De vernieuwing van je denken (Duurt 13-03-2013)

De vernieuwing van je denken

Gebed:

Vader, wij danken U dat wij bij elkaar zijn om Uw woord wat meer te kunnen begrijpen. En Heer, U hebt ons van Uw Geest gegeven, en die Geest neemt het uit het Uwe en geeft het aan ons, en dat is mooi. Ik bid dat wij daar een open oor voor hebben.

Amen.

 

Ik wil beginnen met 2 Cor. 4: 16-18, en dan toewerken naar hoofdstuk 5:10.

Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, noch-tans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdruk-king van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, en het onzichtbare is eeuwig.

Er staat: wij verliezen de moed niet.  In de Statenvertaling staat: ‘vertragen’. Je zou kunnen vertragen. De Naardense vertaling zegt: versagen. Dat is een beetje ouderwets werkwoord.

Het betekent eigenlijk: we worden niet moe en we worden ook niet bang. En ik denk dat het vooral het laatste is.

Je wordt niet bang; want al vervalt…, dat is gewoon vergaan, tot ontbinding over gaan. Dus je natuurlijke leven vergaat, maar…, dan moet je eens kijken wat je ervoor terug krijgt; want er staat: uiterlijke mens en innerlijke mens.

In het Grieks staat er:  de mens buiten en de mens binnen. Dat is dus geen Nederlands, maar dat wil zeggen: een innerlijke mens en een uiterlijke mens.

En die uiterlijke mens is de natuurlijke mens, de psychische mens, zoals je hier op aarde leeft. Je psyche.

En die geestelijke mens…., en daar gaat het nou net om, dat is die innerlijke mens.

En elk mens, of hij nou gelooft of niet gelooft, is geestelijk. Ja, het woord ‘mens’ is Latijn, en betekent ‘geest’.

Een mens is het unieke schepsel met een geest. Het punt is: wat doe je met je geest? Waarmee voed je je geest?

Waarmee ben je bezig?

Paulus zegt: het wordt vernieuwd. Dag aan dag aan dag aan dag gaat dat vernieuwingsproces dóór…

Dus dat is een heel proces. Van dag tot dag. Een ontwikkelingsproces. Dat is prachtig!

Maar hoe begint dat? En hoe is dat begonnen?

Ik denk dat, als je het in de kern zou willen zeggen, dat je Gods gedachten over-neemt.

Ik kende Gods gedachten niet. Die kent niemand.

David beschrijft in Psalm 139 de wording van de Christus in de mens.

Je kent vast die teksten wel: je bent geweven in de baarmoeder, geborduurd, prachtig gemaakt…, en die psalm gaat dus over de vorming van de Christus in de mens. Daar staat in vers 17: Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Dat roept hij ineens uit als hij zich dát realiseert, wat daar gebeurt!

Want hij heeft daar duidelijk een profetie over de Christus in ons!

Je moet niet vergeten dat vrijwel alle profetiëen in het oude verbond over óns worden geprofeteerd; over de Christus!

De Christus is niet alleen Jezus; maar dat zijn al degenen die met de Geest van Christus gedoopt zijn.

Het begint dus in je gedachtenwereld.

Je hóórt wat! En ineens veer je op, en je zegt: dit is het!

En hoe wéét je dat nou? Dat weet niemand. Hoe weet je nou dat dit het is!

Ja, dat weet je, absoluut zeker!

Hoe weet je dat? De enige verklaring die ik ervoor heb, is, dat in elk mens het verlangen zit naar leven, en dat dat leven  best nooit meer op zal moeten kunnen houden. Dat heet ééuwig leven!

Dat zit dus in elk mens. En de enige die die vraag kan beantwoorden, is Degene die het eeuwige leven is en heeft, en dat is God. En Jezus vertelde er al van.

Hij zegt: luister maar naar Mij, want dat zijn woorden van eeuwig leven.

Je kan het ook vergelijken met Psalm 133.

Dat gaat over samenwonen van broers en zusters in hetzelfde huis, en dat wordt vergeleken met een zalving.

Als je je dat even voorstelt; Aäron staat daar en wordt gezalfd.

Hij krijgt niet een emmer water in z’n gezicht gesmeten, er verschijnt alleen maar een hand boven hem met een napje, en in die nap zit olie, en dat drupt heel voorzichtig op z’n hoofd.

Op z’n hoofd, wel te verstaan.

Dat is de gedachtenwereld; dáár begint de Geest te werken. In je gedachten. En op den duur loopt die olie dóór en is die hele Aärongestalte bedekt met olie. Dan is hij dus vól van de Geest.

Maar het begint klein. Alle begin is klein. Dat is echt waar! Ook de doop in de Geest. Je bent niet in één keer vol van de Geest. Dat bestaat niet! Het gaat staps- gewijs.

En dat vernieuwingsproces, het over-nemen van de gedachten van God, en je daarover verheugen, nou, dan ben je met kostbare schatten bezig hoor.

God leren kennen, en dan gaan denken zoals Hij denkt!

In vers 17 (van 2 Cor.4) staat: de lichte last der verdrukking van een ogenblik..,

en daar tegenover staat: een eeuwig gewicht van heerlijkheid.

Zoals het daar staat, laat ik maar even zo, daar wil het vanavond niet over hebben; maar wel dat hij die twee dingen:  de last der verdrukking èn eeuwig gewicht, noemt in verband met zichtbare en onzichtbare, in diezelfde zin.

In het zichtbare lijd je verdrukking, in het onzichtbare niet.

Jezus zegt: in de wereld lijd je verdruk-king, als je uit die wereld bent, heb je geen verdrukking meer.

Alle mensen uit de gemeente die zijn gestorven, kennen geen verdrukking meer. Dat is voorbij.

Om dat nou een lichte last te noemen, Paulus…., nou, dat weet ik niet. Het is niet altijd licht. Soms is een verdrukking ook knap zwaar. Maar omdat hij het aan de tijd bindt, is natuurlijk de ‘tijd’ haast niks, gezien de eeuwigheid. En in dié zin kan ik Paulus wel volgen.

Een mens heeft twee lichamen, àlle mensen hebben dat. Een zichtbaar en een onzichtbaar lichaam.

Daar zijn een hoop theoriën over.

Het zichtbare lichaam zie ik hièr allemaal met m’n aardse ogen.

Met m’n geestelijke ogen kan ik het ònzichtbare zien, voor zover het lukt.

Maar mensen, die geen bal geloven, hebben óók twee lichamen; een zichtbaar en een onzichtbaar; en dat onzichtbare lichaam van een ongelovige, van een puur natuurlijk mens, vergelijkt Jezus met een larve, een worm.  Hij gebruikt het woord skolex.

Ik heb het woord eens in de bijbel opgezocht, en in het woordenboek.

Het woord skolex betekent made.

In Marcus 9:43-48 zegt Jezus in een harde rede: Je kunt beter met één hand naar de hemel gaan dan met twee handen naar de hel.

Maar er staat wat achter: Hun worm sterft niet. Als je voet je tot zonde zou ver-leiden……, hun worm sterft niet.

En in vers 48 staat dat je beter je oog er uit kan halen, en met één oog het Koninkrijk Gods binnengaan, of dat je met twee ogen in de hel word geworpen, waar hun worm niet sterft.

Daar staat het woord skolex. Dat is een made, of een larve, of een worm.

Ik vind dit het beste te vertalen met larve.

Ja, dat zijn larven. En die gaan allemaal niet naar de hel hoor; nee, daar gaat nog niemand heen. Die gaan naar het dodenrijk.

En wat stelt een larve nou voor? Het is kleurloos, het is niks. Die kruipt wat rond; het is een verschrikkelijk saai leven. Ze kunnen alleen nog zuchten: wanneer komt er eens een eind aan.

De hele schepping zucht, en reken maar dat er in het dodenrijk verschrikkelijk veel gezucht wordt. Hoe komen we hier ooit uit.

Ik denk dat dit ook een prikkel is voor ons om verder te zoeken en te zoeken, want die mensen moeten toch een keer verlost worden. En die poorten van het dodenrijk zullen toch een keer open moeten gaan.

Maar die larve, ook al wordt een gewoon mens gecremeerd, dan is die larve nièt gestorven. Die geest leeft door. Die blijft rondkruipen.

Maar nou staat er in vers 18: Wij zien niet op het zichtbare, maar op het onzichtbare;

Dat woordje ‘zien’, dat heb ik in verschil-lende commentaren ook gelezen, dat betekent: zéér nadrukkelijk kijken; je blik vasthechten áán…..; in het oog houden; blijven kijken.

Dus dat ‘zien’ is niet alleen maar gewoon een beetje zien, een beetje kijken.

Waar is dus op ‘t ogenblik je blik op gericht? Als je in de gemeente bent; of als je hier zit; als je dagelijks bezig bent.

Want je kunt een vloer leggen in de bad-kamer en ondertussen aan hele mooie dingen denken! Een hoop werk gaat automatisch.

Ik denk dat voor de zichtbare, natuurlijke wereld geldt: doe wat je hand vindt om te doen. Ja, je moet het ook maar kunnen!

Maar doe wat je hand vindt om te doen.

Als die hand niks vindt, dan hoef je even niks te doen.

Dat natuurlijke gaat allemaal vanzelf; daar heb je geen omkijken naar.

Dat is het grote verschil tussen geestelijk en natuurlijk hoor!

Dus de blik hechten aan het onzichtbare. Alleen maar dát in het oog houden.

2 Cor. 5:1: Want wij weten dat, als die aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.

Een tent, een tenthuis wordt ook wel gezegd.

Paulus heeft dat in hoofdstuk 4:11 genoemd:… het sterfelijk vlees, dat is dat huisje, ik zie hier dus allemaal tentjes, het is hier een camping.., en in vers 16 noemt hij het dus de uiterlijke mens.

Dat is dus allemaal gelijk; tenthuis, sterfelijk vlees, uiterlijke mens. Dus alles wat je ziet.

Petrus gebruikte ook het begrip ‘tent’ voor je aardse lijf. Dat is toch altijd tijdelijk.

Een tent slijt ook.

Maar dan staat er, als dat wordt afgebroken, hebben we  een gebouw van God, letterlijk staat er: een gebouw ‘uit’ God. Dat hèb je al.

In 1 Kronieken 17 staat dat God een belofte geeft aangaande de tempelbouw.

Vers 4: Ik heb nooit in een huis gewoond, ook niet in die tabernakel, Ik woon niet in iets met handen gemaakt. Ik was altijd in tent en tabernakel.

Dus waar woont onze God? In een tent.

Dat is toch prachtig; God woont in een tent.

Nou gaat dat een poosje door, en ineens zegt Hij, en dat staat zó verdekt opgesteld in vers 10 en 11: Ik kondig je wat aan, de Here zal jou een huis bouwen!

Het is net of David en Salomo dat niet gehoord hebben.

Maar Ik zal voor jou een huis bouwen, zegt God.

Vers 12: Die zal voor Mij een huis bouwen, een nakomeling van jou, dat is Salomo. Maar dit zinnetje: Ik bouw jou een huis.

Dat is dus het huis des Heren.

En wat is dat huis? Dat is dus je opstandingslichaam!

Want omdat je opnieuw geboren bent, dat is een deel van onze boodschap, en je bent door de Geest tot leven gewekt, je bent een babytje, dan heeft hij een splinternieuw lichaam. Dat heet een opstandingslichaam.

Een prachtig, onvergankelijk lichaam. Onverwoestbaar.

En als het goed is, hebben jullie dat allemaal al.

De al overleden Hans en Ina lopen nu al in dat lijf rond; en aangezien het een levend lichaam is, groeit het ook nog. Niet zozeer in omvang, maar wel in heerlijkheid.

Zoals het licht schijnt op een edelsteen, en dat licht neemt toe, dan gaat die edelsteen steeds meer glanzen. Daarom wordt het hemelse Jeruzalem, dat bestaat uit allemaal opstandingslichamen, uit al die diamanten, en al die parels, ontzaggelijk veel edelstenen.

En daar is licht, en dat straalt en schittert; al die opstandingslichamen bij elkaar, wonderlijk mooi.

En dat gebouw hèb je al. Dat heb je nú.

Zó zit dat!

Ik heb een gebouw; dat is je statuur in de hemel.

Dat is begonnen bij je wedergeboorte.

Een ander woord voor wedergeboorte is palingenese. En palin betekent in het Grieks: naar de oorsprong; naar het begin. Dus je krijgt je oorspronkelijk bedoelde lichaam. Wat God voor ogen had, heel in de verte, dat is Hij nu voor jou aan het maken.

God geeft er een lichaam aan. En dat lichaam is onsterfelijk.

Ik denk ook dat het licht geeft. Ja, je bent lichtgevend. Het zijn stralende gestalten.

Denk eens aan de verheerlijking op de berg. Jezus zegt tegen een paar discipelen om even mee te komen.

Ze gaan samen de berg op.

Dan staat er dat Hij in het gebed is, een wat merkwaardige uitdrukking, dat Jezus in het gebed is. Welk gebed is dat geweest?

Ergens anders staat dat Hij in het gebed van God was. Wat voor een gebed is dat?

Want God bidt ook. Ja, Hij vraagt toch aan jou ook wel eens wat om te doen? Nou,  dan verhoor je Hem! Ja toch? God bidt.

Bidden is zoveel meer dan alleen maar wat vragen.

Bidden is gewoon geestelijk bezig zijn met de hemelse dingen. Dat is bidden!

En dat bidden gaat altijd door.

Anders zou je dat toch nooit volhouden!

Altijd op je knieën in een kerkertje….

Dat is verschrikkelijk!

In één van de Psalmen staat: Ik ben één en al gebed. Hoe kan dat nou?

Moet ik dan altijd handen vouwen en knielen enzovoort?

Ik bèn een gebed! En als je het heel mooi wil zeggen, en dat raakt mij diep, maar je bènt een gebed van God.

Daar moet je eens over nadenken, hoe diep dat gaat.

Je bidt ook nog wel om zaken, dingen, mensen, toekomst, dat je overeind blijft.

Maar Jezus staat daar op die berg, Mozes en Elia komen er bij, mooie gestalten hoor, en ineens verandert Jezus.

In het Grieks staat er: metamorfose. Hij veranderde van gedaante.

 Meta=anders, morfe=vorm.

En dan staat er geschreven: Hij krijgt een stralend gelaat als de zon!

Dát is een bonk licht! Dat gezicht van Hem is als de zon! En waar speelt de zon nog meer een rol?

God wordt vergeleken met de zon; de zon der gerechtigheid; eindelijk recht!

Die vrouw uit Openbaring 12 is bekleed met de zon!

Moet je eens nagaan hoe die vrouw er uit ziet. Bekleed met de zon, dat is een lichtende, stralende gestalte, en haar voeten op de maan, het woord van God.

Dus dat is een enorme  gedaante-verandering, niet normaal meer!

En van Zijn kleding wordt gezegd: het is wit als licht! In een andere vertaling las ik zelfs: bliksemend! Zulk wit licht.

Dus daar rijst ineens een gestalte voor de ogen van die verbaasde discipelen op…., wat zien we nou? Wat is dit?

Toen liet Jezus Zich aan Zijn discipelen, die het hebben konden, zien in Zijn ware gedaante. Dát was nou de Christus. De werkelijke gedaante.

In Romeinen 12:2 staat: Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, nee, goed, dat snap ik, maar wordt hervormd door de vernieuwing van je denken. En dáár staat het woord: metamorfose.

Dus jij ondergaat een metamorfose, een gedaanteverandering, door het nieuwe denken!

Wat is het dus belangrijk om te dènken! Goed te denken; zuiver te denken.

Het gaat dus om de vernieuwing van je denken.

Dan kun je ook erkennen wat de wil van God is, het goede.

En het goede betekent hier: ‘wat goed is voor jou èn voor een ander’. Dán is het goed, harmonieus. God geeft de regel.

Hij weet wat goed is voor anderen, en jij langzamerhand ook.

Dus wees goed voor goeie en slechte mensen. Ja, dat is een metamorfose.

In 2 Cor. 3:18 staat: Wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, (dat is ongesluierd) de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, en nou komt het: wij veranderen naar hetzelfde beeld.

Wij ondergaan een metamorfose.

Dat is uiterlijk niet aan ons te zien; maar innerlijk verandert er héél veel.

Dag aan dag verander je.

In Fil. 3:21 staat: Hij zal ons vernederd lichaam veranderen….

Paulus hoopte dat hij dat nog zou meemaken tijdens z’n leven; dat z’n vernederde lichaam ineens weg was; verdween. Daar heeft hij het in verscheidene brieven over. Hij dacht dat dat te bereiken moest zijn. Ik word toch veranderd naar geest, ziel en lichaam?

Dat lichaam komt een keer.

… het wordt aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig.

Moet je eens nagaan: het verheerlijkte lichaam van Jezus Christus, wat de discipelen op die berg gezien hebben, daaraan word jij gelijkvormig. En dat is een groeiproces. Prachtig!

Dan staat er in 2 Cor. 5:2: Hierom zuchten wij, wij haken er naar om met onze woon-stede uit de hemel overkleed te worden, als we maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.

Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.

Heel eenvoudig; er staat niet: hierom…, er staat hierin. Hierin zuchten we, in dat sterfelijke lijf van je. Dan kun je soms zuchten, zuchten onder een last. Dingen die op je af komen. Zuchten van verlangen.

Ik denk dat Paulus dat hier vooral bedoelt.

Dat hij zucht van verlangen: wanneer…., wanneer…, hoe zal het gebeuren?

Hier in het sterfelijke lichaam.

Je kan zuchten over wat je te wachten staat, de verdrukking. De verdrukking die over de wereld komt. Daar kun je echt om zuchten hoor. En wat houd jou dan overeind?

Dan staat er in vers 3 iets over dat naakt zijn; het lijkt wel een beetje op een dreigement: ….als we maar bekleed zijn en niet naakt. Want dat zou nog best kunnen. Zó kùn je het lezen; maar dat staat er gelukkig niet.

Er staat: Zodra we ontkleed zijn, zullen we niet naakt staan. En dat is een belofte.

Zo gauw je je sterfelijke lijf verliest, ben je niet naakt, je bent geen larve meer.

Een andere vertaling zegt: zodat we niet naakt worden bevonden. Maar dat is weer wat ouderwets.

Maar dit zijn troostrijke woorden hoor. Die kun je rustig vertellen aan mensen die naar hun eind lopen, als daar de kans voor is: Je bent niet naakt, jongen, jouw verheerlijkte lichaam komt aan de dag. Dat wordt zichtbaar, zonder pijn, zonder moeite, zonder druk, je kan uitrusten.

Ze rusten van hun moeiten. Sommige mensen hebben een moeizaam bestaan. Ook om je heen zie je het gebeuren, ook mensen in de gemeente. Dat kost moeite. Uiteindelijk kun je daar een keer van uitrusten.

Wat is naakt? Dat is de ziel zonder lichaam. Al diegenen die in het dodenrijk zitten, waar ze gevangen worden gehouden, die wachten gewoon op het laatste oordeel; dat er eindelijk gerechtig-heid geschiedt. Daar wachten ze op, want ze zijn allemaal naakt.

Dat is verschrikkelijk hoor.

Ze gaan niet naar de hel hoor, je gaat niet naar de hemel òf naar de hel; dat is zo’n onzin.

In vers 5 staat: het sterfelijke wordt verslonden.

In het Grieks staat er letterlijk: naar beneden drinken. Dat is eigenlijk niet te vertalen. Het is alleen vertaald met opslokken. Het wordt verslonden, er

blijft niets meer van over.

Het sterfelijke verdwijnt tótaal. Want het leven heeft overwonnen.

Het wordt verslonden!

Vraag: Waar gaan de naakten heen ná

het oordeel?

Dan hangt er vanaf wat ze uitgevreten hebben, dat is een apart verhaal, maar dat zijn die werken.

Er zijn miljoenen natuurlijke mensen die geprobeerd hebben om normaal en goed te leven; die vreten niet zoveel uit.

Zij gaan dus met één grote armzwaai het Koninkrijk Gods binnen. En zij worden stapsgewijs bekleed. Ze moeten het eerst horen; bij de opstanding, als alles opstaat.

En dat zijn er veel hoor; en hoe dat precies in z’n werk gaat….?

Hun onzichtbare lijven staan op. Ze komen dus uit dat dodenrijk en dan staan ze daar.

Ze worden geoordeeld op hun werken, niet veroordeeld.

Je opstandingslichaam is een gedaante, duidelijk te onderscheiden. Die ziet er heel anders uit dan wij nú.

Ik wil het nu hebben over dat huis van God. Daar profeteert David ook zo vaak over. Het huis des Heren. Wat is dat dan voor een huis? Dat is Zijn huis, waar Hij woont.  En Hij woont in de opgestane mensen; in hoe meer hoe liever. En op het laatst woont Hij in iedereen. Dan wordt Hij alles in allen!

Maar dat is nog een lange weg.

Vers 5: God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft, dus voor die belofte, die ik net noemde, heeft Hij ons geschikt gemaakt en heeft Hij ons de Geest als onderpand gegeven.

Wat is een onderpand? Een waarborg.

Ik geef je dit vast als een onderpand. Dan weet je zeker dat Ik mij aan de belofte houd. Als een voorschot, alsjeblieft!

Of iets beter: een vooruit betaling.

God zegt hiermee: Ik geef je Mijn Geest om Mijn beloften gestand te doen.

En dat onderpand hebben wij allemaal.

Dat is de trouw van God.

Trouwringen waren van oorsprong een zinnebeeld van een onverbrekelijke verbintenis. Dus nou weet je waarom je hem aan je vingers hebt. Want waarom hebben ze geen ander symbool?

Een ring door je neus…, of een stip op je voorhoofd…, iets dat aan je huwelijk herinnert. Waarom is dat nou een ring geworden? Dat is onverbrekelijke trouw.

Vers 6: Daarom.., dat staat er niet, er staat: in dit. Dus letterlijk staat er: In dit

zijn we altijd vol goede moed.

Dat wil zeggen: in dit sterfelijke lijf verliezen we de moed niet. Ook al weten wij, zolang wij in dit lichaam ons verblijf hebben, ver van de Heer in den vreemde, zijn wij vol goeie moed.

Dus in dit sterfelijke lichaam zijn wij ver van de Heer in den vreemde.

Ik heb ook wel eens gelezen: away from home, weg van huis.

Wij wónen al in het huis van God, of, liever gezegd: wij zijn het huis van God.

Er zijn een hoop mensen die het altijd maar hebben over het hemelse Jeruzalem, want daar gaan we wonen….., of daar gaan we naar toe….. Maar dat is zó’n onzin! Je bènt dat Jeruzalem! Je bent een huisje; en dat is het mooie, want God woont daar, en dat noemt Hij de stad van de vrede. Ik heb vrede met jou en jij met Mij; en ook met de buren.

Mooi is dat!

(6b, 7) Ver van de Heer in den vreemde. Zolang wij in ons lichaam zitten, wandelen wij door geloof, niet in aanschouwen.

Niet door uiterlijke verschijning.

Ja, waar let je op bij de gemeente, bij elkaar? Op iemands verschijningsvorm of op iemands ònverschenen vorm. Waar kijk je naar, wat zie je in die ander?

Het is heel wezenlijk dat je met die dingen bezig bent. Hoe kijk je naar mensen. Kijk verder dan uiterlijk gedrag.

Wat zegt ‘gedrag’? Iemand kan zich ontzettend moeilijk gedragen; wat zit daar in! Waarom gedraagt iemand zich zó moeilijk? Want anders val je over allerlei dingen van uiterlijk gedrag.

Je vindt het maar niks, of je vindt het geweldig. Jij vindt dit en jij vindt dat…..

Wat heeft dat nog met het geestelijke leven te maken? Waar let je op?

Houdt elkaar wezenlijk geestelijk in het oog; dan zie je ook gauw wat er aan schort.

Dan krijg je soms gedachten voor die ander die hartstikke goed zijn en to the point.

Je zegt soms zomaar wat, dat je denkt: hé, ik zeg het toch maar. En je zegt het, en die ander schrikt en zegt: dat klopt.

Ik geef hiermee maar een voorbeeld.

Een mens geestelijk bekijken is ook een heel leerproces.

En ook naar jezelf kijken hè, als geestelijk mens. Dat je jezelf niet afvalt en scheldt op jezelf; domkop, sukkel….., enfin, de scheldwoorden liggen voor het oprapen, en als een ander dat ook nog eens even aanstipt, dan is dat niet leuk.

Bekijk elkaar geestelijk.

2 Cor.5:16. Daar staat: Daarom kennen wij van nu aan niemand meer naar het vlees. Als wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.

Sommige mensen uit die club zeiden: ik heb Jezus nog gezien; ik heb Hem nog gekend en Hem een hand gegeven.

Ja, nou èn…, zou Paulus zeggen, nou èn! Hoeveel mensen zouden Jezus nu niet even een hand willen geven als Hij verscheen…Nou, zegt Paulus: èn…èn!

Want wie in Christus is, is een nieuwe schepping.

Dan staat er achter: het oude is voorbij, zie, het nieuwe is gekomen…. Maar dat staat er niet in het Grieks. Er staat:

Dè oude is voorbij, en dè nieuwe is gekomen.

Dus: dè oude schepping is voorbij, dè nieuwe schepping is gekomen, en dat is een proces.

Daar staat de, dus dat telt niet meer. Je hoeft elkaar niet zozeer naar het vlees te kennen, nee hoor. Maar we zijn vol goeie moed.

In vers 8 staat: en we willen nog eens een keer bij Heer onze intrek nemen.

Er staat: we begeren temeer…., dat is een zinnetje wat je nooit zou uitspreken in het hedendaags Nederlands; het betekent gewoon: prefereren; de voorkeur geven aan…

Paulus zat daar, misschien in de gevangenis, te schrijven.

En hij schrijft: ik prefereer toch wel om mijn intrek bij de Heer nemen hoor. Ik vind het hier helemaal niks. Daar geef ik dus wèl de voorkeur aan. Ja, natuurlijk, dat is eeuwig. Daar verlangde hij naar.

Dat is geen doodsverlangen; dat is een lévensverlangen. De dood is ook geen uitvinding van God, en ook niet van de mensen.

 

Vraag van iemand: Iets waar ik altijd moeite mee heb in dit hele stuk is, dat er een hele scherpe tegenstelling wordt gecreëerd tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen het tijdelijke en het eeuwige; terwijl dit eigenlijk van oorsprong niet zo is geweest bij Adam en Eva. Bij die eerste mensen was er geen tegenstelling. Natuurlijk hoort het zichtbare en het eeuwige samen te vloeien. Maar je hebt dan zo gauw de gedachte dat je zelf uit elkaar wordt getrokken, zo van: dit is mijn zichtbare en dat is het eeuwige. Maar ik ben toch één?

En dan hou je altijd een beetje de angst dat al het zichtbare niks is, daar moet je je niet mee bezig houden…., dat is niet goed….Een leuke auto…, dat is onzin, even zwart-wit gezegd. Alsof dat niet mag.

Paulus zegt dit ook heel zwart-wit, ongenuanceerd.

 

Antwoord: De bedoeling bij Adam en Eva was dat het tijdelijke van lieverlee zou veranderen in het eeuwige. Terwijl ze leefden, en uitgekeken raakten op de aarde, dat ze dan zouden zeggen: ‘zou er nou niet nog meer zijn dan alleen maar wat ik zie?’ Ja, er is nog wat meer.

En op dat moment sloeg de duvel toe; en toen werd hun blik gericht naar het onzichtbare.

Ik heb die tegenstelling tussen zichtbaar en onzichtbaar hier wel wat scherp gezegd. En Paulus dikt het hier ook wel wat aan hoor.

Maar het zichtbare is helemaal geen onzin. Je moet er inderdaad wel voor oppassen dat je zegt dat dit leven, wat je nu leidt, dus een waardeloze bende is. Dat is natuurlijk onzin.

Want je bent mens, en je kan zó ontzag-gelijk veel goeds doen! Daar ben je toe geroepen.

Want we zijn het licht van de wereld hoor! En niet een lichtje om later te branden.

Je práát niet over het licht; je bènt licht-gevend. Je bènt een licht.

Je bent dus in de wereld met je Goddelijke leven, en dat kun je openbaren door alle dingen heen.

Je gesprekken, je handelingen, je doen en je laten.

2 Cor. 5:9: Wij stellen er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welge-vallig te zijn.

Thuis is hier natuurlijk: in de hemel. Dat is thuis. En in den vreemde: op aarde.

Dus thuis Hem welgevallig zijn, is dus wanneer je je intrek hebt genomen bij de Heer; of in den vreemde, dat is op aarde.

En dat kan dus. De Heer welgevallig zijn tijdens je leven op aarde.

Nou komen we daar, waar ik wezen wilde, dat je dus ook op aarde Hem welgevallig bent in al je doen en laten.

Nou dat gekke vers 10.

Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Miljoenen mensen denken, dat, als ze sterven, en ik heb dat als kind ook gedacht, dat je dan met bibberende knieën voor een rechterstoel zou komen te staan.

En daar zit God dan; en Hij kijkt dwars door je heen…, en je bent mooi de klos.

Er zijn ook heel veel christenen die dat geloven: als je sterft, dan kom je voor een rechtbank, dan word je aan alle kanten bekeken, en dan maar eens kijken of je links of rechts gaat, een bok of een schaap wordt; of dat je een straf krijgt of niet.

Als kind ben ik daar heel bang voor geweest. Zeker als ik iets had gejat; een appel of zo….Dat is wat hoor.

Er staat ‘voor’ de rechterstoel, maar dat staat er niet; er staat: in tegenwoordigheid van de rechterstoel.

Trouwens, je hoeft ook geen stoel in de hemel te zoeken, want er zijn geen stoelen.

Er staat dus: In tegenwoordigheid van de rechterstoel zul je openbaar worden.

Daar moet je eens goed over nadenken.

 

Johannes schrijft in z’n eerste briefje: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar wij weten, dat als we geopen-baard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen.

Openbaren betekent dat er iets verborgens aan het licht komt.

Bij een openbaring is het al aanwezig, maar het moet zich nog manifesteren.

Dát is openbaren.

Jezus was als mens op deze aarde, doodgewoon mens, maar op die berg werd er geopenbaard wie Hij werkelijk was. Toen zagen ze het, door hun stomverbaasde ogen.

Dan zegt Johannes zelfs nog: we zullen Hem gelijk zijn.

Hoe word je nou geopenbaard in de

tegenwoordigheid van de rechterstoel?

Dat is heel eenvoudig. Je zit er op!

1 Cor. 6: 1 en 2. Daar zitten de mensen te eieren over een rechtzaak en zo….

En dan zegt hij in dat ene zinnetje van vers 2: Weten jullie niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?

Het oordeel over de wereld berust bij ons!

Dus wij zullen de wereld oordelen.

Denk je dat Jezus alles in z’n eentje doet? En God ook alles in z’n eentje?

Er staat hier dat wij het oordeel over de wereld zullen vellen.

Dus als al die mensen opstaan, dan verschijnen ze, en dan kunnen wij met ze praten.

Je zit daar nl. als mederechter. Je staat niet vóór die rechterstoel, maar om in beeldspraak te zeggen: je zit er achter.

Je mag een oordeel vormen. Wij mogen de wereld oordelen.

Openbaring 20: 11: Ik zag een grote witte troon….

Vers 12: Ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon. En er werden boeken geopend. En er werd nog een ander boek geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond.

Wat voor boeken zijn dat? Wie houdt al je daden bij? Dat is de duvel!  Reken maar dat hij dat bijhoudt! Die weet precies wat je flikt en wat je niet flikt. Wat je uitgevreten hebt of niet, of je een massamoordenaar bent geweest of niet, of een gruwelijke volkstiran of niet.

De boeken werden geopend. Dat is maar beeldspraak hoor. Je moet niet denken aan een enorme bibliotheek met allemaal boeken.

Het komt allemaal aan het licht, zegt Jezus, er is niets verborgen, of het komt aan het licht.

Want anders zou er geen gerechtigheid meer zijn.

De verhalen van mensen, die zoveel ellendigs hebben meegemaakt; die nare dingen zijn overkomen.

Denk eens alleen maar aan het misbruik in de rooms katholieke kerk.

Ellendige dingen, waar ze met 70 jaar nog helemaal mee zitten. En het is nog nooit verwerkt. Moeten die mensen, die dat geflikt hebben, daar dan niet voor gestraft worden? Er moet toch een oordeel geveld worden?

Dus je luistert, en je luistert…,en je kijkt; want die boeken zijn de boeken van de boze.

 

Vraag van iemand: Zou het zo zijn, dat, als wij ook mee mogen oordelen, dan stel ik me een beetje voor dat er iemand staat die bijv. hoe dan ook of door wat voor een oorzaak ook, verschrikkelijke dingen heeft gedaan; en als ze dan het licht zien wat in ons zit, dat ze dán gaan zien wat ze gedaan hebben. Ze kunnen zich niet meer achter iets verschuilen.

Antwoord:  Ja, dat klopt, ze komen dan áán het licht. De gebondenheden zijn weg, er ligt alleen maar een stapel zonden. Ik heb ook geen idee wat voor straffen ze zullen krijgen.

Jezus vergaf ook de moordenaar aan het kruis.

 

Er staat in Romeinen 8:1: Zo is er dan nu géén veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.

Want het zou raar zijn als Jezus Christus weer in de beklaagdenbank moest gaan zitten. Dat zou raar zijn!

Jezus heeft juist, dat staat in Handelingen, het oordeel tot overwinning gebracht.

Dus wij zijn in Christus Jezus, dan is er nu geen veroordeling. Dat is voorbij. Je bent onder het oordeel vandaan, want Jezus heeft ook zelfs je straf gedragen.

Daniël 7, hij zag dat al, vers 21: Ik zag, dat die horen (van het dier) strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht….

Dat wordt ook geprofeteerd in het boek Openbaring, dat monster uit de zee, dat ons de oorlog aandoet, ons vervolgt en zelfs ons doodt.

…totdat de Oude van dagen kwam…, dat is een beeld van God, dan moet je dus niet aan een bejaardenhuis denken. Maar God is zó oud en zó jong. Het is maar een benaming. Het is verschrikkelijk dat ze daar een beeld van een oude man van maken met een baard…

Dan staat er verder: …en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen. Na hun dood.

Er staat: recht verschaft. Maar letterlijk staat er: ..het oordeel gaf. Hij geeft dus aan de heiligen het oordeel. Dié mogen oordelen.

Wij oordelen nu al over boze engelen. Over goede engelen hoeven we niet te oordelen, want dat zijn dienende geesten, die ons dag en nacht ten dienste staan.

Maar boze geesten jagen we weg.

Maar hier gaat het over het oordeel over de mensen.

Dus als iemand sterft, komt hij niet voor een rechterstoel, dat is één ding wat je goed moet onthouden. Alleen als het duizendjarig rijk begint, als alle doden opstaan, en dat zijn er nogal wat, dan worden ze geoordeeld naar hun werken.

Dan kunnen we ze het evangelie vertellen, je kijkt dan dwars door die mensen heen. Je vergeeft, je bent mild, je bent makkelijk. Als ze spijt hebben, wie zal ze dan tegen-houden. En laat ze het dan maar in orde maken met hun slachtoffers. Laat ze dat maar doen.

Daar wordt in de hedendaagse recht-spraak eindelijk eens een beetje aandacht aan geschonken, dader en slachtoffer.

Eindelijk, want slachtoffers hadden haast niets te vertellen. Dat komt door de westerse cultuur hier, er wordt altijd een schùldige gezocht. Iedereen wil altijd weten  wie het heeft gedaan.

De slachtofferhulp vind  ik een prachtige uitvinding.

Maar we waren gebleven bij Daniël 7.

Kijk ook eens even naar Psalm 102. Er is nl. in het hele oude testament over òns geprofeteerd. Onthoud dat maar goed.

Want wat ik lees, gaat over òns! Niet alleen over Jezus, maar over òns, zegt Petrus. Lees maar goed.

Psalm 102:20: Want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Heer  heeft uit de hemel op aarde geschouwd, om het zuchten der gevangenen te horen, en om de ten dode gedoemden te bevrijden.

Dat heeft Hij gehoord.

Er staat letterlijk: De ter dood veroor-deelden .

En helemaal letterlijk staat er:

De kinderen van het sterven.

Hier schiet je toch van vol? De kinderen van het sterven, al die mensen zijn dood gegaan.

Denk ook eens aan de kinderen, zomaar dood gegaan om niks. Het gebeurt dag aan dag aan dag…., het gaat maar door.

Vers 22: wij zijn geroepen om de naam des Heren in Sion te vertellen.

God heeft het gehoord, en wij kunnen Hem verhoren.

Dat staat allemaal in Psalm 102, want er staat in vers 14: Gij zult opstaan (God gaat staan), U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen. Dat is de volheid der tijden, waar Jezus verscheen.

En nu komt het een stap verder: Uw knechten hebben behagen in haar stenen.

Dus de knechten van Sion, dat zijn wij, hebben behagen in al die christenen en mensen; we hebben deernis met haar puin.

Letterlijk staat er stof en gruis.

Dat is het enige wat God wil, deernis met die mensen hebben, barmhartigheid.

Vers 17: Als de Heer Sion heeft gebouwd, verschijnt Hij in z’n heerlijkheid, en wendt Hij zich tot het gebed van de berooide.

Dus als wij die statuur bereiken, dan kunnen wij ons wenden tot die mensen.

Wij  hebben deernis met dat puin. God heeft dat allang. Maar Hij zoekt mensen die dat ook hebben.

We gaan weer terug naar 2 Cor.5:10b.

Opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft.

Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Letterlijk staat er: Ontvangt.

Petrus gebruikt het woord en zegt dat je bereikt het einddoel van je geloof, de zaligheid van je ziel. Daar staat hetzelfde werkwoord: bereiken.

Dus iedereen ontvangt, krijgt wat hij in het lichaam verricht heeft.

Even nadenken: dus wat ik op aarde gedaan heb, dat krijg ik dan.

Je oogst wat je zaait.

God is een God van het verborgene. Hij kijkt naar je verborgen bezigheden. Echt waar!

Zijn ogen rusten daarop. Je hoeft het niet rond te tetteren wat je allemaal doet ‘voor de Heer’…..

Al die bezoekjes, dat gemail, brieven schrijven, stille tijden….etc.  Als je dat rondtettert, dwing je de bewondering van een ander mens af, en dan hèb je je loon reeds, de bewondering van de mensen.

Ga maar rustig door in het verborgene, en God, die in het verborgene ziet, zegt Jezus ergens, Die zal je het wel vergelden.

Hij zegt: Ik zie wel hoe goed jij bezig bent. Dat hoef je aan de mensen niet te vertellen, dat zie Ik wel. Dat vind ik heel mooi.

Hetzij goed, hetzij kwaad.

Hoe kan ik nou kwaad doen, als ik goed ben? Maar er staat een woord dat betekent: waardeloos, òf: van mindere kwaliteit.

Dus: van goed of van mindere kwaliteit.

Maar het gaat er dus om dat je primair bezig bent met de onzichtbare dingen van de Vader.

En in de natuurlijke wereld doe je wat je hand vindt om te doen. Daar ga je maar gewoon mee door. Prima!

Dat evenwicht is er wel.

 

Ik stop met het voorlezen van Colossenzen 3:1-4.

Als je nou met Christus opgewekt bent, zoek je de dingen die boven zijn, waar de Christus gezeten is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

Want je bent gestorven (wij zijn allemaal gestorven, hiephoi!) en je leven is verborgen met de Christus in God.

Als Christus nou verschijnt, die ons leven is, dan zul je ook met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Eenvoudiger kan haast eigenlijk niet. Als Hij verschijnt, verschijnen wij ook.

Dus de wederkomst van Jezus hangt samen met onze komst.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 13-03-2013

 

 

De prediking der Wijsheid (Duurt 14-12-2011)

De prediking der Wijsheid

 

We gaan beginnen met Spreuken 8:22.

Dit heet nou eenmaal ‘bijbelstudie’, maar dat is het natuurlijk niet.

Eigenlijk bestuderen wij de Schriften, waar Jezus het altijd over had. De Schriften, die van Hem getuigen.

Dat zijn de Psalmen, de Spreuken, Genesis, de boeken van Mozes, en de profeten natuurlijk.

Want daarin staan Gods gedachten. Er zijn mensen geweest die die gedachten hebben opgevangen, vooral David, en die hebben ze toen genoteerd.

En toen Jezus ze las, zei Hij: ‘dàt slaat op Mij…., en dát slaat op Mij…, en dát is de weg die Ik gaan moet…

Dat heeft Hij allemaal aan de Schriften te danken.

Maar nou staan er ook dingen in die op óns slaan. Ik wil nu een tipje van de sluier oplichten waar we mee bezig zijn. Want dat ga je dan bestuderen.

Het Griekse woord voor leren, ‘mantano’, betekent eigenlijk: je geest op iets richten.

Je kan iets lezen, en het ontgaat je helemaal; je leest het automatisch of het interesseert je helemaal niks.

Maar als je je geest ècht op iets richt, dan begint die Schrift, die Woorden, te leven.

Spreuken 8 : 22. Spreuken? Ja, het zijn de spreuken van Salomo.

In 1 Koningen staat dat Salomo zo’n drie-duizend spreuken verzonnen had, dat zijn er nogal wat, daar heb je een hoop tegeltjes voor nodig…., en duizend en vijf liederen. Die worden óók aan hem toege-schreven. En we hebben er maar één en dat is het Hooglied. Maar hij heeft er duizend en vijf geschreven. Waar ze gebleven zijn dat weten we niet.

Als God dan in een droom bij hem komt en hem vraagt: wat zou je willen hebben? Vraag het maar, Ik geef het je.

Dan gaat Salomo nadenken en zegt dan:  ‘ik zou zo graag inzicht willen krijgen en onderscheid tussen goed en kwaad’.

Wat is nou goed en wat is nou kwaad.

Maar hij wilde gewoon inzicht in die dingen. Toen heeft God hem die geest van wijsheid gegeven.

Het Griekse woord voor wijsheid is: Sofia. Een fil-o-soof is: een vriend van de wijsheid.

Sofie is ook een meisjesnaam.

Maar sofia betekent eigenlijk: vaardigheid van kunstenaars. Vakkundigheid. En zelfs van meesterschap.

Jezus werd door Zijn discipelen ook wel meester genoemd. Geen schoolmeester, maar een Meester in z’n vak; in z’n vakkundigheid.

Eigenlijk is wijsheid, dat je inzicht krijgt in de ware aard van de dingen. De ware aard; dus niet het uiterlijk, zoals het zich presenteert. Maar de wáre aard van iets of van iemand.

Kennis van de verborgen dingen.

In Spr. 1: 20 staat: De Wijsheid roept luid op straat, op de pleinen verheft ze haar stem.

Dus de Wijsheid roept!

In vers 23 staat: …zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten, en u mijn woorden bekendmaken.

Daar staat het al; en hier gaat het niet over: ik wil mijn geest vóór u uitstorten, maar in het nieuwe testament staat: in u!

Dichterbij kan de Geest van God niet bij je komen.

De Geest wordt in je uitgestort.

…ik wil mijn geest…., wie is die ‘ik’?

Die ‘ik’ is nog steeds die Wijsheid hoor.

Dus het begrip ‘wijsheid’ is woorden bekend maken…

Ik heb het wel eens verteld, maar de oudste betekenis van ‘woord’ betekent: ‘gelofte’. En gelofte komt van geloven.

Dus ‘woord’ heeft te maken met een gelofte, en kan dan alléén maar zijn dat God in Zijn eigen woord gelooft.

Dus de vraag is b.v : geloof je wat je zegt? Een hele praktische vraag.

Geloof je alles wat een ander zegt? Nou nee. …

Nou, geloven zij dan alles wat jij vertelt? Nee dus. Dat is geen woordspelletje maar dat is gewoon zo.

Maar God gelooft in Zijn eigen woorden.

Dus Johannes had ook kunnen schrijven:

i.p.v.: in den beginne was het Woord, in den beginnen was de Wijsheid.

Kijk maar eens naar Spr. 8:22.:

De Heer heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van Zijn wegen, vóór al zijn werken van ouds af.

Dus vóór Zijn werken heeft Hij mij tot aanzijn geroepen.

Wie is ‘mij’? Het gaat hier dus over de Wijsheid die Hij tevoorschijn, tot aanzijn heeft geroepen.

Dus God schept de Wijsheid, maar dat moet uit Hemzelf komen; en vóór Z’n werken. Dus vóórdat de aarde bestond, iets van heelal of wat dan ook, hoelang moet dát al niet geleden zijn…., je kan het niet eens in tijd meten, dat kan helemaal niet.

Als mensen de aarde op zoveel miljoen jaar schatten, dan denk ik: en wat heeft God dan vóór die tijd gedaan?

Dus Wijsheid is uit Hem ontstaan.

En het woord ‘wijsheid’ komt eigenlijk van het werkwoord ‘wijzen’. En wijzen is ‘wetend maken door de aanduiding met de vinger’.

Een jongen zit over een som gebogen waar hij helemaal niks van snapt. En dan komt er iemand langs en die kijkt en zegt: ‘je snapt hem niet hè?’ Nee, zegt de jongen.

Kijk dan dáár eens naar, en hij wijst met z’n vinger…, en de jongen kijkt nog eens en ineens snapt hij het.

Iemand wijst gewoon op iets met z’n vinger. En de vinger is altijd een beeld van de heilige Geest.

Als ik door de vinger Gods boze geesten uitdrijf, dan wijst de heilige Geest dat aan.

Het is gewoon iemand ergens op wijzen. Dat kan heel eenvoudig. Je wijst iemand ergens op, en die komt dan tot een inzicht; tot een verrassende ontdekking.

Hij wijst ook een weg aan.

Wij zeggen wel dat we het Lam volgen waar het ook heen gaat…, maar waar gaat dat Lam dan heen? Welke weg?

Of darren we maar wat rond, dat kan natuurlijk ook.

Of dat je op een parkeerplaats blijft hangen…, zo van: we hebben het wel gehad zo’n beetje…..

Waar gaat die weg dan naar toe? En wil je daar wel op gewezen worden?

Het is wel een smalle weg; waar gaat die weg heen?

Om even terug te gaan: wij zijn al op zó veel dingen gewezen door die vinger Gods.

We zijn er op gewezen dat God ènkel goed is. Nou, dat vind ik nogal wat verwij-zing. Enkel goed!

En de tweede vingerwijzing is: jij bent onschuldig. Hoe raar je je ook voelt, maar je bent wèl onschuldig.

Hoe krakkemikkig je ook in elkaar zit…., je bent wèl onschuldig.

Dus met dat eeuwige zondaarschap, stok-paardje van de duvel, hebben we niks meer te maken.

En we zijn er ook op gewezen dat de dood is overwonnen. Dat is wat hoor!

De geestelijke dood is finaal overwonnen! Die is echt afgeschaft, helemaal!

In het natuurlijke gaat nog iedereen dood, of vrijwel iedereen, maar de geestelijke dood heeft Jezus overwonnen.

En de heilige Geest wijst je ook op de toekomst.

Als je zingt: wat de toekomst brenge moge, mij geleidt des Heren hand…,

laat je je dus leiden door die hand naar

die toekomst?

En die toekomst, die in Openbaringen allemaal beschreven wordt, waarvan je kunt zeggen: dat ziet er verschrikkelijk dreigend uit…, nou, dat is het ook; maar er is een weg om daar doorheen te komen. Een smalle weg. En daarom is het boek Openbaringen een troostboek voor gelovige mensen.

Als je je dus verkijkt op alles wat de duvel daar doet, dan zakt de moed je in de schoenen.

Maar als je het weggetje ontdekt wat aangewezen wordt, en hoe wij daar doorheen komen, dan vat je weer moed.

Je krijgt ook door de Geest zicht op het bestaan van de duivel en zijn werken. Dat sneeuwt zó vaak onder in allerlei predikingen…..

Maar het bestaan van de duivel die de hele wereld regeert, moet je niet weg-poetsen…, en ook niet net doen of die niet bestaat…., of weigeren over hem te praten….. Dan vinden ze dat ze hem teveel eer geven of zoiets….

Dus het bestaan van de duivel, die erg veel voor het zeggen heeft.

En wat z’n werk betreft, nou, je bent alleen maar omringt door werken der duisternis.

Maar hier staat dus in vers 22: Hij heeft mij tot aanzijn geroepen.

Dan moet je eens kijken in vers 27: Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar.

Dáár gaat het om!

Het gaat om de kostbare, onzichtbare wereld. Toen Hij de hemel bereidde…, tóen was ik er.

We zijn bezig met ónzichtbare dingen. En dat is prachtig!

Kijk eens naar Spreuken 22:17: Neig uw oor.., nou, het is al heel wat, dat je goed luistert. Neig uw oor, richt je geest erop, en hoor de woorden der wijzen, en richt uw hart op mijn kennis.  En dan komt het: het is lieflijk, dat je ze in je binnenste bewaart.

Dus die kennis van God, die kennis van de onzichtbare dingen, bewaar dat in je binnenste.

Maar er staat bij dat het zo lieflijk is.

De Geest van God is één en al liefde hoor.

Vers 20: Heb ik geen kernspreuken voor jullie opgeschreven met raadgevingen en kennis.

Je kan in het Hebreeuws ook lezen: Heb ik geen heerlijke dingen voor jullie opgeschreven. Prachtige dingen!

Vers 21: Om u bekend te maken de juistheid van betrouwbare woorden…., en dan een merkwaardig zinnetje: opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden.

Daar moet je wel even over nadenken.

Opdat jij jouw zender, ‘gelijk Mij de Vader zond, zend Ik ook jullie’, dus Jezus is de Zender, betrouwbare woorden kunt antwoorden….

Hé, wat heeft Hij dan gevraagd? En ben ik betrouwbaar in mijn antwoord?

Dat is dus een flinke doordenker.

Hoe betrouwbaar zijn mijn antwoorden aan de vraag van mijn Zender.

Petrus zei: Nou, als U dood gaat, dan ga ik mee hoor….. En Jezus zegt dan: voordat de haan gekraaid heeft, heb je me al verloochend joh. Hij wist dat. Dat wist Hij door de Geest. Want de Geest kent de verborgen dingen.

Dit boek, de bijbel, noemen wij de canonieke boeken; maar in de nieuwe vertalingen hebben ze ook een paar apocriefe er bij gedaan; en in de Naardense bijbel staan ook een paar apocriefe boeken. Die zijn ècht de moeite waard om te lezen.

Er is één boek bij waarvan ik denk: waarom hebben ze dat niet hièrbij gedaan? Dat is het boek der Wijsheid.

Dat heb ik doorgespit, het is prachtig!

Een spreuk uit het boek der Wijsheid: 

De Wijsheid is een geest die mensen liefheeft.

Dat moet de heilige Geest zijn!

Wijsheid 7:25: Ze is de adem van Gods kracht, een zuivere straling.

Voor het woordje ‘adem’ staat ‘rouach’. Dus die geest is de adem van Gods kracht.

En adem is geen stormwind. Het is de adem die de woorden draagt.

En van de wijsheid wordt hier gesproken over ‘ze’.

En als ik dan naar Spr. 9:1 kijk, want ik wil proberen die wijsheid onder woorden te brengen, dat staat daar:

‘De wijsheid heeft haar huis gebouwd, ze heeft haar zeven pilaren uitgehouwen’.

Wat staat daar nou?

De wijsheid heeft haar huis gebouwd….,

haar…, ze is dus vrouwelijk. De wijsheid is dus vrouwelijk.

En wist je dat de adem, rouach, van Gods Geest ook vrouwelijk is?

Héé…, dus het vrouwelijke is ontstaan uit God. Dat is merkwaardig? Er wordt over een vrouw gesproken. Zij heeft haar vee geslacht, haar wijn gemengd….

Het is allemaal ‘vrouw’.

En het is iemand die ook onderricht, die les geeft.

Wat kan dat nou wezen? De Wijsheid die les geeft…., die wijzer maakt.

Wat is het dan belangrijk dat je goed luistert naar wat de Geest  tegen ons zegt.

Je kan preken wat je wil, maar wat zegt de Geest nou tegen de gemeente Kampen? .

Wat zegt hij en wat wil hij?

Er staat hier, heel merkwaardig, dat er zeven pilaren zijn uitgehakt.

Ik ben maar een beetje aan het fantaseren geslagen. Zeven is een getal dat zo verschrikkelijk vaak in de bijbel voorkomt.

Het is het getal van de Goddelijke volmaaktheid. Altijd zeven! Niet zes.

Denk b.v. eens aan de zevende dag; dan komt God tot rust. Of het sabbatsjaar, het zevende jaar.

Om de zes jaar hadden ze een jaar vakantie. Er is geen volk met zoveel vrije tijd als Israël geweest vroeger.

Ongelooflijk veel. Ja, God eist niet zoveel.

En de tempelbouw van Salomo, waarbij hij zo’n beetje alles van goud maakte…., het is meer dan verschrikkelijk.

Maar hij heeft er zeven jaar over gedaan.

En de zevende maand was het Grote Verzoendag. Altijd de zevende.

Maar om wat dichter bij huis te blijven, die kandelaar was zevenarmig. Dat duidt op de zeven geesten die voor Zijn troon zijn.

Dat is ook een uitdrukking uit Openbaringen. Het is één kandelaar, dus er wordt één geest mee bedoeld; maar die geest verdeelt zich; die geest kan zich verdelen als tongen van vuur over iedereen.

Maar zeven is dan het volmaakte getal.

Johannes moet ook schrijven in de Openbaringen aan de zeven gemeentes.

Zeven, dat zijn dan die zeven geesten, die engelen.

Die Geest bouwt haar huis! Spr.9:1. Wat is dan dat huis? Dat kan niet missen, dat moet het huis van God zijn. Die is door Wijsheid gebouwd; door de Geest wordt ie gebouwd.

Je  wordt gevormd, geformeerd, her-schapen in de Geest! Want wat uit de Geest geboren is, is geest.

Je bent allemaal uit de Geest geboren, dan zijn wij dus geestelijk.

Er schiet me nog een getal te binnen, het getal ‘veertig’. Dat komt ook vaak in de bijbel voor.

Veertig jaar met Mozes door de woestijn ronddarren. Veertig dagen was Jezus in de woestijn. Veertig dagen was Mozes op de Sinaï om de wet te ontvangen. Veertig dagen was Noach in de ark.

Waarom nou veertig? Nou, veertig weken is de zwangerschapsperiode. Dus vóór die tijd ga je ergens doorheen, en na die tijd heb je het resultaat.

Dat gold voor Mozes in de woestijn, van een natuurlijk mens een geestelijk mens worden. Voor Jezus gold dat ook, Hij moest alle verzoekingen doorstaan, en dat waren er nogal wat…., maar Hij kwam er als herboren uit.

Er zit dus een periode tussen afzien en geduld oefenen. Maar dan komt er ook wat moois tevoorschijn.

Maar goed, dit was even een zijsprong in de richting van veertig.

Maar het gaat hier over die zeven pilaren. Na wat fantaseren hierover kwam ik terecht bij de fundering van het huis; ik moest het koppelen aan een huis.

Dat staat allemaal in Hebr. 6. Daar gaat het over het z.g. fundament, de fundering. Maar dan moet je niet aan beton denken, want dat is verschrikkelijk; het gaat daar over beginnetjes. De beginselen van de Christus in ons! Dus allemaal beginnetjes van de Christus in óns! En er worden er zes genoemd. Dan is dus de Christus zelf de zevende. Dat kan niet missen.

Want je hebt allemaal wel eens gelezen in Hebr. 6: ….laten we ons richten op het volkomene, bekering van dode werken, van geloof in God, een leer van dopen en van oplegging der handen, opstanding der doden en van een eeuwig oordeel.

Dat zijn die zes beginnetjes.

Er staat letterlijk i.p.v. ‘het eerste onderwijs aangaande Christus’: het woord van het begin van de Christus.

Dus die zes dingen zijn de beginnetjes, het begin van de Christus in ons!

Dát is wat?

Dus de Christus is veel meer dan alleen maar Jezus. Want jij bent ook een christen. En de Geest begint Zich ook in jou te nestelen; de plekken te zoeken waar je Hem de ruimte geeft. En dan neemt Hij de ruimte.

Geef je Hem geen ruimte dan trekt Hij zich bescheiden terug.

Daarom denk ik dus dat die zes onder-delen de zévende vormen; Christus in ons. Kijk nog een keer naar Spreuken 9. Dat wijst allemaal op de Christus. Dat is zó oneindig veel meer.

We lazen in Spr 9:1, de Wijsheid heeft haar huis gebouwd; en dan staat er in

vers 5: Kom, eet van mijn brood en drink van de wijn die ik gemengd heb.

Daar wordt brood en wijn genoemd.

Prachtige beelden van het lichaam en het bloed; niet alleen van Jezus, maar van Christus!

Het bloed van Jezus is wat anders dan het bloed van Christus.

Het bloed van Jezus sloegen ze er uit met gesels en bij het kruis staken ze Hem ook nog, toen kwam er water uit.

Dat bloed heeft dus gevloeid en dat lichaam is verbroken. Maar wat is dan het bloed van Christus? Dát is het leven wat door óns heen stroomt. Dat is het lichaam van Christus. En van dat lichaam is Jezus het Hoofd.

Dus dat bloed, dat brood en wijn, krijgt hier een hele diepe lading in dit Spreuken-boekje.

Want ze noemt niet zomaar van alles op, maar: eet van mijn brood en drink van de wijn; en laat het onverstand varen, dan kun je gaan leven. Spr. 9:6.

Brood en wijn. En hoe wordt Jezus genoemd in 1 Cor. 1:24, Paulus zegt hier:

Wij prediken Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Dus de Christus is de wijsheid Gods. Als je terug gaat naar Spreuken, dan is dus de wijsheid eigenlijk de Christus.

Door de Geest ben jij een christen geworden, een Christusje. Want Christus betekent gezalfde. Wij zijn gezalfd met Zijn Geest; die hebben we in onze geest ontvangen, voor eeuwig, als het goed is.

Dat is die Geest van wijsheid die al in de hemel ontstaan is.

Dat is wat hoor, dat die Geest, die ook van eeuwigheid is en van alle eeuwigheden, maar dat Hij zich (het klinkt een beetje ongelukkig, maar bij wijze van spreken), los gemaakt heeft van God, hoewel Hij natuurlijk verbonden blijft met God en één Geest is met Hem. En dat Hij in de mens gaat wonen en Zich verdelen gaat in de mensen die Hem geloven.

Jezus Christus, de Wijsheid Gods. Dus de wijsheid van God kreeg door de Geest gestalte in Jezus. Want uit Zichzelf wist Hij ook niks. Hoe zou Hij dat moeten weten? Er moet toch iemand zijn die het Hem vertelt?

Neem b.v. dat gesprek met die Samari-taanse vrouw. Daar heeft Hij het eerst over levend water; en die vrouw gaat er op in. Ze hebben een heel gesprek met z’n tweeën.

En ineens zegt Jezus: haal je man eens op. En die vrouw zegt: ik heb geen man.

Precies, zegt Jezus, je hebt er vijf gehad en waar je nu mee omgaat, is je man niet.

Die vrouw schrikt zich te pletter, want dat kon niemand weten.

En Jezus weet die dingen óók niet uit zichzelf, maar Hij had wel een goed oor voor de heilige Geest.

Want we hebben aan het begin gezegd dat die Geest de kennis heeft van de verborgen dingen. Dat is mooi!

Wat in die vrouw verborgen was, werd geopenbaard door de Geest.                  En als Jezus dat vertelt, is die vrouw helemaal perplex, maar ze rent wel terug naar haar dorp en vertelt daar wat Jezus allemaal gezegd heeft…, enfin, en dan komen er mensen tot bekering!

Door één zo’n opmerking!

Dus wat is het belangrijk dat je in een gesprek wat je voert, in de eerste plaats liefhebt!

Ik heb een psychiater horen zeggen: als ik niet van mensen houd moet ik met mijn vak stoppen.

Als je niet van mensen houdt, hoe zou je ze ooit kunnen helpen.

In de eerste plaats dus van hen houden, want het is een Geest van liefde. En in de tweede plaats kunnen er dingen naar boven komen, die die ander zich soms niet eens bewust is, maar ineens komt dát naar boven; en dat blijkt dan altijd een sleutel te zijn voor een ommekeer, of een genezing of wat dan ook.

Ik heb het zelf een paar gehad. Dat ik zomaar met iemand uit een andere gemeente een gesprek kreeg, en in een flits zag ik ineens wat er met hem aan de hand was. Dat heb ik hem toen gevraagd, want ja, de duvel zit er ook wel eens tussen natuurlijk.

Het was ongelooflijk, het was de spijker op z’n kop. Dat was helemaal precies zo. Er sprongen bij die persoon ook de tranen in de ogen. Dat is hartstikke mooi!

Eén opmerking, en dat je dan in een flits ziet wat er met iemand aan de hand is.

Of je kunt een beeld krijgen, zodat je denkt: ach, is dát er met hem aan de hand…, mag ik je even onder vier ogen spreken, is dat en dat het geval met je? Ja!  Wat zullen we er aan doen? Het heeft altijd als een soort splinter in je ziel gezeten; of een granaatscherf, weet ik veel wat voor oorlog je hebt mee-gemaakt…. En ineens speelt dat ding op, en het schuurt en het knarst, het ontneemt je je levensvreugde.

Dus het is eigenlijk wel mooi dat je die Geest van Wijsheid krijgt, ook om wijs te worden; om wijs met mensen om te gaan.

In het boek der Wijsheid staat ook het gebed van Salomo. En hij bidt dan:

In haar, in de wijsheid, wordt Gods goedheid afgebeeld.

Dus als je wijs bent, ben je ook goed voor mensen.

 Als je goed bent voor mensen, ben je wijs bezig.

De goedheid van God wordt afgebeeld. Hoe je ook met mensen omgaat.

Een tweede opmerking van hem was:

…de voortdurende omgang met haar leidt tot inzicht, en verwantschap met haar voert tot onsterfelijkheid.

Dus verwantschap met wijsheid voert tot onsterfelijkheid.

Dan moet ik eerst zien dat ik die Geest ontvang, want dan ben ik onsterfelijk.

En hoe ontvang ik die Geest? Nou, er staat ergens dat Hij wordt uitgestort op al wat leeft. Dat is niet op alle mensen; maar op al wat lééft.

Die onze Heer niet kent, die leeft niet, die is geestelijk dood.

Maar wie de Heer heeft aangenomen en uit God geboren is, die lééft! En dié levenden kunnen de Geest ontvangen.

Daar moet je even góed over nadenken.

Je moet kinderen ook nooit de handen opleggen voor de Geestesdoop of wat dan ook….., het gaat nergens over…!

Of aan kinderen opdringen: laat je nou maar dopen, want dan ben je behouden…, wat een onzin!

Je moet maar eens kijken wat er later gebeurt met die gasten…. Daar heb je niks aan. Wat moet de Geest in een los- geslagen puber.

Er wordt zelfs kinderen de handen opgelegd voor de Geestesdoop.

Gewoon kleine kinderen, die moeten dan hun hartje aan de Heer geven…., dan krijgen ze allemaal wat…, iets lekkers…, en dan wordt er nog gebeden voor de heilige Geest…. Ze zijn nog niet eens aan een gewone relatie toe, laat staat aan een relatie met God.

Er zijn zelfs kinderen die kinderen de handen opleggen…

Ik heb een Amerikaans programma gezien, wat een rare toestanden allemaal, van een heel klein ventje en die werd dan vereerd als een soort profeet of zo; en wat hij zei, ja, dat was het allemaal…..

Het is een rotzooi op dat gebied. Ellendig!

Er is heel veel kaf onder dat koren hoor.

Er gaat een hoop mis door dat gejut van mensen die nog steeds die oude voor-stellingen hebben.

Het derde, wat Salomo nog noemde, dat was: deze geest weet waar de geschiedenis op uitloopt.

Ja, waar loopt de geschiedenis op uit?

Ik denk: einde geschiedenis.

Want geschiedenis heeft alles te maken met tijd, en met het zichtbare, en met gebeurtenissen op aarde.

Het gáát niet om de kerkgeschiedenis op aarde, daar zijn al dikke boeken over geschreven.

Met het gaat om de ontwikkelings-geschiedenis in de hemel!

Wat is er eigenlijk met de gemeente gebeurd nadat Jezus ten hemel voer?

Och, ze hebben het nog een poosje volgehouden, maar het zakte van lieverlee weg, en het werd…., ja…, behoudens een paar hele kleine plekjes…. Maar daar spreekt de geschiedenis haast niet over; maar het is een dooie boel geworden.

En het hangt van rituelen aan elkaar.

Er is weinig overgebleven van het Leven, wat er origineel inzat.

En dat is é é u w e n lang volgehouden.

Dan denk ik: hoe houden jullie het vol om dat elke dag maar weer op te brengen: al die wijdingen en dat gedoe…

En dan ook  nog een hele piramidale constructie met iemand aan het hoofd die zegt dat hij de plaatsvervanger van Jezus is….., en die wordt vader genoemd…..

Net of ze de bijbel ook niet lezen!

Het is dus een geweldige rommel!

Het is de duvel gelukt om de gemeente het zwijgen op te leggen.

Daarom zoekt God ‘monden’, onze monden, om woorden te spreken, zegt Petrus, als van God!

Is dat bij mij het geval? Spreek ik woorden als van God? Of is het zomaar wat…, wat algemene teksten…, of zouteloze taal…, wat flauwe dingen…, iets algemeens…

Jezus zegt ergens: Ik mis het zout! Jullie zijn het zout der aarde, maar het is zo flauw wat jullie zeggen, het is smakeloos.

Iemand vertelt een flauwe mop, en degene die hem vertelt, lacht zelf het hardst, de rest lacht niet meer.

Het is allemaal zo flauw. Een flauwe preek, een flauw getuigenis.

Paulus zegt ergens: laten uw woorden met zout besprenkeld zijn…., zodat een ander zegt: hé, dat is lekker, dat smaakt naar méér, daar wil ik wel meer van hebben.

Het wordt door vuur gezouten, zegt Jezus ergens.

Door vuur gezouten, nou, dat vuur is niet het vuur van de heilige Geest, maar dat is het vuur van de boze geesten.

Die zetten je gedachten en je woorden onder druk, zodat jij precies weet wat je moet zeggen.

Door vuur gezouten worden. Dat wordt getest. Het vuur maakt uit of datgene wat je zegt, standhoudt of niet.

Ik schoot nu even een zijstraatje in over dat vuur en het zout. Maar het werkt wèl zo. Tja, wat moet je met flauwe praatjes?

 

Maar deze geest weet waar de geschiedenis op uitloopt.

Als het duizendjarig rijk aanbreekt…, nou ja, er staat ‘duizend’, maar wie weet hoe lang dat is, maar als dat afgelopen is en de duvel daarna eindelijk is gebonden, dan tellen de jaren niet meer; je leeft tóch eeuwig.

Geschiedenis speelt geen rol meer.

Je weet je nog wel te herinneren dat je vroeger op aarde leefde, en dat je je druk maakte over de stomste dingen….

Maar het gaat er om wat voor eeuwig-heidswaarde  mijn woorden hebben!

Hebben die eeuwigheidswaarde?

Want uiteindelijk is die vrouw (vrouwe wijsheid) de mensheid, die zo vol zijn van de Geest, dat zij zelf óók Wijsheid Gods zijn! En dat is zij óók!

Die vrouw is dus de Geestvervulde mensheid. Hoe groot die mensheid is, weet ik niet, maar als God nog een keer zegt: Ik word alles in allen, dan zijn dat er nogal wat.

Maar die Geestvervulde mensheid wordt de vrouw van God! Dan krijgen we de bruiloft van het Lam, en dan trouwt God met de mensheid.

Dát is wat! Dat we zó vol worden van de  wijsheid, van dat inzicht, en de krachten die werkzaam zijn in de onzichtbare wereld.

De liefde van God, die zó groot is…, is niet te meten.

Daar is die vrouw zó vol van dat ze uiteindelijk de vrouw van God wordt.

En dat is een geheim wat je heel diep in jezelf kunt bewaren hoor.

Want zo wórdt het een keer.

En daar heeft Jezus ook aan gedacht als het Hij het over Zijn blijdschap heeft.

Hij heeft het over Zijn blijdschap. En wat is nou die blijdschap van de Heer geweest?

Wat hééft die Man het moeilijk gehad. En wat is Hij vaak verrot gescholden en onder druk gezet en achtervolgd en met de dood bedreigd.

En toch zei Hij: niemand pakt Mij Mijn blijdschap af!

Dat is die blijdschap dat Hij een Geliefde van de Vader was. Dat wist Hij.

En als jij dat óók weet, dan is dat een blijdschap die niemand jou kan afpakken.

Al zit je diep in de put; al ga je er zelfs aan…, die blijdschap is niet van jou af te pakken!

Dat is ook niet van Jense afgepakt, laat ik het zo maar zeggen, en van Dientje en van Harm.., noem ze maar op die ons ontvallen zijn. Die blijdschap hadden ze diep in zich. En die kunnen ze nu uiten; onbelemmerd. Prachtig is dat!

We hebben het wel eens over de vervulling met de heilige Geest, maar laat dat ‘ver’ nou eens los zodat je het hebt over de vulling met de Geest.

Dat je gedachtenwereld, je zieleleven, als je hartstikke eerlijk bent, dat dan de Geest Zijn weg kan vinden in je.

Eigenlijk vul je jezelf met de schatten van God; want dat staat ook in Spr. 8:21:

…om hen die mij liefhebben…, want daar gaat het altijd om, …bezit te doen beërven.

Bezit beërven betekent dat je het erft; dus je krijgt het van een ander, en wat is dat? …hun schatkamers zal Ik vullen.

Dat is toch mooi?

Dus eigenlijk ben je een schatkamer!  En laat hem maar vullen met gedachten van God! Dat is het belangrijkste wat er is. De gedachtenwereld van God.

Hoe Hij over mensen denkt. Hoe Hij over jou denkt. Gewoon hoe Hij denkt!

En dat gaat zó dwars tegen de wereld in.

Echt waar! Je wordt een schatkamer.

Het slot van Salomo’s gebed was:  Wie kan Uw bedoelingen kennen als U niet Zelf wijsheid geeft en Uw Geest naar beneden zendt. (Wijsheid 9)

Duidelijker kan toch niet? Waarom ze dit boek niet hebben opgenomen in de canon, is mij een groot raadsel!

Daar staat het gewoon: U geeft wijsheid en Uw Geest zendt U naar beneden.

Dan komt Hij dus van ‘alzo hoge’. Maar Hij komt wel in jouw hart. Dat betekent dus dat jij bóven komt.

Ja, want Christus is in ons op aarde, maar wij zijn in Hem in de hemel. Zó zit dat!

Dus er verandert eigenlijk niks als je sterft.

In Spreuken 3, we zijn nou toch in Spreuken bezig, en ik vind dat toch iets moois hebben; het zit zó vol wijsheid.

In vers 13 staat: Welzalig de mens…, je wordt ingelukkig, als je wijsheid vindt, de mens die verstandigheid krijgt.

In vers 18 staat het nog mooier: Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen.

Letterlijk staat er: de wijsheid is een boom des levens voor wie haar omarmen, wie haar vasthouden…., wie haar hand daarop weet te leggen,…dié zijn gelukkig te prijzen.

Dus je bent nú ingelukkig omdat de Geest van God in je wóónt!

Kijk maar naar Spr. 8:27: Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar. Dan gaat hij daar nog een poosje over verder: …kring op het oppervlak van de oceaan, de wolken daarboven bevestigde…. Andere vertalingen zeggen: ‘toen Hij Zijn troon klaarmaakte op de winden…’.

Dat gaat zo door tot vers 30: … toen was ik een troetelkind bij Hem.

In het Hebreeuws staat voor troetelkind: Amon, wat betekent: werkmeester, bouwer en zelfs kunstenaar.

Daar kom ik dus die drie vaardigheden tegen die ik in het begin al noemde, dat die Geest, die Sofia, vakkundigheid, vaardigheid en meesterschap is. En die krijgen gestalte, dat wórdt wat?

Ik was een troetelkind ‘aan Zijn zijde’ staat er in het Hebreeuws.

Ik was een werkmeester, een kunstenaar.

Ik was één en al Zijn verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,(31) mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

Dáár is de wijsheid voor bedacht. Voor mensenkinderen.

Niet voor dieren, maar voor mensen!

In mensen een welbehagen. En dáár wordt de Geest aan gegeven. Voor degene die dat geloven.

Dat is zo iets moois! Dat is een hemelse wijsheid.

Dus voor de wijzen.

Weet ik veel wat voor opleiding je gehad hebt, maar voor de wijzen onder ons, en de verstandigen.., ja, die horen het niet.

Het wordt aan kinderlijken geopenbaard!

Stel dat ik op een conferentie ben met allemaal kopstukken, grote denkers, bankiers, politici…, dus allemaal kop-stukken van de wereld; een gigantische conferentie…., en Sikkens krijgt één minuut spreektijd.

En ik zeg: mensen, ik wil jullie graag het dwaze van God vertellen, dat de dood is overwonnen en dat al jullie zonden zijn vergeven.

Nou, ik denk dat ik word weggekeken.

Of er komt iemand naar me toe en vraagt: ‘voelt u zich niet goed?’ Nou, ik voel me hartstikke goed!

Ja, zegt hij, maar dit is niet het doel van deze conferentie….’o nee? Maar ik wou dit toch even gezegd hebben, goede middag of avond’.

Paulus noemt dat: het dwaze van God.

Het dwaze…, wie gelóóft dat nou?

Ja, alleen de kinderen, zegt hij, die pakken dat aan.

Dat is wel iets heel moois. En voor wijzen en verstandigen is het verborgen!

Ze snàppen het ook niet. Al heb je nog zó veel hersens.

Het dwaze van God, dat is het offer van Jezus geweest.

Als je het nooit over de duivel hebt, wie gelooft dan dat hij bestaat?

Jezus is geofferd aan de duivel hoor!!

Vergis je niet! Het was een losprijs, die betaald moest worden, want die eiste de duivel, zodat de rest van de mensheid in ruil daarvoor losgekocht kon worden.

Echt! Hij heeft Zijn leven als losprijs gegeven.

Nog even iets over wijzen en verstandigen.

Ons verstand komt van het werkwoord verstaan. En verstaan betekent begrijpen. Wanneer heb je begrip van de dingen Gods?

Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar bij mij tolt altijd alles door m’n hoofd, er schiet  van alles doorheen; het is soms verschrik-kelijk, een wildernis; ik heb me er maar in berust

Maar ik heb wel gemerkt dat er een heel smal paadje dwars doorheen gaat.

Het kronkelde wat, een beetje naar links, een beetje naar rechts. Maar het geeft niet of hij links of rechts gaat, als het maar de juiste weg is.

Want het evangelie is geen rechte weg, er is niets zo saai als een rechte weg…., maar het is de right way, de juiste weg.

Je zoekt en je zoekt, en je komt steeds dichterbij. Het paadje wordt smaller en het is inderdaad een gedoe in je hoofd hoor.

Maar daar staat tegenover dat er prachtige dingen worden geopenbaard.

In 1 Cor. 2:6 staat: Wij spreken van wijsheid bij hen die daarvoor rijp zijn, een wijsheid niet van deze eeuw (dus van dit tijdperk) ook niet van de beheersers van deze eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, (dus het is een verborgen zaak), die God van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.

Daar heb je dus Spreuken 8:

Eer de bergen geboren waren, was ik er.

Dat is die wijsheid Gods voor ónze heerlijkheid. Dat is natuurlijk prachtig!

Hoe weet Paulus dat nou? Nou, zegt hij in 1 Cor. 2:10: Dat heeft God geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

En de diepten Gods zijn de allerdiepste gedachten van Hem.

Een hele diepe gedachte is dat Hij had willen huwen met het wezen dat Hij geschapen heeft, de Adam. Daar stak de duivel een stokje voor. Dus hij stal de partner van God.

Adam moest opnieuw geboren worden, maar vlak daarvoor werd hij gegrepen. En God zag Zijn geliefde gáán.

Toen heeft Hij alles in het werk gesteld om de mens weer terug te krijgen; al het mogelijke heeft Hij gedaan.

Sommigen zijn een heel eind gekomen; maar op den duur ging het toch weer berg-afwaarts.

De profeet Maleachi was de laatste van het oude testament. Toen heeft het nog vierhonderd jaar geduurd voordat Jezus kwam.

Het is dus een dooie boel geweest. Maar die diepe gedachte heeft God nooit los- gelaten: Ik ga op zoek naar wat Ik verloren ben. Ik zoek het op, Ik wil ze weer terug hebben.

Zó lief heeft God die wereld. Dus die liefde is voor de mensenkinderen en Zijn vreugde is ook in mensenkinderen.

Die doorzoekt de diepten Gods!

Hoe doorzoekt die Geest de diepten Gods? Nou, dat doe jij toch? Jij doorzoekt toch die diepten Gods aan de hand van de Geest! Zó werkt dat!

Anders zou de Geest op z’n dooie akkertje (een beetje gek gezegd) de diepten Gods doorzoeken, en ja, waar moet hij er dan mee naar toe?

Jij zoekt! Blijf maar zoeken naar de antwoorden op de vragen die je hebt.

Er blijven ook vragen liggen, maar dat maakt niet uit.

Maar blijf zoeken naar de zin van je leven en je bestaan.

In Psalm 51:8 staat: In het geheim maakt U mij wijsheid bekend.

Hoe word je nou bekend gemaakt? In het geheim! In de binnenkamer! Als je alleen bent.

‘Maak me bekend hoe U denkt, wat U gelooft; wilt U dat eens vertellen? En Vader, waar bidt U wel eens voor?’

Want God bidt ook.

Stel maar zulke vragen. Je krijgt dan dus les, Hij maakt het bekend, maar je moet er voor open staan.

Je krijgt onderricht vol van Geestesadem. En die adem vormt woorden. Dat doet mijn adem ook. Zonder adem komt er geen woord. Dus woord en geest horen bij elkaar.

Laten je woorden dus ook als van God zijn. Dat zou wel mooi zijn.

In Jezus kreeg dus die wijsheid van God gestalte, en die Geest is ook in óns!

Dan krijgt de wijsheid van God ook gestalte in ons! Dat is wat!

Paulus zegt: Christus, in Wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn.

Dus als je er achter wil komen, moet je de verborgen omgang met de Christus leren kennen.

Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn respect in woont. Het heils-geheim wordt aan Zijn vrienden, naar Zijn trouw verbond, getoond.

Zó eenvoudig is het; in het geheim maakt Hij de dingen bekend.

En hoe maak jij ze bekend? Giet ze maar in een vorm van een gelijkenis.

Gebruik maar beelden, wie dóórvraagt, die volgt je wel.

Wie niet doorvraagt, maar z’n schouders ophaalt en zegt: nou ja, een aardig verhaaltje…, dan houdt het op.

Het is de Geest uit God die zo kunstig een zichtbare schepping heeft gemaakt;

je zal maar een boom verzinnen die nog nooit gezien is, en een mensenkind.

Je zal het maar verzinnen: gras en bloemen. Dat moet toch in iemand opkomen? 

Het is allemaal bij Hem begonnen.

Zulke kunstwerken maakt Hij wéér.

Die máákt Hij van je.

De laatste tekst is Spr. 8:35:

Wie mij vindt, heeft het leven gevonden.

Dat klopt, de boom des Levens is de Christus in het Paradijs Gods. Maar de boom des Levens zaait zich uit; het worden allemaal boompjes des Levens.

Op het laatst is het een bos.

Openbaringen spreekt over geboomte des Levens, dus een bos.

Allemaal leven in zich. Dat is geweldig!

Een andere vertaling luidt: Mijn uitgangen zijn uitgangen van leven.

Jouw uitgangen. Dus wat komt er uit?

Jouw uitgangen zijn uitgangen van léven, dat zijn woorden van leven. En een ander kan hem afwijzen of niet.

 

Centrale Bijbelstudie/ Duurt Sikkens  14-12-2011

 

 

De openbaring van Jezus Christus (Duurt 27-03-2017 Assen)

De openbaring van Jezus Christus

Ik wil eens een stuk uit de Openbaringen lezen. Veel mensen slaan Openbaringen over, ze vinden het zo’n raar science- fictionverhaal, zo griezelig hier en daar.

Dat klopt ook wel, maar ik heb ontdekt dat er door dat hele boek en door alle visioenen heen, die Johannes gekregen heeft, een soort zilveren spoor loopt, het spoor van onze Heiland. En in dat spoor willen wij Hem ook volgen, want het boek eindigt natuurlijk geweldig, maar de tocht daarheen gaat niet zonder moeilijkheden.

Ik begin met Openbaring 6:12, daar staat het volgende:

Toen Hij het zesde zegel opende, geschiede er een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, zoals een vijgenboom z’n wintervijgen laat vallen wanneer hij door een harde wind geschud wordt.

Dit is het beginstukje.

De zon werd als een haren zak, zwart, en een haren zak werd altijd gebruikt bij het overlijden van iemand, een teken van rouw. Dus er schuift tussen de zon en de mensen iets zwarts, en hoe reageren de mensen dan? Dan kijken ze…., en zien de zon niet meer, dan zeggen ze: ‘God is dood’. Dat is het teken van de rouw. ‘God is dood, Hij leeft niet meer voor mij’.

Ik kan wel kletsen over Goddelijke identiteit of zo, iets misterieus….., maar Hem zien als je Vader, dat is er echt niet meer bij.

Een teken van rouw: God is niet meer zichtbaar, God is dood.

En de maan werd als bloed. Bloed is een beeld van het natuurlijke leven.

De maan is het beeld van Jezus; de maan schijnt niet uit zichzelf maar ontvangt het schijnsel van de zon en weerkaatst dat de nacht in. Dat is de rol van Jezus geweest.

Hij was als een licht in die duistere wereld gaan schijnen. Hij ontving het licht van de Vader, de maan weerkaatst; en als hij als bloed wordt, dan heeft men het over een natuurlijke Jezus, een goed mens, een opportunist, revolutionair; allemaal titels die ze Hem gegeven hebben.

Maar een mens, wel een prachtig mens, een schitterend mens.

Vooral Zijn mens-zijn wordt benadrukt.

Een mens Jezus. Hij was een Mens Gods hoor! En dat is een ander wezen.

Een natuurlijk mens, zoals Adam, was ook een genie, een geweldig persoon. Hij heeft de taal ook uitgevonden. Ja, dat is wat in je eentje! Een taal uitvinden, doe dat maar eens. En gesprekken voeren met God, en rondkijken, namen geven. Hij was echt een onaangetast genie, die Adam!

Nou, dat was Jezus niet, dat hoefde Hij niet. Uiteindelijk gaat het niet om je mens-zijn, maar om mens Gods te zijn, en dat is een ander wezen.

Dan ben je van Goddelijke oorsprong.

In Psalm 82:6 staat: Gij zijt goden.

Ik weet niet of je dat kent,  maar: God staat in de vergadering der goden…, en dan zegt Hij: jullie zijn goden.

Maar dan zegt Hij ook: jullie doen helemaal niets wat goddelijk is; het lijkt nergens op, je moest je schamen.

Hoe zegt Hij dat ook al weer?

In vers 2: Hoelang zullen jullie onrecht-vaardig richten? Jullie moeten de geringen bevrijden, de wees en de arme.

En dan zegt Hij ineens terzijde: Ze weten niks en begrijpen niks; het zijn goden, en ze dolen maar wat rond in de duisternis.

Wat is dan het gevolg? Ja, dan gaan jullie weer dood als mensen (7). Dan sterven jullie weer als mensen, en dan ga je naar het dodenrijk.

Ja, daar zit je ook niet om te springen.

Waarom zijn jullie ontrouw geworden aan je opdracht; ontrouw geworden aan je oorsprong? Dat is erg hoor.

Het gaat dus niet om de mens Jezus.

Er is in Johannes 12:25 een verwarrende tekst: Die zijn leven liefheeft, die zal het verliezen, maar wie zijn leven haat in deze wereld, krijgt het eeuwige.

Daar staat 2x het woord ‘leven’.

De ene keer staat er ‘psyche’, dat is je natuurlijke leven, en als het ‘eeuwige’ leven wordt bedoeld, dan staat er ‘Zo-ön’.

Dat wordt dus 2x gewoon vertaald met ‘leven’, maar de ene keer is het jouw natuurlijke leven, en de andere keer is het het leven Gods, nou, dat is niet natuurlijk.

Hij zegt hier dus: ‘als je nou je natuurlijke leven inlevert, dan krijg je het ‘eeuwige’.

Dus wat heb ik gedaan?

Ik heb m’n ego ingeleverd, en moet je eens kijken wat er tevoorschijn komt.

Paulus zegt: ‘Ik leef niet meer, Christus leeft in mij, in zijn persoon’.

Dat is het grote verschil, de Christus in ons, of niet!

Dus je ego inleveren is niet zo moeilijk, ik hoef niet meer zo nodig. Zoveel mensen hebben zo’n knoert van een ego, ze stralen het gewoon uit.

Dan denk ik: nou ja, daar gaan we weer…., heb je nog oog voor anderen…

Maar dit ging over bloed.

En de sterren des hemels vielen op de aarde. Met de sterren des hemels worden de rechtvaardigen bedoeld. Daar heb ik het straks nog wel even over.

Dat zijn de mensen die een positie hebben in de hemel. Het nageslacht van Abraham zou bestaan uit de hoeveelheid zand maar ook uit de hoeveelheid sterren.

Hoeveel sterren zijn er? Net zoveel als zandkorrels, zóveel sterren zijn er!

Maar wat gebeurt er….., bij de eerste de beste storm verliezen ze hun hoge positie en ze vallen op aarde. De eerste de beste verdrukking, de tegenwerking, en daar gaan ze, als wintervijgen, de Staten-vertaling heeft het over onrijpe vijgen; ze zijn nooit gerijpt.

Ik ga nu even een zijsprong maken.

Ben je gerijpt of niet, of ben je nog steeds maar een zuigeling? Een kind van…., prachtig natuurlijk, maar ben je inmiddels ook gegroeid? Zit je in het rijpingsproces?

Als je die dwaze en wijze maagden, uit die gelijkenis, eens even naast elkaar zet, wat gebeurt er dan?

Op een gegevens moment reageren ze, want ze sluimerden allemaal, óók die wijzen.

Dus pas op dat je nooit in slaap valt! Want je hoeft niet te sluimeren, maar pas op dat je niet in slaap zakt. Zo van: ‘nou, ja, ik loop al zoveel jaren mee…., ik weet het zo langzamerhand wel een beetje, mij vertellen ze niks nieuws meer’.

Maar voor je het weet ben je ingedut.

Maar aan het eind van die gelijkenis kloppen die dwaze meisjes aan: ‘laat ons binnen’. En Jezus staat aan de andere kant, en wat zegt Hij dan? ‘Ik kèn jullie niet’. Toen dacht ik: dan hebben die dwaze maagden Hem ook nooit gekend zoals Hij is. Hij kènt hen niet!

En dat is één van de diepste grond-stellingen in je leven, dat je gekend bent door Hem, die van de Vader is.

Hij kent je dóór en dóór; en je laat jezelf ook kennen. Dat is ook nog een kunst hoor. Want sommige mensen laten zich niet kennen.

Nou, laat je maar wèl kennen, dan kan Hij zien wie je werkelijk bent.

Het ìs wat om Hem niet gekend te hebben!

Wat is er gebeurd? Die dwaze maagden hadden helemaal geen olie, en olie is een beeld van de kennis van het Koninkrijk der hemelen.

Jezus had het altijd over het Koninkrijk der hemelen, ALTIJD!

In de vorm van gelijkenissen, maar tegen-over de discipelen in directe vorm. Zó zit dat in elkaar.

In de tempel legde Hij ook alles uit, het ging om het Koninkrijk van de Vader.

En olie is de verzamelde kennis, want daarmee hou je de lamp brandende.

Zolang die lamp brandt, blijf je een licht.

Het ìs wat als alles sluimert en slaapt.

Dan ben je anders dan je Vader, daarvan staat in één van de Psalmen: Hij slaapt noch sluimert.

Verder staat er nog in die Psalm: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Nou David, die komt niet van de bergen, die komt uit God! Je hoeft niet naar de bergen te kijken.

En de Almachtige slaapt en sluimert niet!

We gaan nu naar Openbaring 12:1:

Er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd;

en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

Ze schreeuwt hier dus, wat zou ze schreeuwen? ‘Verschaf me recht tegen-over mijn tegenpartij’, want er staat iemand naast haar.

In de grondtekst staat niet ‘een’ vrouw, daar staat ‘één’ vrouw. Eén is daar een telwoord, een teken.

Wat voor teken verschijnt daar in de hemel? Daar heeft Jezus het volgende over gezegd:

Dat staat in Mattheus 24:29-30. Daar noemt Hij dat teken.

In de verdrukking van die dagen wordt de zon verduisterd, en de maan geeft haar glans niet, en de sterren vallen van de hemel; ja, de machten van de hemelen zullen wankelen, en dán zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen.

Wat is het teken van de Zoon des mensen? Dat is niet een of ander wit kruis, dat in de hemel staat te wiebelen.

Wat zou dat teken van de Zoon des mensen nou toch wezen?

Nou, er is maar één teken, en dat hier beschreven, dat teken is één vrouw.

Dat is de gemeente! Dus de gemeente is het teken van de Zoon des mensen.

Het is Zijn vrouw! Want Jezus is gehuwd. Wij hebben de gemeenschap door de heilige Geest. Dus het is man en vrouw; en die twee zijn één!

Het evangelie is zó eenvoudig, het is eigenlijk één-twee-één.

Het schiet me nu ineens te binnen, God begon met één, Adam; nou, zegt Hij, dat vind ik niks, nou, toen twee, en die twee zullen één zijn.

God is dus de herschepping begonnen  met één, Jezus, die kreeg ook een vrouw, dat is de gemeente; en die twee zullen één zijn.

Wij zijn dus eensgeestes met Hem en reken maar dat Hij naast die vrouw staat, die daar staat te baren.

Die heeft een kind in zich, ze is bevrucht door de heilige Geest. ze heeft haar kind eindeloos gedragen, en nou komt er een volwassen zoon tevoorschijn.

Niet een kind, nee, een volwassen zoon!

Dat is een zware bevalling; ga er maar aanstaan!

Dan heb je dus ook zware weeën.

Van die vrouw wordt wel gezegd dat ze met de zon is bekleed; dus de mensen die de zon zoeken, laten die de vrouw van Jezus maar op gaan zoeken, want zij is bekleed met die zon.

Voor de aarde zit er een zwarte zak tussen, maar voor de mensen die op zoek gaan, als ze de gemeente zoeken, als ze de vrouw van Jezus zoeken, dan kunnen ze de Zon zien! Dat straalt die vrouw dus uit.

Want je moet nagaan dat die vrouw, bekleed met de jas van de Zon, een stralend licht geeft in de onzichtbare wereld. Ze straalt van de barmhartigheid.

Als ze dat nou eens van jou zeiden! Dat jij straalt van barmhartigheid.

Dat gaat toch van jou uit? Je bent zo goed voor iedereen, voor vriend en vijand ben je zelfs goed.

Ja, de zon schijnt voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Maar ze schijnt!

En de maan is onder haar voeten; als je de maan zoekt, is die niet meer als bloed, maar de maan is hier een beeld voor het Woord van God; want Jezus is het Woord, en daar rust zij met haar voeten op; op het onvergankelijke Woord van God.

Dat allereerste Woord van God, Hij zei: Licht. Dát is het Woord van God.

En Johannes zegt: ‘Licht, dat is God Zelf’.

Maar ook wat uit Hem komt is Licht.

En het eerste Licht wat uit Hem kwam, was de Zoon. Hij zegt: Ik ben het Licht van de wereld.

En nou jullie, zegt Hij en geeft het aan z’n discipelen. Het licht verspreidt zich.

Dus de maan, het fundament, waar ze met haar voeten op staat, is onze grondslag.

En die krans van twaalf sterren is het beeld van een diadeem, twaalf apostelen, zij zijn begonnen met het verkondigen van het evangelie.

Jezus begon, zij namen het over; en zij verspreiden het evangelie rond haar hoofd.

Waarom om haar hoofd? Dat heeft alles te maken met haar denken.

Haar denken is zó gericht op de onzicht-bare dingen, op die heerlijke dingen van God. Dáár is ze op gericht!

Dát is de toekomst!

Als je ziet naar de rotzooi waar de wereld op dit ogenblik onder lijdt!

Blijf dus in de hemel! Blijf die toekomst vasthouden!

Ze is zwanger, je ontwikkelt je dus in de baarmoeder. En die baarmoeder vormen wij; uit ons wordt het zoonschap geboren. Dus wij zijn ook die baarmoeder.

Het Hebreeuwse woord voor baarmoeder is ‘rechem’, en dat betekent: ‘tedere liefde’. Nou, wat wil je nog meer? Gedragen worden, omhuld worden door tedere liefde. Daar heb je het karakter van God; daar heb je Zijn wezen.

Je zou die vrouw, die hier staat, ook een naam kunnen geven.

Mevrouw de Dageraad.

Dat staat in Psalm 110, daar worden de zonen geboren uit de dageraad; dat is het begin van een dag, de Dag des Heren.

Nou begeef ik me op glad ijs. Wat is de Dag des Heren? Als je dat in het oude testament leest….nou nou, het is meer dan verschrikkelijk wat er dan allemaal gebeurt. Gruwelijk! Bloed, vuur en rook-damp, een bende….

Maar ik denk: dat hoort nooit bij de Dag!

Het is de reactie van de tegenstander op het verschijnen van de Zoon, en op het verschijnen van de Zonen Gods! Op het openbaar worden van wat die vrouw in zich heeft.

Jesaja zegt ergens: ‘er is verdorie niemand die zegt: ‘kom tevoorschijn’.

Nou, laten we dat vandaag aan de dag maar wèl zeggen dat je het tevoorschijn roept in elkaar wat God daar gemaakt heeft, wat God bezig is te doen.

Ik las eens van een dominee een prachtig zinnetje, die hij schreef in het blad Trouw, hij is inmiddels overleden,  maar hij schreef: ‘elkaar tevoorschijn beminnen’.

Dat is wat! Dat je die ander zó lief hebt, dat datgene wat er in ontstaat, tevoor-schijn komt. En daar wacht God op!

Die mens Gods, van Goddelijke komaf, in de hemelse gewesten.

Maar ze schreeuwt, natuurlijk schreeuwt ze, want ze heeft het hartstikke zwaar en moeilijk.

En je hebt het ook zwaar in deze tijd.

Jeremia zegt in hfdst 4:31: Wat hoor ik, ik hoor een kreet als van één die in barens-nood is, benauwdheid als van één die voor het eerst baart. De kreet van de dochter Sions.(daar heb je haar). Ze hijgt naar adem, breidt haar handen uit: wee mij, ik bezwijk voor mijn moordenaars.

Dus ze staan haar naar het leven.

Daar wordt al geprofeteerd over die vrouw.

Maar Jezus heeft er ook iets van gezegd.

In Johannes 16:20 zegt Hij: Ik zeg u, jullie zullen schreien en weeklagen.

Dat zegt Hij tegen de 12 discipelen, maar de wereld zal zich verblijden. Ja, die zal zich verblijden dat ik er aan ga. Gij zult u bedroeven, maar jouw droefheid zal blijdschap worden.

Ze waren zó bedroefd dat Jezus er aan ging, waar of niet. Hij beschouwde hen dus als z’n moeder.

Dat zegt Hij ook, als ze een keer bij Hem aankloppen en zeggen: ‘je moeder staat hier met je broers’. Nou, zegt Jezus, dit is m’n moeder, en dan wijst Hij naar het publiek; dat is de moeder. En dan zegt Hij:

‘de vrouw die baart heeft droefheid omdat haar uur gekomen is; maar als ze haar kind ter wereld gebracht heeft, denkt ze niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde, dat een mens ter wereld gekomen is. Jullie hebben nu ook wel droefheid, maar Ik zal jullie weerzien.

Dat is de vreugde dat Hij opgestaan is uit de doden.

Dus jullie hebben het nu even moeilijk, als moeder, jullie zijn in al mijn verzoekingen bij Mij gebleven, Ik beschouw jullie echt als vrienden; jullie zijn niet weggelopen, jullie zijn Me trouw gebleven, jullie hebben Me geloofd; nou, dan ga je nu een droeve periode tegemoet, maar je zult weer hartstikke blij worden. Dat belooft iets!

En wat wáren ze blij toen ze merkten dat Hij opgestaan was.

Dus ze schreeuwt in de verzoekingen.

Er komen heel wat verzoekingen op je af.

Andere vertalingen hadden het over : ‘beslissende beproevingen’.

Dat vind ik ook wel een goeie.

Ze wordt op de proef gesteld, niet door God, maar door de duvel! Wat beslis je dan? Ga je mee, of ga je niet mee!

Bezwijk je of niet. Als je bezwijkt, en je ontdekt het, ga dan maar weer gauw terug. Dat kan altijd!

Trouwens, de hele schepping zucht hè?

Je buren soms ook, maar hoeveel mensen zuchten er wel niet. Die hebben geen leven. Miljoenen mensen hebben géén leven!

De hele schepping zucht, zegt Paulus, en is in barensnood.

Wat baart de schepping dan als ze in barensnood is? Die baart de zonen Gods; dus wij worden er op den duur wel op aangekeken. Maar dat is een ander verhaal.

En dan staat ze daar, en er staat een vurige draak met zeven koppen en tien horens, met op zijn koppen zeven kronen.

Wat een monster zeg!

Het woord ‘draak’ komt van dracoon, en dracoon komt van het werkwoord ‘derk’, dat is Grieks en betekent: ‘zien’.

Het heeft met kijken te maken.

Die slang in het Paradijs keek naar Eva.

Het leek wel of hij haar hypnotiseerde.

Hij moet het hebben van ‘zien’.

Later worden haar nakomelingen buiten het gezicht van de slang gebracht, buiten het ‘zien’. Hij heeft er geen zicht meer op, dat moet ook niet.

Maar dit is een raar monster! Dit is niet de duivel die daar in die kraamkamer staat.

Dit is een monster met zeven koppen en tien horens; dit is het beruchte beest uit de zee! Dáár komt dat beest vandaan.

Het is de laatste troef van de duivel.

Dat beest uit de zee heeft ook nog namen op die koppen, namen van godslastering.

Er staan geen vloeken op die koppen hoor. Nee, er staan hele mooie namen op: vrede, gerechtigheid, blijdschap, jezelf zijn, troost, liefde; noem alle mooie woorden maar op, noem de vruchten van de Geest maar op, en die heeft hij op z’n koppen geplakt. En dat is het godslasterlijke dat hij zich namen aanmeet die alleen God toekomen; die alleen de Geest toekomen.

Dat is het godslasterlijke van dit monster-lijke reptiel.

In Openb. 17:3 staat het: Ik zag een vrouw zitten op een scharlaken rood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.

Daar heb je hem dus weer.

Welke geest is dat? Dat is de geest van de anti-christus. Anti betekent niet alleen ‘tegen’, een tegenkandidaat, nee, het betekent ook een ‘andere kandidaat’.

Hij wil wat Jezus toekomt. Dat wil hij!

Daarom heeft hij ook geweldig veel macht; want de satan zelf, een gevallen engel, geeft dat beest ál zijn macht; z’n politieke macht en z’n geestelijke macht. Nou, dát heeft hij behoorlijk in deze wereld; dat geeft hij aan dat monster.

Wat heeft hijzelf dan nog? Niks meer. En het kost ook maar één engel om hem te grijpen en in de put te gooien. Eén engel maar, ja, hij is machteloos geworden.

Hij heeft alles aan dat monster over-gedragen.

En die geest? Ja, dat is de geest van de valse kerk.

Daar kun je mee gedoopt worden onder handoplegging. Dan word je gedoopt met de verkeerde geest. Het is verschrikkelijk.

Maar dat kan.

En wie geen onderscheid van geesten heeft, die trappen er achter elkaar in.

Het gekke is, dat de geest van de anti-christ, en de Christus die in ons openbaar komt, in een doodgewoon groepje mensen, door hem ontkent wordt. Dat wil hij niét! Dus kijk uit, laat je niet zomaar de handen opleggen!

Maar de oerbelofte is, dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zal vermor-zelen. En dát is het zaad van dè vrouw! Kinderen Gods, die volwassen zijn geworden! En wat doet dat zaad?

Die vermorzelt de kop van de slang, dat betekent dat z’n hele denkwereld aan gruzelementen wordt geslagen. Die gruwelijke denkwereld, daar blijft ook niks meer van over. Eindelijk wordt de oerbelofte van God waar!

Nou staat er nog in Openbaring 12:4, want wat doet dat kreng: zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mee en wierp ze op aarde. Daar heb je die wintervijgen.

Maar dat rare monster zwiept met zijn staart door de hemel, en slingert de sterren naar de aarde; ze verliezen dus hun hemelse positie.

Je kan het ook vergelijken met de vruchten van een boom met wintervijgen, als ze er afvallen, dan is het afval.

Ja, dan is het afval, de afval der heiligen.

Dat kán dus! Hij wierp ze op de aarde.

Maar waarom nou met z’n staart?

Dat kun je vinden in Jesaja 9:14, daar staat iets merkwaardigs; daar staat dat God een keer een oordeel uitspreekt, en dan vergelijkt hij Israël met een dier.

Hij zegt: De oude en aanzienlijke, (dat bevindt zich boven het hoofd van het dier) dat is de kop, en de profeet die leugen onderwijst, dat is de staart.

Dat is het venijn, dat is een oud woord voor vergif. Het vergif zit in de staart.

Dat zijn de profeten die leugens spreken.

(15) De leiders van dit volk worden verleiders, en wie zich leiden lieten, werden op een doolweg gebracht.

Er zijn dwaalleraars zat! Jezus zegt het ook: ‘er komen zoveel valse profeten en valse christussen; Hij gebruikt het woord ‘christussen’, valse gezalfden.

Ze deugen niet. In die staart zit het venijn, en hij slingert met leugenprofetiën de mensen weer naar de aarde.

Als ze eerst maar weer op aarde zijn; als de christenen maar uit de hemel vallen, dát is de bedoeling! Dus laat je nooit verleiden, of liever: misleiden door weer op aarde bezig te zijn, want daar kun je eindeloos mee bezig zijn. Je denkt dat je een geestelijk werk verricht, maar het is zo aards als wat. Dus goed nadenken of je in de hemel bezig bent of niet.

Ik kom steeds meer in kranten en in andere massa-media tegen dat mensen van de aarde steeds bezig zijn met zichzelf. Met hun ego, ‘hoe word ik een goed en normaal mens’. Dat is wel een goeie vraag, daar is niets mis mee.

Nou, dan moet ik een cursus volgen in Yoga, en mindfullness, enz., nou, er zijn cursussen zat. Ja, en dan kom je dichter bij jezelf, en langzamerhand begin je te beseffen wie je zelf bent…..

Als m’n horloge kapot is, dan ga ik naar de maker terug; als een mens kapot is, ga dan naar je Maker!

Je hemelse Vader heeft jou verwekt, geboren doen worden, is bezig met je opvoeding; dát is je Maker!

En als er één is die jou kent, dan is Hij dat.

Mensen die eindeloos bezig zijn met: ‘ik moet een goed mens worden’ – dat mag hoor – maar dat heeft met het Koninkrijk Gods niks te maken, want een kind van God is sowieso een goed mens!

En dat is de scheiding die zich dan voltrekt, wil je een mens worden, of wil je een mens Gods worden.

Wil je een mens worden naar Gods beeld? Dat staat in Genesis 1: ‘een mens naar Mijn beeld en gelijkenis’, dat is ook in het Hebreeuws een ander woord, en Jezus was de eerste gelijkenis Gods. Hij was Zèlf een gelijkenis; dat wás Hij, Hij was een parabel. Hij zei: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’.

Misschien had Hij wel de tranen in de ogen toen Hij dát zei. Ik zie er uit als een normaal en gewoon mens, maar Ik ben van de Vader.

‘Kijk alsjeblieft dóór Me heen, en zie wie Ik werkelijk ben’. Daarom is die uitspraak van Petrus zo geweldig, als hij zegt: Goh, jij bent de Christus!

Mond dicht, zei Jezus direct tegen hem, niet verder vertellen. Het is wel waar, maar vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard.

Hier heeft de Vader aan Petrus geopenbaard wie Jezus werkelijk was!

Wij hebben in ons ook dat ‘Christen-zijn’.

En als een ander dat zegt, dan zeg je maar: ‘mond dicht hoor, dat houden we liever geheim, want dat is het geheim van God in ons!’ Een schitterend geheim!

Vele valse profeten en christussen proberen die uitverkorenen ook nog te verleiden. Ze zijn er op uit met valse profetieën. Dus als iemand een profetie uitspreekt, moet je het gewoon toetsen, kijken of het klopt, en of het aansluit bij de Vader. Als het niet deugt, steek het dan in de fik.

In Openb.12:5 gaat dat monster voor die vrouw staan om dat mannelijke wezen te verslinden. Het is een volwassen zoon!

En wat verkondigt die volwassen zoon? Ons evangelie! Gods evangelie is het evangelie van de Zoon, maar het is ook óns evangelie.

Het woord evangelie betekent: ‘Goede tijding, goede boodschap’; het betekent ook ‘zachte tijding, zachte boodschap’. Daar heb je die tedere liefde van God weer, die in al Z’n zachtheid tot ons komt.

God is niet hard! Nooit!

En als dié tevoorschijn komen, dan staat er: het kind werd plotseling weggevoerd naar Gods troon.

Dus dat kind, die Zoon, pakt de troons-rechten, Hij gaat naast God op z’n troon zitten, Hij krijgt een ijzeren staf, en daar-mee begint Hij de heidenen te hoeden.

Dat betekent dat Hij de boze geesten op de hersens slaat.

Eindelijk komen de langverwachte tekenen tevoorschijn; boze geesten worden uitge-dreven, op zieken leggen zij de handen en ze genezen. Blinden gaan zien, lammen gaan lopen.

De tekenen volgen op de bevestiging van hun tevoorschijn komen!

Ze brengen dit evangelie nog eens een keer over de hele wereld. Hoe dat moet, dat weet ik niet, maar het gebeurt wel!

Want het evangelie wordt nog een keer over de hele wereld gebracht.

Dat is wat hoor! En trouwens, als dit evangelie verteld wordt, weet je wat dan ook altijd verteld wordt? Dat is het verhaal van de zalving van Jezus door Maria.

Ze giet een heel kostbare kruik met olie over Zijn hoofd heen.

Ja, nou, mopper mopper, dat had je beter aan de armen kunnen geven, werd er gezegd, maar Jezus liet het toe.

Dan zegt Hij, dat wat zij gedaan heeft, dat heeft ze gedaan met het oog op Mijn dood. Want doden, lijken, werden gezalfd, ook voor de geur, ander stonk het zo; maar zij zalfde een levende.

Dat betekende dat zij geloofde in de opstanding. Nou, zegt Jezus, waar dit evangelie verteld wordt, dan wordt dát verhaal van Maria verteld.

Nou, ik heb nog niet veel preken gehoord, over wat zij deed, omdat zij geloofde in de opstanding.

Dat had ze ook al bij haar broer, Lazarus.

‘Goh’, zegt ze tegen Jezus, ‘als jij hier geweest was, dan was het niet zo ver gekomen met Lazarus’.

Ja, zegt Jezus, maar hij staat op!

‘Dat weet ik’, zegt ze, ‘op de jongste dag’.

Dat wist ze allemaal. En dan zegt Jezus, als het ware tussen neus en lippen door,

Ik ben de opstanding! Ik ben die opstanding waar jij het over hebt.

Hij had ook kunnen zeggen: Met Mij is de jongste dag begonnen, de uiterste dag; met Mij, Ik ben het eerste Licht Gods.

zo breekt de Dag van God aan.

De boel is de afgelopen eeuwen totaal verduisterd, en nou breekt eindelijk in ons het licht weer door.

Ga maar schijnen, gewoon schijnen. Wees barmhartig, wees vriendelijk, oordeel niet.

Je hoeft je niet af te vragen of je het wel goed doet; en of de Heer een karwei voor je heeft…, nee hoor, ga maar rustig schijnen, jezelf wezen in Hem, en Hij in jou. Als Hij in jou is, dan komt Hij ook uit jou tevoorschijn.

Dat zegt Jezus ook zo graag: Blijf in Mij, dan blijf Ik in jou.

Gewoon in Hem blijven, verder hoef je niks te doen, je hoeft je geen zorgen te maken, blijf in Mij!

Ik vind dit zo’n lieve opmerking.

Vers 6: En dan vlucht de vrouw naar de woestijn.

Wat is de woestijn? Het is een eenzame plaats, eigenlijk zit je in het isolement, en dat zitten wij ook. Wij zitten, geestelijke gezien, in een isolement.

Je wordt losgemaakt van allerlei rare leerstellingen, van zoveel dingen, tenminste, als ik mezelf na ga.                Wat ik vroeger als puber allemaal moest geloven, en wat ik gelukkig allemaal weer kwijt geraakt ben, dat is niet te geloven, echt vreselijke dingen.

Uitvindingen van Augustinus waar je misselijk van wordt. Hij vond de erfzonde uit. Ik moest erfzonde, erfschuld en erf-smet moest ik leren, dus dat zondaars-schap zit in je genen….

Dan denk ik: ‘waarom is genade dan niet erfelijk?’ Dat zou toch ook kunnen?

Maar het zit niet in je genen, maar dat heeft hij uitgevonden.

En over de relatie man-vrouw heeft Augustinus zoveel gekke dingen gezegd.

Hij heeft ook mooie dingen geschreven hoor, ik wil hem niet tekort doen.

Luther heeft ook geweldige dingen gedaan, maar als je hem over de Joden hoorde, dan was dat niet best; ze hadden Jezus vermoord…., vreselijk, daar heeft hij enge dingen over geschreven; maar als je dat nou allemaal weg laat, dan blijft er van Luther toch een prachtfiguur over.

Maar deze vrouw vlucht de verlatenheid in. Daar wordt ze door God onderhouden.

Los gemaakt van hen die ze geïsoleerd hebben.

God zegt ook: Trek uit Babel.

De vrouw, die op dat monster zit, dat is Babel. Ja, maak je maar los van die vrouw, Openb.17:3, van die geest, ook van die geestesdoop.

Als die mensen openbaar worden, dan wordt eindelijk wáár, waar Jezus voor gebeden heeft: Verlos ons van de boze.

Maak ons los van de boze.

Zij maken zich los.

Het occultisme stijgt helemaal ten top; zó duister wordt het.

Er zijn zelfs mensen die eerst de Geest van God hebben ontvangen, ze hebben er echter niks mee gedaan; werden ze dan nog maar een puur natuurlijk mens, dan zou dat niet zo gek zijn, maar ze beginnen zich dan te verdiepen in andere geestelijke richtingen. En wat gebeurt er dan?

Dan bedroef je de heilige Geest; die trekt zich dan van lieverlee terug uit die mens, en op die plek gaat die geest van de antichrist zitten.

Want die eerste mensen wisten wel wat van de geestelijke wereld, ja, nou, dan wordt er weer iets geopenbaard uit die geestelijke wereld:

‘Zou je als God willen zijn, kennende goed en kwaad?’

Dè grote leugen: ‘zou je als God willen zijn, Die kent goed en kwaad’.

Dat is niet zo; het is een grote leugen en die neemt plaats in die mens.

Paulus schrijft daarover: Hij zet zich in de tempel Gods, om aan zich te laten zien dat hij god is.

En er zijn heel veel mensen die daar intuinen, en het is allemaal show.

Ik wil nog een stukje lezen uit Jesaja 14:12. Dat gaat over het einde, dat de koning van Babel te gronde gericht wordt.

Hij verdwijnt op een goeie dag in het dodenrijk.

Daar zegt Jesaja: Wat ben jij uit de hemel gevallen, en hoe noemde hij zich? Morgenster, dat ben ik! En dan ook nog Zoon des dageraads!

Dat zijn twee titels die alleen maar op Jezus van toepassing zijn. Hij zegt ergens in de Openbaring: Ik ben de blinkende Morgenster. Hij is de Zoon des Dageraads.

Dit monster heeft zich die titels aangemeten en noemt zich zo!

Hij is zó hoogmoedig; Wat ben jij ter aarde geveld, overweldiger der volken.

Dat is wat hoor, als je alle volken over-weldigd hebt.

En jij overlegde nog wel: ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, – dat is boven ons -, zetelen op de berg der samenkomst, – waar wij wonen, samen met de Vader -.

Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken.., en de wolken dat zijn wij ook, boven ons stelt hij zich op, en wat zegt hij dan? Mij aan de Allerhoogste gelijk stellen.

Ik ben God.

In 2Thess.2:4 staat: om aan zich te laten zien dat hij ‘een’ god is…, het woordje ‘een’ staat er niet hoor, …om aan zich te laten zien dat hij god is. Ik ben het, en een hoop mensen tuinen daar in. Het is een verschrikkelijke gebeurtenis hier.

In drie faces wil hij omhoog, en hij gaat in één face naar beneden.

Laten wij maar rustig doorgaan met waar we mee bezig zijn.

Het enige wat God eigenlijk mooi vindt, is dat jij de hoop vasthoudt. Het is nl. Zijn hoop.

Je kent vast wel het stukje over geloof, hoop en liefde. Wat op allerlei jubilea en bruiloften wordt voorgelezen. Ze doen maar, maar het gaat over het geloof van God! En de hoop van God, en de liefde van God. Daar gaat het over.

Het gaat over Gods hoop, geloof en liefde.

Gods hoop heeft Hij op jullie gezet, op ons. ‘Dat hoop Ik zo’, zegt Hij. En Hij gelooft ook nog dat het gebeurt.

Wat moet Hij dan veel van ons houden; ja, dat is de liefde.

Zijn geloof, hoop en liefde krijgen in jou gestalte. Iets mooiers is er niet.

Houdt dat vast!

De Colossenzenbrief geeft eigenlijk de beste samenvatting van Paulus’ geloof, en daar heeft hij het constant over: De Christus in ons. Dat is de hoop van de heerlijkheid.

Dat God je ziet, Hij kijkt naar je, en dan hoopt Hij zó dat jij Zijn hoop vasthoudt, wat Hij al eeuwenlang hoopt; en dat je heel simpel gaat geloven dat Hij dat ook gelooft, want dat zegt Jezus een keer:

Heb geloof van God. Dus je zou hetzelfde moeten gaan geloven als God? Ja!

Je kan hetzelfde geloven als wat God ook gelooft.

Ik schiet nog even een zijstraatje in.

In Lucas 6:12 staat dat Jezus de berg op ging om te bidden in het gebed van God.

Dus het gebed van God is tot óns gericht, en Hij vraagt: ‘willen jullie Mij verhoren’.

Dat vraagt Hij; leuk is dat hè?

Dat God zó eenvoudig is, dat is ongelooflijk!

Hij heeft Zijn hoop op mensen gesteld.

Ik weet niet of ik het al genoemd heb, maar over die z.g. wederkomst zijn al heel veel dikke boeken geschreven, zoveel aparte verhalen.

Terwijl het woord wederkomst, parousia, gewoon ‘aanwezigheid’ betekent, en verder niks!

Paulus zegt: ‘Tijdens mijn aanwezigheid daar’…, hier gebruikt hij het woord ‘parousia’. Hij is er gewoon.

En Jezus zegt Zelf ook: Ik ben mèt je, alle dagen, zelfs tot aan de voleinding der wereld blijf Ik bij je. Of je nou sterft of niet, Ik blijf bij jou en jij bij Mij.

Dát is die aanwezigheid. Het is ook een oernaam van God. Ik ben die Ik ben, Ik ben de Aanwezige.

Het wordt ook wel vertaald met: Ik ben er altijd, Ik ben!

Als Hij nou in jou aanwezig is, dan komt Hij dus ook in jou tevoorschijn. Ja toch?

Dat is nou die z.g. wederkomst.

Dat gaat niet met toeters, en boven op een berg, en door een gouden poort, en weet ik wat voor sciencefiction er allemaal bij gehaald wordt.

Het gebeurt in doodgewone mensen zoals jij en ik. Want God was ook aanwezig in de doodgewone mens Jezus. En in de discipelen, dat waren ook doodgewone mensen. Dáárin openbaarde Hij Zich.

Zou Hij Zich dat dan een tweede keer ook niet doen?

Hij zegt: ‘Ik kom gewoon in een wolk’, en dat zijn wij. En daarin kom Ik openbaar!

Er komt dus een dag, dat de mensen eindeloos zeuren over de wederkomst, dat jij op een dag durft te zeggen: ‘als je het geloven wil, Hij is al terug’.

Dan wordt het heel stil om je heen.

Hij is terug, en dan loop je maar weer weg.

Ja, durf je die stap te maken, want het is een stap, dan tril ik ook van binnen hoor.

Dat gebeurt niet op een speciale dag met lichtflitsen en knallen.

Knallen en lichtflitsen komen bij de duivel vandaan hoor.

Reken maar dat die antichristelijke geest valse christussen kweekt, en dié zeggen dat zij het zijn.

Zij zeggen dat ze de christussen zijn.

Is dat dan niet herkenbaar? Ja, voor ons is dat herkenbaar.

Toen Jezus dingen deed, zei Hij: ‘spreek daar niet over’, dus als er mensen zijn die aan zich laten zien dat zij het zijn, dan is dat een leugen, een show.

Het is een geheim dat in ons is. Het gebeurt allemaal in het geheim, en daar houdt God van.

Dus dat is nou de Openbaring van Jezus Christus. Zo begint dat boek toch?

Alle geweld is niet van God.

Zelfs bij de uitstorting van de heilige Geest was er het geluid van een geweldige windvlaag. Maar er staat eigenlijk: ‘een gewelddadige windvlaag’,

Het floot ze om de oren, dat was dus de tegenwerking van de boze.

Want Gods Geest houdt niet van geweld.

Het gaat niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest.

Dat moet je dus goed onderscheiden.

Het heeft dus niks met elkaar te maken.

Trouwens, die hele schepping is zo verschrikkelijk aangetast. Gods schiep de vruchtbomen en dieren naar hun aard, maar wat is er van de aard van die dieren overgebleven, toch niks meer?

Een leeuw hoort stro te eten, nou, moet je eens kijken wat hij dagelijks naar binnen brengt.

Er zijn nog maar een paar dieren waarvan ik zeg: ‘ja, die hebben hun aard nog, bijv. een schaap, zij bijten elkaar niet; of een lammetje, er is toch niets onschuldiger dan schapen van God, het Lam van God, een duif, een tortelduifje, als beeld van de heilige Geest.

Nou, dan heb je de meeste dieren wel gehad die totale onschuld uitstralen.

Een lammetje, het Lam van God; God had maar één Lam; en de schapen van God, en een duif. Dat is genoeg.

Mooi hè?

 

Duurt Sikkens, dd 06-04-2017 Assen

 

 

De natuurlijke en de geestelijke mens (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen 24-10-2012)

De natuurlijke en de geestelijke mens 

 

Vader, leidt ons door Uw Geest in die wonderlijke onzichtbare wereld. Leer ons Uw gedachten kennen. Ik heb eigenlijk maar één bede: dat Uw Koninkrijk komt en verlos ons alstublieft van de boze.

Amen.

 

Genesis 6

Dat begin is een moeilijk stukje, maar ik ben er uit!

Eerst lezen we Gen. 6:1-4, en dáár gaat het vooral  om. Misschien kom ik nog toe tot vers 5-8.

NBG-vertaling.

Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods… (die hoofdletter moet een kleine letter g zijn) …..zagen de zonen gods dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen wie zij maar verkozen. En de Heer zei: mijn geest (met kleine letter) zal niet altijd in de mens blijven nu ze zich misgaan hebben, hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

 

Toen de mensen…., het staat er eigenlijk in het enkelvoud: de mens, de mensheid, op aarde begonnen te vermenigvuldigen.., dat snap ik nog; en dan werden hun dochters geboren.

Er is met dat woord ‘dochters’ iets merkwaardigs aan de hand in het Hebreeuws.

Dochter betekent hier hun innerlijke mens, en dat is een sleutel om dit stukje te begrijpen.

Hun innerlijke mens; want de innerlijke mens van de mens is vrouwelijk; de duivel is mannelijk, hij is de vader der leugen.

En wij noemen God ook Vader.

Maar de mens zèlf is vrouwelijk.

Als God uiteindelijk de mensheid huwt, heel ver in de toekomst, is de mensheid de vrouw en Hij de Man. Om dat mannelijk en vrouwelijk even tegenover elkaar te zetten.

…zagen de zonen gods…Nou, dat is zo’n rare vertaling. Ik heb er een heleboel vertalingen op nageslagen, maar de beste is: buitengewone krachtfiguren; en die wonen in de hemel.

Het zijn harde, heersende boze geesten. Want de hemel is behoorlijk bevolkt; en het is er ook een zooitje.

Maar in het Hebreeuws staan die buiten-gewone krachtfiguren lijnrecht tegenover de dochters. Het verschil tussen man/vrouw – sterk en zwak.

Dochter kan zelfs een stad zijn. We zingen uit volle borst ‘dochter Sion’, wat stel je je daarbij voor? De dochter van Sion is Jeruzalem.

In Jesaja 1:8 staat dat het wel een stad kan zijn.

Maar er wonen toch ook mannen?

Dus die bundeling van inwoners noem je dochter.

Maar die buitengewone krachtfiguren zijn geweldenaars.

Dus het mannelijke kan het vrouwelijke bevruchten; niet andersom.

Als wij bevrucht worden door de boze dan baren wij zonden, zegt Jacobus.

Dus de mens is vrouwelijk, dat moet je goed onthouden; de inwendige mens.

En ze zagen dat ze schoon waren….

In het Hebreeuws staat er ‘tof’, dat betekent ook ‘goed’; toffe vogel, toffe kerel, etc.; maar dat betekent gewoon ‘goed’ en ‘mooi’.

God zag dat het ‘goed’ was, lezen we in Genesis 1, maar Hij zag ook dat het ‘mooi’ was. Dus mooi en goed is hetzelfde.

Maar dan staat er (:2): zij namen zich daaruit vrouwen, wie ze maar verkozen.

Moet je nagaan, wat een gruwelijke willekeur ligt hieraan ten grondslag.

Zij namen zich…! Dat is toch wat!

Dat is een misdaad. Ze deden maar; ze vroegen geen toestemming; ze maken gewoon misbruik van hun macht.

En die mens kon z’n innerlijk niet beschermen tegen die krengen. Dat lukte hem niet, daar had ie de kracht en de macht niet voor. Het mislukte.

En verscheidene mensen hebben zich daarvoor opengesteld.

Wat een wantoestand is dat eigenlijk hè?

Moet je nagaan, dat zulke monsters gewoon een mens pakken, of het nou een man of een vrouw is, dat maakt niet uit;

bevruchten ze…, ja, en wat komt er dan uit….?

….wie zij maar verkozen.

Dus dat gebeurt. En de Heer zei: Mijn geest zal niet altijd in de mens blijven.

Mijn geest, dat is niet de heilige Geest, daar waren ze nog niet mee gedoopt; dat is gewoon de levensgeest.

Maar een betere vertaling, letterlijk vanuit het Hebreeuws is: de op Mij gerichte adem.

Dus de mens heeft een levensgeest ontvangen, en van nature is t’ie op God gericht, origineel.

Bij een hoop mensen kom je dat nog wel tegen. Als je vraagt: geloven jullie nog wel in iets? Nou, zeggen ze, we geloven wel dat er iets is, of iemand, of een design, maar er is iets wat een rol speelt wat we niet kennen. Dat is dan het enige wat er nog over is van de op God gerichte adem.

In Prediker staat ook dat God in onze natuur gelegd heeft ‘het verlangen naar Hem’. Eeuwigheidsverlangen.

Van nature zit dat in elk mens.

En als je er naar vraagt, klopt dat ook.

‘Zou je eeuwig willen leven?’ O ja natuurlijk, dat zou mooi zijn.

En God is de enige die die vraag kan beantwoorden. En dat heeft Hij gedaan!

In de Zoon Jezus Christus. Want Hij zegt: Als je Mij gelooft hèb je eeuwig leven.

(3)…ze hebben zich misgaan….

Nu zij zich misgaan hebben….

Ja, daar zat wel dwang achter.

Eigenlijk staat er: het is niet tot z’n recht gekomen. Die op Mij gerichte adem komt niet tot z’n recht. Het gebeurt gewoon niet.

En dan komt er een hele verdrietige conclusie van God. Ik kan het niet anders interpreteren: ‘hij is vlees’. Verdraaid: hij is vlees. Dat is dus puur natuur!

Dit is heel verdrietig wat God hier constateert.

En om dat nog eens te benadrukken zie je ook in vers 5 en 6.

Toen de Here zag dat de boosheid der mensen groot was op de aarde…, nou, dat is wat, en kijk vandaag maar om je heen, het is een zooitje…, en al wat de over-leggingen van zijn hart voorbrachten…,

eigenlijk staat daar: de drijfveren van z’n denken, …slechts boos was (bij het over-grote deel) …berouwde het de Heer dat Hij de mens op de aarde gemaakt had en het smarte Hem in Zijn hart.

Je leest er gemakkelijk overheen, maar het deed Hem verdriet tot in Z’n aller- diepste wezen.

God heeft zitten huilen toen Hij dit constateerde. Ja, zoveel verdriet.

Ik heb een mens gemaakt waar Ik mee om wilde gaan, maar moet je eens kijken wat het wordt: hij is vlees!

Alleen maar bezig met de zichtbare dingen.

Jezus heeft gezegd: Wat uit het vlees geboren is, is vlees.

Ja, wat ik hier vanavond zie, is uit vlees geboren, allemaal vlees; vleselijk. Daar wordt mee bedoeld: natuurlijk.

En wat uit de Geest geboren is, is Geest. En dat kan ik nièt aan jullie zien, maar wel weten!  Want jullie zijn allemaal uit de Geest geboren.

Dat staat behoorlijk tegenover elkaar hoor!

De natuurlijke mens en de geestelijke mens.

In Judas vers 19 staat, en dat gaat over natuurlijke mensen, en dan zegt hij erachter: …die de Geest niet hebben.

Dus je kan een gelovige zijn, maar als je de Geest niet hebt, dan blijf je natúúrlijk denken; dan blijf je psychisch denken, aan aardse dingen; aan je natje en je droogje; aan je eigen ziel…., je bent eigenlijk hartstikke veel met jezèlf bezig, en dat is bloedlink!

Als je tot aan je dood met jezelf bezig bent, wat heeft het dan opgeleverd?

Ik vind psychologie en psychiatrie wel interessant, niks mis mee; maar wat uit de Geest geboren is, dat is Geest, en daar vind ik het mooiste om kontakt mee te hebben; met de gééstelijke bedoelingen van de mens; je geestelijke drijfveren.

Ben je bezig op aarde, komt het dáár op aan? Of ben je bezig in de hemel?

Dát is het onderscheid waar de gemeente voor staat! Zijn wij bezig in de hemel, of met allerlei aardse toestanden…, en of het allemaal wel goed gaat en hoe het loopt.

Zoek je de schatten in de hemel of op aarde?

Wat zijn je drijfveren?

In Psalm 27:4 staat: Eén ding heb ik aan de Heer gevraagd, nou, dat is niet veel, maar hij vroeg me daar wat, hij vroeg:

…te doorzoeken in de tempel, maar vooral om de lieflijkheid van Uw gestalte te zien.

Dus de omgang met Hem is punt één; jaag de liefde na, en Paulus zegt: èn streeft naar de gaven des Geestes.

Dát zijn de schatten van de tempel!

Dat zijn de tempelschatten, en die zitten in ons, want wij zijn die tempel!

Zoeken wij die schatten nog op? Al die gaven van de Geest. Hoe werken die, werken ze wel bij ons? Hoe dan?

Spreken in tongen? Nou, dat zal iedereen wel kunnen…. Maar weet je ook wat je zegt? Want je spreekt geheimenissen met God, en die maakt Hij je openbaar.

En je kan je eigen geheimenissen ook aan Hem kwijt; sprekend in tongen.

Jaagt de geestelijke gaven na; de gave van genezing, de gave van profetie, ach, noem het allemaal maar op.

Als we daarnaar jagen, dan krijgen we toch langzamerhand de gestalte die God zoekt.

Jezus zegt: jullie zijn allemaal graan-korrels, maar hij moet in de aarde vallen.

Dat zegt Hij eerst. Hij móet in de aarde vallen. Dat is een keus die je maakt.

En, zegt Hij, sterven! Dat zegt Hij er achter: anders blijft ze op zichzelf.

Ja, ik kan hier op de tafel een korrel neerleggen, dan ligt hij er over 20 eeuwen nòg. Het blijft op zichzelf! Er is niets mee gebeurd. Helemaal niks.

Hoe zit dat dan?

Jezus gaat nog verder. Hij zegt: Het vlees doet geen nut. Dat zegt Jezus hoor!

Het vlees doet helemaal geen nut.

Petrus zegt: Waar zal ik alle vlees mee vergelijken? Nou, met gras.

Het levert niks op, het wordt gemaaid en morgen in de oven gegooid. Het levert niks op.

Paulus zegt in de Corinthebrief: Onze uitwendige mens vergaat, prachtig! Want die inwendige mens wordt per dag vernieuwd.

We zitten in een vernieuwingsproces, en dat is zó mooi. Dat is het grote verschil tussen een kastanje en een kastanje-boom.

Wat wil je nou nog meer? Als die kastanje sterft, dan moet je eens kijken hoeveel kastanjes dat oplevert! Ja toch!

Schitterend is dat!

Van Jezus wordt ook gezegd in de brief aan Filemon: In Zijn uiterlijk als een mens bevonden.

Dus uiterlijk zag Hij er uit als een mens.

Hij at, Hij dronk, Hij vierde feestjes, Hij was altijd onder de mensen te vinden. Hij zocht de eenzaamheid wel eens op, repareerde een dak. Ja, een doodgewoon mens.

Uiterlijk!

Maar wie zag wie Hij innerlijk was? Dat was zó goed verstopt.

De eerste die dat zag en dat hardop zei, was Petrus. Misschien had hij de tranen wel in de ogen staan.

Toen Jezus vroeg: wie zeggen de mensen dat Ik ben, en wat denken jullie ervan? Zegt Petrus ineens: Jij bent de Christus!

En Jezus draaide Zich verrast om en zei: dat kun je nooit uit jezelf weten, vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard.

Petrus, jij hebt een goed gehoor voor de stem van God. Die heb je verstaan en je hebt het gezegd. Want uiterlijk was er geen eer aan Jezus te behalen. Een dood-gewone jood, een timmerman.

Liever gezegd: Hij was een klein aannemertje.

Ja, wie ziet daar nou het Lam van God in.

In Zijn uiterlijk als een mens bevonden.

Maar het gaat om onze innerlijke mens.

Het natuurlijke komt eerst, zegt Paulus.

Ja, je hebt eerst een natuurlijke geboorte gehad, je bent natúúrlijk opgevoed tot een bepaalde leeftijd; totdat je zelf kunt kiezen.

Dus het natuurlijke komt eerst. Daarná het geestelijke. Want Paulus zegt: Ik tel mijn leven niet. Tjonge jonge, dat las ik vroeger ook en dacht toen: man man, ik tel mijn leven niet, maar dat is toch hartstikke kostbaar? Ja, dat is het ook wel, maar Paulus zegt: ik acht het niet kostbaar.

Nou Paulus, hoe lossen we dat op?

Dat is heel eenvoudig: ik tel mijn leven niet, maar het leven van de Christus in me, dát tel ik! En dat is oneindig veel meer en mooier dan dat simpele aardse leventje dat ik leid.

Want, even ter herinnering, wat hebben wij afgelegd toen wij ons in water lieten dopen? Je oude leven, het aardse leven. Dat heb je afgelegd; omdat je gericht bent op een geestelijk leven.

Want een mens legt z’n natuurlijke leven af, hij zegt: ik heb het wel gezien…

(ik heb het over gewone normale mensen hoor), en ik sta gééstelijk op.

Die geestelijke mens, met een nieuwe naam, die is opgestaan! Ook met een geestelijk lichaam.

Dat kan ik van jullie en van mijzelf ook niet zien. Maar als ik één keer gestorven ben, dan blijkt wat voor opstandingslichaam ik heb; en dat vernieuwingsproces gaat toch altijd door. Dat houdt nooit meer op! Want wij leven, en wat leeft dat groeit!

We hebben een levende God, en die levende God groeit!

We zijn een levende tempel met levende stenen; alles groeit en bloeit. Dat houdt nooit meer op!

Dus in de waterdoop heb je je psychische leven afgelegd, je aardse leven. En dat geestelijke leven ben je begonnen tot grote vreugde van God, die jou opnieuw heeft doen geboren worden, want je hebt het Woord van de Zoon geloofd, opgegeten, en toen gebeurde het.

De doop is ook een bad van weder-geboorte. De waterdoop heeft zóveel betekenissen.

Denk eens aan een bad, dat is toch lekker? Lekker badderen. Ja, en daar word je uit geboren; uit dat water; dus zo zijn wij ook geboren uit water en Geest.

Heel eenvoudig; een kind kan het snappen. Je bent uit water en Geest geboren; Woord en Geest.

Hij is vlees; wat een verdrietige conclusie. Want God besluit nl. om de boel aan de duvel over te geven. Hij zegt: Ik ga de mensen die Ik geschapen heb, uitroeien.

Dat is een apart verhaal, maar de bescherming viel weg.

Ik heb het wel eens verteld, maar rondom de aarde zat een heel dik firmament; in het Hebreeuws staat er: dat is het vast gehamerde.

Job noemt het: gepolijst als een spiegel; het was doorzichtig ijs, daar scheen de zon doorheen en als de zon onderging dan scheen de zon er nog op alle mogelijke manieren doorheen.

Nacht werd het nooit op aarde. Daarom staat er ook in de bijbel: het was avond geweest en het was morgen geweest; over een nacht wordt niet gesproken.

Dat firmament zat als een beschermende bel rondom deze planeet.

Bij de zondvloed is dat kapot gegaan; de sluizen gingen kapot, het ijs donderde naar beneden, het is een verschrikkelijke toestand geweest.

De bescherming viel weg, niet als beeld maar in de werkelijkheid! Ze werden een prooi van de machten en de mensen.

Er heeft een firmament om de aarde gezeten. Trouwens, als je een kind vraagt om het scheppingsverhaal te tekenen dan zeggen ze: God zei, er zij een uitspansel midden in de wateren, dat scheiding maakt tussen wateren en wateren. Nou, God maakte dat uitspansel…, wat maakt Hij dan? Waar is dat gebleven?

Als je het een kind vraagt, dan tekent hij de aarde, met het uitspansel er omheen, met wateren er boven, dat is natuurlijk bevroren,  en water er onder. O ja, en de wateren onder de hemel komen bij elkaar, dat worden dan zeeën.

Het is zo eenvoudig zoals het er staat. Maar ja, wie gelooft dat?

Maar goed, dat is een apart verhaal.

In Genesis 6:3 zegt God: hij is vlees, een andere vertaling luidt: hij is lichamelijk.

Hij denkt alleen maar aan zichzelf: hoe gaat het met mij?

En dan staat er: zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. Dus de mensen werden al knap oud, maar nu honderd twintig, om hun leven te beteren.

God geeft hem honderd twintig jaar om van gedachten te veranderen.

Dat heeft Hij ook een poos aangezien, totdat dat ook allemaal mislukte.

In vers 4 staat iets merkwaardigs.

De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen die afschuwelijke krachtfiguren tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden. Het woordje kinderen staat niet in het Hebreeuws. Het mag hoor, maar je mag er ook neerzetten: jonge reuzen.

Dus zij baarden iets. Ze werden bevrucht door die geweldige krachtfiguren in de hemel en dan baren ze….., ja, wat baren ze? Er staat: reuzen.

Nou kun je dat ook letterlijk opvatten als reuzen…, er zijn zelfs mensen die beweren dat ze honderd meter hoog waren. Dat lijkt me wel een beetje stug hoor. Maar wel wanstaltig.

Een dwerg is niet uit God en een reus is niet uit God. Maar hier gaat het over reuzen.

Nou staat er in het Hebreeuws een merk-waardig woord: nephillim, dat zijn eigenlijk dwingelanden. Die rammen.

Dus ze hoeven niet lichamelijk gigantisch groot geweest te zijn, maar ze zullen er wel tussen gezeten hebben.

Neem Og, de koning van Basan, dat herinner je je misschien wel, waar de Israëlieten tegen vochten, die schatten ze op vier meter, z’n bed was vier meter. Dus een reusachtige vent.

Goliath was ook een knoert van een reus. Natuurlijk verschrikkelijke figuren, dan maak je ook rechtsomkeert en ga je weg.

Nephillim. Maar wat baren zij?

Die worden dus geboren uit een kracht-figuur uit de hemel, een boze geest en

een zwakke mens. Daar komen reuzen

uit tevoorschijn. Nephillim, dwingelanden, tirannen. En kijk maar om je heen, die geesten zijn nog lang niet dood en gebonden. Die gaan nog rustig tekeer in allerlei mensen, en dat worden dan ook tirannen.

Kijk maar gewoon in de wereld om je heen. Hoeveel tirannen zijn er wel niet geweest in de loop der eeuwen.

Gruwelijke tirannen; en in de geschie-denisboekjes wordt dat lang niet altijd vermeld.

Nebukadnezar was een eerste klas tiran.

Het is niet normaal hoeveel mensenlevens hij op z’n geweten heeft.

Alexander de Grote, een boef! En in de geschiedenisboekjes worden ze verheerlijkt; ook in de filmindustrie.

Napoleon was een criminele hond als de pest. Ik hoor het een Fransman, die bij ons was, nog zeggen; wij waren aan het kamperen aan de Route de Napoleon, en daar hebben ze ook een weitje; daar kun je dan herdenken dat Napoleon daar andere mensen getroffen heeft, weet ik veel, ik ga er helemaal niet heen; maar we kregen het over Napoleon, en die Fransman keek me aan en zei: Napoleon? Een crimineel! Gewoon een crimineel.

Ja…, maar hij heeft toch gezorgd voor de Code Penal, het Burgerwetboek en het Strafwetboek; en hij  heeft maten en gewichten allemaal gelijk gemaakt.

Ja, maar is dat een verdienste? Dat is nog maar de vraag. Alles moet gelijk zijn. En dat is het kenmerk van tirannen.

Hitler, Hoessein, Assad vandaag aan de dag. En denk eens aan Stalin?

Hoe sommige Russische mannen en vrouwen nog kunnen zeggen: ‘ach, leefde vadertje Stalin nog maar….’.

Stalin heeft miljoenen mensenlevens op z’n geweten.

Dat zijn tirannen. Die zijn gebaard. Die zijn het resultaat van zo’n boze geest, zo’n geweldenaar en de menselijke geest. En als hij de ruimte en de kans krijgt….

Göring heeft in z’n dagboek geschreven, hij had een grote bek hoor, en was nergens bang voor; hij was ook behoorlijk intelligent; maar hij zegt: als ik tegenover Hitler stond, voelde ik me een zak met wind. Hij liep helemaal leeg.

Zo’n hypnotische uitwerking had Hitler op z’n omgeving.

Dat heb je ook wel eens bij mensen, dat je dan helemaal wegzakt; dan gaat daar wat van uit wat niet normaal is. Dat noemen ze dan een charisma, een uitstraling.

Nephillim, het zijn eigenlijk gevallen mensen. Het komt van ‘vallen’ in het Hebreeuws. En dat klopt, want die engelen, die aanvankelijk God dienden door de mens te moeten dienen, waren gevallen. Ze wilden heersen!

En, zegt Judas, ze werden ontrouw aan hun hoge oorsprong.

Judas vers 6: Hij heeft engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag onder donkerheid bewaard.

Dus die worden allemaal nog geoordeeld.

Maar ze werden hun óórsprong ontrouw.

Oorsprong kun je ook net zo goed vertalen met ambtsplaats of dienst. Ze hadden moeten dienen, en ze heersten. En hun ambt was om te dienen. Engelen zijn dienende geesten. En dat wilden deze niet. Die wilden heersen. En dat hebben ze gedaan.

Dus ‘vallen’…., dan ga je naar beneden.

Als er aan het eind der tijden over afval wordt gesproken, van christenen, dan hebben ze dus eerst aan de boom,  gehangen, maar ze zijn er af gevallen.

AFVAL! Wat zijn dan de drijfveren van je hart geweest om te kiezen?

Wil je heersen of wil je dienen?

Er staat hier: het zijn de geweldigen uit de voortijd. Dit waren de mensen zelf, die reuzen, ze zijn bevrucht in hun inwendige mens, en dan wórden ze wat die geest er in gepompt heeft. Eigenlijk is dit een verkrachting.

In Genesis 10:8 wordt er eentje genoemd:

Kusch, een zoon van Cham, en Cham was een zoon van Noach, Kusch verwekte Nimrod, en deze was de eerste macht-hebber op aarde.

Er staat letterlijk: de eerste geweldenaar op aarde. Want wat is je drijfveer als je macht wil uitoefenen over andere mensen? Dat moet je eens goed nagaan.

Wat wil je? Wil je iets te zeggen hebben over anderen, of niet. Ben je om te dienen of om te heersen. Ben je een najager van het hoogste. Er zijn zoveel advertenties op de tv, dat ze de lat zó hoog leggen, ja, daar moet je naar toe; je hebt ambitie, je hebt eerzucht, je wil iets bereiken, enz. enz.

Het zit zo diep in de mens om iets te willen bereiken, zodat ze later van je kunnen zeggen: kijk, dat heeft hij gepresteerd.

Maar hier staat: machthebber.

Dan staat er verder over Nimrod: hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren. Geweldig moet je hier letterlijk opvatten. Gewelddadig!

Hij was dus een jager; nou betekent het woord Nimrod letterlijk: wij willen weer-spannig zijn. Tegenover wie? Tegenover God natuurlijk.

Want de op God gerichte adem was niet meer op Hem gericht, hij was op macht gericht.

De naam Nimrod is gemaakt van het woordje Nimoerta, dat mag je vergeten maar dat was de Babylonische God van de jacht en de oorlog. Nou, als je daar naar genoemd wordt, dan hoef je je niet af te vragen waar men met dat kind naar toe moet. Dan wil je er wat van maken.

Ja, jacht en oorlog. Denk aan Ezau; zó tegengesteld aan Jacob.

Het gaat er in de laatste dagen ook om dat de Ezau’s de Jacobs zullen vervolgen. De christenen naar het vlees en de christenen naar de Geest, ze noemen zich allebei christen. Maar de één is het en de ander is het in naam.

Dat is het grote verschil, natuurlijk of geestelijk. Wat zoek je eigenlijk?

En dan staat er: …voor het aangezicht des Heren. De septuagint zegt niet ‘voor’, die zegt: ‘tegenover’; en dat vind ik een veel betere vertaling dan ‘voor’.

Een geweldig jager tegenover het aangezicht des Heren.

En het aangezicht des Heren is God Zelf.

Hij wordt alleen bij z’n gezicht genoemd.

Dat is ook het belangrijkste hè?

Een geweldig jager ‘tegenover’ God.

Nou, daar heeft God niks mee te maken, dan draait Hij Zich om. Afschuwelijk!

Dat is nou Nimrod. Daarom zegt men: een geweldig jager voor het aangezicht des Heren als Nimrod. Het begin van zijn koninkrijk was Babel. Nou, je weet wat voor wereldrijk dáár uit voortgekomen is.

En dat is me een wereldrijk geweest hoor; als je daar boeken over leest…, dat is ongelooflijk wat een economische macht die in de wereld hadden. Het was niet een klein weggedrukt landje. Overal hadden ze kontakten, en schitterende steden; niet normaal meer.

Even een zijstraatje naar Nimrod: wij willen weerspannig zijn, maar hij verheft zich tegen God. Dát is eigenlijk het wezen van Nimrod, met een mond vol grootspraak.

Dat is een typische bijbelse uitdrukking.

Zouden dergelijke geesten nog bestaan? Zulke geweldenaars? Nou, reken maar! Er zijn er zat!

Maar er is nòg een categorie geestelijke geweldenaars, en die zoeken kontakt met christenen. Die zoeken daar kontakt mee. Ze willen nl. heersen, niet dienen maar heersen. Als het nou klikt tussen zo’n geest en jou, je wil iemand zijn in de geestelijke wereld, in de kerk, in de samenleving; je wil iemand zijn, een beroemdheid; iemand die duizenden mensen trekt; die gigantisch vaak op tv komt, en noem maar op…., wat ben je er dan voor één?

Wat is je drijfveer, wat zoek je? Dat is een doordenker hoor. Want als de duvel rond gaat, brullend als een leeuw, rond de gemeente, want daar zoekt hij het vooral, dan ziet en hoort iedereen hem wel.

Ja, hij brult, hij schreeuwt, natuurlijk is die makkelijk te onderscheiden. Maar als hij op kousenvoeten, op z’n teentjes, heel stilletjes de gemeente insluipt. 

Heb je dán z’n bedoelingen door?

Want datzelfde soort religieuze geesten…, zo noem ik ze maar,  want religie is een uitvinding van de boze; al die rare religies.

En inclusief wat er van het christendom gemaakt is.

Al die rare religies, met al die rituelen, toestanden…, een zooi. En je moet weer wat, en ergens aan beantwoorden.

Dat zijn allemaal uitvindingen van de boze.

Hij wil je het liefst in een systeempje onderdouwen. Dat heeft’ie je het zwijgen opgelegd.

Die geesten zoeken kontakt en die wil van jou maken die iemand moet zijn; je moet iemand worden! Je bent belangrijk! En zo gaat dat maar door.

Hij doet ook een beroep op je natuur-talenten. Maar dat is een zijstraat.

Die buitengewone krachtfiguren, die onder donkere banden bewaard worden tot het oordeel, die eerste categorie zal wel weg zijn; maar die religieuze machten zijn bij lange na niet dood!

Daniël zag ze. Ze zagen er uit als een beer, een panter en een leeuw.

Johannes neemt dat beeld over in Openbaring, dan heeft hij het over een beer, een leeuw en een luipaard. Het zijn alle drie roofdieren. En Daniël snapte er geen bal van. Hij snapte er helemaal niks van. Nou, zegt God, laat dat maar zitten, dat komt aan het eind wel openbaar, dan gaan je ogen wel open, het is nu nog te heftig. Maar Johannes zag dat ook.

Nu iets over religieuze geesten wat aan het eind openbaar komt.

De wereld barst zo’n beetje van die religieuze geesten.

Het gaat allemaal over religie en nog eens religie…, meer dan verschrikkelijk.

Oorlogen, geruchten van oorlogen, gedonder, aardbevingen. Het betekent dat het natuurlijke leven geschud wordt.

Radeloze angst onder de mensen.

Het is verschrikkelijk wat er nu in Syrië gebeurt. En het slaat maar om zich heen en het gaat maar door.

Dus de chaos neemt toe.

Maar God is bezig met het ontwikkelen van Zijn Koninkrijk. Daarom zijn wij ook bezig in de hemel. Dáár zoeken we ons spoor, een weg. Jezus zegt: Ik ben de Weg, en wij volgen dat; het is een leerweg.

En leren betekent letterlijk: een spoor volgen. Dat is een prachtige uitdrukking.

Want het is uitgezet door iemand; een leraar zet een spoor uit, en jij volgt dat spoor tot aan het eind.

En de heilige Geest is onze leraar. De dingen die ik vertel, weet ik ook niet uit mezelf. Want je kunt Bijbellezen totdat je er bij neervalt en er nog niks van snappen als de Geest het niet openbaart. Want de Geest maakt je de dingen duidelijk.

Afgelopen zondag ging het ook over: de toekomst uitstippelen, en Wim haakte daarop in door te zeggen: ja, dat zijn de dingen die je toekomen; dat is één kant van de medaille; de andere kant van de medaille zijn de dingen die op je afkomen, want er komt heel veel op ons af; en hoe houd je dan je hoofd goed! Hoe houd je je gedachten goed!

Laat je je angst aanjagen of niet? Hoe zit dat?

Die buitengewone krachtfiguren, die religieuzen die vallen, werken eendrachtig samen. Dat moeten ze nou wel, want de duvel staat op een dag op het strand van de zee, dat is de volkerenzee, de chaos, de religieuze massa…., dan staat hij daar en dan roept hij iets op. De oppervlakte van dat water begint te rimpelen en daar komen zeven koppen tevoorschijn. Meer dan verschrikkelijk!

Een beest met tien horens en zeven koppen. Wat is dat voor een reptiel?

Een monster; en op zijn koppen namen van Godslastering.

Wat zijn Godslasterlijke namen?

Want al die religieuze geesten gaan uit van één gedachte: ‘wij willen de wereld-heerschappij’. En dat zal hij krijgen ook!

Want dat beest uit de zee is de grote tegenhanger van de heilige Geest.

Die staan lijnrecht tegenover elkaar.

Kracht en geweld, èn de Geest van God.

Niet door kracht en geweld, het gebeurt door Mijn Geest. En de Geest is de zachtmoedigheid zelf!

Jezus geeft dit monster een naam. Hij noemt hem de gruwel der verwoesting.

Erger kun je je het niet voorstellen. Hij zegt: sla Daniël er maar op na: wie het leest, geve er acht op.

De gruwel der verwoesting. En die namen van Godslastering op z’n koppen.

Daar staan geen vloeken op! Kom nou!

Hij zegt van zichzelf dat hij de geest van God is. Anders is er geen misleiding.

En op die koppen staan prachtige woorden: vrede, rust, blijdschap, gerechtigheid, inzicht, liefde, trouw….

Hoe wil je het hebben? Allemaal mooie woorden. Ja, uiterlijk!

Het is meer dan verschrikkelijk. Het is Godslastering.

Dat monster zoekt gemeenschap met de mens op aarde. Waar richt hij z’n pijlen het sterkste op? Op mensen die gewend zijn in de hemel te wandelen. Die van de onzichtbare dingen heel veel weten. Dié moet hij hebben. Die weten aardig wat.

Daaruit rekruteert hij zijn mensen; en dat zijn mensen die zich christenen noemen, en ook vol van liefde en wijsheid en inzicht en de hele handel zijn…., maar ze willen heersen. Dat is hun diepste drijfveer.

Ze willen wat te zeggen hebben zowel in de hemel als op aarde. En de duvel heeft dat monster al z’n macht gegeven; wist je dat? Dan is hij zelf niks meer waard hoor.

Nee, als je al je macht delegeert aan een ander, waar ben je dan zèlf nog?

Dat klopt ook wel, want een poosje later wordt de duvel door één engel gepakt en in een put gegooid. Eén engel kan dat gemakkelijk aan. Ja, hij is al z’n macht kwijt; dat heeft hij overgeheveld aan die geest; en die geest vermengd zich met het beest uit de aarde. Die twee vallen samen; het beest uit de aarde is een mens, mensen die daar gevoelig voor zijn.

Ze noemen zich christenen hoor!

Ze zeggen ook dat ze met de Geest gedoopt zijn.., ook opnieuw geboren zijn….Ja hoor, al die dingen die wij zo normaal vinden; zij dus ook.

Judas was niet te onderscheiden van de andere discipelen; het was onmogelijk om het verschil te zien. En toch zegt Jezus: één van u is een duivel. Hij zag het wel.

Dus je hebt wel onderscheid nodig.

Als die twee samenvallen krijg je dè antichristus.

Het is een monster hoor; een gruwel der verwoesting.

En waar gaat die geest naartoe? Paulus zegt, en dat heeft hij, toen al, een paar keer verteld aan de gemeente in Thessalonica, en er een paar keer op gehamerd: die geest zet zich in de tempel van God. En dat zijn wij!

Breekt hij dan zomaar in? Nou, ik zei het zonet al, hij komt op kousenvoeten binnen, en probeert de heilige Geest eruit te krijgen, en hij gaat er dan zelf in.

Je bedroefd de heilige Geest nl., en die trekt zich terug. En dan kan hij in het centrum gaan zitten, en hij laat aan zich zien dat hij (een) God is, zegt Thessalonicenzen 2:4.

In de vertaling staat: ‘een’ God, maar dat ‘een’ hoort er niet.

En wat zegt die hufter, ja, het is verschrikkelijk, hij zegt: mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Dat zijn exact de woorden van Jezus.

Dus de hele aarde gaat er ook vol verbazing achterna. Hij doet ook wonderen en tekenen. Hele wonderlijke tekens, de mens staat dan met open mond te kijken. De grootste atheïst valt door de mand. Ja, Christus is teruggekeerd…..

Hij brengt dus, politiek en religieus, rust en vrede; er is een eind aan de chaos in de wereld gekomen. Hè hè, de mensen halen opgelucht adem…, en daar heb je hem!

Een gruwel der verwoesting.

Je mag wel eens kijken bij Daniël 7:25, dat gaat over die 10 horens.

Hij zal woorden spreken tégen de Allerhoogste, (daar heb je hem, tégen God) en de heiligen richt hij te gronde.

Er zijn figuren geweest in de geschiedenis die dat ook wel gedaan hebben, tégen God.

Dat zeiden de Fransen ook: ‘geen God en geen meester’. Ze hebben toen ook de kalender veranderd. Godsdiensten werden verboden. Keizer Antiochus Epifanes  heeft drie jaar lang de joodse godsdienst verboden. Maar ja, in de vorige eeuw is er ook zoveel verboden geweest van godsdiensten. En moet je kijken wat een hoop godsdiensttwisten we vandaag aan de dag hebben; de Soennieten en de Alawieten en weet ik hoe ze allemaal heten. Ze verbieden elkaar van alles.

Maar hij gaat tégen de Allerhoogste tekeer èn tegen de heiligen.

Daniël 8:10: …hij deed sterren van de hemel vallen, zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijkse offer ontnomen….,een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijkse offer.

Wat is het ‘dagelijkse offer’? Dat betekent een eeuwigdurend offer. En het eeuwig-durend offer is het offer van het Lam.

Dat is altijd geldig. En dat ontkent hij.

Tegenover dát komt er een andere eredienst. Hij gooit zelfs de waarheid ter aarde (12).

En hij is slim hoor, kijk maar eens in vers 24: Zijn kracht zal sterk zijn, maar niet door eigen kracht, en op ontstellende wijze zal hij verderf brengen, en wat hij onderneemt, gelukt. Dat zingt hij ook: Al wat ik onderneem, gelukt.

Maar er staat bij: ‘niet door eigen kracht’.

Dat zeggen wij ook. Ja, maar hij heeft de kracht van dat beest met die zeven koppen. Daardoor wordt hij zo groot en sterk en machtig; dan heeft hij alles te vertellen in de wereld, maar dan ook werkelijk alles!

Daniël 11:31: …zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden, het offer van het Lam telt niet meer, daarom is het Lam van God het centrum, de kern van ons bestaan,…en een gruwel oprichten die verwoesting brengt.

Jezus zegt: als je die gruwel ziet staan waar hij niet hoort…., hij staat waar hij niet hoort…., dat is in de mens, dat is in die geestelijke mens.

Dus ze hebben hem ruimte gegeven.

In Daniël 12:1 staat: Te dien tijde zal Michaël opstaan (dat staat allemaal Openbaring 10) dan komt er een tijd van grote benauwdheid, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan.

Het is nog nooit zo erg geweest, zegt Jezus; als het niet ter wille van de heiligen ingekort werd, zou geen vlees het overleven; dat betekent: geen mens.

Nou, dát is een ramp!

En dan staat er: In die tijd zal jouw volk ontkomen, ontsnappen, in die tijd.

Dus als de druk op het hoogst is…, dan ontsnappen we! Hoe, dat weet ik nog niet, die aanwijzingen zal God zeker geven door middel van z’n profeten, echt waar!

Daar hoef je je ook niet op voor te bereiden.

Het beest zoekt dus gemeenschap met de mens, en zo ontstaat dus de mens der wetteloosheid, zegt Paulus, de zoon des verderfs.

Maar hij zegt natuurlijk dat hij de goedheid zelve is. Dat is het masker dat hij heeft.

Prachtig! Wonderen en tekenen….

Wat houdt hem dan nog tegen? Want het wachten is op dat kreng.

2 Thess. 2:3 Paulus zegt hier: Laat niemand je misleiden, op welke manier ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen alles wat God of voorwerp van verering heet…,

noem eens een voorwerp van verering, dat is de tempel natuurlijk; dat zijn geen relikwieën …., of gelukspoppetjes ergens in je auto of zo…

Voorwerp van verering, dingen. Maar het gaat over de tempel. Dat is de tent van God! …zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien dat hij god is. Dus zichzelf voor God uitgeeft, staat er.

Maar nou staat er verder: Herinner jullie je niet, dat ik, toen ik nog bij jullie was, dit  meermalen gezegd heb? Je weet thans ook wat hem weerhoudt, tot hij zich openbaart.

Wat houdt hem nou nog tegen om zich te openbaren vandaag aan de dag?

Dat is de weerhouder. Op een hoop manieren is dat al uitgelegd, maar ik ken maar één uitleg: vers 7: Het geheim van de wetteloosheid is in werking, maar wacht alleen maar totdat hij, die op dit ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.

Wie houdt hem nog tegen? Dat zijn gewoon de mensen, de regelende wereld-geesten, de regeringen, die nog een beetje orde in de chaos proberen te scheppen. Die orde houdt dat dus tegen; maar het moet eerst een chaotische bende worden, wil hij zich openbaren; waar het wachten op is, dat hij met open armen ontvangen wordt door iedereen; en dat is eeuwenlang niet gebeurd.

Het moet nog een keer gebeuren.

Ik zeg het vaak wat ongelukkig hoor, maar als het maar duidelijk is dat hij gewoon zit te wachten, want z’n koppen zijn al boven water, tot hij aan land kan gaan.

En als dát gebeurt, dan heeft hij de hele natuurlijke wereld achter zich aan.

Maar die wederhouder, de tegenhouder, dat zijn gewoon de geordenende wereld-geesten, regeringen.

Als het een chaos wordt, komt hij opzetten. En dan preekt hij vrede, halleluja!

Dan staat er dat iedereen dat beest, die geest, moet volgen, en ze krijgen een merkteken.

En wat is dat merkteken? Sommigen zeggen: nou, dat is een pincode; of: dat is een barcode; een knipje in je oren.

Dat zijn allemaal nonsens!

Ze worden allemaal gedoopt met die geest.

Onder druk worden je de handen op-gelegd en je moet je laten vervullen met die geest. Die geest moet door iedereen heen stromen. Ze krijgen allemaal een merkteken, dat is het merkteken van het beest.

Jij doet daar niet aan mee, want jij hebt ook een merkteken van de heilige Geest.

Dat is ook een merk, daardoor ben je gemerkt.

Het is een gruwelijke toekomst; maar als wij nou maar bezig blijven met de onzicht-bare dingen, met het ontwikkelen van de tempelschatten, met die wandel in de hemel en goed om je heenkijken, ogen open houden.

Ik herinner me dat er een profetie geweest is dat zei: Hou je ogen en oren goed open, dan hou je ook je rust. Dan wandel je, je rent niet in de hemel, je wandelt. Dan heb je zoveel rust dat je de stem van de Geest kan verstaan. En dat lijkt me het aller-mooiste wat er is. Dat je de stem van de Geest kunt verstaan, zodat je weet hoe je moet handelen.

 

Duurt Sikkens  C.B.  d.d.24-10-2012

 

 

 

 

antwoord op (onverstaanbare) reactie uit de groep:

Monden vallen open, het is verbazing-wekkend wat dat kreng kan. Hij is nog nooit boven water geweest; nog nooit geopenbaard in de wereld, en dan ineens…, en alle macht en kracht van de duvel heeft hij ook; dat is onvoorstelbaar!

God ontfermt Zich natuurlijk over de mensen die daar blindelings intuinen; dat is voor Hem helemaal geen punt, want die mensen gaan echt niet naar de hel.

De hel is echt gemaakt voor de boze en z’n engelen; en alleen de valse profeet, de antichrist zelf, verdwijnt er ook in, want die is niet te verbeteren. Dat zijn de enigen.

We doen dus niet aan bangmakerij met hel en verdoemenis.

Laten we maar rustig doorgaan in alle liefde.

 

Vader, help ons om deze gedachten goed te verwerken; ook de dingen te bedenken die boven zijn.

Ik vind dat zó mooi, ik kom helemaal tot leven. Ik weet dat U gezegd hebt: kom tevoorschijn, nou Vader, ik denk dat dát het mooiste is dat er bestaat; dat die geestelijke mens tevoorschijn komt: de mens Gods!

Amen.

 

 

De lieflijkheid des Heren aanschouwen (Duurt 30-10-2011)

De lieflijkheid des Heren aanschouwen

 

Wat hebben we in ons leven al een bende preken gehoord. Honderdduizenden woorden zijn over ons uitgestort, en wat hebben die woorden gedáán?

In Psalm 27:4 staat:

Eén ding heb ik van de Heer gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

Heb je dit wel eens gevraagd? Want uiteindelijk gaat het dáárom!

De meeste mensen vragen verschrikkelijk veel dingen aan Hem. En David zegt: ik vraag maar één ding. Maar dat ene ding omvat natuurlijk alles.

Om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen.

God vraagt heel vaak: zoek Mijn aangezicht. Waarom vraagt Hij dat?

Waarom zou Hij vragen: zoek Mij eens op? Nou, Hij wil je zien, en dat is nou alles.

Niet dat je daar als een kruiperig wezen naar toe gaat, maar gewoon in je volledige gestalte; al is die nog zo beschadigd, dat maakt even niet uit.

Hij wil jou zien! Het is Zijn diepste verlangen om mensen te zien.

Dat vind ik nogal wat. Vroeger was ik bang voor Hem. Ik durfde Hem niet onder ogen te komen; en Hij vraagt: kom Mij alsjeblieft onder ogen, want Ik wil je zien.

Ik wil zien met wie Ik de rest van Mijn leven, en dat is nogal wat, ga delen.

Te verblijven in het huis des Heren.

Wat is eigenlijk dat huis des Heren?

Simpel gezegd: wij hebben twee lichamen, een aards lichaam, wat je ziet, en een hemels lichaam, wat je niet ziet. Dat heet het opstandingslichaam. Dat verschijnt als je het aardse lichaam aflegt.

Dat verschijnt in een andere dimensie.

En al die opstandingslichamen bij elkaar is het huis van God. Daar heeft David naar uitgekeken. Inmiddels is hij het al. Hij is inmiddels gedoopt met de heilige Geest. En hij heeft gezien dat heel veel beloften, die hij heeft geprofeteerd, uitgekomen zijn.

Maar andersom is ook waar, dat God woont in ons. Of, zoals sommigen zeggen: wij wónen niet in het hemelse Jeruzalem, maar we zijn het, en Gòd woont daar.

Het is maar hoe je denkt. Anders zit je in allerlei termen vast, die eigenlijk niks zeggen; maar Hij woont in Zijn stad, Jeruzalem, de stad van de vrede.

Maar dan staat er: om de lieflijkheid…

Een ander woord, dat hier wordt gebruikt in andere vertalingen is het woord mildheid, en het woord tederheid.

God is mild, wat is dat? Een milde regen is geen stortbui van woorden.

Mild en teder; moet je nagaan dat die God, waarin ik vroeger heb moeten geloven, zó veranderd is, zo onthuld is, dat Hij eindelijk Z’n ware gezicht kan laten zien. Gods ware gezicht.

Die tederheid van Hem is onbeschrijflijk en al eeuwen oud. En daar is steeds de duivel tussen geschoven met zijn karakter-trekken, zodat God de karaktertrekken moest hebben van de duvel, en dat is verschrikkelijk.

Daarom wordt er ook zo weinig over de duivel verteld; en dat is goed ook; maar ondertussen heeft hij wel het gezicht van God zó veranderd en tot een raar masker gemaakt, dat iedereen daar bang voor werd; of daarover ging lachen: och, bestaat Hij wel….?

Van alles is er tussen geschoven, zodat God maar niet aan het licht kan komen.

En dáár gaat het om!

Ja, die tederheid van Hem. Er staat in een Psalm: Hij drenkt ons, dat is ‘laten drinken’, met een stroom van lieflijkheden. Dus toen Jezus hier rondging, was Hij een bron van lieflijkheden. Hij vertelde de mensen heel mooie dingen, prachtige dingen over Z’n Vader. Want het beeld wat zij van de Vader hadden, was zo raar en krom, en er zat zoveel geweld achter.

Dat was zo sterk dat, toen zij in een dorpje waren dat niet wilde luisteren naar wat Jezus te vertellen had, en zich van Hem afkeerden, Zijn volgelingen zeiden: zullen we vuur laten neerdalen? Zullen we dat dorp eens even omkeren? Even laten zien hoe sterk en machtig God is….?

Nou, zegt Jezus, jullie weten niet uit wat voor geest jullie zijn; jullie snappen er echt niks van.

Dat zegt Hij gewoon. Jullie snappen het niet! Jullie kennen de Vader niet.

Een andere tekst zegt: Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn gezicht, van Zijn aanschijn.

Aanschijn is een heel ouderwets woord dat gewoon ‘gezicht’ betekent. Iemand z’n aanschijn is: z’n verschijningsvorm.

Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn aanschijn. Want God is Iemand die in het verborgene werkt, en ook kijkt in het onzichtbare. Je hebt dus andere ogen nodig om te zien. Maar verberg je daarin.

Het mooiste is natuurlijk dat Hij eigenlijk aan jou vraagt: ‘kijk Mij eens aan’. En je hoeft je ogen nooit meer neer te slaan.

Tenzij je je kapot schaamt…., nou goed, dan vergeeft Hij je dat, en dan durf je Hem weer aan te kijken.

De Zoon heeft er voor gezorgd dat we God frank en vrij kunnen aankijken. En dan wordt het stil. Zwijgen in Zijn liefde.

Geliefden hoeven dat niet zo vaak tegen elkaar te zeggen. Ze hoeven elkaar alleen maar aan te kijken en ze weten hoe het is.

De Heer te aanschouwen, kijken. Dat doe je dus met je innerlijke ogen. Dáármee zie je Hem. Maar ja, daar heb je ook licht bij nodig; zonder licht zie je niks.

En wat voor licht is dat dan? Als ik uitga van dat tabernakeltje, dat mobiele tempeltje wat de Israëlieten hadden in de woestijn. Het enige licht van dat ‘heilige’ was die kandelaar. Dat waren zeven heel stil brandende vlammetjes.

Niks vurig of lawaaiig; heel stil en heel rustig. En bij dát licht kun je elkaar zien. Dát is het licht van de Geest.

God is licht, maar Zijn Geest is natuurlijk ook licht. En als je dit dan verder vertaalt in een mens, dan kan die mens ook zeggen: ‘ik ben het licht’.

Dat licht verspreidt zich; dat wordt steeds meer. Dus daar komt geen vreemd licht bij om iemand te bekijken. Er zijn allerlei vormen van daglicht, je kent die uitdrukking wel, als er iemand aan je vraagt: joh, ik heb een probleem, laat je licht daar eens over schijnen. Dan probeer je dat met al je verstand een beetje te bekijken.

Maar als je Gods licht ergens over laat schijnen, is dat een ander licht.

Er is een andere vertaling die iets heel merkwaardigs zegt bij dat laatste zinnetje van vers 4: …. om te onderzoeken in Zijn tempel, dat zegt: …om de ochtend te zien gloren in de tempel. 

Dus de morgen breekt aan vanuit de tempel.

Vanuit die tempel begint het licht te schijnen, en dat licht laat zien wat deugt en wat niet deugt. Wat duisternis is en wat licht is. Zodat de boel ineens helder voor je wordt.

Het oordeel begint bij het huis Gods. Dit is een veel misbruikte tekst.

Die scheiding tussen licht en duisternis begint bij Z’n eigen huis, waar Hij woont; want God is licht, en tederheid, en lieflijkheid.

Zo is de schepping ook begonnen: ‘Er zij licht’. Dat is het eerste wat Hij zegt. Licht! Want duisternis is verschrikkelijk.

Prachtig is het dat dat morgenlicht in jou begint.

Het licht van de dag begint te gloren. Dat knalt niet in één keer met een bonk licht. Nee, net als bij het opgaan van de zon; eerst de stralen die de mensen aftasten, en van lieverlee komt die hele mens tot licht.

Een heleboel dingen zitten nog in de schaduw. En die mensen kennen hun eigen kleuren niet. En als dat dan begint te schijnen over die mensen, dan zeggen ze: hé, ik heb kleur, en steeds meer licht.

En die schaduwkanten van je…., joh, die zon gaat steeds meer schijnen en er komt steeds meer áán het licht. En dan ga je zien wie je werkelijk bent.

Jullie zijn het licht van deze wereld. Dus wij zijn geroepen om in de wéreld te schijnen, want dié ligt in het duister. En jij bent een kind van het licht. Wat wil je nou nog meer?

Net als het beeld dat we laatst hadden.

Er waren een paar handen waarin licht-gevende kristallen lagen. Die handen gingen open en die kristallen begonnen te bewegen en dat werden sterren.

Ja, wij zijn geroepen om sterren te zijn.

In Psalm 110:3 staat een merkwaardige uitdrukking: ….uit de schoot van de dageraad komt de dauw van de nieuw-geborenen.

De schoot van de dageraad, de baarmoeder.

En baarmoeder in het Hebreeuws heeft alles te maken met tedere liefde, met tederheid. Dus je bent uit tederheid geboren. En de vrouw wordt dus dageraad genoemd. De schoot van de dageraad.

‘Goede morgen, mevrouw Dageraad’.

Dat is toch mooi? De vrouw van het morgenlicht.

En uit die vrouw komt de dauw van jonge mannen, kinderen, nieuwgeborenen. Allemaal verschillende vertalingen. Maar ze worden vergeleken met dauw.

Toen dacht ik: ‘zó, je bent dus de dauw van de aarde’.

En weet je dat de dauw altijd lag op het manna in de woestijn? En als die dauw verdampt was, kwam het brood tevoorschijn.

Dát is mooi? De dauw van de nieuw-geborenen.

Liefde is een verzamelwoord. Het heeft zóveel aspecten. Het is net als een schitterend grote geslepen briljant. Dat heeft ook zóveel aspecten, zóveel kantjes. Want het woord ‘liefde’ omvat natuurlijk alles.

Dat is hetzelfde met het woord ‘woord’.

Wat betekent nou ‘woord’? Als je dit woord opzoekt, wat staat er dan? Wat is de betekenis van een woord?

Woordenboek….. We hebben wel eindeloze rijen woordenboeken, in alle talen, dat kun je allemaal samenvatten in dat ene woordje ‘woord’. Zo is het samen-gebald.

In den beginne was het Woord, en in dat woord zit eigenlijk elk ander woord opgesloten.

Maar voordat je een woord hebt, heb je natuurlijk een gedachte. En die gedachtenwereld van God is zó kostbaar, zó mooi, zó….., ja, daar is dus geen woord voor!

Om die gedachtenwereld nou te vangen, is daar het woord ‘Woord’ voor bedacht. Maar dat houdt alles in! Daar kun je eindeloos in bladeren.

Dus het is een uiting van gedachten. De gedachte is verborgen…., en ineens uit God hem; hoe doet Hij dat? Door het woordje ‘Woord’ te hanteren, of ‘Licht’, dat mag ook, en tegelijkertijd blijft het verborgen.

Ja, wat heb je nou aan een woord? Dat kunnen de mensen zèggen.

In den beginnen was het Woord…., ja, wat voor woord? Nou, Woord! Dus Hij houdt het óók verborgen. Dat is prachtig, want dát is de kunst om de gedachten Gods onder woorden te brengen in beelden.

Om te onderzoeken in Zijn tempel.

Je kan het zelfs vertalen met een groepje kleinvee, van alles door elkaar. Bokjes, geitjes, schaapjes, van alles door elkaar, zoals je dat in Afrika nog ziet. Die gemengde kuddes.

In Nederland is het allemaal één soort schapen, één soort koeien, het is alles keurig ingedeeld naar rassen.

Maar ik vind zo’n gemengde kudde, zoals dat in Afrika gewoon door elkaar loopt, toch veel leuker. Ja, iedereen is zó verschillend.

Dáármee kun je het ook vertalen.

Ik denk wel eens: ik heb vroeger wel op een heleboel plaatsen gesproken, maar daar hadden ze me liever niet meer; en op het laatst zijn er nu nog maar een paar kleine groepjes over, kuddetjes, vee, ja.

Het is niet veel meer. Als ik denk aan het kleine groepje in Hoogeveen, en ook in Groningen…. Maar wat ben je met kostbare dingen bezig!! Tempelschatten.

Om te onderzoeken in de tempel.

Wat ga je dan onderzoeken? Tempel-schatten. Ja, maar het gebeurt wel bij het licht van de lieflijkheid des Heren!

Hij gaat met je mee onderzoeken. Kijk nou eens wat er hier aan schatten in de tempel liggen. Het is ongelooflijk! Zóveel aspecten van de liefde.

Ik noem er een paar, neem nou alleen al vergeving. Wat een schitterende schat is dat. Altijd kun je mensen opnieuw vergeven. Altijd kun je opnieuw beginnen.

Wát je ook uitgevreten hebt, het blijft niet meer aan je kleven; het is voorgoed voorbij. Want God gedenkt mijn zonden niet meer. Hij denkt er niet eens meer aan.

Nee, het is vergeven, en dan vergeet Hij het!

Het zit zo diep bij mensen om mensen hun zonden ná te dragen.

Bij de buren troffen we iemand die zei: ‘ken je die, ja, dat is niet zo’n beste’. Dat was het eerste wat ze zeiden.

Met andere woorden: houdt de kennis-making dan op? Mensen die besmet zijn door een verleden, weet ik veel wat je hebt uitgevreten, maar het gaat erom dat jij je onschuld terugkrijgt.

Kijk mij eens aan! Zonder zonden! Yes!

En als nou zo’n tempelschat van vergeving in jou gestalte krijgt, dat je bekend staat als een zeer vergevings-gezind iemand, dat is toch mooi?

En als dan iemand zegt: ik zit zo met dat en dat…., dan moet je eens naar hem toe gaan, hij doet niet anders als vergeven.

Het gaat erom of het gestalte heeft gekregen in jouw leven! De tempelschat.

Of ‘ruimte’. Ook zo’n prachtige schat.

Maar kijk, dat komt tevoorschijn, om met een ander beeld te werken, dat kind, die volwassen persoon, komt tevoorschijn uit die baarmoeder.

Dat gaat niet van een leien dakje, want er is een geboortekanaal. En de duvel heeft er een vreselijke hekel aan dat het karakter van God tevoorschijn komt.

Daar heeft hij een gruwelijke hekel aan, dus hij verzint smarten. En met smarten wordt er gebaard. Met weeën.

Daar zit je niet op te wachten, maar ze zijn er wel. Maar nou snap je waaróm  er smarten zijn; omdat Gods karakter niet tot uiting mag komen. Dat werkt hij dag en nacht tegen, vooral ’s nachts, als je ligt te piekeren.

Gods karakter mag niet geopenbaard worden. Zijn ruimte en vrijheid, en Gods geloof en Zijn gevoelens.

Wat te denken van Gods gevoelens. Hij kan met je meevoelen; dat zit zó diep bij Hem.

Hij is niet één of ander figuur ergens op een troon, waarbij je zegt: tja, hoe moet ik mij nou gedragen om bij Hem in de smaak te vallen?

Man! Hij is Iemand die jou tegemoet rent;

de armen om je heen slaat en zegt: ‘kom op, je bent weer terug, je bent weer thuis!’

Dát is een goeie Vader. Gods gevoelens zijn hoop, en de duvel wil God beperken in zijn èigen uitingen.

Er is een psalm waarin wordt gesproken over: ‘de bevrijding ván God’. Niet ‘door’ God, maar ‘van’ God.

Zit Hij dan gevangen? Nee, Hij zit niet gevangen, maar Hij wordt beperkt!

Je kan God beperken in Zijn uitingen.

Als je niet vergeeft, als dat nog steeds aan je vreet dat er mensen zijn die bij jou in de schuld staan, voor wat dan ook, en jij vergeeft niet, dan beperk je God in Zijn mogelijkheden.

Of je denkt: ja, we komen tevoorschijn, maar stel dat er een kind tevoorschijn komt met een heel groot hoofd en heel dunne beentjes….. Dat is toch geen porum; dan heb je de kop vol kennis:      ‘ja ja, ik loop al heel wat jaartjes mee…..’, maar wat moet je met die kennis? Wat heb je er mee gedáán? Nou ja, dat wéten we dan.… Ja, nou èn…?

Hoe ben je in je dagelijkse leven? Doodgewoon in de praktijk, ben je makkelijk in de omgang of moeilijk?

Moet er ’s ochtends naar je gekeken worden hoe je pet staat, zodat er rekening met je gehouden kan worden….?

Nou, ik noem maar wat.

Hoe ben je in de gewone omgang met mensen? Erger je je nog gauw? Noem alles maar op wat nog aan je bootje kan kleven, zodat de vaart er uit gaat en die je er nog steeds niet hebt afgekrabd. Krab ze er toch af! Al die rotzooi, zodat je weer soepel door de golven glijdt als bootje.

Het gaat zó om de bevrijding ván God.

We zingen het wel: U geeft ruimte in mijn leven…., maar als Hij dat nou eens aan jou vroeg: geef je Mij ruimte in jóuw leven?

Dát is een goeie vraag!

Of denk aan het begrip ‘nederigheid’. Dat is niet slaafsheid hoor. Maar luister je naar iemand die wijzer is dan jij? Dat is nederig-heid.

Er wordt wel gezegd: ‘we laten ons leiden door de Geest’. O ja joh? Ja!

Dan zou ik maar eens wat nederiger worden. Ja, dát was Jezus. Hij was zó nederig, Hij luisterde goed naar Gods Geest.

Nog een tempelschat is ‘troost’.

Hoe troost je iemand? Met een paar verloren Bijbelteksten? Of dingen die jou getroost hebben? Zoals: ‘ik weet nog best dat…..’, en dan kom je met je eigen verhaal….

Luister naar degene die ondersteuning en  troost nodig heeft. Zèg niet zomaar wat. Luister goed. Soms weet je niet hoe je iemand moet troosten. Zèg dat dan! Dán ben je eerlijk.

Troosten is eigenlijk bemoedigen. Dat staat er eigenlijk.

Als je zélf steeds in beeld wil verschijnen: ‘hoor mij eens, hoor wat ik denk, hoor eens hoe ik bid, hoe mooi ik bid…..’,

dan is de nederigheid ver zoek!

‘Ben ik in beeld?’ Ja, je bent in beeld….

Maar jouw beeld staat het beeld van God in de weg.

Het gaat er om dat de Geest zich kan uiten.

En waar gaat het hiér over? Het verlangen van God. Hij verlangt er zó naar om bij je te zijn en bij je te blijven.

Hij verlangt naar Zijn geliefde. Laat dát eens doordringen in je denken, in je bestaan. Want een geliefde vervult jouw verlangen.

Dus eigenlijk zijn wij de vervulling van Zijn verlangen; van zijn diepste wens. Iemand, die van Hem houdt. Wat zal Hem dat goed doen.

Ik heb alleen maar wat aardse woorden tot m’n beschikking om dat te vertellen, maar wat zal Hem dat goed doen.

Want Zijn diepste verlangen is toch dat jij, in jezelf, de mogelijkheid hebt om Hém lief te hebben; om aan Zijn verlangen te beantwoorden. Dát is wat? Daar word je toch helemaal stil van?

Het gaat erom dat de geestelijke schatten, gestalte krijgen in jouw bestaan. Dat is toch mooi?

Dat kost weeën, maar het is wel mooi.

Alle dingen wórden door het woord. Ook die dingen. Je vergevingsgezindheid, je vrijheid…., dat is het wordingsproces, de wordingsgeschiedenis.

Dus wat is het belangrijk om met die dingen bezig te zijn, waarbij de bevrijding ván God gebeuren gaat. Dat Hij aan het licht komt.

En dán zul je tegenwerking krijgen vanuit het rijk der duisternis. Van mensen van wie je het niet verwacht; van mensen die hartstikke heiden zijn maar niet agressief. De meeste agressie zit meestal in eigen kring.

Maar het gaat er om dat Zijn gezicht gezien wordt, en tegelijkertijd ook verborgen is in je doodgewone menselijke bestaan.

Jezus had ook gestalte noch aanzien, noch luister, zodat we Hem zouden hebben begeerd. Zodat je zegt: goh, ik wou dat ik op Hem leek….

Hij was een doodgewone Jood. Onop-vallend. Maar van binnen zó mooi en zó kostbaar, verborgen in het aanschijn van God.

Wat een plezier heeft het God gegeven, dat Hij Zijn Zoon z’n gang kon laten gaan om te vertellen wie Hij was; wie Hijzélf is!

Wat een geluk stroomt er door God heen als Hij jou ziet.

En als je weg bent geweest, door wat dan ook, het geluk dat Hem dan doorstroomt als Hij zegt: ‘ben je er weer?’ ‘Ja, ik ben er weer’.  Man, wat mooi!

Dat zijn die gevoelens van God.

En ik denk ook dat dát geluk ook het begin is van je eigen genezing.

Ik heb het niet direct over je lichamelijke genezing; dat komt allemaal wel. Het gaat er om dat je van binnen geestelijk geneest. Dat lichaam volgt daaruit, want het zichtbare is uit het onzichtbare.

Het woord: ‘redden’, Jezus redt enz., is vaak veel te armelijk vertaald.

Letterlijk betekent het meer: ‘gezond maken’. Hij maakt je gezond! Nou, dat vind ik veel meer dan redden.

Als je me uit het water haalt, dan ben ik gered, maar dan moet ik nog wel gereanimeerd worden.

Gezond worden bij Hem! Gewoon bij elkaar zijn! Dat is zó goed voor je; dan word je warm van binnen.

Wát je ook verloren bent; je hebt niets meer. Je bent je zelfrespect kwijt. Wat kun je allemaal niet kwijt zijn. Misschien een verloren jeugd; wat heb je allemaal meegemaakt. Wij hebben zelf ook dingen meegemaakt.

Ik heb alles terug gekregen of ik ben bezig alles terug te krijgen. Gewoon door bij Hem te zijn en Hij bij mij. Dat gebeurt dan gewoon.

Al die lieflijkheden kun je allemaal samen-vatten in één woordje: genade.

Jesaja zegt: Hij verlangt er naar om ons genadig te zijn. Dat woord genade is zó versleten. Maar het heeft alles te maken met het uitwisselen van lieflijkheden.

Je mag lief zijn voor God.

Van Mozes wordt twee keer in de bijbel gezegd dat hij, op aanraden van het volk, God moet opzoeken, zij durfden dat niet zelf; maar Mozes was gewend om gewoon met God te praten. Altijd van aangezicht tot aangezicht. Zó gewoon, zo mooi!

Dus die man heeft de dood ook niet gezien.

En dan moet hij voor dat volk God gunstig stemmen, want ze hebben Hem kwaad gemaakt.

En wat staat er letterlijk in de Hebreeuwse tekst? Hij streelde Gods gezicht.

Wat stel jij je dáárbij voor? Het is maar een uitdrukking hoor, maar je kunt hierbij nagaan hoe goed dit God doet!

En dat is nou je Vader! Want je bent door Hem geboren. Nou, als je uit liefde geboren bent, dan bèn je ook liefde.

Het mooiste is dus dat je Hèm gelukkig kunt maken. Dat vermogen, die mogelijk-heid zit in je. Niet alleen een eeuwigheids-verlangen, zoals de Prediker dat zegt, dat zit in elk mens, maar dat jij binnen in je de mogelijkheid hebt om Hèm gelukkig te maken.

In Hooglied staat nog een tekst: Liefde, hoe heerlijk onder wat men verlangen kan. Dat is een nadenker. God verlangt dus gewoon naar jouw liefde, en verder niets, als je maar bij Hem bent, dan is het al genoeg. Daar heeft Jezus nou voor gezorgd, dat dát kan voor doodgewone mensen.

En je kan aan jou merken dat jij bemind wordt. Want je kan een groot verschil zien tussen mensen die niet bemind zijn en mensen die wèl bemind zijn.

Kinderen die niet bemind worden…., moet jij eens kijken hoe dat ontaardt, zodat zij helemaal niet meer zichzelf kunnen zijn.

Maar kinderen waarvan gehouden wordt…., nou, dát kun je zien.

Dat maakt je ook sterk. Zelfs tegen pesterijen.

 

Vader, ik bid U dat we de lieflijkheid van Uw wezen zo op elkaar laten doordringen. Dat dat zó sterk is, zó mooi; dat U aan het licht komt. Dat U niet meer beperkt wordt in de mogelijkheden, omdat wij Uw mogelijkheden zijn om naar buiten te komen, te laten zien wie U bent.

Tegelijkertijd moeten we er ook voor waken dat het ons niet meer afgepakt wordt.

Ik dank U, Vader, dat we kinderen zijn waarvan gehouden wordt.

Amen

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb nog een gedichtje, dat ik een paar jaar geleden van iemand toegezonden kreeg.

 

Ik wens je woorden, niet in overvloed,

enkele slechts, krachtdadig, sterk,

één voor elke dag.

Een woord in je hart dat helderheid brengt,

twijfel, angst en duisternis verdrijft.

Een woord dat je spreken mag,

zacht, doordringend als morgendauw,

dat wonden heelt, leven wekt

en vertrouwen ontkiemen laat.

Moge het woord, dat je ontvangt

jou tot brood en wijn zijn

sterkte op je levensweg.

Moge het een woord van liefde zijn,

zuiverend, onberekenend, oprecht.

Maar vooral, moge je blijven wonen

in hèt Woord.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-1011