Hagar (Duurt in Groningen / sept. 2006)

Hagar Genesis 16 en 21

Ik wil het vanmorgen met u hebben over Hagar, de tweede, of de zoveelste vrouw van Abraham. Hij heeft bij elkaar verscheidene vrouwen gehad hoor. Als hij hier binnen zou wandelen, zou je er wat van zeggen….. Hagar betekent ‘vlucht’. Ze was een Egyptische slavin. Het staat allemaal in Genesis 16 en 21, daar hebben we het straks nog wel even over. Maar eerst iets over Hagar zelf. Zij werd vrouw nr. 2 van Abraham. Wie stelde dat eigenlijk voor? Zijn eigen vrouw, de eerste. Waarom? Nou, Sara kwam met het idee, want haar was een kind beloofd en dat duurde nogal een tijd, toen zei ze tegen Abraham: ‘verwek er alsjeblieft één naar het vlees’. Want Izaak zou niet naar het vlees verwekt worden. Daar hoefde Abraham niets voor te doen. Wist je dat? Het is een kind van de belofte! Dus hij is niet naar het vlees verwekt. Net zoals Jezus. En Izaak is altijd een beeld geweest van Jezus. Er wordt trouwens in Genesis ook het minste verteld over Izaak. Dat zijn allemaal van die dóórdenkers.

Naar het vlees verwekken, waar is dàt nou een beeld van? Dat zijn christenen, natuurlijke gelovigen, ze geloven wel in God en in Jezus, maar ze hebben het altijd over hoe je je op aarde dient te gedragen. Ze hebben het ook over de christelijke levenswandel: ‘hoe kom ik over bij de buren, ben ik een braaf jongetje op school’, enz. Ja, je moet een voorbeeld zijn voor de straat. Het is aards. Jacobus zegt heel simpel: ‘weet je wat aards is? Dat is ongeestelijk’. Dat is nogal logisch, maar het is wèl zo. Dat zijn dus natuurlijke gelovigen. Ze gebruiken de Geest, laat ik het zó zeggen, om hun aardse idealen te verwezenlijken. Terwijl God juist van Zijn Geest heeft gegeven om Zijn ideaal te verwezenlijken. Anders bedroef je de Geest. Op het laatst is het duf en uit, ja, je hebt het maar druk met de Heer, maar het lijkt nergens meer op. Je gebeden gaan ook altijd over natuurlijke dingen. Dat het allemaal maar goed mag komen, al het natuurlijke, je baan, je kinderen etc. Eindeloos over de zichtbare dingen. En je getuigenissen gaan ook over natuurlijke dingen. Hele verhalen over wat je nu weer is overkomen. Ik noem het allemaal maar christelijke soap. En die series bestaan al zo lang. Ja, je bidt overal voor.

Ik ken iemand die bad vroeger altijd tot Maria, ze bekeerde zich, maar heeft toen alleen maar Maria vervangen door ‘de Heer’. En de gebeden zijn hetzelfde gebleven. Dus er is wezenlijk niets veranderd.

En Jezus heeft zó vaak gevraagd, al als jochie van twaalf jaar: ‘wees toch eens bezig met de dingen van je Vader’.

Later zegt Hij: ‘Zoek nou eens dat Koninkrijk’. Dié dingen. En de rest dan? Ach, wat kan jou dat schelen, daar hoef jij je geen zorgen over te maken, wees bezig met die dingen, de rest komt vanzelf in orde. En dat is een behoorlijke omschakeling. In het begin van het volle evangelie ging dat wel eens een beetje fout.

Weet je wat bij zulke mensen vooral ook hoog staat? De dienstbaarheid. Dat staat bij hen hoog in het vaandel.

Eindeloos  dienen. Ik heb er braaf aan meegedaan hoor. Ik heb het dus ook over mezelf. Ik dacht echt, met overtuiging, dàt is het! Totdat Jezus me duidelijk maakte dat Hij was gekomen om ons te dienen. Héé…. Dus het woord ‘godsdienst’ kun je helemaal omdraaien. Je kunt zeggen: ‘Jezus is de Weg’. Een veel misbruikte tekst. Welke weg? Het is de weg die God bedacht heeft om de mensen weer bij Zich te krijgen. Dus het is de weg van God naar mensen toe. Hij zoekt je op. Heb je die weg gevonden? Dan wandel je over die weg naar God toe. Dus het initiatief ligt bij God. Hij heeft ons eerst lief gehad. Hij zocht ons gewoon. Dàt is wat, dat iemand op zoek is naar jou? Hij mist je zo. Maar ja, die dienstbaarheid…..dat zit zó diep bij gelovigen en ook bij ex-gelovigen. Zó diep!

Vanmorgen had ik het er met mijn vrouw nog over, en we dachten, dat komt natuurlijk nog voort uit dat ellendige, vervloekte schuldgevoel. Je bent schuldig om te dienen. Dat vage schuldgevoel. En dat moet je dan toch compenseren dus: ‘hoe kan ik de Heer dienen om te laten merken dat ik echt van Hem houd’. Je zal zo’n huwelijk hebben.

Een man of vrouw die elke morgen smeekt en bidt: ‘wat kan ik voor je doen’. Dat is toch erg? Dan word je een slaaf, want je werkt dan voor een loon.

Zo van: ‘zie je wel hoe hard ik voor u werk?’  Ze moeten altijd wat. Maar, met het vrome sausje: ‘voor de Heer’. Want dat moet het dan weer goed maken. Ze moeten altijd wat!  ‘Wat wilt U dat ik doe?’. Daar heb je de vraag. De man die aan Jezus vraagt: ‘wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ Die lui willen altijd wat doen.

Vraag: ‘Wat heb jij gedaan om het eeuwige leven te krijgen?’ Niets toch? Je bent Jezus gaan geloven. Hij zegt: ‘hier is het eeuwige leven, wil je het hebben?’ En je hoeft er niets voor te doen. Hier heb je het, alsjeblieft! Dat is nou alles. Voor niets dus. Want als je er wat voor  gedaan had, zou het een beloning zijn. Ja toch?

Een arbeider is zijn loon waard. Wat moet je trouwens doen voor een erfenis, die al vast ligt voor jou? Gewoon wachten op de dood van degene die jou wat nalaat.

Maar je kent je Heer niet als je alsmaar bezig bent met dat doen. Je beperkt jezelf in je leven. Weet je dat?

Ken je van die mensen die zeggen: ‘ik zal voortaan altijd dit doen, en ik zal voortaan altijd dat doen. Lees je bijbel, bidt elke dag, kom op, dóe iets voor de Heer’.

Daar heb je het al. Waar wordt dat uit geboren? Niet uit liefde. Misschien bedoel je het wel uit liefde, maar het wordt omgebogen naar slavenwerk. Je bent niet vrij. Eigenlijk ken je je Heer niet. Dat zeggen Jezus en Petrus ook. Jullie kennen Hem niet, je snapt er helemaal niets van.

Maar ja, als je jezelf een stevige discipline oplegt, dan denk je dat dát discipelschap is. Ga maar gewoon door joh, op het laatst zit je in een klooster. (Gelukkig heb ik claustrofobie, het woord klooster komt van clausterum). ‘Zie je wel wat ik allemaal doe? Nou, waardeer dat eens’. Dat is levensgevaarlijk. Je bent continue bezig, zoals dat tegenwoordig heet, met je eigen ding. Ik doe mijn ding. Ken je die uitdrukking? Het is een letterlijke vertaling uit het Engels hoor, ‘my thing’.

Jezus zegt: ‘Ik ben ook bezig met Mijn ding, de dingen van Mijn Vader’. En dan mag je je afvragen wat dat dan voor dingen zijn. Ik zal eens voorlezen wat ik bedoel. Gelukkig heeft Jezus daar een uitspraak over gedaan. Dan kun je je nooit meer vergissen.

Het staat in Luc. 17:7: ‘’Wie van jullie zegt tegen zijn slaaf, die voor hem ploegt, en het vee hoedt… (ken je die mensen in de gemeente), als hij van het land thuis komt dan zegt hij, nou joh, kom jij nu maar gauw aan tafel”. Dat zegt hij toch niet? Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: ‘Nou, als je dan tòch een slaaf bent, maak dan mijn maaltijd gereed, schort je kleren op en bedien mij, totdat ik klaar ben met eten en drinken, en daarna mag jij ook eens een keertje eten’.

Gaat hij die slaaf soms danken om wat hij deed wat hem bevolen was? Hij had alleen maar gedaan wat hij moest doen! Dan zegt hij: ‘als jullie alleen maar gedaan hebben wat jullie bevolen is, dan ben je een onnutte, waardeloze slaaf’.

‘We hebben slechts gedaan wat wij moesten doen’. Je hebt dan van het geloof, het christendom, nog niets begrepen. Je zit onder de knoet.

In Joh. 8 zegt Jezus tegen mensen die aanvankelijk in Hem geloven: ‘Zal Ik jullie jullie eens vrijmaken?’ Hun eerste reactie was: ‘Vrij maken? Zijn we soms slaven?’

Dat bedoelde Jezus nou juist. En dan zegt Hij: ‘Een slaaf blijft niet altijd in het huis, maar een zoon wel’.

Prof. Brouwer vertaalt het prachtig: ‘Een slaaf heeft geen blijvende plaats’. Geen domicilie, het is een werkezel. Maar hij valt niet onder de erfenis.

‘Zijn wij soms slaven?’. De manier waarop ze dat dan zeggen, betekent dat dat waar is. Nauwgezette plichtsbetrachting, dat is toch geen leven? Net als de broer van de verloren zoon. Dat was wel een beetje een vrome eikel hoor: ‘Ik heb altijd zo mijn best gedaan, dag en nacht voor u gezweet.’ Nou, zegt die vader, je snapt er nog helemaal niets van. Ik wil een feestje bouwen. Voor die vent? Ja, voor die vent! Hij was dood! Dat is toch prachtig! Wat een instelling had die vader.

Ja, maar dat is tegen de gevoelige schenen van de plichtsbetrachters.

Ja, de slaaf is geen erfgenaam.  Ze krijgen wel geschenken, dat wel, je deelt wel mee in allerlei dingen en voordelen. Maar wie erft, ontvangt niets uit verdienste, maar na iemands dood krijg je wat. Wat hebben wij geërfd? Is Jezus dood geweest? Ja, echt dood hoor. De Hebreeënschrijver vertelt daarover: ‘Er moet van diens dood melding gemaakt worden’. Wie heeft er melding gemaakt van de dood van Jezus?

Nou, verscheidene, denk ik, en Hijzelf ook.

Hij is echt dood geweest en iedereen kon het zien. En wat is de erfenis die wij  hebben gekregen? Dat is de heilige Geest hoor. Met de Geest van God heb je eigenlijk alles gekregen. Dàt is die prachtige belofte, waardoor je in het land van de belofte komt. En dáár ga je wat doen. Dat ga je ontginnen. Maar dat is een ander verhaal.

Als de Geest van God in je woont, dan is het koninkrijk Gods binnen in je. Dus ga niet overal heen want dáár is het…. Nee, zegt Jezus, doe dat maar niet, geloof nou dat het binnen in jou is.

Tegenwoordig zie je heel veel mensen op zoek naar geestelijke dingen, spiritualiteit. Vaak verbonden met de dood. Maar de mensen zijn wel op zoek en op het laatst zullen ze het ook wel de christus noemen. ‘Hier is de Christus, daar is de Christus’. Maar je moet dan vanuit jezelf aan zelf-verwerkelijking doen, op zoek naar jezelf…. Ik snap dat allemaal best, ja, ik heb het zelf ook gedaan, maar ik kon het niet vinden. Ik kon mezelf niet vinden. Maar wat zegt Jezus hierover, als je Hem zoekt: ‘Hij is niet in je binnenkamer’. Ken je die uitspraak van Hem? Matth. 24. Hij is niet in de woestijn, zegt Hij, maar ook niet in je binnenkamer. Daar zit Hij van nature niet in. En ik hoor dominees en pastores en ongelofelijk veel mensen zeggen en schrijven: ‘De Christus zit van nature in de mens en Hij moet van lieverlee vrij gemaakt worden, en de eerste, bij wie dat lukte, dat was Jezus, en daarom was Hij de Christus’.

Tja, het is een manier van denken, maar het is niet uit God. Hij is niet in je binnen-kamer! Wat een vooruitziende blik van Jezus hè? Maar als Hij woning maakt in je, dan woont Hij in je. Dit was even een zijspoor.

Het gaat dus over natuurlijk christen zijn en geestelijk christen zijn. Dat staat tegenover elkaar hoor! Degene die daar de meest radicale uitspraken over heeft gedaan is Paulus. Hij zegt: ‘het verdraagt elkaar niet eens’. Hij heeft dat uitgewerkt in een brief aan een gemeente in Galatië. Daar liep het allemaal perfect. Alles liep op rolletjes, alles onder controle.

Paulus schrikt zich kapot. Hij zegt: ‘wat gebeurt hier?’ Die gemeente wilde een soort volkomenheid, een soort zoonschap, wat dat ook mag zijn, bereiken, door volmaakt te zijn in aardse goede werken. Misschien wel veel zendelingen uitstoten en veel activiteiten ontplooien, en alles ‘voor de Heer’. Halleluja!

Paulus kijkt dat eens aan en schrikt zich wezenloos. Die mensen hebben het wel druk hoor, hun agenda staat hartstikke vol.

Maar Paulus schrikt zich lam. Weet je hoe hij, en ook Jezus, dat noemt? Eindeloos actief zijn en maar niet meer geestelijk bezig zijn? Slapen!  Dat klopt, want als je slaapt, ben je niet actief op aarde, maar als je geestelijk slaapt ben je niet actief in de hemel. Maar je hebt het wel druk.

Paulus zegt: ‘Gij onverstandige Galaten’. Maar dat staat er niet. Er staat: ‘Zijn jullie gek geworden?’ Er staat echt het woord ‘gek’. Zijn jullie nou helemaal……? Dat zegt Paulus.

Je zal dat maar te horen krijgen als club op zondagmorgen. Maar Paulus durfde dat te zeggen.

Ik heb een paar vertalingen bij elkaar gehusseld, en dan zegt hij eigenlijk het volgende: ‘Hebben jullie je verstand verloren? Wie heeft jullie betoverd? Ik wil maar één ding van jullie weten: hebben jullie nou de Geest ontvangen door de wet na te leven, of door te luisteren en dat te geloven? Zijn jullie helemaal mal? Je bent begonnen in de geest, maar volmaakt geworden in je eigen kracht. Dat kàn toch niet?’ Dat staat er. Gevuld met de hele emotionele lading van Paulus met het verdriet in z’n ogen. Moet je nou eens kijken wat er van geworden is na zoveel jaar. ‘Trouwens’, zegt hij ‘jullie liggen onder de vloek’ Ook dat staat in de Galaten. Want wat brengen de aardse werken voort? Vraag maar aan Adam. Dorens en distels.

Dus iedereen loopt zich in die gemeente ook nog kapot te ergeren aan iedereen. Dat zijn dorens, dat is stekelig en prikkelend, het levert niets op en er komt geen vrucht aan. Dat was een raar zooitje, ze snappen er niets van.

De oude vloek van Adam is dat je niet vrij bent en je kent God niet en je kent de Zoon ook niet. Je hebt wel mooie liederen, maar je kent Hem niet. Je profeteert misschien ook wel in Mijn naam, zegt Jezus een keer ergens, maar Ik ken je niet. Wie ben jij?

Genesis 16: Sara zegt tegen Abraham: ‘stuur dat mens weg, die Hagar’. Waarom dan, vraag Abraham. ‘Nou, ze maakt me belachelijk’, zegt Sara. En Sara kon daar niet tegen. Zij als een slavin wèl in verwachting en Sara dus niet. Hagar zat haar er wel mee te pesten, dus Sara werd nijdig.

Dat is goed, zegt Abraham, en stuurt Hagar weg. Vers 8 zegt: ‘En de engel des Heren trof haar aan bij een waterbron in de woestijn’. Dan komt hij namens God met een vraag: ‘Hagar, slavin van Sara, van waar kom je en waar ga je heen?’ Dat zijn de oervragen in je menselijke bestaan. Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Wat wil je?

Ik heb een sticker die in mijn vensterbank is geplakt, dat zit er al jaren, en ik lees dat elke dag weer: ‘Wat wil je nou?’ Meer staat er niet op. Maar wat wil je nou eigenlijk? ‘Ik wil héél veel voor de Heer doen!’ Nou, dan ben je een slaaf.

Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Nou, zegt Hagar, ik ben op de vlucht.

Ik zou de vraag nu bv. zó kunnen stellen, en dan zeg ik in plaats van Hagar: ‘mensenkind, slaaf van de Heer, waar kom jij nu vandaan en waar ga jij naar toe?’ Je bent een slaaf!

Nou, zegt de engel: Ga maar weer terug en onderwerp je nu maar, dat betekent dat je je slaaf-zijn ondergeschikt maakt aan het vrij-zijn. Dat is een doordenker.

In welke mate ben ik nog een slaaf van allerlei dingen en wil ik dat ondergeschikt maken aan vrij zijn.

Wat wil je liever? Vrij zijn of niet? Dat moet je eens vragen aan schoolkinderen: ‘jullie mogen kiezen….De hele school is binnen 5 seconden leeg.

Maar de engel geeft Hagar wel een belofte, want geschenken kun je altijd krijgen als je slaaf bent. Maar een natuurlijk christen zijn is vers twee.

In vers 12 staat nog iets over wat voor mensen dat oplevert, over Ismaël. Daar staat: ‘hij zal ten aanschouwe van zijn broederen wonen’. Maar letterlijk staat daar dat hij er tegenover gaat staan.

Het geestelijk christen zijn en het natuurlijk christen zijn verdraagt elkaar niet. Dat wordt geheid niets.

Er waren ontzaggelijk veel gelovigen in Jezus’ dagen, keurige mensen. Maar toen Jezus kwam en sprak over de vrijheid, werden dàt z’n tegenstanders. Heidenen worden niet je tegenstanders, maar mensen die zeggen dat ze in God geloven, dàt worden je tegenstanders. De grootste tegenwerking komt uit eigen kring. Dat verdraagt elkaar niet.

De geestelijke Ezau’s, – ik ben wel gelovig hoor – die zullen de geestelijke Jacobs altijd vervolgen.

De christenen naar het vlees zullen de christenen naar de geest vervolgen.

Dat baseer ik op een letterlijke uitspraak van Paulus. In Genesis 16 staat er iets heel ontroerends in vers 13. Ach, Hager voelt zich een beetje rottig, maar God sprak wel met haar, ze had wel heel veel kontakt met Hem, via een engel. En dan komt er iets heel leuks. Toen noemde zij de naam des Heren, die tot haar gesproken had. De Reiselvertaling zegt: ze noemde het karakteristieke van de Heer. En wat is nou het karakteristieke van God? Nou, zegt Hagar, ‘dat Hij mij zag’. Dat is nou typisch God.

Bij de mens is het: ‘uit het oog, uit het hart’. Maar bij God is het: ‘uit het oog? Dan ga Ik haar zoeken, want ze zit nog wel in Mijn hart’.

Daarom zegt ze: ‘U bent de God van het zien, U kijkt! Hier staat ‘aanziens’, maar dat is wat ouderwets. En, zei ze, ik heb hier ook omgezien naar Hem, die mij ziet. Letterlijk staat er: ‘Ik zag God, toen Hij mij zag. Ik had geen oog meer voor mijzelf’.

Ken je die mensen, die zichzelf minachten en in de spiegel proberen er nog wat van te maken? Maar eigenlijk zit je met jezelf zó in de knoop, en God ziet dat!

En Hij fronst niet z’n wenkbrauwen, maar misschien vult het zich wel met tranen: ‘Ach, mens, wat heb jij het moeilijk, vooral met jezelf. Ik zie je en Ik zal je eens vertellen wat Ik van je vind. Mag dat?’ Als je dat hoort, dan zal Hij bij jou ook de tranen van je ogen afwissen.

Maar ja, ik kom in het volle evangelie zo veel  mensen tegen die een geziene figuur willen worden. “Weet je wel wie ik ben? En hoe groot mijn gemeente is?”……

Je snapt er helemaal niets van. Jij hebt geen gemeente. Wees blij met een gemeente die jou beschermt!

Dus God stelt Sára wel in haar recht, want daar rustte een belofte op, maar Hij trok Zich het lot van Hagar wel aan. Dat ligt niet zomaar uit elkaar! En waar ontdekte zij dat? In vers 14: bij een bron; de levende die naar mij omziet. Dus als je God wil zien, dan moet je de bron zoeken. Bij een bron ontdekt je elkaar. Als je het niet gelooft moet je maar eens kijken naar Jezus en de Samaritaanse vrouw. Bij een bron ontdekte Hij haar. Dat betekent dat Hij er een bedekking van schaamte bij haar afhaalde. En toen zag zij Hem. Bij een bron, onthoudt dit maar goed, de Bron van de levenden.

Met andere woorden: als jij dus op God wil lijken, want dat zeggen een hoop mensen: ‘dat ik sprekend op U zal lijken’. Nou ja, spreken is nog tot hier aan toe, maar hoe is het met je handelen? Hoe kijk je dan? Met wat voor ogen kijk je naar elkaar? Goeie vraag hoor? En wil je ook gezien worden zoals je echt bent? Hoe ziet God jou? Want je hebt allemaal wel eens gehoord over ‘de verlichte ogen des harten’. Ja, bekende kreet!  Maar waar is het licht een beeld van? Van het leven, het licht is een beeld van leven: ‘er zij licht’.

Weet je wanneer je leeft? Als er van je gehouden wordt. Dan heeft het zin. Dus mensen, die het gevoel hebben dat er niemand van ze houdt, of er nu een stoornis is of niet, die zijn verschrikkelijk eenzaam. En het is niet goed dat een mens eenzaam is. Dat is slecht.

Maar als je merkt: ‘er wordt echt van me gehouden’, en je vertrouwt het eerst niet, dan stel je het maar op de proef. Maar er wordt echt van je gehouden. En dan begint er een genezingsproces in je persoonlijkheid. Dat wil ik je wèl vertellen.

Ik heb wel eens tegen iemand in de gemeente, die in zo’n situatie was, gezegd: ‘Je kan nooit van mij en van mijn vrouw afpakken dat wij van jou houden’. ‘Al scheld je ons verrot, je gaat je gang maar, al ga je door roeien en ruiten, het zal allemaal best, maar van ons kun je dat niet afpakken dat wij van je houden’. En zo kun je dat van God ook niet afpakken. Al ga je nog zo tekeer en sta je te vloeken boven je graf. En toch hou Ik van je joh! Ja, wat een God hè? Dus verlichte ogen zijn ogen die liefhebben, en daarom noemt Jezus je ogen de lampen van je ziel. Dus kijk maar met die lampen, zet ze maar in het licht. Zó met die lampen schijnen in het duister en je zet ineens iemand in het licht. De vraag is of jij in het licht durft te komen. Want er zijn mensen die schuwen het licht en rennen weg.

Natuurlijke christenen letten altijd op uiter-lijkheden. Wie met wie staat te praten, en wie met wie trouwt, en heb je het al gehoord, of: weet je dat nog niet? Dat gedoe dus.

Je wordt ook beoordeeld op gedrag. En wie van wie gaat scheiden, en wat je eet of drinkt. Zie je nou het hart aan of niet? Kijk eens naar die inwendige mens. Je zegt dat God naar het hart kijkt, maar doe je dat zelf ook? Dan begin je op Hem te lijken. Trouwens, durf je jezelf onder ogen te komen? Ja, dat durf ik wel, maar het hangt er van af onder wiens ogen. Ik moet wel eerst zeker weten of ik bij iemand veilig ben of niet. Nou, dat mag je rustig op de proef stellen, want we zijn ook wel eens gruwelijk bedonderd.
 Later hebben we gezegd: ‘Gut, we gingen voor een interne kwaal naar een oogarts maar we hadden bij een internist moeten zijn’. – Laten we het maar netjes houden -. Maar als je gruwelijk bedonderd wordt dan doet dat erg zeer in je ziel. Tòch weer zoeken naar een goeie, totdat je veilig bent bij een paar mensen. Zodat je je ziel op tafel durft te leggen, je verdriet, je trauma’s. Dàn begint de genezing.

Er zijn zelfs mensen in de wereld die barmhartiger zijn dan die vleselijke christenen hoor. Vreselijk! Ja, mensen in de wereld zijn vaak veel barmhartiger dan oordelende christenen. Wat mag en niet mag…. en wat hoort en niet hoort…. En discussies over normen en waarden….. Waar ben je mee bezig?

Heb je een geweten? Ja!  Mooi, dan staat de discussie over normen en waarde mooi stil! Ja, handel maar volgens je geweten! Altijd goed.

Ik kom in de derde wereld, en daar heeft een vent 200 varkens. Bij hem in de buurt loopt een krankzinnige en ik bevrijd die krankzinnige van zijn geesten, en ik zeg tegen die geesten: ‘ga maar in die varkens’. Die varkens worden dan helemaal knetter, ze flippen en gaan dan allemaal het water in. Ik heb die man z’n hele handel ontnomen. Is dat normaal?

Denk daar maar eens over door. Ik vind dat zo leuk. Maar mijn vraag is: ‘Wil jij dat jou identiteit aan het licht komt?’ Want er zijn zoveel mensen die een christelijke rol spelen. En achter die rol zit een verdrietig mens, of iemand die denkt dat als ik dàt doe dan is het stiekem, en ik voel me altijd al zo schuldig, zucht zucht…..

En toch is het God om jouw identiteit te doen, Hij veroordeelt niet. Hij zoekt je gewoon op. Je zit met jezelf in de knoop, en behoorlijk ook, ‘ja, ik doe alles stiekem en ik heb een hekel aan mezelf’. Ja, dat zie Ik wel, mag Ik je e’s leren kennen? Als je vuil bent, maak Ik je schoon, als je gewond bent, zal Ik je verbinden, maar mag ik e’s met je omgaan?

Als je zulke christenen treft dan is dat zó goed voor jezelf, dat is zó weldadig.

Wel-dadig, dat zijn goede daden die God doet aan jou. Anders speel je een rol, en dat is niet echt. En je kunt je identiteit niet ontlopen hoor. Al neem je andere namen aan, een andere persoonlijkheid, of je klimt in een klooster of in de zending. Vluchten kan niet meer. Vlucht niet in christelijke bezigheden. ‘Ik zoek jou, lief kind, mens van Me’. Daar heb je je Vader. Wat kunnen Mij je activiteiten schelen. Je gedoe.

Genesis 21. Ismaël is 12 jaar en Izaäk is 3 jaar geworden. En Ismaël gaat spotten met Izaäk. Waarmee hij nou gespot heeft dat staat niet in de bijbel, maar er is een mogelijkheid. Het woord ‘Izaäk betekent ‘lachen’ en er is een werkwoord in het Hebreeuws dat daar op lijkt en dat is ‘spotten’. Dus hij zal wel met z’n naam gespot hebben.

Niemand zal z’n kind b.v. Heikel noemen, want dan heeft hij op school geen leven. Dat laat je wel uit je hoofd.

Ik herinner me als kind, dat we een jongetje in de buurt hadden die Izaäk heette, en als we die verrot scholden, dan riepen we: ‘I-i-zak-zak-zak’. Dat vonden we leuk. Het kwam zo mooi uit met die naam.

Ismaël zal zoiets dergelijks wel gedaan hebben. Zoals jongens van 12 dat zo goed kunnen doen. ‘Ik ben lekker de oudste’.

Gen. 21:10: Sara wordt kwaad en zegt: ‘Jaag die slavin weg, want de zoon van die slavin erft niet met mijn zoon’. Daar had ze natuurlijk gelijk in. Dat was ook zo. ‘Jaag dat mens weg’. Nou, zegt Abraham, dat vind ik niet leuk. Hij is toch ook een zoon van mij? Er staat: ‘het mishaagde Abraham’, hij baalde daarvan.

Maar God zei: ‘Doe dat nou maar, stuur die slavin weg, maar geef haar wel een heleboel mee, de zoon van die slavin wordt ook een volk, hij is tenslotte een nakomeling van jou’.

Vers 14: ‘De volgende morgen vroeg nam Abraham een brood en een zak water, en gaf het aan Hagar, legde het op haar schouder, alsook haar kind, en Hij  zond haar weg’.

Letterlijk staat er iets mooiers. Hij gaf haar de vrijheid. Dus er zijn natuurlijke christenen die een slavenleven lijden, en dan zegt Abraham: ‘Neem nou de vrijheid, ik onsla je zelfs van het slavinnenschap’.

Je bent vrij!

Wat denk je dat er door Abraham die morgen is heengegaan? Je vrouw, je zoon van 12. Hier heb je een zak water en een groot rond brood. Jochie, pak de hand van je moeder en draag dat brood maar, en dan ziet hij ze uit z’n gezichtsveld verdwijnen. Wat zou er door Abraham zijn heengegaan? Verdriet? Nou, reken maar! Ik verplaats me nu maar even in Hagar, dan sta je daar voor je eigen woestijn, en daar moet je doorheen. Zo heeft elk mens een eigen woestijn, die is haast voor iedereen verschillend, maar het is om te leren afhankelijk te worden, van die wolk boven je hoofd, dat je zegt: ‘Nou, woestijn is een beeld van het natuurlijke leven, het natuurlijke leven geeft mij geen oplossing. Ja, hier een daar een struikje waarvan ik een beetje schaduw heb, een paar vriendelijke mensen, maar ik kom hier om! Ik kan niet vinden wat ik zoek!

Daar sta je dan. Weggestuurd door je man. Hoeveel vrouwen hebben dàt in hun leven meegemaakt. Ontheemd, je thuis kwijt. Verstoten, in ballingschap. In ballingschap is  heel erg, het kan een heel volk overkomen, maar het kan je ook persoonlijk overkomen.

Als je ziel in ballingschap is, probeer dàn maar eens je eigenwaarde terug te vinden, als je verstóten bent. Je kunt er wel tegenin gaan vloeken, maar daarmee vind je je waarde niet terug.

Mozes heeft geleerd afhankelijk te worden, 40 jaar lang. Hij heeft stage gelopen in de woestijn. Leuke werkplek… En wat denk je van Jezus? 40 dagen èn  nachten, en die zijn erger. Dat is een leerproces.

Hager geeft het op (vers 15) en wat doet die verdrietige vrouw? Ze neemt dan het kind – ik noem het maar het kindschap Gods – dat bekaf is, barst van de dorst en het huilt. Ze tilt hem op en loopt er mee naar een struik en gooit hem er onder. Ze loopt dan op een boogschotafstand ver, want ze kan het niet langer aanzien, daar gaat ze zitten huilen, schreeuwen.

Ken je dat? Dat je het kindschap van God in jezelf, dat kind-zijn, onder de struiken gooit? En je jammert het uit, want je bent alles kwijt. Het kind in je, dat op sterven na dood is.

Dáár gaat het mij eigenlijk om. Dat ze schreeuwt. En God slaat altijd acht op mensen die het uitschreeuwen.

Jubelende mensen, die uit hun dak gaan voor de Here Jezus, daar heeft Hij geen boodschap meer aan. Maar Hij let op het zuchten, het steunen en het schreeuwen, en zegt: ‘wat is er joh?’

Sterke mensen kan God niet helpen, want die hebben geen hulp nodig: “Wij doen alles in de kracht van de Heer”. Nou, dan heb je verder niemand nodig. Ze weten niet eens wat de kracht van de Heer is, een of ander powerstation of zo?

Maar let nu eens op waar Hij naar luistert. God luistert naar de jongen! Niet naar het gejammer van Hagar, maar Hij luistert naar dat jochie, want dáár ging het om.

We hebben vanochtend gezongen: ‘U bent de hoogverheven God’ Wij hebben dat in onze ‘club’ veranderd in ‘de ware tóe-genegen God’. Hij neigt Zich naar jou toe. ‘Wat is er joh, vertel het’. Hij luisterde dus naar dat jongetje. Want waarom jammerde Hagar? Uit frustratie, ze was daar toch maar weggetrapt. Uit woede, verdriet, wanhoop, aangedaan onrecht. Jaloezie, haat tegen Sara. Ja, wie weet wat er dan allemaal door je hoofd speelt.

Als dat allemaal een rol speelt, weet je wat er dan gebeurt, met die tranen in je ogen? Dan raak je blind. En wat zie je dan niet meer? De bron! Dàt staat er.

En de Engel Gods riep van de hemel en zei: “Wat is er Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is, sta op”.

Dus opstaan! En dan komt het. “Neem die jongen op, pak dat kind van de belofte op, – en dan staat er heel lief – en houd hem vast met de hand”. Dat staat niet voor niets in dat verhaal. Houd dat kindje vast, zoek dat kind in jezelf op.

“En toen opende God haar ogen en ze zag een waterput”. Die put was er al, maar als je zo gefrustreerd bent, zie je de bron ook niet meer.

God opent dus je ogen voor een bron in de woestijn. Volgens de moslimtraditie bevindt deze put – waar hier over gesproken wordt – zich precies in het hartje van Mekka. Die heet Zemzem, de grote moskee.

Met andere woorden: je kunt vlak bij een bron zitten, en het niet zien. Je kunt zó blind in de duisternis rond strompelen en struikelen, dat je overal over valt. Dat zijn de ergernissen, maar je ziet dan de bron niet.

Het is Jezus ook overkomen. Hij is de bron des Levens. En er waren allemaal blinden om Hem heen, die zich kapot ergerden aan Hem. En ergernissen, waar je over valt, waar je je kwaad over maakt, sluiten je ogen voor de bron. Dat zijn allemaal gelovigen naar het vlees, van geslacht op geslacht. Ze stonden om Hem heen en zagen niet dat Hij de bron des Levens was. Dat kan zelfs hier in de gemeente zijn, je hoort niets en je ziet niets. Petrus noemt dat ‘kortzichtig’, bijziend, je bent alleen maar met je ‘eigen’ bezig.

God opende haar ogen. Je ziet de bron, je haalt water, je voedt het dorstige kind van God in je, dan kom je weer tot leven.

Leef je uit Zijn Geest, of liever: ‘in Zijn Geest’?

 

Vraag: ‘waar ben je druk mee, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe?’

Wil je kijken? Wil je gezien worden? Wil je leren zien? Enfin, wat er ook allemaal is, is het je diepste wens om ook vol van genade te worden? Laat het dan áán je geschieden.

(Duurt Sikkens / sept. 2006 / Groningen)

 

 

Gods openbaring in ons (Duurt 29-09-2013)

Gods openbaring in ons

Ik ben de laatste tijd aan het nadenken over het volgende:

Jesaja 49:9. …om tegen gevangenen te zeggen: Ga uit! En wie in de duisternis zijn: Kom tevoorschijn!

Als je dus tegen gevangenen zegt: ‘kom er uit’, dan zitten ze dus ergens in.

En ik weet niet waar je in kan zitten, maar je kan overal in zitten wat jou gevangen houdt.

Denk eens aan de zorgen, gewoon je zorgen. Dat je helemaal ingeklemd zit in de zorgen voor  je leven, de kinderen… Van alles wat je ingeklemd houdt.

Ook de toekomst. Daar kun je in gevangen zitten. En ondertussen zit je vast!

Want dat geldt ook voor gevangenen, ze zitten vást.

Als ze tegen je zeggen: ‘m’n vader zit vast’, dan weet je al hoe ver het is.

En daar wordt tegen gezegd: ‘kom er nou eens uit; laat dat nou eens los, dan zul je ook los gelaten worden’.

Dat is ingrijpend in je leven hoor, want het kan van alles zijn wat jou vasthoudt.

Je kunt achter de tralies van de zorgen zitten, maar het gaat mij om het tweede stuk van deze tekst. Tegen hen die in de duisternis zijn.

Dus die mensen zitten in het donker.

Toen ik in het natuurlijke leven leefde, zat ik inderdaad echt helemaal in het donker. Ik zag ook geen uitweg en ik zag ook helemaal geen licht. En hoe kom je daar nou? Er was wel licht, maar ik zag het helemaal niet. Dan staat er geschreven: Kom tevoorschijn!

Nou staat er in het Hebreeuws: wordt geopenbaard. Dat is wel iets heel moois.

Wordt geopenbaard. Dus dan verdwijnt er iets waar je àchter zit.

Die sluier, die doek, die muur e.d., wordt weggehaald; want er staat: wordt geopenbaard!  Dus het is een ànder die het doet. Het boek Openbaring van Johannes begint ook met de woorden: Openbaring van Jezus Christus.

Dat is een prachtige uitdrukking. Zó begint dat boek. Dus de Christus wordt lang-zamerhand openbaar.

Wordt geopenbaard.

Van de antichrist wordt gezegd: dat hij zich openbaart. Dat is een gróót verschil.

De één wórdt geopenbaard, daar komt een ander aan te pas; en de antichrist openbaart zichzélf; hij laat aan zich zien, staat er geschreven, dat hij God is.

In de vertaling staat dat hij ‘een’ God is, maar dat woordje ‘een’ staat er helemaal niet.

Dus hij laat zien dat hij God is.

En op het moment dat hij zich laat zien, dan loopt de wereld achter hem aan.

Want wat is nou eigenlijk openbaren?

Daar is iets heel merkwaardigs mee aan de hand, want God heeft Zich geopen-baard in Zijn volgelingen, in Jezus als eerste. Laten we Hem maar als voorbeeld nemen.

En hoe zag Hij er uit? Helemaal niet als een stralende gestalte die daar wapperend door de steden liep, met opgeheven handen en halleluja brullend. Hij was een doodgewoon mens.

Dus het mooie van God is, dat als Hij Zich openbaart, dat dan doet in onaanzienlijke mensen; in doodgewone mensen zoals jullie en ik.

Dus tegelijkertijd wordt de openbaring van God verborgen gehouden in je mens-zijn.

Dan kun je dus nagaan waar God nu mee bezig is in ons.

Dat heeft Hij me laatst eens verteld: Ik ben bezig Mijzelf te openbaren in de mensen.

Toen heb ik daar eens flink over nagedacht.

En Johannes schrijft in één van z’n briefjes: thans is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen.

Dat is een merkwaardige tekst: thans is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Als het nog niet geopenbaard is, is het wel in het verborgene in ons aanwezig. Het is er wel, maar het is nog niet naar buiten gekomen.

En hoe openbaarde Jezus nou het wezen van z’n Vader? In z’n handel en in z’n wandel; in z’n woorden, wat Hij zei, zodat, als Hij wat zei, sommige mensen verrast opkeken: ‘wat zegt’ie me daar? ‘Ik ben de Weg’. Waar heeft die man het over…?

En Ik ben ook de Waarheid.

Nou nou, sommigen waren verrast en gingen Hem volgen, ze sloten zich aan, en anderen wezen naar hun voorhoofd….

Jezus zegt ook een keer bij de genezing van een mens, hij was hartstikke ziek en blind, en de discipelen vroegen Hem toen: ‘wie heeft er nou gezondigd, hij of z’n ouders?’

Natuurlijk een stomme vraag; maar goed, als je nou eenmaal bent opgevoed met zondebesef, dan is dat een voor de hand liggende vraag.

Ik weet niet of jullie nog zitten met het zondebesef, nou, maai het maar af hoor, en gooi het maar op de vuilstort.

En wat kan schuldbesef diep zitten bij een mens….; dat je je schuldig voelt, want je moet toch iets dóen. Je mag niet niksen.., je mag niet een keer hangen…; ga eens wat dóen…..!

Dat schuldbesef zit zó verschrikkelijk diep.

Als je dat hebt, dan is dat altijd weer een motor om van alles te gáán doen waar God niet om gevraagd heeft.

Maar bij die genezing zegt Jezus: De werken Góds moesten in hem openbaar komen.

Zó, daar heb je het geheim! Hij openbaart de werken van God!

En dát is nou openbaring! Het werk van God laten zien, wat Hij dóet.

Er is verschrikkelijk veel gebeden voor lichamelijke genezing, dat heeft nooit geholpen, dus we zijn op de verkeerde weg geweest…, in sommige gevallen wèl hoor, maar niet over het algemeen.

Het begint in de geest; en dáár zit het geheim; in de geest van jou. In jouw gedachtenwereld zijn beloften gezaaid, dat begint op te komen, dat krijgt blad, bloem, kleur, en van lieverlee wordt je geest langzamerhand vervuld van het wezen van God.

Daar plukt jouw ziel grote voordelen van, want je bloeit helemaal op als mens. Maar dáár gaat het niet om.

Geest, ziel en lichaam, laten we maar rustig die volgorde aanhouden.

Als God nou zegt: kom tevoorschijn, dan is de vraag: heb je de moed om geopen-baard te wórden; en dat tegelijkertijd te verstoppen in je mens-zijn.

Heb je dus de moed om geopenbaard te worden? Hoe zou je het vinden? Want daar wacht de hele schepping op.

In Romeinen 8:19 staat: Met reikhalzend verlangen…, zie je ze de nek strekken? Reikhalzend, uitkijkend naar…,

….wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods.

Dus de hele schepping wacht op ons.

Wil je geopenbaard worden? 

Er staat ook ergens in Openbaring, dat de  schepping in barensnood is.

Wil je geopenbaard worden?

Heb je de moed en de durf, want op het moment dat jij daarvoor kiest en zegt:

‘ik kies daarvoor, ik wil de woorden Gods openbaren; ik wil ook de werken van God openbaren’, dan krijg je met een enorme tegenstander te doen. Echt waar!

En daarom praat Paulus daar ook over.

De schepping kraakt in al haar delen; ze is in barensnood. Dus niet alleen de vrouw van Jezus is in barensnood (Openb. 12), maar de héle schepping kreunt en zucht omdat de duivel het werk van God in ons wil tegenhouden. Dat is zijn hele doel.

Dus als je elke zondag trouw naar de gemeente gaat, en je luistert naar de preek, en je zegt: mooi hoor, leuke liedjes, en je suft weer verder in, dan wordt er nóóit iets geopenbaard.

Maar als er in jou het verlangen zit, en de aangeblazen hoop, als het verlangen in jou aanwezig is om geopenbaard te wórden, dan krijg je met een gruwelijke tegenstander te maken, maar tegelijkertijd begint de heerlijkheid Gods zich in jou te manifesteren.

 

Een korte bijdrage tijdens de ochtenddienst door

Duurt Sikkens  op 29-09-2013

 

 

Gods olie en dauw in ons maakt één (Duurt 31-03-2013)

Gods olie en dauw in ons maakt één

 

Goede morgen broeders en zusters, gestorven, als het goed is, en opgestaan.

Opgestaan tussen de doden van deze wereld uit.

We gaan maar rustig door met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der Hemelen.

Dat wil ik doen aan de hand van

Psalm 133, een bedevaartslied van David.

Zie, hoe goed en hoe liefelijk het is, als broeders ook tezamen wonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neer-vloeiende op de baard van Aäron, die

neergolft op de zoom van zijn klederen.

Het is als de dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, leven tot in eeuwigheid.

Er staat: bedevaartslied. Maar in het Hebreeuws staat er: lied van de opstijgingen.

Dus wij zijn niet alleen met Hem gestorven en opgestaan, maar we zijn ook opge-stegen.

In Hem zijn wij in de hemel gekomen, want dát is onze woonplaats. We zijn opgestegen.

Je bent nl. het geestelijke Jeruzalem; daar woon je niet, je bènt het, en God woont daar. Hij woont in ons.

En je bent broers en zusters geworden, je zou elkaar op aarde nooit getroffen hebben, denk ik, maar je bent broers en zusters geworden omdat je een nieuwe Vader en een nieuwe Moeder hebt.

Dat is toch prachtig? Toen je opnieuw geboren bent, waren de handen van je Vader om je lijf, en je Moeder om je hoofd.

Dát maakt je tot broers en zusters. Dat is het wat ons onderling verbindt.

Dat samenwonen van die psalm heb ik nooit begrepen; waarom samenwonen nou vergeleken wordt met de zalving van de hogepriester, en met de dauw van de Hermon; wat heeft dat nou met elkaar te maken?

Samenwonen – olie – dauw…

Laten we maar eens gaan kijken.

Samenwonen betekent gewoon: in harmonie; met elkaar in overeenstemming.

Zijn we dat? Ben je met elkaar in overeen-stemming?

Want je bent verzameld uit alle wind-streken; verzameld èn bijéén gebracht.

Bij één gebracht; bij God zèlf gebracht.

En daar wonen we, en Hij woont daar.

De Naardense bijbel vertaalt het met: eendracht.

Met dit woord ‘eendracht’ is iets merk-waardigs aan de hand. Dracht komt van dragen. Het betekent ook ‘drachtig zijn’. Een baby dragen, zwanger zijn; het heeft allemaal met elkaar te maken.

Het tegengestelde van eendracht is tweedracht. Daar moet je voor oppassen.

Want dan ben je van twee in verwachting.

Dat doet me denken aan Rebecca, de vrouw van Jacob.

Rebecca droeg een tweeling. En in die baarmoeder botsten die twee baby’s tegen elkaar aan. Dat voelde ze.

Ze dacht: wat gebeurt me nou? En ze gaat de tent uit, zoekt het aangezicht van God en ze vraagt: ‘wat is dit?’ Die baby’s botsen in mijn baarmoeder, hoe kan dat?

Toen kreeg ze van God een merkwaardig antwoord: Twee volken zullen zich scheiden uit uw lichaam.

Die twee baby’s zijn uit dezelfde baar-moeder gekomen; opgevoed in dezelfde tent, dezelfde vader en moeder, en tóch zullen volken zich scheiden, de Jacobs

en de Ezau’s.

Er is een groot verschil tussen de

Jacobs en de Ezau’s.

Jacob betekent ‘integer’, hij was oprecht; het is ook vertaald met ‘huiselijk’.

Jacob was dus een integere vent, onkreukbaar, huiselijk, altijd bij die tent.

Maar Ezau was een jager, altijd aan de zwerf.

Je hebt veel van die jagers in het volle evangelie, tjonge jonge. Vooral dank zij Paulus, die zei ergens: ik jaag naar die volmaaktheid….

Nou, dat heeft al heel wat slachtoffers opgeleverd hoor.

Paulus joeg ook. Aan het eind van z’n leven wordt hij een stuk rustiger.

Maar dat jagen, met volle agenda’s, is eigenlijk geen leven. Je wòrdt geleefd!

En God is ook geen jager; Hij is een wandelaar. Henoch wandelde met God; nou, dan gaat God niet hardlopen.

God is een wandelaar. Dat is een mooie gedachte.

Dus niks jagen!

De Jacobs en de Ezau’s.

Van het woord ‘Ezau’ komt ook het woord ‘Edom’.  Dat betekent precies hetzelfde.

De Edomieten waren een volk dat van Ezau afstamden.

De Edomieten stonden in het oude testament bekend om hun superieure wijsheid; geweldig wijs! En daarmee maakten ze ook indruk: ‘Hoor mij eens in mijn grote wijsheid…’.

Maar Maleachi, de laatste profeet van het oude verbond, zegt iets heel anders over Edom. Hij zegt: ‘Edom is het gebied der goddeloosheid’. En goddeloos is los van God.

Dus die wijsheid van de Edomieten was aardse wijsheid.

Aards! En wat heb ik aan aardse wijsheid in de hemel. De wijsheid Gods is niet aards. En God zegt zelf, bij een andere profeet: ze stapelen grote woorden tegen Mij op.

Dus God ziet dat aan, en er komen geweldige grote woorden van Edom naar Hem toe. Gewoon een grote mond! En dat is tégen God.

De tempel werd in 586 v.Chr. verwoest, de stad ook, dat was verschrikkelijk, een stad in puin; denk eens aan Aleppo, zo gruwelijk.

En de Edomieten zagen met leedvermaak hoe die tempel werd verwoest. En ze zagen met leedvermaak het verdriet van de Jacobieten. Ja, als je valt, staat hij te juichen. Daar heb je dus Edom. Daar heb je Ezau.

In wezen, want hij noemt zich broer, is het een valse broer. Edom staat mode,l in allerlei profetieën in het oude verbond, voor de valse broederkerk.

Wat een uitdrukking: broederkerk, en dan nog vals ook.

En vals betekent: ‘net echt’, pseudo; net als valse christenen.

Het woord ‘vals’ is niet helemaal correct, het is ‘net echt’. Ze lijken zó veel op ons.

In woord en daad. Maar in wezen deugen ze niet.

In Ps. 133: 2 staat: Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neervloeiend op de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van z’n kleren.

Wat gebeurt daar?

Olie is zeldzaam kostelijk, het was ook zwaar bewerkelijk voordat je dat goed bereid had, want het moest ook puur en zuiver zijn.

Olie is een prachtig beeld van de Geest van God. Olie, en niet iets anders.

Dus van Zijn Geest, dat is het dierbaarste wat God heeft. Meer heeft Hij niet.

Het is ook het mooiste wat Hij heeft.

Notabene van zijn Geest! Waar ze veertig eeuwen in het oude verbond naar hebben uitgekeken. Vierduizend jaar!

Al die profeten hebben uitgekeken naar Zijn Geest! En jij bent ermee gedoopt!

En jaloers dat ze zijn! Dat ons dat tijdens ons aardse leven overkomt.

Even iets over olie. Daar maakten ze bijv. broodkoeken van, geoliede broodkoeken.

Brood is altijd een beeld van het Woord. Als het geolied is, betekent het, dat het woord dat je spreekt, Geest in zich heeft! Het zijn niet zomaar wat losse woorden, het is Geest! En waar de Geest is, is leven. Die woorden zijn doordrenkt van het leven van God. Dát zijn je woorden.

Dus: wàt zeg je?

In die gelijkenis van de barmhartige Samaritaan staat één woord, dat verder nergens  in de bijbel staat, maar die man goot olie op de wonden van die in elkaar geslagen kerel.

Voor het woord ‘wond’ staat ‘trauma’. Dat is een bekend woord, dat zijn altijd gewelddadige inwerkingen van buiten af.  Maar hier sloeg het op het lichaam; maar het slaat natuurlijk ook op je geest.

Hoeveel trauma’s kun je wel niet hebben? Waar zit je mee, met diepe wonden soms.

Wat héél was, is kapot geslagen.

Er zijn zóveel soorten trauma’s, dat is niet te tellen. En wat gebeurt er met olie?

Olie wordt daarin gegoten. Dat is de Geest van God.

Je spreekt troostrijke woorden; het is zo verzachtend wat je zegt. Want die olie heelt. De Geest van God heelt wat gebroken is, wat stuk is, waar met geweld op ingebeukt is. En toch behandel je die wonden met de Geest.

En olie werd en wordt ook gebruikt als lampenolie. De dwaze maagden verzamelden niks. Alleen het lampje brandde wat, halleluja…, en toen het er op aankwam, hadden ze geen olie.

Olie is een beeld van de kennis die je hebt van de onzienlijke dingen; kennis van het wezen van de Vader.

En dat hadden ze niet meer, het waren echt dwaze maagden.

In het Grieks staat er voor het woord ‘dwaas’: afgestompt.

Ze sjouwden elke zondag naar de club, en ze zongen een lied, en ze dronken een glas, deden een plas, en lieten de zaak zoals die was.

Een beetje zingen, een beetje dansen…, er is nooit kennis verzameld. Terwijl Jezus dagelijks in de tempel was om te leren!

Elke dag leerde Hij, om het volk te vullen met de kennis van Zijn Vader.

Trouwens, wij zitten ook dagelijks in de tempel; we zijn dagelijks de tempel, en we hebben ook een leraar, de heilige Geest; en die leert ons dagelijks over de dingen Gods.

Hij neemt het uit wat Jezus heeft, want alle dingen zijn Hem overgegeven, die Geest spreekt niet uit zichzelf hoor, Hij néémt het uit wat de Zoon heeft en geeft het aan ons.

Dus als je goed bent afgestemd op de bezittingen van de Heer, dan verrijk je je kennis hoor.

Die lampolie verspreidt ook licht; en wat voor licht is dat?

Ze zeggen wel eens: ‘joh, laat jij je licht eens schijnen op dat probleem’.

Nou, dan moet jij dus je licht laten schijnen op dat probleem.

Maar dit licht is Gods licht!

Johannes is de enige die het noemt. Hij heeft het over ‘het waarachtige licht’, het ‘echte’ licht. En laat het èchte licht van God nou eens over de mensen schijnen.

Hoe God over de mens denkt. Wat Hij van jou vindt. Vertel het maar!

Misschien tegen beter weten in; ook tegen uiterlijke schijn in. Maar dat je iemand raakt tot  in de kern van z’n bestaan en dàt noemt. Dàt is waarachtig licht.

En bovendien heeft die olie ook een heerlijke geur, het ruikt lekker.

Paulus vermeldt dat een keer, dan heeft hij het over de geur van Christus.

Dus mensen die met jou in aanraking komen, zeggen: dat ruikt goed.

Maar vooral is olie, in de bijbel, en dat spreekt mij erg aan, een beeld van volheid, en een beeld van tederheid.

En dàt is een kernwoord over het karakter van God, Zijn tederheid.

Wàt een eigenschap. Dat wordt zo vaak genoemd in de Psalmen. Zijn tedere liefde.

En door die Geest worden wij één.

Jij bent één, ik ben één, nou, dan zijn we samen één. En als jullie allemaal dat ook zijn, dan zijn we allemaal één.

Dát is de eenheid die God zoekt.

Het maakt een eind aan je innerlijke verdeeldheid.

Je kan van binnen zó verdeeld zijn; over jezelf bijvoorbeeld, wat je van jezelf vindt. Dan botst dat, dan weer negatief, en dan weer positief. Totdat het allemaal tot rust komt, en jij één wordt.

Door de ogen van je Vader bekeken, voel je hoe Hij over je denkt.

Dan lees je hier: olie op het hoofd. Ik zie dat voor me. Daar staat Aäron, een hand met een kruikje boven z’n hoofd; want die Psalm is doortrokken van de gedachte: alle zegen komt van boven. Dat kruikje met olie begint heel voorzichtig, druppels-gewijs te schenken op het hoofd van Aäron.

Dus geen plens over die hele gestalte heen, dat is geen Geestesdoop.

Maar heel voorzichtig, en vooral: op het hoofd.

Dat betekent: vernieuwing van denken.

Het denken wordt vernieuwd. En dat gebeurt heel voorzichtig, en in het begin heel klein. De eerste gedachte alleen al over God is goed!

Als die gedachte toch post vat in je denken: God is hartstikke goed, als dat doordringt, dan word je daar langzamer-hand mee vervuld. Dàt doet die olie.

De vernieuwing van denken begint bij het hoofd.

En Aäron is een beeld van Jezus, zegt de Hebreeënschrijver. Jezus is het Hoofd, en wij zijn het lichaam.

Dus vanuit het Hoofd worden wij langzamerhand helemaal, tot aan de zomen van onze kleren, doordrenkt met de vernieuwende gedachten van God.

Die nieuwe gedachten maken jou ook nieuw.  Een andere vertaling luidt: ze verjongen je.

Kijk, m’n bast wordt ouder en op den duur slijt dat natuurlijk, en het houdt een keer op. Maar m’n geest…, man..; vroeger was ik geestelijk ouder dan nu, als je begrijpt wat ik bedoel.

Toen ik een puber was, voelde ik me verschrikkelijk oud; ik vond er ook niks meer aan, dat hele leven niet.

Daar ben ik van genezen, en ik merk dat ik steeds jonger begin te denken.

Die vernieuwing van denken is zó iets moois!

Als Jezus gedoopt wordt met de heilige Geest, dan ziet Johannes de Doper een visioen. En in dat visioen daalt er een duif neer op het hoofd van Jezus. Het was een duivin, een vrouwelijke duif. Dus de Geest is vrouwelijk. Dat is dus even nadenken.

Toen de Geest van God zweefde boven de wateren, kun je ook lezen: broeden. En dat doet een vrouwtjesvogel.

Geest is in het Hebreeuws ook vrouwelijk.

Dat is echt een doordenker.

Het betekent dat die geest van ons een vrouw maakt, een moeder, en dat klopt, want wij zijn de vrouw van Jezus; echt waar, Zijn vrouw. Prachtig hè? Waar Hij samen mee wandelt en optrekt en alles deelt. Zijn vrouw, elkaar aankijken, van gedachten wisselen, wat mooi!

Dus vrouwelijk. En tegelijkertijd krijgt ze kinderen, ze wordt een moeder, dat is onze moeder.

Wat een mooi beeld!

Uiteindelijk maakt die Geest van de mensheid de vrouw van God, maar dat duurt nog lang. Dat is die z.g. bruiloft van het Lam.

Dan viert Hij z’n feest met Degene die Hij altijd z’n Vader heeft genoemd; en daarna noem je Hem je Man.

Ps. 133:3: Ook een merkwaardige tekst. Dus die eenheid, die eendrachtigheid van ons, komt door de Geest. Dat is een duidelijk beeld. En nou die tweede, de Hermon.

Hermon en Sion liggen een aardig eind uit elkaar. Hermon ligt in het uiterste noorden, en Sion, Jeruzalem, ligt beneden het midden. Daar zitten dus wel honderden kilometers tussen. Hoe moet die dauw van de Hermon dan op die heuveltjes van Sion terecht komen?

Dat gaat niet. Dat is onmogelijk.

En de Hermon is een met eeuwige sneeuw bedekte berg in de Libanon. Een prachtig gezicht.

Het woord Libanon betekent ‘wit’. Dat doet alsmaar denken aan die met sneeuw bedekte bergtoppen.

Maar Hermon betekent letterlijk: heilige plaats. Dat moet dan de plek zijn waar God woont. Nou woont Hij niet op een berg, zoals Zeus, maar het gaat om het begrip ‘heilige plaats’, de plaats waar God woont.

Hosea praat vele malen over de Libanon.

Hij prijst de Libanon. Ook in het Hooglied van Salomo komt vaak het woord Libanon voor. Daal af van de Libanon, bruid, kom uit het witte, kom uit de onschuld tevoor-schijn, en we zullen elkaar zien.

Hosea heeft het over de geuren van de Libanon, het ruikt daar zo lekker.

De groeikracht van die enorme ceders die daar staan.

Ik weet niet of je wel eens een ceder gezien hebt; in Zuid Frankrijk hebben we ze gezien, nou, dat zijn knoepers van bomen. Sommige takken worden dan nog ondersteund, dat zijn dan ook bomen op zich, geweldige grote bomen.

En Hosea heeft het zelfs ook over de wijn van de Libanon; heerlijke wijn. Dus die Libanon wordt uitbundig geprezen.

Geur, groeikracht en wijn, combineer dat eens; dan krijg je toch een beeld van Gods heerlijkheid?

En wat is Gods heerlijkheid? Dat is Zijn aanwezigheid in mensen. Dát is Zijn heerlijkheid. Dat dát leven ook geopen-baard kan worden. Dáár is het wachten op. Gods wezen in mensen!

Die machtige ceders zijn dus heel beroemd. Salomo bouwde een tempel, daar moest het volk trouwens krom voor liggen hoor, ja, je moet toch ergens geld vandaan halen.

In die tempel hadden ze een zuilengalerij, en die was helemaal opgetrokken uit stammen van ceders. De galerij heette ook: ’woud van de Libanon’. Allemaal even mooi en even prachtig.

Een vriend van me, een timmerman, liet me 2 weken geleden een stuk cederhout zien van een oude gesloopte deur. Ik zei: wat is dat mooi en licht. Hij zei: weet je wat het allermooiste is? Het rot niet!

Dus vergelijk jezelf  maar met cederhout. Je rot niet, dat is toch mooi!

Het is ook heel goed tegen motten. Doe maar een stukje cederhout in de linnen-kast, en je ziet geen mot.

Het is motwerend. Jezus zou zeggen: de mot kan er niet bij.

Trouwens, ze maken ook wel potloden van cederhout.

En larven kunnen zich er ook niet invreten. Een larve is een beeld van een ongees-telijk mens, en die heeft daar geen deel aan.

Cederhout is een altijd groene boom. Je verdort niet.

En dan die dauw van de Hermon. Dauw van de heilige plaats.

Dus Hermon is heilige plaats, en de dauw daalt uit Gods plaats neer op Sion, van boven naar beneden.

En diezelfde profeet Hosea zegt ook dat God zegt: Ik zal zijn als dauw voor Israël.

U bent onze dauw! Zó, dat is wat!

Die dauw gaat van hoog naar laag. Dat is nou een beeld van de genade van God.

Als je genade vergelijkt met dauw, dan gaat alle strengheid uit dat woord.

Als er wordt gezegd (met het vingertje omhoog): het is alléén maar genade hoor…., man, waar heb je het over? Je weet niet eens wat je zegt.

Maar wat is het heerlijk fris en mooi als je het vergelijkt met dauw; deze tedere liefde.

En die dauw maakt jou vruchtbaar; en de vruchten die er zijn, rijpen ook door de dauw. Dat is een heel mooi proces.

Elke ochtend is er weer die dauw.

Mozes zegende een keer alle stammen van het volk Israël in de woestijn, en als  hij bij Jozef komt, dan schiet hij haast uit z’n slof, zulke mooie dingen zegt hij over Jozef.

Jozef was een man naar Gods hart. En Jozef is ook altijd een beeld geweest van Jezus Christus.

Maar hij zegt tegen Jozef: Je bent gezegend met de kostelijkste gaven van de hemel. Nou, wat moet dát nou wezen? Dat staat er achter: de dauw.

De kostelijkste gave van God, Zijn Geest, wordt vergeleken met die dauw. Wat is dat zacht en teer; wat is dat onhoorbaar.

Dát is de Geest! De Geest gaat niet gepaard met lawaai en getier…, en: ‘in de naam van Jezus…’, al dat gedoe.

Denk eens aan de uitstoring van de heilige Geest, ik maak even een zijsprong.

Hand. 2 beschrijft, de uitstorting van de heilige Geest.

De Geest wilde neerdalen op die mensen, en wat voor geluid komt er dan ineens?

Waar iedereen op af komt? Een geweldige windvlaag!

Nou, dat is de Geest van God ècht niet.

Ja maar, dat staat er toch? Maar wie zou dat dan wezen?

Er staat in het Engels violent, dat is woedend, gewelddadig.

Dat is dus de tegenwerking van de boze! Reken maar dat hij altijd probeert om tegen te houden dat iemand gedoopt wordt met Gods Geest.

Dus er komt een windvlaag…, en iedereen er op af!

Een raar geluid is dat hoor, je zou je kapot schrikken als je het hier hoorde.

En toch gaat de Geest onverstoorbaar z’n gang, en Hij daalt neer op de discipelen en de mensen die daar bij elkaar zijn.

Dát doet de dauw. Zachtjes, stilletjes, zó mooi!

Jesaja zegt ook iets heel merkwaardigs. Dat moet ik even uitleggen.

Hij zegt tegen de Israëlieten: Jullie dauw is een dauw van lichten.

Dus licht en dauw heeft wat met elkaar te maken.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: een dauw van morgens.

Het morgenlicht breekt aan als dauw. En dan staat er achter:  …en die zal aan de doden geboorte geven.

Dus jullie dauw geeft aan de doden geboorte. Zó! Dat de doden opgewekt worden. En dat doen jouw woorden.

Als jij het evangelie van onze Heer vertelt, dan breng je ze tot geboorte.

De doden staan dan op.

Aan het eind van het duizendjarig Rijk staat alles op, maar vóór die tijd kunnen mensen al opstaan, want je bent zelf ook opgestaan door de prediking.

Dus een geboorte van de doden! Wat een kostelijk evangelie!

We wekken de mensen tot Leven! Ze gaan leven, heel voorzichtig, maar het leven komt

Ik wil het nóg wel sterker zeggen, dat zegt Micha: je wórdt dauw!

Je krijgt niet alleen dauw, het daalt niet alleen op je neer, je wórdt dauw.

De olie komt van boven en daalt op je neer…, je wórdt  olie!

In één van de profeten wordt in een visioen gesproken over de zonen der olie.

Dát staat er in het Hebreeuws.

Wij wórden dauw, wij wórden Zijn olie.

En als je het niet gelooft, dan zegt Micha: de rest van Jacob (dus niet van Ezau) zal temidden van vele volken zijn als de dauw van de Heer.

Je bènt dauw! Je bènt olie.

Ik vind het wel ontroerend dat je Gods dauw en olie bent. Wat gaat er door Hem heen als jij dat beseft.

Als jij beseft dat je bent wie Hij is!

In Psalm 110: 43b staat zo’n merk-waardige tekst: In heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van uw jonge mannen op.

De dageraad is dè vrouw, en schoot betekent tederheid, dus uit die tederheid worden zonen geboren, dat gaat vanzelf; onder grote druk, maar het gebeurt.

En hoe heten die zonen? Dauw! Daar heb je de dauw van de Vader.

Psalm 110 is trouwens een schitterende psalm.

De dauw van uw jonge mannen; dat is toch kostelijk! Ik denk dat dit Gods kostbaarste schat is.

Het mooiste en het dierbaarste wat Hij heeft.  De Christus in ons. Dat is Gods heerlijkheid.

Dus olie en dauw zijn beelden van de heilige Geest. Leven voor eeuwig.

Maar ik las in de Hebreeuwse bijbel dat het ook betekent: Leven voor de eeuwigen.

 

Wij zijn eeuwigen. De tijd is voorbij.

Kijk eens naar elkaar, links en rechts van je, kijk elkaar eens in de ogen, dan lees je toch dat geheim waar je je zó over verheugd: De Christus in ons. Het is niet te geloven, maar het is toch gebeurd.

Het is zo ontroerend; en dat is het wat je verenigt. Dát is het waardoor wij één zijn.

Je héle leven bestaat uit olie en dauw voor de mensen om je heen.

Als je dát beseft, dan wil je geen Ezau meer zijn, maar een Jacob. Wandelend met God.

Onverstoorbaar af op dat prachtige eind-doel: De Christus in ons!

Daar wacht de schepping op. Het is voor ons een prikkel dat zij wachten.

Wij gaan dus onverstoorbaar met deze leer verder. Zó mooi en zó sterk.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 31-03-2013

 

 

Gods liefde (Duurt 08-07-2007)

Gods liefde 1 Cor. 13:11 Gods liefde

Toen ik vroeger Nederlands studeerde had ik een leraar die ons het begrip “close reading” bij bracht. Dat betekent dat je een tekst van heel dichtbij goed bestudeert. Het was mijn favoriete vak, vooral met poëzie. Je probeerde héél dicht bij die tekst te komen. Als het ware in de huid van de taal te kruipen, in de huid van de dichter(es). En dan de beelden, die gebruikt werden, te zoeken, en het waarom. Enfin, alles had de bedoeling om er achter te komen wat de dichter met dit door hem/haar geschreven gedicht bedoelde.

Een dominee, die me op datzelfde spoor zette, iemand van de Hezenberg, dominee de Klerk, een prachtige man, een echte pastor, (hij heeft Mariet nog de handen opgelegd voor de Geestesdoop, een ontroerend, vriendelijke man), deed dat met Bijbelteksten. Zo van: ‘Kijk, dit lees je, maar je leest er zo gemakkelijk overheen, je hebt het zo vaak gelezen, maar wat stáát er nou, wat is nou de bedoeling’. Want anders krijg je allemaal mensen die teksten van een ander gaan herhalen: “In de bijbel staat”, en dan begint de ellende.

Maar die man of vrouw, die dat geschreven heeft, hebben die gedachte eerst gehad, en dat omgezet in taal. En het gaat er nu om dat je die gedachten-wereld  leert kennen. Want hoe zul je ooit de kop van de slang vermorzelen als zijn gedachten je onbekend zijn. Wanneer je je verdiept in de gedachtenwereld Gods, dan ontzenuw/ontkracht je vanzelf de verkeerde gedachtenwereld, en de heilige Geest is het die ons daarin leidt. Dat heb ik me dus eigen gemaakt en dat vind ik nog steeds prachtig.

In Luc. 10:25 staat dat er iemand bij Jezus komt en Hem vraagt: ‘hoe kan ik het eeuwige leven beërven, wat moet ik er voor doen’. Er staat zelfs dat hij opstond om Jezus te verzoeken. Dat is wat! Heb jij  wel eens meegemaakt dat er iemand opstaat om jou te verzoeken? Dat is erg hoor, dat is trachten te verleiden, tot een verkeerde uitspraak o.i.d.

Jezus beantwoord deze vraag met een wedervraag. Dat doet Hij vaker. Hij kijkt die man eens aan en zegt: ‘Hoe lees jij?’ Hoe lees jij wat je leest?                           

 

 

Ik ken genoeg mensen die zeggen: ‘Ja, het stond in de krant, dus is het waar’. En: ‘Het was voor de t.v. en dus is het waar’. En ‘de voorganger heeft het zelf gezegd’.

Nou en! Dit zijn mensen die zelf niet denken.

In Lucas 6:48 staat een voorbeeld. Het beroerde is dat daar een kinderliedje van gemaakt is. De grootste geestelijke ramp wordt hier door Jezus beschreven over de wijze man die zijn huis op een rots bouwt en een dwaze op het zand.

Een kinderliedje!…. Niet te geloven, met allemaal bewegingen, en het gáát me hier toch om een geestelijke sunami.

Maar er staat dat Jezus zegt: ‘Weet je wat iemand is wie Mij hoort en het ook doet? Dat is natuurlijk wel een verschil. Wij horen zóveel, maar doe je het ook? Dat is hetzelfde als een man, en dan staat hier in deze vertaling, die diep gegraven heeft. In het Grieks staat er: ‘dat is een man die hoort en doet wat Ik zeg en die groef en verdiepte.

Kijk, dat geeft er toch meer accent aan. Dit ontdek je met “close reading”.

Sommige mensen schoffelen een beetje aan de oppervlakte, maar anderen gaan graven en die verdiepen dat steeds verder. Want ze willen ergens terecht komen, op het geheim waarop je bouwt.

Dit “close reading” wil ik  nu eens gaan doen met 1 Cor. 13. Een grijs gelezen hoofdstuk. Wat heb ik dat toch vaak horen voorlezen.

Dit hoofdstuk gaat over Gods liefde. Het gaat niet over de natuurlijke, menselijke liefde. Het gaat over de liefde van God. Dus je kunt net zo goed i.p.v. het woordje ‘liefde’ God lezen. Er staat: ‘als ik de liefde niet heb, dan ben ik niets, dus als je God niet hebt, dan ben je ook niets.

Het is toch een gekke vraag aan iemand: ‘heb jij de liefde?’ Dat is toch een rare vraag? Ik heb dat nog nooit horen stellen. Ik zou wel kunnen vragen: ‘Heb je lief?’ Dat woordje ‘de’ kun je gewoon weglaten. Heb ik liefde, heb ik Gods liefde in me, en hoe komt dat dan in mij. Hoe gaat dat of hoe zit dat? Zoek dat zelf maar eens uit door dit op een andere manier of in een andere vertaling te gaan lezen. Ik wil er nu één tekst uitplukken, 1 Cor. 13:11.

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Dan staat er: ‘nu ik een man geworden ben’. Dat staat er niet, er staat: als ik een man geworden ben heb ik natuurlijk afgelegd wat kinderlijk was.

Alsof iets kinderlijks iets minderwaardigs is. Zo van: ‘dat ben ik eindelijk kwijt, ik ben nou een man’, en: ‘ik ben volmaakt in de Heer’, en meer van dat gezwam.

Een kind. Wat voor kind is dat hier? Het gaat hier over een wedergeboren kind. Het gaat hier niet over een natuurlijk kind. Maar over een kind dat van boven geboren is. Uit het zaad Gods.

In het Grieks staat er ‘nepios’. ‘ne’ betekent ‘niet’ en ‘nepios’ betekent ‘sprekend’, het gaat hier dus heel simpel over een baby. Een zuigeling, een peutertje. Dáár gaat het hier over.

Hetzelfde woord wordt gebruikt in Hebr. 5:13, een zuigeling. Petrus gebruikt dit woord ook: ‘verlang als pasgeboren kinderen …..’.

Tja, je zal dat maar overgeslagen hebben! En dat had ik, toen ik het evangelie leerde kennen. Ik moest direct een harnas aan en sloeg er op los. Ja, in de naam van Jezus overwinnen wij….. En maar meppen.

In het begin is er een hoop fout gegaan. Als zuigeling ben je nog zo afhankelijk van de ouderlijke zorg. Vooral van de moeder-melk. Ik kreeg toen geen moedermelk. Ik kreeg dikke klonten die ik nog niet slikken kon. Wat we wel niet allemaal moesten en moesten geloven. Het werd er in geramd. Weet je hoe Jezus zijn discipelen noemde aan het eind? Kindertjes! Zou jij dat gepikt hebben? Dan wordt het tijd dat je eerst weer kind wordt. Hij noemt ze zelfs ‘kuikens’. Hij noemt ze ook ‘kleinen’. Hoe zou je dat vinden? Als je ego daardoor aangetast wordt dan ben je niet klein geweest.

Er staat ‘sprak ik als een kind’. Daar staat in het Grieks ‘La Leo’, dat betekent babbelen of brabbelen. Het gaat hier dus over een erg klein kind. Het enige duidelijke van dat hele kleine spul is dat ze 2  woorden kunnen zeggen, nl. mama en papa. Die woorden zijn vaak het duidelijkst. De moeder herkent dat ook onmiddellijk. Papa ook, als hij thuis is.

Paulus zegt: we hebben de Vader leren kennen en wij noemen Hem ‘Abba’.       Dat betekent eigenlijk: ‘lief vadertje’. Papa of pappie. Het is dus een liefkozend woord. En dat heb ik in 1963 niet geleerd. Ik werd toen geconfronteerd met een grote, sterke, strijdvaardige God, die je alleen moest gróót maken. (Alsof Hij daar behoefte aan heeft).

Moeder, dat zijn je medegelovigen, die als een moeder voor je zorgen. En je papa is je hemelse Papa.

Er staat ook: ‘voelde ik als een kind’.

De vraag is: toen jij opnieuw werd geboren heb je dat toen ook gevoeld? Had je toen een lieve Vader en een moeder? Dat is zo iets wezenlijks, want als je nooit kind bent geweest, word je nooit volwassen. Dan blijf je altijd in een soort geestelijke puberteit steken. Die veiligheid is zo belangrijk. Die argeloosheid van baby’s, van zuigelingen, die alleen maar liggen te kraaien.

En wat denk je van de verwondering? Verwonder je je nog over de dingen die hier verteld worden? Die onthuld worden? Die verwondering van een kind dat voor het eerst de dingen ‘ziet’ van zijn Vader. Doet het je nog wat? Dat je je verbaast? Een kind voelt nl. heel goed, en dat is heel cruciaal, of mama en papa wel van elkaar houden. Dat is zó belangrijk voor een kind. Zij voelen dat, al kunnen ze het nog niet

 eens zeggen. Want als ze dat ervaren, dan is dat de voorwaarde voor gevoelens van veiligheid.

Ik heb zoveel jonge mensen gesproken en het voert daar altijd weer naar terug, vooral de probleemgevallen.

Als het tussen vader en moeder gespleten is, er is altijd wat, dan voelt een kind zich niet veilig en zal het zich ook niet uiten.

Het gaat dus om veiligheid en vertrouwen. Je kunt wel zeggen dat God betrouwbaar is, maar ben je het als moeder, als gemeente ook? Het is niet te hopen dat er een discrepantie is tussen de Vader en de Moeder. Want stel dat de Vader anders is dan hier verkondigd wordt. Dan klopt er iets niet. Daarom voelde ik mij vroeger ook niet veilig. Ik was zó bang voor God vóór mijn bekering. Ik kneep hem elke keer, bang door de bliksem getroffen te worden. Ja, dat werd ook verkondigd. Totdat het beeld van God langzamerhand anders werd, werkelijkheid werd. Hij is zó anders dan ik ooit had gedacht.                          Als dat ook de boodschap is die hier ook verkondigd wordt dan zijn we één. Dan heb je een goede Vader en Moeder. Dat geeft rust en vrede. Als er geen balans is tussen je hemelse Vader en de boodschap die gebracht wordt – of de kring van gelovigen, laat ik het zó maar zeggen, want die tref je overal aan – dat kan ik je wel vertellen dat de opvoeding mis gaat. Dan voed je niet meer op. Dan volgt verwaarlozing.

Als je dus als baby, ná je wedergeboorte, affectief bent verwaarloosd, is dat heel verdrietig. Of je moest dingen doen die helemaal niet bij je paste!

Je kent allemaal wel het woord pedagogie, opvoedkunde. Peda is ‘kind’ en (a)gogie is een ‘begeleider’, een gids. En dat is de heilige Geest, die ons alles leert over God en mens. Doet hij dat als je in je uppie achter je bureau zit? Nee, gedeeltelijk. Het is vooral in het gezin. Heb je oren voor wat de Geest, niet tegen maar in de gemeente zegt.

Ik vond het vanmorgen nl. wel leuk dat Harry in zijn gebed mijn hele preek samenvatte. Dan heb je dus oor voor de geestelijke dingen.

En wat is een goede leraar? Een goede leraar leert je leven! Hij geeft je de hand-vaten om in het leven overeind te blijven.

Dàt is een leraar! Niet één die je kop hartstikke volstopt. Trouwens, iedereen van jullie weet wel dat op school een vak leuk was als het een leuke leraar of lerares was, dan was het vak ook vaak goed.

Ik heb zelf herinneringen aan een geschiedenisleraar die geweldig kon vertellen, dus toen is geschiedenis voor mij een mooi vak geworden. En een leraar, die z’n fouten niet durfde toe te geven, vloog er onmiddellijk uit in de gedachtenwereld van de pubers: die vent liegt, hij is niet oprecht, hij zegt maar wat! Hij probeert zich eruit te kletsen. Ja, een klas voelt dat haarfijn aan.

Een eerste voorwaarde voor opvoeding, of een ander iets vertellen, al is het over het evangelie, dat is dat jij eerlijk bent. Als jij niet eerlijk bent, wat sta je dan te kakelen?

Misschien ken je wel hele mooie geheimen van het koninkrijk Gods, maar je hebt geen liefde, dan ben je niet eerlijk. Dan ben je niets. Dan stel je ook niets voor.

Een goede leraar is iemand die je leert te leven!  Als je b.v. als kind van God, pasgeboren, en je waagt je aan grote dingen, aan grote uitspraken vol overmoed, dan is het toch theorie? Je verslikt en vertilt je er aan. En wat is dat veel gebeurd in pinkster- en evangelische kringen. Er zijn uitspraken gedaan die in geen honderd jaar waar te maken zijn. Dat gebeurt nog.

In een artikel heb ik één keer één zinnetje genoteerd en dat heeft landelijk zóveel reacties los gemaakt. Dat zinnetje was, dat er veel mensen na hun bekering en na hun wedergeboorte er erger aan toe zijn dan vóór die tijd. Daar kreeg ik zóveel verdrietige brieven over. Geen brieven van kankeraars en foeteraars, maar verdrietige brieven over wat hen allemaal aangedaan was en overkomen was. Ze hebben gewoon hun verhaal verteld.

Mariet en ik hebben al die brieven beantwoord. Ze hebben afschuwelijke dingen meegemaakt, die ik hier niet vertel. Maar je wilt ze niet eens weten. Daar is de zonde van de wereld niets bij. En waarom niet? Omdat dat allemaal gebeurde in de naam van God  en van Jezus. Zoveel slachtoffers, in een vorm geduwd, die de hunne niet was. Er werd gezegd: Ja, dat wil de Heer, ik geloof dat God mij duidelijk maakt  dat jij ……Ze slepen altijd God er bij. Verwrongen!

Als de gemeente een piramidaal stelsel heeft, met een geweldige pikorde, wat levert dat voor een gemeente op? Onderdanige slaven. Als er iemand bidt: Heer, laat mij Uw slaaf zijn, dan snapt zo iemand er nog niets van.

Of: als je een chaotische gemeente hebt. En die zijn er ook. Een chaotisch bedrijf, wat krijg je dan voor kinderen? Chaotische kinderen. Zwerfkinderen.

Ze gaan van de ene aanbiddingsdienst met lofkrijs naar de andere. Echt waar hoor! Dat zijn zwerfstenen.

En dàn weer naar een genezings-samenkomst. En dat moet dan weer stiekem gebeuren.

Ken je de drie “R”s nog? Ze blijven sterk: Reinheid, rust en regelmaat. Het is zo iets simpels maar het blijkt een grondhouding te zijn, een grondgedachte.

Maar dat kennen ze niet. En pas maar op, en dat is geen hobby van me, want ik waarschuw er wel eens vaker tegen, maar pas op voor massabewegingen. Daar heb ik nog nooit in geloofd. Niet omdat ik individualistisch zou zijn, maar massabewegingen denken zelf niet na.

Of: als er een beweging ontstaat met de kreet: “Europa voor Christus”, ga je er dan achteraan? Ja, want er wordt de naam van Jezus en Christus genoemd….. Maar dat is mijn Jezus en mijn Christus niet!

Straks komt er nog een beweging met: “De hele wereld voor Jezus”.

Het is verschrikkelijk, want er komt een gigantische mondiale opwekking hoor. Ja, dat is geprofeteerd……

Dat is echter niet de opwekking die wij bedoelen.

Maar kinderen en baby’s hebben geen onderscheid van geesten. Die rennen overal naar toe. Weer iets nieuws, weer iets anders. Baby’s zijn zó kwetsbaar. Ze lachen en ze zingen, ze dansen en ze springen in het land van daas en maal. Echt waar. Ze prijzen zich een slag in de rondte. Heb je het wel eens gezien. In Amerika zijn er 4 zenders die zulke diensten 24 uur per dag, dag en nacht, uitzendt. O, er zullen best tekenen gebeuren, maar ik moet die tekenen niet. Ze komen in een verslavende roes. Ook in onze gemeente zijn er mensen die daar het slachtoffer van geworden zijn. Ik hoop dat het met haar weer goed komt. Ik heb gezegd dat ze eerst maar eens een paar jaar rust moest nemen. Ga maar eens genieten van het water, de zon en de bomen, en van mensen die van je houden. Ze kan de hele bijbel haast opdreunen. Zo is zij geïndoctrineerd.

Als je zo staat te dansen en te springen, wat maak je dan van Jezus? Een gouden kalf! En dat is Hij niet! Daar vraagt Hij toch niet om?  Het is toch je Man, of je Broer! Maar Hij vraagt daar toch niet om? Ik denk dat Hij zou zeggen: ‘hou nou maar eens op met je aanbidding en met mij groot te maken, en mij koning te maken, daar heb ik helemaal geen zin in, dat gedoe.

Weet je wat ik wil? Volg Mij eens, dat is nou alles was Ik van je vraag. In het Grieks betekent dat: ‘begrijp nou eens wat Ik eigenlijk wil!’ Laat je eens opvoeden door de heilige Geest, zoals Ik ook opgevoed ben. Want Jezus heeft het ook allemaal geleerd. Echt geleerd! Het woei Hem niet aan.

Maar hoe dan? Nou, de eerste voorwaarde is: ‘laat je eens liefhebben’.

Er zijn mensen die vertrouwen niemand meer.  Die hebben de veiligheid nooit ervaren. Die hebben de liefde nauwelijks ervaren. Laat je eens liefhebben, want je geneest door de omarming van je vader en je moeder. En dat gaat vooral over je innerlijke genezing. Anders gaan denken.

Argeloos gaan denken. Helder gaan denken. Zelf denken.

Je hebt heel wat op je geweten als je zulke kleine kinderen een verkeerde kant uitstuurt. In de wereld is het al een verschrikking als je je kind verpest, of als je kinderen van anderen verpest. Daar zijn voorbeelden genoeg van. Maar als dat nou ook  nog gebeurt in de naam van Jezus met wedergeboren kinderen, dan is dat heel erg! Want, wat zou je met zulke mensen, die dat flikken, willen doen? Nou, ik denk, giet ze maar in beton en dump ze maar in de Noordzee. O ja? Is dat niet een beetje hard Sikkens?

Ik heb een Voorganger, Matth. 18:6, het gaat over kinderen. Jezus heeft het ook  over zijn discipelen. Hij pakt een kindje en vergelijkt het met zijn discipelen en zegt: Ieder, die deze kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee. Nou? Is dat onze lieve Heer? Maar Hij wist precies waar Hij het over had.

Is het niet iets gruwelijks wat je flikt met kinderen Gods? Er staat: verleiden, maar ik denk dat een betere vertaling is: misleiden. De verkeerde kant uitsturen. Je zegt dat je een gids voor hen bent, maar je bent zelf blind. Dat gebeurt door blinde gidsen. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘scandaliso’, ons woord ‘schandaal’ of ‘in de val lokken’. Je zal toch kinderen Gods in de val lokken; ten val brengen. Dat zijn mensen die dat bewust doen.

In wiens dienst staan zij dan? In de dienst van degene die in de val wil lokken en ten val wil brengen. En dat is de moordenaar vanaf de beginne. Dat is nou de slang. Weet je wat ik denk dat de ergste zonde is? Er zijn een hoop soorten, maar de zichtbare zonden zijn altijd beelden van de ònzichtbare. Ik denk dat de ergste zonde de allereerste zonde is. Adam en Eva. Verleid worden om het tegengestelde te doen dan wat God heeft gezegd.

Die boom is een beeld. Eva zegt zelfs tegen de slang dat ze die boom niet eens mag aanraken. Je zoekt dus geen kontakt met die geest, die zegt dat hij de heilige geest is. Want denk je dat die boom van kennis van goed en kwaad, van zichzelf zegt dat hij niet deugt? En dat je er dood aan gaat? Natuurlijk niet! Pluk er maar aan, dan ga je op God lijken!

Dat is een vreemde boom, een wezens-vreemde boom aan de Vader, en hij is ook wezensvreemd aan de mens. Als je hem aanraakt of je eet ervan, dan ga je er geestelijke dood aan. Je zoekt toch geen kontakt? In de bijbel wordt zó vaak gesproken over iets wat vreemd is: de vreemde vrouw, vreemd vuur, dansen en springen is wezensvreemd aan de mens en ook aan God. Vreemd!

En als je het dan tòch doet? Daar heb je dan weer zonde tot de dood. Johannes zegt in één van zijn brieven: daarvoor zeg ik niet dat je moet bidden. Want dat helpt toch niet. Mensen die heel bewust kiezen voor die ander, tja, daar doe je niets aan.

Een jaar of tien geleden liep ik helemaal vast. Ik geloofde wel heel veel, maar ik hoorde het, en wilde ook doen wat Jezus had gezegd, maar het gebeurde niet. Het lukte niet. Ik zocht allerlei oorzaken. Ik liep dus vast, dat heb ik wel eens verteld.

Ik ging op mijn knieën en zei: Vader, ik loop hartstikke vast, ik wil het graag anders. Toen vroeg Hij: ‘zou je hélemaal overnieuw willen beginnen?’ Toen heb ik gezegd: Graag, want dit is niks! Ik ben nogal direct tegen m’n Vader en Hij is ook altijd zeer direct tegen mij. Dat vind ik prachtig.

Nou, zegt Hij, doe dat! Dat heb ik toen gedaan. Ik denk: ik ga weer baby worden. Ik wil weer hélemaal opnieuw beginnen. En daarna, al voortgaande, en steeds leren leven, wat vaak wordt dwars gezeten, en ik heb vaak last van chaos in mijn kop, (iedereen heeft zo z’n eigen Goliath te bestrijden), maar ondanks dat, hebben we de mooiste dingen gekregen. En dat verkondigen we wereldwijd, anders was Vox allang opgeheven.                  Hoor je de verwondering nog? Zie je het aangezicht van God nog? Zie je het in de gezichten van je medegelovigen? Zie je het nog? Ik raad sommigen onder ons aan om dat ook te doen, want ik weet dat sommigen muurvast zitten.

Zijn woord horen, maar ga het nou ook eens doen. Begin eens helemaal overnieuw. Want je zit vast. Dan zul jij echt weer gelukkig worden.

Het Hebreeuwse woord voor ‘leven’ betekent ongestoord genieten in een vertrouwde sfeer. Dat is ‘Leven’, ongestoord genieten in een vertrouwde sfeer. Wat voor sfeer verspreid jij? Wil je aan klimaatverbetering doen? Begin dan bij jezelf. In welk klimaat komt iemand terecht als hij met jou te maken krijgt? Hoe is het klimaat in onze kring? We kunnen weten wat we weten en alle geheimenissen, en profeteren dat de stukken er af vliegen, maar als wij geen liefde hebben, dan houdt het op. Houden we van elkaar. Je zegt dat je van God houdt, dus houd je ook van je naaste.

Het belangrijkste is dat je tot je recht komt. Dan komt een kind tot zijn/haar recht.

Wat is het belangrijkste in de opvoeding? Ik heb gemerkt dat van jongs af aan, vanaf het allereerste begin, tot en met de pubertijd, als ze daar doorheen kunnen komen, het allerbelangrijkste is dat het kind recht heeft op z’n eigen identiteit.

Wie hij of zij is!

Ik wist het niet, ook in mijn pubertijd niet. Nou, voordat dàt een beetje hersteld was….

Ik heb wel gemerkt dat, toen ik opnieuw geboren werd, (en een tweede keer nog eens goed over), dat inmiddels automatisch je natuurlijke identiteit ook herstelt. Wat ik tekort ben gekomen, door wat dan ook, of beschadigingen, is toen allemaal vanzelf gegaan, heb ik gemerkt. Er waren mensen die van me hielden. Daar heb ik me altijd over verbaasd, want dat kon niet.

Maar het is belangrijk dat je je eigen identiteit bewust wordt.

Wat zegt Paulus? Het natuurlijke komt eerst. Gelijk wij het beeld van het stoffelijke hebben gedragen, dat wil zeggen of je je eerst bewust bent geweest als mens wie je bent.

Want als je kinderen gaat bestoken met evangelische troep, dan maak je een grote pedagogische fout.

Peuters en kleuters bestook je niet met bekeringsverhalen en vroom gedoe. De puinhopen liggen voor het aanwijzen. Ik bewaar de brieven niet van die mensen, uit respect voor hen verscheur ik ze. Maar je innerlijke wezen is het kostbaarste wat je hebt. Wie je bent! Je eigenste ik. Zo mooi, maar het is zo verwrongen, het heeft op z’n donder gehad, het is scheef getrokken. Er zijn stukken afgezaagd etc. etc.

Het is het kostbaarste wat er is.

Ben je het kwijt? Ben je kapot? Als je kapot bent, ga dan naar je Maker. Hij heeft verstand van je. Uw man is uw maker en Hij maakt zó iets moois van je! Hij weet nl. wie je bent en roept jou tevoorschijn.

Ook mensen hier in de gemeente hebben meegemaakt wat voor rare dingen worden verzonnen om kindertjes te claimen voor het koninkrijk Gods. Zelfs handen opleggen voor de doop in de Geest! Kinderen! Ze zijn nog niet eens aan een aardse relatie toe! Ja, de verwildering is groot. Handen opleggen, het is idioot.

De verwildering neemt toe, en weet je wat een grote puzzel wordt? Je eigen identiteit.

De oervraag is: wie ben je? Zeg het eens. Het was de eerste vraag van mijn meisje aan mij. Ik wist niets te zeggen. Ik dacht: ik lieg tòch. Wanhopig ben je dan.

Wie ben je? Dat wuif je niet weg, dat lach je niet weg. Je begint ook niet over Jezus te kleppen. Wie ben je?

Ik heb er eens een beeld over gehad. Er was iemand bezig die uit allerlei andere puzzels puzzelstukjes vandaan had gehaald, en hij was met plakband bezig al die puzzelstukjes aan elkaar te krijgen. Het was zo’n verdrietige bezigheid. Het plakband liet trouwens ook los. Hij had van allerlei mensen iets geleend, iets overgenomen, en dacht: zo wil ik ook worden en dat ben ik dan. Wat een verdrietige toestand is dat. Wie ben je? Dat moet je ook niet verstoppen achter christelijk gedoe. Dat heet toneel spelen.

Het Griekse woord voor toneel spelen is hypocriet.

Voor mensen die toneel spelen, een christelijke rol spelen, wordt het tijd dat die van het toneel verdwijnen. En met al hun beschadigingen de maskers afgooien en de werkelijkheid van Christus binnen stappen. Want daar ontvang je de werkelijke genezing en de rust. Dàn geneest je ziel. Laat je verborgen verdriet eens aan het licht komen. Voor mij is het zaak om een goed klimaat te hebben waarin dat verdriet met respect wordt behandeld. Het gaat om je eigenste. De werkelijkheid is toch dat er van je gehouden wordt? Dat is een ontdekking: ‘er wordt van me gehouden!’

Ik heb het nog in de vakantie aan iemand verteld, waar we mee aan de praat raakten op de camping. Een hartstikke leuke kerel, en ineens dacht ik, want hij wuifde altijd van alles weg, mankeer je wat? Ja, het gaat wel goed met mij…..Het gaat altijd goed met ze…. Terwijl het helemaal niet goed met hem ging. Z’n vrouw had dat ontdekt, allerlei lichamelijke kwalen. Toen zei ik: ‘Jongen, volgens mij besef jij niet hoeveel anderen om je geven’. Toen sprongen de tranen in z’n ogen. Dat wist hij niet. Hij zei dat hij het wel wist, maar hij ervoer het niet. Ik denk: ‘man, wordt als een kind’. ’t Was iemand uit Kampen, misschien dat hij hier nog eens komt. Ik heb niets verteld hoor, ik bestook ze niet. Je zoekt die mens op en je geeft hem de dingen aan die voor hem zo goed zijn. Dit was even een zijstraatje.

Nu nog iets om te ontmaskeren. ‘Zie, wij zijn een nieuwe schepping’. O ja? Je zegt het wel? Hoezo dan? Elke keer als het woord ‘nieuw’ in de bijbel voorkomt, betekent dat: ‘vernieuwd’. “Zie ik zag een vernieuwde hemel en een vernieuwde aarde. Want God kapt er niet mee, Hij pakt alles weer op en maakt dat weer nieuw. Hij is een restaurateur. Als je zegt: ‘ik ben een nieuwe schepping’, dan wordt je eigenste ‘ik’ vernieuwd en wil jij dat? Mag Hij je aanraken? Want die nieuwe schepping is niet iemand anders dan jij zelf hoor! Ja maar in Christus….Ach, hou toch op.  Het gaat er om dat de Geest jouw persoonlijkheid weer tevoorschijn haalt. “Kijk eens, dát ben je, mooi he?”

Wat heb je op jezelf gefoeterd, en wat heb je het in uiterlijke dingen gezocht. En wat zat je in de knoop. Mag Ik je nu eens laten zien wie jij bent? Kijk Mij eens aan! Dan zal Ik eens vertellen hoe mooi je bent.

“Ik maak alle dingen nieuw in jou. Jouw dingen. Vertrouw je toch toe aan betrouwbare mensen. En als je zelfs dát niet eens kan, dan moet je dát eerst bespreekbaar maken”.

Ja, kom tot jezelf en keer dan terug tot de vader en ontdek wie je bent. Net als de verloren zoon, die tot zichzelf komt, en zich afvraagt waar hij mee bezig is, gaat dan naar z’n vader en ontdekt dat hij met open armen ontvangen wordt.

 

Nu nog iets over het laatste stukje van de tekst: ‘hij overlegde als een kind’. Overleggen is: zelf leren denken. Kakel je een ander na? Herhaal je wat een ander heeft uitgedacht? Dan kom je er niet.

Het Nederlandse woord ‘lezen’ betekent: ‘verzamelen’. Bij elkaar rapen, als een kostbaar geheim. En wat is dat geheim? Het leven van God in jou.

Ik heb hier een oesterschelp. Aan de buitenkant zeer onaanzienlijk. Geen gestalte of gedaante dat wij hem zouden hebben begeerd. Wat van Jezus ook gezegd wordt. Onaanzienlijk. Ja, wat stelt dit nou voor? Maar het leuke is, dat er geen twee helften zijn die zó bij elkaar passen als deze twee. Ik kan alle stranden aflopen en alle wereldzeeën, maar ik zal geen schelp vinden die zo prachtig naadloos op elkaar passen als deze twee. Zo voegt Gods Geest zich bij de menselijke geest. Dat sluit naadloos op elkaar aan. En dan kun je een geheim bewaren, daar zijn er twee voor nodig. Een geheim bewaren, dat heet in de bijbel mysterie. Maar ik heb een beetje hekel aan dat woord, omdat het woord mysterie vaak gebruikt wordt door mensen die bepaalde mysterieuze godsdiensten hebben, en de mysteriën proberen te onthullen van de goden en zo…

Het bijbelse woord voor mysterie betekent gewoon ‘geheim’, en daarbinnen wordt een parel gevormd. Wist je dat een parel groeide? En hoe klein die begint? Je bent niet zomaar een parel van een paar centimeter doorsnee. Je zit in een groei-proces zolang je dat geheim kan bewaren. Zolang die twee bij elkaar zijn. Het woord mysterion is gemaakt van een Grieks werkwoord, wat betekent: ‘sluiten’. Dat wordt gebruikt bij het sluiten van je mond, daar heb je twee lippen voor nodig, het sluiten van je ogen, daar heb je twee leden voor nodig, en het sluiten van schelpen, daar heb je ook twee delen voor nodig. Je deelt dat geheim met z’n tweeën. En dat is van buiten onaanzienlijk, maar van binnen is dat kostbare geheim. En als iemand het wil weten, vertel dan maar gelijkenissen, dat deed Jezus ook.

Verzamel en bewaar, het is een kostbaar geheim, het leven van God en jou. En dat heet nou de Christus. Ben je dat waard? Dan zeg je volmondig: ‘Ja!’

 

Duurt Sikkens 08-07-2007

 

 

Gods droom (Duurt 03-02-2013)

Gods droom

God heeft een droom, een oeroude droom. Hij wil uiteindelijk een hemelse partner naast Zich die bestaat uit geestelijke mensen; miljarden mensen Gods; ècht miljarden. Die uiteindelijk een gelijkwaardig wezen vormen.

Daar zeg ik wat hoor! Een gelijkwaardig wezen aan God! En dat gebeurt door de Geest die Hij ons heeft gegeven.

Want je hebt de heilige Geest niet ontvangen om je eigen dromen waar te maken, je aardse dromen, maar je hebt de Geest ontvangen om Gods droom te verwezenlijken.

Als nou jouw droom samenvalt met die van Hem, dan ben je ook al één.

Het is prachtig als God ziet dat jouw droom samenvalt met de Zijne!

In het oude testament wordt God de God van de Olam genoemd, de God van de tijd, maar eigenlijk staat er: de God van de verborgen tijd.

Nou, voor aardse stervelingen, en dat waren wij, dat zijn we niet meer, maar voor aardse stervelingen is het verleden verborgen, wat weet je daar nou van, en de toekomst is voor hen ook verborgen.

Maar door de Geest, die je hebt gekregen, heb je deel gekregen aan het oerbegin, en heb je ook deel aan de toekomst.

Je hebt inzicht gekregen in het verleden en in de toekomst; en dat is allemaal dank zij de heilige Geest. Je weet waar je vandaan komt, je oorsprong, en je weet ook waar je naar toe gaat.

Nou, zegt Jezus, dat is net als de wind, op aarde weet je niet waar hij vandaan komt of waar hij heen waait, maar in de hemel wéét je waar hij vandaan komt en waar hij naar toe waait. Dat zijn degenen die christenen zijn.

En voor ‘wind’ staat er in het Grieks het woord ‘pneuma’, dat is wind, maar ook geest.

Marcus zegt: Ieder die zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen. En ieder die z’n leven zal verliezen om Mijnentwil en om des evangelie’s wil, die zal het behouden.

Eerst maar eens het woordje ‘verliezen’.

In het Grieks staat daar Apollemi, dat betekent niet alleen ‘verliezen’, het betekent: doden en doen verdwijnen.

Jouw leven doden; jouw leven doen verdwijnen.

En voor ‘leven’, dat doen alle evangelisten die dit verhaaltje vertellen, maar voor ‘leven’ gebruikt Jezus het woord ‘psyche’, dat is je aardse natuurlijke leven.

De evangelist Johannes zegt in hfdst.1:4: In het Woord was leven. Maar er staat een heel ander woord in de grondtekst. Er staat niet ‘psyche’, daar staat Zoë, dat komt van Zoö, en dat is ééuwig leven!

Het betekent ook leven gevend en leven barend en leven verwekkend.

Dat Woord heeft dus een ongelooflijke inhoud.

In het Woord was leven! Het heeft in ons het leven gewekt. Het baart ook leven. Het plant zich voort.

Psyche is heel wat anders.

Als je je leven doet verdwijnen om Mijnentwil. Jouw leven doen verdwijnen.

1 Cor. 15:45.

Aldus staat er geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel (daar staat ook weer psyche, de eerste), en de laatste (natuurlijke) Adam, een levend-makende geest. Dat is een heel ander leven, dat is weer leven barend, dat is die tweede Adam.

Maar het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke.

Dus de eerste mens is uit de aarde, stof-felijk, (wat ik zie, is dus stoffelijk), en de tweede mens is uit de hemel.

Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken (al die mensen lijken op elkaar) en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen.

Die term hoor ik erg weinig. Wij zijn hemelsen! Dát is wat!

Vers 49. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hébben,(voltooide tijd, we hebben het achter ons liggen) zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.

De hemelse is natuurlijk Jezus.

Dus die eerste mens is aards, zoals je allemaal wás; psychisch.

De tweede mens was de mens in z’n ware gedaante, zoals God het bedoeld heeft. En dat proces begint als jij wordt gezaaid.

Ja, je wordt gezaaid!

Nou heb ik een vraag.

Wat blijft er over van de eikel, de kastanje, of de graankorrel, die geplant of gezaaid wordt? Helemaal niks!

Jij bènt gezaaid; wat blijft er dus van je over?  Niks! Het heeft afgedaan!

Maar het levert wèl vruchten op; want die ene eikel levert honderden nieuwe eikels op. En die ene kastanje levert honderden nieuwe kastanjes op.

En die graankorrel? Ach, zegt Jezus, die gaat vrucht dragen. Deels 30, deels 60, deels 100-voud.

Als er maar gestorven is. Dus het gaat er om dat je sterft.

Dus je psyche is je natuurlijke, aardse leven. En als die sterft, komt het geestelijke leven tevoorschijn.

Als het goed is, zijn we allemaal gestorven. Het ligt echt achter je. Je hoeft nooit meer bang te zijn.

De eerste dood heeft geen vat meer op je; je bent al gestorven.

Daar heb je toch getuigenis van afgelegd in de waterdoop? Toen heb je je natuurlijke leven afgelegd, en ben je het geestelijke leven begonnen.

Het is wel de vraag of je je dat beseft als je in water gedoopt wordt. Maar van lieverlee begint dat wel te dagen. Daarom moet je mensen nooit te vroeg dopen; die beseffen dat helemaal niet.

Wat leg ik eigenlijk af? M’n hele natuur-lijke leven? O, daar moet ik wel effe over nadenken of ik dat wel wil….

Ik heb me ook razend snel laten dopen, een maand na m’n bekering. Voor mij was het de afwassing van zonden, dat zondige gevoel, en dat zondig zijn, en het niet deugen. Dat was ik in één klap kwijt.

Later begon bij mij te dagen: hééé, het is ook een bad van wedergeboorte.

En nu besef ik heel duidelijk dat mijn psychische leven achter me ligt; in het watergraf.

Je moet dus goed weten wat je doet hoor.

Het staat ook in Marcus, in diezelfde tekst die we eerst lazen: jezelf verloochenen.

Je zelf: je ziel en lijf; verloochenen is echt ‘ontkennen’, jezelf!

Maar het tijdelijke heb je achtergelaten en het eeuwige leven zijn we begonnen.

Maar zóveel mensen, ook christenen, zijn bezig met hun natuurlijke leven. Ze zijn

e i n d e l o o s  bezig met zèlfverwerke-lijking.

Waar ben je mee bezig?

Eigenlijk ben je bezig met je ‘ik’, je ‘ego’.

En de bijbel praat niet over zelfverwerke-lijking. Dat is puur natuur.

Die praat over ‘wedergeboorte’ en een héél nieuw leven!

Joh. 12:24

Ik zegt u, als de graankorrel niet in de aarde valt…(dat staat er expres bij).

‘Niet in de aarde valt’ betekent dus dat je het los gelaten hebt en dat het valt, en dan vált het in de aarde.

…dan blijft zij op zichzelf; (de Naardense bijbel vertaalt het met: hij blijf alleen; met al je gedoe.

Het is toch niet goed dat een mens alleen is, dat is zo slecht. Je blijft alleen.

Als je sterft, dan breng jij vruchten voort.

De dood gaat aan het leven vooraf.

Nou lees je in allerlei tijdschriften, vooral vandaag aan de dag, heel veel advertenties over het spirituele, dat geestelijk zweverige. Je moet met van alles bezig zijn

Dat spirituele gezweef, dat mystieke gedraai om jezelf. Eindeloos over jezelf.

Ik noem enkele stukjes uit die advertenties: stilte-retraites, nou is stilte niet slecht maar…, kom naar onze stilte-boerderij…., volg daar een intuïtie-cursus, zoeken naar je diepste zelf…, openbaring van je identiteit, thuiskomen bij jezelf.., enzovoort, enzovoort.

En dat allemaal met een waas van godsdienstigheid er omheen. Dat noem je dan God, dat vage! Dat God eigenlijk van nature al in je woont…, wat onzin is.

God woont niet van nature in je.

Dat kan niet.

En wat je ook veel tegenkomt dat is: dat de Christus van nature in je woont, vanaf je geboorte al. Waar gaat dit over?

Er is helemaal geen overgang.

Dat oneindige zèlfonderzoek.

De kerkvader Augustinus hamerde daar altijd op: zelfonderzoek, zelfonderzoek…

Dan doorzoek je de tempel niet meer, en dan vind je ook geen schatten Gods.

En dat leven, waar je dan mee bezig bent, dat moet je dan vieren…. ‘Vier het leven’, je natuurlijke leven.

Nou, dat zinnetje moet jij eens zeggen in een Syrisch vluchtelingenkamp. Ze schoppen je de tent uit!

Of tegen een zwaar zieke in de gemeente: ‘vier het leven’…. Hij kijkt je dan niet meer aan.

Of dit zinnetje zeggen op een kanker-afdeling van een ziekenhuis: ‘vier het leven’. Maar ze hèbben niks te vieren!

Nee, dat leven is niet te vieren. Ze hebben pijn, moeite en verdriet.

Een natuurlijk mens wordt gezaaid, en een hemels mens wordt opgewekt.

En die hemelse mens heeft ook een hemels lichaam.

Jullie hebben allemaal, als je gezaaid bent, ook een hemels lichaam. Dat kan ik niet zien. Dat lichaam hou je altijd, ook als je sterft. En dat groeit tot een prachtig hemels lichaam.

Het lijkt ook niet op je aardse lichaam; dat heet ook wel een opstandingslichaam.

En dát is nou een gebouw van God, zoals Paulus zegt. Je bent een gebouw, een bouwsel van God na je wedergeboorte.

Een gebouw van God. Hé, dan is dát het huis des Heren!

David zegt: Ik zal in het huis des Heren verblijven. Dan is dát het huis des Heren.

Je mag dan wel zeggen: ik ben bij mezelf thuis gekomen, maar in wezen is God thuis gekomen in Zijn huis.

Hij is thuis gekomen; Hij was dakloos en heeft nu een huis.

In Jezus had Hij z’n eerste huisje; lichamelijk, in z’n geestelijke lichaam.

En wat staat er achter? Jullie hebben de volheid gekregen in Hem.

Dus Hij wóónt in ons! Hij is thuis gekomen.

Dan voel ik mezelf natuurlijk ook thuis. Want dat is die hemelse mens.

En al die stralende, glanzende  opstandingslichamen…, want ze stralen hoor…, die vormen Zijn tempel.

Ze worden vergeleken met prachtige edelstenen. Hier zitten allemaal edel-stenen, glanzend. En dat glanst omdat er licht van binnenuit naar buiten schijnt. En dát is nou Gods huis, Zijn woning.

Dat is nou het hemelse Jeruzalem.

Al die mensen waar God zich zo thuis voelt.

Dus je krijgt Gods identiteit. Dáár gaat het om. Je eigen identiteit komt wel goed.

Maar je krijgt Gods persoonsgelijkheid! En daar zeg ik wat hoor!

Persoonsgelijkheid!

En als je het niet gelooft…, in de Psalmen staat geschreven: Jullie zijn goden.

Die stammen dus van God af.

In Hand. 20:24 zegt Paulus: Ik tel mijn leven niet.

Dat moet je eens hardop zeggen: Ik tel mijn psyche niet; daar gaat het mij niet om. Toch leeft hij!

Maar hij zegt: Ik acht het niet kostbaar voor mezelf.

En ergens anders zegt hij: Ik leef ook niet meer, maar Christus leeft in mij.

Dus: ik leef niet meer, nee, je bent dood; maar Christus leeft in mij, dus ik besta nog wel, maar daar leeft de Christus in!

Dus dat is een heel ander en splinternieuw leven!

In 1 Cor. 2:14 staat, om het maar even wat te benadrukken:

Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.

En psychisch mens snapt helemaal niet waar wij het over hebben. Het is hem dwaasheid, het is alleen maar geestelijke te beoordelen.

Dus waar gaat het om? Als je nou gestorven bent, dan sla je je wortels uit…, want je begon wel weer te groeien..,in de liefde van God. Daar voed je je mee; daar haal je je kracht en je sterkte uit.

Met andere woorden, dat is wel makkelijk gezegd: er wordt van jou gehouden! Maar het punt is: laat jij dat toe, dat er van jou gehouden wordt? Ben je daar ontvankelijk voor? Of zeg je: nou ik red me wel. Laat me maar.

Of: wat kan ik voor je terug doen?

Wat een domme gedachte: wat kan ik voor je terug doen…? Alsof God dáárop zit te wachten…., dat je iets voor Hem terug doet…

Geniet toch van het leven! Vier nou eens dát leven, dat binnenin je zit!

Laat die liefde jou gewoon overspoelen en ga niet denken: ik kan er niet mee overweg.  Want dan heb je nog niks van het evangelie begrepen.

Dan ga je eindeloos bidden om kracht of weet ik veel wat…. Wat heeft dat voor zin? Laat je overspoelen door de liefde van God. Geniet daar eens van!

Er wordt van me gehouden. Want die liefde blijft!!

Hoop en geloof wordt een keer afgedankt; maar liefde blijft stromen naar jou toe!

En zo wordt jouw innerlijke leven dagelijks vernieuwd.

Want als de Christus in je woont, heb je deel aan het Goddelijke leven.

De Christus woonde het eerst in Jezus. Na de doop met de heilige Geest werd Hij de Christus, de Gezalfde betekent dat.

Met olie op je hoofd, wat maar een beeld is, maar het gaat vooral om je hoofd, en dan loopt het naar beneden.

In Psalm 133 staat: het loopt zo geweldig naar beneden dat het begint te stromen over je kleren tot aan de zomen onder aan je kleed.

Je wordt helemaal vol. Het begint in je gedachtenwereld. Zo is het ook bij Hem begonnen. Je krijgt deel aan het Goddelijke leven.

En als dat gebeurt, wil je daar dus vorm aan geven; daar mag je je eigen vorm aan geven. En dat vormgeven aan de Christus in je, luister goed naar wat ik zeg,  en dat zeg ik nooit, als je vorm wilt geven aan de Christus in je, gaat dat met moeite en lijden gepaard.

Je kan wel eeuwig halleluja zingen, maar het gaat met lijden gepaard.

Het is een baringsproces, en soms schreeuw je het uit onder de weeën.

Kijk maar naar die vrouw uit Openbaring 12, ze schreeuwt het uit, ze zingt op dat moment geen liedjes.

Ze brult en pakt de hand vast van haar man, dat staat er niet geschreven maar reken maar dat ze dat doet. En dat zijn nou weeën.

Wat iemand mij laatst eens mailde: hoe meer ik de Christus in mij laat werken, hoe meer rotzooi er op mij afkomt.

Nou, dat zal ik niet vergeten; dat klopt.

Als je met dié dingen bezig bent, word je ineens aan alle kanten onder druk gezet.

De Christus in je gestalte geven.

En terwijl die vrouw baart, dus tijdens dat baringsproces, staat die draak daar op afstand te kijken.

Hij denkt: zo gauw ze gebaard heeft, vreet ik dat wezen op.

Als die vrouw dat beseft, dan moet je wel doorzettingsvermogen hebben om te baren.

Die weeën trekken door het hele lichaam hoor. Als één het moeilijk heeft, dan heeft de ander het ook hoor. Je draagt elkaars lasten.

Maar die weeën trekken door het hele lichaam.

En die draak staat haar aan te kijken, gewoon te kijken; de hond. Want het woord draak komt van ‘derk’, en derk betekent ‘kijken’, ‘zien’.

Hij probeert het te hypnotiseren met z’n blik. Dat deed hij al in het Paradijs, hij bracht Eva onder hypnose; en nou probeert hij dat weer bij de nieuwe Eva.

En terwijl ze baart, doet hij wat.

Hij veegt met z’n staart door de hemel, hij haalt met een enorme klap uit en veegt door de hemel en een derde van de christenen smijt hij naar de aarde.

Dat is nogal wat, een derde deel smijt

hij naar de aarde, zodat ze daar weer beginnen.

Al die christenen verliezen hun hemelse positie; die zijn ze kwijt; ze vallen weer op aarde.

Ze zijn niet meer bezig met de hemelse dingen, de dingen van Vader, maar met de dingen van de aarde.

Even zweven ze vanuit die hoge positie naar de aarde, en daar tussenin heb je dus al die zwevende gelovigen, zat ik te bedenken.

Al die zwevende gelovigen zweven niet naar boven hoor; ze zweven naar beneden. En ze richten hun aandacht weer op hun aardse leven.

Paulus zegt dat tegen alle gemeentes in Galatië: Jullie zijn begonnen in de Geest en je eindigt weer in het vlees.

Waar ben je mee bezig? Wie heeft jullie betoverd?

Hij maakt zich echt kwaad.

In Jes. 9:14 staat de sleuteltekst.

De oude en aanzienlijke, dat is de kop, (stel je een beest voor) en de profeet die leugen onderwijst, dat is de staart.

Daar heb je de staart van de draak.

Dus een profeet die ook nog in de leugen onderwijst.

Welke leugen? Nou, je zult als God zijn, ja hoor, op mijn manier.

Als zulke profetieën hier in de gemeente ontstaan, en ze slepen je weer naar de aarde, schenk er geen aandacht aan!

Verbrandt ze! Want al die profetieën zijn er dan op gericht om jou weer uit de hemel, uit het Koninkrijk Gods, uit het Koninkrijk der hemelen te halen.

En ga dan maar weer rustig verder met je kabbelende bestaantje op aarde. Ja, dat is sneu. Pas op voor die profetieën! Trap er niet in!

Ik heb een slottekst. Coll. 3:1-3.

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, (dat ben je toch?) zoekt de dingen die boven zijn…, geen eindeloze dicussies over aardse zaken, in de gemeente ook, over allerlei natuurlijke dingen…., waar ben je mee bezig? Dat is helemaal niet geestelijk!

Bedenk nou de dingen die boven zijn, en niet van de aarde!

Je bent toch gestorven? Dat staat er gewoon. Je leven is verborgen met Christus in God. Dat is jouw prachtige leven!

Dát kun je vieren, ook als je ziek bent.

Als je het hartstikke moeilijk hebt, en dat

je dan zegt: de Christus woont in me!

Die mag niet weer dood gaan; die mag niet meer gaan slapen, zoals Hij sliep in dat bootje.

Ja, binnen in je is die bron, want de Christus is een bron hoor; een bron van licht, van liefde en van tederheid.

Tederheid is een eigenschap die je zó weinig tegenkomt. En hij bestaat.

De tedere liefde van God; daar wordt in het oude testament altijd over gesproken; ook in de Engelse vertalingen: tender love.

Die tedere liefde, waar je door aangetrokken wordt.

 

Die warmte en die tederheid van God krijgt gestalte in jou!

Dus Zijn tederheid wordt mijn tederheid en andersom.

Wat geweldig! Wat is dát een mooie toekomst. Daar werk je naar toe.

Dát leven ga je vieren. Verwonder je daar eens over; over dit grote wonder.

Dat je met verbaasde ogen naar jezelf staat te kijken naar wat God in je bewerkt.

Het gebeurt, en Gods glimlach rust daar op.

Dan wordt eindelijk, na miljarden jaren. Gods droom werkelijkheid, waar Hij altijd van gedroomd heeft.

Het wordt werkelijkheid!

Amen.

 

Vader, dat de Christus in ons gestalte krijgt is zo’n wonder! En het gebeurt door lijden heen.

Ik bid U dat we dat goed onderscheiden. Dat we dat lijden zien als weeën, waarbij er iemand geboren wordt. En U staat ons bij, dat is zó prachtig!

Bedankt dat U Uw droom nooit heb los gelaten, maar dat u het verwezenlijkt in mensen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 03-02-2013