét meer uit’. Zoveel slijtplekken, hier en daar wat uitgescheurd; vuil, verfletste kleuren. Het was nou niet bepaald met zorg en liefde behandeld. En het labeltje met haar naam was er uitgetornd.

Ze zegt: ‘dat is mijn mantel’. Ja, dat kan best wezen, zegt die man, ja, maar u moet hem wel kopen.

Hij noemt een prijs en zij betaalt, want het is háár mantel, en ze loopt er mee de winkel uit. En ze zègt tegen die mantel:

‘Je bent gekocht en betaald, je bent weer van mij!’

Ze laat hem weer helemaal restaureren tot het de originele mantel is. Háár eigen mantel, die helemaal bij haar karakter past. En het droeg haar naam weer!

 

Ik ga het dus over ‘mantel’ hebben.

Als kleine jongens, broertjes, moesten we altijd van dat hele grove ribfluweel, arbeidersfluweel, broeken dragen.

Je kon de Sikkens op mijlen afstand herkennen aan de broek en aan de bretels en vaak ook aan de klompen.

Als het koud was, hadden we een alpino-petje op, ken je die dingen? Nou, wij droegen ze zo idioot joh, op één oor als het koud was; het was echt geen gezicht, maar het interesseerde ons ook niet hoe we het droegen. Vaak droegen we ook afdankertjes van een ander, die werden vernaaid, of uit de broek van vader zat nog genoeg stof om er nog een broek uit te halen, en dat droeg je dan. De truien werden door tantes gebreid, die kreeg je dan, en daar was je dan wel blij mee. Zo gauw het nieuw was, was je blij. Wat was ik ook blij als ik ècht iets nieuws kreeg wat in de winkel was gekocht. Ik zie het me nog op de stoel leggen naast m’n bed, dan kon ik em zondagsmorgens voor het eerst aan, want dán mocht het.

M’n moeder had een keer nogal dikke witte stof, en toen heeft ze er voor m’n broer Jan en voor mij een regencapeje van gemaakt. Ik was 8 en hij was 7 jaar geloof ik, iets in die buurt.

‘Motten wij dat aan?’ ‘Ja, dat is goed tegen de regen’. ‘ja maar, het is zo wit’.

‘Trek aan, niet zeuren!’

En wij ermee naar school. Het regende. En aan dat capuchonnetje stak er zo’n

wit puntje omhoog. Wij stonden daar met ons tweeën op dat schoolplein als 2 envelopjes, en er werd gelachen jonge…, ze hebben geschreeuwd van het lachen om die 2 witte kaboutertjes.

Toen wij dus thuis kwamen, zeiden wij: ‘dit willen we niet meer aan’. Huilen…., ja maar, je moeder heeft er zo haar best op gedaan. ‘Ja, maar het hoort niet bij ons’.

Het was verschrikkelijk!

Het zegt ook wel iets over wat de ouders doorgaven aan de kinderen waar ze zich gééstelijk mee moesten kleden.

Je kreeg vaak de afdankertjes van een ander, of een stukje daarvan. Wat zij geloofden, dat nam je maar aan, want zij zeiden dat het wáár was. En dáár zit het hem natuurlijk in.

En zèlf denken…., dat kom je in ontzaglijk veel kerken en kringen tegen, zèlf denken, hó maar! Altijd maar aannemen wat een ander zegt. ‘Als die zegt dat het waar is, dan is dat zo’. Dus het gezag zit ‘em niet in wát hij zegt, maar het zit ‘em in wié het zegt. En dat is jammer.

Jezus zegt: het is beter voor jullie dat ik weg ga, maar Mijn schapen horen het wel, of het van Mijn Vader is of niet.

Dus het zit niet aan de persoon gebonden, maar het zit ‘em aan de waarheid zèlf, en dan blijkt de waarheid ook iemand te zijn.

Zélf denken is zó belangrijk! Het zèlf over-wegen, de dingen toetsen.

Adam en Eva waren ongekleed; ze hadden niet eens kleren aan.

Deed het hen dan wat? Natuurlijk niet!

Het was pure onschuld; ze waren naakt. In het Hebreeuws staat het ook in de aktieve vorm, dat naakt zijn.

Ja, en dan gebeurt de ellende, en ineens zeggen ze: ‘we zijn naakt’. Dat wáren ze toch al? En nou verbergen ze zich tegen hun naaktheid! Hoe kan dat nou?

God zegt ook tegen Adam: wie heeft je bewust gemaakt dat je naakt bent?

Daar zit dus iemand achter, die op een ongezonde, onfrisse manier je ergens op heeft gewezen wat goed was, en dat heeft hij tot slecht verklaard, tot zondig.

Ook in het Hebreeuws staat daar het woordje ‘naakt’, maar wat blijkt? Daar staat het in de passieve vorm. Dat betekent dat je naakt gemaakt bènt!

Hun onschuld, waarin ze gekleed waren, dat was hun mantel, die was hen afgeroofd. Dát is verschrikkelijk!

Wie heeft je bewust gemaakt, beroofd van je onschuld.

En dan schaam je je, en je verbergt je.

Adam, waarom heb je je verborgen? Nou, zegt hij, ik ben bang. Dus het Godsbeeld was ook al verstoord.

Hoe kun je nou bang zijn voor een God die alleen liefde is? Dat bestaat niet, dat kán niet, daar ren je naar toe! Als je zonde hebt of iets dergelijks, dan ga je er juist naar toe! Ja, Hij is een goeie dokter.

Dus het Godsbeeld was ook al verstoord.

Maar ja, het denken van Adam werd onmiddellijk aangetast.

‘Wat is er gebeurd’, vraagt God.

Hij wist het wel, maar Hij wil het horen.

Dat is vaak heel belangrijk, dat je iets wel weet, maar het tóch wil horen.

Mariet weet best dat ik van haar hou, maar dacht je dat ze het nooit wilde horen?

En als je zonden graag vergeven wilt hebben, dan moet je het zeggen. Het is dan niet een onderonsje tussen God en jou, maar gewoon tegen iemand zeggen die door en door betrouwbaar is, maar dan heb je het gezègd. Uiten is zo belangrijk!

Maar ja, wat zegt Adam? Z’n denken is echt aangetast hoor. ‘Die vrouw’, daar gaat z’n vinger, die ik van U kreeg…

Alsjeblieft, wát een cadeau hè?

Ik heb een vrouw gekregen die mij verleid heeft tot zonden. Jaaa…., goedkoop hoor.

Maar ja, zo werkt dat nou eenmaal.

Schuld geven aan….., hoe is het met je? Nou, wie z’n schuld is dat? Ja, en daar gaan we…, het is de schuld van eh…m’n echtgenoot…., het is de schuld van m’n ouders…, ja, die waren niet zo best.

Of omstandigheden, ja, het is de schuld van de omstandigheden.

Of iemand in de gemeente, anders was ik allang geweldig gegroeid, maar ja, die houdt me altijd tegen…

En zo gaat dat maar door. Dat komt omdat je konstant met het begrip ‘schuld’ zit te werken.

Van Mariet heb ik geleerd dat als we onenigheid hebben, of er is iets, wat dan ook, maar laten we het woord ‘schuld’ niet noemen. We buigen ons samen over het probleem waar we mee zitten, en dat gaan we dan samen oplossen. Anders keert het zich steeds weer tegen elkaar.

Dus het woord ‘schuld’…..kapot schieten!!

Wij zijn ónschuldig! En waardoor? Heel simpel, dat is een juridische term, door het bloed van het Lam. Als Hij zegt dat je onschuldig bent, dan bèn je dat!

Maar heel veel mensen, ook christenen, zijn gekleed in kledingstukken, in mantels die helemaal niet bij hen passen.

Denk alleen maar eens aan mensen die zich uniform kleden, zodat je kunt zien van welke kerk ze lid zijn. Of van die klooster-orde, dat kun je zien. Het uniforme.

Als er iets uniform is dan gaat je identiteit naar de knoppen. Anders kijk je maar naar de dictatuur in Noord-Korea bijvoorbeeld, of China, allemaal gelijk gekleed.

Ja, dan moet je ook gelijk denken, denk maar eens aan de kloosterorde.

Dat is wat hoor! Er zijn veel christenen die nóg in een habijt lopen, maar dan geestelijk. Habijt is kloosterkleding.

Die lopen bijvoorbeeld in het habijt van de dienstverlening; de dienstbaarheid; ‘ik moet mijn leven in dienst stellen van die ander, ik trek dus dat habijt aan, en de godganse dag sta je er ook om bekend.

Altijd die dienstbaarheid. Dat kan zó erg worden dat het zelfs gewilde nederigheid wordt, zegt Paulus. En gewilde nederig-heid is geforceerd. Extra nederig.

In Hattem stond eens een dame in een bakkerswinkel.

En zij was aan de beurt om geholpen te worden, en toen kwam er net een ander de winkel binnen. Nou, zegt ze, laat die maar even voor gaan. Toen ze weer aan de beurt was, kwam er weer iemand binnen, en weer iemand, en ze liet alsmaar iedereen voor gaan…, want….

ze was een christin……ja. Het is toch verschrikkelijk!! Dat is nou gewilde nederigheid.

En wat denk je dan nonnen die in het klooster intreden? Ze willen het!

Dan denk ik wel eens: ‘weet je wel wat je wil? Waar is je individualiteit? Je trekt iets aan, allemaal dezelfde kleur. En zijn non-nen waar je het gezicht nauwelijks van kan zien, zo’n soort koker voor het gezicht.

Hun eigen gezicht wordt haast onzichtbaar.

Ik doe helemaal niet mee met de discussies over hoofddoekjes, sluiers en boerka’s, dat kan me allemaal niks schelen; maar het zegt iets over die mens.

Maar hoeveel mensen lopen inderdaad nog geestelijk in een habijt, in sluiers.

Het kan best zijn dat hier iemand zit die nog gewoon geestelijk een boerka om zich heen heeft. Je kan de ogen haast niet eens meer zien.

Wáár ben je? Wié ben je? Ik kan het niet zien. Ik zie een vormeloze piramide die voorbij komt; is dat een mens?

Ze lopen zelfs soms gebogen. Alleen het gezicht is hier en daar wat zichtbaar.

Wat denk je van de volgende kleding?

Het camouflagepak van de dappere Dodo.

Heel dapper lopen doen.

‘Met de Heer kan ik alles….’, dát gedrag.

‘Ik sla iedere vijand neer….’ Nou, laat dat eens zien dan. Dat dapper lopen doen. Maar wie bèn je? Kom eens uit dat uniform, trek dat eens uit. Dat past je niet en dat hoort ook niet bij je.

Je kan ook gehuld zijn in de gehavende mantel van je ellendige ervaringen. Denk maar eens aan de mantel van die vrouw.

Je hebt zoveel ellendige ervaringen gehad, dat kan hoor, voorbeelden genoeg.

En je mantel ziet er niet meer uit!

De rottigheid die je allemaal is overkomen.

Ja, wat moet je er dan mee doen? Durf je hem uit te doen? Want dát is de kunst.

Durf je hem uit te doen.

Ik ken zelfs iemand die zich verbergt achter z’n ziekte. Die heeft zo’n interessante ziekte, het gesprek gaat binnen een minuut over dié ziekte.

‘Ja maar ik ben hier niet gekomen om over een ziekte te praten’. Achter die ziekte zit een mens.

Verberg je toch niet, Adam, Eva. Je kan je achter zoveel dingen verbergen.

Wat denk je bijvoorbeeld over de ambts-kleding, dat je aan de buitenkant kan zien wat iemand schijnt te zijn.

Er kwam eens iemand naar me toe, en hij stelde zich niet voor, maar zei: ‘ik ben arts’.  Tja, ‘ik ben Duurt’.

Ja, het is toch merkwaardig dat iemand dat zegt? Zo van: ‘weet je wel wie ik bèn?’

Soms kun je het aan de kleren zien.

Moet je die hele religieuze folklore  maar eens bekijken, wat daar rondloopt, die kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, ze zien er niét uit! De tranen springen me wel eens in de ogen hoor. Vroeger lachte ik er om. Wat is dit toch?!

En al die rangorden, net als een leger-opbouw.

Maar durf je hem uit te doen? Dát is het punt! Durf je dat, want anders val je steeds weer terug. Het kan zelfs zo erg worden dat je je verschanst in je ellendige ervaringen. ‘Ik heb tèveel meegemaakt, komt niet bij me met die praatjes, ik heb tèveel meegemaakt!

Dan ben je dus onbereikbaar geworden.

Je staat er ook om bekend, maar waar ben je zélf? Ik zoek jóu! Mens, het kan me niet schelen wat je allemaal hebt mee-gemaakt of doorgemaakt, maar mag Ik je nog bereiken? Durf je je te laten vinden?

Stel dat je bekend staat als een keurige christen; elke zondag ben je trouw aanwezig….., ach, achter al die keurigheid ben je toch eigenlijk een origineel mens. Wat moet ik met die keurigheid en die netheid? Dat is èrg hoor!

En wat denk je van mensen die zich overal aan irriteren. Binnen een minuut gaat het gesprek daarover, over hun irritatieladder.

Dan denk ik: je hebt een jas aan die vol zit met vlooien; je hebt altijd wel wát te krabben. Waarom doe je die bunker niet uit joh? Jij staat bekend als iemand die zich overal aan irriteert. Chagrijn, zegt een puber dan, en hij heeft nog gelijk ook.

Of oude mensen die van die mopper-konten worden: ‘Het is helemaal niks meer tegenwoordig…’.

Ach joh, hoe is het met jezelf? Wil je weer terug naar die ‘goeie’ ouwe tijd? Leverde dat zulke mensen op zoals jij? Ja, dat is wel hard, maar ik confronteer maar eens een keer.

Kijk eens in de spiegel man, het gaat niet goed met je. Waar is dat jochie gebleven, dat jochie binnen in je, dat is helemaal versteend.

Mariet en ik zeiden laatst tegen elkaar: ‘als ik niet meer het meisje zie waar ik indertijd verliefd op ben geworden, als ik dat niet meer in haar zie, dan is mijn huwelijk versteend. En andersom geldt dat natuurlijk ook.

Waar is het kind gebleven?

Toen ik een jaar of 20 was dacht ik: ‘dat kind in mij is dood’.

Wat denk je van het kleed van zorgen?

Dát is een loden mantel! Zorgen!

Och, wat heb ik vaak gehoord, gewoon in de geest: ‘Duurt, je hoeft je geen zorgen te maken’. ‘O nee, dat is waar ook’.

Dat heb ik heel vaak gehoord. Dus ik weet wel hoe zo’n mantel voelt. En die is zwaar hoor!

Aan zorgen wordt ook vaak schuld gekoppeld. ‘Wat had je niet allemaal kunnen doen, dan was het niet zo vervelend gegaan; je had je kind anders moeten opvoeden, sukkel dat je bent!’

En zo gaat dat maar door.

Schuld, schuld…., het jankt door de schepping heen.

Ze zijn er in het westerse denken ook altijd op uit: ‘hoe is dat gekomen, wie z’n schuld is dat?’

Jesaja profeteert over Jezus: ‘Als Hij zichzelf ten schuldoffer heeft gesteld, dán zal Hij nakomelingen zien’.

En wat zijn dat dan voor nakomelingen, als Hij Zichzelf ten schuldoffer gesteld heeft? De onschuldigen! Dát zijn de nakomelingen.

Je kan er depressief van worden hoor.

Dat is een vaal pak, haast een zwart pak.

En je incasseringsvermogen is ook nul geworden. Maar depressiviteit vind ik wel één van de ergste dingen van tegen-woordig. Het woord ‘depressief’ zegt dat er druk achter zit van bovenaf; je wordt neer-gedrukt door één of andere oorzaak.

Het kan van binnenuit zijn, want je vader was het ook altijd…., het kan ook van buiten door een traumatische gebeurtenis.

Maar hoe dan ook, je zit diep in de put, en hoe kom er daar uit?

Ik ben blij met ontzaglijk veel medicijnen hoor, die het leed verzachten; maar ik heb er geestelijk nog te weinig kijk op hoe dat zit, alsof iemand onder een spanlaken wordt gezet en dat hele spanlaken wordt nog tegen de grond genageld ook.

Zo gauw je overeind komt, wordt de weerstand nog groter. Ik heb hierover één keer een beeld gehad.

Kruip ook niet weg in dit kledingstuk van: ‘niemand begrijpt me’. Wat blokkeer je dan? Je blokkeert de hulp.

Niemand begrijpt me; ik heb het er wel eens over gehad met een psychiater.

Ik zei: ‘als ze dat nou zeggen, en ze vallen in herhaling….’. Nou, hoe oud is ze? Een jaar of 35. Nou, zei hij, dan helpt niets meer. Dan willen ze niet meer. Dat heet uitbehandeld.

Het is moeilijk om zulke mensen echt te bereiken. En kom ook niet met teksten aan hoor, dan kun je een bord naar je hoofd krijgen.  En het is ook niet eerlijk om uitspraken van een ander te gebruiken.

Ben jij begaan met iemand, en soms kun je helemaal niks, dan kun je er nog altijd bij blijven.

Het valt mij ook op dat heel veel jongere mensen, die iets op hun geweten hebben, vaak een kledingstuk aanhebben waar een capuchon aan vast zit. Die trekken ze over hun hoofd.

Ja, er zijn overal video-camera’s.

Ik denk dan: ‘ach jongens, jullie hebben waarschijnlijk wat op je geweten, want anders deed je dat niet; maar je wilt niet herkend worden, want dan word je betrapt.

Het kan ook nog dieper zitten, je wilt niet eens gèkend worden.

Hoeveel mensen hier hebben de capuchon over hun hoofd en over hun ogen getrokken omdat ze niet gekènd willen worden. Dat kan!

Verschans je niet in je godsdienstige principes; in je opvattingen over kerk en wereld en zo….

Een atheïst zei eens: ‘God bestaat niet en de wereld is een zooitje’. Dan kijk ik hem eens aan en zeg: ‘ja, maar wij zijn er ook nog’. Dat is niet grappig bedoeld hoor.

Ik denk dan: ‘tjonge jonge, jij bent de vleesgeworden teleurstelling; wij zijn er ook nog!’ Niet iedereen is slecht!

En ik hoef niet te schreeuwen: ‘God bestaat wèl!’ Daar mag hij via mij achter komen.

Of je verstopt je achter een carnavalspak. Dat kan ook nog, dan ben je onherken-baar. Vind je dát niet erg? Onherkenbaar.

Ik heb het wel eens met school gevierd; in de polonaise en een lol dat we hadden, echt wel. Ach, je kan maskers voordoen, je kan leuk lopen doen en lachen met z’n allen, en een feestje is nooit weg….

Maar als je daarover doordenkt, en dat gaat al eeuwenlang door….., je kan je zelfs verschuilen achter je lol.

Of achter je ambt.

Mariet en ik moesten eens naar een begrafenis in het noorden van Friesland. Het regende en het woei, we stonden scheef op dat kerkhof onder de paraplu’s, het was verschrikkelijk. Het was mijn laatste oom.

En in de dienst daarvoor werd ongeveer een half uur verteld wat hij allemaal voor de gemeenschap had betekend.

Ik hoorde niets over hèm, maar wel over al z’n daden. Voorzitter van dit, en secretaris van dat, en hij kon mooi timmeren…..

Daarna kwam er een gebed van 10 minuten waarin alles ook nog eens werd opgesomd. Je weet niet wat je hoort.

Als of er een CV-tje werd samengesteld voor God om hem maar naar binnen te halen….. Het was echt treurig.

We stonden daar naast elkaar in de wind en in de regen; en Mariet zei: ‘ik ga hier weg’. ‘Nou, blijf voor het fatsoen maar even staan’, zei ik.

Ach, ach ach, waarom worden mensen dan ineens zo aangekleed?

Durf jij je te laten zien zoals je bènt.

Kom eens uit je godsdienstige principes.

Wat is jouw kleding?

Ken je die beroemde Deense dominee Kirkegârd? Hij heeft eens een verhaal geschreven over een man, die z’n héle leven sliep, en hij werd wakker op de dag dat hij zou sterven. Typisch Kirkegârd, maar wat bedoelde hij daarmee?

Nou, zei hij, ‘hij werd zich pas bewust van zichzelf toen hij met dat inzicht niks meer kon doen.

Als je achterom kijkt in je leven zeg je dan: ‘ben ik bewust bezig geweest, of bewusteloos’. ‘Heb ik me láten leven, of heb ik zèlf geleefd?’

Dat zijn zulke wezenlijke dingen!

Dat is wat, op je sterfdag bewust worden wie je bent! En met dat inzicht niets is kunnen gebeuren, altijd bewusteloos bezig geweest.  En vergeten om zichzelf en anderen te laten merken wat er in hem leefde. Ook niet aan God laten merken, aan niemand laten merken.

Nooit iemand deelgenoot gemaakt van jouw leven.

Dus de oervraag blijft klinken, zelfs al woon je in het paradijs, wat wij theoretisch dus geloven, heb je je verborgen in het gebladerte, tussen de struiken, in je bezigheden, of: hoe je bekend staat om al je aktiviteiten….

Schuif al dat struikgewas eens weg; mens, wie bèn je? Wáár ben je, waar zit je?

Waar zit je toch met je gedachten?

Nou, sommigen zeggen: ‘ik had echt een oude religieuze mantel, hij zat wat krap, maar ik heb dit evangelie gehoord, nou, er waren wel een paar stukken die me wel wat aanspraken…, ja, ik kan er wel wat van gebruiken….

Nou, wat schiet je dan te binnen? Dan zet je een nieuwe lap op een oude jas. En wat gebeurt er dan? Ja, we weten het allemaal wel, de boel gaat scheuren.

Maar er staat iets aardigs, die ouwe lap past niet bij het nieuwe, of het nieuwe past niet bij het oude, er is echter nooit een totale ommekeer gekomen in je denken.

En wat gebeurt er? Er staat, zegt Jezus:

Het nieuwe zal niet passen bij het oude.

Niet passen. In het Grieks staat er een woord: ‘het komt niet overeen’, het vloekt; er staat symfonio, en dat betekent: het harmonieert niet, het klinkt niet samen, er is geen overeenstemming. Er klopt iets niet.

We hebben eens iemand gehad die fel lid was van een Pinksterclub, joepie en overal zending….; en ineens zei die vrouw: ‘maar ja, we zijn toch allemaal zondaren’.

Zij had dus nog niets van het evangelie begrepen. Dus dat ouwe hield ze vast.

Dat is ook een leuke voor een gesprek, dan kan nooit iemand iets van je zeggen, want je bent tóch een zondaar….., dát is makkelijk!

Spurgeon, een beroemde prediker in Londen, komt bij een oud dametje en tijdens een gesprek zegt ze: nou, we zijn toch allemaal grote zondaren.

Spurgeon keek die vrouw eens aan en zei, ‘dat hoef je mij niet te vertellen, dat had ik in de buurt al gehoord’. Wat werd ze toen boos! Zie je wat een vroom masker dat is?

Het harmonieert dus niet. Dat ouwe denken en een stukje van het nieuwe denken; dat past niet bij elkaar, dat wordt een zooitje.

Durf je jezelf te laten ontmantelen. Hoe vind je dát woord? Toen ik het vond, was ik daar blij mee. Want het kan een vesting worden waarin je je verschanst. Durf je je zwakheid aan het licht te laten komen? Want je denkt: ‘ik ben nou wel héél kwetsbaar’. Maar je kan toch aan het licht komen? Aan een God die enkel liefde is!

Als je je bedenksels nou eens helemaal laat varen en je overgeeft aan Iemand die alleen maar liefde is.

Dan kun je zeggen: ‘ja, Hij ziet me aan-komen….’. Precies, Hij ziet je aankomen en staat met z’n armen wijd op je te wachten. ‘Ben je weer terug?’ ‘Maar ik zie er niet uit!’ ‘Nee, dat is logisch, dat vind Ik ook helemaal niet erg’, accepteer het maar, al je gebreken en lekken en zo….

Dan kun je je ook nog verstoppen achter de gedachte: ‘ja, maar wij zijn op weg naar de volmaaktheid…’.

Ach, stumper, moet je dáármee leven? Met dié idiote gedachte? Er staat in het Grieks alleen maar dat je volwassen wordt. Hoe wil jij volwassen worden als je zo zwaar gehandicapt bent?

Zullen we eerst eens wat aan die handicap doen? Hoe wil je ooit volwassen worden als je nooit kind bent geweest?

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, handelde ik als een kind en … dan komt er weer een tekst, en nu ik een man geworden ben….

Je bent nog helemaal niet volwassen geworden, want je bent nooit kind geweest.

Durf je tevoorschijn te komen met je zwak-heden; durf te capituleren.

Dan moet je niet aan een oorlog denken. Maar het Latijnse woord voor capituleren is ‘hoofd’, dus dan leg je dat hoofd in de schoot van je Vader. En wat voel je dan? Zijn handen op jouw hoofd. Dáár heb je je Vader. Je bent zo zwak als wat, en er is je ook van alles overkomen.

En wie z’n schuld is dat? Het zal allemaal wel, het interesseert een huisarts ook niet zoveel; en een arts zonder grenzen al helemaal niet. Ik weet geen betere plek waar jij je zwakheid kan neerleggen.

Jouw beschadigde persoonlijkheid. En ik wil geen andere kleding aanhebben dan die bij mij past! Die bij mij harmonieert.

Dát is nou een gezonde vernedering.

Ik hou niet van dat woord ‘vernedering’, het is een verootmoediging, maar dat is zo ouderwets. Maar gewoon erkennen dat je hartstikke zwak bent. Durf je dat?

Nou, zegt God, nou kan Ik je verhogen. Want wie zichzelf vernedert, kan verhoogd worden door Mij.

Maar ja, als je jezelf sterk, moedig en groot houdt, dan verhoog jij jezèlf.

Op een goeie dag zit de duvel wel klaar om je te vernederen.

En wat zegt de geliefde in Hooglied?

Daar vraagt de ene aan de ander: laat mij uw gedaante zien. Hoe vind je die vraag? Die mag alleen een geliefde stellen en die mag ook alleen een geliefde beant-woorden. Dát is de verborgenheid van het samenzijn.

Maar ‘laat mij uw gedaante zien’ gaat natuurlijk veel verder dan je verschijnings-vorm; het gaat om: ‘mag ik je wézen zien, Ik ben zo nieuwsgierig naar jouw karakter’.

Dáár heb je God! Hou op met al je aange-past gedrag, en dat je denkt dat Ik jou zo wil hebben…

Ik zal jouw krachtsinspanningen nooit bevestigen. Hou op met die rare kleding, je ziet er niet uit! Ik  hou van je om wie jij bènt! Jij interesseert me, jouw karakter. Je zult eens zien wat ik voor moois daarvan kan maken. Je Geliefde. En onze geliefde is Jezus; Hij is getrouwd met Zijn geliefde. En dáárvoor is er de gemeenschap met de heilige Geest.

Paulus zegt ergens: De vrouw is de heerlijkheid van de man. Dat moet je niet op aarde uitleggen…, begin maar eens in de hemel.

Heer, wat is Uw heerlijkheid? Dan lacht Hij eens wat, dan kijkt Hij je eens aan, en wat zegt Hij? Dat ben jij, en jij, en jij!

Als jullie links en rechts van je kijkt, dan zie je elkaar, we delen die heerlijkheid van Christus. Dat is mooi dat je dat geheim in elkaar ziet en weet.

Maar durf je je met al je wonden, je kwets-baarheden, je schaafwonden, de breuken

in je bestaan; geestelijk invalide geslagen;

je verdriet; durf je dat te tonen? Of zeg je, net als Rachel, ‘ik wil geen troost meer, het leed is tè groot’. Ze weigert zich te laten troosten. Dat betekent: ‘weigert zich te laten helpen’.

Wat denk je van de mantelzorg van God?

Er staat in de Psalmen dat Hij is gehuld in een mantel van Licht! Hij heeft mantels zat, dus de ene na de andere slaat Hij om diegene heen die er om vragen; die zeggen: ‘ik ben naakt, ik ben weerloos’.

Een mantel van liefde om je heen, hij is warm, hij past je goed. Verzin de kleuren zelf maar; want wie goed kijkt, ziet in de mantel van licht alle kleuren van de regenboog, en daarvan is de liefde, die jij dan uitstraalt, zo rijk geschakeerd, zóveel vormen.

Je moet er toch niet aan denken, zoals dat in de Openbaring staat, dat je dan in een witte jurk op een paard….., ik kan niet eens paard rijden..; maar het zijn beelden, en het gaat erom dat je die béélden door- krijgt, wat daarachter zit, wat de diepere bedoeling is.

Je moet er toch niet aan denken, in een witte jurk met een palmtakje, plukkend aan een gitaar….., is dát nou mijn toekomst?

Nou, dan blijf ik liever hier.

Dus wie die beelden niet doorheeft, heeft ook geen voorstelling van de Vader, noch van de Zoon en noch van de heiligen.

Maar durf je je te laten troosten?

Of verschans je je met de overtuiging: ‘mijn verdriet is tè groot’.

Durf je uit te huilen.

‘Ik zal alle tranen van je ogen afwissen’, hoe doet God dat? Daar gebruikt Hij mensen voor.

Als er iemand verdriet heeft, kun jij er naar toe; als jij verdriet hebt, komt er iemand naar je toe.

Er staat niet: ‘alle tranen’, er staat in het Grieks: ‘traan voor traan’. Vind je dát niet lief?

Voor elk verdriet een traan; voor elk verdriet is er iets.

En dan de mantel van liefde om je heen.

En weet je waar die mantel tegen bestand is? Want de rest gaat eraan, wáár je je ook mee kleedt, het gaat kapot, het houdt op, het slijt.

Jullie kennen de verhalen van Sadrach, Mesach en Abednego? Ze werden in de vurige oven gegooid, en er staat iets heel typisch: Toen werden de mannen gebonden – want ze deden niet mee met die religieuze opwekking – met hun mantels, broeken, mutsen en overige kleding.

Is je dat wel eens opgevallen? Ja, ze zagen er heel gewoon uit. En ze werden in de vuuroven geworpen.

De oven wordt flink in de fik gezet; ze vielen in die brandende oven, en wat staat er? Dat iemand zegt: ‘ik zie die kerels daar wandelen, ze hebben geen letsel’.

En aan het eind staat: Hun mantels zijn ongeschonden gebleven. Zelfs geen brandlucht.

Hoe vind je dat? Wat voor kleding is dát?

Dat is de mantel van het Licht!

Ik durf het volgende wel te zeggen: ‘wie liefheeft zoals de Vader liefheeft, wie liefheeft met de liefde waarmee de Vader jou liefheeft, wat Hij voor je voelt, is on-kwetsbaar’. Dát wordt bedoeld met: ‘de liefde verdraagt alles’.

Zo lang je liefhebt, vlieg jij niet in de brand; loop je ook geen brandwonden op.

En er komen allemaal teleurstellingen naar je toe; zolang je liefhebt, blijf je daarvan gevrijwaard.

Ik durf wel wat te zeggen, maar volgens mij is dát het! Want er staat: de liefde vergaat niet. Wat denk je van het werk-woord ‘vergaan’?

Het vergaat niet, het vliegt niet in de fik, het gaat nooit dood.

Vul het zelf allemaal maar in, ik doe het ook voor mezelf.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 18-02-2007

 

 

Liefhebben en bemind worden (Duurt 17-04-2011)

Liefhebben en bemind worden

 

Er worden vanochtend geen teksten geprojecteerd, want die paar, die ik gebruik, die ken je wel.

Het gaat trouwens ook meer om de gedachte dan de manier waarop het gezegd is. Anders bestaat je leven uit teksten, en dat lijkt me een verschrikking.

We kregen een paar weken geleden een kaart van een paar vrienden uit Ierland. Daar stond een prachtige spreuk op: Er is slechts één geluk in het leven: liefhebben, en bemind te wórden. En dáár wil ik het eens over hebben.

Dan moeten we eerst eens even terug naar het begin. En aangezien wij van Gods Geest hebben ontvangen, die bij dat begin wàs, herinneren wij ons het begin.

De Geest brengt je alles te binnen wat tóen gebeurd is. Dus wij kunnen ons dat weer te binnen laten brengen.

Ik ga terug naar het begin over man en vrouw. Verwacht van mij geen verhaal of moralistisch geklets over een huwelijk, want veel mensen doen dat graag. Maar het gaat mij om het beeld ‘man en vrouw’ als de werkelijkheid van Jezus Christus en Zijn vrouw, de Gemeente. Dat is het eerste. En later is man en vrouw ook nog beeld van de totale mensheid en God. Want uiteindelijk huwt Hij de totale mensheid.

De eerste Adam, de eerste mens, vond het helemaal niks zo helemaal alleen. Toen heeft God een hulp gemaakt die bij hem past. Dat is een wonder op zich.

De vertaling Reisel zegt: iemand hem gelijkwaardig. Onthoudt goed, ik heb het over Jezus en Zijn vrouw! Hem gelijk-waardig.

In een oude Statenvertaling staat: een hulpe tegenóver hem. Als je je daar nou eens in verdiept, dan is dat best mooi; want geliefde mensen, dus mensen die van elkaar houden, kijken elkaar aan.

Dat is toch ook het mooiste wat er is! Elkaar aankijken, je hoeft niet zoveel meer te zeggen; maar je snapt en je begrijpt zoveel.

En wat lees je in elkaars ogen?

Dát zijn nou de geheimenissen van het Koninkrijk wat Jezus bedoelt.

Dat geheim heeft alles met liefde te maken.

Want dan lees je dat er een rib uit Adams’ lijf wordt getrokken, het kostte hem een rib uit z’n lijf, en daar werd dan Eva van gemaakt. Nou, dat klopt helemaal niet.

Het woord dat daar staat voor rib, dat nog een keer of vijfendertig voorkomt in de bijbel, wordt nooit met rib vertaald.

En dan Adam met een rib minder…., ik kan me dat niet voorstellen.

Reisel zegt, dat is geen goeie vertaling, maar dat is ‘component’.

Het is één van de wezenlijke delen van Adam geweest, waaruit God de vrouw schiep.

En omdat het een component is van hem, kan hij dus niet zónder! Dan ben je pas één als je samen bent. Ze kunnen niet zonder elkaar, want ze horen bij elkaar. Wat zou er door God heen gegaan zijn, toen Hij dat gedaan had, ik stel het maar even kinderlijk voor, en Adam doet z’n ogen open, en ziet daar een wezen dat hij nog nooit had gezien. Zullen de handen van God getrild hebben, en dat Hij er bij heeft staan kijken: hoe zou hij daarop reageren, hoe zou dat worden?

En Adam komt tot een prachtige conclusie, hij zegt: dat is er één van mijn soort, dat soort heb ik nog nooit gezien!

Vlees van mijn vlees, net zo’n lichaam, met botten zoals mijn gebeente.

En gebeente betekent in het Hebreeuws ook identiteit hoor.

Gebeente is een prachtig beeld van iemands identiteit.

Stel dat jij geen geraamte had, dan was je een lege zak. Dan had je dus helemaal niks.

Gebeente komt in verscheidene Psalmen ook voor. Dus ‘mijn identiteit’.

Denkt nou maar  steeds weer door aan de werkelijkheid van Jezus en Zijn vrouw.

Er kwam een diepe slaap over Adam, en daarna was dit gebeurd. Die diepe slaap is een beeld van dood en opstanding van Jezus.

En dan doet Adam z’n ogen open…., (snap je hem) en moet je eens kijken wat er gebeurt!

Er staat in de bijbel: God bouwt een vrouw. Het Nederlandse woord voor bouwen heeft een schitterende betekenis. Dan moet je niet alleen aan huizen of aan landbouw denken.

Maar het Nederlandse woord ‘bouwen’, heeft drie betekenissen: doen groeien, laten ontstaan, en zelfs scheppen. Hoe vind je dat? Wàt een mooi woord is bouwen!

Scheppen, doen groeien is een proces.

Dat groeiproces van die vrouw gaat niet bij toverslag. We zitten allemaal in dat wordingsproces.

En als Adam dan die vrouw ziet, kijken ze elkaar aan, en wat ontstaat er dan? Dan ontstaat er binnen in je zó’n diepe blijdschap dat je iemand gevonden hebt die op je lijkt, iemand met dezelfde gedachtenwereld.

Ik heb het twee keer gehad tijdens een aanbiddingsdienst, dat er ineens een stem in mij opkwam: ‘beseffen jullie wel wat jullie voor Mij betekenen?’

Dat is een vraag van onze Heer.

Beseffen jullie wel wat jullie voor Mij betekenen? Als Ik naar jullie kijk, en we kijken elkaar in de ogen, wat lezen we dan? Die diepe blijdschap, dat geheim dat we samen delen.

Dus je moet nagaan dat Hij dus een vrouw heeft die Hèm gelukkig maakt.

We hebben het zó vaak over dè Heer, dàt is dan je blijdschap…., maar draai het eens om, dat Hij je aankijkt, en dat jij de vervulling bent van Zijn verlangen en Zijn blijdschap. Hoe diep dat zit bij Hem.

Een vrouw die Hèm gelukkig maakt! Beseffen we dat? Dat is zó goed voor je minderwaardigheidsgevoel.

We hoeven niet eindeloos te herhalen dat je van grote waarde bent. Dat bèn je wel!

Als Jezus dat van jou vindt, is dat het einde van jouw minderwaardigheids-complex.

Besef je wat jij voor Mij betekent? Petrus, heb je het door, jongen?

En dan wordt er van Adam gezegd, een hele merkwaardige tekst: Daarom zal een man z’n vader en moeder verlaten, en z’n vrouw aanhangen en ze zullen één zijn.

En die vrouw dan? Maar dit duidt op de Christus, op Jezus!

Want man en vrouw hóren bij elkaar, en als dat uit elkaar getrokken wordt, dan gaat die man weer zoeken. ‘Ik ben mijn vrouw kwijt’. Dat is toch verschrikkelijk?

En wat is er gebeurd, even kort door de bocht, toen Jezus het uitbrulde: waarom hebt Gij mij verlaten?

Hij móest Zijn Vader even verlaten, en ook Z’n moeder. Dat zijn degenen die om Hem heen zijn. Dat heeft Hij wel eens verteld. Als je m’n moeder zoekt, dan zitten ze hier.

Hij heeft de Vader moeten loslaten en Hij heeft ook Z’n vrienden moeten loslaten. En toen is Hij de confrontatie met de dood aangegaan. Waarom? Voor Z’n vrouw! Z’n meisje! Ja, zóveel houdt Hij van mensen!

Hij heeft z’n Vader en moeder verlaten om de mensheid weer tevoorschijn te halen; wakker te kussen. Dat is zo’n teer gebaar.

Iemand wakker kussen die sliep, (en slapen is altijd een beeld van de dood) en weer met Zich en met God te verbinden. Dát is nou het nieuwe verbond.

God zei: zullen we mensen maken die op ons lijken? Die vraag heeft Hij natuurlijk ook aan Jezus gesteld. En Jezus stelt die vraag ook aan Zijn vrouw. Mensen maken.

Maken is zo’n naar woord, je hoort het wel eens: kindjes maken…., wat is dat nou voor een rotwoord.

Zeg maar ‘scheppen’. Wij zijn ook geroepen om in andere mensen iets wakker te roepen wat ze zich vaak niet eens bewust zijn. Dat ze geroepen zijn tot een eeuwig leven. Dat er in hen de mogelijkheid zit om zich met God te verbinden.

Prediker zegt dat het eeuwigheids-verlangen van nature in een mens zit.

Veel mensen vullen dat eeuwigheids-verlangen maar een beetje op, en als we dood gaan, dan zullen we het wel zien….

Maar elk mens verlangt toch naar eeuwig léven? Durf je dat tevoorschijn te roepen? Dat ze een beeld van God kunnen worden.

Een ander woord voor ‘een beeld van God’ is een gelijkenis. Dus de mooiste gelijkenis is de mens die op God lijkt.

Wie is God? Nou, zegt Jezus, kijk maar naar Mij! Zó eenvoudig is het.

Dát is nou die schat in de akker!  De akker is een beeld van de menselijke geest.

En die schat in die akker is dus de mogelijkheid die in die akker zit, om tevoorschijn te brengen wat er in gezaaid wordt.

Het woord Gods wordt er in gezaaid, dat is een zaad. Dan komt de mogelijkheid op uit die akker om mensen Góds te worden; Gods mensen! Hemelse mensen! En daarom zaaien wij ook dat Woord uit.

Zaai maar rustig door. Wie er open voor staat, ontvangt het en daarin krijgt het gestalte, en bij wie het afketst…, nou, jammer dan.

Maar die zaaier heeft er geen stap minder om gezet. Hij ging rustig door. Waar het ook viel, want er is zaad zat!

Dat doet me ineens denken aan Petrus, ze zijn met een paar discipelen bij elkaar, en ineens loopt Jezus weg met Johannes.

Petrus ziet dat, hij wil de boel altijd graag onder controle houden, en hij zegt: hoe moet het nou met Johannes? En Jezus draait zich om en zegt: ‘wat kan jou dat schelen joh, volg jij Mij maar’. Dát is het! Ken je die vraag? Hoe moet het nou met die…., en hoe gaat nou met….., en hoe..?

Verlies de controle maar hoor, dat is een hele ontspanning.

Volg jij Mij maar! Dat is altijd goed!

Ja, kun je me volgen?

Dus dat zaad Gods, dat Woord van Hem, is een levensbeginsel. En dat levens-beginsel zit in jou. En dat had Maria goed begrepen. Als ze dit hoort, hoort ze ineens dat zinnetje: er wordt iets heiligs in je verwekt. Zó! Ja, buitenechtelijk.

En dan zegt ze: laat maar gebeuren wat u zegt, mij geschiede naar Uw woord.

Geschiede is een heel mooi Nederlands woord dat te maken heeft met worden en geboren worden. En dat hebben wij ook gezegd.

Jezus is eerst een ‘vlees-mens’ geweest, gewoon mens, en na Zijn wedergeboorte komt de nieuwe mens naar voren.

Mij geschiede naar Uw woord.

Zo’n gedachte, wat er in jou aan het worden is, dat wordingsproces, daar moet je eens op gaan kauwen, en nog eens kauwen. Tenslotte zijn we allemaal vee.

Als ik zo rondkijk, zie ik dus een heleboel schapen, koeien, geiten, herten…, noem alles maar op. Maar je begrijpt dat ik naar je inwendige mens kijk.

Maar dat zijn wel allemaal herkauwers!

De kudde Gods bestaat uit hèrkauwers!

Ruminaren, zeiden de oude kerkvaders. Dat is zó belangrijk!

Meer zeg ik er niet van, maar Ger en Duwart noemen dat een Ikea-preek.

Je krijgt van alles mee naar huis, en zet het thuis maar in elkaar. Een Ikea-preek. Dat is een leuke hè?

Dus ik ga niet alles uitwerken; er moet wat te herkauwen overblijven.

Ik wil nog wel een voorbeeld geven van herkauwen.

Ken je die merkwaardige tekst, waar ik geen bal van begreep: ‘Wentel uw weg op de Here, en Hij zal het maken?’

Ik dacht: ‘wentel uw weg…’, wat moet ik me daarbij voorstellen? Een steen of zo?

Uw weg….., is dat dan mijn weg? Een steen…, en dan op de Heer…, nou, daar zal Hij toch ook niet om zitten springen….

Als het goed is moet je hiervoor een bende vertalingen naast elkaar lezen. Dan wordt het vanzelf wel duidelijk wat er geprobeerd is te vertellen.

In de Naardense bijbel staat gewoon: ‘Cirkel al je gangen’, in plaats van ‘wentel uw weg’. Nou, dat zet je al een beetje aan het denken.

En in een Engelse vertaling vond ik iets prachtigs: Ontsluit je levensloop.

Hééé, dus ik, die eerst afgesloten was, door wàt voor oorzaak ook, durf ineens de boel te ontsluiten. De grendels er af te trappen.

Want sommige mensen zeggen: Jáááh, dat klinkt wel mooi, maar ik vertrouw mij toe aan de Here….. Nou, dat is prachtig, maar je hebt je broeders en zusters gekregen, de betrouwbaren althans, aan wie jij je durft toe te vertrouwen. Dat woord vond ik ook in een vertaling: to commit.

Durf jij je toe te vertrouwen aan iemand die betrouwbaar is; dán ontvang je genezing, want Hij zegt: Ik zal het maken, herstellen, beteren.

Durf het maar te zeggen.

De discipelen waren geen afgesloten, afgegrendelde figuren. Ze bemerkten de betrouwbaarheid van de Zoon en durfden de dingen te zeggen. Ze zeiden ook van alles tegen Hem.

‘Leer ons bidden’, en: ‘wie van ons is de meeste’. Ik bedoel dus dat zij dat durfden te zèggen! Ze hadden dus vrijheid van spreken. Ze waren niet bang voor Hem dat Hij de boel zou veroordelen.

Ontsluit je levensloop!

Dan gaat het dus niet zozeer over je aardse levensloop hoor.

Het gaat om je wordingsproces, want dat is een loop, een gang, je wordingsproces in de hemel, als vrouw van Jezus.

Geen bruid! We zijn geen bruid van Hem. Er staat zelfs in één van onze liederen zoiets. Maar ja, er staan wel meer dingen in de liederen waar ik het beslist niet mee eens ben, dan hou ik mijn mond gewoon dicht. Wat geeft dat nou, de rest is toch heerlijk?

Vroeger werd al gezegd: de gemeenschap des heiligen Geestes. Ja, maar we hebben dus die geestelijke eenheid met Hem dóór de Geest! Dáárom ben je Zijn vrouw!

In de eerste plaats is er dat wordings-proces van die vrouw en ondertussen ook het wordingsproces van wat er in haar aan het groeien is: die Zoon!

Dat zijn twee wordingsprocessen die parallel lopen.

Dus het wordingsproces van háár en het geboorteproces van die Zoon in haar.

Dat is een volwassen kind hoor, dat is niet een baby. Het staat er ook, het is een man!

Als je dát nou ontsluit; daar heb je het als vrouw natuurlijk over tegen je man.

Dan vraagt hij aan zijn vrouw: ‘Hoe ver is het? Hoe voel je je? Hoe gaat het nou met je?’

En onze Heer is zó bescheiden dat Hij in dat verhaal van Openbaring 12 zelfs helemaal niet genoemd wordt, waarbij die vrouw een kind moet baren onder zware verdrukking. Hij wordt niet eens genoemd, maar reken maar dat Hij haar hand vast- grijpt.

Hij pakt haar hand vast en zegt: ‘meid, hou vol! We kùnnen het samen.

Als ze het uitschreeuwt…., ik ben altijd benieuwd naar wat ze uitschreeuwt.

Nou, je zult het zelf ook wel eens een keer hebben  uitgeschreeuwd, en dan niet alleen van pijn, maar ook gewoon van een geestelijke druk.

En als het per ongeluk een vloek is, dan kijkt de Heer daar wel aan voorbij hoor. Hij ziet de benauwdheid waar je in zit.

Je schreeuwt om gerechtigheid.

Want kijk, die vrouw is bevrucht door haar Man. En tijdens die geboorteweeën, dat proces, houdt Hij haar vast.

Daarom vind ik het woord openbaring zo mooi.

Openbaring betekent: ‘ontsluiering’, apocalips. Er gaat een sluier af.

Het geheim van God om mensen tevoorschijn te brengen, die op Hem lijken, dat geheim ontwikkelt zich in de vrouw van Jezus. Mensen Gods, een volwassen geestelijke mens. Van Goddelijke oorsprong.

Moet je eens nagaan waar wij het over hebben. En het woord ‘openbaren’, is best een aardig woord: je ‘baart’ het. En dàt gaat met moeite. Dat gaat echt met veel moeite. Maar het gaat erom dat de Christus weer openbaar wordt!

De gezalfde mens, dat is een Christus.

Er komen een hoop valse christussen, die hebben een verkeerde geest; maar er zijn ook ware christussen, christenen. Ja, het woord is wat versleten.

De Christus wordt openbaar in gewone mensen.

Dat betekent eigenlijk dat het beeld Góds

openbaar komt! Dat je kunt bekend maken wie Gód eigenlijk is.

Ken je die uitdrukking van Paulus?

De vrouw is de heerlijkheid van de man.

Maak die nou maar geestelijk, dat lijkt me wel zo handig.

De gemeente is de heerlijkheid van Jezus. Heerlijkheid betekent dat je alles kunt doen wat God wil. Hoe dan ook.

De vrouw is de heerlijkheid van de man.

Ken je die tekst dat er een teken verschijnt in de hemel? Matth. 24:30.

Dat teken in de hemel is de Zoon des mensen die komt in Zijn heerlijkheid. Dat is de Gemeente! Dàt is dat teken! Dàt wordt openbaar!

En als wij verschijnen, dat betekent aan mensen openbaar worden, dan verschijnt Hij mèt ons.

De Christus onder u, staat in Col.1:7b, dat is de kern van het evangelie: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. En dat is de heerlijkheid van de Zóón! Je openbaart Zijn heerlijkheid.

En de Zoon zegt: Ik ben bezig om de heerlijkheid van mijn Vader te openbaren! Het wezen, het karakter. Dáártoe zijn we geroepen. Dàt krijgt alle aandacht. Dat is een voltooide Gemeente.

Dat is het geheimenis van God. Wat is Hij daar al lang mee bezig hè?

Dus als je zegt: Uw wil geschiede, dan zijn daar een hoop domme opvattingen over.

Eigenlijk is een mooiere vertaling: Uw verlangen worde geboren en is in wording.

Uw verlangen! Want achter het huwelijk tussen de Zoon en zijn vrouw, zit nog steeds, altijd, het diepste verlangen van de Vader om ooit met de mensheid te huwen.

Dát duurt nog wel even.

Dat is mooi hoor, Uw wil geschiede. Dat is een aansporing. Waarom?

En wat is Gods diepste verlangen? Een gelijkwaardige vrouw naast Hem. Maar dan heb ik het over de verre toekomst. Eerst gaat het om de Zoon en zijn vrouw gelijkwaardig te laten groeien.

Ik maak nu een grote sprong.

Als alle eerste dingen voorbij zijn gegaan; en we hebben het duizendjarig rijk gehad en de boel is hersteld; en alles is voltooid…

Er staat in het Grieks Sunteleia,  voltooiing, dat betekent: de vereniging van hen die een gemeenschappelijk taak te verrichten hebben.

Dat ‘sun’ betekent samen. Jezus zegt: alle dingen zijn Mij overgegeven van de Vader, en dat geef Ik ook aan jullie, en zo gaan we samen aan het werk.

En als die schepping dan helemaal voltooid is; alle dingen zijn nieuw geworden, (dat is verre toekomst hoor) en stel je het maar even plastisch voor dat Jezus zich met Zijn vrouw omdraait naar de Vader, en wat zou Hij weer zeggen? Vader, het is volbracht! Ja, dat is wat?

En daarná krijgen we de bruiloft van het Lam. Dan is het begrip ‘Vader’ afgelopen, want dan wordt Hij weer Man! Ik bedoel ‘echtgenoot’.

Dat heb ik gevonden in Hosea, en dat vond ik wel grappig. Ik vond daar een heel merkwaardig tekstje in Hosea 2:1: het wordt tijd dat je je moeder aanklaagt, (want ze had de boel verpest). En dan zegt God: want zij is mijn vrouw nièt en Ik ben haar man niet.

Daar heb je het dat de hoop van God de grond in werd geboord. Daar wordt het begrip ‘man’ gebruikt voor God zèlf.

Ik geloof dat ik haast voldoende gezegd heb, want er valt heel veel te herkauwen.

Ik wil nog graag een profetie, een beeld, voorlezen. Dat is hier door Joske Tänzer uitgesproken, en het heeft ook in de Prisma gestaan, van twintig jaar geleden.

Twintig jaar!

Ik zag Jezus, en vóór Hem, met het gezicht naar Hem toe, stond een vrouw. De vrouw ging van Hèm uit.

Hij schiep haar; legde de hand aan haar en een stem klonk, die zei: Mijn vrouw, een component uit Mij genomen; ze gaat van Mij uit. Ik roep haar tot aanzijn.

Tegelijkertijd wàs de vrouw er al, terwijl ze toch onder dit woord aan het worden was.

Wat me hierin opviel, was, dat we vaak zeggen dat we de kleding van de Heer krijgen. Maar hierin wordt duidelijk dat niet alleen de kleding en de versieringen van Jezus uitgingen, maar de totale vrouw in haar geheel.

Toen ging er van de Heer een hoofd-sieraad uit, een diadeem. Dat is een krans, of een kroon. Die heeft Hij op Zijn hoofd. Denk aan de kroon van het eeuwige leven; de diadeem van de schitteringen van het Woord.

Een ronde band die om het voorhoofd wordt gedragen, met in het midden een prachtig, veelkleurig, glanzend medaillon, dat op het midden van het voorhoofd hangt.

En de Heer zette die band om het hoofd van de vrouw.

Van de vrouw ging een identiek sieraad uit, dat ze aan Hem gaf en Hij deed het om Zijn hoofd.

Terwijl dit gebeurde, klonk er een stem, die zei: hierin ligt een groot geheim besloten.

Wat me het meeste trof was, dat de sieraden identiek waren.

En terwijl deze dingen gebeurden, bespeurde ik toch bij de vrouw dat ze zich niet helemaal bewust was van wat er gebeurde. Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. En dit bracht haar in onrust en maakte haar onachtzaam wat betreft het sieraad, maar dat was ze zich niet bewust. Net als een kind dat niet kan wachten op het zich laten aankleden voor een feestje. Het is te ongeduldig en past niet goed op z’n kleren.

En de Heer zei: Vrouw, wees je bewust van wat er in de hemel bezig is te geschieden. En wees je bewust dat de man zijn sieraad draagt voor zijn vrouw, en zijn vrouw voor hem. Het is het geheim tussen hen, en dat wordt gekoesterd in de omgang met elkaar in de binnenkamer, waar het tot volheid komt.

Ik vroeg Hem naar het geheim van het medaillon. En Hij zei: de glans van haar wezen, door Mij tot aanzijn geroepen, van Mij uitgegaan, dàt is Mijn heerlijkheid! En daarom zijn beide sieraden identiek.

 

Dit heb ik ook twintig jaar bewaard in de bijbel. Want het heeft me toen zó diep geraakt. Mooi hè?

Er is slecht één geluk, bemind te worden en te beminnen.

Wij zijn de vrouw die Hem gelukkig maakt!

Amen.

 

Vader, hier worden we stil van.

Als we elkaar aankijken, en U naar ons kijkt, naar Uw Zoon en Zijn vrouw.

Ik kan er geen woorden voor vinden maar het gebeurt.

Dat kostbare geheim, dat U nooit hebt losgelaten. Wat is dat toch onze blijdschap; Uw blijdschap wordt de onze. En dat we gelijkwaardig worden aan elkaar. Mooi hoor.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 17-4-2011

 

 

Leven in twee werelden (Duurt 26-10-2014)

Leven in twee werelden

 

Elk mens leeft in twee werelden. Dat geldt voor alle mensen. Ze leven in een geestelijke wereld en ze leven in een natuurlijke wereld. Alleen miljarden weten dat niet, maar ze zitten er wèl.

De aardse mens weet dat niet, maar die leeft óók in een onzichtbare wereld; als hij sterft, blijft hij bestaan, maar hij woont in de wereld der duisternis.

Wij zijn overgestapt van de duisternis naar het licht; maar zij zitten in duisternis.

Alleen christenen, die opnieuw zijn geboren, die bóven zijn geboren, weten dat ze èn in het Koninkrijk Gods leven, èn op aarde leven. Zó zit dat!

Paulus zegt: wij zijn burgers van een rijk in de hemelen; in de onzichtbare wereld, maar wel aan de lichtkant.

In de Efezebrief staat: medeburgers der heiligen. Dus je woont allemaal samen in dat land. Maar omdat wij ook op aarde leven, hebben we dus te maken met het rijk der duisternis; want de wereld ligt helemaal in het boze, in de donkerheid, in de ellende. En daar hebben we mee te maken.

Jezus zegt ook:  in de wereld lijd je verdrukking. Verdrukking gaat uit van de boze. De wereld is bezet gebied. De hele aarde is bezet door de vijand. Maar er zijn klèine groepjes gelovigen, dat zijn ècht kleine groepjes, die licht verspreiden. Zij zijn lichtpunten in die donkerheid.

Jezus zegt ook: Vrees niet jij kleine kudde, het gaat maar om kleine groepjes mensen.

Soms héle kleine; soms bestaan ze maar uit twee. Maar zij zijn de lichtbronnen in deze wereld. En dat is een mooi woord, lichtbron. Het licht ontstaat in jezelf.

We hebben daar een strijd te voeren tegen boze geesten. Ik zal één voorbeeld geven.

Ik ben er achter gekomen dat een depressie een boze geest is. Je kunt duizend oorzaken aanwijzen waardoor die ontstaat, maar een depressie is een boze geest.

Ik weet van een paar in onze gemeente die daarvan bevrijd zijn. Bij de één kwam het een maand later, dus die geest was gebonden en weggestuurd, en een maand later brak bij haar het licht door, nou, dat is wat hoor, want een depressie is iets verschrikkelijks.

Honderdduizenden mensen lijden aan één of andere vorm van depressie. Dat is die druk van buitenaf, en dat gáát maar door. Het is alsof je onder een deken getimmerd bent, en op het moment dat jij je probeert op te tillen, neemt de druk weer toe. Zó zwaar zijn depressies.

En een ander in de gemeente was na een dag helemaal vrij. Eén dag, dat is wat!

Het was een boze geest en verder niks.

Je kan het een burn-out noemen, je kan het van alles noemen wat je wil….., de psychologie heeft talloze termen voor die hopeloze toestand.

Dus dat winnen we, want Jacobus schrijft: boze geesten sidderen. Boze geesten zijn bang voor ons en niet andersom. Ze zijn gewoon bang voor ons.

In Jes. 57 staat: God woont in den hoge en bij de verslagenen van geest.

Hoe kan dat nou, want ik zie zoveel verslagenen van geest waar God niet bij woont. Hoe zit dat nou?

Hoe bereikt Hij nou die kapotgeslagene? Of die verbrijzelden? Het zal je maar overkomen dat je geest, je ziel, verbrijzeld is; wat is er dan van je over?

Vergeet het niet: jij woont óók in de hoge, waar of niet? Jij woont in de hoge! Naast God! En God naast jou. Maar je bent ook op aarde, dan kun jij die verbrijzelden, die kapot geslagenen, bereiken. Dus God woont daar, en Hij bereikt ze via jou! Dat is mooi! Wij kunnen die hopeloze mensen opzoeken. Ja, zoek ze maar op.

Je hoeft niet de belangrijke mensen op te zoeken hoor, echt niet. Maar de kapot geslagenen, mensen waar geen eer aan te behalen is. Armen van geest noemt Jezus hen. Het stelt in de wereld helemaal niks voor. Terwijl Jezus gezegd heeft:  wat hoog is bij mensen, dat is een gruwel voor God. Het woord gruwel heb ik opgezocht, het betekent dat God daar helemaal misselijk van wordt. Wat hoog is bij mensen zie je alleen maar op tv.

Zoek de armen van geest maar op.

En de treurenden? Zoek ze maar op en ga ze maar troosten, dan worden ze zalig. En ‘zalig’ betekent ‘gelukkig’.

Zoek de niksnutten maar op en troost ze. Beur ze op, geef ze woorden van God te eten, dan heb je goed voedsel.

Geef ze maar wat te eten, en schenk ze het levende water.

Zó is God bij die mensen, bij de verslagenen. The have nots.

Ja, hemelburger. Wat doen jullie in de hemel? Wat doen wij in de hemel?

Wat doe je er nou de hele dag?

Laat ik maar een beeld gebruiken, dan wordt het heel duidelijk. De meesten van jullie doen dat ook wel.

Hij ploegt en hij zaait en hij wiedt en hij plant. Dáár ben je mee bezig.

Je ploegt, wat is dat? Dan woel je de geest van een mens wat om, daar keer je wat in om, maar je maakt hem rijp om straks het zaad te ontvangen. Zo doet een boer dat, en zo doe jij dat ook.

Trouwens, wie wordt er boer genoemd in de bijbel? God Zèlf. Er staat heel mooi: ‘landman’, maar ik kom die term nooit meer tegen in de krant: mijn vader is landman.., gewoon boer! Dus God is een boer, en die boer ploegt voort, om met van Duinkerken te spreken. Je ploegt om de grond ontvankelijk te maken. En dan ga je zaaien. Je zaait daar het woord van God in de geest van die mensen.

En je wiedt, je haalt wat onkruid weg; vreemde leringen, rare opvattingen, gewoon wieden, want dat werkt niet en ze vreten alleen maar vocht. En je plant. En het mooiste is zelfs dat wij zelf regenen.

Jezus heeft het over de vroege en de late regen, Jacobus ook.

De vroege regen dient er altijd voor om dat zaad te laten zetten; dan steken die groene sprietjes net boven de grond uit.

Maar die láte regen is zó verschrikkelijk belangrijk, want dat dient voor het rijpen, het volwassen worden van het graan.

En het regent uit een wolk, en wij vormen die wolk. Echt, wij zijn een wolk van getuigen, een heerlijke wolk, en daar regent het uit, en dat valt neer, op onszelf notabene. Ja, je regent, met name de late regen.

Jacobus noemt de opbrengst van die late regen: een kostelijke vrucht. Wat zou dat nou wezen? Wat levert het evangelie ons op? De Christus!  Dat is het enige waar God vanaf het begin van de schepping naar uit heeft gekeken. Een wezen mèt Hem en náást Hem, met wie Hij op voet van gelijkheid kan omgaan. Dat wezen staat Hem al eeuwenlang voor ogen.

En waar Hij het geduld voor opbrengt, en nooit loslaat!

Want man en vrouw zijn hartstikke gelijk, het staat in de bijbel. Ze zijn zó gelijk dat er eigenlijk geen verschil is.

Zo is Jezus ook, en Zijn vrouw. Dat je elkaar aankijkt en dat je in Hem je man ziet. En Hij ziet in jou zijn vrouw. En hoe gaan die met elkaar om?

Die kostelijke vrucht is zo iets moois, die eens naar boven zal komen, die eens tevoorschijn zal komen.

Al die bezigheden, wát je ook doet, dat heet nou: bidden. Dát is nou bidden. Bidden is niet een gebedje opzeggen. Bidden is gewoon bezig zijn in de hemel. Wát je ook doet…., het heet bidden!

En als je bidt? Nou, dan wordt het je wel gegeven, zegt Jezus. Op het moment dat je bidt, word je gegeven wat je nodig hebt, om in die hemel te blijven functioneren.

En als je gestorven bent, blijf je functioneren. Dat is mooi hoor!

Want wat doe je namelijk? Kort samen-gevat komt het hier op neer dat jij de genade van God verspreidt. Dáár ben je mee bezig. Gods genade verspreiden.

De prachtigste genadegift van God is Zijn Zoon geweest. En gelijk daaraan is dat ook Zijn Geest geweest. Zowel de Zoon als de Geest zijn de kostelijkste gaven die God heeft. Méér heeft Hij niet. Want wij hebben van Zijn Geest gekregen, en Zijn eerste kind, Zijn Zoon. Tjonge, in een wereld die Hem zo vijandige gezind was. Daar  verspreidde Hij de genade van God.

Dus de werkelijke inhoud van genade,

– eigenlijk zo’n versleten woord -, maar de werkelijke inhoud is, dat het gericht is op de komst van de Christus; de openbaring van de Christus. En de Christus is al in je. Het is verborgen. Het is als een geheim. Maar het wachten is op de openbaring, en dát is nou de zogenaamde Wederkomst; dat is nou Parousia. De aanwezigheid van de Christus in ons. Gods aanwezigheid in de mens. En dat gebeurt binnen in je hoor!

Binnen in je, waar God Zich over verheugt.

Er is een oud gezang, wat wij vroeger op de kweekschool zongen, daar komt een regeltje in voor: …en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Die regel is nu pas voor mij gaan leven.

In een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Dus het komt nergens vandaan, maar vanuit je binnenste.

Dus wat is het binnenste van jezelf belangrijk. Daar ontwikkelt zich het geheim van God. Het nieuwe rijk begint. Ja, het is onvoorstelbaar waar we mee bezig zijn.

Paulus zegt, en het klinkt allemaal verschrikkelijk ouderwets: wij staan in de genade en roemen in Gods heerlijkheid.

Wat is nou de inhoud van dat zinnetje?

Wij staan in de genade, dus je ligt niet meer, je staat, en je wordt helemaal omhuld door Gods liefde, z’n ontferming, dat is je mantel geworden. Je hebt een mantel van ontferming om je heen. Die heeft Hij gewoon om jou heen geslagen, zodat jij je gaat ontfermen over de zwakken. Dát is één ding.

En dan roemen in de verwachting van Gods heerlijkheid. Waar roem ik nou in?

In de verwachting. Dus ik ben in verwachting. En wat is nou Gods heer-lijkheid? We hebben het nèt gezongen: wordt verwezenlijkt in mij Uw beeld vol heerlijkheid.

Dus als je dat gelooft dan blijf je zingen. De hoop, de verwachting binnen in je, krijgt gestalte, die krijgt vorm.

Psalm 139 beschrijft dat hele proces, van het allerkleinste begin tot aan de openbaring van de Christus in je.

Een heerlijkheid. Johannes schrijft daar over in hoofdstuk 1:14b, hij zegt daar: Jezus had een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders.

Die gewone onopvallende Jood, Jezus? Onherkenbaar gewoon? Niet te traceren; verdween tussen de mensen, dát mannetje? Ja, dat mannetje!

Die weerspiegelde de heerlijkheid van God. Het is ongelooflijk dat doodgewone mensen Gods wezen weerspiegelen.

Wie jou ziet, in die spiegel, ziet dus de Vader. Is dat zo? Als ze jou zien, merken ze dan de Vader?

En genade, nou, het is je werkterrein; wandelen in genade. Het is je leefgebied.

Want voor ‘burger’ kun je ook lezen ‘wandelen’. We wandelen daar.

We rennen niet, we scheuren niet van hot naar her. Het hele land afstropen, zegt Jezus, om een bekeerling te maken, jullie farizeeërs; en had je er één gevonden dan wordt het een kind van de hel.

Nou, dat komt hard aan hoor als Hij dát zegt. Je maakt hem nog erger dan je zèlf bent, met je bekeringsijver.

Maar dat leefgebied is eigenlijk het beloofde land.

Wij zijn de Jordaan overgetrokken, en wij zitten in dat beloofde land. Terwijl God dat hele land had beloofd aan een bevrijde volksstam van Israël; ze waren door de woestijn gegaan. En toen ze er vóór stonden, kwamen de verspieders terug, die zeiden: ‘nou, dit is me het landje wèl hoor; knoepers van reuzen heb je daar, tjonge jonge, dat ziet er niet best uit’.

Maar er waren twee kerels die zeiden:

‘dat lukt ons wel’, en die andere tien zeiden: ‘nee, dat lukt ons niet’.

Nou, zegt God, dan stoppen we er maar voorlopig mee. En dat hele volk, niet te geloven, is omgekomen in de woestijn.

Het héle volk op twee na. Dus die hebben de belofte, dat ze daar zouden komen, veertig jaar vast gehouden.

Ze zagen iedereen om zich heen sterven, en die twee bleven leven! Jozua en Kaleb.

Dan hebben ze veertig jaar iets goed vast gehouden.

Trouwens, wisten jullie dat het volk, dat de Jordaan overtrok, helemaal niet besneden was? Nee, die jochies hadden geen besnijdenis gehad; dus dat betekent, dat de besnijdenis op zich ook helemaal niks voorstelt. Dat zegt Paulus. Hij zegt: dat is werk van mensenhanden.

Het ging om de besnijdenis van hun hart, toegewijd aan God. Dat beloofde land is dus het landschap van God.

Dat moet je je eens voorstellen: God in een landschap. Ik noem het ook maar eens: het park van de nederigheid.

Dáár wandelt Hij. Een ruim, kleurrijk, prachtig park, met vijvers en bomen, waar je samen wandelt met de Zoon en met de Vader.

Ja, het park van de nederigheid. En wat geeft God aan de nederigen? Genade!

Wees maar nederig. En hou eens op met je eindeloze best te doen voor de Heer.

Leer van Mij, zegt Jezus,  dat Ik zacht-moedig ben en nederig.

En omdat Hij nederig was, gaf God Hem ongelooflijk veel genade.

Ja, genade op genade, staat er in Johannes. De ene genade na de ander.

Dat gaf Hij, dat kon Hij aan Hem kwijt.

En in dat park hoor je het ruizen van de wind in de dennen. Dat ontroert mij altijd.

Het geluid van God in het Paradijs, daar wordt over gesproken; en dat woord ‘geluid’ kun je ook vertalen met ‘stem’. Je hoort de stem van God in de wind, in de bomen. Die bomen zijn jullie toch? Dat zijn wij toch? Wie goed luistert, hoort de stem van God.

Jezus heeft het zelfs over de leliën van het veld; een uitgekauwde gelijkenis, maar voor het woord ‘Leliën des velds’ kun je ook lezen: Anemonen. En wat betekent Anemoon? Windbloem. Wat een mooi woord, het is uit het Grieks.

Een windbloem, bij het minste of geringste zuchtje wind reageren die hele kleine kopjes. Dáár heb je de christenen, zó afgestemd op de Geest, dat ze er altijd op reageren. Ja, Anemonen.

Hoe kun je nou die genade uitdelen.

In de eerste plaats door te zegenen. En zegenen is iets goeds zeggen.

Benediction betekent ‘iets goeds zeggen’; malediction betekent ‘kwaadspreken, dat is vervloeken’.

Jezus zegt: ga maar zegenen.

En je vijand? Nou, zegen hem maar.

Iets goeds zeggen tegen de arme van geest; die niks heeft, zeg daar eens iets goeds tegen. Tegen de mislukten, zeg eens iets goeds.

Tegen de mensen met een gruwelijk negatief zelfbeeld. Ach, wat zijn dat er veel. ‘Ik doe m’n best maar ik ben niks, en dus doe ik m’n uiterste best om niet niks te zijn. Ja, dan zit je toch wel in een vreselijk dodelijke spiraalbeweging.

Ja, je best maar weer doen om niet niks te zijn. Waar ben je dan mee bezig?

Het beeld dat jij hebt van jezelf is verwrongen. Dat is met zwarte verf over-trokken.

Zeg eens iets goeds tegen dat negatieve zelfbeeld; wie ze wèrkelijk zijn. Vertel dat!

Ja, hoe weet je nou hoe God ze ziet? Nou, zegt Jezus, je hebt ogen gekregen, en ogen zijn de lampen van het lichaam. Dus ik heb een paar mooie schijnwerpers; ik heb lichten. En met die lichten beschijn je de mens.

Je schijnt op de meest verborgen plaatsen in die mens; wat ze weggestopt hebben. De schuldgevoelens, schijn er maar op.

Roep het maar tevoorschijn en vergeef de schuld. Dat is het eerste wat je doet.

Altijd vergeven, dan worden ze schoon, en de verborgen plek, waar die schuld-gevoelens zaten, wordt opgeruimd, en daar kun je de onschuld voor in de plaats leggen.

Adam en Eva, tjonge jonge, die voelden zich ècht niet schuldig, en toen ze één keer in de zonden getreden waren, voelden ze zich schuldig, naakt. Maar ze waren toch al naakt? Waarom voelden ze zich de eerste keer niet schuldig, en bij de tweede keer naakt wèl?

Dat heb ik eens gevraagd aan een Hebraïcus. Er staan in het Hebreeuws twee woorden voor naakt, maar het ene is toch wel wat anders dan het andere, maar ik ken geen Hebreeuws, dus help!

Nou, zei hij, dat eerste naakt is puur, en het tweede naakt betekent dat ze zijn beroofd van hun onschuld. Daar staat inderdaad een ander woord.

Beroofd van je onschuld! Ach, hoe voel je je dan? Dan voel je je waardeloos.

En je doet je best om je niet meer schuldig te voelen.

Man, geloof toch in het offer van Jezus, die je totaal onschuldig maakt.

Je vergeeft ze, dan komt er herstel.

Jij wist de tranen van hun ogen; daartoe zijn we geroepen.

Mensen die huilen over zichzelf, die verdrietig zijn en zeggen: ik ook altijd…., sukkel dat ik ben…., en ga maar door met dat gescheld op jezelf, het is zo gruwelijk.

Als het chronisch is, als het altijd voor-komt, dan is het een boze geest, dié is schuldig! Dié deugt niet! En die probeert zijn denkwereld tot de jouwe te maken.

Dan moet je je laten bevrijden. Gewoon doen! Wat doet dat kreng in je?

Ja, jij wist de tranen van hun ogen; wat mooi hè als ze bij jou gaan huilen, en jij geeft ze leven.

Dus eigenlijk ben jij ook een genadegave van God. Vol van genade, dan ben jij een gave van God aan de mensheid.

Alsjeblieft, mensen, dit is mijn genade, aanwezig in mensen Gods.

En deze zieke, choatische wereld, wat echt een bende is, dat neemt alleen maar toe.

Ontroerend hè dat God zo omkijkt naar mensen via ons.

Numeri 6: de Here zegene u, en Hij behoede u…, de beroemde Mozaïsche zegen.

De Here zegene u. Er zijn mensen die roepen zomaar wat: ‘nou broer, zus, Gods zegen, doei….! Wat móet ik daarmee?

Ik heb wel eens gereageerd en zei: ‘geef er eens inhoud aan’. Oh, wat bedoel je? Nou, wat je zonet zei, je zei: Gods zegen.

Maar geef eens inhoud aan die zegen.

Oh, nou…., en dan moet er hevig over nagedacht worden.

Het is een kreet van niks geworden.

Dat ’s Heren zegen op u daal…. Ja, wat moet je ermee? Het heeft geen inhoud!

En je kan God ook zegenen, wist je dat?

Het is dat het verkeerd vertaald is, maar je kan God ook zegenen. Bless, dus je zegt iets goeds tegen God. Nou, is dát niet mooi? Iets moois te zeggen tegen God.

Wat gebeurt er dan? Dan doet Hij Z’n aangezicht over je lichten. Dat staat in diezelfde zegen.

Hij straalt als Hij je bezig ziet en als Hij je hoort; Hij straalt van vreugde!  Waarom? Nou, Hij is gewoon gelukkig met je. Maar kun je het aan, dat God zelf gelukkig is met jou? Ha, daar heb je die…, ha, daar heb je die….; Z’n aangezicht licht op.

Stel je je dat maar heel goed voor hoor, het is ontroerend. Dan voel je je zo veilig en niet veroordeeld; niet het ellendige, stompzinnige schuldgevoel.

Het is een vloek die nog over een heleboel christenen ligt, dat vage schuldgevoel.

Ja, ik moet toch wat doen…., ik moet toch wat doen voor de Heer….

O ja? Mag Ik eens wat voor jóu doen?

Dat is een hele andere denkwereld.

Jezus is niet gekomen om Zich te laten dienen. Het tweede stuk kennen we, om te dienen. Maar het gaat om dat eerste stuk: Hij is niet gekomen om Zich te láten dienen.

Hoeveel miljoenen mensen willen dat wel niet? Jezus dienen, ja!!

We willen U dienen, nou ja; láát je eerst dienen.

Psalm 23: Hij richt voor mij een dis aan.

Jij hoeft voor Hem geen dis te bereiden, geen maaltijd aan te richten. Nee, Hij doet dat voor jou!

Stel je dat eens voor, je zit daar aan een tafel, en Hij is bezig een maaltijd te bereiden, vorken, lepels en messen…,   Hij richt dat helemaal voor je aan. En Hij geniet ervan en komt ook bij je zitten, en mee eten. Dat is iets héél anders hoor, dan dat jij iets moet doen voor de Heer…..

Je moét bidden, je moét getuigen, je moét elke kreet die in je opkomt, vertellen…

Maar Hij richt voor mij een dis aan.

Dat deed Hij trouwens ook bij de laatste maaltijd die Hij had met z’n discipelen.

Ik weet niet of je het verhaal wel eens goed gelezen hebt. Daar zeggen de discipelen: gaan we Pasen vieren?

Ja, zegt Jezus, en Hij wijst 2 discipelen aan en zegt: ‘volg maar een man met een kruik’. Nou, dat was een bijzonderheid, want altijd droegen vrouwen kruiken, maar nou een man met een kruik.

‘Volg die maar en dan kom je wel op de plek waar je wezen moet’.

En dat klopte. Hij richtte voor Zijn discipelen een maaltijd aan.

En dan staat er nog wat achter: voor de ogen van wie je benauwen.

Reken maar dat Jezus het benauwd had bij die laatste maaltijd.

Hij zag er tegenop hoor. Hij zag er zo verschrikkelijk tegenop. Het zweet brak Hem uit in Gethsemané.

Sjonge jonge jonge…, waar ben ik aan begonnen, wat moet er gebeuren…,

voor de ogen van wie je benauwen.

Als kind was ik altijd bang voor de ogen van mijn moeder en mijn vader. Als ze maar keken naar me dan dacht ik: oh, wat heb ik fout gedaan… Ik vond dat erg hoor.

Het komt ook nogal vaak voor in schilderijen die ik heb gemaakt, ook al weer verscheurd hoor…, maar die ogen…, dat kijken naar je… Ogen van wie jou benauwen.

En jij zit daar rustig te eten, dat is toch ongelooflijk.

Kun je het aan dat God gek is met je?

Kun je ervan genieten? Hij is gewoon dol op je.

En geve u vrede staat er. In het Hebreeuws staat er in plaats van het woordje geve: zette. Even denken….

Zette u vrede, hoe zit dat? Wat is zetten? Nou, denk aan een been zetten, het is gebroken en het wordt opnieuw gezet. En dát is het! Er was iets gebroken, en het wordt opnieuw gezet.

Het verbond tussen God en mens was gebroken, en met vrede zèt Hij dat weer. Het wordt weer terug gebracht in de originele toestand. De breuk verdwijnt.

Je hebt geen breuk meer met God. De breuk wordt geheeld.

Het krijgt ook weer vaste vorm, het wordt weer stevig; de verhouding met God wordt hersteld. Oh, wat is dat mooi!

Ja, dat gaat van God uit. Verbindt de mensen, verbindt ze met God.

Wat is dat een mooi verband, en Jezus noemt dat verbond.

Eenvoudig hè? Verbinden, verbond, het nieuwe verbond is Zijn maaltijd.

Trouwens, een vrucht kan zich ook zetten in de baarmoeder. Dat vind ik op zich ook al een schitterend beeld.

Het zet zich, het krijgt een plekje, en nou kan het in de baarmoeder gaan groeien.

En de vrouw die in verwachting is, dat zijn wij; wij zijn allemaal in verwachting van datgene wat in ons aan het groeien is.

Daar verheug ik me zó over hè. De groei van de Christus in ons. Dat je dát in elkaar ontdekt en vindt en bemoedigt, en mooi vindt. Waar je je over verheugt.

Hij zette u vrede. Daar staat het bekende woord sjalom, nou, ik vertaal het maar gewoon met: ongestoord samenleven in een vertrouwde sfeer.

Als jij dát kan verspreiden, ongestoord leven, en een vertrouwde sfeer.

Ben jij betrouwbaar? Dat is de grote vraag, zegt Paulus tegen de Corinthiërs.

Ben jij betrouwbaar of ben je een klep?

Dat samenleven in een vertrouwde sfeer is ook het kenmerk van de boom des Levens. Dat verspreidt de boom des Levens. Maar het is niet alleen dè boom des Levens. Jij bent ook een boompje van Leven! Want die boom des Levens heeft zich uitgezaaid. Daar komen zaailingen naar boven. En al dat jonge goed…, dat ben jij!

De mensen kunnen jou door en door vertrouwen. Ze zijn veilig bij je.

Dat zegenen en dat bidden moet je hartstikke bewust doen. Echt!

Niet met bidden alleen namen afraffelen. Wat heeft dat nou voor zin; wat is het effect, er gebeurt helemaal niks. Die moet je dan allemaal noemen en zo…, wat een  onzin. Alsof God de dingen niet weet. Maar we hebben vooral daarvoor (een raar woord) tongentaal gekregen.

Eigenlijk zeg je twee keer hetzelfde: tong betekent taal. We spreken in nieuwe talen, dat is een veel betere vertaling.

We spreken in nieuwe talen, dat is een hemels communicatiemiddel; de taal van de engelen. En de vele talen van de Geest. En die kun je heel goed hanteren door je bewust te richten op iets of op iemand.

Je denkt aan iets, of je denkt aan iemand, en de Nederlandse woorden ontbreken je, spreek dan rustig in die hemelse talen over die dingen. En réken maar dat er gereageerd wordt in de hemel.

Dus die geestelijke taal echt niet verwaarlozen hoor; een beetje aanrommelen met je tongentaal, of alleen in panieksituaties. Dat werkt niet.

Dus bewust hanteren! Héél bewust. Zó bewust dat je in je binnenkamer je gesprekken hebt met de Zoon en de Vader. En dat is kostbaar.

Het gesprek met de Zoon, je man, en de Vader van ons. En dan de dingen horen die nog nooit gehoord zijn.

Het belangrijkste is, wat het dienen betreft, dat je elkaar dient. Dát is dienen!

Heb elkaar maar lief.

Ten dienste staan van degene in wie de Christus zich ontwikkelt.

Elkaar bijstaan in de druk, de ogen van wie je benauwen.

Eigenlijk, wat ik eens van een dominee geleerd heb: die mens Gods tevoorschijn beminnen.

Dat is ontroerend hè? Je ziet iemand, en je denkt: ik ga het wezen Gods tevoor-schijn beminnen. Ik ga liefhebben in wie Gods hoop Zich verwezenlijkt.

Dan krijgt Zijn verlangen eindelijk gestalte.

Als je dit gelooft en doet, dan hou je van God, en hou je van mensen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-10-2014

 

 

Job (Duurt 30-10-2016)

Job

Ik wil vandaag wat gedachten kwijt over het boek Job.

Dit boek heeft ontzaglijk veel aanleiding gegeven over allerlei discussies.

Er zitten ook heel vreemde vertalingen tussen. We gaan proberen het in een recht spoor te trekken.

Het is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament; geschreven vèr voor Genesis.

Genesis is geschreven door Mozes, en Job leefde vóór die tijd. Waarschijnlijk in de tijd van de aartsvaders, o.a. Abraham.

In die tijd moet je Job ook zoeken.

In dit boek komen heel vreemde Gods-beelden naar boven, hele rare, dat klopt niet allemaal. Vreemde dingen.

We weten niet wie de schrijver van dit boek is; want wie heeft nou al die redevoeringen van die vrienden opgeschreven? Ik zou het niet weten.

Misschien één van die vrienden? Geen idee, maar ik denk het niet.

Dus waar het vandaan komt, daar heb ik geen idee van, maar het is wèl genoteerd.

En deze schrijver had toch wel ietsje meer inzicht in de dingen, want hij noemt hier duidelijk de satan als een engel.

De zonen Gods komen bij elkaar en de satan staat er tussen; en dan het rare verhaal dat God een deal sluit met de boze…..; alsof God dat wou….; en dat de duvel dan opdraait voor de beroerde plannetjes van God. Dat is toch raar?

En zó werd het dan uitgelegd, dat duivel en God samenwerkten om Job er onder te krijgen.

Dat is dus een Godsbeeld dat van geen kant klopt! Zo ken ik mijn vader helemáál niet.

Maar hij noemt dus de satan, als één van de weinige boeken waar de satan genoemd wordt, en dat hij een rol speelt bij zijn bezigheden.

Hij komt terug van een inspectietocht op de aarde, en heeft het allemaal precies onder zijn duim, behalve die rare Job.

‘Nou’, zegt de duvel, ‘die man heeft het zó goed, geen wonder dat hij van U houdt’.

Nou, u kent het verhaal, dat hoeft ik niet te herhalen.

Het woord ‘Job’ betekent ‘vijand’.

Nou, je zal je kind maar zo noemen, dan ben je toch gestoord?

Tenzij die vader een zéér vooruitziende blik heeft gehad, wat later waarheid wordt.

Job betekent: ‘gehate’, ‘vijand’.

Het gebeurt wel vaker in de bijbel dat iemand een naam krijgt die pas véél later tot ontwikkeling komt.

Neem nou Lamech, een eersteklas boef.

Wat hij niet als wráák nam, een gewel-denaar; en hij noemt zijn zoontje ‘Noach’, en dat betekent ‘vertrooster’.

Hoe kan nou uit zo’n gewelddadige man  zo’n naam komen?

Maar uiteindelijk bleek dat Noach het volk probeerde te vertroosten.

Tijdens het bouwen van de ark heeft hij natuurlijk over God verteld. Hij probeerde de mensen weer terug te krijgen bij Hem.

Tijdens het hele leven van Noach heeft hij niet één bekeerd. Dat is toch verdrietig?

Niet één!

En trouwens, de naam van Jezus wees ook op de toekomst. Jezus betekent: God helpt. Later bleek dat de naam Jezus, ‘God helpt’ waar is.

Dus hij kan op een verre toekomst gekeken hebben.

Ik denk dat Job niet een vijand wás, maar dat hij een vijand hád! En dát was de satan. Gehate, hij hééft een vijand.

In Job 2:3 staat dat God vroeg: heb je ook

acht geslagen op Mijn knecht Job?

Een mooie uitdrukking: ‘op Mijn knecht Job’,  dat is een mooie uitspraak van God.

Hij is van Mij! En hij wordt ‘vroom’ genoemd. Dat woordje ‘vroom’ betekent in het Hebreeuws ‘eenvoudig’. Dat is een  mooie kwalificatie als je eenvoudig bent.

Dan ben je nl. niet gecompliceerd. Dan zit je niet helemaal in de war, en komen er geen vreemde gezichten naar voren waar jij je misschien achter verschuilt, maar eenvoudig is ‘enkel’, zoals God ook enkel is, en niet meervoudig.

Ja, ‘Mijn knecht Job, vroom, integer betekent het ook. Een integer mens.

En die man had helemaal geen wet, de tien geboden of zo, maar hij had een ingeschapen wet. Net zoals Abraham.

De wet is ook niet voor goeie mensen, maar de wet is voor slechte mensen; die moet je vertellen hoe het moét!

Goeie mensen hoef je dat niet.

Er zijn heidenen die van nature gewoon de wet doen. Dat zijn prima mensen.

Dus Abraham had geen wet nodig, en Job ook niet. Hij handelde zó zuiver en zó goed.

Aan het boek Job zie je dat het een worsteling is om verkeerde Godsbeelden weg te gooien.

Wat zijn er ontzaglijk veel beelden van God gemaakt, idioot gewoon. En dat jij ontdekt dat Hij ènkel goed is.

En het merkwaardige is, en het gaat haast over de hele wereld, dat als je God en mens noemt, dat daar op één of andere manier een afstand tussen is. God is groot en hoog-verheven, en jij bent een nederig wurm op aarde, een nederige aardworm.

Het is zo iets geks. Er staat ergens in Jeremia, – als het volk hartstikke opstandig is en hardnekkig, ze luisteren niet en ze zijn ontrouw – dat God dan ineens zegt, alsof Hij het tegen zichzelf zegt: Ik had zó gehoopt dat jullie Mij Vader zouden noemen. Wat een verdriet spreekt daaruit.

Ik had het zo gehoopt; dit is één van de hele weinige teksten in het hele Oude Testament; ik geloof maar in twee teksten waarbij God als Vader genoemd wordt.

Dat had Hij zó gehoopt, ja, want dan kreeg Hij nl. kinderen.

Het is wat dat je met Hem omgaat als Vader; en dan ben je zó dicht bij elkaar gekomen. Dan is het niet meer ‘God en mens’, maar ‘Vader en zoon’, ‘Vader en kind’.

Wij worden ook geen mensen, het gaat er niet om dat je helemaal gaaf als mens wordt…

De natuurlijke mens is gezaaid, en wat blijft daarvan over? Niks! Helemaal niks!

De mens is geschapen om origineel bij God te zijn in de hemel, een hemels wezen. En dát zijn we! Dat kan ik aan jullie neuzen niet zien, maar we zijn allemaal hemelse wezens die licht uitstralen, met een opstandingslichaam.

Het gaat er niet om dat je ‘aards’ wordt, het gaat er om dat je in het wordingsproces in de hemel zit.

Maar wat is er bij heel veel mensen een soort schuldgevoel aanwezig, misschien ook wel bij jou, en dat kan héél diep zitten, een soort schuldgevoel ten opzichte van God.

Je vraagt Hem ook steeds: ‘Hoe kan ik U dienen?’ Want je mot toch wat dóen!?

En Jezus zegt tegen z’n discipelen: Ik ben in jullie midden om jullie te dienen.

Maar toch: ‘wat kan ik voor U doen….?

Dat vreemde schuldgevoel. Ja, je zingt: ‘al je zonden zijn vergeven’, maar op één of andere manier heb je toch dat vage…

En het is voor een hoop mensen een motor om allerlei dingen te gaan dóen.

Want vanuit schuldgevoelens word je aktief, je moet wat doen, en zéker voor de Heer….

Nou, nou, voor de Heer iets dóen….., waar gaat het over? Er klopt iets niet.

Ik hoorde eens iemand tijdens een zangdienst zeggen, lang geleden: ‘Ja, het beste is nog niet goed genoeg voor God’. Nou, daar gaan we weer…

Als God Zijn schepping overziet, dan constateert Hij dat het goed is.

Er staat niet ‘best’, er staat ‘goed!’ En goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, dat is uit de boze. Het hoeft niet beter te zijn dan goed.

 

In Job 2: 9 zei z’n vrouw tegen hem: Volhard je nog in je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.

In de septuagint, die bijbel, staat, dat,

 toen er een hele poos voorbij was, dus Job had een hele tijd op die mesthoop gezeten; en na die hele tijd zegt z’n vrouw: ‘zeg maar ‘dag’ tegen God, en het beste lijkt me dat je dood gaat hoor’.

Dát is wat als je eigen vrouw dat zegt?

Maar Job zondigde niet.

Dat staat in Job 1:22: In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe. In het Hebreeuws staat er: ‘Hij gaf God geen zouteloze kost te eten’. Dát staat er in het Hebreeuws.

Dus geen laffe toespraken tot God.

Geen laffe woorden, maar pittig.

Het is vertaald met ‘niets ongerijmds’, dat is ook prima natuurlijk, want een hoop mensen schrijven God ongerijmde dingen toe, ja ja, ‘Hij geeft en Hij neemt….; en Hij bepaalt je geboortedatum en Hij bepaalt ook je sterf-datum; want Hij houdt dat allemaal bij in z’n dikke agenda….

Het is zo’n flauwe onzin! Alsof God niks beters te doen heeft.

Waar zou God trouwens de hele dag mee bezig zijn? Zijn hele dag, Hij is de Dag.

Ik heb het eens aan Hem gevraagd hoor.

En wat zei Hij? Ik probeer Mijzelf te openbaren in mensen, in Mijn kinderen.

Dat is het enige wat Hij doet, proberen te openbaren.

In Job 2:10 staat iets wat door ontzaglijk veel mensen verkeerd wordt uitgelegd.

Zouden we het goede van God aannemen en het kwade niet?

Nou, daar hebben we het! Het staat er dan toch maar. Ja, maar er is een woordje weg gelaten: ‘Verdragen’; dat hoort achter het woordje ‘niet’.

Dus dan staat er: Zouden we het goede van God aannemen….ja…, en het kwade niet verdragen? Ai, dat werpt een heel ander licht op de zaak. Want als je het goede van God aanneemt, en je dóet goed, dan krijg je te maken met de tegenstander: het kwaad. En dáárvan wordt gezegd: ‘ga dát nou maar eens verdragen, ga dát eens dulden’.

Als je onrecht moet verdragen, ‘nou’, zegt Petrus, ‘dat is genade bij God’.

Niet onrecht, maar het kunnen verdragen van onrecht; dat je er tégen kan! Dát is genade!

Dus als je het moeilijk hebt, en wie heeft dat niet, je kunt het soms hartstikke moeilijk hebben, niet normaal meer, en op één of andere manier blijf je toch overeind.

Dát is nou genade!

Maar het geldt dus ook voor ons. We nemen het goede aan, en het kwade moet je dan maar verdragen. Dat hóórt er bij.

 

Job 2:11-13.

Wat hier wel merkwaardig is, dat die vrienden eerst een week zitten voor die mesthoop, en ze kijken eens naar Job, ze zuchten eens en ze schudden eens met hun kop, want daar zit me toch een zielig hoopje mens. En een week zeggen ze niks! Dat is een fijn bezoek hoor!

Jij hebt het hartstikke moeilijk en er komt bezoek, en ze zeggen een week niks!

En Job zegt ook niks. Hij doet er het zwijgen toe, hij denkt: ‘ik wacht wel af totdat zij eens een keer beginnen’.

En dan begint die rare Elifaz met een raar verhaal, Job 4:13, tijdens overpeinzingen, in nachtgezichten, toen diepe slaap op de mensen gevallen was. Schrik en beving overvielen mij en deden al mijn beenderen verschrikken..

Hij schrikt zich kapot! Want hij ziet wat.

Een nachtgezicht. Dat zijn geen visioenen uit de hemel. Daar gleed een geest mij voorbij….

Zo, wat een stinkerd! Dat is geen engel, maar een boze geest.

Hij deed het haar van mijn lichaam te bergen rijzen.

Hij schrikt zich helemaal te pletter.

Hij bleef staan, en dan nog iets: ik kon z’n gestalte niet onderscheiden.

Nou, daar heb je er één hoor! Een vage gedaante.

Een gedaante stond voor mijn ogen en ik vernam een fluisterende stem: zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God?

Dat vertelt Elifaz tegen Job. Ja jongen, een sterveling kan niét rechtvaardig zijn tegenover God. Ik heb het vannacht zelf gehoord. Ik heb een beeld gehad, een visioen…!

Ja, ja…, en nog sterker: ….of een man rein tegenover zijn Maker? In zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen en bij zijn engelen vindt Hij dwaling.

Nou, die engel die voor z’n neus stond, dát was een dwaalgeest.

Een afschuwelijk, griezelig voorbeeld is dit van die Elifaz. Je zal zo’n trooster bij je nest vinden als je hartstikke ziek bent, en hij begint met dit verhaal tegen je.

Die schop je toch de kamer uit, bij wijze van spreken. Maar dat doet Job niet, nee, het is griezelig.

De Almachtige wordt ook steeds in het boek Job genoemd. In het Hebreeuws is de Almachtige een vertaling van El Shaddaj, de naam van God; die komt in het boek 31 keer voor. Dat is veel hoor!

Wat stel jij je nou voor bij almachtig?

Ja, dat Hij alles kan en zo…., een enorm groot wezen, en jij wordt steeds kleiner.

Nou, ik heb het eens uitgevogeld en nageplozen.

In het woord El Shaddaj zitten verschillende betekenissen. Dat heb je vaker met het Hebreeuws.

De Hebreeërs kunnen de klinkers altijd wijzigen, maar medeklinkers niet, maar met de klinkers kunnen ze rommelen. En dat geeft dan soms hele mooie verklaringen.

Dat woord El Shaddaj heeft iets te maken met ‘berg’, het heeft iets te maken met: ‘Hij (God) is zichzelf genoeg’, en ook met ‘moederborst’.

Er zitten dus 3 betekenissen in.

Die ‘berg’, dat snap ik; dat is de berg Sion in de hemel.

In Openb. 14 staat: het Lam stond op de berg, de berg Sion; dat is de hemel.

Ik weet niet of u de berg Sion kent, maar dat is een heuvel hoor. Dat is geen knoert van een berg; geen Mount Everest. Het is daar ook te koud om te wonen.

Maar iedereen kan tegen die heuvel op, het is een heuveltje.

Maar: ‘Hij is zichzelf genoeg’. Het is de moeite waard om daar eens over door te denken. Wat zou dát nou betekenen?

Zichzelf genoeg zijn…., Hij hoeft niet méér te zijn. En hoeveel mensen maken God méér dan Hij is! En daar komt dan het woord Almachtig vandaan!

God bepaalt alles, Hij doét alles, Hij beslist alles; en de mensen hebben zich maar te schikken in hun lot…..

Die derde betekenis vind ik wel heel ont-roerend; het heeft te maken met moederborst. Daar wordt God voorgesteld als een moeder.

Dat is mooi, dat deed Jezus ook. Hij zei tegen dat ontrouwe Jeruzalem, met de tranen in z’n ogen: Ik heb jullie willen vergaderen als een kip haar kuikens.

Hij vergelijkt Zich dus met een kip, en niet met een haan! Hé, en ook niet met een arend, want dat willen de mensen zo graag. Dat máchtige moet toch altijd naar buiten komen…

Erasmus heeft daar al over geschreven in zijn boek: ‘De lof der zotheid’.

Hij schreef daarin: ‘De heilige Geest wordt voorgesteld als een duif, een duivin, en niét als een arend’. Alsjeblieft Erasmus, goed beschreven.

Ja, moederborst, en God vergelijkt Zichzelf ook met een moeder, een vrouw kan haar kind niet vergeten, zegt Hij, dus Ik jullie ook niet.

Wonderlijk mooi, dat er dus hele grote moeder-lijke kant aan God zit.

Er zat toch ook een moederlijke kant in Adam toen hij geschapen werd? Later is dat van hem los gemaakt en ontstond er een moeder, maar het zat eerst in hem.

Het is leuk om daar over door te denken,

hoe dat zit; dat moederlijke.

Als Jezus aan het kruis hangt, wat zegt Hij dan tegen Johannes? ‘Zie je moeder’, en wie was dat dan, die moeder?

Dat was Hij zelf. Hij doorstond aan het kruis de weeën op een verschrikkelijke manier.

Al die weeën heeft Jezus doorstaan zodat een mens als een Zoon tevoorschijn kon komen. Dat is doordenken hoor.

Want wat zegt Hij tegen Maria: Vrouwe, zie uw zoon’. Wie is die zoon? Dat was niet Johannes, dat was Jezus Zelf.

Toen Jezus in de tempel getoond werd, is er een profetie over Hem uitgesproken aan Maria: ‘er gaat een zwaard door je ziel’. En een zwaard maakt scheiding tussen goed en kwaad, maar een zwaard maakt ook scheiding tussen natuurlijk en geestelijk, en dáár moest Maria aan wennen. “Ach, het is mijn zoon niet meer, hij is geen natuurlijk kind meer van mij.

Zij moest een hele switch maken in haar denken zodat ze in Hem haar Verlosser zou gaan zien; en dat kost even tijd natuurlijk.

Ik denk dat dát met die woorden aan het kruis bedoeld is. Johannes reageert daarop door die moeder in huis te nemen, maar dat was het punt niet zozeer, dat had Jezus van tevoren ook kunnen regelen. Zo van: ‘zeg Johannes, neem jij mijn moeder in huis?’

Enfin, dat zijn zo wat van die gedachten; het zwaard is inderdaad door Maria gegaan. Toen kon ze scheiding maken.

“Ach, mijn zoon is nu mijn Verlosser geworden, mijn Redder”. Naar het vlees was Hij uit haar geboren, maar naar de Geest was Hij uit God geboren.

Jezus is ook van een natuurlijk mens een geestelijk mens geworden! Het was een puur natuurlijke geboorte uit Maria.

Jaha…, maar Hij was door God verwekt..

Ja, dat was Izaäk ook. Toen God aan Sara had gedaan wat Hij beloofd had, heeft God Sara bevrucht.

Paulus haakte daar ook nog op in: ‘dát is nou een kind van de belofte, een geestelijk kind’.

Jezus is toch ook opnieuw geboren.

Wat Hem is overkomen en wat er met Hem gebeurd is, dat gebeurt ook in ons; Hij is óók opnieuw geboren! En dáárvan heeft Hij getuigenis afgelegd in de doop.

Want wat is de doop? Het bad der weder-geboorte. En zó voldeed Hij aan de gerechtigheid. Dit sluit mooi aanéén hoor, als je dit allemaal zo kunt overdenken.

Dit was even een zijstraatje.

Job 5:18.

Hij verwondt en Hij verbindt…

Daar heb je dat dubbele weer. Je zal zo’n huisarts hebben, dat hij zegt: ik heb zo weinig klanten, ik ga de buurt maar eens even door en sla dan sommigen in elkaar, die verwond ik, dan komen ze vanzelf bij me, dan kan ik ze verbinden. Wel een rare huisarts hoor, een vreemde kerel.

Dat dubbele zit in die foute vertaling, jammer hoor.

En dan Job 6:8. Dat bidt Job: Ach, dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.

Ja, dat hij weer gezond en blij werd!

Als je dat nou eens verplaatst naar de hoop die God heeft; want 1 Cor. 13 gaat over hoop, geloof en liefde, dat gaat wèl over het geloof van God! En de hoop van God! En de liefde van God!!

Niet over het jouwe, maar Zijn hoop! Zijn geloof. Wat gelooft God dan?

Nou, dan kijkt Hij naar dit groepje, onder andere, en zegt dan: ‘Ik geloof in jullie’.

Dan moet Hij wel een groot geloof hebben.

“Ja, dat hèb Ik!” Hij gelooft in een groepje mensen; een rest wordt er in de bijbel genoemd. Daar heeft Hij Zijn geloof op gericht, daar vertrouwt Hij op!

“Er komt uit jullie tevoorschijn wat Ik bedoeld heb”.

Wij zitten in een wordingsproces, goed onthouden, je bent aan het wórden. En dat is rustgevend. Ja, dat wordt nog eens wat!

Maar Hij heeft Zijn hoop ook op jou gevestigd. En als je die hoop brandend houdt, komt dat altijd goed.

Een ander woord voor ‘hoop’ vind ik veel mooier, dat is ‘verwachting’.

De verwachting hoog houden.

We hebben eens een beeld in de gemeente gehad van een vuurtje op een oever dat bijna uit was. Nog hele kleine blauwe vlammetjes. Toen kwam er iemand aan die bij dat vuurtje bukte, hij gooide er wat kooltjes op en wat hout, en hij begon te blazen.

Toen begonnen die vlammetjes er weer doorheen te spelen, prachtig!

Geen hoog oplaaiend vuur hoor, zoals je dat in veel samenkomsten hoort, nee, een rustig vuur waarbij een ander zich kan verwarmen. En niet hoog oplaaiend,  zodat ze verbranden.

Dit beeld werd eens getoond, en toen was er het woord bij dat je de hoop moest aanblazen, dat je de verwachting levend moest houden.

Dát is nou de verwachting die God heeft, zodat Zijn hoop verwezenlijkt wordt!

En dat wordt in de Openbaring beschreven,

als die vrouw bevalt van een volwassen zoon. Mooi hè?

Job 16:1: Daar zegt Job: waar zijn jullie toch mee bezig? Jullie zijn troosters van niks, helemaal niks. En dan zegt hij in vers 2:

Jullie zijn jammerlijke vertroosters.

Ik heb er helemaal niks aan. In het Hebreeuws staat er ‘kwaadvertroosters’.

Dus je probeert iemand te troosten door rare opmerkingen te maken.

Je komt bijv. bij een zieke en je zegt: ‘daar zal God wel een bedoeling mee hebben’.

Dan ben je dus een kwaadvertrooster.

Dat gebeurt niet zomaar….? Het is je toch overkomen? Nou, daar zit Gods bedoeling weer achter….

En die zieke maar piekeren, tjonge jonge, wat heb ik nou weer fout gedaan waardoor ik hier in mijn ziekbed lig.

Je bent dan een ‘kwaadvertrooster’.

Dan stelt Job in vers 3 een goeie vraag: Wat prikkelt jullie toch, dat jullie weer het woord neemt? Er is iets in mijn gedrag waaraan een ander zich ergert. Wat prikkelt jullie? Wat is dat dan? Waarom ergeren jullie je er aan? Hoe kan dat nou waarvoor sommigen mij haten?

Jezus waarschuwt later ook hoor, Hij zegt: Je zult nog een keer door iedereen gehaat worden. Waarom? Omdat Hij God z’n Vader noemde! En dat mag niet, want dan stel je je met Hem gelijk.

Job werd gehaat omdat hij z’n onschuld vasthield. Hij hield z’n onschuld met twee handen en voeten vast: ‘Ik ben onschuldig’. Wat prikkelt jullie toch?

Weet je dat Jezus ook altijd opgezocht werd door de schriftgeleerden en farizeeën?

Alsmaar gingen ze naar Hem toe en dan stelden ze Hem weer een rare vraag om Hem te vangen.

Wat prikkelden hen toch om Hem steeds op te zoeken? Jezus was de wandelende onschuld, vandaar.

En dan komt er iets geks. Job 16:9c: Mijn tegenstander scherpt zijn ogen tegen mij.

Zie je hem staan tegenover Job? Daar staat de duivel, en hij kijkt naar Job, en hij scherpt z’n ogen. Waarom?

Om eens te kijken waar de zwakke plek van Job zit; eens even aftasten.

Ken je dat, dat je afgetast wordt? Om te kijken of je ook ergens fout zit of zo?

Ja, èn maar kijken naar je! Hij scherpt z’n ogen; wát een boef hè?

De satan zoekt dus het onheil.

In Job 19:26 zegt Job: Al is mijn huid zó geschonden, ik zal God aanschouwen, die ik zelf mij ten goede aanschouwen zal.

Het staat er wat cryptisch, maar ‘al ben ik nóg zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lijf. Ik zal Hem zien! Mij ten goede en niet ten kwade.

Het is hierbij wel steeds goed doordenken, wat stáát daar nou….?

Eigenlijk zegt Job: ‘ik geloof in de opstanding’. Eén van de weinige Aartsvaders, maar daarom zijn het ook Aartsvaders. Je mag Job rustig zo noemen hoor!

Abraham geloofde ook in de opstanding.

De Hebreeënschrijver zegt: Door het geloof….Welk geloof had Abraham? Wat had hij dan? Hij geloofde in het opstaan, want hij zegt tegen z’n zoon Izaäk, een mooie meegaande jongen, en tegen z’n knechten: als wij terugkomen…. Dat wist Abraham.

Al neem ik een moeilijke beslissing, op die jongen rust een belofte. Dus wij komen terug!

‘Hij zal wel opstaan!’ Dát was nieuw!

Want opstaan uit de doden was nog nooit gebeurd.

Job geloofde in de opstanding; en dat is de kern van het evangelie!

Job 27:5 : Het zij verre van mij, dat ik jullie gelijk zal geven; totdat ik de geest geef, zal ik mijn onschuld niet prijsgeven.

‘Ik hou mijn onschuld vast!’ zegt hij.

‘Ik ben niét schuldig! Nergens aan!’

En dat zeg je dan in zo’n toestand, zittend op een mestvaalt, en je krabt je met een scherf tegen de ondraaglijke jeuk.

Dus laat je nooit een schuld aanpraten als je iets overkomt. Dat is een goeie hoor!

Laat je niets aanpraten als jou iets overkomt op de één of andere manier, en dat je de oor-zaak gaat zoeken, en ook nog bij God Zelf.

De oorzaak ligt altijd bij de duivel.

Dát was de oorzaak dat Job daar zat.

Hij zegt zelfs in deze hoofdstukken: ‘Als God mij nou toetsen zou, – en toetsen is gewoon kijken: ‘hoe is het van binnen met je?’ – Nou, zegt Job, ‘dan kom ik als goud tevoorschijn’.

Die vrienden van hem ergerden zich kapot aan zulke uitspraken; ze maakten zich nog kwaad ook! Die snappen er dus helemaal niets van.

In Job 28 wordt gesproken over de wijsheid, en Job spreekt dat. Hij zegt in een prachtige redevoering dat mensen overal naar op zoek zijn, en alles afgraven; maar hij zegt: ‘waar is de wijsheid? Het gaat toch om de wijsheid Gods?’

In vers 11 staat: Hij brengt het verborgene aan het licht. Dat is ook zo’n kostelijke eigenschap van God, dat Hij het verborgene aan het licht brengt.

Je zit bijv. met een bepaald geheim, wat jij al je hele leven een beetje hebt weggedrukt, weggestopt.

God zegt eigenlijk: ‘breng het eens tevoor-schijn, Ik veroordeel je nèrgens over; Ik veroordeel je niet, maar het is je overkomen’.

Wat een verdriet en een inspanning om dat altijd verborgen te houden.

Als je in een hele veilige omgeving bent, dan durf je het aan het licht te brengen.

En dan valt het licht er op, en dan kun je zien wat goed en wat niet goed is. En dan kun je je maatregelen nemen.

Aan het licht brengen is belangrijk hoor, maar doe dat wel bij een vertrouweling.

Daar moet je heel goed voor uitkijken.

Vers 12: De wijsheid, waar wordt zij gevonden? Wat is wijsheid?

Ook een goeie vraag. Het antwoord hierop is wat Paulus tegen de Corinthiërs zegt:

Een andere naam voor Jezus is de Wijsheid Gods.

Dus de Christus is Gods Wijsheid. En dat is ook het punt van jouw hoop.

In de Colossenzenbrief wordt gesproken over de hoop die in ons is. Christus in ons!

Dat is de kern van ons evangelie.

Je wordt geen beeld van God, je wordt een gelijkenis. Dat is een hoge verdieping.

Je gaat op Hem lijken. Dát is wonderlijk mooi?

In Job 31:35 staat een merkwaardig stuk, daar staat zóveel in.

Ach, zegt Job, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn ondertekening – de Almachtige antwoordde mij – ook het stuk (boek) dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

Dus ik heb wat getekend, zegt Job, en de tegenpartij heeft ook geschreven, en nog wel een boek! Een heleboel!

Ja, laat die tegenstander maar schrijven!

In de Amerikaanse bijbel staat: hij zette z’n vage beschuldiging neer in een verwarde vorm. Dát is de inhoud van dat boek.

Die v á g e beschuldiging. Je zal wel

é r g e n s  een foutje gemaakt hebben Job…, er moet toch iéts zijn waardoor dit jou is overkomen? En dan ook nog in ingewikkelde formuleringen.

Daarom zeggen de Engelsen: ‘verward’.

Zoals klimop dwars door elkaar heengroeit.

En juist in die vage beschuldigingen, met ingewikkelde woorden, wat jij aanhoort, tja, daar moet toch wel iéts van waar zijn….

Dat stuk van de tegenpartij is verschrikkelijk! Er is een stuk wat Job heeft geschreven, en een stuk wat de boze heeft geschreven.

Jezus heeft trouwens de wet met al z’n vormen enz. aan het kruis genageld hoor! Wij staan gelukkig bóven de wet.

Je hebt toch geen wet meer nodig?

Dan zegt Job (36): Ik zal het op mijn schouder nemen, het mij als een diadeem ombinden. Wat neemt hij op z’n schouder? Zijn onschuld! Zijn stuk, al is het nog z’n klein papiertje met ‘ik ben onschuldig’, dat plakt hij op z’n voorhoofd, en dat begint te blinken als een diadeem, als een voorhoofdsiersel.

Dan staat er iets geks in vers 37: Van al mijn schreden zal ik Hem rekenschap geven. Dat Hem met een hoofdletter is niet goed, dat moet met een kleine ‘h’ zijn, want Job stapt op de duivel af met zijn kroon van onschuld; stapt recht op hem af, en ik zal ‘hem’ rekenschap geven van ‘mijn’ onschuld!

Nou, dan houdt hij z’n bek wel.

Als een vorst zal ik hem naderen!

Zie je Job? Op aarde een stuk vuilnis, bij wijze van spreken, en in de hemel (want de duvel zit in de hemel) stapt hij op hem af, en laat zien hoe blinkend zijn onschuld is.

Letterlijk schitterend!

Het schittert, en dat verblindt de boze!

Mooi dat Job hier zo prachtig overeind blijft!

Waarom zit het voorhoofdsiersel op je voorhoofd? Dat is je bewustzijn; wees je bewust wie je in Christus bènt; of nog mooier: ‘wees je bewust wat de Christus in jóu is’. Eén en al onschuld!

Ja, dan ben je een gelukkig mens.

Nog een heel klein stukje over die vage onschuld, dat vage is zo doortrapt; dat vreet aan je, dat knaagt aan je, en je weet de oorzaak niet. Dáár heb je nou de boze die dit alsmaar doet. Het is een motor voor een hoop mensen om dingen te dóen! Je moet jezelf toch nuttig maken…?

Stel dat mijn vrouw nou aan mij vraagt: ‘ben ik wel nuttig voor je?’ Dan zeg ik: zullen we maar even teruggaan naar onze verkeringsperiode? Het kan me helemaal niet schelen, al ben je onnut, maar ik hou van je!

Het is toch verschrikkelijk: ‘je moet toch nuttig zijn voor de Heer….?’

Ja, dáár moet ik nog heen, en dié moet ik nog mailen, en dáár moet ik achteraan…

Waarom? Denk maar eens aan jezelf.

Petrus loopt na de opstanding met Jezus mee, en dan ziet hij Johannes; dan zegt hij tegen Jezus: ‘wat moet er met die Johannes gebeuren?’

En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘wat kan jou dat schelen man, volg jij Mij!’

Dát is het geheim; ‘wat gaat het u aan’.

Daar loopt Job met dat prachtige voorhoofd-siersel de satan tegemoet.

Doe dat maar eens hoor, als hij je beschuldigt. Bekleedt je bewustzijn maar.

Job 42:5: Mijn oog heeft U aanschouwd.

Dat is mooi, ik heb God gezien! Job heeft God gezien; en wie zagen God ook? Mozes, en Jezus.

Paulus zegt in 1 Cor. 13:12: ‘we zien nu nog in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht.

Nou Paulus, dan kun je beter bij Mozes in de leer gaan, of bij Job; want die hebben God Zelf gezién! Face to face!

Want geliefden kijken elkaar aan, soms tien minuten. Die lezen stilzwijgend het geheim in elkaars ogen, en dáár heb je nou je Vader, vol van tedere liefde voor jou. Hij vraagt ook aan je: ‘kijk Me eens aan’. en dan kun je van alles verzinnen om een andere kant uit te kijken, maar kijk Mij eens aan!’ Je sterft niet, je leeft!

Prachtig!

Mijn oog heeft U aanschouwd, dus ik verwerp al die andere Godsbeelden, die knikker ik weg.

Waar die vrienden hun mond vol van hebben…., en ze zeggen soms hele mooie dingen hoor…, maar er zit altijd dat schuld aanpraten doorheen gevlochten.

Maar Job zegt: ‘Ik heb U gezien’.

En dan staat er iets geks, wat niet goed vertaald is.

Vers 6: Ik herroep en doe boete in stof en as. Maar Job herroept niks! Wat zou hij dan moeten herroepen? Hij heeft juist geróepen dat hij onschuldig is! Dat hoeft hij niet te herroepen.

Dit is heel raar vertaald. Er staat letterlijk:

Daarom verwerp ik…., in plaats van te herroepen, en wat verwierp Job? De verkeerde Godsbeelden. Job kotst ervan.

Ik verwerp en doe boete…., een betere vertaling is: ik verwerp en word getroost!

Trouwens, wat betekent het werkwoord ‘boeten?’ Herstellen, netten boeten, netten repareren.

Dus geen boete doen, ik word hersteld, ik word getroost, is een veel betere vertaling.

Met andere woorden: Daarom verwerp ik…, en ik word getroost. Dan staat er ook nog achter: ‘in stof en as’. Dat is niet goed, dat in moet zijn ‘boven’, boven stof en as,  dáár zat hij op. Hij zat op die stof, hij is zelf ook stof, dus boven hemzelf uit; en die as, waar ik op zit, daar stijg ik helemaal bovenuit, ik word getroost door mijn Vader, omdat ik de verkeerde Gods-beelden weg geknikkerd heb.

Dit geeft een heel andere visie op het boek Job.

Als je die Job nou ziet zitten, dan denk je: tjonge jonge…. Jacobus spreekt er in zijn briefje over.

Wat had Job een uithoudingsvermogen, wat een geduld had die kerel.

En wat gebeurt er dan nog op het eind?

Nou, zegt de Heer tegen die Elifaz in vers 7: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en je vrienden, en dan komt het: je hebt niet recht van Mij gesproken, en Job wel.

Wat zou Job dan hebben moeten herroepen als hij recht heeft gesproken van God? Dan hoeft hij toch niets te herroepen?

Dat is ook een hele vreemde vertaling.

Nou Job, bid jij maar eens voor ze, ze hoeven zelf niet te bidden, bid jij maar.

En hij bidt voor z’n vrienden.

 

Na al die redevoeringen had hij ze toch van zijn erf kunnen schoppen? Maar dat deed hij niet.

Geduldig weerlegde hij hun toespraken.

In vers 8 staat: Mijn knecht Job mag voor ze bidden, want hem slechts ben ik ter wille.

Ik wil doen wat Job deed, dat ga ik doen.

Dus Job bad voor z’n tegenstanders; hij bad voor z’n vijanden, en dan denk je onmiddellijk aan onze Heer die bad voor Z’n vijanden.

Als je dus vijanden hebt, dan moet je voor ze bidden. Niet dag aan dag, zegen ze maar; als ze in je hoofd opkomen, ga ze maar zegenen; dan komen ze steeds minder in je hoofd, want de duvel wil niet dat jij ze zegent.

Bidt voor ze, dat ze helder van geest worden, dat ze de dingen óók gaan zien.

En zo is Job een prototype van Jezus.

Die bad ook voor z’n vijanden en zei ook: ze hebben helemaal niet dóór waar ze mee bezig zijn; ze weten niet wat ze doen!

Dus: heb je vijanden lief; dat is nogal een stap; ga maar van ze houden, in die zin: wees goed voor ze, wees vriendelijk voor ze.

Dit is het verhaal van Job wat ik een beetje kwijt wilde.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-2016 (Hoogeveen)