Geen bedekking meer (Duurt 29-05-2011)

Geen bedekking meer

 

2 Cor. 3:15-18. Een brief die Paulus schreef.

Ja, tot heden toe ligt, telkens als Mozes voorgelezen wordt, (dat is de wet van Mozes) een bedekking over hun hart, maar telkens als iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.

Ik hou niet van het woord bekeerd hier; eigenlijk kun je hier beter lezen: wanneer iemand zich tot de Heer gèkeerd heeft. Daar zit een beweging in van de één naar de ander, dan wordt de bedekking weggenomen.

De Here nu is de Geest; (daar ben ik nog steeds niet over uitgedacht wat dàt nou betekend), en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer, die Geest is.

 

Wat heerlijk als er geen bedekking, geen sluier meer over je bestaan hangt. Want wat kom je veel mensen tegen waar wat overheen hangt, zodat ik ze niet kan zien.

Als dus die bedekking weggenomen is, zegt Paulus, dan word je óntdekt! Dan doe je de ontdekking van je leven!

Die sluier, of wat dan ook, wordt opgelost, in het niets. Dat noem ik nog eens een oplossing. Ineens kun je iemand zien. Want in vers 12 van ditzelfde hoofdstuk praat Paulus over vrijmoedigheid.

En die vrijmoedigheid betekent dat je innerlijk vrij is. Moed is je ‘gemoed’. dàn hangt daar niks meer overheen.

Geen bedekking meer. Of je ergens welkom bent of niet.

Eén van de ergste bedekkingen is de dood. Die hangt over alle mensen.

Jesaja zegt: die sluier, die alle volken bedekt, is vernietigd! Opgelost!

Timotheus zegt zelfs: de dood is

à f g e s c h a f t ! Wat een uitspraak hè? Dat is de geestelijke dood.

Maar ook de bedekking van het slaaf of slavin zijn!

Je hebt van die mensen die in een soort doorgeschoten dienstbaarheid de slaaf van anderen worden.

Denkende dat ze daarmee goed doen; maar het gaat ten koste van jezelf.

Dat slaafse, dat eindeloos dienstbare….

Dat is niet de bedoeling, je bent dan niet vrij.

Of er hangt iets overheen van het erg op jezelf gericht zijn, egocentrisch. Je zet dan je ego in het centrum.

Er zijn mensen die zó bezig zijn met anderen, dat ze niet meer aan zichzelf toekomen.

Er zijn ook mensen die zó bezig zijn met zichzelf, dat ze niet meer aan anderen toekomen.

Er zijn mensen die zó bezig zijn, dat ze niet meer aan God toekomen. Die rust.

Of, wat je ook wel eens tegenkomt, als je er op let, dat is gespeelde nederigheid.

Gespeelde nederigheid: als het met jou maar goed gaat, met mij hoeft het niet goed te gaan. Ga jij maar vóór, altijd.

Er is een schitterende vertaling van Reisel over zon, maan en sterren: laten de achter nevels schuilgaande lichtbronnen tevoor-schijn komen.

Wát een vertaling zeg. Achter nevels schuilgaande lichtbronnen. Ze zijn versluierd.

God is de Zon, dé lichtbron. Daar zijn in de loop der eeuwen zóveel sluiers voor getrokken, dat je Hem haast niet meer kan zien. Allemaal gordijnen ervoor.

En langzamerhand komen we achter Zijn aard, die zachtmoedigheid. Nou, die God heb ik als puber niet gekend. Ik ben altijd bang geweest.

De maan is een beeld van Jezus. Wat is er over Jezus veel gekletst. En wat een etiketten heeft die Man gekregen. Van ‘goed mens’ tot ‘revolutionair’ etc. Allemaal etiketten.

En uiteindelijk ontdek je ineens dat het de bedoeling is dat het je echtgenoot wordt.

Maar ik wil vandaag even stilstaan bij de sterren. Ook versluierd.

Er is zóveel gelogen over God, en over Jezus. Er zijn zóveel andere goden voor Zijn aangezicht gekomen.

Het barst ook van de andere ‘Jezussen’. Paulus waarschuwt daarvoor.

Maar nu gaat het even over de sterren.

En wat is er al veel gelogen over mènsen!

Heel veel!

De bedoeling is dat jij tevoorschijn komt achter de sluiers vandaan.

Misschien achter maskers vandaan.

Dat beeld wat ik een paar weken geleden kreeg, heeft me wel weer aan het denken gezet. Want Hij geeft dat niet voor niks aan ons, als gemeente.

Er was iemand die alsmaar in kringetjes rondliep van de ene spiegel naar de ander. En dan z’n schouders ophaalde, heel verdrietig; en weer verder ging.

Het was een heel druilerig klimaat.

En in geen van al die spiegels waarin hij keek, herkende hij zichzelf. En dáár gaat het om. Wie ben ik nou eigenlijk?

Even een paar spiegels: een gebroken spiegel. Gooi er maar eens een steen tegenaan, dan krijg je hele mooie fragmenten, weet je niet?

De één zegt dit over jou, de ander zegt dàt over jou. Of je hebt zelf een versplinterd bestaan; een gigantische puzzel, dat je zegt: ik kom er niet uit. Wie ben ik?

Je voelt je innerlijk zo verdeeld.

Twijfel over jezelf is rot hoor, ik ken het heel goed.

Er was ook een holle spiegel. Als je daar in kijkt, wat zie je dan? Een gigantische vergroting van jezelf. Het vergroot en het vervormd.

Stel dat je er behoefte aan hebt om geprezen te worden. Dat je verslaafd bent aan waardering. En de mensen trappen daarin en ze prijzen je, niet de hemel in maar eerder er uit. Maar het wordt allemaal zo vergróót. Maar dat bèn je toch helemaal niet? Daar heeft de wereld vaak behoefte aan, maar wij juist niet.

Ik denk wel eens: in zoveel gemeenten wordt Jezus zó vergroot, dat je Hem haast niet meer als je naaste ziet. Kun je me volgen wat ik bedoel? Dat vergroten van de Heer…, doe dat nou niet!

Ik weet wel dat jullie me groot vinden, zegt God wel eens, dat weet ik nou zo langzamerhand wel. Maar wat doe je?

Dat geldt ook voor Jezus.

Of je kijkt in een bolle spiegel, en wat gebeurt er dan? Dan word je ontzettend klein.

Ik denk dat je dát allemaal wel eens gedaan hebt. Dat je verkleind wordt.

Een ander kleineert je, en je gelooft het.

Die maakt je belachelijk…, en je wordt zó klein. Op het laatst kun je er instinken en je ook klein houden.

Denk eens aan de calvinistische spiegel.

Nou, daar heb ik lang in gekeken hoor.

Maar wat zie je dan? Dan zie je een beetje bleek gezicht, dat witte. Ook met een hoop zwart. Met Bijbelkringen onder de ogen. En dan hoor je: niks mag en alles moet.

Daar heb ik onder geleden hoor.

Altijd vroeg ik mijn ouders: mag dat wel? Mag ik dit, mag ik dat? Eindeloos gedoe…

Niks mag en alles moet!

En trouwens ook nog: eeuwige zondaar. Eeuwig! Dat is lang hoor!

Uiteindelijk trok ik de conclusie: dit deugt niet. Je bent dus een waardeloos figuur. Want dáár kwam het op neer.

En ik dacht, dat als ik aardig deed, dat ik wist dat het maar iets van de buitenkant was; want ze moesten eens weten hoe slecht ik eigenlijk van binnen was.

Als ik dus in die spiegel kijk, vind ik dat geen gezicht. Die ben ik ook niet.

Daar heb ik een hoop verdriet van gehad. Dat is voorbij hoor!

Of je kijkt in de spiegel van het Boedisme.

Wat moet je dan? Moet je horen! Opgaan in de leegte!?! Nou ja, dan blijft er niet veel meer van je over.

Dus opgaan in de leegte, en al je verlangens doden.

Nou, wat blijft er dan nog te wensen over? Je kan niet eens meer verlangen naar God! Het moet allemaal opgelost worden in het niets. En daar ben je dan je Godganse leven mee bezig. Wat een ellendige spiegel.

De spiegel van de Grieken vond ik wel aardig. Daar staan heel veel van die tempels, en de grond is: ken uzelf! Nou, daar kom je een heel eind mee.

Als je jezelf goed en eerlijk leert kennen, dan word je heel mild naar anderen. Dat weet je hè? Wie zonder zonde is, ga maar gooien. Zulke dingen. Jezus wijst daar ook een keer op.

Maar ‘ken uzelf’. We hebben daar een uitdrukking voor: wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Dat je denkt: ach, het is niet zo verschrikkelijk erg; ik kan het wat relativeren.

Dus die Grieken zijn wel een heel eind gekomen hoor.

En tegenwoordig is het erg in, om in de spiegel te kijken van het spiritualisme. We leven in het jaar van het spiritualisme.

Eindeloos op één of andere manier ‘geestelijke’ bezig zijn.

Dat vind ik een bewaasde spiegel, waar de condens overheen hangt. Je kijkt erin en je ziet alleen maar iets schimmigs.

Het is een geestelijke stroming die het werk van Jezus loochent. Ze hebben het wel vaag over een christus…, of een christusgeest… Maar het werk van Jezus, dat Hij echt voor jouw zonden is gestorven en de dood heeft overwonnen loochenen ze.

Zonder Jezus kom je nooit bij de Vader.

En die spiritualisten hebben de mond vol over God, maar je denkt: je hebt een andere god. Want zo gauw je in gesprek raakt, komen ineens de stekels overeind.

En wat heel occult is dat is de spiritistische spiegel; dat je kontakt zoekt met doden; om achter de waarheid te komen of wat dan ook; of achter de toekomst…; of geen afscheid kunnen nemen.

Dat is hartstikke occult.

Er komen steeds meer van die bewaasde spiegels.

Mensen die toch wel ièts geloven, want er môt toch wel wat wezen…., die heten tegenwoordig ‘ietsisten’. Een Intelligent Designe, las ik wel eens. Ja, hoe vaag kan het zijn.

Wie kan mij een naam geven? Wie kan dat? Dat kan alleen iemand die mij geboren heeft doen worden.

Je kunt ook in spiegels kijken die helemaal bewaasd en verweerd zijn. Je hebt zoveel teleurstellingen in je leven gehad, of een verklooid leven, of zo verdrietig, of verdrietig in de liefde. Je voelt je zo gemanipuleerd. Erg is dat. Hoe vaag kan het zijn?

Wie noemt mij? Wie geeft mij mijn naam?

Al die gesluierde spiegels; b.v. schaamte. Er zijn mensen die zich gewoon voor zichzelf schamen, en een reden kunnen ze niet geven, maar ze schamen zich. Ze kunnen er beter nièt zijn, vinden ze.

Sorry dat ik besta! Ik màg er niet eens zijn.

En als ik in die spiegel kijk zie ik er niet uit!

Dat vind ik zelf. Ik lijk nergens op. Dat is heel erg!

Ik ben heel lang een vertrouwenspersoon geweest op scholen, en heb ook met zeer moeilijk opvoedbaren te maken gehad. Jaren lang. Tuig van de richel heet dat in de volksmond.

Als je de dossiers las van die knakkers, dacht ik: goh jongen, dat jij nog leeft. Hoe bestaat het.

Jij hebt helemaal geen jeugd gehad. Geen wonder dat je deze kant bent uitgekomen.

Een meisje zei een keer: ik moet altijd doen wat een ander zegt, want anders wordt ik niet geaccepteerd. De acceptatie hangt dus af van als ik maar doe wat een ander zegt. Dàt is erg!

Haar eigen wil werd de grond ingeboord.

Nog één spiegeltje. Je kent het misschien wel. Je hebt van die spiegels waarvan de hele rand is vol gestoken met familie-kiekjes.

Ken je dat nog van vroeger? Al die fotootjes? Je moet even zoeken voordat je je eigen gezicht ziet. Maar die mensen zijn altijd bezig met familie. Maar dan ook altijd!

Ik vraag me af of dat niet ten koste gaat van jezelf.

Vertrouwenspersoon. Een grondwet is: zeg nooit tegen iemand met wie je kontakt zoekt, die in zo’n ellendige situatie zit, zeg dan nooit: mij kun je vertrouwen.

Nooit zeggen! Dat moet blijken!

Want hoeveel mensen zijn ergens in gestonken en zich gemanipuleerd voelen omdat iemand dat zei. En toen gingen ze die persoon vertrouwen, en het ging mis.

Zeg het nooit. Het is een oude uitdrukking: trouw moet blijken!

Ach, als ik nog denk aan die groepen jongens; in de groep moesten ze zich staande zien te houden, op één of andere manier. Sommigen vaak agressief. Zo van: kom me niet te na.

Ik had één jongen, die liet expres z’n snot lopen, echt in z’n gezicht, altijd weer, om afstand te scheppen. Hij zag er echt goor uit, waste zich ook niet.

Ik dacht: nou moet ik toch die slotgracht eens overzwemmen. Ik gleed wel haast uit.

Ik ben gewoon met hem gaan stoeien. Ik denk: ik zal je laten merken, jongen, dat, al vind jij jezelf zo’n goorlap, ik accepteer je, jij bent een leerling van me.

Ik ben de gracht overgezwommen, Mariet heeft ’s avonds m’n kleding gewassen. Maar dat was voor het eerst dat ik een beetje kontakt met hem kreeg.

Ach, er zijn verhalen zat, maar er waren ook anderen, die in de groep staande bleven vooral ook door leuk te doen.

De grapjas uithangen, daar verschool hij zich achter. Dan zie je wat voor een gebroken bestaan zo’n jongen had.

Er kwam een keer een jongen op me af; de school was al afgelopen en ik zat nog wat te rommelen in de klas. Hij kwam ineens terug; een mooie jongen, uiterlijk.

Hij heette Paul. Ik zei: Paul, ga zitten.

‘Sik’, zei hij, en toen sprongen hem de tranen in de ogen, ‘ik weet niet wie ik ben’.

Ik vond het héél wat dat hij dat durfde te zeggen. Het was een atletische vent, prachtig uiterlijk, maar helemaal leeg van binnen. Dàt is erg!

‘Het is net of ik voor een dichte deur sta’, zei hij.

Ik zei toen: doe die deur eens open, als je wil. Toen zei hij: ‘Sik, jongen, daar zit zo’n lange gang achter, en die ben ik al een keer helemaal afgelopen, en aan het eind weer een deur. Toen heb ik die deur open gedaan, en toen zag ik weer een lange gang. Toen durfde ik niet meer.

Ik zal dat gesprek ook nooit vergeten. Je hebt soms hele vèrgaande gesprekken.

Hij was voor sommige mensen in de psychologie een interessant geval geweest, dat ze uiteraard besproken hebben, maar hij was er niets mee opgeschoten. Hij heeft ook suïcide gepleegd.

Leeg, ik ben leeg, en suïcide, ik noem het altijd moord, de duvel vermoordt mensen.

Ik heb zoveel kwetsbare jonge mensen gezien.

Het meisje wat ik zonet noemde zei: ik weet niet eens meer wat ik zelf wil! Als ze vragen: wat wil je nou? Dan haal ik m’n schouders op.

Of het meisje dat een keer zei: ze hebben zo vaak ‘barst jij’ tegen me gezegd dat ik nu gebarsten ben. En nu zit ik in een inrichting. En wie lijmt me? Ja, een onge-naakbaar meisje. Rookte zich te pletter, sloot zich helemaal af en was ook niet meer te benaderen. Ze vertrouwde ook niemand meer.

Enfin, ik kan tien/twintig/dertig voor-beelden noemen, maar ik pik er maar wat uit, hoe gebroken een menselijk bestaan kan zijn. Wat een versplinterde spiegel het kan wezen.

Je moet ook oppassen dat je in de gemeente nooit een rol gaat spelen, en dat je individueel een ander bent.

Want de kernvraag blijft: wie ben je?

Er zijn mensen die zeggen: nou, ik ken diè en ik ken diè, en diè heb ik ook leren kennen. Maar dat is het punt niet.

Het punt is: wie kent jou! Wie kènt jou!

Dat hangt er vanaf of je je hebt láten kennen.

Je moet iemand zien te vinden die jou ontdekt. Die in het verborgene ziet.

Ken je die uitdrukking? Dat noemt Jezus van Zijn Vader. Mijn Vader, die in het verborgene ziet.

Dat is zó verstrekkend. De verborgen mens. Die uiterlijke mens kan me echt niet zoveel schelen. Maar wel die innerlijke, die vertrouwd is met je verborgen gedachten. Je verlangens, je verdriet.

Een veel geciteerde tekst is: ‘Ik sta aan de deur en Ik klop’. Maar de vraag is: mag Ik bij jou binnen komen? En dàt gaat ver!

Helemaal binnen in je. Op het laatst kun jij in Hem blijven, gelijk ik in U.

Dat gelijk…, in welke mate laat je Hem toe in je leven; laat je iemand toe in je leven?

Durf je dat?

Mag Ik jouw vertrouwen winnen? Mag ik dat doen? Maar dan wil Ik graag dat je alles met Mij deelt. De mooie en de lelijke dingen. Want Ik wil jou leren kennen.

Die angsten van je. Of, en dat vind ik één van de ergste dingen, de ontkenning van jezelf. Wie je zelf bènt.

Want als Ik dan door je huis zou dwalen en Ik kom een kast tegen waar een enorm hangslot op zit. Ik vind een ‘hang’slot altijd iets treurigs hebben, en achter dat hangslot zit ook vaak iets treurigs.

Een kast met verborgenheden waar je je kapot voor schaamt, waar je een hoop in hebt weggestopt.

Een geheime kamer waar je niet mag komen. Ach lief mens, daar schaam jij je voor? Ja, je zal hem toch zelf open moeten doen, want je hebt hem zelf op slot gedaan.

Lieve mens, laat je je eens ontsluieren. Want er is een Geliefde die jou zoekt. Een Geliefde is naar jou op zoek.

Dat kon ik als jongen ook nooit geloven, dat er iemand verliefd werd op mij. Dat kón niet! Ik vertrouwde het geen eens als iemand mij aardig vond.

Kun  je nagaan hoe verwrongen je zelf kunt zijn ten opzichte van andere mensen die het goede willen en het goede doen.

Ja, ik heb mooie mensen ontmoet in mijn leven, maar ook manipulatieve en rare mensen.

Het gaat God erom dat die nieuwe mens, en dat is de èchte, tevoorschijn komt.

Niet dat de kastanje tevoorschijn komt, maar wat daar in zit. Want sinds je opnieuw bent geboren heb je een nieuwe Vader en een nieuwe Moeder. En ouders mogen hun kind een naam geven.

Die nieuwe mens tevoorschijn roepen begint bij je hemelse geboorte. Dáár begint het mee. Anders zie je dat hele Koninkrijk Gods trouwens niet, zegt Jezus tegen Nicodemus.

Je ziet het pas als je van boven geboren bent. Dan zie je ook het licht, wat een beeld is van liefde. En dat God van je houdt. En dat Hij zo zachtmoedig is. En dan durf je te komen.

Van lieverlee word je ontsluierd. En dat is je wáre gedaante, of, in het beeld van de spiegels te blijven, dat is je wáre gezicht.

Je kan het zelfs helemaal mis hebben óver jezelf. Als je jezelf moet beschrijven dat je merkt dat je er helemaal naast zit, hoe kan dat nou? Anderen zien mij ook anders.

Hoe kan dat nou? Je komt uit die verwarring als je je spiegelt aan de liefde, aan Iemand. En dat gaat, en dat vind ik een hele leuke uitdrukking, dat gaat van lieverlee.

Dat is een hele oude uitdrukking, en dat betekent letterlijk: met een lieve, zachte, aangename gang. Van lieverlee.

Het woord lief speelt daar een rol in.

In het beeld met die spiegels, wat ik heb gehad, was ook iemand die aan het eind een ander even bij de hand nam.

Die kwam ook in een ander klimaat terecht. Kijk maar niet in allerlei spiegels.

Ze kunnen je soms een eindje brengen, soms, maar dan komt ineens de vraag: kijk Mij maar aan. Ik ben Iemand.

Als je Mij aankijkt, dan zal ik zeggen wie je bent; en ik zal je vooral vertellen wat jij voor Mij betekent. Dat kun je misschien niet eens verdragen. Dat kun je misschien niet eens aan. Ik zal het dan ook van lieverlee duidelijk maken.

Want Ik ben de levende weerspiegeling van Mijn Vader. Dáár heb je de Zoon.

Als je Mij ziet, zegt Hij, dan zie je de Vader. Ik weerspiegel Hem in z’n handelingen in alles wat Ik doe en in alles wat Ik zeg, ja, dan zie je in Mij eigenlijk de Vader zoals het licht van de maan komt van de zon.

En dan gebeurt er iets heel moois met je, en daar lees je zo gemakkelijk overheen.

Vers 18: Wij allen, met een aangezicht waarop geen bedekking meer is. Wij worden spiegels.

Als iemand wil weten wat de bedoeling van het leven is, dan zou je platweg kunnen zeggen: kijk maar naar mij. Wij weerspiegelen Gods wezen. Vol van ontferming en barmhartigheid. Wat een mooie mensen.

Wij veranderen naar hetzelfde beeld. Het beeld wat Jezus was en is van de Vader; wij veranderen ook naar dat beeld.

Dat is een prachtig wordingsproces, en het gaat weer ‘van lieverlee’.

Mooi hè? Dus daar kun je de tijd voor nemen.

Je kan Gods karakter weerspiegelen.

Dat is toch mooi!

Ik zal nog een beeld herhalen van jaren terug. Toen zat ik een beetje diep.

Toen zag ik een hele grote manshoge spiegel, en daar stond iemand voor.

En hij stond naast me maar ik wist: daar staat iemand, verder niet. En ik keek in die spiegel, en die ander keek ook in die spiegel. En er was iets heel wonderlijks.

In die spiegel waren allemaal gezichten waar licht afkwam. Duizenden! Eindeloos veel gezichten.

En God stond als het ware voor die spiegel, en Hij zag Zichzelf weerspiegeld in mensen. Daarin herken je jezelf.

Dat is wonderlijk mooi hè? Dat God Zich herkent in Z’n kinderen.

Hoe ziet Hij eruit? Nou, kijk maar naar Mijn kinderen.

Wie bent U? Nou, kijk maar naar Mijn kinderen, want die weerspiegelen Mijn karakter, Mijn natuur.

De sluiers zijn weg. Wat mooi om een helder gezicht te zijn; een helder gezicht te hebben.

Ander woord: Zijn beeld en gelijkenis.

Dáár heb je de ware mens die het karakter van God weerspiegelen.

 

Van lied 292 wil ik nog even het vierde couplet lezen.

Toen ik dat maakte, kreeg ik deze twee regels: laat Mij zien het zonlicht in je ogen.

Dat kreeg ik. Want je weet: poëzie is 1% inspiratie en 99% transpiratie. Nog nooit gehoord? Dan weet je het nu.

Dan ga je denken en proberen met rijmwoorden en…., enfin, Gerard heeft er een schitterende melodie aan gegeven. Maar dáár ging het om: mag Ik je zien?

Mag ik je zien achter al die sluiers, die maskers, je uiterlijke gedrag, je leuk-doenerij, je agressie, je verdriet.

Mag Ik je zien? Dan heb je moed nodig om die eerste zin te doen: Kom hier! Durf je te komen bij Mij.

Je zit zó laag, zo hopeloos laag; mag Ik je verhogen? Ik til je gewoon op.

Want God is het die de nederigen verhoogt en daarbij in het licht.

En als Ik naar je kijk, zie Ik zonlicht in je ogen. Omdat Ik je beschijn met het licht van de Vader zie ik het zonlicht in jouw ogen. En dan komt het: dan zie je in Mij jouw lief’lijke gezicht.

Wat een kostelijk evangelie die een mens weer tot z’n recht brengt; zodat ze weer leren dat er van ze gehouden wórdt.

Laat Me je zien, durf je dat?

Zoek iemand op die in het verborgene ziet, net als de Vader. En je zult tevoorschijn worden bemind.

 

Duurt Sikkens d.d. 29-5-2011

 

Zullen we elkaar eens een hand geven? Dan gaan we bidden.

Vader, wij horen bij elkaar, dat vind ik wat. Dat hebt U altijd gewild. Van vóór de grondlegging van de wereld hebt U gedacht aan ons, aan mensen.

En ik bid, Vader, dat we tevoorschijn komen. Dat we ons durven te laten liefhebben.

We zijn zo moe van al die spiegels, en niemand zijn, dat is het ergste wat er is.

Maar U geeft iemand een eigen gezicht weer terug.

Ik bid U dat we ook durven te komen naar iemand die we tot op het bot vertrouwen. En dat we dan in het verborgene zien hoe mooi een mens is. En dat hij net zo mooi kan worden als U. Daar bid ik eigenlijk voor.

En die hoop houden we vast. Want als we eens Uw heerlijkheid kunnen weerspiegelen, ach Heer, wat zal de hele schepping, die nu zo zucht, blij zijn dat U zich openbaart, Vader, in de Uwen.

Amen.

 

 

Enkele losse gedachten (Duurt 4-8-2013)

Enkele losse gedachten

 

Ik heb voor vandaag een heel stel losse gedachten; waar ik zelf over aan het denken ben. Zie zelf maar wat je er mee doet.

Ik begin met een gelijkenis.

Er loopt een man door een stadje, met een karretje, en een paar armen vol maïs- kolven, die hij daar in heeft geladen. Hij komt terug van het land.

En al lopend door het stadje ziet hij op een kruispunt een paar kerels staan, werkeloos.

Hij kijkt naar ze, en die kerels kijken naar die maïskolven.

Hij zet z’n karretje stil en zoekt drie prachtige kolven uit, loopt naar die drie kerels toe en geeft ze alle drie een kolf.

Alsjeblieft; hij knikt dan heel vriendelijk en loopt weer verder.

De eerste man zet onmiddellijk z’n tanden in de kolf die hij heeft gekregen. Hij eet hem helemaal op, achter elkaar.

De tweede man bekijkt het eens, en nog eens, en zegt: ik ga naar huis. En thuis zegt hij tegen z’n vrouw: maal het en maak er een prachtige pap van. Mooi!

De derde bekijkt ook die kolf, gaat ook naar huis. Thuis krabt hij een handjevol van die korrels af en de rest geeft hij aan z’n vrouw. Daar kun je een mooi brood van bakken, zegt hij. Prima!

Eén van de kinderen zegt: pa, wat doe je nou met dat handje korrels?

Pa zegt niks, hij doet ze in een zakje, knoopt het dicht en legt het op een plank.

Het jochie kijkt…., nou, zegt die vader, als de winter voorbij is, zaai ik ze uit.

Dat is de eerste gedachte van vanochtend.

Hoe ontvang je het evangelie.

 

De tweede gedachte:

Er staat in het begin van de bijbel geschreven: Gods Geest zweefde (of broedde) boven de wateren.

Dus het was één en al water, met hier en daar een bergtop er bovenuit; maar de planeet, die aarde heet, bestond enkel uit water, alles lag onder water.

En dan staat er ook geschreven: de aarde was woest en leeg.

Nou heeft een Hebraïcus mij verteld dat je de werkwoorden ‘zijn’ en ‘worden’ kunt omwisselen in het Hebreeuws, of je nou ‘wordt’ leest of ‘zijn’ of ‘is’, dat maakt niets uit, dat is verwisselbaar.

Dus de vertaling kan ook luiden: de aarde wèrd woest en leeg.

Want ‘woest’ is nooit uit God. En ‘leeg’ is ook niet uit God; dus er heeft er één tussen gezeten die de aarde woest en leeg gemaakt heeft; en alles bedekt heeft met die oervloed.

Ja, dát is wat geweest  toen; en als God dan begint, daar moet je eens op letten, dan is Hij constant aan het scheiding maken. Scheppen is scheiding maken.

In de oerbetekenis van het Hebreeuwse werkwoord ‘scheppen’ zit iets van splijten, en dat is scheiden.

Goed en kwaad van elkaar scheiden.

Wateren òp de aarde en water bòven de aarde. Er heeft een enorme koepel bevroren water rondom de aarde gezeten.

Gigantisch! Die is met de zondvloed gebroken.

Maar God maakte ook scheiding tussen dag en nacht. Altijd scheiding maken; vandaar dat het woord onderscheid heel belangrijk is.

Onderscheid je de dingen of ze uit God zijn of niet. Je maakt altijd scheiding; net zolang tot alles één is.

Dus die Geest zweefde boven die wateren, verwachtingsvol, om tevoor-schijn te roepen wat zich onder water bevindt, een prachtig beeld is dat. Van die Geest hebben wij een deel gekregen.

Een heel klein deel, een beginnetje.

Dat is in je geplant, en dat begint zich te ontwikkelen.

Dat heb je aangenomen omdat je het Woord hoorde. En in dat Woord zit leven.

In een maïs- of graankorrel zit leven.

Het moet alleen sterven om tevoorschijn te komen.

Dat was ook de kern van de boodschap van Jezus. Het moet ter aarde vallen, het moet sterven…, en dan moet jij eens kijken wat er dàn tevoorschijn komt.

Neem eens één beukennootje, een dingetje van niks, moet jij eens kijken wat daar uit ontstaan kan…, en hoeveel beukennootjes heb je dàn wel niet?

Dus het vermeerdert!

Als jij gestorven bent, en begraven, en weer opgestaan, dan moet jij eens kijken wie er tevoorschijn komt…

In het Woord is leven, licht; geen aards licht, Goddelijk licht, om de mensen te verlichten.

Je wordt dus lichtgevend. Je kan kletsen over licht wat je wil, maar het gaat er om dat jij lichtgevend wordt. Zodat je de mensen ook aan het licht laat komen, wie ze werkelijk zijn. Dat is mooi, beschijn ze maar met dat Goddelijke licht, dan zul je zien wie je vóór je hebt; en dat licht gaat steeds helderder schijnen.

Licht is een beeld, want God had net zo goed kunnen zeggen: ‘er zijn liefde’.

Maar Hij sprak in beelden. En licht is precies hetzelfde als liefde.

Zonlicht is verwarmend; en ik denk wel eens dat wie niet bemind wordt, geen leven heeft, en dat is èrg hoor.

Waar leef je dan nog voor, als je niet bemind wordt?

En zo, als lichtdrager, als iemand die liefde geeft, die liefheeft, begin jij te veranderen. Jij verandert naar Gods beeld. Dat is mooi, want God is liefde. Nou, op het laatst ben jij het ook.

Wie met jou kennis maakt, maakt dan ook een beetje kennis met God. En wie jou ziet, ziet wat van de Vader.

De duivel is trouwens ook een beeld-vormer; dat is verschrikkelijk.

Die verandert ook mensen naar zijn beeld.

Hij verandert goeie mensen in leugenaars; of in fantasten.

Hij verandert en doet een inbreuk op je persoonlijkheid. Daar kun je behoorlijk onder lijden, als je veranderd wordt tegen je aard in.

Als je nou een slecht zelfbeeld hebt, richt je dan eens op de vormende handen van God. Die vervormt je niet maar Hij roept de originele vorm weer tevoorschijn; wie je ècht bent!

Sommige mensen hebben last van een minderwaardigheidscomplex, en anderen hebben last van een méérwaardigheids-complex. Dat ‘minder’ en ‘meer’ zijn vergrotende trappen. Waarom nou?

God gebruikt die trappen niet. Hij zag dat het goed was; en niet dat het beter was en dat het bèst moest zijn.

Goed is goed! Maar dat meercomplex zit nogal ingewikkeld in elkaar, maar hoe ontstaat dat meer en minder?

Ik denk dat ik het weet, omdat je gaat vergelijken. 

Je vergelijkt je met anderen, en je vindt jezelf meer of je vindt jezelf minder.

Dat is heel gek; waarom vergelijk je je?

Als je eindeloos zegt: ‘ik ben een parel in Gods hand…, ik ben een parel in Gods hand..’, nou, dat werkt helemaal niet.

Dat eindeloze herhalen werkt echt niet.

Je bènt het! Dat hoef je jezelf niet steeds weer aan te wrijven.

Meer en minder, vergelijkenderwijs, dat is echt uit de boze! Want wat dáár niet uit voort gekomen is…. Alle wedstrijden komen daaruit voort.

Vergelijken, rivaliteit, ik ben beter, maar hij is de beste….

Heb je wel eens een film gezien van de verliezers van de Olympische Spelen?

Ik wel. Dan word je wel stil; dat is verschrikkelijk. Die komen ook niet in beeld. Nee, er valt niets te juichen.

Je moet maar eens kijken hoe zij afgaan en hoe ze dat ook beleven.

Meer en minder, dat onderlinge vergelijken is echt uit de boze.

Wees tevreden met wie je bent! Heel simpel, gewoon wie je bent.

Maar dat ‘meer dan’ en ‘minder dan’, als je dat doet, kom je op een verkeerd pad.

Je bent opnieuw geboren, een babytje, en God zag dat het zeer goed was. Meer hoeft ook niet.

Zeer goed zegt Hij van de mensen. Hij zegt het al van een natuurlijk mens.

Wat zal Hij dan wel niet denken van een geestelijk mens?

Dan buigt Hij zich lachend over de wieg.

God zag dat je goed was. Dat geeft heel veel rust.

Ik zou haast iedereen eens een microfoon onder de neus willen duwen met de vraag: ben je ook veranderd? Hoe dan? Waarin?  Ben je echt veranderd? En veranderen betekent niet dat je een ander wordt dan jezelf, maar dat je jezèlf wordt.

Er zat zoveel aangeplakt. Je had zoveel dingen geleerd wat móest en wat je geen bevrediging schonk. Je moest ook zoveel dingen doen en ergens aan gehoorzamen, en je werd gevormd naar het beeld van … ‘Wat lijk je op je vader…, wat lijk je op je moeder.., je lijkt op je opa…. Wat móet ik daarmee… Het zal best, maar ik lijk toch het meest op mezelf?

Ben je ook veranderd? Dat merkt je omgeving.

Je wordt opgevoed met het Koninkrijk van God; dát is nou de hemelse werkelijkheid. Schitterend is dat!

En je Vader bemoeit zich met je opvoeding.

 

Een volgende gedachte. Iets heel anders.

Joh. 16:13: Wanneer de Geest komt, de Geest der waarheid, dan zal Hij jullie de weg wijzen tot de volle waarheid. Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.

Daar staat nogal wat over het werk van de heilige Geest.

In de eerste plaats: Hij spreekt niet uit Zichzelf. De Geest niet? Nee, Hij spreekt niet uit Zichzelf. Hoe kan dat nou?

Gelijk Hij hóórt, spreekt Hij!

En de Geest is in jou! Dus wat hoor je?

Waar is je gehoor op gericht? 

Jezus zegt Zelf ook: Ik spreek wat Ik hoor. Ik spreek niet uit Mijzelf.

Hij zegt ook dat Hij helemaal afhankelijk is van de Vader.

De maan schijnt niet uit zichzelf. Hij heeft het zonlicht, en dát geeft hij weer. En zo schijnt de maan in het duister. Zo schijnt het licht in de donkerheid van de menselijke harten.

Dat niet uit zichzelf spreken, geeft een hoop te denken. En daar ben ik dan mee bezig.

En dat laatste zinnetje: Hij zal je de toekomst vertellen.

In het Grieks staat er ‘Erchomai’. De eerste keer dacht ik: dat betekent ‘toekomst’,  wat is nou toekomst?

Je moet het in ieder geval losmaken van de tijd; het heeft niks met de tijd te maken, helemaal niks!

Eigenlijk staat er in het Grieks: het toekomende. Niet alleen de toekomende dingen zal Hij je vertellen; maar erchomai is de komst van een persóón. Dat geeft veel meer inhoud aan het woordje ‘toekomst’. Je kan het haast vertalen met: Hij komt op je tóe!

Erchomai is de komst van een persoon.

In het woordenboek las ik dat het zelfs verschijnen kan betekenen.

Dus de heilige Geest verkondigt je Zijn verschijning! Nou, dan beginnen de radertjes in je hoofd te werken.

Zijn verschijning gaat tot stand komen; hoe verschijnt Hij dan?  Nou, heel eenvoudig: in de Zijnen!

Jezus verschijnt in de Zijnen. Dat is nou alles.

Als je Internet naslaat, ik doe dat niet veel hoor, maar wat er allemaal staat over de zogenaamde wederkomst van Jezus….

Pagina’s vol gezwets, gezwam, geleuter over de zogenaamde wederkomst.

Het woord wederkomst is ook al een fout.

Niks weder…, het is ‘komst’.  Hij komt in de Zijnen! Hij verschijnt in de Zijnen.

En dát is nou die zogenaamde wederkomst.

Iedereen verbindt het aan allerlei toestanden in de lucht, knallende bliksems, donderslagen etc. etc.

Hij verschijnt in doodgewone mensen.

Kijk, dáár heb je geloof voor nodig, om dát te geloven. Vertrouw daar maar op.

Hij verschijnt in jullie en langzamerhand komt Hij aan het licht; wordt Zijn vriendelijk gezicht openbaar in jou.

Wordt Zijn bescheidenheid openbaar in jou! En dat gaat maar door. Dat voltooit. En als het voltooid is, dan is Hij terug.

Dat is nou eigenlijk alles! En een kind kan dat begrijpen.

In Joh. 16:23 staat: Daar zegt Jezus:

Te dien dage zul je Mij niks vragen, voorwaar Ik zeg u, als je de Váder om iets bidt, zal Hij het je geven in Mijn naam.

Eerst dat ‘te dien dage’, dat is heel eenvoudig de dag na Zijn vertrek, toen Hij ten hemel voer stonden de discipelen daar, niet verweesd, Ik laat je niet alleen achter  zegt Hij, maar Ik kom tot je in de Geest.

‘Te dien dage’ is de periode ná Zijn vertrek. Hij zegt dan: je hoeft Mij niks te vragen.

Hoeveel miljoenen gebeden beginnen niet met ‘Heer’. Maar Jezus zegt: Je hoeft Mij niks te vragen, want de Vader Zelf heeft je lief. Als je het in Mijn gezindheid vraagt, dan krijg je het.

Dat is toch prachtig!

Al die gebeden die met Heer, Heer, Heer, beginnen…, ja, wat moet je daarmee?

Hij voelt Zich niet aangesproken. Je hebt wel gesprekken met Hem, dat is wat anders; het gaat hier over vrágen.

 

Mariet zei een keer: als je nooit een goed geestelijk gesprek hebt met je broer of je zus of je naaste, dan vraag ik me af of je ooit een gesprek met God hebt. Dat kan haast niet; het is het één met het ander.

God zoekt altijd het gesprek; dat zijn korte gesprekken, nooit lange. En zó goed en

to the point; zo verrassend ook.

 

Een volgende gedachte.

Spreuken 17:22. De meeste mensen kunnen deze tekst wel oplepelen, maar ik wil er toch even iets van zeggen.

Een vrolijk hart bevordert de genezing..

Nou, als je barst van de pijn heb je geen vrolijk hart, écht niet hoor!

…een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

Het gebeente? Als ik verslagen van geest ben, heb ik dan dorre botten of zo? Hoe zit dat?

Gebeente, en dat staat in Psalm 6, is eigenlijk het vergelijkbare, het equivalent, van ziel, je karakter. Dát is je gebeente.

Denk je eigen lijf maar eens zonder botten. Dan zakt alles in elkaar. Ja, je botten houden je overeind.

Er zijn geen aanhechtingsplaatsen meer voor spieren; je bent een slappe zak geworden.

Een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

En Paulus zegt: die eerste Adam, dat waren we allemaal, dat is een levende ziel, een psyche.

Dat was de eerste Adam, je natuurlijke zijn, is een levende ziel. Maar, zegt hij, die laatste Adam, dat zijn we geworden, is een levendmakende geest.

Ik kijk dus tegen allemaal levendmakende geesten aan. Want wat uit de Geest geboren is, en dat ben je, is geestelijk.

Dus jij bent geen levende zièl meer, je bent een levendmakende geest.

Dat houdt heel wat in hoor! Jij kan dus levend maken.

En dat doe je door je woorden. Dat is zo’n groot verschil tussen een natuurlijk mens en een geestelijk mens.

Je hebt je natuurlijke zijn verloochend en je geestelijke wezen is opgestaan.

Het beukennootje heb je verloochend, dat is in de grond gezaaid en gestorven, en moet je eens kijken wat er uit komt!

Iets zóveelvoudigs als dat eerste beuken-nootje. Dat is onvoorstelbaar!

Je gaat dan het beeld dragen van de hemelse.

Het is ons ook niet te doen om de natuurlijke Jezus. Wat voor kleren Hij droeg…, of dat Hij een baardje had of niet…., of Hij sandalen droeg.

Ook naspeuringen daarnaar, hoe Hij er heeft uitgezien, interesseert mij helemaal niks.

Het gaat me om de geestelijke Jezus, wie Hij is, een levendmakende Geest.

Wat Hij aanraakte, kwam ook tot leven.

Ja, Hij maakte levend.

Dus voor je verdorde gebeente, voor je ziel, is het hartstikke belangrijk dat je geest uit z’n verslagen toestand opstaat!

Je voelt je verslagen, je wordt aangeraakt, je staat op, en het geeft leven aan je wezen. En met jouw leven, jouw geest wordt  levend, daar ga je leven mee verspreiden. Levend maken door het woord dat je hóórt. En dat hoor je van de Geest, en Die heeft het genomen uit Jezus. Hij zei: Hij neemt het uit het Mijne. En die kennis draagt Hij over.

Dat is nou werkelijk kennis, kennen, weten.

Dat is nog eens wijsheid; want jij spreekt ook niet uit jezelf, toch? Je spreekt gelijk je hóórt! En wat hoor je? Hoe is het met je gehoor?

Levend maken.

Het grote verschil met dieren is, dat wij kunnen denken, en zij niet.

In het Hebreeuws bestaat niet eens een werkwoord voor denken, dat bestaat helemaal niet, dat is zó abstract.

Wel: bedenken, en gedenken, overdenken, en aandenken.

Dat is veel concreter.

Maar ja, wat is dan dat denken? Het bestaat niet in het Hebreeuws.

Jouw geest is levend geworden, en dan ga je ook leven verspreiden. Dat is kennis hebben van de onzichtbare dingen.

Dat is ook nog eens wijsheid; mensen ergens op wijzen.

Jezus noemt je geest: je hart. Als Hij het heeft over hart en ziel en verstand, dan bedoelt Hij met hart je geest.

Tegenwoordig is het erg in om je hart te volgen. Nou, je doet maar, maar wie inspireert je hart?

Waar komt de inspiratie van je hart, van je geest vandaan? Waardoor laat je je leiden?

Als Gods Geest je inspireert, dan moet jij eens zien hoe jij opbloeit! Je ziel bloeit op.

In Jesaja staat: hun ziel zal zijn als een besproeide hof. Nou…., fantaseer er maar op los. Een besproeide tuin, wat daar allemaal groeit en bloeit, de kleuren, het licht, het vocht. En in die tuin mogen vertrouwelingen wandelen.

Alleen vertrouwelingen.

Ik heb er wel eens iemand in laten wandelen die het kapot trapte; van alles trapte hij kapot. Ja, ik vertrouwde die persoon, en die wás niet te vertrouwen.

Dat was verschrikkelijk.

Het heeft me ook wel heel wat gekost om daar weer bovenop te komen.  Van die vertrappers, met slechte bedoelingen, ze plukken.

Maar de besproeide hof die ik nu ben, daar mogen inderdaad vertrouwelingen wandelen en genieten.

Een besproeide hof, volop in bloei.

En het duister is verdreven; het is echt weg hoor. Ook de duistere gedachten zijn echt weg.

Ik weet niet of je het weet, maar na je dood, als je sterft, is het daar dan ooit weer nacht?

Ik denk het niet; nee, dat is zo’n prachtig Goddelijk licht waarin je wandelt, waarin je gelukkig bent.

 

Nu de laatste gedachte.

1 Cor. 13:7. Daar wordt over de liefde gesproken. Ze gelooft alles, ze hoopt alles, en als laatste: ze verdráágt alles.

Dat betekent niet dat je je verrot laat slaan door je huwelijkspartner, en dat je dan zegt: ‘ja, de liefde verdraagt alles…’. Allemaal blauwe plekken…. Dat is toch verschrikkelijk!

Voor dat woord verdragen staan in het woordenboek wel tien/twaalf betekenissen. Heel merkwaardig. Het betekent ontzaggelijk veel, ze hebben er eentje gekozen: verdragen.

Verdragen is ook dulden, het woord ‘geduld’ komt van ‘dulden. Dat is ook verdragen.

Het betekent ook standhouden. Ze houdt stand; ondanks alles blijft die liefde standhouden.

Maar de mooiste betekenis die ik in het woordenboek vond, dat was: in het land blijven.

De liefde blijft in het land.

Kijk, die emigreert niet, die smeert hem niet; die blijft in het land, en dat is natuurlijk het land van God, in het Koninkrijk van God.

Blijf dus in dat Koninkrijk. Blijf in de hemel. Blijf daar waar Hij woont.

Man en vrouw wonen toch samen? Tenminste, je weet het tegenwoordig niet allemaal meer…., maar man en vrouw wonen samen.

Waar woont Jezus? Wij wonen samen met Hem! Hij zegt ook heel simpel: blijf in Mij zoals Ik in jullie.

We wonen samen in dat schitterende Koninkrijk. Want Hij is je Man. En wij zijn Zijn vrouw.

Daar is nog veel over te zeggen, maar het is wel iets héél moois, dat we samen-wonen met Hem.

De kunst is dus: In het land blijven.

Val er niet uit.

Amen.

 

Vader, Uw gedachten zijn zo hoog, zo boven het natuurlijke verheven; en wat is het heerlijk om die gedachten te overdenken, te koesteren; bij U te zijn in de Geest, en de dingen te bedenken die U altijd al bedacht heeft, en dat ze langzamerhand geopenbaard worden.

Ik bid U ook voor ons gehoor, dat we horen wat de Geest, die in ons woont, zegt. Dat ons gehoor daar goed op afgestemd raakt, zodat we de dingen Gods kunnen gaan zeggen, en de woorden kunnen gaan noemen waarin leven en licht zit.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 04-08-2013

 

 

Engelen (Centrale Bijbelstudie Assen Duurt 13-11-2013)

Engelen

Zullen we eerst bidden?

Vader, leidt ons in Uw gedachtewereld. Die is zó mooi, zo onvoorstelbaar mooi.

Ik bid U dat we voetje voor voetje onze weg, Uw weg, kunnen vinden.

Amen.

 

Ik wil het vanavond eens over de engelen-wereld hebben, want daar zijn er nogal wat van. Maar je ziet ze niet, want ze behoren tot de geestenwereld.

God heeft ze geschapen, geesten.

In den beginne schiep God de hemel, dus in die hemel heeft hij die wezens bedacht, maar ze moesten wel wat te doen hebben natuurlijk.

In Colossenzen 1:16 staat er over Jezus: en in Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemel en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare.

Dan noemt hij eerst de onzichtbare dingen: tronen, heerschappijen, overheden en machten. Daar worden geen boze geesten mee bedoeld, daar worden engelen mee bedoeld.

Tronen, heerschappijen, overheden…., er staat in het Grieks het woordje arche, dat betekent ons woord aards; oer, begin.

En machten zijn autoriteiten.

Dat zijn dus allemaal engelen die Hij geschapen heeft, met diverse functies.

Engelen hebben allemaal een verschillende functie. Er is ook een enorme rangorde in de engelenwereld.

Zoals je die ook hebt in de wereld van de boze geesten. Daar is ook een rangorde.

Het woord ‘engel’ is gewoon gemaakt van het Griekse woord ‘angelo’; het Hebreeuwse woord is ‘malak’. Dat vind je nog een beetje terug in de naam van Maleachi. Malak betekent in beide gevallen gewoon ‘boodschapper’.

Nu even goed nadenken: een bood-schapper spreekt nièt uit zichzelf, hij wordt gezonden mèt een boodschap, mèt een gedachte, mèt een woord. En hij wórdt gezonden, dus is er ook iemand die die engel zendt, die die engel stuurt.

Nou maakt God altijd gebruik van engelen, altijd! Zijn stem is vaak de stem van een engel.

Als Abraham bezoek krijgt van een paar kerels, dan blijken dat engelen te zijn (Gen.18), verkleed als gewone burgers.

Ja, dat is een verschijningsvorm.

Engelen worden wel eens afgebeeld met vleugels, maar lang niet altijd zo, vleugel betekent alleen maar dat ze dus in die onzichtbare wereld rondgaan.

Maar ze kunnen zich ook verkleden als gewonen mensen. En sommigen van ons hebben wel eens een engel in burger ontmoet.

Als Mozes door de woestijn zwerft met z’n schapen, dan staat er ineens een braam-struik in lichterlaaie, maar dat was een engel, en hij spreekt namens God.

Een engel is hem verschenen, zegt Stefanus, en Mozes zou ook voortaan er op uitgaan met de macht van dié engel.

Dus de macht van die engel zorgde voor Mozes en voor dat volk, mèt z’n onder-geschikten. Want het stikt van de engelen hoor!

En ook op de Sinaï, waar iedereen denkt dat God met zijn vinger in de rots zit te peuteren, wat helemaal niet waar is; de woorden die gesproken werden, zijn door een engel uitgesproken. Dat staat in de Handelingen 7:38.

Want Stefanus wist wel wat hoor.

In vers 38 staat: Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinaï.

Dus een engel heeft de woorden Gods aan Mozes verteld.

In vers 53 staat: Jullie hebben de wet ontvangen, zegt Stefanus, op beschikking van engelen.

Engelen hebben een zeer aktieve rol hoor. Ook bij de verkondiging van het Woord.

Maar ze spreken niet uit zichzelf; dat kunnen ze ook niet, want ze kennen het geheim wat wij hebben met God, niet. Daar begeren ze een blik in te slaan, zegt Petrus.

Engelen zijn dienende geesten. Wie dienen ze dan?

Je kunt zeggen: ze dienen God, maar ze staan ook ons ten dienste; want de engelen die God dienen, staan óns ten dienste. Het zijn onze assistenten.

En er is een rangorde.

Even iets over die rangorde.

Daar wordt ook weer het woordje ‘arche’ gebruikt. Dat betekent altijd: ‘oer-oud’. vanaf het begin.

Denk aan archief, archivaris, archeologie.

We kennen maar een paar aartsengelen. Bij name kennen we Michaël en Gabriël. En de apokriefe boeken gooien er nog een paar tegenaan; de bekendste daarvan is Rafaël.

Laten we het maar even op drie houden:

Gabriël, Michaël en Rafaël.

Maar die namen zijn niet zo belangrijk, want anders gaan de mensenkinderen hún kind naar een engel noemen.

Hoeveel kinderen heten wel niet Michel, naar Michaël,  ja, dat is een puur Hebreeuwse naam voor een engel. En hij heeft die naam.

Maar dat zijn aartsengelen.

Daniël 12:1. Daar staat een stukje dat ook weer herhaald wordt in Openbaringen.

Even goed lezen!

Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; er komt een tijd van grote benauwd-heid, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op dien tijd toe. En in die tijd ontkomen we.

Dat staat ook helemaal in Openbaringen.

En Jezus waarschuwt ook voor die enorme verdrukking die over de aarde komt. Maar Michaël staat op, de grote vorst.

Vorst betekent: ‘voorste’; hij voert zijn troepen dus aan, want dit zijn strijdende engelen. Er komt oorlog in de hemel; en laat het werkelijke oorlog voeren maar aan de engelen over, dat hoeven wij niet, want het zijn engelen die ons ten dienste staan.

Vorst is voorste, en boven een vorst staat een koning. Ja, en wat zingen wij? Wij zijn koningskinderen. Wij worden ook koningen.

Dus als je je dat eens bewust wordt: verdraaid, het koningschap heeft God weggelegd voor degenen die Hem dienen! Dan wordt het tijd dat die zonen, want hij staat de zonen terzijde, dat die zonen óók opstaan.

Eerst staan de zonen op, zij zien die engelen, die tot hun beschikking staan, en die porren hen aan tot de strijd.

Daar is veel over te denken, maar ze staan óns terzijde, want God heeft de mens bóven de engelen geplaatst.

Dat is een grondwet.

Want God heeft geen gemeenschap met engelen, maar wel met mensenkinderen.

of liever gezegd: Gods kinderen, die door Hem verwekt zijn.

Engelen zijn hier te vinden, bij ons, bij de gemeente, en ze staan ons terzijde, het zijn onze assistenten, en ze wachten eigenlijk totdat wij het initiatief nemen.

Dus dat verruimt je blik in de hemel.

Je bent bezig met hemelse dingen, dus ook met engelen; gedachten Gods.

Want: Uw wil geschiede…, wie voert die wil uit? Dat is een goeie vraag hè?

Wie voert die wil van God uit? Dat doen niet de engelen, tenzij ze een bevel krijgen, een opdracht. Dán gaan ze strijden.

Kijk eens naar 1 Tim. 3:16, daar staat het volgende, dat is een lied over de gods-vrucht; dat gaat dan vooral over Jezus, maar ook over ons.

Dat is waarschijnlijk een lied geweest dat de gemeente, waar Timotheüs was, zong.

Want Paulus haalt dat lied aan.

Dan staat er: Die heeft Zich geopenbaard in het vlees…. Dan denk je natuurlijk in de eerste plaats aan Jezus. Het Woord is vlees geworden. Maar wat gebeurt er nu?

Vandaag? Dat woord is weer bezig in ons geopenbaard te worden. Het wordt wéér vlees in ons menselijk bestaan.

God wil zo graag dat Zijn hemelse waarheid geopenbaard wordt op aarde door mensenkinderen.

…. is gerechtvaardigd door de Geest, en nou komt het zinnetje: is verschenen aan de engelen. Dus door je wedergeboorte, en je bent opgegroeid, begin je lang-zamerhand om je heen te kijken, en je denkt: hé, wij verschijnen aan engelen.

Terwijl miljoenen mensen het leuk zouden vinden als een engel aan hèn verscheen;

en ze dan kunnen zeggen: joh, ik heb een engel gezien…., nou èn!

Het is een assistent. Wij verschijnen aan de engelen.

Want die staan te wachten op werk.

Dus niet andersom. De engelen gaan vanuit de gemeente aan het werk, en niet ergens anders vandaan.

Want waar woont God? In Zijn huis, en dat zijn wij. En dus vanuit dat huis beginnen de dingen zich te ontwikkelen en te verspreiden.

Dat geeft een hele nieuwe dimensie aan je bestaan nu.

Jullie kennen allemaal het verhaal van Jacob  (Gen. 28).

Hij gaat hier overnachten, legt een steen neer, en hij droomt dan over een ladder waarvan de top tot aan, staat er in de bijbel, maar je kunt net zo goed lezen: tot in de hemel reikte, en engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder.

Voor dat woordje ‘daarlangs’ staat in het Hebreeuws ‘op hem’; en ‘op hem’ kan die ladder zijn, maar dat kan ook Jacob zijn. 

Dus neerdalen en opstijgen van engelen.

En de Heer stond bovenaan.

Nou, zegt Jacob in vers 17, dit is het huis van God,  dit is de poort van de hemel! Ik noem deze plek Bethel, huis van God.

En in zekere zin zijn wij ook Bethel. Dat is wel heel zeker, huis van God. Daar woont Hij. Dát is wonderlijk!

En wie haakt in op dat stuk over die belevenis van Jacob? Daar haakt Jezus op in.

Hij zegt in Johannes 1:52 tegen Nathanaël: Voorwaar, Ik zeg jullie, jullie zullen de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen.

Wat voor nut heeft dat nou? Engelen die op je neerdalen, en engelen die weer van je opstijgen. Want Jezus heeft ook over óns geprofeteerd. Niet alleen over die ene Zoon, maar ook over de zonen.

Opstijgen en neerdalen.

Ik heb Klaas Goverts een keer horen zeggen of geschreven: het lijkt wel een soort helikoptervliegveld.

Die helikopters dalen, en ze stijgen weer.

Die krijgen dus opdrachten, want ze dalen neer, ze ontvangen een opdracht, en ze stijgen weer op om hun werk te doen in de hemelse gewesten.

Ze krijgen dus opdrachten. Opstijgen en neerdalen. Ze ontvangen de instructies uit de gedachtenwereld van God. En de gedachtenwereld van God is datgene wat wij ons nu eigen maken.

Gods gedachten overwegen, overdenken. Niet eindeloos met jezelf bezig zijn, laat ik het nog maar eens zeggen, maar met de gedachten van God; dan komt het met jou vanzelf goed.

Zo breng je engelen tot hun bestemming.

Ze wachten op onze opdrachten. En wat zeg je dan?

Kijk eens naar Psalm 103:20. Daar staat het helemaal verdekt opgesteld.

Looft de Heer, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert,

Dus het woord komt van God, en dat volbrengen zij. En dan staat er weer achter: luisterend naar de klank van zijn woord.

In de Naardense bijbel staat: luisterend naar de stem…. Gods stem.

Ja, dan zoekt God monden om te spreken. En die monden zijn wij! Dat zijn de gelovigen. En dié spreken. En die engelen luisteren naar de klank van Gods stem.

Ze horen het en zeggen: hé, dat is Gods stem die wat zegt. Dan ga ik dat doen!

Dus God plaatste de mens boven de engelen hoor! Die engelen begeren een blik te slaan in het geheimenis wat wij delen met de Vader, en dat is een groot en een diep geheim. En die engelen willen dat graag zien en die willen daarvan horen, want de heilige Geest komt nooit in een engel.

De heilige Geest is alleen bedoeld voor wedergeboren mensen; dus ze dienen ons.

En wat te denken van al die profeten uit het oude verbond? Die hebben over óns geprofeteerd. En dan staat er: zelfs de profeten hebben ons gediend.

Dus dat hele oude testament staat vol met dienaars, dienaars van de gemeente van Jezus Christus, waar Jezus zijn geheim in ontwikkelt.

Ja, dat is wonderlijk mooi.

Nu even wat praktisch: je kan dus engelen opdrachten geven, een taak. Ja, hoe doe je dat?

Het handigste lijkt mij om de taal van de engelen te spreken.

In 1 Cor. 13:1 zegt Paulus: al ware het dat ik met de talen van mensen èn engelen sprak…

Dus je hebt mensentalen èn je hebt engelentalen. Dat noemen wij vaak het spraken in tongen.

Het punt is, of je weet wat je zegt, of ratel je zomaar eens een eind weg…., zonder te begrijpen waar het over gaat. Zo deed ik het in het begin. Ik rommelde maar wat aan. Ik begreep totaal niet waar het over ging.

Langzamerhand beginnen de gedachten duidelijker te worden als je zeer bewust…, ja, er staat tongen, maar er staat gewoon ‘talen’ hoor, het spreken in talen, als je zeer bewust in die talen spreekt, dan komen er gedachten in je; dan vormen er zich gedachten Gods in je.

En langzamerhand krijgen die gestalte.

Je kan het ook omkeren; dat je zegt: ik wil eigenlijk dat of dat zeggen, maar ik heb er de woorden niet voor, ik zeg het gewoon in die engelentaal. Daar zeg ik de gedachten die ik nú heb. En die kun je zeggen, die kun je noemen. En engelen verstaan het.

Misschien geef je wel een opdracht tot bescherming van deze en gene. Nou, dat horen die engelen en ze gaan beschermen. In het natuurlijke, maar het kan ook in het geestelijke.

Ze kunnen dus beschermen.

Jezus sprak ook in tongen, want Hij was gedoopt met de Geest. En toen Hij na Zijn eerste preek in Nazareth ging zitten, en toen ze Hem tien minuten later van de rotsen af wilden gooien, zal Hij best in die engelentaal gesproken hebben, terwijl ze Hem beet hadden. Hij zal gevraagd hebben om engelen die Hem beschermen en voor Hem strijden. En dat deden ze!

Bij die rots gekomen, draait Hij zich om en loopt gewoon weg. Ze beschermen Hem, en dat wist Hij ook.

Want na de verzoeking in de woestijn, wat Hij echt in z’n dooie eentje heeft moeten doen, kwamen er engelen, en die dienden Hem.  Ze wisten Wie ze konden dienen.

Of als je zegent. Ja…., benedictus, zeggen de Latinisten, de mensen die Latijn kennen, dat betekent letterlijk: ‘iets goeds zeggen’. En vervloeken is maladictus, dat is iets slechts zeggen.

Dus als ik over iemand praat…, zeg dan iets goeds, of zeg iets goeds tégen iemand; zeg iets moois.

Zegen, zegt Jezus, nooit vervloeken.

Maar ik kan er ook een engel naar toe sturen als die een beetje ver weg is.

Dan stuur je er een engel heen, en maak hem dat en dat maar duidelijk, nou, hij aan het werk!

Als je zou vervloeken, dan stuur je er een boze geest heen, dat deed Paulus wel eens, en iemand sloeg ter plekke blind.

Ja, het gebeurde; wat Paulus zei, dat gebeurde.

Je kunt zegenen en vervloeken.

Je kan ook bidden, spreken dat de engelen deuren openen in je omgeving. Dat je mogelijkheden ziet om zoekers te vinden. Want er zijn een hoop zoekers in de wereld hoor! Erg veel. En hoe zullen ze het vinden?

Dan kunnen engelen wegen maken, wegen openen.

Gerard du Breuil heeft een poos geleden een droom gehad, en in die droom zaten we in een gebouw als dit, en op een gegeven moment klapten de wanden naar beneden en stond hij helemaal in de vrije natuur.

Daarover nagedacht; die mensen in die club stonden niet op, die duwden die wanden niet weg, die bleven gewoon zitten waar ze zaten. Ze gingen er niet op uit; ze bleven waar ze zaten.

Dus de engelen hebben die wanden weg geduwd. En we bleven zitten. We gingen er niet op uit.

En wat gebeurt er? Van heinde en ver kwamen er mensen aangelopen die hun versleten spulletjes inleverden voor betere en nieuwere.

Een prachtige droom.

Mensen met versleten, achterhaalde gedachten over God, over de mens, over zichzelf.

Ze kwamen hier en ze kregen er splinter-nieuwe gedachten voor terug.

Dus wat moest die club, die daar zat, doen? Gewoon bij elkaar blijven! Tja, dat is het hele eiereneten, ze komen wel.

Bidt maar dat die wanden weggaan.

Zeg het maar dat ze wegen openen, zodat we mensen kunnen bereiken. Dat zou prachtig zijn. Zet de engelen maar aan het werk!

In het begin gaat dat natuurlijk stuntelig en stumperig, dat geeft allemaal niks, ze snappen wel wat jij bedoelt.

Een aparte categorie engelen wordt ook genoemd in de bijbel, die zijn nogal hoog geplaatst. Dat zijn de cherubs.

Daar heb je misschien wel eens van gehoord. Dat is een Hebreeuws woord, de cherubiem.

Cherub betekent: ‘glansverschijning’. 

 

Wanneer er voor het eerst sprake is van cherubs is dat in Genesis 3:24.

Nadat Adam gezondigd heeft stelde Hij ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.

Ja, wat had God nou tegen Adam gezegd? In Gen. 2:15 staat:

De Here God nam de mens en plaatste hem – letterlijk staat er: liet hem rust vinden – in de hof van Eden.

Dat ‘plaatste hem’ klinkt nogal zakelijk. Maar Hij liet hem rúst vinden, om haar

– dat is die hof – te bewerken en te bewaren.

Voor ‘bewerken’ staat er ‘awoda’, dat is gewoon verzorgen, beheren.

En bewaren, de hof bewaren, betekent, volgens een heel oud commentaar: ‘wilde dieren op afstand houden’.

Wilde dieren zijn dus boze geesten.

Dát had Adam moeten doen: ‘Jongen, hier is je tuin, verzorg hem en bewaar hem. Maar Adam liet verstek gaan. Hij heeft de hof niet bewaakt. En de boom des Levens stond daar nog.

Nou, denkt God, als de duivel die ook nog weet in te palmen…., dat mag niet gebeuren, dus Hij zet daar cherubs neer om die weg naar die boom, die weg naar de Christus, te bewaren, te bewaken. Want die weg moest bewaard blijven voor de mens, uiteindelijk. Zodat zij die weg naar de boom des Levens zou kunnen vinden, en van die vrucht gaan eten. En dat doen wij.

Maar die andere boom staat er nog vlak bij. Nog steeds; hij is nog steeds niet gerooid. Dat kreng staat er nog.

De boom des Levens is een beeld van de Christus, en de boom des doods, er staat ‘van goed en kwaad’, maar dat is natuurlijk een leugen, want er zit niets goeds aan die boom. Hij schijnt goed, maar hij is zó kwaad en zó slecht. Hij lijkt nl. op de boom des Levens.

Maar dat kreng staat er nog steeds, dus de mogelijkheid bestaat dat, als je eerst op de goeie weg bent geweest, dat je daar toch weer van afdwaalt. Die kans heeft elk mens, want de verleidingen zijn groot.

Adam moest de hof bewaken, dat deed hij niet. Nou, dan maar wat cherubs.

Cherubs zijn heel vaak afgebeeld als wandversieringen in de tempel en op de gordijnen.

In de tempel van Salomo waren allemaal cherubs, palmbomen, cherubs, palm-bomen langs die hele wand.

Wat doe je dan met het gebod: gij zult u geen beeld maken, noch enige gelijkenis van hetgeen boven in de hemel is…, en cherubs dan? Die had je toch? Dus dat waren gelijkenissen.

Maar dat is het gebod niet. Je kunt wel een gelijkenis maken, een foto, of een beeld…, maar, zegt God, je moet je er niet voor buigen; je moet je er niet voor knielen.

Je moet nooit engelen aanbidden. Nou, dat gebeurt wereldwijd, zó verschrikkelijk veel.

Engelen aanbidden…., nou nou nou…

Dat is niet normaal meer. Het is zo duister als de pest.

Engelen aanbidden…., dat is erg hoor!

Die cherubs overal symboliseren de aanwezigheid van God; dát beelden ze eigenlijk uit. Op verscheidene plaatsen in het oude testament staat dat God op cherubs rijdt; tussen de cherubs woont.

Die cherubs wonen dicht bij God, één en al glans. Ze dragen Gods verschijning.

Op de Ark des Verbonds stonden twee cherubs met gespreide vleugels, en in de schaduw van die vleugels was het deksel van die ark.

Wat er in die ark zat, zagen ze niet. Ze wisten natuurlijk wel wat, maar het geheim wat God heeft met de Zijnen, dat kennen zij niet. Net als een vrijgezel die niet weet wat gehuwd zijn betekent, die dat niet kent.

Die gemeenschap die je hebt met de Vader door de heilige Geest, kennen ze niet; al zijn ze er wel nieuwsgierig naar.

Maar ze bedekken die Ark des Verbonds met hun vleugels.

En God sprak altijd van tussen de cherubs op die ark. Nou ja, Hij zocht daar geen plekje, maar dat was natuurlijk de stem van een engel, want dié spreken.

Sommige engelen hebben ook heel veel macht.

Als je het boek Openbaringen leest…., tjonge jonge, wat hebben ze dáár een aktieve rol, onvoorstelbaar!

Grote engelen, kleine engelen, stralende engelen, juichende engelen, strijdende engelen. Van alles komt er voor in de Openbaringen.

Wat doen ze dan? Nou, grofweg komt het hier op neer dat ze altijd bezig zijn goed en kwaad te scheiden.

Vandaar dat de strijdende engelen een zwaard hebben. Een zwaard brengt scheiding aan tussen goed en kwaad, en zij doen dat.

Als Jezus de gelijkenis vertelt van het onkruid en de tarwe, wie scheidde het onkruid van de tarwe? De engelen! Dat hoef jij niet te doen, je zou het koren kunnen vertrappen als je er tussendoor banjert.

Zij plukken het onkruid er tussen vandaan, binden het in bossen en het wordt verbrand.

Wat gebruiken ze voor dat binden? Ik weet niet of je mensen vroeger wel eens hebt bezig gezien om het koren te oogsten, toen er nog geen touw was, ze gebruikten toen de korenaren zelf. Dus ze sloegen een paar korenaren er omheen, even draaien en vast.

Dat wil dus zeggen dat er één, twee of drie van die aren zijn, die de leiding nemen en daar bossen van maakt. Valse profeten. En ze scheiden ook goed en kwaad van elkaar.

Matth. 13:47 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee…(Nou, je ziet het vóór je. De zee is een beeld van de volkeren,) …dat allerlei bijeenbrengt. Als het vol is, halen ze het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goeie in vaten, het ondeugdelijke knikkeren ze weg. Zo zal het gaan bij de voleinding, de voltooiing van de wereld, zegt Jezus. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der recht-vaardigen af te zonderen.

Dát doen die engelen. Ze zijn altijd bezig met scheiding aanbrengen tussen goed en kwaad. En daar komen ze achter omdat wij weten wat het verschil is tussen goed en kwaad.

Als jij kwade dingen bedenkt, gaan engelen bij je vandaan, want daar kunnen ze zich niet in vinden.

Als je goede dingen bedenkt, dan komen ze dichter bij je. Er zitten nu een heleboel hier.

Dus dat sleepnet duidt het wel aan. Er komt in dat sleepnet van alles boven-drijven, en de engelen gaan dat rustig scheiden.

Er zijn ook mensen die engelen zijn gaan aanbidden. Hoeveel ansichtkaarten er ook wel niet zijn met engelen erop, van die klokken met engeltjes, van die bolle baby’s met die idiote vleugeltjes, en een toetertje aan de mond. De raarste voorstellingen van engelen zijn er.

Nou geeft dat niks, maar als je er voor gaat knielen en bidden, en je gaat ze aanroepen, dan ben je gruwelijk verkeerd bezig.

Engelen zijn niet om te aanbidden.

Je hébt een engel! Je hebt een eigen persoonlijke engel.

De engel die bij Jezus hoorde, was Gabriël, en die is daar nòg, want Hij zegt in Openbaringen: Zie, Ik zend u Mijn engel.

Je eigen engel blijft altijd bij je. Ook na je dood. Het maakt allemaal niks uit. Die hóórt bij je. Ja, dat is leuk toch. Ik heb wel eens wat tegen hem gezegd.

En elke gemeente heeft een engel. Die heeft zovele engelen, er zitten zovelen om ons heen, je ziet ze niet, maar daarom zijn ze er wel.

Want Johannes krijgt ook opdrachten: schrijf aan de engel der gemeente te…

De gemeente Kampen heeft ook een eigen engel, en die heeft engelen onder zich.

Daar moeten we best wel eens goed rekening mee houden hoor.

Maar ze mogen dus geen gemeenschap met je hebben; je mag er ook geen gemeenschap mee zoeken. Dat is verboden voor een engel. Zij mogen ook onderling geen gemeenschap hebben; ze huwen niet.

Boze geesten storen zich daar niet aan, die dwingen een mens tot gemeenschap. Die breken in, die randen aan.

Dwingen je tot gemeenschap en dan doe je dingen die jij niet wil.

Je wilt het helemaal niet…, maar je doet het toch, zegt Paulus. Dan ben je een ellendig mens hoor; en je wil juist iets goeds en dat lukt je weer niet.

Als je in zo’n dilemma verkeert, en dat is verschrikkelijk, dan kun je bevrijd worden.

Je kunt bevrijd worden van een boze geest. Soms is dat een langdurige strijd, dat weet ik ook allemaal, een hele lang-durige strijd, maar het kán, want het goede wat je wil, dat blijft; en het kwade, wat je doet en wat je niet wil, dat verdwijnt uit-eindelijk.

Ook bij die strijd, het uitdrijven, het er uitgooien van boze geesten, helpen engelen ook. Die hielpen Jezus, en ze helpen ons ook.

Strijden jullie maar, want jullie luisteren naar de klank van Gods stem, nou, hier hoor je die stem, ga je gang!

Want als God ons verlost van de boze, hoe doet Hij dat dan? Hoe moet Hij dat dan doen? Daar moet Hij toch mensen voor hebben? Daar moet Hij koningen voor hebben, heren moet Hij hebben.

Dán kan het gebeuren.

Paulus zegt in Efeze: want wij strijden niet tegen vlees en bloed, maar tegen overheden, machten en wereld-beheersers,(daar heb je ze weer, want er staat achter: van de duisternis.

Héé…, en God heeft ze geschapen….(?), nee, nee, nee, niet om te heersen….., de boze geesten in de hemelse gewesten zijn nooit door God geschapen. God heeft alleen maar engelen geschapen, en daarna zijn ze aangetast door de boze.

En hoe nou het kwaad in de boze kon ontstaan, is voor mij een raadsel, maar het kon, het is gebeurd.

Jezus noemde hem de vader van de leugen. Dus hij is verwekt door satan.

Maar er staat: tegen overheden…, daar strijden we tegen.

En toen kwamen de Gereformeerden in de tweede wereldoorlog tot een gruwelijke keus, en ik heb ook altijd gedacht dat dat zo was.

In Romeinen 13:1 staat: Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. En toen zaten ze in de penarie, want de Duitser werd de overheid, en daar moet je je maar aan onderwerpen.

Dan staat er nog achter: er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God gesteld.

Dan zak je toch in elkaar als je dat leest?

Wil je zonder vrees voor de overheid zijn, doe het goede; nou, dat deed je dus niet altijd.

Het is nodig om je te onderwerpen, en daarom betaal je ook belasting, zegt Paulus.

Onderwerpen aan de overheid die boven je gesteld is. Hoe heeft God dat van den beginne bedacht?

Nou, dat Hij de planeet aarde maakte, de hemel schiep, en de aarde van die hemel een beeld werd. Dat heeft zo lang geduurd, maar het is een prachtige schepping geweest.

Wat voor opdracht hadden de engelen?

Zij hadden de opdracht om die aarde te beheren; om over de volkeren te regeren, ze te helpen, ze te sturen en ze te leiden met de regering.

En dat zijn allemaal vorsten. Dus al die engelen hadden duidelijk een opdracht voor die aarde en voor die mensen die daarop zouden gaan wonen.

Tussen twee haakjes: je zou haast denken dat Adam en Eva maar twee kinderen hadden, maar dat was natuurlijk ook niet het geval, ze hadden veel meer kinderen.

Want waarom bouwt Kaïn een stad, en voor wie? Voor z’n eentje?

Er zitten nog zoveel raadsels, maar we hoeven ze niet op te lossen; maar ik geloof dat ze veel en veel meer kinderen hadden. Want God zei: Ja, je komt nou onder de vloek, dat is verschrikkelijk, je gaat nou ook kinderen baren met smart.

Natuurlijk wist Eva wel wat kinderen baren was, maar het gaat je nu pijn kosten.

Maar dit is een fantasietje van mezelf, je mag het ook best aan de kant schuiven.

Maar de engelen hadden de opdracht om daarover te regeren, de helpende hand te bieden.

En wat is er gebeurd na de zondeval?

Toen zijn die koninklijke vorsten, engelen, verdreven door andere vorsten uit het rijk der duisternis. En nou heeft elk land boven zich een gruwelijke vorst staan; Daniël spreekt daarover.

Als hij bidt, dan duurde het nogal lang, want de vorst van het rijk van Perzië stond voor Michaël.

Die koninklijke engelen waren verdwenen, Gods engelen waren verdwenen, en die boze engelen kwamen daarvoor in de plaats. Nou, dat ging steeds verder en steeds verder, op het laatst ligt de hele wereld in het duister.

Ik heb wel eens een beeld gehad, veertig jaar geleden, ik zie het nog haarscherp, en het was maar een fractie van een seconde; ik heb hem indertijd nog aan br. v.d. Brink verteld. Er was een aarde die helemaal was ingepakt in donkere wolken; je zag die hele aarde niet meer.

Ingepakt door de boze! Totaal!

En er was een héél klein wit wolkje boven die donkere wolken, en die zakte heel langzaam naar beneden. En op het moment dat hij die rand van die donkere wolken raakte, weken daar de wolken uiteen. Jaha, dat hele kleine onnozele wolkje, maar die was wel wit, en de rest was zwart, en die daalde neer. En de bedoeling is dat hij dwars door die ellendige laag gaat, en op aarde daalt, en dan hebben we de zogenoemde wederkomst.

Ik heb dat beeld nooit losgelaten!

Het heeft me toen ontroerd. Ik weet nog de plek waar het was, op de fiets, net toen ik een bocht omging; toen ik zuchtte: Heer, hoe moet het nou toch verder? En toen kreeg ik dat beeld.

Ik ben het nooit ontrouw geworden; en ik blijf er in geloven dat wij neerdalen. Van boven, want daar zijn we geboren, naar de aarde, zodat wij, in het vlees verschenen, de heerlijkheid van Christus kunnen openbaren.

Het is wel een dikke laag wolken, maar we komen er gewoon door, naar beneden. In zo’n onverstoorbaar tempo naar beneden.

Prachtig!!

Maar wat wij nu hier lazen over die overheden, daar zaten de gereformeerden mee, die moet je gehoorzamen; daar mag je niet tegen liegen, of weet ik veel wat…., het beroerde is dat ze niet door hebben gehad dat een vuile overheid een boze overheid is, een wereldbeheerser, een kreng.

Er waren er ook die zeiden, nou, dat Nazi-rijk van de Duitsers is ook echt helemaal op de duisternis gebaseerd geweest. Het was hartstikke occult hoor.

Ik zie er wel eens een filmpje van, maar dat hele rijk  is zó occult geweest. Ze hadden er allemaal waarzeggers en sterrenwichelaars bij; zo sterk dat Sir Winston Churchil aan z’n eigen sterren-man vroeg: ‘wat zou de sterrenman van Hitler tegen hem gezegd hebben?’

Ja, zo zit je dan te roeren in de duisternis. Een bende is het.

Ook allemaal occulte toestanden, fakkels en bezweringen en samenkomsten, vooral ’s nachts. Geen wonder dat het ‘nacht en nevel’ heet.

Dus de originele vorsten zijn verdreven door de boze geesten. En wat doe jij?

Nou, jij wil dié weer verdrijven, – want Daniël bad totdat dat kreng weg was – om die mensen te redden, want daartoe zijn we geroepen. Om de mensen onder het bewind van de boze vandaan te halen.

Dus als je in talen bidt, in talen der engelen, denk dan aan zulke dingen, dan ben je hartstikke bewust bezig in de hemel hoor.

We hebben het nou toch over de duivel.

We zoeken dan even Ezechiël 28 op.

De duivel noemen we maar voor het gemak Lucifer. En Lucifer betekent letterlijk lichtdrager.

Hij presenteert zich nl. als een engel des lichts. En de duivel weet ongelooflijk veel.

Daar ben je een zandkorrel bij hoor. Hij weet zóveel, want hij is één van de eerste engelen geweest, die geschapen is door God. Een Archangel, een Aartsengel. Hij was zó belangrijk!

In Ezech. 28:1 gaat het in vers 1 over een mensenkind: omdat je hart hoogmoedig geworden is en jij zegt: ik ben een god…

In de Statenvertaling staat: ik zit in Gods stoel.

Moet je nagaan, een mens die zegt: ik zit in Gods stoel, een godenwoning bewoon ik…

Ja, dat gaat over een mens. Nou, ik ken maar één mens die van zichzelf zegt dat hij god is, en dat is de antichrist. Die zegt dat van zichzelf, hij showt er ook mee.

Er staat zelfs achter, in vers 3: wijzer dan Daniël….,  nou, dat is veel. Geen geheim is voor jou verborgen…. Ja, hij weet ontzettend veel.

Hoe komt hij aan die kennis? Dat heeft hij gekregen van de duivel, dat staat in Openbaringen.

Als de duivel op het strand van de zee staat, dan roept hij dat reptiel op, die geest, en hij geeft hem al z’n macht, zodat hijzelf helemaal geen macht meer heeft, die geeft hij aan dat beest, en dat beest klimt in een mens, een groep mensen.

 

Maar nou gaat het even over de duivel.

Dat is vers 12: Volmaakt ben je van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. Nou, mooier kan niet.

In Eden was je, in Gods hof.

Daar was jij, en je had een taak, vers 14: een beschuttende cherub. Daar heb je hem weer.

Adam en Eva hadden bescherming nodig, want de duivel bestond en de dood bestond ook al. Ten dage dat je van die rotboom eet, ga je dood, ga  je geestelijk dood.

Dus die ellende bestond allemaal al. En die cherub moest daarvoor beschermen met z’n vleugels; dat staat er ook: met uitgespreide vleugels.

In de Statenvertaling staat zelfs gezalfde.

Nou kan dat niet; hij kan niet de heilige Geest ontvangen hebben, die ontvangt een engel  niet; maar hij was wel gezalfd met een speciale opdracht.

Zalven is ook een opdracht.

Vers 13: In Eden was je, Gods hof, aller-hande edelgesteente overdekte u, en dan komen er allemaal edelstenen…, van goud was het werkstuk, waarin ze waren gevat.

Als je die edelstenen allemaal leest, dan vind je ze weer terug in de bijbel. Want de hogepriester had ze ook, dezelfde stenen, op een plaat op z’n borst, de efod, daar zaten alle 12 stenen in. Elke stam een edelsteen. Op z’n schouders had hij ook nog 2 stenen.

Dezelfde stenen dus als de hogepriester, nou, wat voor taak had de boze dan wel niet, toen hij nog goed was?

Daar valt over te denken.

Vers 14: Ik had je een plek gegeven, je was op de berg der goden…, dat is in de hemel,  wandelend temidden van vlammende stenen.

De Statenvertaling zegt: stenen des vuurs.

Het kunnen de Serafim geweest zijn, alle engelen. Het krioelde daar van de engelen. Maar er staat ook in vers 15: je was onberispelijk in je wandel vanaf de dag dat je geschapen werd.

God heeft met zoveel plezier die engel gemaakt, een oer-engel, ja, totdat….

er werd onrecht in je gevonden.

Ik denk, maar goed, ik lever het graag in, dat het puur jaloezie geweest is.

Jaloezie van de boze, want God had een ander wezen in gedachten, hoger dan engelen, zwakker dan engelen, maar hoger. Onuitsprekelijk teer, en dat wezen noemde hij ‘mens’, en Lucifer keek naar de mens, en hij keek eens naar God; en hij kreeg de opdracht van God: bescherm dat wezentje.

Moet ik al mijn macht en kracht en heerlijkheid ten dienste stellen van een mensje?

Ik denk dat toen de jaloezie ontstaan is in hem. Ja, nijd, en dan gaat hij geweld gebruiken.

Ik ga even terug naar dat allereerste stukje: Volmaakt zijt gij van gestalte.

Er zijn een heleboel vertalingen voor wat wij hier nou gelezen hebben.

Ook verschillend.

Volmaakt van gestalte; een andere vertaling zegt: ‘je bent een zegel van gelijkenis’, een print van de oermaat.

Je bent een afdruk van de oermaat.

Een andere zegt: ‘je bent de verzegelaar van het kapitaal. Wat is nou het kapitaal van God?

Zijn grootste kapitaal is toch de mens. Nou, zegt God, verzegel dat! Bewaar het! Gewoon bewaren, dat was z’n opdracht. Bewaar de mens.

Anderen hebben het zelfs over de oermaat; verzegel de oermaat; dus in de mens zit uiteindelijk de oermaat van God. Het is verschrikkelijk wat de duivel dus uitgespookt heeft. Zó sluw, zó listig heeft hij Eva verleid…, ja, je kan niet zeggen dat ze dom was, maar Adam had haar natuurlijk wel moeten waarschuwen voor die boom. Maar ja, zij eet, en dan geeft ze ook Adam. In plaats van dat hij weigert…, maar als hij zou weigeren, zou hij z’n vrouw verliezen, want de zonde maakt scheiding.

Dus voor dat dilemma stond hij, en toen heeft hij ook maar gegeten.

En toen zijn ze samen verdreven uit die paradijselijke staat.

Er is zelfs een vertaling dat zegt: het werk uwer trommelen en fluiten was bij u.

Bij de duivel was het werk van trommels en fluiten. De King James heeft het nog over tamboerijnen.

Muziek! En als er eentje gigantisch muzikaal is, dan is het de duivel.

Ik doe een zender bij ons op de tv aan, Family 7, sommigen weten het al wel, wat je daar ziet aan muziek en gedans van kleine kinderen, in aanbidding…, ze weten niet eens waar het over gaat.

Ze staan te dansen, handen omhoog, en raken in trance, allemaal bij de muziek. Praise heet dat.

En er wordt tegenwoordig wat afgepraisd.

In het kleinste gehucht in Engeland, waar wij eens een keer kampeerden, hing een bordje aan een boom: Praise-dienst. Ik heb het over tien jaar terug.

Ik zei: nu al, hier? Dat is als een olievlek door de geestelijke wereld gegaan.

Danken, loven en prijzen; dat zit er in.

En vooral met meeslepende muziek.

De muziek moet natuurlijk wel goed zijn, die moet je ook opjagen, zodat je in een bepaalde sfeer komt, daar moet je ook voor zorgen, je moet in die sfeer zien te komen.

Daniël 3. Nebukadnezar bouwt een beeld, een knoert van een gouden beeld, in een vlakte, 60 el hoog, een knots hoor.

En wat doet hij? Nou, dat beeld moet ingewijd worden.

Dan staat er in vers 4: een heraut riep met luider stem: Aldus wordt u bevolen…, je moet! Je moet, dat is de ellende.

Volken, natiën en talen… Nou, dat zijn er veel in die tijd!

Al die onderworpen volken: jullie moeten en zullen het beeld aanbidden. En als je het niet doet, dan ga je er aan!

Nou, dat is een voorafbeelding van wat er in Openbaringen plaatsvindt.

Je moet allemaal het teken van het beest hebben, je moet hem aanbidden, en als je het niet doet, dan ga je er aan.

Het teken van het beest is de doop met zijn geest hoor.

En wat staat er achter? Zodra gij hoort het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei muziekinstrumenten;

dus er ging een golf van muziek door al die volkeren die daar staan, en ze krijgen het bevel om te knielen. Werp je ter aarde en aanbidt.

En zo gauw die geluiden kwamen, komen ze in de stemming, ze beginnen te bewegen en ze vallen ter aarde en ze aanbidden dat beeld.

In Openbaringen staat: de hele aarde liep er met verbazing achteraan.

De hele aarde! Dat zijn er veel hoor.

De afschuw van Babel brengt het hele volk in een roes. Ja, doe mee…!

En wie gebruikt het woord ‘roes’ in het nieuwe testament? Jezus, heb je dat nooit gelezen?

Dat staat in Lucas 21:34: Zie toe op jezelf dat je hart nooit bezwaard wordt door roes en dronkenschap.

Ik heb wel eens gevraagd aan iemand die naar zulke samenkomsten ging, met een hoop gespring, gezwaai en gejubel en gedans, en halleluja, en maar aanbidden… Sommigen hebben een speciale ‘bediening’, dat noemen ze de dan ‘aanbiddingsbediening’, met gitaren en zo…

Waar ben je toch mee bezig met al dat lawaai….

Toen heb ik gevraagd: hoe voel je je een dag later? Hij keek me aan.

Ik zei: had je een kater? Ja, zei hij. Ik zeg: zó! Dan heb jij in een roes gezeten.

Je hebt een kater. En als je een kater hebt, wat doe je dan? Dan ga je wéér! Je wil constant die roes; dat wil je beleven, ja, halleluja…

Het is treurig hoor, dronken van blijdschap, daverende praisediensten.

Ik heb ergens nog een tekst bij geschreven, daar profeteert God dat daar nog eens een eind aan komt.

Hij zegt: Ik maak een eind aan jullie geklank van je liederen, het geluid van je citers zal niet langer worden gehoord.

Anders kijk je maar naar helemaal aan het eind van de bijbel, Openbaringen 18:22.

Een sterke engel nam een steen op als een grote molensteen (en die zinkt) en wierp hem in de zee en zei: zó zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit meer gevonden worden.

En wat staat er achter?

Geen stem van citerspelers en zangers, van fluitspelers of bazuinblazers zal meer in u gehoord worden.

Einde muziek, althans dié muziek, die de mensen in een roes bracht en ze in Babel hield. Want Babel is de valse stad hoor. De grote tegenhanger van het hemelse Jeruzalem. Een knoert van een stad, en er wordt niks meer gevonden.

Geen lamplicht meer, want je hebt door je toverij alle volkeren verleid.

Vóór je het weet, word je meegesleept.

‘Doe toch mee man’…., vooral als broeders en zusters dat zeggen, ja toch?

Het is toverij!

Ik stop met Romeinen 8:19.

Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping…, dat is veel hoor…. Dat zijn alle levende mensen, dat zijn alle dode mensen; die wachten ook.

Dat zijn ook de engelen, die wachten ook. Waarop? Op het openbaar worden van ons; dat we geopenbaard worden!

Dan kunnen de engelen aan het werk, dan krijgen de gestorvenen weer hoop, en dan krijgen de levenden ook hoop.

Als ze tenminste het evangelie horen.

Ons evangelie durf ik wel te zeggen.

Ze wachten…., en zo gauw wij een beetje openbaar worden, dan gaan wij verder met de herschepping. Zó zie ik het.

Jezus is begonnen, maar het is allemaal in elkaar geslagen.

In de loop der eeuwen zijn er een paar keer oplevingen geweest, hier en daar in de wereld. En het zakte weer in elkaar.

De heilige Geest is weg gebonsjourd, de doop is vervangen door kinderdoop, heiligenverering, engelenverering, een bende is het geworden in de geestelijke wereld, en daarom is het zo’n zoektocht voor ons om precies op die smalle weg te blijven.

Want we worden een keer openbaar. Dat houden we verborgen in ons mens-zijn, dat schreeuw je niet van de daken.

Maar ze wachten wel op de openbaring, ja, en dan begint die herschepping weer wat vorm te krijgen, de kansen.

Het wachten is dus op die zonen. Het is een proces.

 

Wij zingen wel: wij zijn een nieuwe schepping, maar ik denk dat je beter kunt zingen: wij wórden een nieuwe schepping.

We zitten in een wordingsproces. Dat is prachtig! Het groeit. Het begint te bloeien.

Dan gaat het niet alleen om het beeld…, het gaat om de gelijkenis!

In het Hebreeuws staat voor gelijkenis een ander woord dan voor beeld.

Dus ‘laat ons mensen maken naar Ons beeld…’,ja, een mens lijkt ergens een beetje op God. Maar een gelijkenis…, ja, de eerste was Jezus. Dát was een gelijkenis Gods.

En nu gaan wij, met z’n allen, mensen maken naar Zijn gelijkenis. Dat is mooi, dat doe je bij elkaar. Mensen maken!

Dus niet eindeloos bezig zijn met het mens-zijn, maar dat de mens Gods tevoorschijn komt, die nieuwe mens die God bedoeld heeft. Dat die tevoorschijn komt. Daar is het wachten op!

Maar we leren het wel.

Amen.

 

Centrale Bijbelstudie

Duurt Sikkens d.d. 13-11-2013

 

 

Een volk van priesters (Duurt 29-07-2007)

Een volk van priesters Exodus 19:5-6

 

Het woord Exodus betekent: uittocht, een mooiere betekenis is: ‘uitweg’. Dat is wat dichterbij je en dat spreekt ook meer aan.

B.v. : ik zie een uitweg. Maar daar gaat het nu niet over. Kijk eens naar vers 5 en 6: Nu dan, zegt God, als je aandachtig naar Mij luistert en Mijn verbond bewaart, dan zul je uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de hele aarde behoort Mij. En jullie zullen Mij een koninkrijk van priesters zijn, een heilig volk.

Dit moest Mozes tegen de Israëlieten zeggen. Wat valt je nu op in deze verzen? Wanneer ben je een koninkrijk van priesters? Als je luistert! Kunnen wij dat? En het verbond bewaren. Dàn pas ben je een koninkrijk van priesters. Trouwens een mooie uitdrukking: een koninkrijk dat bestaat uit priesters. We zingen dat zó gemakkelijk.

Ik wil het vanmorgen eens over dat priesterschap hebben. Petrus noemt het en haalt deze tekst aan, en in Openbaring wordt het vier keer met nadruk gezegd tegen de hele gemeente.

Dus: ‘indien’, dàn ben je een koninkrijk van priesters, en het geldt hier voor dat héle volk. Dat hebben de meeste kerken totaal verkeerd uitgelegd, want het gaat hier over een heel volk van priesters. Allemaal hebben ze die functie. Dus niet een hele  speciale groep, of de zogenoemde priesterkasten. Ook niet een speciale broederraad die een priesterlijke functie heeft. Of een priesterteam. Noem maar op. In de septuagint staat hier iets heel aparts, nl. ‘jullie zijn een volk Mij ten eigendom’. In de verschillende vertalingen wordt gesproken over: een heel apart volk, in de dubbele betekenis van het woord, nl: een eigenaardig volk. Dat klopt, want wij hebben onze eigen aard. En een apart gesteld volk. En waarom is dat volk apart gesteld? Nou, zegt God, dan kunnen jullie op de aarde tot zegen zijn. Dat is mijn plan.

Het Hebreeuwse woord voor priester is: Cohen. (Je zal burgemeester zijn en Cohen heten). Maar je moet eigenlijk zeggen: coheen, en dat is gemaakt van het werkwoord staan. En zo wordt het woord priester gewoon vertaald met:     ‘die voor God staat’. Dat geldt voor mannen en voor vrouwen. De vraag is dus: wat doe je daar? Het Griekse woord voor priester betekent ‘iemand die heilige handelingen verricht’.  Nou, als ik dat soms zie bij bepaalde kerken…..Wat een poespas! Die ceremoniën, die liturgieën, die voorgekauwde gebeden uit boeken voorgelezen. Speciale kleding, want je moet je toch als priester onderscheiden van het normale volk, niet waar?

Het is zó verworden, net zo erg als in de dagen van Jezus. Hij had ook met speciale priestergroepen te maken, waarin Zijn grootste tegenstanders zaten.

Je kon tot priester gewijd worden. Daar zijn ze in het Oude Testament mee begonnen. Priesterwijding. En het is grappig dat in het Hebreeuws een uitdrukking bestaat voor priesterwijding, wat betekent: ‘de hand vullen’. Priester-wijding moet je helemaal ontdoen van allerlei plechtige bezweringen. Het is gewoon ‘de hand vullen’. En mijn kinderhand is gauw gevuld. Daar ben ik zo blij mee. En hoe gebeurde dat? De kern zal ik noemen. Er werden 2 schapen geslacht, wat altijd wijst op het offer van Jezus, (er zitten 2 kanten aan, vandaar 2 schapen). En dàt staat dus centraal in je bediening, in je bezigheden, het offer van Jezus. Als je dat uit het evangelie haalt, dan haal je de kern uit je bestaan, de kern uit het evangelie. En die tijd gaan wij tegemoet, en Jezus heeft er voor gewaarschuwd. Hij zegt: ‘Als je ziet dat de verwoesting wordt opgericht in het hart van de tempel, dan is het mis. Daniël spreekt er ook over. Hij zegt: ‘Ja, het dagelijkse offer stopt. Als dat eeuwig geldige offer er uit is, dan hebben de mensen de kern uit het evangelie gehaald’.

Er werden dus 2 schapen geslacht. Dat bloed sprenkelden ze overal over,  maar ze hadden een schaaltje met bloed, en dan raakten ze daarmee van de mensen, die gewijd werden, de rechter oorlel aan, en de duim van de rechter hand, en de grote teen aan de rechter voet. Dat zijn mooie zinnebeeldige handelingen. Maar waarom alles rechts?

Als je het woord recht of rechts in het Engels vertaald betekent dat: ‘right’, dus ‘juist’. De rechte weg is de juiste weg. Maar waarom rechts? Nou, er staat een hele leuke uitdrukking, die ik wel eens een keer naar een politicus wil schrijven, in Prediker 10:2 staat: de geest van een wijze richt zich naar rechts, maar de geest van een dwaas naar links. Dat kun je beter niet in de tweede kamer zeggen.

Maar hier zit een diepe betekenis achter. De geest van een wijze richt zich naar rechts, dat betekent: ‘naar iets wat juist is. Het woord ‘wijs’ komt ook van het werk-woord: ‘wijzen’. Iemand de juiste richting wijzen. Waarom nou dat oor?  Dat is heel simpel, daarmee hoor je. Heb je oren om te horen? Geestelijke oren? En niet alleen naar God luisteren, als je het kunt. Maar ook wat de Geest in de gemeente zegt, wat je zo hoort. En kun je ook naar mensen luisteren? Sommigen kunnen dat echt niet. Die komen onmiddellijk met hún verhaal, de beruchte ‘me too button’. Kun je door de woorden van mensen heen luisteren?

De rechter duim slaat op je handelingen. Dus wat je doet. Die heilige handelingen. Het gaat ook over de ‘handelingen der apostelen’, en niet over hun gepreek en hun meditaties. Maar het gaat over wat ze gedaan hebben. Want preken kan iedereen wel.

En die grote teen? Dat is de bereidheid om het evangelie te vertellen. En wat heb je aan die voet? Ik vind het zo leuk dat Jezus zegt: ‘je hoeft geen portemonnee mee te nemen, maar wel sandalen. Waarom? Als je sandalen hebt, betekent dat, dat je een vrij mens bent. Want slaven liepen op blote voeten, daar kon je het aan zien. Laat maar zien dat je een vrij mens bent en geen slaaf meer.

Na de wijding werden die mensen gezalfd met olie. Er staat in Psalm 133: ‘op het hoofd’. Waarom nou op het hoofd? Het gaat over de gedachtenwereld, dat je doordrenkt raakt met de gedachtenwereld van God. En dat gebeurt niet in een week. Rijk worden in Gods gedachtenwereld is een langzaam proces. Je graait dat niet naar je toe maar je overweegt het, je overdenkt het en zo raak je langzamer-hand, ze zeggen: vervuld met Gods Geest, dat is ook zo’n uitdrukking, maar het betekent: vervuld raken van Gods gedachtenwereld. Anders kun je nooit de gedachtenwereld van de boze vermorzelen. Dus, het is een langzaam, maar prachtig proces. Wandelen doe je niet snel, want dan zie je niets meer van de omgeving. Dáárom word je met de Geest gedoopt. Je krijgt het levens-beginsel van God, heel klein, in je.

Ik heb gisteren een cartoon gemaakt van een hele grote stevige muur, en er staan allemaal woorden op: overwinning, blijdschap, sterkte, kracht…. Wat hebben we tegenwoordig nog meer voor kreten. Groot, groter, grootst, we kunnen alles! Woorden, woorden, woorden! Wat moet ik daarmee. En daarnaast heb ik een heel klein plantje getekend met nog maar 2 blaadjes, en daar heb ik onder ge-schreven: woordje! Dat is voor mij het verschil tussen Babel en Jeruzalem; tussen al dat geklets en het waarachtige leven, dat zich ontwikkelt in een kostbaar mens.

Aan priesters werd heel veel toevertrouwd nl. de tempelschatten. Hier zitten zoveel tempelschatten, dat is niet te geloven. Ja, zó kijkt God naar ons. Schatten van mensen, Mijn tempel. Dat kan Hij ook met je delen. De zorg die je aan elkaar besteedt, dan ben je goed bezig in de tempel. En een hoop mensen doen dat, dat weet ik. Heel veel in het verborgene, dat vind ik zo prachtig. Jezus noemt ze schatten. Hij noemt ze ook de geheimen van Mijn koninkrijk. Hij zegt: ‘Mijn Vader heeft het waard geacht om dit hele kleine groepje mensen de geheimen van Zich-zelf toe te vertrouwen, omdat zij Zijn geheim kunnen bewaren. Dat geheim bewaar je en dat laat je alleen zien aan mensen die je totaal vertrouwt.

Cohen, die voor God staat. Je kunt op twee manieren voor God staan, en de meesten kiezen voor de aanbidding. Eindeloze aanbidding. Ja, dat kun je wel doen, maar ik denk dat Mariet het niet leuk zou vinden als ik haar de hele dag zou aanbidden. Dat word je toch zat? Nee, doe eens gewoon. Maar voor aanbidden staat er in het Grieks ‘toe kussen’. Dat moet je natuurlijk ook niet de hele dag doen.

Maar tegenwoordig prijzen ze God weet ik waar naar toe, zo erg, denk ik wel eens, dat ze geen kontakt meer met Hem hebben. Ze raken helemaal in een roes.

Dat God op een gegeven moment zegt: oké, dat weet ik, maar draai je nu eens om priesters. Omdraaien? Ja! En je draait je om en wat zie je dan? De wereld in nood. Kijk dáár eens naar. Want dáártoe heb ik je geroepen om dáár eens naar te kijken. En je zult merken dat, als jij je toedraait naar die arme, zuchtende schepping, dat Ik achter je sta. Je staat nl. vóór God en Hij staat achter je, en dat vind ik nou zo mooi als priester: ‘die voor God staat’.

Dus priesters staan tussen God en wereld. Zo lief heeft nl. God de wereld, dat Hij – en nu geef ik er een draai aan –  Zijn eerst-geborenen geeft, opdat iedereen, die hen gelooft, eeuwig leven krijgt. Zodat Jezus niet de eerste en de enige is, maar dat wij, de eerstgeborenen, geroepen zijn om de schepping eeuwig leven te geven. Te voeden. Dát is nou jouw roeping. Dus hou op over een speciale roeping ergens in Nepal, nee, het is rondom je. Jezus is ook niet de hele wereld door gecrost. Hij zegt: Ik begin bij het moeilijkste punt, de kerk die tegen Me is.

Zo lief heeft God de wereld dat Hij jou geroepen heeft. En dan handel je, en je luistert, en je beweegt je voeten. Je loopt namens de Vader en de Zoon. In de Geest wandel je, dat is in Hun gezindheid. Je bent zó vol barmhartigheid. Daar ga je, weldoende.

Wij hebben die Geest ontvangen om de wereld te overtuigen van zonden, gerechtigheid en oordeel. Want er staat geschreven dat de Geest dat doet. Ja, maar als die Geest werkzaam is in jou, dan ben jij bezig om de wereld te overtuigen van zonde: ‘dat is zonde, en dit is de  gerechtigheid die wij prediken en de scheiding daartussen is het oordeel.

Dat doe jij! Dat zijn nou nog eens heilige handelingen zeg! Iemand vergeven, dat moet je eens doen. Maar ja, als je het tegen de verkeerde zegt, dan stoot je je neus. Stel dat je tegen iemand zegt, zoals Jezus dat ook nogal eens deed: ‘je zonden zijn je vergeven’. Dat zo iemand dan zegt: ‘Wat, hoezo zonde?’ Geef mijn portie maar aan fikkie. ‘Ik zondigen?’ Ik kan diegene dus niet overtuigen van zonden. Dat lukt me niet, dus dan houd ik mijn mond maar. Want tegenwoordig is haast niets meer zonde. Ze kletsen zich overal uit.

Vergeving van zonden. Biedt ze het maar aan. En als ze het opeten dan zeg je: ‘en de dood is ook overwonnen’. Jij vertelt ze dat. ‘Je gaat niet meer dood hoor!’

De denkwereld van de boze, die dit allemaal bedacht heeft, ga jij ontkrachten. Op goede gronden.

De priesters van toen wisten ook wat rein en onrein was. Dat zouden wij niet meer doen. Al die arme beesten die onrein ver-klaard werden. Er zijn mensen die daar nog aan vast zitten en geen varkensvlees eten.

Maar zij wisten wat rein en onrein was. Jij mag dus rein maken. ‘Jullie zijn rein’, zegt Jezus, ‘omdat Ik het zeg’. Zo! Die bevoegdheid heb jij gekregen dat je iemand rein mag verklaren. Mijn vrouw en ik hebben dat verscheidene keren gedaan, naar elkaar, maar ook naar mensen die vuil waren en zich smerig vonden. Verklaar ze maar rein namens je Vader. Dan moet jij eens kijken hoe iemand, die pas gewassen is, er uit ziet. Dat is zó mooi.

Maar ‘rein’ heeft nóg een betekenis. En daar moeten wij wel eens voor oppassen, nl. onvermengd, puur, dàt is het . Er is een ander woord voor onvermengd: ‘onvervalst’. Met wat voor leringen kun jij de leer, die wij hebben, nog vervalsen? Er zijn heel wat rare insluipsels. Ik ben nog steeds bezig om rare ideeën kwijt te raken. Maar dan moet ik eerst een beter idee hebben. Dan wordt het langzamer-hand steeds puurder. Ja, maffe ideeën heb ik gehad, van kind zijn af, maar ook in wat dan volle evangelie heet. Wat een rare ideeën waren er in geramd! Krijg je nou een beter idee, dan trap je die andere weg. Ja, wat er aan rare insluipsels in evangelische kringen zit…..dat wil je niet weten.

Wat deden de priesters nog meer? Zij onderwezen de Thora. Thora is niet zozeer ‘Wet’, het betekent: ‘onderwijzing, leren’. En wat leert ons de Thora? Die leert je, in wezen, te leven! Iemand leren leven! Dàt is wat? Dat is een uitlegging van de uitspraken van de profeten. Dáár hebben de profeten steeds ook op gewezen, en Mozes ook. In verband met de Geestesdoop zegt Jezus: ‘Toen opende Jezus hun verstand, zodat zij de schriften begrepen!’ De profeten zelf begrepen het niet wat ze zeiden. Dank zij de Geest, want dat is een leraar, een onderwijzer, begrijpen wij het wel, Hij leert  ons te leven!

O, nou snap ik wat er staat, wat mooi! Want in Psalm 119:130 staat: ‘Het openen van Uw woorden verspreid licht’. Een hoop mensen denken: ‘Als ik de bijbel opensla dan komt er a.h.w. licht vanuit het openen van Uw woorden’. Maar het openen van Uw woorden wil zeggen dat je achter de betekenis van woorden komt, en dan zeg je: ‘Ja, nu snap ik het’. En licht is altijd een beeld van liefde hoor!. Je komt achter de verborgen betekenis van woorden. In den beginne was het woord, en je komt langzamerhand achter de verborgen betekenis van dat schitterende woord. Want welk woord was dat? ‘Licht’. Dàt is het woord. ‘Licht’. En dat is het prachtigste beeld van liefde wat je bedenken kan.

Wij zijn lichtdragers oftewel liefhebbers. Jezus zegt: ‘Leer eens lief te hebben’. Het grote, alles vervullende gebod, – gebod betekent ‘aanbeveling’ – is: ‘Hebt elkaar lief’.  En blijer kun je de Heer niet maken. Je kunt preken wat je wil en kletsen wat je wil en zingen wat je wil, de voering uit je strot, maar Jezus zegt: ‘Maak Mijn blijdschap nou eens helemaal volmaakt door van elkaar te gaan houden’. En dat is nou alles.

Wat ik net noemde, wat je iemand aanbiedt, dat is de vergeving. Vergeven betekent letterlijk ‘weggooien’. Je vergeeft en het is weg. Je hoeft het niet te vergeten want het is wel gebeurt, maar het werkt niet meer. Net als met littekens, op het moment dat je een wond krijgt, doet het erg veel pijn. Op den duur wordt het een litteken, maar het doet geen pijn meer. Dus als ik ooit eens dood ga, dan weet ik best wat mij allemaal overkomen is in mijn aardse bestaan, mijn geheugen valt niet uit, maar het doet geen pijn meer.

Had Jezus littekens? Ja toch? Waarom heeft Hij ze niet weggetoverd in z’n handen en in z’n zij? Dat is toch ook een traumatische ervaring geweest? Snap je nou waarom Thomas dat wilde zien? Dat Jezus geen toverdokter was, maar een mens die geleden heeft, en daaruit, weliswaar met littekens, tevoorschijn is gekomen, en Zijn identiteit bewaart en vastgehouden heeft.

Vergeving, reiniging, en na de reiniging komt de verzoening. Verzoening met God. Dáár ga je vanuit. Hè, we zijn weer bij elkaar. Er is niets meer tussen ons. Dat betekent ‘verzoening’. Dat komt van het woord ‘zoen’.

Wie kent de uitdrukking ‘de zoen van Delft?’ Dat was vrede. Dat was een verbond dat werd getekend. Zoen betekent dus vrede. Je zoent elkaar niet als je niet van elkaar houdt. Als je dat tòch doet, dan verraad je elkaar.

Daarom zegt Jezus tegen Judas: ‘Verraad jij me met een kus?’ Snap je nu de verbazing van Jezus? Want Judas had ook even kunnen wijzen. Dus geef elkaar nooit een Judaskus.

Die verzoening met God, zodat er niets meer tussen zit, dan is God zo blij dat je weer bij Hem bent.

Maar nu komt nog een stap: ‘De verzoening met jezelf’. Daar kun je een hele preek over houden, maar ben ik met mijzelf verzoend? Vind ik het goed dat ik ben die ik ben, of had ik graag een ander willen zijn? Of beroemd willen zijn, of bekend. Heb ik nog eer van mensen nodig? Kijk mij eens, zo origineel zeg!….

Maar alle originele gedachten die ik heb, heb ik van een ander! Ik heb het allemaal geleerd van mijn Vader in de hemel. Echt waar. Als er iemand tegen mij zegt: ‘Goh, wat een mooie gedachte’, dan heb ik dat gekregen, heel simpel. Alles wat je geleerd hebt, heb je van een ander. Eén en één is twee, dat weet je nooit uit jezelf. Ik zeg dit maar, want sommigen doen net alsof ze iets heel origineels hebben.

Maar wees maar nooit een ander, want je komt jezelf tegen en dan moffel je jezelf weg, dat doe je toch niet? Verzoen je met jezelf. Het heeft lang geduurd voordat ik durfde te zeggen: ‘Ik ben Duurt Sikkens en het bevalt me best’. Jongeren hebben daar minder moeite mee, maar wij komen uit een andere denkperiode.

Priesters worden in de Openbaring ook oudsten genoemd. Van dat woord hebben ze ook al weer ambten gemaakt. Dat is toch zonde, want de hele gemeente bestaat uit oudsten! Wat is dàt dan voor een vogel, eh, voor een meneer of mevrouw?

Altijd wordt de gemeente van Jezus Christus bedoeld. Zij zijn niet namens de gemeente maar zij zijn de gemeente. De hele club bestaat uit priesters en oudsten. Want wanneer word je oudste? Het woord ‘oud’ komt van een werkwoord – je zou het niet willen geloven, maar het klopt precies – en dat betekent: ‘voeden’. Dus een ouder is een voeder. Een opvoeder. Dan ben je dat, tenminste, als je zelf opgevoed bent hoor. Want dat is natuurlijk wel een voorwaarde.

Een ‘ouder’ is dus een opvoeder, man en vrouw. Dus oudste is geen ambt, het is een bezigheid. Je bent eerst zelf opgevoed, en daarna kun je voeding geven. Eerst in de gemeente, daar leer je dat allemaal, en daarna naar buiten, om zo Zijn schepping te voeden, te verzorgen. En wat geef je ze dan? Je geeft ze dan levend water en hemels brood. Je zet de gemeente en alles wat daar buiten is, op water en brood. Dat zijn de levens-voorwaarden om te leven.

Maar sommigen doen toch raar. Die willen geen water, maar dat moet cola zijn en prik en breasers e.d. Er moet altijd wat toegevoegd worden aan die boodschap om het geweldig te maken. Om er iets speciaals, een kledingstuk b.v. aan toe te voegen zodat het lekker is.

Ik wil je wel vertellen dat als je een keer flink dorst heb gehad, dan wil je geen prik en geen breasers, maar dan wil je water. Helder water is zo lekker!  En brood is genoeg. Moet er nu allerlei soorten beleg op? Moet de dienst leuk gemaakt worden? Een opgeleukte kerkdienst? Houd er toch mee op.  Vroeger had je beatmissen in de roomse kerk. Men kwam dus voor die beatband. Niet voor die priester, die hield z’n preekje dan ook héél kort. Daar was geen bal aan.

Ach, Jezus had dat helemaal niet nodig. Dan geloof je nl. niet in de kracht van water en in de kracht van brood.

Oudste heeft niets met leeftijd te maken. Je kunt hele oude mensen hebben die hele domme opmerkingen maken, dat kan. Ik ben 69, maar ik ben nog steeds een jochie hoor. Echt waar. Zo beschouw ik mijzelf.  Dus het is niet: ‘hoe ouder hoe wijzer’. Echt niet hoor. Het is: ‘Hoe wijzer hoe meer je ouder bent’. Wordt eerst maar eens wijs, en groeiend in die wijsheid word je een ouder, die kan voeden.

Je staat dus, als man of vrouw, tussen God en de wereld in als priester. Je verricht je handelingen namens Jezus.

Als je alleen maar gemeentegericht bent, ontzettend introvert, alles voor de gemeente, dan ben je het doel uit het oog verloren. En dat is afschuwelijk. Dan word je een sekte: ‘ònze club’. Een beetje ziek is dat, dan krijg je inteelt. Je hebt dan nl. geen oor en geen oog meer voor de wereld.  Jezus zegt: ‘Ik heb je gezonden in de wereld, gelijk Mij de Vader zendt, zend ik ook jullie’. Ga de wereld maar in, voeding genoeg, vertel het ze maar.

Ik merkte ook in de liederenbundel dat er heel weinig liederen gericht zijn op het ‘naar buiten gaan’. De meeste zijn gericht op aanbidding, naar binnen, maar niet naar buiten toe.

Zoek ze maar op die het evangelie waard zijn, dan kun je tenminste wat geven. Dat zijn nl. de verloren schapen van Israël. Het zijn de verloren christenen, ik bedoel hiermee te zeggen dat God die mensen is kwijt geraakt. Of ze zijn Hem afgejat, of ze zijn verleid. Zoek ze maar weer op, zegt Jezus. Daar krijg je een neus voor hoor. Soms zie je het ineens. Je moet geen voorbede voor de wereld doen. Waar slaat dat op? Helpt dat trouwens? Jezus zegt heel simpel: ‘Voor de wereld bid Ik niet’. Maar waar bidt Hij dàn voor? Hij zegt: ‘Ik bid voor jullie dat je uitkijkt voor de verzoekingen, om naar links te gaan, als je snapt wat ik bedoel, en dat jij je geloof behoudt’. Niet dat dappere geloof zo van: ‘ik ben een held’. Nee, dat je blijft geloven in de kracht van het woord, en dat ben Ik. ‘Dat bid Ik voor jullie’, zegt Jezus, ‘dat jullie overeind blijven’. Voor de wereld bid ik niet, dat heeft helemaal geen zin.

Ja, zegt men, maar we hebben Maria, die doet toch voorbede. Ach dat arme mens. Dat heeft ze nog nooit gedaan. ‘Ja, we hebben speciaal heiligen, die doen ook voorbede’. Ook niet. Je hoeft ook niet tegen Jezus te zeggen: ‘Wilt U voor mij bij de Vader vragen of dat of dat gebeurt’. Jezus zegt hierover: ‘Dat hoef je niet meer te doen, de Vader Zèlf heeft je lief, vraag het Hem zelf, als je wat vragen wil’.

Doet de heilige Geest voorbede voor mij? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Ook zo’n vreemde uitleg. De heilige Geest woont in jou! Je staat met de rug naar God toe en dan moet jij eens kijken wat er gebeurt. Je hoeft daar ook niet al je overtuigingskracht achter te zetten.       Het woord overtuigt. Ga eens geloven in de kracht van het woord wat jij uitspreekt.

Hebreeën 1:3b zegt: ‘die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht’. Dat woord! Ga eens geloven in wat je zelf zegt, tenminste, namens Hem!

Daar heeft Jezus voor gebeden, dat we vasthouden wat we gekregen hebben, waar onze hand mee gevuld is.

Weet je welke apostel het woord ‘wereld’ het meeste noemt? Ik heb het eens geteld, het is Johannes in zijn evangelie. Ik telde zestig keer. Vandaar dat hij zichzelf ook oudste noemt in één van z’n briefjes. Hij dacht: ‘die wereld moet gevoed worden’.

Ik ben gekomen in de wereld om ….

Ik ben gezonden in de wereld om…..

Ik ben als een licht in de wereld gezet om…. Dat is mooi! Jezus zegt ergens: ‘om te behouden, om ze te helpen’.

Ik vind dat wel een leuke kreet voor het Leger des Heils. Ze zeggen daar: ‘Ik ben gered om te redden’. Anders zit je alleen maar aan zelfbevrediging te doen.

Maar gered om te redden is ook óns werk, al moet ik zeggen dat het overtuigen van zonde ons niet altijd in dank zal worden afgenomen. Echt niet. Jezus zegt: ‘ze zullen je haten, want ze hebben Mij ook gehaat’. Ergens anders zegt Hij: ‘Kijk uit voor de mensen’, en ‘Ik zend jullie als schapen onder wolven’. Nou nou! Noem je dàt een herder? Ze vreten me op! Nou, ze hèbben Jezus ook opgevreten hoor! Ze hèbben ook verscheidene apostelen opgevreten! Of niet? Denk eens aan de vervolgingen. Jezus zegt: ‘Je bent zo kwetsbaar als wat’.

Als ik naar vogeltjes kijk in de tuin, dan zie ik dat ze wat oppikken en daarna alsmaar om zich heen kijken. Geen gevaar meer? Weer wat pikken. Zij zijn altijd op hun hoede. Heel verstandig, van die vogeltjes kun je veel leren.

Maar dat is ons werk. Vertel ons evangelie maar. Sleep ze niet naar de gemeente in Kampen hoor, dat gesleep en getrek aan mensen. Niet doen hoor, breng ze het evangelie en dan mogen zij zelf beslissen of zij zich ergens bij aansluiten. Op de gekste plekken breng je dat evangelie. Jezus verloste een krankzinnige man, die vroeg of hij met Jezus mee mocht. Nee, zei Jezus, blijf maar, want het feit dat jij hier loopt is een levend getuigenis voor al die mensen die jou alleen maar als volkomen ‘knots’ hebben gekend, en nu ben je normaal. Als dàt geen getuigenis is? Jezus geloofde dat het wel goed komt met die man. Loslaten is een grotere kunst dan vasthouden. Dat weet je hè? Sleep ze hier dus niet heen, maar geef ze wat. Niet teveel de blik naar binnen richten maar naar buiten! Want als je zó bezig bent om de wereld van gedachten te doen veranderen, dan doe je dat vanuit God, vanuit de hemel.

Ons evangelie gaat van boven naar beneden en haalt de mensen van beneden naar boven. Het is een heerlijk evangelie, met je gezalfde gedachten-wereld, met je gezalfde oren, je ogen. Je leert weer kijken. Je handen en je voeten te gebruiken. Dàn ben je goed bezig, dan ben je een priester. Ik denk dat dan de barmhartigheid van God gestalte krijgt in jou.

Dat God zegt: ‘Tjonge, hoe kan ik de mensen laten merken dat Ik goed ben’.

Dan zoekt hij kinderen, dat betekent ‘degenen die uit Hem gekomen zijn’; Die uit Zijn gedachtenwereld tevoorschijn zijn gekomen.

Maar we zijn toch ‘koningen?!!’ Man, hou je mond, ik wou dat je het in je daden en in je gedachten was. Want het woord ‘koning’ is afgeleid van het woord ‘kind’. Onthoud dat maar goed. Wéér wat geleerd.

‘God, wie bent U?’ O, zegt God, kijk maar naar Mijn kinderen. Vraag het ze maar.

Ken je die reclame van: “Ik zoek de Rabobank?”.  ‘Ja, hier’. “Weet jij waar de Rabobank is?” ‘Ja, hier’.

Waar is God? Durf je het te zeggen: ja, hier. Dan ben je dus goed bezig. Dan heeft de barmhartigheid Gods in jou gestalte gekregen.

Het woord ‘barmhartigheid’, – het is goed om dat te overwegen, te keren en te wenden in je gedachten –  is vlees geworden. Het woord komt in jouw mens- zijn aan het licht. Ben jij een barmhartig mens? Ook naar jezelf?

Daarom zegt Jezus ook: ‘Volg Mij in Mijn handelingen, in Mijn werken. Je hebt nu lang genoeg gedanst en gezongen. Ga eens wat doen, dan ben je een priester!

 

Duurt Sikkens / 29-07-2007

 

 

Door herinnering wakker houden (Duurt 05-01-2014)

Door herinnering wakker houden

 

Ik wil maar eens wat herhalen.

Petrus schrijft twee keer in zijn briefje, waar hij zegt: Ik wil proberen je door herinnering wakker te houden.

En wat? Nou, zegt hij in hoofdstuk 3: Ik tracht je zuiver besef door herinnering wakker te houden.

Her-innering, dat is her-inneren, dat is opnieuw te binnen brengen.

En, zegt hij: wakker houden, want anders slaap je.

Je kan hier zitten, maar dan ook behoorlijk slapen hoor. In de bijbel wordt met slapen altijd bedoeld: bezig zijn met de natuurlijke dingen. Dát is slapen.

In de gemeente van Corinthe schreef Paulus: Nou, er slapen er niet weinig. Dat betekent dus véél.

Druk, druk…, met de gemeente…, met het organiseren…, weet ik veel…. En dat is slapen.

Wordt dus maar wakker, zegt Petrus.

Maar wat wil hij nou wakker houden?

Je zuivere besef. En dat is wat anders dan ‘weten’.

Sommigen van ons weten veel, ja, maar besèf je ook wat je weet. Beseffen gaat veel dieper.

Dan besef je wie je bent. Je beseft waar je mee bezig bent. Want je bent bezig in de hemel.

Nou is dat wat vaag, want alle mensen zijn, of ze het nou weten of niet, bezig in de hemel. De hemel is de onzichtbare wereld, en daar beweegt de geest van een mens zich in.

De mens die niet gelooft, behoort tot de zee, en de mens die wel gelooft, is ont-trokken aan de zee. Die is door de warmte van de zon verdampt, dat is een onzicht-baar proces, en hij krijgt weer een plaats bóven, in die wolk, dat heet weder-geboorte.

Als je nou beseft dat je dáár woont, dáár ben je geboren. Dat betekent dus niet alleen maar in de hemel, maar ook in het Koninkrijk Gods.

En om het nóg dichterbij te brengen: in dat Koninkrijk beweeg jij je, daar bèn je.

Jezus zegt ergens: blijf in Mij, gelijk Ik in jou.

Dus: Ik ben begonnen met in jou te komen, blijf jij nou in Mij?

Dat is de grondwet van het Koninkrijk der  hemelen.

Daar groei je ook op, als het goed is. Daar ontvang je je voeding, dan word je ook opgevoed.

We gaan maar eens even een heel eind terug, naar de schepping.

In het Hebreeuwse woord voor scheppen zit een diepe oerbetekenis van splijten, dat heeft iemand uitgevogeld.

Scheppen is dus splijten.

Er is ook een boek verschenen, jaren geleden, daarin stond: ‘scheppen gaat

van ‘au’. Er wordt iets gespleten. Scheiding maken. Dat is eigenlijk scheppen.

God deed niet anders dan scheiding maken.

Scheiding maken tussen licht en duisternis. Het licht noemde Hij dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Daar zit niks tussenin, een schemertoestand.

Dat betekent dus dat Hij scheiding maakt tussen liefde, dat is dag, en haat, dat is duisternis.

Scheiding tussen liefde en haat, licht en duisternis, dag en nacht.

Dus dát is Gods werk geweest. Zou Hij dat nou nóg doen? Bij de herschepping?

Doet Hij dat nou alleen…., of niet?

Gaat Hij zomaar wat scheiding maken? Hoe zit dat?

Als je aan een kind vraagt om eens een tekening te maken van de eerste verzen van Genesis, wat tekent hij dan?

Wat denk je dat hij tekent?

Hij tekent een wereldbol, want dat is de aarde. We weten inmiddels dat hij rond is, en niet plat, zoals in de oudheid.

En wat tekent hij óm die aarde? Het staat duidelijk in de bijbel. Hij tekent om die aarde heen een hele cirkel, het uitspansel, een ander woord is firmament. Daar zit het woordje ‘ferm’ in, wat betekent: het vast-gehamerde, het geplette, zoals je metaal plet. Dat is een geweldig sterke bol geweest rondom de aarde. Op hoeveel kilometer hoogte weet ik niet.

Niemand heeft ooit het uitspansel gezien, maar het was wel hard.

Job vergelijkt het wel met een gegoten spiegel. Dat is een mooi beeld.

Hoe ontstond die? Heel eenvoudig.

God scheidde de wateren, want de aarde was één en al water.

En als God gaat scheppen, gaat Hij de wateren scheiden.

De wateren die niet op de aarde horen, en die wèl op aarde horen.

Scheiden, splijten.

Wat komt er dan tevoorschijn? Dan komt al het droge tevoorschijn.

Dat is een mooi beeld, dat als je onder water hebt gezeten, dat jij weer boven water komt. Alsjeblieft, ik kom weer tevoorschijn.

En al dat water is opgestegen en het heeft een plaats hoog boven de aarde gevonden.

Ik denk dat het ijs is geweest, want het is daar koud, zeg maar zo’n honderd kilo-meter hoog, zo dik is de dampkring ongeveer. Het is maar een beeld.

Het is prachtig, zo heeft het er dus uitgezien.

En dat is helemaal verloren gegaan.

Eerst had Hij dag en nacht gescheiden, en toen de wateren. 

En denk eens aan die temperatuur onder die enorme koepel . Dat is een prachtig klimaat geworden onder dat uitspansel. Want de lichten gingen ook nog schijnen; het wás al wel licht, maar de lichten werden langzamerhand zichtbaar.

Maar als de zon daar bovenop dat uitspansel schijnt, dan glanst dat hele uitspansel, en dat zorgt voor licht.

Dat glanst. En ook als het nacht is, zal ik maar zeggen, dan blijft het glanzen, want aan alle kanten valt dat licht daarop.

Dus het is nooit nacht geweest die eerste scheppingsdagen. Dat waren gigantisch lange dagen hoor, zulke lange perioden, want God neemt de tijd.

Echt ongelooflijk lange perioden. Want van die dagen wordt gezegd: het was avond geweest en het was morgen geweest, dus geen nacht. De duisternis had ook nog geen invloed op aarde.

En van al die zes dagen wordt dat gezegd, behalve van de zevende; daar is het nog geen avond geweest en geen morgen geweest. En wij zitten nog steeds in die zevende dag, al sinds de schepping.

Dus het zijn zulke lange perioden geweest.

Maar dat uitspansel, en de zon, de maan en de sterren, zorgen voor een goed klimaat.  En dát is het belangrijke van de gemeente. Hoe is het klimaat hier?

Werkt dat uitspansel nog?

Als je een hekel aan elkaar hebt, dan heb je geen goed klimaat.

Heb je een hekel aan die broer of die zus, of je kan iemand wel schieten…..

Het gaat om dat heerlijke klimaat in de gemeente.

Ik wou maar zeggen: ‘blijf in Gods klimaat, blijf daarin, ook al doen ze je wat aan. Ook al liegen ze over je. Nou, zegt Jezus, zalig ben je als ze over je liegen. Want het is een leugen. Wees er maar blij om, want ze hebben het op jóu gemunt, op je gerechtigheid, op je onschuld.

Daarom heb je het soms zo moeilijk.

Maar er was dus géén nacht. Laat dus ook nooit in de gemeente de nacht meer toe, want als je tóch in de duisternis wandelt, dan blijf je in de dood, zegt Johannes.

Dan blijf je weer in de dood, dan ben je weer terug.

En dan die lichten, daar zijn een bende theorieën over.

Ik vond iets in het boekje van Reisel, die een letterlijke vertaling van Genesis heeft gemaakt, (ik ben ook heel blij met dit boekje) hij zegt in een voetnoot:

Die zon en die maan en die sterren, daar kan gelezen worden: “laten ze achter de nevels vandaan tevoorschijn komen”.

Achter de nevels, daar hangt dus een sluier voor de zon, voor de maan, voor de sterren.

De zon is een beeld van God, en de maan is een beeld van onze Heer Jezus, die weerkaatst het licht van de zon naar de aarde. Daarom is hij het licht in de duisternis. En dan staat er zo heel typisch: ‘benevens de sterren’.  Dat is een hele lieve opmerking. Die sterren spelen ook een rol. Maar eerst de zon en de maan.

Daar hangen sluiers voor. Ach, ach….

In het begin, na de zondeval, trokken er weer sluiers voor God.

Als ik het oude testament lees…., daar worden God eigenschappen toegedicht, nou, dat wil je helemaal niet weten.

Geen wonder dat ontzettend veel mensen hartstikke bang zijn geworden voor die God; straffen en tekeer gaan en dreigen, en mensen doden, en weet ik veel wat….

Dikke sluiers voor de zon.

Dus zijn er ook sluiers voor de Zoon getrokken, en voor de sterren.

En toen kwam Jezus.

Daar zegt Johannes van: Jezus is Degene die aan de boezem van de Vader zit.

Die is daar thuis, die praat met Hem, overlegt met Hem, ze kijken elkaar aan, Jezus ziet de Vader en Hij zegt: Ik ga de mensen vertellen wie Hij is.

En Johannes schrijft: Hij heeft onze God verklaard.

Dat is een mooi woord: verklaard, helder gemaakt; zodat de mensen weer een klaar beeld van God krijgen. Dat ze zeggen: Ach, is God zóó? En daarom hoorde men Jezus ook zo graag.

Wat Hij vertelde over de Vader was heel anders dan wat de religieuze leiders in die dagen vertelden. Altijd maar dreigen en tekeer gaan.

In wezen haten ze de Zoon. Nou, als je de Zoon haat, dan haat je ook de Vader, dan ken je God niet, dan weet je niét wie Hij is.

Als ze jou gaan haten, dan haten ze ook de Zoon, en ook God.

Als ze gewoon een hekel aan je hebben, en je zou niet weten waarom; maar ze hebben de pest aan je, nou, dáár heb j’em, de tegenstander, die altijd weer sluiers vóór God, vóór Jezus, en vóór de sterren hangt.

En toen Jezus het verklaard had en Hij weg gegaan is, toen zijn de sluiers weer dicht getrokken.

Want in de loop der eeuwen is het beeld van God weer verduisterd. Sommige mensen hebben een beetje licht, maar dat is dan alles. Maar om Hem werkelijk te kennen….. Ja, er worden God eigen-schappen toegedicht die Hij helemaal niet heeft. Daar is Hij vreemd aan.

En hoeveel etiketten Jezus niet heeft gekregen in de loop der eeuwen…

En de sterren dan? Die zon, die maan en die sterren krijgen bij de schepping een opdracht.

Wat moeten ze doen? Heel eenvoudig: scheiding maken tussen licht en duisternis. Scheiding maken tussen liefde en haat. En dáártoe zijn wij geroepen.

Hebben wij onderscheid van geesten? Hèbben we dat? Zién we het verschil tussen licht en duisternis.

Dat is ook de opdracht aan de sterren.

Dus het is zaak dat je ….., ja, de zon verliest z’n hemelse positie nooit; en de maan, die staat dichter bij de aarde,   Jezus staat dichter bij de mensen….      Ja, de getuige aan de hemel is getrouw, staat er ergens in de bijbel.

En de sterren dan?

Als ik Openbaring lees, dan zwaait daar een staart van de valse profeet een bende sterren naar beneden, naar de aarde…

Ze verliezen hun hemelse positie. Ze zijn niet meer bezig met de dingen die boven zijn. Niet meer met de gedachten Gods, en ze knallen weer naar de aarde.

Hoeveel sterren blijven er dan nog over?

Of andere sterren, die vallen bij de eerste de beste storm. Het zit ze wat tegen, het zit niet mee, het waait…, ja, dan geven ze het op en ze vallen.

Ik wil maar zeggen: verlies je plaats nóóit hoor!!

En verlies je opdracht niet: scheiding maken, blijf scheiding maken!

Daniël eindigt zijn boek met een mooie uitdrukking, in het NBG staat: de verstandigen, maar de Naardense bijbel vertaalt het met ‘de begripvollen’.

De begripvollen zullen stralen als het uitspansel. (Dan.12:3)

De begripvollen, dat is een mooie uit-drukking; mensen die, voor zover je daar aan toe bent, God begrijpen. Die Hem kennen!  En daar zijn ze vol van.

En die stralen als het uitspansel, hoog boven de aarde; maar de glans is wèl te zien.

Dat hele uitspansel is zo’n glanzende, stralende bol geweest.

Ze zullen stralen als sterren, zegt hij ook nog. Ja, die komen van achter de nevels tevoorschijn.

Hoe breng je dat nou tevoorschijn? Hoe doe je dat nou?

Ik heb van een dominee een hele mooie zin geleerd: elkaar tevoorschijn beminnen.

Dat is een zinnetje dat zich stevig in mij verankerd heeft: heb lief!

Elkaar tevoorschijn beminnen; dat kost tijd, dat is helemaal niet erg, want je houdt van die ander.

Dat beminnen doet die ander tevoorschijn komen; dat je iemand werkelijk ziet zoals die is.

En wat bemin je dan tevoorschijn? Die mens Gods.

Niet die natuurlijke mens, dat komt wel goed; maar het gaat om die werkelijke mens Gods, zoals Paulus hem noemt.

Als je elkaar bekijkt, hóe kijk je dan naar elkaar? Op uiterlijk, op gedrag, hoe iemand er bij zit, of er bij loopt, en gekleed is…., wat is dan het verschil met je oude leven?

Of durf je te kijken met verlichte ogen naar die ander hoe die in z’n geestelijke toestand is; hoe iemand er gééstelijk voor-staat. Of daar groei in zit. Dat je je verheugd in iemand die vorm krijgt, die handen en voeten krijgt, een gezicht krijgt, want dát is eeuwig!

Als je sterft, blijft dát! Dát is eeuwig.

Dat is een ander gezicht dan wat je hier op aarde hebt.

Als je dat eeuwige op het oog hebt in die ander, dán ben je goed bezig.

Kijk dus naar elkaar met de pupillen van God. Want God noemt ons: Zijn oogappel.

En oogappel is je pupil hoor.

Als God het over Zijn pupil heeft, dan heeft Hij het over z’n eigen pupillen, en Hij bedoelt óns, dan kijkt Hij dus naar de mensen met onze ogen; ja, met Zijn ogen.

En zoals wij een visie ontwikkelen op mensen, dan is dat Góds visie. Zó kijkt Hij naar de mensen, en bemin hem/haar tevoorschijn. Dat is prachtig hoor!

Want op aarde….nou ja, stellen we toch niet veel voor, het cluppie in Kampen.

Wat stelt het nou voor? Organisatorisch ook niks…..nee.

Maar in de hemel….., tjonge jonge jonge, daar hebben wij een glanzende gestalte hoor. We nemen de gedachten van God over. We leren Z’n gedachtenwereld kennen.

En we geven engelen opdrachten, want die engelen, waar we het laatst op de Centrale Bijbelstudie over hebben gehad, zitten ook niet stil hoor. Tenminste, als wij ze opdrachten geven.

Van wie krijgen ze opdrachten? Nou, er staat in de Psalmen: Ze luisteren naar de klank van Gods stem.

Andere vertalingen hebben: Ze luisteren naar Gods stem.

En wie verklankt Gods stem? Wie laat die horen? Dat zal toch door de Zoon en door de zonen moeten.

Sommigen zijn blij als een engel hen verschijnt, maar wat moet je daar nou mee? Een boek schrijven?

Van Jezus en van ons wordt gezegd: wij zijn verschenen áán de engelen.

Dus wij verschijnen áán hen, zodat zij zeggen: ‘kijk, daar heb je onze opdracht-gevers’. Want het zijn dienende geesten, onze assistenten, en je kan ze aan het werk zetten. Dingen laten doen.

In dat Koninkrijk Gods heb je ook de strijd tegen de nacht; want je bent konstant aan het scheiding maken tussen licht en duisternis.

Dus boven blijven is eigenlijk, als je het beseft, in Hem blijven en Hij in ons.

Die eenheid.

Dan wordt er ook in Genesis gesproken over: Laat Ons mens maken. Er staat niet ‘mensen’, er staat: laat ons mens maken, een mens.

Je kan het vertalen met ‘een mensheid’.

God begint altijd met één. En dat ver-menigvuldigt zich.

Maar Hij zegt: ‘waar moet hij nou op lijken?’

Ik weet niet of jullie weten wat de huids-kleur van Adam was? Hij was niet zwart, en ook niet wit, wát je ook getekend ziet in allerlei boekjes. Maar Adam heeft dezelfde grondvorm als Edom, en dat betekent ‘rood’.

De Naardense bijbel vertaalt ook met ‘roodbloedig’. Dus een beetje roodachtig.

Dus wij schieten in kleur tekort.

Ook geen roodhuid, Adam was geen Indiaan. Maar hij had een roodachtige kleur, de kleuren van de aarde uit die streken. Als je dat wel eens ziet op de t.v., dat is een beetje roodachtige grond.

Een mooie kleur trouwens. Maar goed, dat is het uiterlijk. Hij knipte z’n haar ook niet.

En ‘mensen maken naar Ons beeld’ is één ding; de mens wordt zo vaak beelddrager Gods genoemd.

Maar er staat een ander Hebreeuws woord achter, er staat: als onze gelijkenis.

Gelijkenis! Dus een mens die op God gaat lijken!

En dan zegt Hij ook: Laat Ons mensen maken. God was toch in z’n eentje? Ons?

Wie hebben Hem daarbij dan geassisteerd? Ja natuurlijk, engelen assisteren ook bij jou bouw, dingen die ze zeggen namens God, namens de Geest. Ja, ze zijn ook wel betrokken bij jouw opvoeding.

Maar ik denk dat dat ‘ons’, dat is mijn idee hoor, nog verder gaat. Dat Hij daar óns mee bedoelt. Mensen Gods.

Dat wij geroepen zijn om mensen te maken die op God gaan lijken.

Je hebt elkaar zó hard nodig om de vorm te krijgen die God bedoeld heeft.

Van Jezus wordt gezegd: Hij was in de vorm van God. Dat is niet de uiterlijke vorm, maar de innerlijke vorm van God.

Hij léék op Hem. Hij is óók opgevoed en heeft goed geluisterd naar de Geest, maar ook naar opmerkingen van deze en gene.

Zodat Hij onderscheidde: ‘is dat nou uit God wat die vent zegt, of is dat uit de boze?’

Altijd dus wel scheiding maken tussen wat goed voor je is en wat niet goed voor je is. Dat je dat vér van je werpt.

Maar dat ‘ons’…., nu kan ik zeggen: ‘ja, dat is de Vader en de Zoon, èn wijzelf.

Dat gebeurt allemaal door die Geest, want die Geest van God heeft ons één gemaakt. Dat is één.

Je wórdt opgevoed, besef je dat? Ik word opgevoed. Je wordt gebouwd.

Eva werd gebouwd uit een stuk Adam, dezelfde geest dus.

Er staat ‘rib’, maar er is geen Hebraïcus die het vertaald met ‘rib’.

Het woord ‘rib’ is zó fout; dat moet zijn ‘component’.

Eén van de delen van Adam wordt gebouwd tot een vrouw. Toen hij die zag, zei hij: zó, dat is vlees van mijn vlees en been van mijn been.

Het ziet eruit als een mens, hij raakte het aan…, ja, het klopt, dat is er één van mijn soort.

Wij zijn, net als Jezus, ook uit God geboren, uit Hem worden wij ook geboren, en als Jezus ons aanraakt, wat vindt hij dan?

Geen vlees van Zijn vlees, geen been van Zijn been, Hij vindt geest van Zijn Geest, wij vormen een geestelijke eenheid.

En omdat we uit Hem genomen zijn, horen we dus bij Hem, want Hij maakt van die twee altijd weer één.

Hij is niet kompleet zonder ons!

Jezus is pas kompleet als wij Zijn vrouw zijn geworden, helemaal! Dán is Hij kompleet. Dan is Hij gehuwd.

Door de uitstorting van de heilige Geest zijn wij één geworden, eens geestes.

Hij heeft de gemeente bevrucht met Zijn woord, en dááruit komen dus de kinderen, de zonen Gods tevoorschijn, Openb.12.

Dan komen die wezens tevoorschijn die God bedoeld heeft: een mens naar Zijn gelijkenis; mensen Gods die op Hem lijken. In welke mate lijk je al op God?

Dat is een vraag.

In welke mate lijk je al wat op God?

Nou, dat merk je aan de vruchten. Heel simpel. Gewoon de vruchten van de Geest, die breng jij voort.

De vruchten van de Geest gaan via mensen.

Barmhartigheid is toch een prachtige eigenschap, ik denk wel eens dat dat de mooiste eigenschap is van God.

Wát Hij ook ziet….., Hij blijft zich ontfermen. Dat is niet kapot te krijgen bij Hem.

En wij zullen veel barmhartigheid nodig hebben, dus als jij groeit in barmhartig-heid, dan begin je een beetje op God te lijken; want liefde is wel een algemene term, vaak een beetje tè algemeen.

Je kunt beter andere woorden zoeken, die alle facetten van die liefde een beetje aangeven.

Jezus is ook geboren uit de Geest, vergis je niet hoor. Hij is eerst uit Maria geboren, maar daarna is Hij geestelijk geboren. Ook opnieuw geboren. Want God begint weer met één mensje. En alles wat uit de Geest geboren is, is Geest, dat zegt Jezus.

En zó worden we langzamerhand één.

Dus wat ik hier zie, is allemaal tijdelijk; wat ik niet zie, is eeuwig! Dat is mooi!

Dat glanst; dat maakt ook scheiding. We zullen  e i n d e l o o s  scheiding blijven maken, totdat uiteindelijk de nacht verdwenen is.

Dat is een lange weg hoor, maar dat geeft niet. Maar de nacht, de duisternis, verdwijnt een keer.

Verlos ons van de boze is al verhoord, en dat zullen wij moeten doen.

De wereld verlossen van de boze.

En wij  zullen moeten zorgen voor: Uw Koninkrijk komt; want dat Koninkrijk Gods, wat wij gekregen hebben boven, en we zitten op aarde, nou, het is binnen in je.

Láát maar tevoorschijn komen dat Koninkrijk Gods.

Je zult veel tegenstand ondervinden; naar-mate je groeit, des te meer weerstand, maar het komt tevoorschijn! Want dat licht is sterker dan de duisternis.

En als we helemaal één zijn geworden, kunnen we Zijn heerlijkheid openbaren.

Dan kun je doen wat je wil, want het enige wat jij wil, dat is wat God wil.

Al wat jij onderneemt, dat lukt dan!

Daar zijn we naar op weg.

Het krijgt gestalte in jou. Het Woord van God, het Woord van Jezus is weer in het vlees gewórden in jouw menselijke bestaan. Worden. We zijn geen nieuwe schepping, we worden een nieuwe schepping. Dat is prachtig, we worden gelijkenissen.

Misschien weet je dit allemaal al hoor.

O ja, ‘dat wist ik al’….

Dat kan best, maar mijn vraag is: besef je het ook waar God mee bezig is; hoe God naar je kijkt.

Het plezier wat Hij in je heeft; en die kracht die uit Z’n blik straalt. Besef je het ook?

God heeft het nooit losgelaten hoor.

Waar Hij aan begon….: ‘Ik maak het af!’

Daar heeft even de kink in gezeten, want het uitspansel, dat scheiding maakte, is verdwenen bij de zondvloed.

Toen is alles naar beneden gelazerd, ècht alles!

Dus de aarde is toen bedekt met zo verschrikkelijk veel water, zoals God het van de beginne nooit heeft bedoeld.

Ja, hoe krijg je dat water weer terug naar boven? Nou, dat duurt nog wel even voor-dat dat uitspansel hersteld is.

Maar wij stralen áls dat uitspansel en maken scheiding.

En trouwens, wat maakt nou scheiding tussen licht en duisternis?

Heel eenvoudig: het licht zelf! Dus waar jij verschijnt, begint de boel zich te scheiden.

Dan krijg je vóór- en tegenstanders.

Want wij zijn het licht van de wereld geworden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een heerlijke boodschap vanaf de beginne, daar loopt het ook naar toe.

En waar God aan begonnen is…., Hij voltooit het, en jij bent er bij!

Jij bent daarbij; leef in die verwachting.

Dat is de verwachting die God koestert, die Hij heeft. En daarom nog een stok-oude uitdrukking: wij leven in blijde verwachting.

Dát is het hoor; wat God in ons gelegd heeft, dat dat voltooid wordt.

Als je het beseft waar we mee bezig zijn, en waar God mee bezig is…, nou, dan schieten woorden toch tekort.

Amen.

 

We zingen lied 100

 

Vrede zij u, vrede zij u,

gelijk mij de Vader zond, zend ik ook u.

 

Blijf in mijn vrede, blijft in mij,

Mijn woord moet in u zijn, dat maakt u vrij.

Ontvang mijn Geest, heilige Geest,

Die zal u leiden, wees niet bevreesd.

 

Vrede zij u, vrede zij u,

gelijk mij de Vader zond, zend ik ook u.

 

Gebed:

Vader, als we beseffen wat we net gezongen hebben…, dat is wat!

Dat we er ook, net als Jezus, op uit gezonden worden, ieder op z’n eigen plek, waar dan ook. Maar dat we dat heerlijke evangelie van U proberen te vertellen aan mensen die het waard zijn. Daartoe zijn we geroepen. En we hoeven niet bang te zijn, want we worden geleid door Uw Geest, en Die geeft ons rust.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 05-01-2014