God zoekt weer op wat voorbijgegaan is (Duurt 01-02-2018 Assen)

God zoekt weer op wat voorbijgegaan is

 

Wij gaan maar weer verder zoeken op de

smalle weg, want daar wandelen wij op.

Er is een brede en een smalle weg.

Er wandelen duizenden op die brede weg, en maar een paar op de smalle.

In de Griekse grondtekst voor ‘smal’ staat: ‘versmald’.  Die weg staat aan weers-kanten onder druk. Dat is de druk die je soms voelt. Er komt zomaar een soort druk ergens vandaan; je weet niet waar vandaan, maar eigenlijk weet je het wel, het komt van de boze, die niet wil dat jij die smalle weg bewandelt.

Die smalle weg vergelijk ik wel eens graag met een geboortekanaal. Dat staat ook aan weerskanten onder druk in het baringsproces.

Zo was het van origine niet! Later wel.

Toen zei God tegen Eva: ‘Je zult nu met smart kinderen baren’.  En die smart komt bij de boze vandaan. Die wil niet dat er Leven tevoorschijn komt.

Daar heb je zijn aard en zijn karakter, want hij is een mensenmoordenaar vanaf de beginne; ook een kindermoordenaar, w.o. bijv. de kindermoord in Bethlehem, waar je met kerst nooit over hoort.

Want de tegenstander wordt zo weinig genoemd door de mensen die zeggen dat ze gelovig zijn. Daarom gaan wij ook maar verder op dit smalle weggetje, dat eeuwenlang niet betreden is.

Wie heeft die weg gevolgd en ook het eind van die weg bereikt? Jezus als eerste.

Hij zegt ook: ‘Ik bèn die weg’.

Maar die anderen dan? De discipelen zullen het ook wel bewandeld hebben. En na hen ook deze en gene; daarna is het eeuwenlang stil gebleven.

Het weggetje werd overwoekerd met onkruid, met doornstruiken, en stenen er op, want hij moest en zou onbegaanbaar blijven. Dat is het werk van de boze.

Daarom moeten wij voorzichtig, stap voor stap, die weg weer zoeken.

Stenen opruimen, onkruid verwijderen, weer een stap zetten. Stapje voor stapje.

En dat is prachtig! Want dan openen zich steeds weer nieuwe vergezichten, die ook weer eeuwenlang verborgen zijn geweest.

We gaan beginnen met Prediker 3.

Ik vond dit vroeger een waardeloos boek, ik dacht: ‘tjonge jonge, wat een negatief gedoe allemaal, en somber en wat heb je er aan, er verandert toch niks aan je leven…’ Dus die sloeg ik dan maar weer over. Maar het is een gouden boek!

Pred. 3:15. Want het gedeelte daarvoor heb ik al eens behandeld, dat de eeuw in jouw hart gelegd is, in elk mens ligt de eeuw in het hart.

Ik leg het nog even uit. De Brouwer-vertaling van de bijbel heeft het over de eeuwigheidsbehoefte.

In elk mens zit dus een eeuwigheids-behoefte, en dat klopt! Elk mens wil wel eeuwig leven, tenminste als hij een beetje leven hééft.

Nou, zegt God, die heeft elk mens van nature in zich. En de enige die deze behoefte kan vervullen, dat is Degene die de eeuwigheid is, en dat is God.

Dus Jezus zegt: ‘Zoek maar, dan vind je het wel’.

Pred. 3:11: Die eeuwigheidsbehoefte zit in elk hart, zonder dat de mens van het werk dat God doet, niks ziet en hij kan ook niks ontdekken.

Maar zo langzamerhand beginnen wij de dingen wèl te ontdekken.

Ontdekken is: een bedekking er afhalen.

Als de bedekking er af gaat, dan ga je het zien.

En waar ik het over wil hebben staat in vers 15: Wat is, was er reeds lang, en wat zijn zal, is reeds lang geweest, en God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

Als je dat met onverlichte ogen leest, dan kom je in de duisternis terecht.

Andere vertalingen zeggen: Wat nu is, was reeds lang! Dus dat wás er al.

Dat heeft dus altijd bestaan!

En je kan ook vertalen met: wat nu gewórden is, was er reeds lang.

Wij zitten dus in dat wordingsproces, wij zijn aan het worden; alle dingen zijn geworden door dat Woord.

Nou, zegt Jezus, ‘dat Woord ben Ik!

In Mij  zit die wordingskracht; de scheppingskracht en de herschep-pingskracht. Alle dingen zijn Mij over-gegeven door de Vader’.

Dat wórdt iets heel moois.

Wat gewórden is; maar je kan zelfs lezen in het Hebreeuws: wie geworden is!

Dat is heel mooi! Ik ben niet een ding, maar ik ben een mens.

Wié geworden is, ja, dat ben jij, je bent aan het worden; je was er reeds lang, ja, dat klopt, want in Efeze 1:4 staat: God heeft ons in Christus, in Hem, uitverkoren vóór de grondlegging der wereld.

Toen heeft Hij aan de mens gedacht.

Of liever gezegd: de mensheid. Want God wil Zich niet openbaren in één mens, maar Hij wil zich uiteindelijk openbaren in talloze miljarden. Dáár heeft Hij aan gedacht.

En ik zit nu in dat groeiproces.

Dan staat er ook nog: ‘het werk van God’, het werk wat God doet’.

Er staat in Pred. 3:15: God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

We gaan even naar de grondtekst.

Eerst het woordje ‘zoeken’. God is een zoeker. Hij zoekt altijd.

En wat zoekt Hij? Dát wat Hij is kwijt- geraakt. Wat bij Hem hoorde, wat bij Hem paste. Je kan dat woord zelfs vertalen met ‘verlangen’. Zoeken is ‘verlangen’, dat is Gods wil. Verlangen naar…..

Als er één verlangt naar mensen dan is Hij dat wel! Hij zoekt gewone mensen.

In het verhaal dat Jezus zijn discipelen roept, waaronder Matthëus, dan wordt er vertaald: ‘er zat een man bij z’n kantoortje, maar in het Grieks staat er ‘mèns’. Die was Hij kwijt.

Zoek naar wat je hebt verloren. Wat zoek jij? Waar gaat jouw verlangen naar uit?

Als je het Koninkrijk Gods zoekt, dan zit je op de goede weg. Ga maar zoeken.

Die moordenaar aan het kruis zocht het Koninkrijk Gods. Hoe wist hij dat? Misschien had hij eens een preek gehoord van Jezus. Misschien had hij een gelijkenis begrepen. Misschien had hij er wel eens tussen gestaan als de discipelen om Hem heen stonden.

Een Man die praatte over het Koninkrijk Gods, en die hangen daar samen aan het kruis als een stelletje misdadigers.

En hij had niet zo’n best leven geleid, Jezus wel. Dat was dè manier van God om Zijn Zoon Jezus op dat kruis nog te bereiken; Hij kon z’n Zoon nog moed inspreken, via die moordenaar. Want die zegt: ‘Als je nou in dat Koninkrijk van je gekomen bent…’. Waar haalt hij die kennis vandaan? …denk dan aan mij’. zegt hij.

Jezus is natuurlijk verrast, en Hij stelt geen vragen: ‘ben je wel bekeerd, ben je wel gedoopt, heb je dit of dat wel gedaan?’

Hij vraagt niet naar z’n verleden, maar Hij zei: ‘Ga maar met me mee’. Het allereerste plantje in het Paradijs Gods was een moordenaar. Niet te geloven, uitschot van de maatschappij.

Ophangen moesten ze die man, kruisigen, nou, dat hebben ze ook gedaan.

Hij hing daar niet voor niks.

Maar hij greep wat hij grijpen kon, en hij deed de greep van z’n leven.

In Psalm 27:8 staat: Zoek Mijn aangezicht.

Het woord ‘aangezicht’ betekent gewoon ‘gezicht’, maar in het Engels staat er:  ‘presence’, zoek Mijn tegenwoordigheid, Mijn aanwezigheid.

Want aangezicht is maar een deel van je persoon, dat is alleen maar je gezicht, en dat zit nog in je hoofd ook.

Maar het gaat om de hele aanwezigheid van God. En dan de vraag van Hem: ‘kijk Mij eens aan’. En dáár begint het wezen van God zich te ontplooien. Daar kun je niet omheen. Dan noem je de dingen bij hun naam. De mens zoekt dat Koninkrijk.

Zelfs David, die ontzettend lange psalmen heeft gemaakt, zoals Psalm 119, waarin hij het onderwijs in de Thora bejubelt, en waar hij in het laatste vers zegt: Ik heb gedwaald. Dat bekent hij, ‘ik zat scheef’. En dan vraagt hij: ‘zoek uw knecht’.

Ik ben verdwaald, zoek mij alsjeblieft weer op.

Mooie vraag is dat hè? Zoek mij weer op, en dan láát Hij zich vinden.

En hoe vaak je ook op zoek bent naar mensen, om iets van het evangelie te vertellen, dan is het de kunst dat die  mens zich láát vinden!

Ze kunnen ook wegrennen, en dat doen er ook verschillenden. Die lopen weg, ze zwaaien met hun armen: ‘de groeten, veel plezier met je geloof’, en die smeren ‘em.

Die laten zichzelf niet vinden.

Trouwens, als je nou gezondigd hebt, maak het dan in orde als je iemand hebt benadeeld, maar ga daarna weer vrolijk verder, en laat die zonde niet als een last op je schouder drukken. Zonde is om vergeven te worden.

Het Hebreeuwse woord voor ‘zonde’ is: als een pijl z’n doel mist.

Een boogschutter richt z’n pijl, mikt op de roos, en mist, dát is zonde in het Hebreeuws. Nou, dan pak je een nieuwe pijl, en misschien schiet je de volgende keer raak.

Het begrip zonde heeft in de loop der eeuwen zoveel druk gelegd op mensen, steeds maar weer preken: ‘je bent een zondaar tot de dood’, door die ellendige leer van het eeuwige zondaarschap , en de uitvinding van de predestinatie, dat God van tevoren weet wie naar de hel gaat en wie niet.

Ik heb later zitten studeren op een tekst-argumentatie van de catechismus,  daar klopte helemaal niks van, en ik maar zoeken, eindeloos gezocht…., en gevonden, dat ontroerd me nog steeds.

In Spreuken 28:5 staat namelijk: Wie de Here zoeken, die verstaan alles!

Want ‘verstaan’, in het Engels ‘to understand’, en dat is ‘begrijpen’.

Dus als je God zoekt, dan begin je de dingen te begrijpen, en dat is ook zo.

Langzamerhand begrijpen wij steeds meer. We gaan de dingen verstaan.

Versta je wat je leest? Snap je wat je leest? Dan zeg ik wel eens: ‘nee, ik snap er niks van, leg het maar uit’.

En dan werd het uitgelegd, want we hebben een Leraar ter gerechtigheid.

De eerste Leraar ter gerechtigheid was Jezus; de tweede, dat is de heilige Geest.

Nou, die neemt uit hetgeen wat Jezus heeft, en geeft het aan ons. Dus we hebben een hele goeie geestelijke Leraar, die ons de dingen uitlegt, die de boel verheldert. Die het onkruid ook wiedt.

Dan krijg je echt een prachtig inzicht in allerlei teksten, waar je eerst niks van begreep, en verder groef, of tot je er een grondtekst bij haalde, en dan kan zeggen: ‘o, is dát het!’

Neem bijv. die tekst: ‘wat God samen-gevoegd heeft, scheide de mens niet’.

Altijd werd deze tekst bij huwelijken gebruikt.

Je mag dus niet uit elkaar gaan, want God heeft samengevoegd, en dat scheide de mens niet.

Ja, nou, dan zal dat wel zo wezen….

Ik begreep er niks van.

Maar een huwelijk is een puur natuurlijke zaak. Wist je dat? De miljoenen huwelijken die gesloten worden zijn puur natuur.

Je kan er een zegen over vragen, als je erin gelooft. Wij hebben ook wel huwelijken ingezegend, waarbij van die zegen niets meer over is.

Maar het huwelijk is puur natuurlijk.

Nu moet je die tekst nog eens lezen, maar dan met de klemtoon op ‘God’.

Wat God heeft samengevoegd, dat moet een mens niet scheiden.

Ben je als man en vrouw door mensen samengevoegd, of door God.

Wat denk je van de gelegenheids-huwelijken? De huwelijken op stand, de huwelijken om geld, de kindhuwelijken in de wereld. Dat zijn er zo verschrikkelijk veel. Dat is allemaal bedisseld door mensen. Je moest een goeie partij kiezen.

De zoektocht naar een gemaal voor prinses Juliana…., ach ach, wat is dat toch een ellendige zoektocht geweest, en wat heeft het opgeleverd? Zo triest allemaal!

Maar het gaat er om wat God heeft samengevoegd, hij heeft óns samen-gevoegd, Hij voegt zich samen met jou!

En als jij met God bent samengevoegd, en ik zet daar de bijl in, dan zit ik helemaal fout. Het is een grove zonde om scheiding te maken tussen God en mens. Dat moet je nooit doen!

‘Denk je dat God van jou houdt…?’ Zo’n vraag alleen al. Als je argeloos bent, zeg je ‘ja’, Hij houdt van me.

‘En moet je dan eens kijken wat je hebt uitgevreten’. Ja, en tóch houdt Hij van me!

Maar die argeloosheid heeft niet iedereen.

Je voelt je soms nog zo schuldig, en wat kom ik dat schuldgevoel nog veel tegen in onze kringen. Schuldgevoel is een motor om van alles te doen voor de Heer…., want daar moet wel een sticker op: ‘ik doe alles voor de Heer’. Zit Hij daar dan op te wachten? Nou, dan begrijp je er nog niet veel van. Schuldgevoel, alsof je iets goed moet maken. Alle schuld is jou vergeven, je bent totaal onschuldig.

Het woord ‘kwijtschelden’ is er van gemaakt, maar dat betekent: ‘schuld kwijt’.

Het is weg, dus je kan onbevangen leven.

Je hoeft niet meer zo nodig van alles te doen. Ik ben daar ook een poosje het slachtoffer van geweest.

Zo gauw er een beroep op ons werd gedaan, gingen we er meteen naar toe om er wat aan doen. Ja, je wist niet beter.

Zo langzamerhand is het wel duidelijk geworden, waarom help je nou andere mensen? Wat is de diepste reden? Denk goed na over de dingen die je zelf doet.

In Prediker 3:15 lazen we: God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

De Statenvertaling zegt het veel beter.

God brengt het weggedrevene weer tevoorschijn.

En bij ‘wegdrijven’ wordt geweld gebruikt.

Je mag nooit iemand wegdrijven of weg duwen. Boze geesten, ja, die drijf je weg.

Maar mensen niet! Je mag nooit iemand uit de verbinding met God duwen, of uit de gemeenschap waar je bij hoort.

Mensen worden uit een gemeente verstoten: ‘ga jij maar weg, jij hoort hier niet’. Dat is toch niet te geloven!

‘Ja, we kijken je niet meer aan, je kan beter bedanken als lid’.

Hoeveel weggedrevenen zijn er al niet.

De Naardense bijbel vertaald zelfs met: ‘het verstotene’.

God zoekt het verstotene weer op.

Als er ergens iemand uit de club verstoten wordt, dan zegt God: ‘die ga Ik opzoeken, dáár gaat Mijn hart naar uit, want waarom is t’ie verstoten?’

Heeft hij iets geks gezegd, of een ketterij verkondigd? Heeft hij iets gezegd tegen de voorganger of over de voorganger? Wie is hier de baas? En meer van die ongein.

Johannes schrijft in z’n derde briefje, vers 9: ‘Ik heb het een en ander aan de gemeente geschreven, maar een zekere Diótrephes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet.

Wie wil nou proberen de eerste te zijn…?

:10: maar ik zal hem herinneren aan z’n werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermee nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet, en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen de gemeente uit.

Dat schrijft Johannes. Een praatjesmaker dus. Een grove zonde. Wat God samen-gevoegd heeft, mag jij niet wegduwen.

Jezus heeft Judas nooit weggestuurd.

Hij heeft Judas ook nooit laten merken dat Hij wat tegen hem had.

Hij heeft ook nooit tegen Johannes gezegd dat Hij moeite had met die Judas.

Niets daarvan, dat deed Hij allemaal niet.

Hij accepteerde hem zoals hij was.

Dan blijft Judas dus persoonlijk verant-woordelijk voor wat hij doet.

In Jesaja 49:9 staat iets merkwaardigs:

Ik wil tegen de gevangenen zeggen: Ga er uit, ga uit de gevangenis, en tot hen die in de duisternis zijn: kom tevoorschijn.

Tja, er is niemand die deze vraag meer stelt. Heb je het wel eens aan iemand gesteld? ‘Laat maar tevoorschijn komen wat er in jou leeft’.

In het Hebreeuws staat er: ‘wordt geopen-baard, zodat er iets in je naar buiten treedt, wordt onthuld, de sluiers vallen weg. Mag ik je gezicht eens zien? Mag ik je in de ogen kijken? Mag ik zien wie je werkelijk bent? Durf je dat nog?

Ik heb me wel eens aan iemand laten zien die er totaal verkeerd mee omgegaan is.

Ik heb me vréselijk gevoeld.

Ik dacht dat ik mij onbevangen en onschuldig aan iemand kon laten zien.

Ik had het niet door, later pas, het was verschrikkelijk!

Toen kreeg ik ook van Jezus de tekst: ‘Je bent wel argeloos geweest, maar je bent niet voorzichtig geweest als een slang’.

Ik had voorzichtiger moeten zijn.

Maar goed, het is inmiddels allemaal wel hersteld.

Maar: ‘kom tevoorschijn’, want het gaat er om dat het wezen Gods in jou tevoorschijn komt. Het gaat er niet om dat je een volmaakt mens wordt. Wat heb je daar trouwens ook aan? Volmaakte mensen…., wat moet je daarmee.

Ja, God wil mensen maken die op Hem lijken. Ja, maar wat zijn dat voor mensen?

Dat zijn geen volmaakte ménsen, dat zijn mensen Gods! En dáár spreekt Paulus over. De mens Gods, dat is het einddoel!

Niet altijd bezig zijn met zelfverwerke-lijking, wie ben ik, hoe kom ik over. Cursussen volgen op zoek naar jezelf, mindfullnes, dat gedoe allemaal. Eindeloos in jezelf aan het graven. Waar ben je dan mee bezig? Als je kapot bent, ga dan terug naar je Maker. Hij herstelt je en maakt je weer goed.

Zelfs in de Psalmen staat: ‘jullie zijn goden’ (Ps.82:6). Jezus wijst daar de farizeeërs op. (Joh. 10:34)

Als je het er op naleest dan staat er dat die goden er niks van bakken, ze doen helemaal niks goed. Ze zijn zó bezig met het kwaad.

De conclusie is: ‘dan zullen jullie ook sterven als mensen’. Die gaan naar het dodenrijk. Je zult sterven als mensen, en niet meer leven als goden. Dan heeft zo’n persoon geen dak meer boven z’n hoofd, en hij is z’n thuis kwijt.

Je bent dak- en thuisloos. Nou, zegt God, daar ga ik naar toe.

Dit was even een zijspoor.

Maar God brengt het weggedrevene weer tevoorschijn. Die zoekt Hij.

Hij zegt: Ik woon in de hoge, maar Ik ben te vinden bij de armen van geest.

Daar profeteert Jesaja 57:15 over.

Ik woon in de hoge, maar je kunt me vinden bij de verbrokenen van hart en de verbrijzelden van geest.

Stel je eens voor dat jouw geest verbrijzeld is. Wat is er dan nog van je over? Je bent aan gort geslagen.

Zoek Mij maar op, zegt God, Ik zoek jou.

We vinden elkaar wel.

1 Cor. 13 wordt zo vaak voorgedragen bij huwelijken; maar dit hoofdstuk gaat over de liefde van God hoor!

Je mag dit best als voorbeeld voor je eigen huwelijk nemen, maar wat daar staat, is geen huwelijksgraad, er staan dingen in waar je in je huwelijk haast niet aan toe komt.

Ik weet niet of je het wel eens woord voor woord hebt bestudeerd. Ik zal er één zin uithalen: (6) De liefde is blij met de waarheid). Alles bedekt zij.

Wat moet ik met dit zinnetje?

De liefde bedekt alles. Niet over praten? De mantel der liefde? Wat een onzin.

Er zit een hoop rottigheid onder die mantel, dat gaat stinken.

Mijn vrouw leest op dit ogenblik een boek dat heet: ‘Trees heeft een Canadees’. Je kent het wel als liedje, maar het gaat over de kinderen die door de Canadezen en de gealliëerden verwekt zijn. En daar zit dan een Nederlands meisje met een kindje.

En hoe dat verstopt werd door de groot-ouders. Niet over praten, je bent een schande voor dit en een schande voor dat, je bent buitenechtelijk etc. etc., wat die allemaal naar hun hoofd gekregen hebben!

Uit die leugen- en schaamtewereld is zoveel verdriet ontstaan, het is meer dan bar.

De mensen vergeten dat Jezus eigenlijk ook buitenechtelijk is ontstaan. Daar denken ze helemaal niet aan.

De liefde bedekt alles.

Er staat in het Grieks een woord dat betekent: ‘overkoepelen’.

De liefde overkoepelt de dingen.

Hij brengt jou eigenlijk onder één dak voor  daklozen en thuislozen.

God zegt: ‘kom maar onder Mijn dak wonen, hier is het goed en veilig’.

Hier mag je je gezicht weer laten zien.

Er staan trouwens zoveel mooie dingen in 1 Cor. 13. In vers 5 staat: de liefde zoekt zichzelf niet.

Als je nou met mindfulness bezig bent, waar ben je dan mee bezig? Dan zoek je jezelf.

Maar letterlijk staat er in de grondtekst:

Zij zoekt niet de dingen van zichzelf.

Een hoop mensen worden op een dwaal-spoor geleid; ik veroordeel die mensen  totaal niet, die zijn ook op zoek. Maar ja, in welke richting zoek je?

Of de uitdrukking: zij rekent het kwade niet toe.

Ik sprak met iemand en zei: ‘ja, die en die gaan ook weer trouwen’. O, zei hij, dat is niet zo’n beste’. Nou, daar gaan we weer. Ja, die hebben de meningen allemaal al klaar.

Wat zou je van die moordenaar aan het kruis zeggen? ‘Ja, niet zo’n beste….’.

Maar hij greep het wel.

Zij rekent het kwade niet toe.

Letterlijk staat er: ‘hij is geen boekhouder van het kwaad’.

Hij schrijft niet alles op wat je fout doet.

Trouwens, wat is fout? Dat zou ik ook wel eens willen weten.

Een boom vervloeken, is dat fout of niet?

Dat deed Jezus toch? O, deed Jezus dat? Dan mag het zeker.

Of meteen je mening ergens over klaar hebben. Oordelen zit er zo diep in!

Ik vond een Duitse vertaling, die is nóg mooier: de liefde draagt geen kwaad na.

Oh, die en die hebben dát uitgevreten….; nou, dan draag je hem dat na.

Als ik nou David noem, die had ook het e.e.a. gedaan, o.a. met Bathseba. Dan draag je hem dat kwaad nóg steeds na, terwijl God hem dat al eeuwenlang vergeven heeft.

Simson…, ja, daar gaan we weer. Over de slechte dingen wordt gepraat.

Petrus, ja, die heeft Jezus verloochend, maar daarna heeft Jezus het hem toch vergeven, en Hij praat er niet meer over!

Hij draagt nooit iets kwaads na.

Maar draag jezèlf ook geen kwaad na.

Ik wil dat even heel dicht bij je brengen; wát je ook hebt uitgevreten, misschien heb je wel gezeten, heb je er straf voor gekregen, wat kan mij dat schelen.

Het is voorbij! Je bent niet meer bestempeld. Dus niks boos nadragen!

Adam en Eva, en hun kinderen, kwamen na de zondeval natuurlijk ook in het rijk der duisternis terecht. En van dat moment af heeft God altijd al gedacht: Hoe krijg Ik ze weer terug! Hoe krijg Ik die lieve mensen weer terug! Want Hij bleef van Adam en Eva houden hoor. Tjonge jonge, liefde is eeuwig! Dat gaat niet kapot hoor!

Hij heeft altijd weer wegen gezocht om die mensen te bereiken; ‘kom alsjeblieft bij Mij, Ik ben je hulp, Ik ben je toevlucht, Ik ben het dak boven je hoofd, Ik ben de arm om je heen. Ik wil zelfs in je wonen. Dichter bij je kan Ik niet komen.

Wat moet het Hem een enorm verdriet hebben gedaan dat Zijn partner Hem ontroofd werd door de duivel.

Dan denk ik wel eens: ‘wie droogt de tranen van God?’

O ja, we zijn in Prediker bezig hè?

God zoekt op wat voorbij gegaan is, dat is het uitgangspunt.

In Prediker 11:1 staat ook iets moois.

Gooi je brood op het water.

Dan hèb je dus brood; hoe kom je daar aan?

Als je achter een bord stamppot zit, en je bidt: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’.

Dan is dat zó raar en krom. Waar heb je het dan over?

Je dagelijkse brood, wat de Israëlieten uit de woestijn raapten, manna, wat betekent: ‘wat is dat’. Er lag ook dauw over het manna heen, het glinsterde, schitterend!

Dat was hun dagelijkse brood.

Als jij nou bidt om je dagelijkse brood, dan bid je om brood voor een ander; dat jij brood krijgt om uit te delen.

Als ik met iemand praat, vraag ik wel eens:

God, geef me een gedachte voor die man of vrouw, die iemand raakt, die iemand bezig houdt.

Ik ga even een zijstraatje in.

Ik had een hele goeie vriend, waar ik alles mee deelde, hij is helaas overleden, dat was heel heftig. 

We begrepen elkaar al met een half woord zó goed. Maar ja, hij is gegaan, en wat moet je dan nog zeggen bij zo’n graf? Het was verder een heel goeie dienst, een paar mensen hebben wat gezegd, en er is heel veel muziek gedraaid, want hij was een muzikaal talent. Ja, ik mis hem nog steeds.

Ik had God ook gevraagd om een gedachte voor hem en toen kreeg ik deze:

Mijn zoon, kom in de stille ochtend die Ik ben, en ik zal je bekleden met de lazuur-stenen van de hemel, met de robijnen van mijn bloed, met het parelmoer van Mijn geborgenheid, tot ziens.

Dat heb ik toen gezegd. En deze drie zinnetjes sprak een daar aanwezige vrouw zo geweldig aan. Ze had al heel wat begrafenissen meegemaakt, maar dit had ze nog nooit gehoord. Ik ook niet, dus ik heb het maar gezegd.

Gooi je brood maar voor de eendjes en de vissen. Bewaar ook je voorraden, want je weet niet wanneer je dat weer nodig hebt op aarde.

Maar het gaat mij nu om Pred. 11:5, een merkwaardige tekst.

Zoals je de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin ken jij het werk van God, die alles maakt.

Toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: ‘nee, de weg van de wind ken ik niet, of van dat gebeente van een zwangere vrouw, daar weet ik ook geen bal van, en het werk van God versta ik dus ook niet’.

Nou, dan lees je maar weer verder…., maar je begrijpt het niet.

Maar  als je God zoekt, begin je de dingen toch te verstaan, te begrijpen.

Dus wat staat er nou?

Ken je de weg van de wind? Dat is de weg van de geest, de weg van de adem. Want wind is hetzelfde als geest en adem.

Nicodemus komt ’s nachts bij Jezus en zegt: vertel eens wat. Nou, zegt Jezus, je snapt er niks van als je niet opnieuw geboren bent. Daar kon hij het dus mee doen. Hij sputtert nog wat tegen, en zegt: ‘ik kan toch niet opnieuw in een baarmoeder gaan’.

Dan denk ik: ‘jawel, dat kan wel, als je nl. opnieuw geboren wordt, ‘boven’, dan kom je ook weer uit een baarmoeder!

Toen hij dat dóórkreeg, is hij ook een discipel van Jezus geworden. Mooi hoor, want Nicodemus was een hele goeie nadenker.

Maar dan praat Jezus ook meteen over de wind. Hij zegt: ‘je hoort z’n geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt, maar je weet ook niet waar hij naartoe blaast.

En de wind blaast waarheen hij wil!

Dát staat er, die wind heeft een wil.

In de adem van God is de wil van God opgesloten; en een ander, veel mooier woord voor wil is verlangen.

In de adem van God zit Zijn eigen verlangen, en dat blaast Hij naar buiten.

Dat is de weg van de wind.

En dan zegt Jezus over die wind: Zoals die wind is een ieder, die uit God geboren is.

Dus als je uit God geboren bent, dan ben je als de wind. Ja, je weet toch waar je vandaan komt? Je komt uit de Vader.

En weet je ook waar je naar toe gaat? Ja, dat weet ik ook, ik ga weer terug naar de Vader.

Het Griekse woord voor einddoel is, als je dat opzoekt in het woordenboek, dan staat er als eerste omschrijving: ‘cirkel’.

Dus de Vader ademt uit en Hij zegt ook wat. Probeer maar eens iets te zeggen zonder adem te gebruiken, dat lukt niet.

Dus Woord en Geest horen bij elkaar.

En wat zegt de Vader dan?

Ik zal het je vertellen, en dat is een geheim. Dat is jouw naam; Hij noemt jou bij jouw werkelijke naam. De naam die de Geest kent èn degene die het ontvangt.

Het is niet de naam die je ouders je gegeven hebben, maar de naam die God jou geeft. Die zó past bij je karakter, bij je aard, bij je wezen.

Zo noemt Hij die naam, en dat ben jij!

En jij gaat op de adem van de wind je tocht ondernemen totdat je helemaal geworden bent wie je eigenlijk zou willen zijn, waar God ook met verlangende ogen naar uitziet.

Hij zegt: ‘Je begin heb Ik gezien, schitterend, maar Ik zal ook je totale volwassenheid zien’. En als dat het geval is, als begin en eind samenvallen,

dan weet jij het begin en het eind niet meer, want de cirkel is rond.

Waar is het begin van een cirkel? Nou, dat weet niemand. Ze zijn samengevallen, en daarom zegt Jezus: ‘Ik bèn het begin en Ik bèn ook het eind. Ik ben de oorsprong van alle dingen, en ook het einddoel van alle dingen. Ik ben de A en de Omega.

In het Nederlands zeg je gewoon: ‘ik ben de A en de Z.                                        Maar hier gaat het over die twee letters die alle andere letters en woorden omvangen.

Zo is een ieder die uit de Geest geboren is. Dus wat Hij tegen Nicodemus zegt, zegt Hij eigenlijk over ons!

Ja, en Hij niet als enige. Er zijn er meer die over ons hebben gesproken, namelijk alle profeten uit het oude verbond, zegt Petrus, hebben over óns geprofeteerd.

Niet alleen over Jezus, maar ook over óns.

Dus wie Jezus noemt, noemt óns.

Hoe kan dat dan? Omdat we dezelfde Geest hebben ontvangen.

En Jezus is de Christus, de Gezalfde, Hij heeft de Geest ontvangen.

Heb jij die Geest ook ontvangen? Dat is precies dezelfde Geest; we zijn eens-Geestes! Daarom zegt Paulus ook duidelijk in de Colossenzenbrief in een korte samenvatting van wat hij allemaal gelooft: ‘daarom leeft Christus in ons’.

De hoop der heerlijkheid. Een ander woord voor hoop is ‘verwachting’.

Wij zijn allemaal in verwachting van dat mooie dat in ons is, en wat staat te trappelen om nog eens een keer naar buiten te komen.

Dat is toch ontroerend dat God dat in jou gelegd heeft. Hij gelooft in jou, Hij kent jou, en Hij vertrouwt dat aan jou toe.

De Christus in ons!

Daar kun je heel veel over nadenken wat dat nou inhoudt; de Gezalfde in ons!

Dat is wat! Dus de Geest woont in ons; die heeft in jou Zijn onderdak gevonden.

God heeft Zijn plaats in jou gevonden.

Dus Gód zocht een huis! Hij was thuisloos.

Hij was dakloos, en toen is Hij gaan zoeken naar een onderdak. Hij weet hoe het voelt om dak- en thuisloos te zijn.

God heeft vanaf de beginne, na de zonde-val, heimwee gehad. Wee is ‘pijn’, heim is een ‘thuis’.

En Zijn heimwee kun jij beantwoorden.

Hij woont veilig bij jou, zoals jij veilig bij Hem woont.

Psalm 110:5b: In heilige feestdos (in volle pracht) rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van uw jonge mannen voor u op.

Wat staat daar nou eigenlijk?

Uit de schoot van de dageraad? Ja, de weg van het gebeente in de schoot van een vrouw. En uit die vrouw komen wij tevoorschijn.

Wie is dan die vrouw? Nou, dat staat in deze Psalm: ‘de schoot van de dageraad’.

Dat is een moeder. De dageraad is mijn moeder.

De schoot van de dageraad, stel je dat eens voor, en ze heeft je gebaard.

In Prediker 11:5, wat we zonet hebben gelezen over het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, dat wordt in het Hebreeuws vertaald met: ‘lichamen’, dat zijn er méér.

De vrouw in de Openbaring, die een volwassen zoon baart, dat is er niet één, maar dat zijn er meer.

Er worden er heel veel gevormd in de baarmoeder van de dageraad. Héél veel, al die groepjes over de hele wereld worden gevormd naar Zijn beeld.

We beginnen langzamerhand op de Vader te lijken. Al die lichamen.

Dan moet je eigenlijk Psalm 139 daarbij lezen. Het gaat  in die Psalm niet over de vorming van een mens hoor, maar over de vorming  van een wezen in de mens.

Als jij nou zwaar gehandicapt bent, en je leest die Psalm, wat denk je dan?

Nou, dan lees ik in vers 15: Mijn gebeente was voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt werd, gewrocht in de diepten van het aardrijk; en uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren ze allemaal opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden.

En ik lees dat als gehandicapte, dan zeg ik: ‘nou, hebt U mij wel in de gaten gehad, waren Uw ogen wel op mij gericht? Ik ben hartstikke mismaakt! Een blinde kan het niet lezen, en een dove kan het niet horen, en de lamme zegt ook: gooi mijn tranen maar in mijn pet’.

Het gaat hier dus niet over de vorming van een mens, maar het gaat hier over de vorming van de Christus in je!

En dán klopt die Psalm in elk onderdeel!

Langzamerhand word je gevormd vanaf je oorsprong, je ware identiteit, tot aan het einde van wat de Vader bedacht heeft.

Daarom roept David het ook uit: Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Wat heeft U mooie gedachten, zegt hij tegen God.

En als er iéts dwars gezeten wordt, dan is het de vorming van de Christus in ons; daarom staan we ook onder druk.

Je mag alles doen, druk bezig voor de Heer. Halleluja krijsen op het podium, dat heeft geen enkele zin.

De Christus wordt in mij gevormd, en dát is het werk van God. Dat zegt Jezus ook: ‘Het werk van God is dat je in Mij gelooft, en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft.

Wie is die ‘Mij’ dan? Ja, dat is Jezus, maar het was de Christus, en dat hield Hij geheim.

Petrus roept dat een keer uit, maar Jezus zegt dan: ‘mond dicht’.

De Christus in ons is het grootste geheim dat God in jou gelegd heeft.

Daarom is Hij ook zo gek op je, dat jij dat geheim hebt aangenomen.

Je kunt daar God geen groter plezier mee doen, daar is Hij zó gelukkig mee!

Ergens zegt Jezus: ‘Het geloof van God’.

Daar heb je het; het vertrouwen van God dat het in jou goed komt wat Hij begonnen is te doen. Dat is de weg van de wind.

Het gebeente in de schoot van een zwangere. In het Hebreeuws staat er: ‘in de schoot van een volle’, dat is natuurlijk een zwangere.

En het werk van God, die alles maakt.

Ja, God maakt alles, en een maker is een hersteller.

In het Hebreeuws staat er: ‘het werk van God, dat Hij aan allen doet’.

Hij doet een goed werk aan mij. Hij heeft het ook over jou!

Je kan het ook vertalen met: ‘het werk dat Hij mét allen doet’.

Hij schakelt ook anderen er bij in.

Dus Hij doet dat werk áán jou, maar dat doet Hij niet alleen, dat doet Hij ook mèt die anderen. Dus je voedt elkaar op, dat is toch leuk?

Je bent elkaars voorganger, of naloper. Dan loopt dié weer eens voorop, en dan loopt die ander weer eens voorop, het maakt allemaal niks uit.

Het woord voorganger is een rare titel, ja, maar dat is een apart verhaal….

Jezus heeft toch aan jou gevraagd: ‘mag Ik je voorgaan?’ Ja, nou, volg Mij!

Dat is nou alles wat Hij van je vraagt.

Hij had niet gestudeerd, had geen titel,

Hij stond ook niet bekend als voorganger.

Jezus was steeds in het gebed ván God, kon ook vertaald worden met: in het gebed mèt God. Dan kun je nagaan, wat van God is, is ook mèt Hem.

Het gebed met God is samen bidden, en God is ook één en al gebed.

Hij is altijd bezig in de hemel om Zichzelf te openbaren in mensen.

Daar word je toch stil van! Het gaat om Zijn openbaring. De apokalips.

Dat betekent: het weghalen van een sluier die de duivel over ons gehangen heeft.

Een sluier van zonden; een sluier van sterfelijkheid.

Alle sluiers worden op een gegeven moment allemaal weggehaald! En zo word jij ontsluierd. Hoe vind je dat nou?

Zonder sluiers. En als de bruidegom dan zegt: ‘Kijk Mij eens aan’, zoals geliefden elkaar aankijken, dan lezen ze het geheim in elkaars ogen. Een onverbrekelijk geheim.

Jezus en Zijn vrouw, de gemeente, de gelovigen. En uiteindelijk wordt God de Man van Zijn vrouw, en dat is de totale gelovige mensheid. Dat is de bruiloft van het Lam. Maar dát duurt nog wel even.

 

Ik lees je nog een gedichtje voor.

Dus ik laat nu hier mijn gezicht zien, dat durf ik wel bij jullie, want niemand beduvelt mij hier, heb ik gemerkt in de loop der jaren. Ik voel me echt veilig bij jullie.

En wat er ook gebeurd is, ook in Kampen, waar een gigantische kloof is ontstaan, die onoverbrugbaar is; nou ja, dan houdt het maar op.

45 jaar ben ik daar leraar geweest. Ik heb er wel een traan om gelaten hoor.

Ondertussen werd ik wel weer opgetild, en kan ik mijn gedachten hier en daar nog een beetje kwijt.

Er vormen ook nog een paar kleine groepjes, daar zijn we erg gelukkig mee.

Zo zijn er overal in Nederland kleine groepjes die stilletjes verder gaan met het ontdekken van dat smalle weggetje.

 

Nu het gedicht:

 

Mijn leven lang verzameld, en veilig opgeborgen; een regenboog van schatten in de hemel.

Ik ben geboren uit wind en regen, en wandelde van donkerheid naar morgenlicht, tot in de jongste dag;

en pril en zo schroomvallig komt lente in mijn ziel.

Wijd open ik mijn ramen, in mijn gezicht zijn adem; ontroering, zo zacht ruisend van Zijn aanwezigheid in ogen van geliefden.

Hun omarming geneest mij, mens worden, mens Gods, aan- en met elkaar.

Zoveel vruchten zongerijpt in rust, aan tafel met mijn Vader en Zijn Zoon.

Samen zijn met brood en wijn.

Gebakken brood door vuur, geperste wijn door voeten.

Zo vol smaak, gelouterd door Hun liefde, gelukkig bij elkaar.

Amen

 

Duurt Sikkens d.d. 01-02-2018 (Assen)

 

 

God als Vader èn Moeder (Duurt 27-09-09)

God als Vader èn Moeder

 

Jullie krijgen geen begintekst. Sneu, maar die herinner je je wel.

De Geest Gods zweefde boven de chaos, boven de wateren.

Als de Geest van God zweeft, dan moet Hij dat Zèlf zijn, want je kan Zijn Geest niet los van Hem zien. Ik kan ook jouw geest niet los van je persoon zien. Dus dat is Hij zelf geweest.

Je kan het woord ‘zweven’ ook vertalen met ‘broeden’; en dan boven een chaos.

Sommigen zeggen dat er voor die tijd ook al een schepping geweest is, die totaal vernield is door de tegenstander, en dat God gewoon weer opnieuw begint.

Nou, what ever, maar God is wel Iemand die boven de puinhopen van je leven, de chaos van je bestaan, gaat broeden, om het leven weer tevoorschijn te roepen. Want chaos is òngevormd, gewoon een bende. De bijbel spreekt over een baaierd, dat is ook een zooi.

In het Hebreeuws is het ‘tohoewabohoe’, nou, die term alleen al jaagt je de stuipen op het lijf.

Maar als God Zelf daarboven broedt, dan kun je je voorstellen dat Hij wordt voorge-steld als een moedervogel, met vleugels. Want broeden doe je met het lijf en met vleugels.

In Maleachi 4 wordt God voorgesteld als een zon, waar heerlijk veel warmte van uitgaat, met vleugels. Houdt dat beeld eens vast: de zon met vleugels.

En er staat bij: er zal genezing zijn onder haar vleugels. En een hoop mensen hebben het over de vleugels van God als een beschermplek, als een schuilplaats.

Bv. ‘onder Uw vleugels zal ik schuilen’.

Maar weet je, als je daar eenmaal onder zit, dat je dan ook de warmte van God voelt? De warmte die Hij voor je koestert. Wat er van Hem uitgaat, en daar word je zelf zo warm van.

En dan staat er: ‘dan zul je genezen’. Dus het is niet alleen een schuilplaats, maar het is ook een plek om je innerlijk te genezen. Ik noem het maar een sanatorium, een herstellingsoord. Want het is de bedoeling dat de mens éérst in z’n gedachten, in z’n geest, in je ziel geneest. Genezing van de trauma’s, van de rotzooi die je hebt mee gemaakt.

De puinzooi die je soms hebt achter-gelaten. Of kromme gedachten.

Je kan dus genezen. En Jezus neemt dat beeld over. En welke vogel heeft Zijn voorkeur? Een kip! Daar heb je onze bescheiden Heer.

Een kip. Dus niet een machtige arend, waar iedereen het vaak zo graag over heeft, maar gewoon een kip.

Ik vind dat prachtig!

Dus niet een haantje: ‘hoor mij eens, en kijk eens hoe flink ik ben in het evangelie, want dàt zijn haantjes’. Met grote woorden.

Nee, kip. En dan ook nog een broedende kip. Hij is een moederkloek, toen Hij dat beeld gebruikte voor de kleintjes.

Wij zijn dus per definitie kuikens.

‘Goede morgen kuikens’. Ja, hier leer je kakelen.

Ik wou eens even wijzen op de moederlijke kant van God. Want er zijn aanwijzingen in de bijbel, maar ook in het gedrag van Jezus, dat daar een heel groot moederlijk gedeelte is. Ik denk dat het zelfs elkaar in evenwicht houdt, vader en moeder.

In Jesaja staat: ‘zoals iemands moeder troost, zo zal Ik jullie troosten’.

God vergelijkt Zichzelf dus met een moeder. En troosten is niet alleen de tranen afwissen, maar is ook ‘bijstaan’.

Het is een moeder die anderen bijstaat.

Dat is ook een kant van een bijstands-moeder, een ander bijstaan.

En Jezus heeft getroost. Jezus heeft Zijn mensen getroost zoals een moeder troost. Daar heb je die kip weer.

Want Hij zegt: ‘als Ik weg ga, dan komt er een àndere trooster. Dus Hij was de eerste; in navolging van God.

Jesaja zegt ook: ‘kan een vrouw haar zuigeling vergeten?’ Nou, wat een stomme vraag, daarom heet dit ook een retorische vraag.

Kan een vrouw haar kind vergeten? Haar zuigeling? Ben je mal. Nou, zo vergeet Ik jullie ook niet, zegt God. Maar je moet wel eerst het lef hebben om jezelf een zuigeling te vinden. En durf je dat?

Durf je jezelf te vernederen.

Niet in de negatieve zin, maar gewoon door je ontvankelijk op te stellen.

‘Maar Ik vergeet jullie niet’. God vergelijkt Zichzelf met een moeder.

Het begrip vader en moeder is véél ruimer dan dat het alleen maar een biologisch gegeven is.

Ik hoor het mensen wel eens zeggen; dan hebben ze ellendige ervaringen van vroeger, met een ellendige vader, van die heersertjes, of een asociale moeder, dat kan. En als er dan wat met ze gebeurt, dan is het: tja, het is tenslotte toch je vader……..

O, dat zal dan wel, maar hij heeft zich niet zo gedragen. Dat vraag ik me dan af. Wat bind je dan nog? Waarschijnlijk angst. Dat is wel raar hoor.

Maar het begrip ‘vader’ is niet alleen biologisch, ik vind de geestelijke kant veel belangrijker.

Denk eens aan de ‘vader des vaderlands’. Wat stel je je daarbij voor, dat hij het hele land heeft verwekt? Nee, hij heeft het veel te druk gehad.

Abraham, vader van gelovigen. De vader der Vlaamse beweging. Vadertje Drees. Die heeft als een vader er voor gezorgd. En sommige mensen hebben het zelfs over vadertje Stalin, die miljoenen mensenlevens op z’n geweten heeft. Die zou je toch nooit meer vader noemen.

Maar ja, zo verblind zijn ze. En moeders, moeder van een klooster, moeder van een weeshuis, je had ook een vader en een moeder van een jeugdherberg.

En hoe heet de moeder van de porselein-kast? Voorzichtigheid. Dus voorzichtigheid is een moeder.

Vind je het niet leuk dat het begrip ‘vader en moeder’ véél wijder is, en veel meer inhoud krijgt, als je het losmaakt van alleen de biologische kant?

Ja, als een paar mensen een kind adopteren, dan ben je dus een vader en een moeder voor dat kind. Nou èn!

Het gaat er toch om waar je opgevoed wordt, warmte ontvangt, en juist bevestiging van je persoonlijkheid?

En het is eigenlijk net zoals sommige mensen de bijbel helemaal niet kennen.

Ik vind het zo gek dat mensen al van jongs af aan hun kinderen bestóken met godsdienst en met Jezus en weet ik veel. Dit moet me toch even van het hart. Die kennen hun bijbel niet. Want wat zegt Paulus? Eerst komt het natuurlijke. Nou, doe dat dan ook!

Laat dat kind in een heerlijk milieu groot worden, en sla ze niet om de oren met bijbelteksten en zo….

Daar ben ik ook een slachtoffer van.

Bevestig dat kind in z’n persoonlijkheid, in z’n eigen identiteit. Wie hij is! Anders groeit hij scheef voor de rest van z’n leven.

Het gaat me dus om allemaal geestelijke vaders en moeders. En in beide gevallen heeft de vader en de moeder te maken met de oorsprong, met het begin.

En Jezus was voor Zijn discipelen als een vader èn als een moeder.

Hij had geen titel. Er was niemand die tegen Jezus ‘Vader’ zei. Ook niet in het Latijn, pater, of paus. Het was géén titel.

Het is iets wat je doet! En Hij was als een vader voor hen omdat Hij, (en nou begrijp je wat er bedoeld wordt) het Leven in hen heeft gewekt, verwekt. Dàt is vaderlijk!

Als jij het evangelie vertelt en het Leven wordt gewekt, dan ben jij als een vader voor diegene die dat heeft ontvangen. Dus het geeft jou ook een stuk verantwoor-delijkheid voor diegene die jij tot leven hebt gewekt door dat woord.

En Hij was ook als een moeder, want wat gaf Hij ze, om met de woorden van Petrus te spreken? Onvervalste moedermelk. Ja, dat zijn de allereerste gedachten van God over een mens.

Dat is onvervalste moedermelk. Dat heeft Jezus hen gegeven; Hij noemde ze ook rustig ‘kinderkens’. Nou, je mag ze pas kinderkens noemen…, ja, het is een beetje ouderwets woord, maar Hij noemde ze kindertjes. Dat betekent dat Hij als een vader en moeder voor hen was.

Er schiet me een gedicht te binnen. Jullie kennen allemaal het verhaal van de verloren zoon. En daarin was alleen maar sprake van een vader. Heb je je wel eens afgevraagd waar moeder was? Die wordt helemaal niet genoemd. Het begrip ‘vader’ mag je natuurlijk véél ruimer zien.

Hij zal wel als een vader en een moeder geweest zijn. Maar hoe dan ook; Geerte Gossaart, een dichter van begin vorige eeuw, heeft in een gedicht de moederkant daarvan beschreven. Ik weet niet of je het kent; het is een beetje ouderwetse taal.

Het gaat over een adelijke man, en die klimt op z’n paard en verlaat het kasteel.

 

“Hij sprak en zeide, in het zadel zich wendend; ‘vaarwel hoor moeder, nooit keer ik weer!’ En door de lanen zag zij hem gaan en sprak geen vervloeking, doch weende zeer.

Sprak geen vervloeking, doch bijna blijde beval ze de maagden, laat immermeer zijn zetel staan, de lampen branden, de poort geopend en de slotbrug neer.

En toen, na  j a r e n  een melaatse zwerver ter poorte klaagde: uw zoon keert weer, zag zij hem aan en vond geen tranen, voor zóveel vreugde geen tranen meer”.

Dat moest ik vroeger leren en nù snap ik hem.

Wat een moeder hè, om zó te reageren. Laat alles branden, ik zal altijd laten merken dat hij altijd welkom is. Daar heb je nou de gezindheid van een vader en van een moeder.

Wanneer ben je dus een vader en een moeder? Nou, zegt Johannes in één van z’n brieven: ‘je bent een geestelijke vader als je Hem kent die van de beginne is’.

Ken je die uitdrukking? 1 Joh. 2:14: Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van de beginne is. Dat slaat op Jezus. Want Hij heeft een begin. God is eeuwig.

Als je dus Hem goed kent, dat betekent niet dat je allemaal Jezus-verhalen weet, maar dat je Zijn gedachtenwereld kent; Zijn gezindheid.

Als je die kent, zo lief de wereld hebben, dat je er alles voor over hebt om die wereld te redden, dàn heb je de goeie geestelijke gezindheid om een geestelijke vader te zijn.

Pas geboren geestelijke kinderen hebben zich laten dopen. Vraag aan jou: ‘geef je ze moedermelk?’ Of geef je ze hompen roggebrood? Wat geef je ze?

Stop je ze vol met jouw kennis? Of geef je ze moedermelk?

Hoe reageer je op jeugd, en ik bedoel met jeugd de mensen die pas het evangelie hebben gehoord, ook al zijn ze tachtig.

Wat vertel je ze? Hoe ga je er mee om?

‘Ja, ik zal voor je bidden hoor….’. Zeg dat nooit tegen een jong mens.

En  àls je het doet, doe het dan stiekem en bidt voor jezelf dat je goed reageert op je kind. Ga eens met ze praten. Heb belang-stelling voor ze, zoals God belangstelling heeft voor de mens.

Ben jij een schaduw of een beeld daarvan, als jij belangstelling en echt geïnteres-seerd bent in die mens. Dus ga ècht luisteren! Dan moet jij eens kijken wat er gebeurt als jij luistert. Je hoeft dan niets te zeggen.

En wanneer ben je een moeder voor dat kind? Ik kan ook een moeder zijn. Kijk, als ik op een ei zit te broeden, dan ben ik een broeder. Dus als een zuster op een ei zit, is ze eigenlijk een broeder, ha ha. En dan is de verwarring heerlijk kompleet.

Er zitten zoveel kanten aan, en er is één kant die heel sterk de nadruk krijgt, over moeders, en dat vind ik een ontroerende kant, en ook een hele reële, dat barings-proces. Dat er iets van binnen naar buiten moet, en dat kost moeite; dat kost hartstikke veel moeite.

Maar die moeder denkt: het is die moeite waard. Je doorstaat wat.

Je bent een moeder als je leven in je hebt en je baart dat.

Kijk, Eva is uit Adam gevormd. Zo is de gemeente, de nieuwe Eva, gevormd uit de eerste Adam, Jezus. Wij bestaan door Hem en dank zij Hem. Wij zijn een deel van Hem, niet een rib. In het Hebreeuws staat: een component.

Adam is zonder Eva niet kompleet. Zo is Jezus zonder Zijn vrouw niet kompleet.

Ze zijn zelfs gelijkwaardig; de vrouw is niet maar een onderdeeltje van de mannelijke denkwereld. Nee, samen, uit hetzelfde lichaam.

En om de Christus nou kompleet te maken, heb je dus een hoofd en een lichaam.

Paulus zegt tegen een gemeente: ‘ik doorsta weeën, zodat de Christus in jullie gestalte krijgt. Ik heb hartstikke veel moeite, ik zit ook in de gevangenis. Leuk is anders. Maar ik ben bezig met andere dingen en dàt houdt  me overeind.’

Ik doorsta weeën, nou, weeën doorstaan is niet leuk. Er ligt een vloek: met smart zul je kinderen baren. Nou, dat  was niet de bedoeling, maar smarten zijn pijnen van de boze om het leven Gods niet te laten openbaren.

Dus als je onder druk gezet wordt, stik je er dan in of zeg je: ‘ik doorsta het want het zijn weeën, er komt iets moois tevoor-schijn. Ik zie nog niet wàt, maar ik weet het, en dàt is nou de hoop die leven baart.

Ik vergat nog te vertellen dat het zo belangrijk is om je te richten op beginnende gelovigen; want als jij schapen wil weiden, dan zul je toch moeten leren om met lammeren om te gaan. Dat wordt tegen Petrus gezegd.

Weidt mijn lammeren, zegt Jezus eerst, begin dáár maar eens mee; hoe ga je daarmee om.

En Jezus vergelijkt zichzelf met een lam; hoe ga je met Mij om?

Dat de Christus gestalte krijgt in Zijn kinderen, in ons. Als we dus als gemeente onder druk staan op een of andere manier, of gewoon in je persoonlijke leven, dan heeft Gód daar niet een bedoeling mee, de duvel heeft er een bedoeling mee, om nl. dat leven niét tevoorschijn te laten komen. En dáárom zul je kracht ontvangen om te baren.

De weeën des doods zijn de ergste weeën die er bestaan, denk ik, dat het leven dood moet. Die konden Jezus niet vasthouden, en God verbrak de weeën des doods, want er was voor de boze niets meer te halen, en toen heeft Hij Z’n Zoon in het dodenrijk overeind getrokken. Einde pijn!

Trouwens, Paulus zegt ook ergens over de gemeente Corinthe, dat hij zich als een vader voor die club voelt. Niet een titel!

Maar hij had hen verwekt door het woord.

Het leven is in hen begonnen en daar voelde Paulus zich verantwoordelijk voor.

En wat komt er dan aan het licht, uit het verborgene, uit de baarmoeder van de dageraad? Daar komen mensen uit tevoorschijn die op God lijken.

Dat betekent dus, je mag dat wel eens omdraaien, dat God op die mensen lijkt.

Ja toch? Dat God dat ziet en zegt: hé, ze gaan op Me lijken!

En God herkent Zich in die innerlijke mens in Z’n eigen kinderen. Dat vind ik zó mooi.

Ik ga even een zijstraatje in. Durf je in een spiegel te kijken? Durf je aan zelfreflectie te doen? Paulus zegt het anders: ‘onderzoek jezelf eens’. Want een hoop mensen onderzoeken graag anderen; ze zitten als amateurs in het zielenleven van anderen te plukken en te trekken.

Blijf er van af! Zo denk ik er over. Niet doen! Ik heb er pas nog een psychiater over gehoord. Die kwam mensen tegen die in een sekte hadden gezeten.

Dan moet je ook maar eens kijken naar het Riagg.

Die hebben in een club gezeten waar niks mocht en alles moest. Dat gedoe, weet je niet? En er is in de zielen van die mensen een ravage aangericht, en dan mogen de mensen uit de wereld het weer op-knappen. Hoe vind je dat?

Ik kom trouwens in de wereld mensen tegen die barmhartiger zijn dan mensen die zich christelijk noemen.

Durf je in een spiegel te kijken? En aan jezelf te vragen: ‘waar ben je mee bezig?’

Wat is een spiegel? Ik heb het wel eens gevraagd aan de kinderen, jaren terug: ‘hoe vind je dat je vader bezig is?’

Ik zocht een spiegel op.

Heb je het je kinderen wel eens gevraagd? ‘Hoe vinden jullie dat ik je heb opgevoed, zeg het maar’. Ik stelde me heel kwets-baar op, maar dat durf ik bij mijn kinderen.

‘Hoe vind je dat het gegaan is, of zit ik ergens scheef; maak ik een denkfout?’

Dán ga je pas in een spiegel kijken.

En als die spiegel nou eens helder is, dat zijn dus mensen die écht van je houden. Tenzij je geen vrienden hebt, dat is erg, of een vriendin.

Durf je dat, durf je die vraag te stellen? Dat heet zelfreflectie. Want sommigen kijken altijd rond om een ander te beoordelen, maar hoe is het met jezelf?

Heel simpel houden.

Jesaja 63:9. Voor de aardigheid moet je die eerste zin eens goed lezen. Je hebt het benauwd in je druk, in je weeën, je vragen die je stelt, je pijnen: en in al hun benauwdheid, (dat is het volk van God) was Hij ook benauwd.

Hoe is het met U, Vader? Ik heb het benauwd, zegt Hij dan.

Kun je je dat voorstellen? Hij leeft dus met je mee! Wat een zin is dat. Ze zeiden het tussen neus en lippen, maar ik denk: dat is een parel. Hij leeft met jou mee! Want Hij leeft altijd met je.

Met je meeleven kon Jezus ook zo goed. Hij kon Zich inleven in jouw situatie; want als jij onder druk staat, staat eigenlijk God ook onder druk. Ja toch? Want de duvel wil een eind maken aan het bestaan van God. Hij wil niet dat God Zich openbaart. En die kan hij aanvallen met de mens als aangrijpingspunt. Zó zet hij je onder druk. Hoe komt dat dus?

Omdat de Vader in jou woning heeft gemaakt, zet hij die woning onder druk. Dan heb je het hartstikke moeilijk.

In het woord ‘benauwd’ zit het woordje ‘nauw’. Je bent in het nauw gedreven, daar zit geweld achter en je kan geen kant meer uit, denk je. In de benauwdheid.

Maar zó één is Hij met ons! Nou snap je hoe menselijk God is, want Hij heeft die mens ook bedacht met z’n gevoelens en gedachten.

De duivel wil maar één ding: dat de kinderen van God niet openbaar worden. De hele schepping kreunt en zucht; onzichtbaar en zichtbaar. Alles staat onder druk, op dit ogenblik zeker. Waarom? Omdat die kinderen van God openbaar willen komen! Zij hebben de hoop vast gehouden en God heeft hèn vast gehouden in die hoop.

“Jongens, blijf alsjeblieft hopen wat Ik hoop”. Dáár heb je je Vader!

Dan ben je niet met onnozele kleine dingetjes bezig, wat ik soms hoor, dan denk ik: ‘waar gáát dit over’, maar dan ben je met wezenlijke dingen bezig; met de dingen van je Vader.

Ik vind dit een zeer troostrijke en bemoedigende tekst.

‘Ik weet wat het is’, zegt Hij, ‘Ik leef met jou mee, Ik leef toch gewoon met je’. Ik vind dat zo mooi. Dat doet je goed. Zo hoog heeft hij je.

En er zijn zelfs mensen die durven God Abba te noemen, en Abba is zo’n eigen, intieme term. Wij zouden hier zeggen: papa. pappie, paps. Het is dus een liefkozende term wat een kind tegen z’n vader, als hij hem vertrouwt, zegt.

Daar staat wel een aardig voorbeeld van in de bijbel, want het is de Geest die jou dat laat zeggen, zo blij met je pappie, daarom is het ook iets wat in de verborgenheid thuis hoort.

Koning Jerobeam had altijd oorlog, een rotzooi trappen, er een bende van maken, en rare tempels oprichten.

En Jerobeam zei: ‘ik verzin weer een nieuwe godsdienst, in het noorden een gouden kalf en in het zuiden een gouden kalf, dan hoef je niet zo ver te rijden’.

Dus twee gouden kalveren.

En, zegt hij, deze goden hebben jullie uit het land Egypte gehaald.

Jerobeam had dus niets geleerd van de dans rond het gouden kalf in de woestijn.

Het was me een godsdienst. Kleren erbij. Er werd altaren opgericht, tempeltjes erbij. Er werd een hele priesterorde benoemd…. Jerobeam had het er maar druk mee, wàt een godsdienst. Van Dan tot Bercheba gouden kalveren.

En op het hoogtepunt van dat feest, op een bepaalde dag zou Jerobeam een altaar oprichten, en er werd weer geofferd bij het leven, de Partij voor de Dieren zou er bij staan huilen.

Dan komt er ineens een niet met name genoemde vent, een man Gods uit Juda. En die komt naar hem toe en zegt daar wat van. En Jerobeam zegt: ‘wat doet die vent hier’. En hij strekt z’n arm en zegt: ‘Grijp die vent’. En wat gebeurt er? Z’n arm blijft gestrekt staan, hij krijgt hem niet meer terug. Daar sta je dan toch ook als een rare richtingaanwijzer… Eigenlijk heeft het wel iets ironisch, dat hij op dat moment naar die man wijst. Zo van: ‘luister nou eens naar die man Gods uit Juda’.

En hij staat daar maar, nou, dat is vrij lastig hoor. Ook met autorijden…., je raampje open en altijd rechts rijden….

(Nou niet afdwalen…. )

Hij staat daar maar, maar wat doet hij?

Jerobeam zegt: ‘Wil jij naar jouw God bidden om hier een eind aan te maken?’

Dat was wel slim van hem, het was ook een politicus.

En wat doet die man Gods? Hij zegt: ‘dat is goed, ik zoek de gunst van mijn God’. En raadt eens wat er in het Hebreeuws staat, ik wist niet wat ik las: hij streelde het aangezicht des Heren.

Zie je het voor je? Als een kind op schoot, en hij streelt het aangezicht des Heren. Hij zocht de gunst van God. Niet slijmen; nee, hij liet gewoon merken dat hij hartstikke veel van Hem hield.

Dan zegt hij tegen de koning: ‘laat maar zakken’. Dáár heb je de gezindheid van God. Iemand die een beroep op God deed; geef!

Hij streelde het aangezicht des Heren; daar kun je fijn lang over nadenken. Wat een vertrouwelijke omgang.

Denk eens aan Jezus, waar was Hij altijd te vinden in de geestelijke wereld? Aan de boezem van Z’n Vader! Dat betekent een heel intiem gesprek.

Dat betekent dat je tegenover elkaar zit aan tafel; maar gewoon dat gesprek. Face to face, aangezicht tot aangezicht. En God zoekt zulke mensen, die met Hem een gesprek beginnen. Want Hij is nieuwsgierig naar wat jij er van vindt en hoe jij er over denkt.

En dan zegt Hij: ‘Ik ben dat en dat van plan’, en dan vraag Hij aan jou wat je er van vindt; want Hij doet geen ding, of Hij maakt het Zijn mensen bekend.

En waarom maakt Hij het aan jou bekend? Zo van: ‘dit gebeurt allemaal en zo staat het vast? En zo zit de eindtijd in elkaar..?’

Die stad gaat er helemaal aan en Abraham gaat een gesprek aan met God en zegt: ‘liever niet, om die paar rechtvaar-dige mensen kun je toch niet die hele stad vernielen?’

Hoe vind je dat? Iemand die een gesprek aangaat met God! Dan begin je Hem te kennen, die van de beginne is.

God is ooit begonnen met een gelijkwaar-digheid van twee mensen. Dat heeft Hij bedacht, man/vrouw!

Dat is een scheppingsgedachte; daar heeft Hij gestalte, een vorm aan gegeven, en dat is in Hem ontstaan.

Waarom? Omdat in Hem de gedachte ontsprong: ‘Ik wil iemand bij me met wie Ik van gedachten kan wisselen’. Die had Hij niet. Hij kon wel wat tegen engelen zeggen, maar hij verlangde naar een gelijkwaardige gesprekspartner, met een ander woord: ‘vrouw’.

Nou snap je waarom het begrip ‘vrouw’ aan zoveel onderdrukking onderhevig is; in een heleboel landen nog.

Want de duvel wil niet dat de mensheid een gelijkwaardige partner wordt van God.

Gods diepste gedachte is: iemand bij Hem. Die wilde Hij tevoorschijn beminnen.

Want je bemint iemand tevoorschijn.

En de gelovigen van vandaag aan de dag, de christenen, Geest gedoopten, of ze nou in de hemel zijn of op aarde, of in allebei tegelijk, dat kan ook, dat is de vrouw van Jezus. Dat is een ander verhaal; de vrouw van het Lam.

Maar uiteindelijk wordt de hele Geest-vervulde mensheid, de mensheid waarin Gods Geest woont, met Jezus aan het hoofd, dàt wordt uiteindelijk de vrouw van God.

En dàn krijg je de bruiloft van het Lam!  Dat is de bruiloft van God, de bruiloft van het Lam. Dus niet dat Hij trouwt met de mensen, nee, maar de mensheid gaat feest vieren met de Vader. Dan krijgen we toch een bruiloft…! Maar dit doelt op de verre toekomst.

Jezus als Hoofd en wij als lichaam vormen dan de bruid van God; en dàt is een beetje het gestelde, ik heb een beetje hekel aan dat woord, einddoel. Nee, dan begint het pas hoor! Dan begint het pas!

Ja, het gaat eerst naar dat einddoel.

Kijk, zonder Eva was Adam niet kompleet. Zonder mensen is ook Jezus niet kom-pleet. Zonder de mensen is uiteindelijk God niet kompleet. Dàn pas is Hij kompleet! Dat is de voltooiing.

Het woord ‘telos’, wordt altijd vertaald met ‘einddoel’, maar ik vind het woord ‘voltooiing’, want dat betekent het ook, véél mooier. De gestelde afronding.

Het woord ‘telos’ heb ik eens opgezocht in het woordenboek, en de allereerste betekenis van telos is ‘cirkel’. En nu snap je het woord ‘afronding’. De cirkel is rond. God is begonnen, de duvel kwam er tussen, er is van alles gebeurd, gebeurt nog…. Maar uiteindelijk wordt het begin gelijk aan het einde.

 Zo is God begonnen met Jezus op te voeden; Hij heeft ook alle verzoekingen doorstaan, al die moeiten; maar uiteinde-lijk is Jezus geworden wat de Vader voor ogen had. Dan is de cirkel dus rond!

Je kan dus ook zeggen, zoals Jezus dat zei, ‘Ik ben het begin èn het einde’. Dat valt weer samen.

En met einde moet je ook weer denken aan begin en voltooiing. Teunis bad dat vorige week nog: ‘Uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn’. Ik denk: zó, daar ben ik blij mee!

Pak eens 1 Cor. 8:6: ‘Er is maar één God en Vader, uit wie alle dingen zijn’. Ja, dat geloven we. En tòt wie wij zijn, en één Here Jezus, dóór wie alle dingen zijn’.

Dus, toen wij uit God kwamen als schep-pingsgedachte, mensen, toen daar een breuk in kwam, heeft God Z’n Zoon gestuurd dóór wie alle dingen zijn. Ook een idee van God, om een lam te hebben; om die mensen maar bij Zich terug te krijgen.

Dus uit Wie, en dóór Jezus Christus, komen we allemaal weer terug bij Diegene die het allemaal bedacht heeft. En God wil niet dat er ook maar wàt verloren gaat.

Hij wil ook niet dat er iemand verloren gaat.

Laat ik het nog maar eens zeggen: de mensen die een evangelie prediken van: ‘je mot Jezus aannemen, anders ben je voor eeuwig verloren’, die moeten die spreuk verbranden tot op het bot!

Wat een vreselijke uitspraak! Wat een oordeel zit daar ook achter! Onbarmhartig!

Er zijn miljoenen mensen, dat zal ik je nu vast vertellen, die rustig allemaal, bij sloten tegelijk, ingevoegd, ingebracht worden in het koninkrijk der hemelen, omdat het gewoon barmhartige mensen waren; omdat het gewoon goeie mensen waren; omdat ze arm aan geest waren; of omdat ze zwaar gehandicapt waren.

Noem ze allemaal maar op. Want God is iemand die alleen maar op zoek gaat om te behouden! Hij wil het houden, want het is van Hem! Dáár heb je je Vader.

Als je zulk een instelling hebt, dat je gericht bent op behoud en niet op ver-oordeling, dan begin je op God te lijken.

Mooi hè? Daar heb je je Vader.

Ik heb nog één gedachte.

Jezus zegt: ‘weet je waarom ik gekomen ben? Om de Schrift te vervullen’. En dàt is een goeie doordenker.

Wat àl die profeten gezegd hebben, waar ze voor gestorven zijn, aan stukken gehakt, doormidden gezaagd, vermoord, lees het maar na. En ze hebben het nooit gezien en nooit gekregen. Daarvan zei Jezus: dat ga Ik nu vervullen.

Wij zijn ook geroepen om de Schrift te vervullen; wat er over ons is geprofeteerd.

Dus het is zaak om eens goed te lezen wat er staat over òns. En dan lees je de bijbel ècht anders.

De Schrift vervullen. En alle evangelisten gebruiken dat woord ‘vervullen’ heel veel. Op de gekste momenten zei Jezus: ‘de Schrift moet vervuld worden, Ik ga doen wat er staat en wat er gezegd is.

En Jezus heeft heel wat vervuld; verwezenlijkt.

Vervullen is ‘beantwoorden aan Gods wensen’. Want het is Gods diepste wens om die mens bij Zich te hebben en te houden. Maar willen wij dat ook?

Willen wij de Schrift vervullen; wat de profeten hebben verteld; waarvoor ze geminacht zijn?

Hou die hoop vast! Die hoop wat God hoopt. Hij hoopt zó, het allerliefste, dat alle mensen naast Hem komen staan. Dat is Zijn diepe hartenwens.

In Psalm 45:10 is over ons en over alle gelovigen geprofeteerd: ‘De gemalin staat aan uw rechterhand in goud van Ofir’.

Dat gaat niet over Jezus, dat gaat over God; de gemalin van God, óók aan de rechterhand.

Jezus is begonnen en Hij is aan de rechterhand, het hoofd.

Goud van Ofir, het mooiste goud, wat een glans, wat een waarde.

Vers 1b: ‘vergeet het volk van je vader’, en dan komt het merkwaardige zinnetje: ‘laat de koning uw schoonheid begeren’.

Ik heb eens uitgevogeld wat daar nou echt staat. Hij valt gewoon voor jouw schoon-heid; jouw innerlijke schoonheid.

Er staat eigenlijk: Hij is helemaal begeistert (Duits), verrukt, enthousiast, als hij jou ziet; als Hij kijkt naar de mensen.

Ik vroeg me vroeger altijd af: hoe kan zo’n leuke meid als Mariet verliefd worden op mij. Dat bestaat niet! En er zijn meerderen die die gedachten kennen: hoe kan iemand nou verliefd worden op mij, want ik vind mezelf zo stom.

God is verliefd op je, al vind je jezelf nòg zo stom. Eigenlijk kun je het beste zeggen: Hij is op onweerstaanbare wijze aange-trokken door jouw lieflijke schoonheid.

Wat een zin hè? Op onweerstaanbare wijze (ook een doordenker) is Hij aangetrokken door jouw lieflijke schoon-heid.

Nou, hoor ik de mopperkont zeggen, dan ziet ie meer als ik…… Ja dus!

En we zingen met overslaande stem: ‘Hij doorgrondt me en kent me’. Nou, láát je dan eens doorgronden, en láát je eens kennen, dan zul je merken hoe God over jouw denkt.

Moet je nagaan, en daar is twee keer in deze gemeente over geprofeteerd: ‘Weten jullie wel wat jullie voor Mij betekenen?’

Herinneren jullie dit zinnetje nog wel?

Weten jullie wel wat jullie voor Mij betekenen? Dat God eeuwenlang al bezig is om die betekenis te laten doordringen in mensen?

Nog één zinnetje uit Ps. 45:14.

Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen.

Dan stel ik de vraag: waarbinnen? Of niet, ja, ik weet niet hoe jij de bijbel leest. Altijd vragen stellen hoor, dan krijg je altijd antwoord.

Van goudbrokaat is haar kleed.

Daarbinnen. En ik zoeken, maar er is nergens sprake van een huis of een hut of een paleisje….

Maar wat staat er nou echt? Louter pracht is de koningsdochter vàn binnen!

Nou, dan valt mijn mond open, en dan lees ik het weer: van binnen; die innerlijke schoonheid! Mooi hè?

Hij is zo gek op je joh! Hij vindt jullie mooi!

Het komt dan zó dichtbij, zó intiem, daar word je alleen maar gelukkig mee.

 

Gebed:

Vader, ik bid dat wij Uw hoop vasthouden. De hoop die U in ons gewekt heeft, en die door heilige Geest ook aangeblazen wordt, dat we die hoop in elkaar zien en vasthouden.

Dat we de rotzooi gewoon achter ons laten en gewoon genezen onder Uw vleugels met deze gedachten. Zo zullen we ook door de moeiten tevoorschijn komen. Tevoorschijn komen waar U altijd op hebt gehoopt

Ik bid U, Vader, dat we dat willen, en dat we dat ook kunnen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 27-09-2009

 

 

Genezing van je gevoelens / je ziel (Duurt 09-03-2014)

Genezing van je gevoelens je ziel

 

Psalm. 37:5: Wentel je weg op de Heer en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken.

De Naardense bijbel vertaalt het met: cirkel al je gangen om de Ene. God staat dan centraal.

Een andere vertaling luidt: Vertrouw je levensloop toe aan Hem.

Je vertrouwt iets van jezelf toe aan een ander. Dat is wat. Daar heb je wel durf voor nodig.

In de septuagint staat: Ontsluit je weg.

Ontsluiten; dat betekent dat ergens een slot zit, anders ga je het niet ontsluiten.

Er zit iets in je op slot. Dus nu doe ik een beroep op je eigen leven vanochtend.

Denk eens bijv. aan angsten uit je jeugd; of je jeugdangsten hebt gehad, als je je dat goed herinnert.

Als het geen pijn meer doet, dan herinner je je het wel; als het nog pijn doet, dan wil je je het niet meer herinneren.

Dat zijn diepe wonden, en die diepe wonden kunnen nu nog door je leven gaan, nog steeds. Daardoor raak je nog op slot.

Of gruwelijke ervaringen; wat is er bij jou ingeslagen, of getracht er uit te slaan.

Ik weet het niet, maar het kan.

Het kan met gebaren zijn, maar ook met woorden kun je diepe wonden toebrengen hoor in een ander, in een kind. Zó diep, dat ze er nóg zitten.

Als ik aan die barmhartige Samaritaan denk: die goot olie in die wond. En voor dat woord ‘wond’ staat er in het Grieks trauma. Dat is de enige plek in de bijbel waar dat woord trauma staat.

Maar hij giet er olie in. Dat is prachtig, want olie is een beeld van de heilige Geest. Wat giet je in de wond van een ander? Woorden van troost? Want er zit nog steeds een pijn in je ziel, of er staat een mes in. Er zijn zoveel dingen in jezelf, die verborgen zijn gebleven. Of liever gezegd: achter slot en grendel, verstopt.

En je verstopt het achter je zwijgen.

Je bent een ontzettend zwijgzaam type, te erg, maar je hebt het verstopt wat daar zit.

Of achter je lacherigheid.

Je lacht ontzettend veel, ja, maar je verstopt iets. Of je hebt het verstopt achter je harde werken.

Wat mensen niet verstoppen achter hun harde werken….; totdat je daar doorheen kijkt.

Of ontzaglijk veel hele kleine leugentjes, hele kleintjes hoor, maar wel heel veel; om je gezicht te redden; want je mocht eens afgaan, of wat dan ook.

Eigenlijk is het al met al de angst om die wonden te laten zien. Of liever gezegd: om jezelf te laten zien.

Dat is wat: jezelf laten zien!

Ik herinner me, toen ik pas verkering kreeg, ik weet de plek nog in het Asser bos. We zaten daar tegen een boom geleund, en Mariet zei ineens: vertel eens wat van jezelf. Ik schrok me kapot. Ik denk: als ik dát doe, dan gaat de verkering uit. Want ik had zó’n verschrikkelijk slecht zelfbeeld; dat was mij door de ‘leer der vaderen’ aangepraat, ‘geneigd tot alle kwaad, tot niets goeds in staat. Je bent een eeuwige zondaar’, en dat was er in gehamerd. Dat waren allemaal spijkers in m’n ziel.

Ik dacht: ‘als ik dat vertel…, nou, dan gaat het uit, dat ben ik haar kwijt’. Dat was verschrikkelijk.

Wat een jeugdervaringen zijn dat!

Ze heeft me wel losgekregen hoor.

Ik wil deze toespraak dan maar noemen: ‘de genezing van je ziel, de genezing van je gevoelsleven’.

Over het gevoelsleven wordt ongelooflijk weinig gesproken. Veel te weinig.

Maar je gevoelsleven heeft zoveel opduvels gehad.

Paulus zou zeggen: ‘eigenlijk heb je een gelaat waar nog een bedekking op ligt’.

Er ligt een bedekking over iemands gezicht, zodat je het niet ziet. En die bedekking wordt gewoon gevormd door pijnlijke ervaringen, door ellendige beschadigingen.

Je draagt niet bewust een masker, dat doe je niet, dat wil je ook niet, maar dat zit wel op je gezicht.

Als je gewond bent, dat hebben katten ook, dan sluit je je vaak af: ‘laat me maar, ik ben gewond’.

Of je omzeilt het met je woorden, èn maar praten, maar er zit iets diep helemaal niet goed. Of: je hebt een scheur in je geestelijke muur, nou, dan plak je er toch een vrolijke sticker op? Dan ziet niemand het; maar die scheur zit er wel.

Of dat je als ouders ook misgekleund hebt in de opvoeding van je kinderen. En wel zó misgekleund, dat ze geen kontakt meer met je willen hebben.

Dan moet jij je afvragen: waarom niet.

Je weet wat je gezegd of gedaan hebt.

Want je doét vrolijk…, toch? ‘Wees blij in de Heer…’. Maar van binnen huil je, en wie ziet die tranen? Je wuift het weg, je redeneert het weg, maar het zit er wel.

Wat denk je van iemand die te horen heeft gekregen: ‘nou, jij kunt niks, wat kèn je nou?’ Of: ‘je wordt niks’.

Nou, als je niks kunt en niks wordt, wat ben je dan? Dan ben je ook niks. En dat kan zo’n gapend gat zijn in je ziel; ècht een gat in je ziel wat nooit is opgevuld.

Het is nooit tot leven gekomen; en je hele leven loop je met dat gat rond. Afschuwelijk.

Als je die mensen tegenkomt, dan voel je dat ze dat gat hebben; zo’n minderwaardig gevoel over zichzelf.

Je compenseert  het dan wel, maar het zit er hè?

Heeft God gevoel? Nou en óf!!

Dat staat niet zo vaak in de bijbel maar Hij heeft het wel.

In Genesis 6:6 staat: dat het God bedroefde dat Hij de mens gemaakt had.

Dat is een diepe droefheid.

Een andere vertaling zegt: Het smartte Hem in z’n hart.

Een hele diepe droefheid dat Hij ons gemaakt heeft.

Dan sta je raar te kijken.

En God verheugt Zich ook, Hij is hartstikke blij. Dat zijn gevoelens van Hem.

In Jesaja staat ergens: Toen jullie het benauwd hadden, had Ik het ook benauwd. Hè, hebt U het benauwd? Ja, want jij hebt het benauwd!

Hij voelt met je mee; Hij kènt die benauwenis; in het nauw gedreven worden, geen kant meer uit kunnen.

God gaat naast je staan en voelt met je mee.

In Hebr. 4:15 staat, en dat wordt van de hogepriester gezegd: we hebben geen hogepriester die nièt kan meevoelen met onze zwakheden, maar één, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest.

Maar het gaat om dat eerste stuk: Hij kan zó goed meevoelen met hoe jij je voelt.

Er staat daar ‘zwakheden’, ja, noem het maar zwakheden in jezelf; ik weet niet of dat wel het goede woord daarvoor is.

Het zijn die verdrietigheden binnen in je zelf. De dingen waarom je huilt, de dingen die je niet durft te laten zien, want toèn je het misschien een keer liet zien, gaf een ander er misschien lachend een klap op, en zei: ‘zit je daar nog mee?’

Nou, dan trek je je weer terug.

Afschuwelijk is dat.

Meevoelen met je zwakheden. Je wilt zo graag dat je ziel geneest.

De volgorde is: geest, ziel, lichaam.

In de geest hebben we ontzaglijke rijk-dommen gekregen, prachtig; de schatten van het Koninkrijk, waar we zonet van zongen.

Maar de tweede fase is ‘je ziel’, en je ziel kan genezen hoor, ja, je gevoelens.

Durf je die knopen in je ziel, ik noem ze maar knopen, maar durf je die onder ogen te komen? Durf je je angsten, ik noem het maar angsten, je verdrietigheden, of je ellendige jeugdervaringen, maar durf je die angsten te onderkennen?

Een hoop van die dingen zijn op jonge leeftijd gebeurd hoor. Denk eens aan mensen met traumatische ervaringen. Dat kan in de vroegste jaren van je leven zijn.

Iemand vertelde mij: ‘ik mocht als kind niet huilen’. Dat mócht niet, want grote meisjes/grote jongens huilen niet. Nou, die sloeg dicht, dat is verschrikkelijk.

Denk eens aan de gelijkenis van de verloren zoon; ik vind die titel, die ze bedacht hebben boven die gelijkenis, niet zo geweldig. Ik zou het veel liever noemen: de gelijkenis van de barmhartige vader. Ja, want dié springt er uit in die gelijkenis. Ik verander dat dus. Er staat: die zoon verkwistte zijn vermogen.

Nou staat er in het Grieks wat anders, er staat: hij verstrooide zijn bestaan.

Bij vermogen denk je aan wat hij bezit, maar hij verstrooide zijn existentie, zijn bestaan. Dat gaat veel en veel dieper dan geld uitgeven. Zijn identiteit.

Hij was dus in die toestand, toen hij z’n vader aansprak over die halve erfenis, een onfatsoenlijk gedrag hoor, dat moet je in het Midden-Oosten eens proberen om de helft van de erfenis te pakken te krijgen, terwijl die vader nog leeft. Een grotere belediging is er niet.

Maar hij was zichzelf niet, en dat wist die vader. En die vond het goed. Hoe vind je zo’n vader?

Als jij nou in de schoenen van die vader had gestaan, zou je het dan ook gedaan hebben? Nou…., daar moeten we wel even over nadenken of we dat wel doen.

Dus hij was zichzelf niét.

En als je je bestaan vergooit, dan weet je niet meer wie je bent. Dat weet je dan zelf ook niet meer.

Er is een hele bekende dichtregel die luidt: wie kent de naam die mij verliet. Z’n naam had hem verlaten. En wie kent hem nou nog? Wat een vraag van een dichter, wie kent de naam die mij verliet, je bent je naam, je eigenheid verloren.

Wie weet nog wie ik eigenlijk ben? Want hoeveel vrienden had hij nog na die periode? Geen, dus niemand kende hem.

Hij wist zelf ook niet meer wie hij was.

En dan staat er zo merkwaardig in Lucas 15: Hij kwam tot zichzelf. En daar was hij nog nooit geweest.

Hij was zichzelf nog nooit tegengekomen.

Ik zeg wel eens voor de grap tegen mensen: als je jezelf tegenkomt, doe jezelf dan de hartelijke groeten. Maar daar zit nog wel een diepere waarheid in hoor.

Jezelf tegenkomen; hij kwam tot zichzelf. En dan ziet hij zichzelf en schrikt zich rot.

‘Ben ik dat?’ Eindelijk kwam hij zichzelf tegen.

Hij gaat dan nadenken en dan grijpt hij de herinneringen, de herinneringen van z’n oorsprong; en dat is zó wezenlijk als je bezig bent met de genezing van je innerlijk. Keer terug naar het oerbegin, de oorsprong van je bestaan, en dat is de Vader. Hij is de oerbron.

Want kijk, toen hij er aan kwam sloffen, richting huis, want hij dacht: ik moet naar huis…, maar hij stonk, reken maar dat hij stonk. Slecht gegeten, vodden van kleren aan z’n lijf; hij zag er niet uit!

En die vader herkende hem in de verte.

Dat vind ik ook zo mooi, in de verte ziet hij hem aankomen. En hij legt alle spullen neer waar hij mee bezig is, en dan staat er, niet vertaald maar het staat er wel: hij snelde hem tegemoet!

Zie je God rennen? Met een fladderende jas? Rennen, daar kwam hij aan!

Die vader uitte al z’n gevoelens naar dié zoon.

Hij valt hem om de hals en kust hem. Jongen, je bent weer terug! Want die liefde trekt zich niets van het uiterlijk aan.

Hoe iemand er uitziet, of dat hij stinkt. Die kijkt ook dwars door gedrag heen; wat kan mij ook het gedrag van iemand ook schelen; zoveel mensen die daar een oordeel over hebben: ‘Heb je gezien wat hij deed, heb je er op gelet.., hoe kijkt hij?

Gedrag behoort tot het uiterlijk. Kijk er dwars doorheen.

En dan ziet hij het innerlijk van de jongen. En hij ontfermt zich.

De liefde van die ander geneest je ziele-leven. Die liefde is zo onbaatzuchtig, dat geneest je zieleleven.

De knopen in je ziel worden ontward door een paar tedere handen. En er wordt olie, een beeld van die lieflijke Geest van God, want vergis je niet, de Geest van God is ook licht, en ook enkel liefde, en dat wordt in je mond gegoten.

Wat een ontferming, wat een teer gebaar, en je kan eens helemaal uithuilen.

En helemaal uithuilen geeft ruimte.

Dan ben je de schuld voorbij, dan ben je de schaamte voorbij; het kan je gelukkig allemaal niks meer schelen.

Ze verdwijnen als sneeuw voor de zon.

De zon die God is.

Dus als je je láát liefhebben…, dat is een kunst hoor, ik zeg het dan wel eventjes, maar je láten liefhebben…, merken dat er iemand gewoon om jou geeft, dat niet afweren. weglachen…, maar dat doet je genezen.

In Hebr. 9:14b staat: ons bewustzijn reinigen

Je bewustzijn is helemaal schoon; je bent je van geen kwaad bewust. Er zitten wel wonden, maar ze zijn wel schoon.

Je bent nog wel gewond door je beroerde herinneringen, maar dan staat er, ik weet niet of je dat opgevallen is in die tweede zin: de eeuwige Geest. Heb je ooit de heilige Geest zo genoemd? Ik niet.

Het viel me nu pas op.

De eeuwige Geest! Dat is doordenken.

Die Geest is dus altijd bij je geweest, altijd! Die omspant je verleden, je heden en je toekomst. Altijd is die Geest bezig.

Die cirkelt als het ware om jou heen.

Vandaag gaat het vooral over je verleden, de donkere dagen van je verleden, waarin iets kapot ging en nooit is geheeld.

Die Geest omspant ook je heden; en in dat heden legt Hij in een onuitsprekelijk teder gebaar een hand op jouw schouder.

Dat is het heden, dat is nu. En Hij zegt iets tegen je.

Wát een gebaar is dat in het heden! En samen wandel je die toekomst tegemoet, want Hij blijft nl. bij je. Dat is mooi.

Dan ben je binnengewandeld.

Dus God is liefde, dan is de Geest dus ook liefde, enkel en alleen.

Dan is degene, die uit de Geest geboren is, ook liefde. Wat uit de Geest is, is Geest, dus dat is liefde. Dat geldt dus voor de zoon, en dat geldt ook voor de zonen! Die zijn ook uit God geboren. Die stralen één en al liefde uit.

Licht. De Geest die werkzaam is in jou. Daarom zegt Jezus ook: jullie zijn het licht van de wereld.

Je bent licht, jij, Goddelijk licht. Dat is die Goddelijke warmte, die Goddelijke tederheid. Dát is licht. En dat is niet moeilijk.

Maar het gaat me erom: breng je je wonden aan het licht? Ja, dat wil je wel, maar je kan het natuurlijk aan God vertellen. Maar ja, je kan het God vertellen, wat is dan nog de functie van je naaste? Heb je dan nog mensen nodig?

Nee…, want ik vertel alles aan God…

Ja, en wat zei Hij? Ja, dat kun je dan ook weer vragen…

Je kan het God vertellen en dat is veilig, maar je kan het ook aan iémand vertellen die door en door betrouwbaar is, tot in het merg van z’n bestaan, en dáár gaat het om! Ben ik door en door betrouwbaar! Iemand die Gods geheimen kan bewaren, maar die ook jouw geheimen kan bewaren. Bij wie je veilig bent.

Dán ben je een veilig huis, waar ik veilig ben, waar ik me op m’n gemak voel, waar ik me thuis weet, waar ik ook niet meer weg wil.

Dus je moet wel goed uitkijken, dat hoort er wel bij hoor, maar wèl doen! Zelfs al heb je daar slechte ervaringen mee.

Gewoon slechte ervaringen, je hebt het verteld, en die ander is er mee aan de haal gegaan, verkeerd uitgelegd. Het is ons overkomen. En dan moet je oppassen dat je niet dichtklapt, zodat je zegt: ‘bekijk het maar met je zooitje’.

Nee, tóch weer oppakken, weer iemand zoeken die door en door betrouwbaar is, want dat is een eerste vereiste, zegt Paulus. Zet door! Waarom?

Het gaat nl. om jouw innerlijke genezing. Daar gaat het om; wil ik genezen? Ja of nee.

Of klets ik net zolang door totdat ik in het graf lig. Het mag hoor, maar het schiet niet op.

Ik wou maar vragen: hoe dicht mag God bij je komen in de gedaante van een broer of zus, en daar heb je echt durf voor nodig.

Als het zonde is, dan wordt het vergeven, dat is makkelijk zat; maar die wonden die er liggen… Ja, in de gedaante van een broer of zus.

En je herkent ze hoor. We zongen het ook: Uw liefde in de ander is het waardoor ik verander. In die ander zit liefde, en die liefde wil hij kwijt. Die wil hij delen met je.

In 2 Cor. 3:12 staat: wij treden op met volle vrijmoedigheid.

Ach, voor je het weet, lees je er overheen. Nou staat er in het Grieks voor het woord vrijmoedigheid een woord ‘paresia’, wat letterlijk betekent: je kan alles zeggen.

Dát staat er voor vrijmoedigheid. En zo goed als je alles tegen God kan zeggen, ja, dat is één ding, maar nou aan die broer of zus. Je kan echt alles zeggen, want bij mij is het veilig. Dat hoef je ook niet tegen die ander te zeggen. Ook als ze zeggen:

‘Praat maar hoor, ja, ik kan wel een geheim bewaren…..’. Nou, mensen die mij zo tegemoet treden…, dan draai ik mij om.

Ik moet niks met die praatjes; mensen die zichzelf aanprijzen.

Nee, je voelt aan wie je je kunt geven. Dat voel je en dat weet je, dat merk je, en je denkt: ‘dat is veilig’.

Het gaat dus om openheid. En dan keer ik terug naar die begintekst: ontsluiten!

Het slot gaat er af; je durft het weer, die ander heeft de sleutel.

Misschien prikt hij eens een keer mis.., maar hij ontsluit je, en je kunt jezelf toevertrouwen.

Ja, ontsluiting van je innerlijke gevoelens.

Nou, daar moet je goed over nadenken. Maar je kan het ook weer ontvluchten hoor. Dat je zegt: nou ja, ik heb gehoord hoe het hoort en hoe het moet. Mooie preek. Doeg!

Maar zo werkt het niet.

Net zoals mensen die grote moeite hebben om vergeving te vrágen.

Dat is heel gek, ze zoeken allerlei uitvluchten, maar ze vragen nooit om vergeving. Heel merkwaardig.

Ze hebben een ander iets aangedaan.., stel dat ze het mij gedaan hebben, en ik zeg: je heb mij toen behoorlijk zeer gedaan.

O ja joh…, nou, sorry hoor, doei!!

Noem je dat om vergeving vragen?

Sorry brullen en doei zeggen…

Dat werkt niet. Het werkt alleen in een persoonlijk gesprek, en dan is het hartstikke schoon en helemaal voorbij.

Psalm 139:1 (is mijn lievelingspsalm), alleen dat eerste stukje.

Gij doorgrondt en kent mij.

Het gaat me alleen om het woordje doorgronden. God doorgrondt je.

Een andere vertaling luidt: God doorzoekt je.

En hoé zoekt iemand die zoekt?

Wil hij gewoon wat weten, is hij stinkend nieuwsgierig…?

Nou, zo’n zoeker moet ik niet bij me hebben. Nee, God doorzoekt je met Zijn eeuwige Geest.

Hij is op zoek naar wie je wèrkelijk bent. Die hele kleine eigenaardigheden van jou, die afgestompt zijn. Die leuke dingen, die mooie dingen; die zoekt Hij allemaal gewoon weer op, en blaast er het leven in. Zo teer, want dat woord staat nooit in de vertalingen, maar wel in de Engelse. Het gaat altijd over de tedere liefde van God. In het Engels: the tender love.

Dáár heb je je Vader, tedere liefde.

Dat is voorzichtig, geduld hebben met jou, wachten.

Je zou kunnen bidden: Heer, doorzoek mij eens met Uw Geest, ik ontsluit mij. Doorzoek mij eens met Uw Geest. Doorzoek alle lagen van mijn bewustzijn. De buitenste lagen, de middelste, maar ook die binnenste lagen die in de schaduw liggen, waar de knopen liggen.

Doorzoek mij met Uw Geest, laagje voor laagje; schuilhoekje voor schuilhoekje.

Doorzoek mij alsjeblieft! En laat me zien wie ik bèn! Laat me zien hoe U over me denkt. Dan kan ik samen met mijn broer en zus, en met U, bidden.

Dan moet jij eens kijken wat er dan aan het licht komt. Wié er dan aan het licht komt. Dat ben je zèlf! Ja, jij jezelf!

Hij verhoogt je ziel om jouw leven met Hem te delen in het licht.

Een dichtregel: Laat me je zien, het zonlicht in je ogen.

Zo zoekt God naar je hè? Wat een wonderlijk mooie God hebben we.

Dus durf ik Hem toe te laten in alle lagen van mijn bewustzijn.

Amen.

 

We gaan zingen lied 292.

 

Mijn Meester zei: “Ik wil je leren kennen.

Voor jou heb Ik gekozen hier op aard.

Hoor naar mijn stem, zacht ruisend door de dennen,

en traan voor traan wis ik van je gelaat.

 

Geloof nooit meer de leugen van het ‘niets-zijn’

Ja, dan zijn wij, wij tweeën, samen één.

Geen ander kan die band ooit meer verbreken,

omdat Ik jou zo liefheb naar je aard.

 

Omdat Ik jou zo liefheb naar je wezen,

waarin jouw liefde Mij zozeer verwarmt,

dat Ik voor altijd graag bij jou wil wezen,

in sterke trouw, die nimmermeer vergaat.

 

Kom hier, bij Mij, Ik zal je ziel verhogen,

en deel jouw leven met Mij in het licht.

Laat Mij je zien, het zonlicht in je ogen,

dan zie j’in Mij jouw lief’lijke gezicht”.

 

Duurt Sikkens d.d. 09-03-2014

 

 

Genezing van de ziel (Duurt 21-09-2008)

Genezing van de ziel

 

Ik wil het vanochtend eens hebben over de genezing van de ziel. We hebben in de geest het evangelie ontvangen en is in ons het leven Gods opgewekt/neergelegd, en door die vernieuwing van denken begint jouw ziel daarvan steeds meer de vruchten te plukken en raakt langzamerhand doordrenkt van het wezen van God.

Ik neem even het voorbeeld van een fruitboom die regelmatig gesnoeid wordt.

We zingen hier wel met overgave: Gods snoeimes laat ik toe……Heb je dat wel eens gedaan? Er komt een knip, en nog een knip, of een zaag, en dan wordt er iets weggehaald, met de bedoeling dat er steeds meer vruchten komen. Dat vindt die boom heel eventjes vervelend, maar daarna vergoedt de vrucht dit werk. Ja toch?

Maar als je een heel jong boompje hebt, met een lengte van zo’n decimeter, en dáár wordt wat afgeknipt, nou, dat voel je dan wel.

Of, als er iemand op gaat staan, en er knakt iets in je vroegste leven; ja, zelfs als je 70 of 80 jaar bent, dan weet je dat nog, want die breuk, die knik, dat zit heel diep. Ik bedoel, alle mensen hier boven de 60 jaar, en dat zijn er heel veel, weten nog van gebeurtenissen uit hun vroegste jeugd; wat dat geweest is en wat dat voor sporen heeft nagelaten. Dat is niet ergens een afgeknipt takje, maar dat heeft je heel diep geraakt. Tot op hoge leeftijd kan dat.

Als je dat met een Grieks woord wil benoemen, dat één keer in de bijbel voorkomt, is dat het woord ‘trauma’. Dit woord komt één keer in het nieuwe testament voor bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Daar staat ‘trauma’. En een trauma is een gewelddadige inwerking van buitenaf.

Meestal betrekken ze dit woord op iets met het lichaam, dan heb je een trauma-helikopter; maar het gaat vooral om de geestelijke shock, die je oploopt. Daar is iets van buitenaf met geweld op je ingebeukt. Dat kan een klap zijn of een slag. B.v. de bekende slag: ‘Het wordt met jou helemaal niks’…… Of: ‘Wat het met jou moet worden…..’

Wie kent zo’n klap? Ik zie verscheidene vingers. Je weet het nog zo goed hè? En jij maar je best doen om het tegendeel te bewijzen: (met stemverheffing) ‘Nou, ik kan heus wel wat hoor’…. Ja, dat is het gevolg en dat is ook een verkeerde levenshouding. Dat wordt ook niks.

Het woord ‘trauma’ betekent ook ‘doorboring’.

Eén opmerking, van een leraar, of van een familielid of van een “vriend”, is een dolk in je ziel, en sommigen lopen nog met die dolk rond, als je goed kijkt.

Door één opmerking….

Dat jonge boompje heeft zó’n knauw gehad!

Het betekent ook het lek van een schip. Dat is ook een doorboring. Je zinkt weg in de golven van je eigen wanhoop; daar gaat je bootje.

Je kunt je hoofd ook niet meer boven water houden en voor je het weet zak je weg.

Er zijn heel veel mensen, heel veel jonge mensen, waar ik als vertrouwenspersoon heel veel mee te maken heb gehad, die het niet meer zien zitten. Dat heeft dus een oorzaak. En dat is verschrikkelijk.

Hoe help je nou zulke mensen?

Ik vertel maar wat dingen uit mijn eigen leven of uit mijn directe ervaringsomgeving.

Het opzij geschoven kind. Dat voelt dat kind zó goed. Dan denkt het: ik tel niet mee.

Als je het niet erg vindt vertel ik iets over een paar trauma’s, want ik wil me niet op het terrein van de psychiatrie begeven; maar misschien herken je iets daarvan uit je eigen leven; dat bedoel ik er mee.

Want ik wil zó graag, en misschien zeg ik het wat krom, neem me dat dan maar niet kwalijk, maar ik wil zó graag dat de ziel kan genezen. Jouw mooie ziel. Want dat bèn je.

Als je b.v. in het gezin waar je opgegroeid bent, geen veiligheid beleefd hebt. Het gaat me er niet om wie de schuldige is, het gaat me niet om te verwijten, het gaat erom dat ik gewond ben, en dat ik hulp zoek, dáár gaat het om.

Als je geen veiligheid beleefd hebt in je gezin, met al die ruzies, ook onderling tussen de kinderen, dan ga je op het laatst je eigen piep-kleine leventje leiden. Maar je bent niet meer verbonden. Het verband is weg.

Of, waar ik uit kom, een gesloten gezin, en dat is ook niet zo best hoor. Schatten van ouders, maar zo gesloten als een pot. Alles wat ànders was dan bij ons, dat deugde niet.

Alles wat vreemd was, dat was niet normaal in hun ogen. Daar komt ook de xenofobie uit voort, dat is vreemdelingenangst of vreemde-lingenhaat.

Daar gaan een heleboel Nederlanders onder gebukt, je kunt er wel mee in de Kamer komen, maar het is gewoon vreemdelingenhaat, je bent niet één van ons….

Als gemeente moet je er ook voor oppassen. Anders wordt het een sekte.

Stel dat wij als gemeente een gesloten gezin zijn, dat zou jammer zijn.

Er kan ook in een gezin onderlinge rivaliteit zijn. Ouders kunnen kinderen met elkaar vergelijken, b.v. rapporten naast elkaar houden. “Je broer, dié kan leren, of je zus, dié kan werken…”. Jij dus niet….

Rivaliteit onderling is levensgevaarlijk voor de samenhang.

Of, wie kan mooier preken, die of die? Wat heb je daar nou aan? Het gaat er om of jij verandert.

Of je bent in een gezin grootgebracht waar je klein gehouden wordt, dan ga je dingen stiekem doen. Heel veel dingen stiekem, want je weet wat allemaal niet mag. Op het laatst ervaar je alles als stiekem.

Ik betrap mezelf er wel eens op dat als ik naar de kast ga omdat ik een koekje wil, en als ik de kastdeur open doe, kijk ik eerst om me heen….Dan denk ik: zó, dàt is lang geleden…. Aan zulke simpele dingen merk je gewoon hoe dat vroeger ging.

Ik sluit thuis haast nooit een deur, en Mariet lacht zich er altijd wild om, maar ik laat altijd alle deuren op een klein kiertje staan, dat gaat vanzelf. Waarom? Omdat wij vroeger altijd stil moesten zijn, want mijn moeder had òf hoofdpijn òf sliep.

En dat met vier jongens en een meisje in zo’n hut…. a l t i j d  stil!

Ik loopt nog steeds op m’n tenen de trap op, dat zit er in gebakken.

Nou heeft dat gelukkig mijn persoonlijkheid niet ondermijnd, maar ik wil dit als voorbeeld aangeven hoe diep ingesleten gewoontes kunnen zitten.

Maar als je hebt geleerd om veel dingen stiekem te doen, dan heb je ook geleerd veel te liegen. En kom dáár maar eens uit…, dat je niet meer liegt, alsmede je woordkeus.

En maak je maar eens los uit zo’n verleden. Dat is soms een hele worsteling.

Je kunt in een asociaal milieu hebt verkeerd, ik bedoel niet ‘Tokkie’, maar ik bedoel mensen die niet sociaal zijn. Je kunt van hele hoge adel of van kouwe kak zijn, wat ook asociaal is. Die kijken altijd uit de hoogte naar andere mensen.

Maar jij moest altijd tegen andere mensen opzien. Beide houdingen beïnvloeden je.

Weet je wat ook erg is? Als er als kind nooit naar je wordt gevraagd. En àls je er naar vraagt, dan krijg je als commentaar van iemand uit de omgeving: “oh, die…”. Dan weet je al hoe dat ligt in de interne verhoudingen. Dat zegt zelfs de broer van de verloren zoon. Hij zegt tegen z’n vader: ‘Die zoon van u’. Daar hoor je de grote minachting in. En wat kun je dat voelen als je geminacht wordt.

Het helpt ook niet als je je daartegen teweer stelt met: ‘ik tel wel mee…’. Dat helpt niet; je brandt op.

Ik heb zoveel jonge mensen ontmoet met zo veel verdrietige en ook gewelddadige ervaringen. Ervaringen in de ziel. Want je kan wel eindeloos doorpraten over incest, maar wat denk je over geestelijke incest! Ja ja, dat is dat  je iets moet openbaren, iets baren, iets wat niet bij jouw persoonlijkheid past. Omdat dat van bovenaf opgelegd is.

“Ik wil dat jij dat en dat wordt….”.

Nou, dan krijg je vluchtneigingen, ja toch? En sommigen gaan dat letterlijk doen, dat worden dan zwerfjongeren. Veroordeel ze niet hoor, want het zijn vleesgeworden problemen.

Wanneer heb je vluchtneigingen? Als je nergens een thuis hebt.

Je kunt je ook zo gemanipuleerd voelen, zo misbruikt. Zo bèn je helemaal niet.

Zo ontkent ook; je moet een ander zijn dan je eigenlijk bent. Het kan zó complex zijn.

Sommigen hebben dat zelfs met het evangelie. Dan willen ze een ander zijn dan dat ze zèlf zijn. Dan zit je op een verkeerde route. Dat is heel erg, dat kun je voor jezelf helemaal uitwerken: ‘doe ik een ander na, of bèn ik iemand?’

Je kunt je ook zo schuldig voelen, zo vies van jezelf; zo besmet. De schande van de familie… Wat moeten de buren wel niet denken. Onze taal is er mee doorspekt, helemaal zwanger van allerlei dingen die te maken hebben met wat een ander van jou denkt: ‘wat zullen ze wel niet zeggen’.

Je kunt ook een paar overbeschermende ouders hebben gehad. Je bent als kind suf-geknuffeld. Of stierlijk verwend. Wat krijg je dan? Dan krijg je onzekere kinderen. Ze zijn niet weerbaar. Ze zijn te zwak gehouden. Ze hebben nooit geleerd om iets weerbaars op te brengen.

Je hebt ook mensen die zich overal aan ergeren. Van hondenpoep tot Balkenende. Ze blijven zich ergeren. Hollanders zijn daar goed in. Er wordt in dit welvarende land wat afge-mopperd. Als je dat doet, en je betrapt jezelf daarop, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar.

Of als je zegt dat je niemand vertrouwt, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar met iemand.

Er zal toch wel zo iemand zijn. Dáár begint jouw genezingsproces.

Durf je jezelf onder ogen te komen?

Heb je elkaar als partners, in wat voor verhouding ook, wel eens verteld waarvoor je je schaamt? Het lucht zó op als je dat doet. Zo van: ‘Ik schaam me toch zo voor dit of dat, of wat heb ik toen toch stom gedaan’.

Dit is het begin van een genezingsproces. Als je de wond niet toont, wat moet dan een dokter er aan doen?

Greet heeft dat eens schitterend uitgewerkt, dat je een wond oploopt tijdens iets, wat eigenlijk verboden is. Dan is er altijd wel eentje die zegt: ‘Hoe kan dat dan? Hoe is dat gebeurd dan? Waar heb je dan gezeten? Je mag daar helemaal niet komen?’ Ach, je hoort het allemaal al.  En wat doe je dan?

Nou, gewoon bovenop een gat in de muur een sticker plakken, schilderijtje ervoor. Tja, een keer halleluja roepen werkt ook….

Maar kijk, sommige problemen zitten achter een deur, maar die deur is overgeschilderd in de kleur van de wand; dan valt het wat minder op. En voor die deur zit nog weer een gordijn.

Laat je iemand toe om dat gordijn weg te schuiven, dat gordijn van de schuld en de schaamte. Die deur breek je dus niet open maar je zoekt een sleutel.

Waar is de sleutel voor het uiten van je trauma?

Als ik aan mensen vraag: ‘Hoe gaat het?’ Dan zeggen ze altijd: ‘Het gaat goed hoor’. Nou, dan heb je geen hulp nodig.

En als iemand zegt: ‘Ik ben een held in de Heer’, nou ja…..dan weet je dus niet wat zwakheid is.

Of je lacht alles weg. Daar was ik zelf heel goed in.

Ik hoorde laatst iemand het nieuwste woord zeggen in verband met identiteitskaarten, het begrip ‘identiteitsdiefstal’. Ik dacht: hé, daar kan ik wat mee.

Je weet niet meer wie je bent. Het is je afgejat. Je zegt wel: ‘De Heer is mijn herder’. Je zegt het echt wel, zeker wel! Maar wat daar achter staat: ‘mij ontbreekt niets’, dat kun je niet zeggen als je je identiteit kwijt bent. ‘Mij ontbreekt mijn eigen identiteit’.

Kom tot de ontdekking dat dat zo is!

Dat is heel belangrijk!

Er is een keer een beeld in de gemeente vertoond van iemand die allemaal pasfoto’s had, waarvan hij overal een stukje af knipte en hij maakte daar dan zelf een eigen pasfoto van.

Hij jatte van iedereen een stukje identiteit en probeerde daaruit een eigen identiteit op te bouwen van wat hij in een ander zo mooi vond.

Daarin ontkende hij zichzelf. Die foto klopt dus niet, want dat bèn jij niet! Je krijgt dan een verknipt figuur, wat een bekend begrip is uit de psychologie.

Sommige mensen zijn individualisten. Daar moet ikzelf voor oppassen. Individualisme lijkt sterk; dat lijkt alsof je in vrijheid wandelt. Het lijkt maar zo. Maar het is eigenlijk schijn.

Want weet je wat individualisme kan zijn? Hechtingsangst. ‘Ik sta op mijzelf’. Nou, en die ander dan? Ik durf me niet te hechten aan een groep of wat dan ook.

Dat zal wel een oorzaak gehad hebben.

Als er één zich aan de gemeente gehecht heeft, dan is het onze Heer wel. Hij is het hoofd en wij zijn het lichaam. Hij is zó aan ons gehecht en dat mag niet meer kapot, zegt Hij. Nooit meer! Hij is zó gehecht aan zijn vrouw.

Maar ja, vaak liggen er bij mensen teleur-stellingen aan ten grondslag, dat je dat niet durft.

We zongen het zonet: een parel in Gods hand. Dat kun je honderd keer zeggen, maar wat is de bedoeling van God met die parel? Het is Zijn bedoeling dat daar iets van gemaakt wordt, samen met andere parels. Er kan een parelsnoer van gemaakt worden, of prachtige oorsieraden, of een broche. Ja kan het ook in een gouden setting plaatsen.

Het gaat er dus om dat het een functie krijgt ergens in! Dàt is je waarde!

Als je echt een trauma hebt opgelopen, en dat zijn er verschillende van ons, hier staat er ook één, noemt de bijbel dat ‘gebrokenen van hart’. Het lijkt dan of je leven aan scherven is geslagen. Met één klap is de kruik aan scherven geslagen. En weet je wat er gebeurt als zo’n kruik aan scherven wordt geslagen? Dan loopt de inhoud weg.

En als er dan iemand tegen je zegt: ‘Goh, je bent  gewoon iemand zonder inhoud’… Wat gebeurt er dàn met je?

Of de bijbel noemt dit ‘verslagenen van geest’. Ik zie het niet meer zitten. Iedereen kent dat wel. En soms zie je jezelf niet eens meer zitten. Ga er maar aan staan. Allemaal trauma’s. En die veroorzaken in de geest verdriet en pijn.

Ik hoor het mijn moeder nog zeggen, ze kreeg van alles tegen de pijn; maar op het laatst kwamen ze tot de ontdekking dat ze eigenlijk zielepijn had, maar toen zei ze: ‘Ik ben de enige die dat voelt, en jullie weten niet wat ik voel’. Dat klopt. Hoe kun je zo iemand helpen?

Zoek eens op Matth. 8:17.

De bijbel noemt die hele verzameling trauma’s en verdriet: “smarten”.

In de NBG-vertaling staat: ‘Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zei: Hij heeft onze ‘zwakheden’ op zich genomen’.

Jesaja 53:4 spreekt over: ‘onze smarten heeft Hij gedragen’. Deze NBG-vertaling is beter want de vertaling uit Jesaja: ‘Hij  heeft ze gedragen’, kan een beetje distantie hebben. Maar Hij heeft het òp Zich genomen’.

Hij ziet jou ergens onder gebukt gaan. En dan komt Hij naar je toe en zegt: ‘Geef maar hier’. En Hij neemt dat óp Zich! Dat is zo’n teer en liefdevol gebaar, want op het moment dat Hij dat op Zich neemt, kun je eindelijk weer adem krijgen, anders ga je er zo onder gebukt.

Ik heb het hier niet over de ziekten hoor. Die tekst is veel te vaak geciteerd en heeft weinig uitwerking gehad.

Eérst die zwakheden in je ziel. Je ontkenningen. Je pijn en je verdriet.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: ‘Hij heeft het op Zich geladen. Dat is eigenlijk nòg mooier, want dat betekent dat het een zware last is, waar je zelf onder gebukt kan gaan.

Ja, hoe kun je nou innerlijk genezen van de wonden in je ziel? Want daar gaat het toch om.

Ik heb eens een uitspraak van een psychiater gehoord die zei: ‘Als ik niet van mensen houd, dan is mijn therapie waardeloos, dan is mijn therapie theorie. Misschien dat iemand ergens toevallig beter van wordt, maar als ik niet van mensen houd…..’. Dat is mooi hè? Dan is dàt z’n light-motief geweest, het allereerste begin, waarom hij aan die studie begon: Hij hield zo van mensen.

Je kent allemaal de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan; de barmhartige allochtoon. Hij bevond zich op vijandelijk gebied. De mensen liepen met een boog ook om hèm heen. En daar ligt iemand kapot. Een verslagen mens. En de priester en de Leviet lopen er met een boog omheen. Waarom? Nou, omdat hun godsdienst regels had….! Ze hadden bepaalde regels en daar hielden ze zich keurig aan.

Ze zaten zelf, notabene twee zeer gods-dienstige tempelgangers, gevangen in hun godsdienstige opvattingen. Regels zijn regels. Wat is er dan in hen verloren gegaan? De barmhartigheid.

Was die Samaritaan een gelovige…? Zei hij tegen die kapotgeslagen man: ‘De Heer is bij je, ik zal voor je bidden?’ Schrale troost, het helpt allemaal niets. Het gaat om een handeling.

Er zijn mensen uit de wereld barmhartiger, veel barmhartiger, dan mensen die zich zogenaamd christelijk noemen.

Er is zelfs een uitspraak van een profeet, ik meen Ezechiël; daar vergelijkt God zijn eigen volk met een stel heidenen. Hij zegt: ‘Die heidenen denken beter over het leven dan jullie’. Alsjeblieft!

Regels kunnen je zó gevangen houden. Als je de barmhartigheid binnen de perken houdt van jouw godsdienstige regels, dan belemmer je God in Zijn bewegingsvrijheid. Je belemmert dus God!  Je moet God niet belemmeren in Zijn bewegingsvrijheid. Hoe ver reikt Zijn barmhartigheid? Nou, in de gebeden kun je het horen, oneindig. Laat het dan ook van jou uitgaan. Oneindige barmhartigheid. Dan ben je een kind van God. Wat doet die (vijandige) Samaritaan? Hij ontfermt zich in vijandig gebied over een inwoner van dat gebied, en hij gebruikt olie en wijn.

Olie is altijd een prachtig beeld van balsem voor de wonden, dat heelt alle smart (uit een oud liedje).

Er staat in Spreuken: ‘De tong der wijzen is medicijn’. O ja? Ja! Eén opmerking kan je zó goed doen, in tegenstelling tot de trauma’s die je hebt opgelopen.

Eén opmerking kan je hele leven ineens de wending geven waar je zelf zó naar uitgekeken hebt. Daar kan geen preek tegenop. Dat is het verschil tussen logos en rhema.

Logos is het woord Gods, het algemene, voor iedereen bestemd. Maar rhema, dat is ook woord, dat is het persoonlijke; wat op jou slaat.

Stel dat iemand zomaar ineens tegen jou zegt: ‘wat hou ik toch van je’. En je ziet dat het waar is. Dan is dat balsem voor je ziel. Want met de ‘tong der wijzen’ wordt niet de tong van een filosoof bedoeld, maar dat is iemand die iets aanwijst. Wijzen, daar komt het werkwoord ook vandaan.

En die zegt: ‘Ik zie dat je dáár last van hebt, wilt je er wat aan doen, mag ik er wat aan doen?’ Dat is medicijn.

Zeg nooit: ‘God is bij je… of de Heer is bij je….’ Wat bedoel je dan?

Bert heeft het laatst eens kort maar krachtig gezegd: ‘Als ik bij een ander ben, is God bij die ander’. Het gaat erom dat God gestalte krijgt in jou!

Anders is het weer een stuk theorie en ‘als een ster in donkere nachten zal ik op je wachten’…

Nee, ik ben bij je, hier en nu. Dáár gaat het om en zó is God in de wereld.

En wat doet die Samaritaan nog meer? Hij brengt hem onder dak. Er zijn geestelijk gigantisch veel daklozen. Breng ze maar onder dak, waar ze zich veilig weten, want dáár gaat het om. Het is toch mooi om iemand in veiligheid te brengen?

Psalm 25:1 ‘Tot U, Here, hef ik mijn ziel op’. Heb je dat wel eens gedaan? Eigenlijk een rare uitspraak, ik heb het nog nooit zo uit mezelf gezegd. ‘Ik hef mijn ziel op tot U’.

Het is trouwens een prachtige psalm over de geheimenissen van God.

Het gaat hier eigenlijk om, dat jij je ziel durft te laten zien – tot  U hef ik mijn ziel op – , hij is zó gewond.

Moet je eens kijken, Vader, hoe hij er uit ziet, het is verschrikkelijk.

Ik weet niet eens meer wie ik ben, ik ben zo gewond! David weet waar ik het over heb.

Maar hoe doe je dat?

Durf ik mij zo kwetsbaar op te stellen, want kwetsbaar betekent dat een ander het alsnog kan kwetsen en verwonden. Dat betekent dus kwetsbaar.

Durf jij je zielsverdriet te tonen, al is het nòg zo lang geleden. De schuld is weg, daar heeft die wijn van de Samaritaan voor gezorgd, de schuldvergeving.

Als Jezus iemand genezen wil, dan zegt Hij vaak: ‘Jongen, je zonden zijn je vergeven’.

Stel dat je een aidspatiënt hebt; hoe zou je die ontvangen? ‘Had je maar niet…..enz.?

Barmhartigheid.

Je zielsverdriet tonen, maar aan wie?

Er is zoveel onuitgesproken verdriet en pijn. Je hebt het nooit gezegd. Je toevertrouwen aan een ander is een enorm waagstuk.

Kijk, ik kan wel in mijn binnenkamertje ergens mijn ziel opheffen, wat ik ook vaak gedaan en gezegd heb. En dan krijg je ook huilbuien, maar welk advies krijg je dan?

Durf ik mijn hart te openen, openhartig; durf ik mijn ziel te overhandigen?

Ken je die gekke uitdrukking: ‘je hart aan de Heer geven?’ Dat staat nergens in de bijbel, maar ik snap hem wel. Ik heb wel een antwoord. Als jij je hart aan de Heer geeft, krijg je het schoon terug. Er kunnen nog een hoop wonden in zitten, maar het is wel schoon.

Schuld weg, schaamte weg. Dan blijft alleen nog de wond over.

Ik heb me nl. zelf een keer gruwelijk vergist. In de wond die ik had, werd nog een keer een mes gezet, en die wond werd toen nòg dieper, toen vreesde ik voor mijn leven. Ik dacht toen echt: ‘nu ga ik dood’. Ik voelde me geestelijk gewoon leegbloeden. Want het zat in de kern van mijn bestaan.

Voor mij was het geestelijk, en ik overdrijf niet, een bijna dood-ervaring.

Toen heb ik drie dingen gedaan.

Het eerste was dat ik de band verbrak met degene die me dat had aangedaan, ik wil niets meer met je te maken hebben; ik ben ziek, doodziek. Het leek een vriendschapsband maar dat was het niet.

Het tweede wat ik deed was dat ik ontzettend veel heb geschilderd en al mijn verdriet en mijn pijn aan het doek heb toevertrouwd. Dat betekende voor mij een manier van uiten.

Eén van onze kinderen kwam een keer kijken en had het over mijn horrorkamertje. Toen kon ik er gelukkig al weer om lachen.

En toen ik dat allemaal gedaan had, heb ik een grote, witte verfroller gepakt en heb toen alle schilderijen met witte verf overgedaan, ik was zó blij. Alles is bedekt met onschuld. Het zit er wel onder, maar het doet me niets meer. Ik herinner me het nog wel, maar ik kan nu weer opnieuw beginnen!

Toen kwamen er landschappen en andere heel mooie dingen uit. Tenminste, ik vond ze mooi.

Maar kijk, ik was mijn innerlijke landschappen kwijt geraakt. Dàt was ik kwijt geraakt.

Ik ben toen het gesprek aangegaan met mensen die mij veiligheid en barmhartigheid gaven. Want je geeft je…..; je heft je ziel op, je geeft je dus bloot, laat ik het zó zeggen.

Je laat je helemaal zien. En als je daarin zwaar bent teleurgesteld….

Maar ik dacht toen: ‘ik moet genezen; het gaat om mij, want anders verdwijn ik straks mopperend onder een zerk, daar had ik ook niet zoveel zin in’. ..Zijn dàt nou mensen? Zijn dàt nou christenen? Mopper de mopper.

Maar ik genas niet. En nu zit ik in dat genezingsproces.

Dus als je teleurgesteld bent ga dan wel weer zoeken. En wat zoek je dan? Dan zoek je eigenlijk iemand in wie Gods genade en barmhartigheid gestalte heeft gekregen. Een mens zoals jij en ik. Een vertrouweling, want anders genees je niet.

Nou heb ik een vraag: ‘Wil jij dat jou barm-hartigheid wordt bewezen, wil je dat?’ Of red je jezelf? Wil je dat? Want wie is je naaste? Dat staat ook in die gelijkenis. Dat is iemand die jou barmhartigheid bewijst. Dus als ik mijn naaste liefheb, dan heb ik degene lief die mij barmhartigheid bewijst. Dat is mijn naaste. Niet iedereen is je naaste. Ik kijk wel uit. Een hoop naasten kunnen ook geen barmhartigheid bewijzen.

Maar mijn vraag is: ‘Wil je genezen?’ Het is de vraag aan de man in Bethesda geweest.

Wil je dat wel? Of zeg je: ‘Nee, het gaat met  mij goed hoor…, in de Heer….”.

De Heer is in ons midden. Hoe dan? Kijk maar links en rechts naast je. Als je goed kijkt dan zie je Hem. Ja, vertrouwelingen.

Maleachi 4:2. “ Er zal genezing zijn onder de vleugels van de zon”.

Stel je de warmte van de zon voor, met vleugels, dat geneest.

Jezus zegt: ‘Willen jullie genezen?’ “Ik wil jullie graag onder mijn vleugels verzamelen, kuikens”. Maar je hebt niet gewild, zegt Hij.

Wil jij onder Zijn vleugels? Die kalveren uit de tekst laat je maar even buiten beeld want we wisten al dat we dat waren.

Maar de Heer is in ons midden. Er is veiligheid onder Zijn vleugels, in de gestalte van je naaste; je broer of je zuster, die jou barm-hartigheid bewijst. Ben je bewogen met elkaar?

Jezus zegt: “Wat je aan de minste van mijn broeders doet, de zwakste, de knakker die het minste meetelt, wat je aan hem doet, dat doe je ook aan mij”. Ontferm je over het onooglijke. Zo kun je elkaar tevoorschijn beminnen.

Dan kun je de protheses, waarmee je jezelf overeind hebt gehouden in dit leven, een keer afschroeven. Zodat je kan zeggen: Ik wil op mijn eigen benen staan.

Ga het gesprek maar aan. Laat je gezicht beschijnen door het lieflijke gezicht, het lieflijke licht van de barmhartigheid. Dat gesprek doe je altijd bij een bron.

Denk aan Jacob en aan Hagar en aan de Samaritaanse vrouw. Je zit aan weerszijden van die bron.

We zijn dan ook elkaars gelijken. Je neemt niet elkaar in therapie….Vergis je niet: ‘ik zal wel effe met je bidden…. Ja, dan ben je van de behandeling af.

Ga het gesprek aan als gelijken.

Matth. 18: 19 en 20. Daar laat Jezus zien wat de setting is van pastorale hulp: “Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren….”. Dus waar zit de sleutel? In die eenparigheid. Er staat in het Grieks een woord: ‘Symfoneo’, eensgezindheid, denk maar eens aan het woord ‘symfonie’.

Dus niet dat de één boven de ander staat. Je buigt je samen over dat trauma. Het enige wat er van je gevraagd wordt, is, dat je dat samen verlangt. Mooi hè? Méér hoeven we niet. ‘Dan valt het jullie ten deel’. Er staat ‘jullie’, dat is toch meervoud. Dat is ook een doordenker.

‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam’, dat is een gemeente. Iemand zei eens tegen mij: ‘ik kom nooit in een gemeente, toen zei ik: ‘ja maar, je praat toch met mij?’O ja! Dat is nou de gemeente, vergis je niet hoor, want daar verkijk je je gauw op.  Twee mensen in Zijn naam. Drie mag ook.  ‘Daar ben Ik in hun midden’. Jezus zit dan niet ergens als een onzichtbare gast op een kruk. Onzichtbaar. Want stel dat er een miljoen mensen even bij elkaar komen 2 aan 2, dat wordt lastig voor de Heer.

Het gaat er om dat je die gezindheid hebt; dat je dáártoe Zijn Geest hebt ontvangen om elkaars waarde op te zoeken. Samen bidden.

Ik eindig met een beeld wat een poosje geleden vertoond werd. Iemand stond in een tuin waarin van alles stond te bloeien en te groeien, maar in het midden van die tuin was een gigantisch gat. Daar werd water in gegooid met gieters, met emmers en met slangen. Maar er gebeurde niets. Een gat; een bodemloos bestaan. Alle goeie adviezen, alle preken verdwenen. Dat kan. En degene die er bij stond was een beetje wanhopig, ja, de rest was wel goed…, maar dàt niet.

Ik vond het heel ontroerend. Toen kwam er iemand aangewandeld met een touwladder, die haakt hij over de rand van het gat en daalt die ladder af. Degene die daar bij stond keek in het gat en zag die persoon helemaal in het niets verdwijnen. Hij wachtte een poosje. En ineens kwam daar heel langzaam diezelfde persoon omhoog. Hij rolde de ladder op en zei: ‘Gooi hem nou maar vol’.

Later was er iemand die dat beeld ter plekke gehoord had, en hij zei: ‘ik heb het vervolg gezien. Ikzelf kon nog horen wat die persoon nog meer zei: ‘Maak van dat gat maar een vijver’.

En het wèrd een vijver; daar dreven lelies op en het werd mooier dan ooit.

De herinnering aan het bodemloze bestaan was er nog wel, maar moet je eens kijken wat er van gemáákt is….

Degene die dat vervolg zag, zei: weet je hoe die vijver vol kwam? Met allemaal gieters en slangen? Nee, er zat een bron onder, een verborgen bron, en heel langzaam steeg dat water en kwam omhoog. Toen konden er lelies in groeien.

Het klinkt wat vreemd wat ik nu zeg, maar ik bedoel dit: ‘maak van die bodemloze put een vijver, want degene die daar wegliep met die touwladder zei ook nog: ‘Wat ik voor jou gedaan heb, is de grond van je bestaan. Je had geen bodem. Wat Ik voor je gedaan heb, omdat ik zóveel van je hou, dat is de bodem’.

Mooi hè? Het werd een bron, en moet je eens kijken hoe mooi God jou maakt.

De herinnering aan het trauma zal altijd blijven. Daar is ook helemaal niets mis mee.

Jezus herinnert zich zijn eigen kruisiging natuurlijk ook nog, als je er naar zou vragen. Maar wat heb je er van gemaakt, dank zij het evangelie.

 

Duurt Sikkens d.d. 21-09-2008

 

 

Gelijkenissen/beeldspraak (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen 10-12-2008)

Gelijkenissen/beeldspraak

 

We zingen: Jezus, de Leidsman van ons leven. Is dat zo? Waardoor worden we geleid? Door de Geest!

Hij heeft eerst Zijn mensen begeleid, maar daarna, zei Hij, komt de Geest, die zal jullie leiden. Dus we worden geleid door de heilige Geest, en in die zin is Jezus een voorganger. Hij liet Zich óók leiden, door diezelfde Geest.

Onderscheid dit dus goed en helder.

 

Voordat ik over het eigenlijke onderwerp begin, dat te maken heeft met beeldspraak, wil ik eerst even wat aandacht besteden aan het begrip: ’Bijbelstudie’. Om dat een beetje te ontdoen van een duf gedoe, alsof je alleen maar met een boek bezig bent.

Dat boek is uiteindelijk verschenen, en daarin staan uitspraken van mensen, die het een keer gezegd hebben.

Het belangrijkste daarvan zijn de profetieën.

Dus wat is nou eigenlijk Bijbelstudie, dat is niet om Bijbelkennis op te doen, want dat had ik vroeger al heel veel, maar ik had er niets aan.

Maar eigenlijk om de Vader te leren kennen, de Zoon te leren kennen, en jezelf ook; en ook andere mensen. Daar gaat het om; het gaat om een leefwereld.

Laat ik het zó zeggen: sommige mensen kennen de bijbel van A tot Z, maar het is de bedoeling dat je de Alfa en de Omega leert kennen, want dat is niet iets, maar dat is iemand.

Wat zeggen woorden over onze Vader en wat zeggen ze over ons. Daarom houd ik zo van het begrip: ‘close reading’. Dat is een Engelse term, wat betekent: van heel dichtbij lezen, wat staat er nu eigenlijk?

Sommigen lezen hele lappen, en wat gaat er dan wel niet allemaal verloren. Maar als je één klein stukje neemt, of één uitspraak, dan kun je daar eindeloos over door-denken.

Laat ik het zó zeggen: eigenlijk kruip je dan onder de huid van de profeet.

Hun uitspraken bestuderen, dat deed Jezus ook.

Anders heb je alleen maar ‘weetjes’.

En ik heb vroeger heel wat rare weetjes geleerd.

Echt stomme dingen b.v. wat is de kortste tekst en de langste, en rijen koningen van Juda en Israël, en alle richteren, ik moest het allemaal opdreunen. Maar je hebt daar helemaal niets aan.

Paulus haalt ook een keer uit: wat een stomme vragen, geslachtsregisters, waar ben je mee bezig.

Jezus had het heel vaak over dè Schrift.  Schrift betekent gewoon: het geschrevene.

Zoek Joh. 7:38 eens op. Daar staat de sleuteltekst. Daar staat iets merkwaar-digs: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”.

Maar het gaat mij om: ‘gelijk de Schrift zegt’.

De Schrift was eigenlijk de leidraad voor Jezus. Hij zegt notabene tegen schrift-geléérden, die ècht alles wisten, en hele lappen uit de Thora konden opdreunen: “Jullie kennen de Schrift niet”. Zullen ze zich toen beledigd gevoeld hebben? Ik denk van wel.

Jezus zegt zelfs: “Jullie dwalen, jullie kennen Hem niet, want de Schriften getuigen van Mij”. Dat is me toch een uitspraak!  “En toch willen jullie niet tot Mij komen”.

De Schrift getuigt niet alleen van de Zoon, en niet alleen van de Vader.

Petrus zegt zelfs: “De Schrift getuigt ook van òns”. Ze hebben over òns geprofeteerd.

Dan moet je dus nagaan, als er over de Christus geprofeteerd is, dan is dat èn Hoofd èn het Lichaam. Dat is een door-denker hoor.
Dus die profetieën wachten op vervulling.

Toen Jezus in het stikke donker stond, in de hof van Gethsemané, kwamen daar honderden soldaten op Jezus af, met fakkels etc.

Het was al duidelijk dat Hij was verraden. Petrus trok al z’n zwaard, maar op dat moment zegt Jezus: “De Schriften moeten in vervulling gaan”. Vind je dat nou een plek om dat te zeggen? En waarom zegt Hij dat? Het wilde er bij de discipelen niet in dat die prachtkerel moest lijden.

Jezus zei verscheidene keren dat de Christus moest lijden, maar dat wilde er bij hen niet in. Nee, dat kan niet. En daarom zei Jezus dat.

Hij wist dat, als het niet vervuld wordt, dan staat het stil, het moet dus in vervulling gaan.

In Matth. 26 zegt Hij het nog een keer.

Twee keer achter elkaar: “het moet gebeuren”.

Na Jezus’ opstanding geloofden de discipelen de Schrift en het woord dat Jezus had gesproken. Dus pas ná Zijn opstanding. Toen werd het langzamer-hand allemaal duidelijk.

“Oh, bedoelde Hij dát…nóu snappen we het”. Dus er kan een heleboel onduidelijk zijn, dat je pas ná je opstanding begint te snappen; dat geldt ook voor ons.

Voordat ik geestelijk was opgestaan begreep ik  haast niets; nu ik geestelijk ben opgestaan…., nou, je krijgt dan gewoon een hartstikke nieuw mooi boek.

Als je nou zó de profetieën hoort en leest, dan gaat er een wereld voor je open. Eigenlijk gaat Gods wereld voor je open, en dat is een mooie wereld. Dat is Zijn denk- en Zijn leefwereld!

We gaan immers met Hem om, en als je je daar steeds meer beweegt, in die denk- en leefwereld van God, of je nou gestorven bent of niet, dan wordt dat ook ònze wereld, het ìs ook onze wereld.

Ik stel me zo voor dat Jezus zo’n profetie leest en dan denkt: ‘Dàt moet Ik vervullen, en dàt stukje moet Ik ook vervullen’.

Hij  heeft het leeuwendeel van de profetieën vervuld. Hij heet ook niet voor niets de Leeuw van Juda. Hij heeft het leeuwendeel op Zich genomen en dat is héél veel!

Wat is vervullen? Nou, b.v. een taak vervullen, een opdracht vervullen.

Jezus vervulde dus de profetieën, Hij dacht: “Dat ga Ik doen, daar kies ik voor”.

Niet zomaar wat, want de duvel wilde Hem al veel eerder te grazen nemen, maar Hij zei: “Mijn uur is nog niet gekomen, hèt moment is er nog niet, tot zolang word Ik beschermd, anders vraag Ik Mijn Vader wel of de engelen voor Me strijden, dat doen ze wel”. Denk maar aan het moment dat ze Jezus van de rotsen wilden duwen na een toespraak.

Dus tot zolang wist Hij zich beschermd, maar op een gegeven moment valt die bescherming weg. Daar moest Hij wel voor kiezen. Dat vind ik nogal wat.

Dus het voorspelde, wat hier allemaal in staat, dat ga je verwezenlijken. Dàt is vervullen. Doen! 

Zelfs als Hij aan het kruis hangt, citeert Hij twee teksten uit de bijbel, Hij citeert dus niet een tekst, maar Hij vervult een profetie, laat ik het zo zeggen, dat is veel duidelijker.

Hij zegt op een gegeven moment: “Mijn God, waarom hebt  U Mij verlaten?” Dat staat in Psalm 22. Dat heeft Jezus dus gelezen en denkt dan: ‘dat gebeurt dus een keer’.

Hij zegt zelfs: “Ik heb dorst”. Dat is ook een citaat uit Psalm 69. Ze gaven Hem toen smerige azijn. Daar zat Hij ook niet op te wachten.

Kun je nagaan. Altijd was die duvel in de hoop Hem te kunnen prikkelen tot een explosie of tot een ontploffing. Of dat Hij wonderen zou gaan doen.

Er zijn nu nog een heleboel profetieën die nog vervuld moeten worden. En wie gaan dat doen? Wil ik dat? Kies ik daar voor? Daar ben ik op het ogenblik over aan het denken.

Want in Joh. 10:35 staat dat Jezus zegt: “De Schrift kan niet gebroken worden”. Ken je die uitspraak?

B.v. zoals je een wet breekt, nood breekt wetten, zeggen we wel. En breken is opheffen.

De Schrift kan niet gebroken worden betekent eigenlijk: ‘het kan niet opge-heven worden’. Je kan hem niet ongeldig verklaren. Je kan hem ook niet ontbinden.

Jezus zegt: “Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om te vervullen”. En dat heeft Hij gedaan.

In één van de eerste christengemeentes in Berea had Paulus drie zondagen achter elkaar gesproken over de Schriften, niets anders dan drie zondagen alles uitleggen wat hem te binnen kwam. Maar in die gemeente Berea zijn ze daardoor zó aangestoken, dat ze dagelijks de Schriften bestudeerden. En dan niet om Bijbel-kennis op te doen, maar om te kijken of het waar was dat het vervuld werd; dat Paulus’  woorden klopten. Want hij bewees vaak uit de Schriften dat Jezus de Christus was.

Jezus zou b.v. aan ons kunnen vragen: ‘Hoe lees jij de bijbel?’ Hoe doe je dat!

Er waren vaak mensen die graag met Hem wilden discussiëren,  op een heel vrome manier. Dan komen ze bij Hem en zeggen: “Wij weten dat U zich aan niemand stoort”. Nou, denkt Jezus, daar gaan we weer, Ik stoor me juist aan alle mensen, alle mensen trek Ik Mij aan.

Maar hun vraag was een binnenkomertje: ‘U stoort zich aan niemand’. En dan komt er een vraag.

Jezus zegt zó vaak: “Hebben jullie niet gelezen dat of dat, jullie weten er alles van; hebben jullie dat dan nog nooit gelezen?”. En dan verwonderen ze zich, of zijn verbaasd, of ze gaan weg.

De heilige Geest heeft de profeten geïnspireerd. Als nou de heilige Geest dat heeft gedaan, van David wordt gezegd dat de Geest op hem rustte, niet blijvend, maar hele perioden rustte die Geest op hem; als nou die Geest hen heeft geïnspireerd, wat ze soms zelf niet snapten, dan kan die Geest het ons uitleggen, want dat is dezelfde Geest.

Dus de bedoeling is dat ons nieuwe gedachten worden aangereikt,  èn oude; zodat die oude weer nieuw worden.

Kun je me volgen?

Je hebt dus nieuwe gedachten gekregen, en nu ga je b.v. hele oude geschriften lezen, die worden dan  ineens helemaal nieuw. Dat wordt uitgelegd, verklaard. En verklaren is ‘helder worden’.

Dàn kun je ze uitwerken en toepassen in je leven. Weet je hoe Johannes dat noemt: “Dat is nou de waarheid doen”.

Weten is één ding, maar doen  is uit-voering geven aan de gedachten Gods.

In dat eerste stukje van Johannes 7 zegt hij:

“Gelijk de Schrift zegt. :37 Kom tot Mij en drink”. Wanneer riep Hij dat?

Moet je eens kijken in vers 37. Het was een knoert van een Loofhuttenfeest, en drùk dat het was! En daar staat Hij in z’n dooie eentje en roept: “Als je dorst hebt dan moet je hier wezen!”

Dat moet jij eens doen op Koninginnedag in Kampen, en je brengt een geestelijke boodschap, en jij staat daar te schreeuwen: “Als je me gelooft, dan zullen er ook stromen van levend water uit jou komen”.

Zouden ze dan de GGD bellen of zo, daar heb je weer zo’n gek…..

En Jezus is ook heel vaak voor gek verklaard hoor.

Dus daar moet je straks ook rekening mee gaan houden dat, hoe meer wij ons uiten, hoe meer je te horen krijgt. Want we zitten nog aardig beschermd hier in Nederland.

Maar nou staat er: “Indien iemand dorst heeft, kom tot Mij en drink!”

Waar haalt Hij dat vandaan? Aan welke profetie denk je dan? Dat is Jesaja.

Jesaja 55. Dat is best leuk om te lezen, zó bekend dat je het haast niet meer leest.

Jes. 55:1 : We gaan nu even aan ‘close reading’ doen. “Hebben jullie dorst? Kom tot de wateren, en jullie, die geen geld hebben, kom, koopt en eet. Kom, koop zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Dus brood, wijn en melk kun je krijgen”.

Dat is natuurlijk geestelijk bedoeld, maar in de Naardense Bijbel staat iets heel leuks. Tussen het woord ‘koopt en eet’ staat ‘koren’; dus ‘koopt koren en eet’. Dat is een hele mooie. Dit stukje gaat over brood en wijn, en als iets brood en wijn genoemd wordt, dan weet je over wie het gaat: over het lichaam en het bloed van Christus.

Dan komt nu het eerste beeld waar we het over zullen hebben.

Wat kun je met koren doen? Je kunt het zaaien, of malen.

We hebben een keer een beeld gehad voor VOX, dat was heel leuk en heel simpel. Er werden maiskolven uitgedeeld. Onze boodschap werd vergeleken met maiskolven. Dat is een beeld wat de hele wereld snapt. En wat zagen we in dat beeld? Er waren mensen die dat hele ding opaten, achter elkaar, zó’n honger hadden ze, moet je nagaan.  Anderen aten de helft op en zaaiden de rest uit; die hebben doorgedacht. En weer anderen maakten er pap van.

Maar iedereen ging er op z’n eigen manier mee aan de gang. Dit beeld was zo duidelijk.

Als je nou koren krijgt, ga het dan malen. Eén zak kun je uitstrooien over het land, en de rest ga je malen tot meel.  En wat doe je bij dat meel om brood te krijgen? Water en gist.

Ik vind het spijsoffer in het oude verbond zo prachtig. Daar wordt de meel flink gekneed met olie en daar wordt dan brood van gebakken.

Dat kun je ook niet meer scheiden. Het is niet meer te scheiden; je kunt het wel op laten drogen, maar dan wordt het waardeloos. Het moet gebakken worden. En dat bakken gebeurt als je onder druk staat.

Een hoop mensen van ons, vind ik, staan onder druk. Of het nou ziekte is of gewoon geestelijke pressie, of zomaar.

Het gebeurt gewoon in de gemeente. Ik heb het niet over de grote verdrukking, maar over onder druk staan. Beschouw dat alsjeblieft als een bakproces, want je gaat tóch een heerlijke geur verspreiden.

Je wordt weliswaar gebakken, maar aan de andere kant heb je ook wat uit te delen, brood. Wat dat betreft zijn wij een voedsel-bank. Dat is ook gratis.

Nou iets leuk, je gaat zelf ook eten, kauwen. En de oude kerkvaders noemden dat ‘ruminare’,  mag je weer vergeten, maar dat is letterlijk: ‘herkauwen’, ‘opnieuw kauwen’. En dat is afgeleid van een heel leuk woord: ‘ruma’, wat betekent: ‘de zogende moederborst’.

En die kerkvaders dachten, wat ik nu eet, daar ga ik over denken, en nóg eens over denken, dàt noemen ze dus ‘ruminare’. In het woordenboek stond: ‘opnieuw genieten’.

Kijk, dàt is nou ‘herkauwen’. Dus opnieuw er van genieten.

Dat heb je met uitspraken in de Bijbel, maar trouwens ook met uitspraken in de gemeente.

Dus lappen tekst lezen heeft helemaal geen zin. Ik heb het wel eens gedaan, maar je hebt er niets aan. Dat gaat op den duur het ene oor in en je neus uit.

Eén opmerking waar je zóveel aan kan hebben, wat iemand tegen je zegt, dat kan soms zo’n verandering in je bestaan teweegbrengen. Slechts één zinnetje.

En daar was Jezus goed in. Dus is het heel belangrijk dat je de profetieën in de gemeente, de beelden, de uitspraken, de gebeden, de dromen, wat dan ook, zoals wij opgevoed worden, bestudeerd. Het is aan òns gegeven en wat doe ik er mee? Wat kan ik er mee doen? Of wij.

Het is niet voor niets dat ze gegeven worden. Want sommigen zeggen: ‘o, mooi beeld, volgende bladzij’. Dat schiet niet op natuurlijk. Maar bedoelt het mij iets te zeggen.

Wat zegt een uitspraak in een Psalm mij. Je verandert dan wel.

Dan nu de beeldspraak. Een heel bekend terrein voor mij, want ik heb er mijn hele leven les in gegeven.

Een hele eenvoudige is de vergelijking, en alle talen van de hele wereld zitten vol met vergelijkingen.

Als ik vraag aan jullie: hij heeft een kop als….., nou wat je dáár allemaal niet voor kan invullen….  en: hij is zo lui als…., of zo dom als……

Vaak zijn het dan negatieve eigenschap-pen. Dat is altijd met het woordje ‘als’.

Ik heb er twee uit de bijbel gehaald:

De ene is: ‘een spreuk uit de mond van een domkop is als een man met lamme benen. Wat wil dit nou zeggen, waarom nou dat beeld? Nou, die uitdrukking, die spreuk, ‘staat’ niet, die valt. Heeft geen uitwerking, er gebeurt niets, er zit geen beweging in. Hij weet niet wat hij zegt.

Dus zomaar iets zeggen vanuit de bijbel is dom, het gaat om nadenken.

En nog een uitdrukking: ‘een babbelzieke vrouw is als een lekkende dakgoot’. Hoe vind je die? Als er ’s nachts bij de buren de dakgoot lekt, en dat gaat maar door; en als je er naar luistert, dan slaap je niet meer. Je wordt er gek van.

Vergelijkingen gebruik je dagelijks. Dus iets met ‘als’.

De tweede komt ook heel veel voor, en dat woord  mag je wel eens onthouden voor de aardigheid, dat is metafoor, dat betekent overdragen, transporteren, dat is allemaal hetzelfde.

Dit betekent dus: ‘overdrachtelijk’.

De bijbel gebruikt dit overdrachtelijke heel veel, en jij ook.

Je bent zo lui als een varken is een vergelijking. Maar zeg je tegen iemand: ‘Go, dat is me een varken zeg’, dan weet je ook al genoeg eigenlijk.

Hij is niet ‘echt’ een varken, het is dus overdrachtelijk. Je kunt ook zeggen: het is niet letterlijk, maar figuurlijk.

Nou wordt Jezus in Openbaring 5:5 de Leeuw van Juda genoemd. 

En iedereen identificeert zich heel graag met een leeuw. Ja toch? Lekker stoer!

Zo vond ik vroeger Simson geweldig. En Ezau vond ik ook een kerel. En Jacob altijd in die tent bij z’n moeder, en z’n vader beduvelen.

Maar een Ezau als jager sprak je als kind wel aan.

Maar Jezus wordt de Leeuw van Juda genoemd, en ook de ‘wortel van David’.

Ik zal dit even uitleggen.

Genesis 49:9. Als Jacob dood gaat en hij voelt dat aankomen, dan geeft hij z’n kinderen een zegen mee.

Er staat: “Een leeuwenwelp is Juda, hij legt zich neer als een leeuw, of als een leeuwin”.

Daar komt die profetie uit Openbaring vandaan. Dus Jezus heeft dit Schriftwoord vervuld. Maar hoe zit dan dan? Nou, het is best leuk als je het in andere vertalingen leest, en zeker in Raisel, daar staat: “hij legt zich neder als een leeuw èn als een leeuwin”.

Daar staat het woordje en tussen. En een leeuw en een leeuwin vormen samen een paar. Dus welke vraag komt er dan omhoog? Wie is de leeuwin? Nou, vul maar in, als je snapt wat ik bedoel. Dat is toch mooi!

Als Jezus brood breekt, en vaak dopen ze dat daarna nog in een schaal, ik weet niet of je het wel eens goed gelezen hebt, dat spul wat wij bij het avondmaal gebruiken slaat eigenlijk nergens op, maar die gebakken broden, die zij hadden, waren echt wel wat dikker, en dat brood doopten ze dan ook altijd in allerlei schaaltjes en kommetjes.

Hij doopte z’n brood in een schaal met een saus tegelijk met Judas. Heb je dat wel eens gelezen? Moet je nagaan, hij werd nooit voor het avondmaal geweigerd. Met hem doopte Hij in.

Ze hadden allemaal sauzen, en vlees aten ze er ook bij. Maar het gaat om het brood en die wijn.

Nou zegt Jezus van het brood: ‘Dit is Mijn lichaam’.

Kijk, dat is nou een metafoor. Dus niet echt.  En van die wijn zegt Hij: ‘Dit is Mijn bloed’. Niet ècht dus. Maar wie hebben dan gezegd dat het wèl echt is?

Dat is de Rooms Katholieke kerk. Dat heet de transsubstantiatie-leer. Dat wil zeggen: het veranderen van de ene substantie in de andere. Dus die ouwel wòrdt het vlees? Dat kan toch nooit?

Ja, zeggen ze,…maar dat is een mysterie. Ja, zo lust ik er nog wel meer….Luther heeft het over de consubstantiatie-leer.

Dat beiden aanwezig zijn. Het is echter allemaal zo’n onzin.

Het is een beeld, en daar kauw je op! Snap je? En dat overweeg je, en wij vormen Zijn lichaam.

Dan heb je dus zoveel stof om dóór te denken. Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed.

In Lucas 22 staat zo’n leuk verhaal, daar zegt Jezus: ‘Nou, het enige wat je eigenlijk nodig hebt dat is een zwaard’. Dat zegt Hij bij het eten. En wat doen ze? Ineens heeft Hij twee zwaarden naast z’n bord liggen (:38). Ze begrepen het dus niet.

Jezus bedoelde een geestelijk zwaard, en Petrus zal er wel één losgegespt hebben. Tussen 2 haakjes: Jezus heeft er nooit wat van gezegd dat Petrus altijd een zwaard bij zich had.

Stel je eens voor dat Jan Bax, een zeer vredelievend mens, hier altijd met een pistool rondliep; zou je er wat van zeggen of niet? Jezus deed het niet. Jij moet zelf maar van gedachten veranderen. Totdat je weet van het zwaard des Geestes, en daar timmer je niet mee op los, wat wij vroeger moesten leren. En maar om je heen sabelen en weet ik veel wat; het meeste ketste trouwens toch af.

Het zwaard des Geestes is alleen maar om scheiding te maken tussen goed en kwaad. Dáárvoor dient het Woord. Want het Woord is het zwaard des Geestes en Jezus hanteerde het Woord, en zo gauw Hij wat zei, kreeg je een scheiding van geesten; onder mensen en ook in de onzienlijke wereld.

Dàt is de kracht van het Woord:  een scheiding maken tussen goed en kwaad.

Dat doet een zwaard.

En Jezus heet ook de wortel van David, het Griekse woord is ‘arisa’.

Wat betekent nou wortel hier? Dat is niet moeilijk meer, dat is het beginsel. En waarom van David? Aan David kon God Z’n gedachten kwijt. David slaat op een geestelijk geslacht. David is een beeld van ons, gelovigen.

Wat dat betreft vind ik Maria, de moeder van Jezus, ook een beeld voor gelovigen. Wat dàt betreft heb ik haar hoog. Ik aanbid haar natuurlijk niet, maar zij is zo’n prachtig beeld van de gemeente als moeder.

Ze zei: “Mij geschiede naar uw wil”.

En ze overweegt die woorden en bewaart ze in haar hart. En dan krijgt ze die profetie: ‘Er gaat een zwaard door je hart, meid, jij moet scheiding maken tussen jouw aardse zoon  en jouw hemelse Verlosser”. En dat is niet gemakkelijk.

Daarom zeiden ook veel mensen in die dagen wat smalend: “Jezus, dat is toch die zoon van die timmerman, die zoon van Jozef, uit Nazareth?” Die keken alleen maar naar het uiterlijk.

Daarom zucht Jezus ook een keer en zegt: “Een profeet is niet geëerd in zijn eigen land”.

Hier zit voor mij de les in: bekijk elkaar geestelijk, en niet zo van: o, dat is er eentje van die, of: die heeft ook een strafblad gehad, en: dat is ook niet zo’n beste, en meer van die aardse beoor-delingen. Ze slaan nergens op en je kijkt niet goed.

En wat is de wortel van alle kwaad? Dat is de hebzucht. Het grote verschil tussen God en de duivel, dus God versus duivel, vind ik het werkwoord ‘zijn’  en het werkwoord ‘hebben’ .

Op school stonden ze op het bord geschreven, het werkwoord ‘hebben’ en het werkwoord ‘zijn’.

In God ‘ben ‘ ik iemand, en de duivel wil altijd ‘hebben’ . Dus hebzucht. En zucht, denk maar aan geelzucht, is gewoon een ander woord voor ziekte.

Geelzucht is gele ziekte, drankzucht is drankziekte. Noem alle zuchten maar op. Het is dus ‘ziekte’.

En nu krijgen we de derde, en daar ging het mij eigenlijk om: dat is de ‘parabel’.

Een ander woord voor gelijkenis, of, er naast leggen. Maar ik vond in het woordenboek nog een prachtige uitdrukking voor parabel, dat is samen-vallen. Er valt iets samen.

Als iemand echt lui is, en jij vergelijkt hem met een lui varken, dan valt dat helemaal samen, dan is dat ook helemaal duidelijk.

Als ik hem alleen al een varken noem, dan kun je daaruit al opmaken dat hij zo lui is.

Samenvallen en parabel betekent: er naast leggen; waar naast? Naast de onzichtbare werkelijkheid.

Dat heb je hier toch ook al? B.v. de werkelijkheid is koppig. Iemand is hartstikke koppig. 

 

Nou, ik vergelijk hem met iets anders wat koppig is, een ezel of een bok.

Het zijn eigenlijk altijd beesten.

Nou is de grap, dit (koppig zijn) is de werkelijkheid en dit (ezel of bok) is het beeld.

Er was eens een meneer, Jean de la Fontaine, dat was een hofdichter in Frankrijk. Hij heeft een heleboel van die verhalen uit het Grieks vertaald van ene Esopus uit Griekenland. Deze Griek heeft een heleboel verhalen bedacht waar alleen maar dieren in voorkomen, maar iedereen weet dat dit over mensen gaat.

En dàt zijn nou fabels. Daar worden dieren ten tonele gevoerd, en dan lees je dat, en dan denk je: ‘zo, dan heb je wel inzicht in de menselijke ziel, als je zulke verhalen weet te schrijven’.

Er zitten prachtige slimme verhalen tussen, en hoe ze elkaar dwars zitten….

Ken je b.v. de fabel van de ‘vos en de raaf?’ Zo mooi, hoe je met vleien iemand iets kan ontfutselen.

Of die van die man, die op de kermis stond met een spiegel. Hij zei: “Als je in die spiegel kijkt dan zie je jezelf in je ware gedaante”. O, nou, effe betalen, en dan  gaat iemand naar binnen… en dan ziet hij daar een ezel staan…. Dan wordt hij me toch kwaad, hij trapt haast die spiegel kapot.

Dan gaat er nog iemand naar binnen en ziet daar een rund staan, of een vos.

De klandizie viel toen weg, en eigenlijk stond hij voor niets op die kermis.

Dus hij dacht, dit moet ik anders aan-pakken.

Op de volgende kermis gaat hij staan met een tent, ook met een spiegel, en zegt: ‘Als je voor de spiegel staat, dan zie je je buurman’.

Iemand stapt naar binnen en ziet een ezel in de spiegel, en hij reageert: ‘precies mijn buurman,  die man is zó dom!’ Hier komen dus heel veel mensen op af. Geweldig!

Maar wat leer je van zo’n fabel? Dat je jezelf niet wilt zien en dat je een ander beschuldigt van datgene, waar je zelf fout aan gaat.

En dáár heeft Jezus wel eens van gezegd: “Waar je een ander van beschuldigt, daar heb je zeker een scherp oog voor….”

Het bekende verhaal van de balk en de splinter.

Zo gauw je iemand beschuldigt, moet je eerst je hand in eigen boezem steken. Het is zo gemakkelijk gezegd van een ander. Of als je iets leest, een profetie bijvoor-beeld, dat je dan denkt: ‘O, dat mag die  wel eens in z’n zak steken’.

Doe dat eerst zelf! Ja, dat zit diep hoor.

We hadden het over de fabel.

Die zogende moederborst, waar ik het eerder over had, vind ik zó mooi, we zijn en we blijven kinderen.

Maar mijn vraag was, waar leg je zo’n parabel naast? Het antwoord was: ‘naast de werkelijkheid, de realiteit’.

En de werkelijkheid is van Christus. Dat heet ook wel het koninkrijk Gods.

Er zijn meerdere koninkrijken. Hij vertelt ook wel eens een parabel over het koninkrijk der hemelen, er zijn dus meerdere koninkrijken. Het rijk der duisternis, het dodenrijk, het koninkrijk Gods.

Maar het meest heeft Hij het over het koninkrijk Gods, dat is de werkelijkheid. En dan moet er een beeld zijn, dat er mee samen valt, en dáár zoekt Hij naar.

En ik zie Hem staan tegenover allerlei mensen, die Hem niet snappen, en dan zegt Hij: “Waarmee zal Ik het vergelijken”. Je ziet Hem om zich heen kijken.

“Het is als ….. als een boom” zegt Hij.

Ik zie Hem in gedachten met zijn hand tegen die boom slaan.

Het is als een boom, daar kun je in nestelen, voor de vogelen, en dan zegt Hij er iets achter: voor de vogelen des hemels. Waarom zegt Hij nou ‘des hemels?’

Dat is toch een beetje raar als je b.v. kijkt naar de wolken, dan praat je toch niet over de wolken ‘des hemels’, of van de hemel?

Hij bedoelt er dus wat mee. Het gaat over een onzichtbare werkelijkheid. Dus met een zichtbaar beeld, ga je iets onzicht-baars uitleggen.

Wat zijn dan de vogelen des hemels? In sommige commentaren staat dat het engelen zijn. Nou, zie jij engelen nestelen, een nestje bouwen? Engelen planten zich ook niet voort, dus dat is onzin.

Maar vogelen des hemels, een nestje, dat gaat over ons.  Dat zijn allemaal groepjes mensen in die bomen van dat koninkrijk. Je wordt gedragen, je hebt schaduw.

Als je het verhaal over de ark van Noach leest, dan staat er dat dat enorme schip,   verdeeld was in vakken.

In de Naardense bijbel en ook in de Statenvertaling wordt niet gesproken over ‘vakken’ maar over ‘nesten’. Dat is ook veel warmer hè? Ik zie daar een hoop stro en hooi liggen; dat is warmer.

Als we nou toch eens een nest konden zijn, en dat zijn we, want ik ervaar hier heel veel nestwarmte. Dat meen ik echt hoor!

Ik ken geen plek waar ik zoveel nest-warmte ervaar als mensen gewoon van je houden.

Vind je dat geen prachtig beeld? Als nou die ark een enorme verzameling is van levende wezens, (en je mag een dier uitzoeken waar je het beste bij past), dat verdeeld is in nesten, dan is dat een beeld van Gods geestelijke reddingsplan, de ark van ons behoud. Of je er nou bij sterft of niet, maar jij bent behouden, en dáár gaat het om. En niet maar een beetje gered.

Ik zie Jezus daar staan, en Hij kijkt gewoon om zich heen, en Hij zegt een paar keer: “Waarmee zal ik dit soort mensen vergelijken”.

In Psalm 51:8 staat: “God wil waarheid in het verborgene”. Dan moet je eens gaan ‘ruminaren’,  er op kauwen,  herkauwen.

Wat betekent dit: God wil waarheid in het verborgene.

Een hoop mensen zeggen dan: ‘Kom op, de straat op, toeteren, t.v…… Nee, in het verborgene. “Want”, zegt Jezus, “Mijn Vader is ook in het verborgene, en Hij werkt ook in het verborgene, en doe al je dingen in het verborgene”

Opvallen hoeft niet meer. Dan heb je rust.

Wat is nou waarheid in het verborgene?

Jezus verborg de geestelijke werke-lijkheid in die eenvoudige beelden, en daar knapten een hoop mensen op af.

Ze vonden het maar stomme verhalen. Nou zijn er nog gelijkenissen die ik nog niet snap hoor, maar dat vind ik helemaal niet erg, dat komt wel. Maar er zijn gelukkig dingen die ik wèl snap.

Die werkelijkheid stopt Hij in gelijke-nissen, en waarom verstopt Hij dat?

Als iemand ècht honger heeft, gaat zo iemand de werkelijkheid zoeken.

Het gaat aan de oren van mensen voorbij die het eigenlijk niets interesseert,

die alleen maar komen voor wonderen van genezing en toverij, en broodvermenig-vuldigingen, prachtig, geweldig. Maar daar gaat het niet om.

Als de discipelen het niet snapten, dan was Petrus als eerste die dan vroeg: “Leg het alsjeblieft uit”.

Dáár heb je dus discipelen, dat zijn lui die vragen!  Dat is een discipel.

Je kunt naar een school gaan voor discipelschap, naar een training voor discipelschap of wat dan ook. Boeken lezen hoe het allemaal mot. Onzin!

Vragen! Dat is nou alles! Want een discipel is een leerling. En de fijnste leerlingen vond ik altijd diegene die naar me toekwamen, tijdens of na de les, om te vragen het nog eens uit te leggen. En mijn antwoord was altijd: ‘graag’. En niet: ‘snap je het nou nog niet, ik heb het al drie keer uitgelegd’.

Ik vond het altijd fijn om het nog eens uit te leggen, want dat kind had de moed om te vragen naar iets wat hij niet snapte.

De parabels speelden een hele grote rol in het leven van Jezus. Hij deed niet anders dan gelijkenissen vertellen. Eindeloos!

Het koninkrijk Gods is als …. en dan stond Hij weer na te denken, en dan pakte Hij weer een beeld, gewoon om zich heen.

Zoek eens Matth. 13:10 op. Daar staat waarom Jezus altijd in gelijkenissen sprak.

En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem:”Waarom spreekt u toch altijd in gelijkenissen?” Hij antwoordde hun en zei: “Omdat het jullie gegeven is het geheimenis van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en overvloedig”.

Vers 13: “Dáárom spreek spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. Want ze willen het niet begrijpen”.

Iemand van de oude stempel kan zeggen: ‘Ja, maar het mot je toch gegeven worden’. Maar God geeft wel, maar het is maar of je het aanneemt!

Dat is nou het geheim. Het moet je gegeven worden. En dan sta je tegenover iemand, en je wil het hem geven, en hij zegt: ‘ik kan het niet aannemen, ik mag het niet accepteren’.

Dat is toch raar? Dat zullen jullie vast onderweg ook wel eens tegen komen.

Iemand uit de zaal kreeg een gedachte over een persoon die in de gevangenis zit, en de deur is open, maar hij kan er niet uit komen. Dat is nou een gelijkenis.

Dit kun je aan iemand vertellen met de vraag er bij: ‘wil je eruit of niet’.

Ze zitten soms zó vast!

Vers 14: “Met het gehoor zul je horen en je zult het niet verstaan, en ziende zul je zien, en je zult het geenszins opmerken”.

Dit wordt gezegd tegen de mensen die naar Jezus luisterden. “Want het hart van dit volk is vet geworden”.

Nou, kom daar maar eens doorheen.  Ze  zijn vol van zichzelf. “En hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben ze toegesloten”.

Ze willen het niet. Jezus zegt: ‘Mijn woord vindt geen plaats bij jullie, je wil het helemaal niet. Hoe kan dat nou?

Dan versta je het dus niet en snap je er helemaal niets van.

Daarom zegt Hij tegen de schriftgeleer-den: “Jullie snappen er niets van”.

Ik vind het zo leuk dat Koop Wolters, sommigen van jullie hebben hem nog wel gekend, maar hij kwam tot bekering, en toen hij het één keer wist, is hij naar het klooster gegaan waar hij z’n hele opvoeding heeft gehad.

En daar zei hij: ‘Moet je ’s even luustren’, typisch Koop Wolters, hij kon niet lezen of schrijven, maar hij zei: ‘jullie hebben het hélemaal fout’.

Vind je dat niet prachtig? Een analfabeet, die tegen die schriftgeleerden zegt: ‘jullie snappen het niet’.

Ik zal nooit vergeten, dat ik hem voor het eerst zag, na een doopdienst.

Hij stond daar voor me, net jasje met een wit overhemd er onder, hoedje op, hij keek zo naar mij op, want hij was kleiner dan ik. Hij zei: ‘Meneer, dit is wáár’.

Dat heeft me zó ontroerd. Ik dacht: hoe kan iemand, amper onderwijs genoten, analfabeet, hoe kan zó iemand zeggen: ‘meneer, dit is wáár!’ Ik had de tranen in m’n ogen staan.

Voor wijzen en verstandigen verborgen en aan kinderen geopenbaard!

Want dat diepe weten is, dat je merkt dat je je Vader hebt ontmoet. Dat je ineens zegt: ‘Goh, dát is mijn Vader, ik heb zóveel goden gehad, maar dit is ém’.

 

En niemand mag zich ook Vader noemen hè, nou, hoe heet de heilige vader….? Dus dat zag Koop ook allemaal hartstikke scherp.

Met gelijkenissen hou je de werkelijkheid ook verborgen. Dat moet je expres doen, wie honger heeft, die komt wel. Wie uitleg wil, die komt wel.

Kijk eens naar vers 34, wat daar staat:

“Dit alles zei Jezus in gelijkenissen tegen de mensen, en zonder gelijkenis zei Hij niets tot hen”.

Dat moet jij eens proberen, altijd in gelijkenissen. En wanneer kun je in gelij-kenissen spreken? Als je de werkelijkheid weet. Dáár zit het geheim.

De werkelijkheid is van Christus, maar in het Grieks staat daar: ‘soma’, en dat betekent: ‘lichaam’. En dat is het Lichaam van Christus.

Dus wij bevinden ons in de werkelijkheid, onzichtbaar, maar we zijn ook  de werke-lijkheid. Wat ik van ons niet zie, dát is de werkelijkheid.  En wat ik wel zie,  dat kan ik als beeld opvatten.

In Matth. 13:3 staat: “Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen”.

Wat voor dingen zijn dat? Nou, dat zei Hij als 12-jarig jongetje al: ‘de dingen van mijn Vader, ik ben bezig met mijn ding’.

Nou, dat vind ik nogal wat!

Jezus was een keer uitgenodigd bij een farizeeër, waarschijnlijk omdat ze Hem interessant vonden of dat ze graag wilden dat Hij in discussie zou gaan of iets dergelijks.

Hij lag nauwelijks aan, (ze gingen daar dus altijd aanliggen), en Jezus keek zo rond en zag heel veel mensen een  belangrijke plaats uitzoeken, vlak bij de gastheer of zo. Hij komt dan wat overeind en gaat direct een gelijkenis vertellen. Vind je dat keurig als gast zijnde? Maar Hij vertelt bij die maaltijd drie gelijkenissen. En Hij zèt ze toch op hun nummer! Over vele eersten zullen de laatsten zijn enz.

En over een plaats uitzoeken heeft de Spreukendichter in de bijbel al gesproken: ‘Kom hogerop’.

Nou, zegt Jezus, in het Koninkrijk Gods is het net andersom als wat jullie hier uit-vreten. Dat zei Hij gewoon.’

Zou jij, als je daar bij was, niet hebben zitten zweten? Wat denk je? ‘Nou, daar hoor ik even niet bij hoor…’. Ken je dat?

Hij vertelde dus drie gelijkenissen tijdens het diner.

In Marcus 4:2 staat iets grappigs.

En Hij leerde hun vele dingen in gelijkenissen, en Hij zei tot hen in Zijn onderwijs….

Dus Jezus was onderwijzer. Een goeie leraar. Als je als onderwijzer een kind leert dat 3+2 vijf is, en hij leert dat uit z’n hoofd, dan snapt hij er niets van, want als je vraagt: hoeveel is 1+4, dan weet hij het niet. Dus wat doe je dan? Je maakt het aanschouwelijk. Je legt drie dingen neer, en dan nog eens twee, en dan laat je hem tellen.

Zo ga je met een beeld iets duidelijk maken wat een hogere werkelijkheid is. En Jezus deed niet anders. Eindeloos!

Mijn woord wordt hier door een microfoon versterkt, nou, daar kun je over door-denken: wat versterkt jouw woord? Wordt het bereikt door velen? Kunnen ze het horen, dat is vermenigvuldigen.

In Lucas 7 staat zo iets leuks. Onderwijs heb je dus nodig, ik vind het heerlijk om onderwezen te worden. Ik vind het prachtig! Wat ik allemaal al aan de Geest gevraagd heb en wat ik al niet allemaal gekregen heb, dat is ongelooflijk. Als ik iets niet weet, dan vraag ik het direct.

Lucas 7:30 en 31. “De Farizeeën en wet-geleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods”. De raad Gods stond in levende lijve vóór hen, het onderwijs van God stond vóór hen; het aanraden van God: ‘als ik jou was, zou ik dàt doen’. En ze verwierpen het. En als ze de raad verwerpen, verwerpen ze ook de persoon, de Raadsman, de Raadsheer.

En nou komt Jezus, in vers 31: “Waarmee zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken”.  Hoor je Hem zuchten? Ze moesten Hem niet en Hij denkt: ‘Waarmee zal ik ze nóu eens vergelijken?’ En dan komt het. Hij zegt:

“Het zijn net kinderen die op de markt zitten, en dan roepen ze naar elkaar: we hebben wel mooi op de fluit gespeeld, maar je hebt niet gedanst. En we hebben klaagliedjes gezongen, en je hebt niet gehuild”.

Daarmee vergelijkt hij die betweters, die het allemaal zo goed weten. ‘Hoe wil je nou hebben? Je bent niet heet en je bent niet koud. Je bent helemaal niks.

Als ik je roep om te dansen, dan doe je het niet, en als er wat te huilen valt dan huilen jullie niet’. Wat zijn jullie ongevoelig. Openbaring spreekt over lauw zijn. Ach ja, ik weet het allemaal wel…..

Het doet ze allemaal niks. Hoe wil je het nou hebben? En omdat je niet heet bent en niet koud, maar lauw, spuw ik je uit; maar in het Grieks staat voor ‘spuwen’ braken, kotsen.

Jezus legt het dan nog een keer uit in het volgende stukje.

‘Johannes de Doper’, ja, die kent iedereen, ‘die dronk niet, het was ook geen eter, en hoe simpel was hij niet gekleed. En dan komt de Zoon des mensen: ‘Ik drink wèl, Ik hou wel van een glas wijn, ik kom op een heleboel feestjes en partijen, en dan is het ook niet goed. Hoe wil je het nou hebben?’

Het is nóóit goed.

: 34: Hoe wordt Hij uitgescholden: “De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en weet je wat jullie zeggen: Hij is een vreetzak, een vraatzuchtig mens, een wijndrinker; een vriend van tollenaars en zondaars”.

Dat laatste vind ik wel mooi, als zondaars je een vriend noemen, maar zij bedoelden dat natuurlijk negatief.

In Matth. 11:19 staat een vergelijkende tekst dat eindigt met: “En de wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken”. In Lucas staat: “ door al haar kinderen”. In Mattheus wordt gesproken over werken.  Wat zijn de werken der wijsheid? Daar ga je dan over nadenken. Je bent zó één met je werken, daar ben je dus een kind van. En nu kun je door-denken.

Het heeft hier dus met ‘werken’ te maken, de werken der wijsheid, en de kinderen der wijsheid. Die werken en die kinderen zijn gelijk, zegt Hij hier. Dan begint dat proces dus al. Dat vind ik mooi. Gewoon uitzoeken, dan krijg je daar vanzelf licht over.

Marcus 12:13: Dan komen die stiekemerds bij Hem. “Ze sturen een paar van de Farizeeën en de Herodianen om Hem in een strikvraag te vangen”.

Hebben ze wel eens geprobeerd jou te vangen? Nou, mij wel hoor.

“En ze kwamen en zeiden: Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt,                   en dat Gij U aan niemand stoort, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar Gij leert de weg Gods in waarheid”.

Jezus zal wel gedacht hebben: ‘En nou voorzichtig zijn als een slang, eens even kijken wat ze willen’.

En wat zeggen ze? ‘Moet je de keizer nou belasting betalen of niet?’

De keizer was een bezetter, dus in de oorlog zouden ze gezegd hebben, moet je Hitler belasting betalen of niet?’

En wat doet Jezus? Hij zegt: “Laat me eens een schelling zien”. En wat pakken ze? Ze pakken een z.g. dinarius, en daar stond een beeltenis op van de Romeinse keizer Tiberias, met een lauwerkrans om zijn hoofd, dat betekent dat hij geweldig is, en er stonden nog woorden omheen: ‘hogepriester’. Nou, dan bèn je toch iemand!

En Jezus zegt: “Laat me eens zien wat er op staat, nou, dan geef je toch aan de keizer wat van de keizer is?” En dan komt er iets moois. Je geeft aan God, wat van God is. Dus nu even doordenken.

Wat betekent dat? Wie is de hoge-priester? Dat is Jezus, die is afgebeeld in Zijn leven. Hij was Gods munt, laat ik het zo maar zeggen. Dus als je zegt: ‘hoe zal ik God eens omschrijven?’ Nou, kijk maar naar Jezus. Want God schiep de mens naar Zijn beeld en ‘gelijkenis’. Daar heb je het woord ‘gelijkenis’.

‘Hij lijkt op Mij’, zou God zeggen. ‘Hoor naar Hem’. Dus je bent zelf een afdruk van het wezen van God.

Dat wordt in Hebreeën beschreven: een afdruk van het wezen van God. In het Grieks staat daar het woord: ‘karakter’.

Héé…, dus je krijgt langzamerhand Gods karakter! Ja!  En Petrus zou zeggen: je hebt deel gekregen aan Gods natuur.

Hoe Hij over de dingen denkt, hoe Hij op mensen reageert.

Dus, hoe reageer ik op mensen, dat wil ik dan wel even onder de loep nemen, hoe reageer ik daar nou op.

Hijzelf is een prachtige gelijkenis.

De apostel Johannes vertelt nooit gelijke-nissen, ik weet niet of het jullie al eens is opgevallen. Maar wel heel veel beelden.

Hij gebruikt het beeld van de wijnstok, het beeld van de geboorte, wedergeboorte, het beeld van brood, en licht, en water, en een boom.

Enfin, hij gebruikt heel veel beelden, maar geen gelijkenisverhaaltjes.

Maar er is nóg iets. Johannes vertelt ook uitbeeldingen. En ik vind het zo mooi van Johannes, dat hij dat in het evangelie laat doorschemeren.

Jezus begint Zijn werk bij de bruiloft in Kana. Daar verricht Hij een daad. En dàt is nou óók een gelijkenis. Want daar stonden grote potten met water, waar iedereen zich, volgens de reinigingsvoorschriften, eerst moest wassen, alvorens te mogen deelnemen aan het eten.

Allemaal van die voorschriften…..

En wat doet Jezus? Hij verandert dat water in wijn, dat vooruit wijst naar Zijn bloed. Dat reinigt voor eeuwig. Je mag best met vieze handen eten, zegt Hij ook ergens.

Maar die wijn is het nieuwe verbond in Mijn bloed; en aangezien het wijn is, word je er nog vrolijk van ook. Want je wordt toch vrolijk van schuldvergeving?

Dus die daad van Jezus is een gelijkenis.

Zijn tweede daad was de tempelreiniging. Ook weer een doordenker.

Want de tempel van Gods Geest is de mens. Zo is t’ie bedoeld tenminste. Maar ja, daar kan God niet in wonen, want er wordt veel te veel handel in je gedreven.

Je hebt mensen die aan alles denken behalve aan de eeuwige dingen.

In het Grieks staat: je hebt er een handelshuis van gemaakt.

En dan nog iets. Een eigenschap van de duivel vond ik in Ezechiël 28:1-5.

“Daar is een mens, die zichzelf gelijk stelt met God, hij vindt zichzelf wijzer dan David, er is geen geheim voor hem verborgen. En door uw wijsheid en uw inzicht hebt gij u een vermogen verworven”.

Dat slaat ook op de antichrist.

“Gij hebt zilver en goud verzameld in uw schatkamers; door uw wijs beleid, (eigenlijk staat hier: door uw handigheid), en handel…..”

Dáár heb je het. In Openbaring staat ook over die vrouw, dat ze overal in heeft gehandeld, ook gehandeld in mensen.

Handel  is het. Ik heb niets tegen handel, maar jij wil alleen maar ‘hebben’ en daar offer je mensen aan op.

Kijk maar eens naar sommige bankiers tegenwoordig.

Dus: reinig jezelf van verkeerde innerlijke bezigheden. Daar slaat het ook op. Betrap je jezelf daar nooit eens op? Waar ben ik toch mee bezig? Met hele domme dingen van bepaalde zorgen, en dat vreet maar door. En een uur later denk je: ‘waar ben ik mee bezig?’ Reinig dat; dat werkt!

Je hoeft niet op de knieën, maar zoek wat beters.

Al die rituëlen uit het oude testament zijn uitbeeldingen van een hogere werke-lijkheid, de hemelse werkelijkheid.

Op de tabernakel kun je eindeloos studeren, maar het is een beeld van de innerlijke werkelijkheid, waar God woont.  De tabernakel is een beeld van ons; een gelijkenis.

En God woont in je, zeg je? Ja toch? Door Zijn Geest hè? Door de Geest hebben de Vader en de Zoon woning in ons gemaakt.

Het allerheiligste had de vorm van een kubus. De buitenkant bestond gewoon uit planken, het leek een hut, en God woont graag in een hut, lees maar na in de Psalmen.

Maar de binnenkant was bekleed met goud. En dat is jouw inwendige mens. En daar voelt God Zich thuis. Daar woont Hij ook.

Dus je moet tegen de mensen niet brullen: “G o d  w o o n t  i n  m i j!….”. Dat is verschrikkelijk, dan gooi je het te grabbel. Vertel maar een gelijkenis. En verzin die nou maar eens zèlf. En dáár wou ik naartoe vanavond. Want wij wórden gelijkenissen van de Vader. God maakt Zijn beeld af. Hij zegt: “Als Ik mensen (mv) maak naar Mijn beeld en gelijkenis, dan wil Hij van iedereen een gelijkenis maken van Hem, iemand die op Hem lijkt.

Je hoeft dus niet allerlei oosterse beelden te hanteren, want dan moet je ze nog uitleggen ook.

Stel dat je aan de papoea’s moet uitleggen hoe een oosterse druivenpers werkt. Dan zit je eerst verschrikkelijk veel uit te leggen, en dan moet je nog uitleggen wat er mee bedoeld wordt. Kijk gewoon om je heen! En zoek maar iets wat onder druk staat, en wat er uit komt. En vergelijk het dáár maar mee.

Wordt eens creatief in het vinden van gelijkenissen. Zodat je dezelfde vraag stelt als Jezus: ‘Waarmee zal ik het koninkrijk van God vergelijken”.

Met eeehh…. die lamp daar b.v., als licht.

In diepe rust. Mijn Vader werkt tot nu toe. Dat betekent niet dat Hij zich in het zweet jaagt. Maar Hij werkt. Hij doet het! Hij schijnt! Dat is een mooi beeld.

Of, stel dat je iemand tegenkomt die je om raad vraagt. Je hebt een gesprek en je denkt: tjonge jonge. En je zegt: ‘Weet je wat je eens moet doen, tenminste, als je dat wil, maar…, je moet je ramen eens lappen’. Wat bedoel ik dan?

Om beter zicht te krijgen naar buiten toe; anders zit je opgesloten in je eigen wereldje. Je visie op mensen is helemaal niet helder, het is helemaal vertroebeld.

Vanavond zou ik zeggen: ‘joh, je moet je ruiten krabben, want je ziet anders niks’.

Dan gebruik je een gelijkenis om iets uit te leggen.

Als ze dan vragen: ‘wat bedoel je er nou precies mee?’ Dan wil je dat best uit-leggen, dat is geen probleem.

Maar verberg de dingen in beelden.

Als ik denk aan de beelden die in de gemeente getoond zijn in de loop der lange jaren, dan zijn dat allemaal beelden die iedereen snapt; vaak Hollandse beelden.

Ik herinner me dat Gerard een keer een beeld van een molen kreeg, gewoon een graanmolen, water, dijken, een dorpje. Iemand kreeg een beeld van een electri-citeitskabel. Nou, zo’n beeld had Jezus nooit kunnen gebruiken.

Ontleen de beelden maar aan de moderne tijd. Wat is een zonnepaneel niet een prachtig beeld. Een zonnecollector. Dat je de energie ontvangt en daarmee de mensen verwarmt.

Wat ben je liever, een thermometer of een thermostaat? Een thermometer reageert altijd op de omgeving, en een thermostaat bepaalt de omgeving.

Als je het koud hebt dan doe je toch twee jassen aan? Laat je dubbel liefhebben!

Ik bedoel maar: er zijn zóveel beelden.

Ik heb ook eens een beeld gehad van een slagveld, je moet dan, als je er nooit geweest bent, wel eens een foto van gezien hebben. En ik herinner me dat er een stuk glas boven de grond uitstak, en iemand groef dat uit en spoelde dat af onder de kraan. Toen bleek het een prisma te zijn waar een stuk van af was.

Dat beeldde de inwendige mens uit van iemand die zóveel had meegemaakt. Een slachtoffer van een oorlog in de geest.

En de genezing vond ik zo mooi. Dat kapotte ding was schoon, en dat werd alleen in gesloten handen genomen, verder niets. En een poos later gingen die handen open en het hele ding was heel.

Dan denk ik: ‘ach, je hoeft je alleen maar te laten liefhebben, en dan moet jij eens kijken: dan word je weer die je eigenlijk bent!

Met andere woorden: als ik ons vergelijk met die lamp, dan komen diegenen die het licht zoeken, naar jou toe. Ze komen áán het licht, ze schrikken zich misschien te pletter, want ze komen wel aan het licht, en daar kun je wat aan doen, en op den duur word je ook nog een licht.

Zo worden wij herschapen tot mensen die op God lijken, en waarin Hij Zich herkent. Het meest ontroerende wat ik de laatste tijd gekregen heb, is het volgende:

Ik zag God als het ware voor een hele grote spiegel staan. Het kan niet, maar als beeld is het duidelijk te snappen. En Hij keek in die spiegel en wat zag Hij daar? Duizenden, tienduizenden gezichtjes van mensen in wie Hij Zichzelf herkende.

“Ze lijken op Me”. Vind je dat niet mooi?

Ik heb zelden zo’n mooi beeld gehad.

Moet je nagaan wat er door je Vader heen gaat als Hij jou ziet.

 

Centrale Bijbelstudie/Duurt Sikkens d.d. 10-12-08