Dán zal uw licht doorbreken (Duurt 02-10-2011)

Dán zal uw licht doorbreken

 

Wij zijn bezig met de ontwikkeling, de ontvouwing van de gedachtenwereld van God. Dat is heel uniek. En dat heet het Koninkrijk der hemelen, het Koninkrijk Gods.

Daar heb ik het het liefst altijd over; daar ben ik ook altijd over aan het denken.

We zongen dat Jezus de Schrift vervuld heeft en dat wij daar ook mee bezig zijn; want er zijn nog heel wat stukken die nog in vervulling gaan.

Met die belofte is het echt leven.

Jense heeft een poosje geleden gesproken over (Jes. 60:01) ‘Sta op, wordt verlicht’.

Dus, je wordt wakker, je staat op, en je wordt verlicht. Dat is het begin van het Koninkrijk Gods binnen in ons.

Maar je kan ook nog een tweede stap doen. Want opstaan en verlicht worden, is één ding; maar een licht zijn, dat is stap 2. Zodat jij tegen een ánder kan zeggen: ‘sta op, wordt verlicht’. En ‘wordt verlicht’ betekent natuurlijk dat je helderder gaat denken over de onzichtbare dingen, de dingen van God. Maar verlicht worden en ook zelf een licht zijn, heeft alles te maken met liefhebben. Er wordt van je gehouden.

Dat kun je nooit van God afpakken; dat Hij van mensen houdt.

Al zouden die mensen Hem vervloeken, dan neem je daarmee de liefde van God zelf nooit weg.

Wordt verlicht want je bent een licht.

(Jes. 58:08): Als je deze tekst leest: Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten; uw heil zal voor u uit gaan, en de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn.

Welke vraag dringt zich dan op? Want ik vind dat je de bijbel altijd vragend moet lezen.

Ja, wanneer dan?

En er is nog een vraag: ‘uw wond zal zich spoedig sluiten’.

Dus er is ergens een wond, en aan het eind staat: de Heer is je achterhoede. Ik weet niet hoe je je dat moet voorstellen maar in de Naardense bijbel staat iets veel mooiers: De Heer zal Zich bij jou aansluiten.

Nou, als dat geen prachtige belofte is, dan weet ik het niet. Maar dan: wanneer?

Dan moet je dus lezen wat er vóór staat.

Het gaat daar over het vasten.

God zegt in (Jes. 58:06): zou dát nou het vasten zijn wat Ik verkies? Een dag waarop de mens zichzelf verootmoedigt….?

Maar dat staat er niet, er staat: een dag waarop de mens zichzelf kwelt!

Je mag niet eten, niet drinken, geen Suikerfeestje houden…. Dát staat er dus.

God zegt: ‘wat moet ik met die instelling?’

Het wordt nog erger (Jes. 58:05b): hij laat z’n kop hangen als een bieze….

Zie je ze lopen? En dan ook nog in een rouwgewaad, dat deden de joden dan, en ze gaan dan zitten in as, en maken dan hun gezicht ontoonbaar.

Die mensen lopen dan zó over straat, dat deden ze ook in de dagen van Jezus. Een vreselijk gezicht. Weet je waarom ze dat deden? Voor de mensen! Kijk eens wat ik voor de Heer over heb….

Nou, zegt Jezus, dan hebben ze hun loon al, dat is nl. de bewondering van mensen, die zeggen: goh, dié is vroom zeg……, dié leeft in overgave aan de wil van God….

Jezus geeft een heel ander advies, dat noem ik straks wel even

‘Noem je dát vasten?’ zegt God? ‘Een dag is die de Heer welgevallig?’ Wat moet ik met die mensen, die rondbazuinen dat ze elke dag stille tijd houden…., dat ze elke dag zus en zó doen….

Waarom vertellen ze dat? Om bewondering af te dwingen….?

En nou komt wat vasten is, Hij zegt: Weet je wat vasten is? Dat heb je misschien nooit geweten, maar dat is: boeien los maken van goddeloosheid, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten, en elk juk te verbreken. Letterlijk staat er: in tweeën breken. Dát is vasten.

Je krijgt dus een heel andere kijk op vasten. Want waar heeft het mee te maken? Vasten betekent niet: niet eten en drinken…., maar het betekent: bezig zijn met geestelijke dingen! Mensen bevrijden! Dát is vasten!

De discipelen van Johannes de Doper kwamen bij Jezus en zeiden: ‘jouw discipelen vasten niet eens, en wij wel’.

Ik zie al de pretogen van Jezus terwijl Hij zegt: ‘nee, natuurlijk vasten ze niet, waarvoor zouden ze dat doen? Zolang de bruidegom  bij hen is, hoef je niet te vasten.

Maar het zit zo diep om een contraprestatie te leveren voor wat de Heer voor ons heeft gedaan.

Dát zit zó diep, en dat wordt geboren uit schuldgevoelens.

Schuldgevoelens kunnen zó diep zitten.

Als b.v. iemand je ergens van beschuldigt, hoe reageer je dan? Wat! Niet! Het is niet mijn schuld, het is je eigen schuld….!

Nietes, welles.

Komt het onder ons nog voor?

Schuldgevoelens zijn vaak een motor voor allerlei daden. Voor bezigheden. ‘Je moet toch wat doen….!’ Terwijl Jezus Zelf het schuldoffer gebracht heeft.

Mag ik het eens heel eenvoudig zeggen, zodat een kind het begrijpt?  Hij zegt eigenlijk: ‘geef Mij de schuld maar, geef Mij het maar allemaal! Dan neem Ik het weg en dan ben jij zonder schuld’.

Schuldoffer ging altijd gepaard met brandoffer, nou, Jezus is door een hel gegaan hoor. Dat is het brandoffer.

Hij is door een hel gegaan om ons zonder schuld te krijgen.

Vers 7. Ga maar brood breken, deel het evangelie maar uit aan de hongerigen.

Aan zwervelingen, mensen die niet weten waar ze het zoeken moeten. Breng ze het maar en vertel ze het maar.

Als je iemand ziet die naakt is, die zich zó zondig en schuldig voelt, geef hem dan de mantel der liefde. Bekleedt hem.

Onttrek je ook niet aan je eigen vlees en bloed.

Er zijn van die sektes waar ze moeten kiezen: òf voor de Heer òf voor de familie. Die moeten o.a. hun ouders verlaten, vreselijke dingen. Ze worden onttrokken aan hun eigen vlees en bloed.

Dat moet je niet doen, daar ben je toch ook verantwoordelijk voor? Voor je kinderen, voor de verzorging van je ouders, zal ik maar zeggen.

En nou moet je eens kijken wat er staat in vers 8: Dán zal je licht doorbreken.

Eerder niet.

Vasten is dus: losmaken van de aarde, losmaken van het zichtbare, losmaken van hoe iemand zich gedraagt.

Kijk toch niet naar het uiterlijk gedrag van mensen. Het zegt zo weinig. Krijg oog voor de diepste dingen!

Jezus nam die Samaritaanse vrouw niet eindeloos in therapie…., het mag hoor…

Maar Hij keek, en keek, Hij had lief, en Hij noemt één ding. En die vrouw wordt zó geraakt!

Als je zó kan kijken naar mensen en je ziet met de ogen van God.

In Matteüs 6 (Matt. 06:17-18) staat dat Jezus zegt: ‘ga je hoofd zalven’. Dat betekent dat je door de Geest geleid wordt als je vast.

En was je gelaat om je niet bij je vasten aan de mensen te vertonen.

Wassen is reinigen. Dus dat heeft met je gedachtewereld te maken, en met je reinheid, je onschuld.

Houdt je gedachten heilig en rein, laat los de gedachten van deze wereld. We zingen het uit volle overtuiging…, is het ook zo?

Doe je het ook? Hoe beoordeel je mensen? Dat etiketteren zit je haast in het bloed. Mensen krijgen etiketten mee.

Als ze b.v. aan mij vragen: hoe vind je die en die in de gemeente, moet ik dan mijn etiketteermachine tevoorschijn halen?

Moet ik beoordelen? Ik kijk wel uit!

Ik kijk liever naar mijzelf. Paulus zegt: onderzoek jezelf maar eens.

Want een hoop etiketten, die je een ander geeft, komen voort uit je eigen schuldgevoelens, of je uit je eigen kromme ideeën.

Sta onbevooroordeeld open. Dat is een kunst om te leren.

Misschien heeft Jezus het wel eens gezegd: Leer van Mij dat Ik onbevooroordeeld ben.

Je kan een hoop leren hoor, en ook een hoop afleren.

Ik heb met zeer moeilijk opvoedbare leerlingen gewerkt, of liever gezegd, ze begonnen mij te bewerken; het was vreselijk tuig. En ik was een braaf mulo-mavoschooltje gewend. En dat deed ik met groot plezier.

Maar toen kwam ik dáár…., nou, ze hebben me door de mangel gehaald, en ik kon met doodgewone strafelementen niks beginnen, want ze waren al van alle scholen afgetrapt. Als ik daar nog aan denk….

Ik ging om twaalf uur naar mijn baas toe. Hij keek mij aan en ik zei: ‘ik vind het verschrikkelijk’. Hij zei: ‘Ben je ook in je lokaaltje gebleven?’ Ik zei ‘Ja’. Hij zei: ‘nou, dat is al een hele prestatie, want ik heb hier heel wat lui gehad die gillend zijn weggelopen’.

Ik ben ook huilend naar huis gefietst.

Ik bedoel maar: als je een stuk of vier van die figuren hebt, met die enorme afro-kapsels waar potloden en drugs in zaten; die komen daar aan en gaan ergens zitten in hun hok, en ze willen niks….

Ik kan daar ook hele leuke verhalen en anekdotes over vertellen.

Ze hadden allemaal hele dossiers van hier tot Tokio. Maar ja, die wilde ik nooit eerst lezen.

Ik dacht: ‘ik treed je toch tegemoet’, en dat heeft me overeind gehouden. Eerlijk zijn!

Altijd eerlijk zijn!

Want we zeggen wel: ‘rechtvaardig’, maar vervang dat woord nou maar eens even door een ander woord: ‘ben je altijd eerlijk?’ Eerlijk heeft met de eer te maken.

Ben je dat? Of heb je van die hele kleine grappige leugentjes, een beetje bezijden de dingen, zodat je toch een beetje je gezicht hebt gered. Je kent jezelf het best.

Dit vasten hier heeft te maken met aanbidden.

Als je God aanbidt, dan is dat toch met een rein gezicht? Dat je eerlijk bent.

Paulus zegt: ‘strijd de goede strijd’. En wat is dat?  Hij zegt: ‘God vertrouwen, geloven, en een goed geweten.

Jacobus zegt: aan het gebed van een rechtvaardige wordt kracht verleend.

Maar als jij niet eerlijk bent, hoe moet Hij daar dan kracht aan verlenen?

Als je zo je gedachten hebt, terwijl je met iemand bidt, maar je  hebt heel andere gedachten; of je praat anders dan dat je denkt…..

Het zit soms heel slim in elkaar hoor bij jezelf.

Wil je je geweten hartstikke schoon houden? Bij sommigen is hun auto schoner dan hun geweten. Of het aanrecht, om even een andere klasse te noemen….

Ja, stel dat je langer poetst op je auto dan op je geweten. En het gekke is dat mensen, die zich altijd schuldig voelen, het hardst poetsen op de zichtbare dingen.

Ik heb nl. in die kerkelijke kringen vertoefd. Ze beleden met hun mond dat ze eeuwig zondaar schap hadden, en altijd schuldig stonden ten opzichte van hun Heer en Heiland en Zaligmaker.

Ik denk dan: hoe haal je het in je hoofd om zaligmaker te zeggen, want daar word je toch intens gelukkig van.

En ze póetsten op die meubels, vooral zaterdags.

Je geweten moet schoon zijn.

Stefanus zegt: Mozes was schoon voor God. Mooi hè zo’n man!

Schoon voor God, want dáár gaat het om. Anders kan God zich niet bij je aansluiten, als je graag wilt dat er kracht van je gebed uitgaat.

In vers 9b lezen we: geen juk opleggen.

Nou, er zijn genoeg gemeentes waar jukken opgelegd worden. Je moet dit, je moet dat…., en: ben jij een kind van God? Nou, dan wordt er dát van je verwacht…..

Je schiet helemaal niets op met al dat gepraat.

Ik heb wel eens verteld dat ik een vrouw ontmoette, een oudere dame in een gemeente. Ik raakte met haar een beetje aan de praat; ze had nog een knotje, je kon zien waar ze uit kwam.

Ik vroeg: hoe vind je het hier? Nou, zegt ze, vroeger mocht ik niks; en nou moet ik alles! Ik vraag me af wat erger is.

Ik zei haar: het laatste is erger dan het eerste; want dat kost je nog meer energie.

Het is toch erg als je van de regen in de drup komt? Of liever gezegd over dit geval: van de wal in de sloot?

Nog even Jes. 58:8: Dan zal jouw licht doorbreken als de dageraad.

Bij dageraad moet je altijd denken aan het opstandingslicht van de Vader en de Zoon.

En je wond zal zich ook sluiten, als je uit je midden het juk wegdoet.

Nou, dit is een gemeente zonder jukken, vind ik; maar waar doe je dat weg? Uit je midden! En het midden van de gemeente, het centrum, dat is God zelf, want Hij woont temidden van Zijn volk. En als daar in plaats van de Vader, een juk is, dan klopt er iets niet.

Maar nou komt het (vers 9): het wijzen met de vingers. Komt dat hier nog voor?

Het Nederlandse vingertje is beroemd in de hele wereld. Jullie moeten dit, want er staat letterlijk: uitsteken van de vinger. Jullie moeten zus en jullie moeten zó….

En ook beschuldigen; of naar jezelf wijzen: ‘mijn schuld’.

Er zijn mensen die verschuilen zich achter dat zinnetje: ‘ja, het zal wel weer mijn schuld zijn….’.

Daar schiet je ook niets mee op.

Het wijzen met de vinger kan zó diep zitten. Ik tref het ook nog wel eens bij mezelf aan.

Iemand zegt tegen mij: heb je daar en daar aan gedacht? En ik ga er direct tegenin, alsof ik ergens van beschuldigd wordt. Dan schiet je in de verdediging.

Sommige mensen kijken je aan en zeggen dan: wat heb ik? Wat is er met me? Wat moet je van me?

Dit zijn zulke praktische dingen, maar hoe reageer je op beschuldiging.

Dan zal je licht doorbreken…, en wat mij intrigeerde was: ….jouw wond. Jij hebt een wond. Daar heb ik over nagedacht, wat voor wond is dat?

Het is heel eenvoudig. Je kan je kapot ergeren…, dus bij jou is er iets kapot.

En haat, stel dat je je ouders nog steeds haat omdat ze je opvoeding verpest hebben. Ja, dan heb jij een wond, maar zolang jij haat, blijft die wond open.

Vergeef alle mensen die jou ooit wat hebben aangedaan, anders gaat de wond niet dicht!

Vergeef het ze, want je hebt wel wat beters en wat mooiers te doen.

Er staat zelfs in de grondtekst voor het sluiten van die wond: er ontkiemt een nieuwe huid. Dat is dan, denk ik, een brandwond geweest. Je bent hier in een brandwondencentrum. Vergeef het ze maar want de meesten weten helemaal niet wat ze doen.

Vergeef het, want anders ben jij je vrijheid kwijt. En haat vreet jou op van binnen! Dat is ook een wond.

Haat holt je uit. Ergernissen, Jezus waarschuwde er al voor: wee de wereld van de ergernissen.

Je kan je kapot ergeren. Dan heb jij een wond. Er ontkiemt pas een nieuwe huid als je vergeeft; als je niet meer beschuldigt.

Ergernis komt van het woordje ‘erg’, en ‘erg’ komt van het woordje ‘arg’, en ‘arg’ betekent ‘kwaad’, dan sta je in dienst van de boze.

Van de boze wordt gezegd dat hij de aanklager is van de broeders, en zusters natuurlijk.

Als ik jou nou aanklaag bij de Vader, in wiens dienst sta ik dan? Van de boze; dat is toch horror?

Het tegengestelde is dat je geen besef hebt van kwaad: ‘ik zou het niet weten’. Pilatus zegt ook: ‘ik vind geen schuld in die man’. Dat zegt hij een paar keer.

‘Ik kan niets verkeerds in Hem vinden’. Nou, dan heeft Pilatus goed gekeken.

Schuld kan zó diep zitten.

Stel dat je, voor je gevoel, steeds een tegenprestatie moet leveren. B.v. je komt op bezoek en je geeft een cadeautje, een aardigheidje, een bosje bloemen, en die ander zegt: wat moet je er voor terug hebben? Dat is toch krankzinnig?

Je zal zo verjaardag vieren, ze komen allemaal binnen met een presentje, en jij denkt: ik moet ze wat terug geven.

Voor wat hoort wat…..Nou, dan haal je de lol er wel af hoor. Dan zeg je: daar ga ik niet meer heen.

God heeft Zijn Zoon gegeven; wat wou je daar nou voor terug doen?

In de brief aan de Efeziërs staat: Hij heeft Zichzelf voor haar, z’n vrouw,  overgegeven.

Aan wie? Aan de boze, om ons vrij te krijgen.

Dus eerst bood Hij zich aan en wel aan de Vader: Ik wil Uw wil doen. En God was daar heel blij mee, maar tegelijkertijd moest Hij ook Zijn Zoon afstaan.

Toen moest Hij Zijn leven geven als een losprijs, om ons los te krijgen; dat heeft Hij gedaan. Daar is Hij uit tevoorschijn gekomen. Wat was het toen een feest in de hemel.

En dát is het cadeau van God aan de mens. En dát heet nou ‘genade’. Je hoeft er niks voor terug te doen. Anders wil je nog een loon hebben ook….

Reine gedachten hebben; los van de aarde komen.

Ik weet dat ik me op glad ijs begeef, maar er zijn zoveel mensen met familiegedoe bezig, soapdrama’s, ze houden je vast aan de aarde, muurvast, echt waar.

Maak je toch los daarvan. Je hebt toch een andere familie?

Sommigen zeggen: ja, ik roddel niet meer over familie; mooi! Maar wel over gemeenteleden….., dat schiet dus ook niet op. Je hebt je kwaal nooit afgeleerd, je hebt dus een wond.

Wees bezig met het losmaken van boeien. Breek een juk af.

Of, even terugkomend op het beeld van de vorige keer, haal al dat sprokkelhout van de rug van dat kromgetrokken vrouwtje af.

Haal het er af en steek het voor mij part in de fik.

Maar het gaat erom dat iemand uit zijn kromgetrokken houding tevoorschijn kan komen.

Je kan eindeloos psychologiseren, dat kan. Maar God zegt: Mijn gedachten zijn hoger dan die van jullie.

En om de gedachtewereld van God te openbaren is zo uniek, zo wonderlijk mooi, zo anders; en tegelijkertijd haal je die mens uit de boeien; onder een juk vandaan. Onder de schaamte vandaan. Onder de ellendige ervaringen vandaan.

En dat gebeurt in de hemel.

Wij zijn bezig met de onzichtbare dingen. Ik ben geboren in de hemel. Dáár krijg ik m’n opvoeding. En op een gegeven moment mogen we neerdalen, en zichtbaar maken op aarde wat er in de hemel aan ons aan genade gebeurd is.

Mooi hoor. Dáár ben ik vol van.

Want aan het gebed van zo iemand wordt kracht verleend.

Denk eens aan roddel. Wat verspreid je dan? Je verspreidt kwaad. Je zet het riool open. Ik wil eigenlijk alleen maar zeggen: zoek dat Koninkrijk en Gods gerechtigheid. Ik vind dit iets geweldigs.

Jezus zegt: dit geslacht…., dan heeft Hij het over boze geesten, en een boze geest is geen metafoor,  ze bestaan echt, anders wordt God ook een metafoor, alleen maar een beeld…, je moet toch iets als een voorstelling hebben…..?

Ik las in de Naardense bijbel, in een Psalm, dat er mensen zijn, die God beschouwen als een verzinsel.

Nou, dan zit je echt in de 20e eeuw, verzonnen, I.D. (Intelligence Design); een leuk idee….. Ach, wat een stumpers.

Jammer hoor, maar de mensheid wordt misleid door de boze.

Maar hoe gaan boze geesten er uit? Nou, zegt Jezus, door bidden en vasten.

Hè? Moet ik dan niet eten en drinken?

Nee, je moet onzichtbare dingen bekijken; maak je los van het gedrag en ga kijken naar die boze geest, en toon hem die vlag met mijn naam er op.

Laat het hem maar lezen. En bidden. Wat is dan bidden? Ik zal één aspect daarvan noemen.

Het Hebreeuwse woord voor bidden, ‘palal’, betekent ook: tussenbeide treden.

Dus, als jij een boze geest weg stuurt, treedt jij tussenbeide. Tussen de mens en het kreng.

Als David z’n kudde beschermt, treedt hij tussenbeide, tussen het schaap en de leeuw. Hij gaat er gewoon tussen staan om te beschermen. Hij was een heel goeie herder hoor. Hij heeft niet alleen een staf, maar ook een knuppel.

Wat is het eerste wat God doet? Hij doet niet anders als scheiding maken.

Scheiding tussen wateren, scheiding tussen licht en duisternis. Hij ziet dat het steeds weer vermengt en Hij zegt: ‘toch blijf Ik scheiding maken’.

En ineens wordt de mens ook vermengd. Dan zegt God: ‘Ik ga scheiding maken en ik zet tussen jouw geslacht en jouw geslacht, zaad, vijandschap’. Want goed en kwaad mochten elkaar niet verdragen.

Niks vermengen. Dus wie bidt er al eeuwenlang? God Zelf!

Hij vraagt ons ook wel eens wat; dat is ook een gebed van Hem. Maar Hij zoekt een uitvoerend lichaam om dat scheidingsproces altijd maar door te zetten.

Dus tussenbeide treden is maar één aspect van bidden.

Snap je nu de uitdrukking: je moet altijd bidden? Dat is gewoon bezig zijn met geestelijke dingen; hoofdzakelijk scheiding maken, want wat doe je al niet allemaal in je gedachten?

Kennen jullie dat? Dat het een bende is in je hoofd? Ik ken dat verschrikkelijk goed.

Altijd scheiding maken! Wat is goed en wat is niet goed! Wat deugt en wat deugt niet.

En bij mensen ook. Iemand treedt je vijandig tegemoet; hoe kan ik scheiding maken tussen dat gedrag en dat kreng dat in hem huist? Dat moet ik afzonderlijk gaan beschouwen. Dan kan ik me, als het lukt, over de mens ontfermen, en die geesten hou ik goed in de gaten.

Scheiding aanbrengen. Altijd maar weer. In je gedachten.

Ik stop met een beeld wat jaren geleden eens getoond is.

Het was een tafelblad, buiten, waar allemaal stenen op lagen. Toen kwam er een hand die tussen die stenen ging zoeken naar de edelstenen; de grintstenen werden op een hoop gegooid.

Dus je hebt grintsteen, altijd ondoorzichtig, en je hebt edelstenen, en die werden er uitgehaald. En het ging over ‘denken’.

Nou, het beeld is duidelijk hè?

Wil je dan nog een leuke gedachte van Asaf in een Psalm: daar zegt hij letterlijk: ‘ik overdenk de oertijd’. Dát is een mooi ei om uit te broeden?

Ik overdenk de oertijd. En je was er niet eens bij joh! Ja, maar daarom kun je wel daaraan denken door de Geest, want die stamt uit de oertijd.

Vind je dat niet prachtig? En dan zegt Jezus ook: ….zoals het van de beginne geweest is…. Als je dáár aan denkt moet jij eens kijken wat een ruimte er voor je open gaat.

En als je wilt weten waar dit op uitloopt? Dat staat in J(es. 58:11-12).

Dán, als je hier ernst mee maakt, dan zal Hij je leiden, hij komt bij je aansluiten; dorre streken verzadigen, jouw gebeente krachtig maken. En gebeente is een beeld van je identiteit, van jezelf. Jouw identiteit komt gaandeweg tevoorschijn als je met God gaat. Dan ben jij een besproeide hof, dan ben jij een bron waarvan het water niet teleurstelt.

Jij schept geen water meer uit een bron; jij bent een bron!

Dan komt er iets moois: …. de overoude puinhopen worden herbouwd.

Dat is niet dat God iets op de puinhopen bouwt, maar Hij kijkt wat er allemaal nog bruikbaar is. Dan restaureert Hij alles; en wat er niet meer is, dat wordt vernieuwd.

Alles wordt gebruikt, je hele persoonlijkheid komt tevoorschijn.

En hoe noemen ze jou dan? Hersteller van bressen. Letterlijk staat er: heler van bressen.

Je kan een hele preek maken over al die gaten in je bestaan en je verdediging; maar jij mag de boel helen.

En er staat nog een mooie:  Herbouwer van straten. Er staat letterlijk: paden naar de nederzetting om wéér te keren.

Dat betekent: jij legt een weg aan zodat de mens weer thuis kan komen.

Jij opent dus de mogelijkheden. Laat ze maar wandelen.

Mooi hè, dat dát jouw werk is!

Stratenmaker!

 

Vader, ik bid, dat we kappen met alles wat Uw heil in de weg staat. Het wijzen met de vinger, al het gedoe, kwaadsprekerij.

Zodat onze wond zich kan gaan sluiten.

En dan kunt U zich bij ons aansluiten.

Dat vind ik zo iets moois hebben en teers ook, maar ook zo duidelijk om dat een halt toe te roepen. En ik zegen die mensen die kapot gaan aan haat of aan zelfhaat en zelfbeschuldigingen, of aan ergernissen, dat ze tot het inzicht komen dat het heil begint bij U door alles te vergeven wat er ook maar te vergeven is.

Zodat de wond zich kan gaan sluiten.

Daar bid ik voor.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 02-10-2011

 

 

Dag en Nacht (Duurt 05-07-2009)

Dag en Nacht

 

Ik wil proberen wat uit te leggen over ‘dag en nacht’, het verschil tussen dag en nacht.

Jullie kennen allemaal wel het begin in Genesis: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde, en de aarde was woest en leeg, er lag duisternis op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.

Als Zijn Geest over de wateren zweeft, waar is dan God Zelf? Dat is natuurlijk een domme vraag, want God is Geest. Dus Hij zweefde Zèlf over de wateren.

En God zei: “Licht”. Hij uitte Zich; en Hij zag dat het licht goed was. En God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En het licht noemde Hij ‘dag’, de duisternis noemt Hij ‘nacht’. En toen was het avond geweest en morgen geweest; de eerste dag.

Ja, avond geweest en morgen geweest, wat heb je dan niet gehad? De nacht! Die was er nog niet. Nee, echt niet.

Dat wil ik wel helemaal uitleggen, maar dat doe ik vandaag niet. Maar er was een gigantische kristallen bol rond de aarde, ijskristallen. Job noemt dat een gegoten spiegel, ‘rakia’, het vast gehamerde; wij noemen dat het firmament. Daar zit het woord ‘firm’ in, dat is stevig. Dat zat dus om de aarde heen. Dus zolang de zon nou zogenaamd onder was of niet, altijd schitterde er licht. Dus er was geen nacht.

Wanneer was dan de dag afgelopen? Het was avond geweest en het was morgen geweest. Dus ná de morgen was de dag voorbij. Ik zet jullie nu even lekker aan het denken.

Dus ’s middags begon eigenlijk de nieuwe dag in zekere zin. Er wordt geen nacht genoemd. Dat komt omdat de nacht niet bij de dag hóórt.

Maar nu gebeurt er iets merkwaardigs: die dagen volgen elkaar op, en dan komt de zevende dag. En dan zegt God: ‘Nu ga Ik rusten’. Niet uitblazen, liever adem scheppen. Hij gaat dan rusten.

Hij gaat dan genieten van wat Hij scheppende tot stand heeft gebracht; of, zoals een ander zegt: wat Hij had ontworpen om te ontwikkelen. Dus het was nog maar een begin, schitterend.

Want God is niet iemand die allemaal bomen plant, die in volle bloei staan; Hij is altijd Iemand van beginselen, beginnetjes. Zacharias noemt dat ‘de dag van de kleine dingen’. De beginnetjes.

Zou die ‘dag’ 24 uur geduurd hebben? Wat een dom gedoe. Wat een dwaze discussie over de schepping. Een dag kan eindeloos lang duren.

Maar het grappige is dat van al die dagen God de zevende dag zegent! Hij zegent die apart. De dag van de Here, Uw God. Zeg dat eens anders: dat is de ‘dag des Heren’. Er staat letterlijk: Hij onderbrak, Hij rustte, want er komt nog meer.

Als je je werk onderbreekt, komt er nog veel meer. En het merkwaardige is dat van al die dagen wordt gezegd: het was avond geweest en het was morgen geweest. En van die zevende dag: ‘geen avond’. Dus die dag, de rustdag van God, is nog lang niet afgelopen. Dat is toch merkwaardig!

Dat is dus al een lange periode.

En tijdens die rust gaat God genieten van wat Hij zag dat het goed was, in het Hebreeuws wordt gezegd: Hij zag dat het mooi was. En reken maar dat het mooi is, net zoals de nieuwe schepping. Moet je maar eens kijken wat een mooie mensen dat zijn.

En tijdens die rustdag verstoorde de satan de rust van God, hij verstoorde dat.

Toen kwam de geestelijke nacht over de aarde. En later, bij de zondvloed, toen alles in elkaar lazerde, toen zijn de nachten ook ontstaan. Maar de geestelijke nacht kwam over de aarde, en dat is de duisternis.

In het Grieks staat er scoteinos, en dat heeft een grondwoord wat betekent: bedekken. Het woord ‘tent’ is er ook van afgeleid. Dus iets wat bedekt.

Dus er kwam een bedekking over de mens.

Dus die zevende dag, die God speciaal zegende om helemaal tot rust te komen, daar kwam de vloek van de boze tussen. Dat is het tegengestelde van de zegen.

En als aangrijpingspunt nam hij de mens.

Dus alle mensen liggen onder een bedekking, want iedereen gaat dood; dat hoor je iedereen wel zeggen.

Maar het gaat natuurlijk om die geestelijke dood.

Die ligt over de mens al vanaf de beginne. Noem het maar de sluier van de nacht, over je denken.

De duisternis van de rouw om het verloren eeuwige leven. Wat afschuwelijk. Wat is er door God heen gegaan toen Hij ineens zag dat de mens verdorie tijdelijk werd.

Vondel schreef eens een drama over Adam in ballingschap. Dat had hij goed gezien. Uit de tegenwoordigheid van God. Daarom denk ik: ik noem de bijbel maar eens een keer een dagboek; het boek van de ‘dag’. Maar er zit een zwarte bladzij in, ja toch?

Het Nederlandse woord voor ‘dag’ heeft te maken met ‘branden’, maar dan moet je niet denken aan verterend vuur, maar een brandende haard, of een brandende lamp. Want het heeft nog een betekenis, en dat is ‘koesteren’. En dát is mooi. Dat je je koestert in het licht, in het zonlicht. Zo behaaglijk, zo warm. Nou, daar heb je nou een beeld van God. Tenminste, als je het lef hebt om je te laten koesteren.

Er zijn zoveel mensen die denken: het komt met mij wel in orde, maar wie zich niet laat liefhebben…..

Gods vriendelijk aangezicht gééft dat licht, maar het geeft ook vrolijkheid. En waar is God nou zo vrolijk van? Waar wordt Hij nou zo blij van? Als Hij jou ziet! Ken je dat? Dat mensen, die jou zien, ineens blij worden? Dat je denkt, hoe bestaat het, dat ik de oorzaak ben van hun blijdschap. Dat heeft te maken met m’n verleden… maar toch…

Ze kunnen soms zeggen: ja, God ziet je aankomen…… Ja, inderdaad, Hij ziet je aankomen, en wat doet Hij bij de verloren zoon? Er staat letterlijk in het Grieks: ‘Hij rent hem tegemoet’. Een rennende God, hoe vind je dat? Omdat Hij jou ziet! Dat is die vrolijkheid van Hem.

En het daglicht maakt de aarde licht. En de aarde is een beeld van de natuurlijke mens. Dus je komt aan het licht.

Er is niets mooier dan dat een mens, al heeft ’ie nog zulke vodden aan z’n lijf hangen, al is ’t ie nog geestelijk zo invalide, hij komt aan het licht. Je wordt zichtbaar. Dat is mooi, daar moet je eens over doordenken: ik word zichtbaar.

En nacht is gewoon afwezigheid van licht. Dat is nacht.

En licht is het beeld van de Goddelijke liefde. Daar heeft Greet ons laatst een keer op gewezen. Ze zei: wie niet lief heeft, blijft in de dood. Je kan wel óver God praten, maar wie niet lief heeft, kent God niet en die blijft in de dood.

Hoe leer je nou liefhebben?

Ik weet niet of je die profetieën wel eens gelezen hebt van de Dag des Heren; als je die op een rij zet, dan word je daar niet bepaald vrolijk van. Brandend als een oven, het is schrik en onheil en ellende. Als je dat leest dan denk je: mot dat nou? Ook als je met dezelfde angstige ogen het boek Openbaring leest, dan zeg je ook: nou even niet graag; maar ja….

Die Dag des Heren, hebben we ontdekt, is de sabbat, de rustdag van God. Die wordt ook genoemd: ‘de Dag der dagen’. Dat is de zevende. Die wordt ook genoemd: de ‘grote Dag’. En wanneer is dat dan?

Of de ‘dag des oordeels’. We komen al wat dichterbij.

Toen ik dat als jochie las had ik knikkende knieën. De dag des oordeels: ‘nou krijg ik op m’n kop, want God ziet alles…’.

Dit is meer dan verschrikkelijk, terwijl Jezus zegt: ‘Ik ben helemaal niet gekomen om te veroordelen; Ik ben gekomen om te behouden, Ik ga scheiding maken tussen jou en de ellende die je is overkomen. Tot een oordeel ben Ik gekomen’ zegt Jezus. Dat betekent niet dat Hij constant mensen op hun nummer zet en straffen uitdeelt.

Hij zegt: ‘als je Mij gelooft dan ontstaat er een scheiding tussen jou en wat niet bij je hoort’. Dat is oordeel en dat begint bij het huis van God. Nou, Jezus was het eerste huisje Gods, daar woonde de Vader in. En daar is het begonnen. En dan komt het volgende huis. Elk huisje wordt vrij gemaakt van de vloek van de tijd, de vloek van de zonde, de dood. Een prachtig proces. Ja, wat is die tekst vaak verkeerd uitgelegd.

Dus die scheiding begint in je! En dat is een proces dat doorgaat.

Ook het scheiding maken tussen ellendige gedachten en goede gedachten. Je valt helemaal niet meer onder het oordeel, je bent vrij gesproken.

Maar de mooiste term voor ‘die dag’ vind ik de ‘jongste dag’. Dat woord zit vol met leven: ‘jongste dag’.

Martha hanteert die term. Lazarus was hartstikke dood, maar hij staat wel op, zegt Jezus. Ja, zegt Martha, dat weet ik, bij de jongste dag. En dan haakt Jezus daarop in. Hij zegt: “Ik ben de opstanding”. Hij had ook kunnen zeggen: “Ik ben de jongste dag”, want die is met Hém begonnen!

Dat is mooi! De jongste dag, je bent opgestaan, je bent tot leven gekomen!

Je hebt het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

Vroeger zeiden ze, als ze een foto van je namen: ‘we gaan je vereeuwigen’. Nou, knock even af joh.

Maar dit gebeurt wel, als je bij God in beeld komt, dan word je vereeuwigd!

Ja, zegt Jezus, Ik ben de opstanding, en zo zijn wij kinderen van die Dag. Dat is de eerste dag, zal ik maar zeggen, van de nieuwe schepping. Eigenlijk is het de aller-aller-aller-eerste dag toen God zei: ‘Er zij licht’; en Hij werkte naar de rustdag toe. De tijd is dus voor jou voorbij. Onthoud maar gewoon: ‘tijd is tijdelijk’.

Ja, de mens werd onderworpen aan de tijd, en toen stapte God die tijd in om die mens weer eeuwig te krijgen.

Je bent dus een eeuwig levende!

Als je het zegt zoals het in Psalm 110 staat: ‘Je bent geboren uit de baarmoeder van de dageraad’. Dus wie is je moeder?

De dageraad! Dat is een mooie moeder! Je bent uit liefde, uit licht, geboren. Nu snap ik die term: ‘licht uit licht’. Je bent dus licht uit Zijn licht.  Een kind van het licht.

En nu een héle merkwaardige tekst. En Johannes zit vol van die fijne trekjes.

Daar staat dat Jezus, als Hij aan het kruis hangt, eerst nog een spons met edik, die smerige zure wijn, krijgt. Dat kreeg Hij ook nog te slikken. En dan zegt Hij ineens, want dan heeft Hij de bodem bereikt van Zijn lijden: “Het is volbracht”. Het is voltooid. Ik vind het heel ontroerend; en dan buigt Hij z’n hoofd, en geeft dan de geest. Dan gaat Hij nl. aan het werk.

En dan staat er: ‘De Joden dan’, Joden zijn Judeeërs hoor, niet een volk, om even een eind te maken aan een rare discussie dat de Joden Jezus vermoord zouden hebben, ‘de Judeeërs dan, daar het Voorbereiding was en het lichaam niet op de sabbat aan het kruis mocht hangen’….schijnheiliger kun je niet worden… en dan staat er een tussenzin: ‘want de dag van die sabbat was groot’. Dat was dus niet die sabbat daarop volgend, volgens de aarde, volgens de jaartelling, maar het gaat hier over het feit dat Jezus alles volbracht heeft; en Johannes zegt: ‘de dag van die sabbat was groot’. Nou staat er in het Grieks niet ‘groot’ maar ‘groots’, een andere vertaling zegt ‘machtig’. Nou hou ik niet zo van dat woord, maar het is ongelooflijk indrukwekkend, want het gaat over ‘de dag der dagen’.

Het oordeel heeft Hij tot overwinning gebracht. De dag des oordeels is begonnen. Wat een feest!

De jongste dag is aangebroken! Gods rustdag is hersteld, want Johannes heeft het over de sabbat!

De Hebreeënschrijver zegt: ‘een mens kan weer tot rust komen’.

God heeft het ook over dat oude volk; daar heeft Hij tegen gezegd: ‘nou ja, Ik heb wel een rustdag, maar ze zullen nooit tot Mijn rust in gaan’. Ze snappen er niets van.

Nu hoopt God dat iedereen tot Zijn rust ingaat, dan rust je zacht. Dat is de hemelse sabbat. Jom Kippoer, de grote Verzoendag; het is volbracht. Hij heeft toen de dood overwonnen en laat ik het zó zeggen: het is Hem gelukt om de mens in de sabbat van God te krijgen.

Wat een dag voor de hele mensheid. En dan wordt de tijd afgeschaft en wordt het vervangen door ‘heden’. Want wanneer is ‘heden?’ Heden is altijd.

En als de moordenaar aan het kruis zegt, en dat vind ik zo’n gelovige opmerking: ‘Als je in dat koninkrijk van jou bent gekomen, denk dan aan mij’. Wat een kerel  hè? Ja, een boef, uit het criminele circuit.

En Jezus moet zó verrast geweest zijn, Hij zegt: ‘Ga maar mee, heden….’. De tijd wordt eeuwig. De breuk is gedicht. Dat is tijdloos. Nou, dat is nou de dag die de Heer heeft gemaakt.

Iedereen brult dat vaak voor een bepaalde dag. Nee hoor, dit is de dag die de Heer hersteld heeft, en dat is nou de Dag des Heren.

We zingen het ook: ‘voorbij de nacht, wij zijn in het koninkrijk Gods gebracht’.

Gebracht hoor!   En dan staat er in Zacharias een hele merkwaardige tekst: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.

Dat moet je eens tegen een kind zeggen. Die zegt: dat kan niet, ’s avonds wordt het altijd nacht.

Maar Zacharias zegt: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.

Jezus heeft de avond doorgebracht in de hemel en heeft de nacht doorgebracht en heeft het weer aan het licht gebracht.

Het was in de hemel ook weer woest en leeg en een hoop duisternis, en God zei, in de gedaante van Zijn Zoon: Licht! En er was licht! Want in het dodenrijk is Jezus weer gaan schijnen. Dat is daar een revolutie geweest.

Maar de rechtvaardigen die daar zaten, zeiden: ‘Daar heb je Hem!’ Abraham had het van tevoren al een beetje gezien, want Abraham wordt een profeet genoemd. Hij had die dag des Heren al gezien, zegt Jezus, hij is opgesprongen van vreugde.

O ja joh, zeiden de mensen, natuurlijk…… Hij is echt vaak voor gek verklaard, en dat is ook onze toekomst hoor. Troost je.

Maar ten tijde van de avond zal er licht wezen, want er zal dan geen nacht meer zijn, maar morgen, net als de scheppingsdagen.

De Dag des Heren heeft een eind gemaakt aan de nacht. Dat is wat! En je hoort veel mensen spreken over het einde der dagen: dat ziet er niet best uit. Ja, dat klopt, maar het betekent wel het begin van de eeuwigheid; het begin van het licht. Dus staar je niet blind op de ‘eindtijd’, ik zeg expres: ‘staar je niet blind’ op de eindtijd, maar hou je ogen open in het licht van het ‘begin’. En die tijd is al begonnen.

De Dag des Heren is al aangebroken bij de opstanding. Het is zo mooi, dat staat ook in de Openbaring: ‘er zal geen nacht meer zijn’. Dat is toch een feest voor de mensheid dat die geestelijke nacht voorbij is.

En in die stad zal ook geen nacht meer zijn. Een hoop mensen denken dat ze in het hemelse Jeruzalem wonen. Dat is helemaal niet waar. God woont daar! Jij bent dat Jeruzalem. En er is geen nacht meer in je, in die stad. De dood is weg.

Trouwens, dat schoot me ook te binnen in de vakantie, als je gestorven bent, dan hoef je nooit meer te slapen. Je rust nl. geweldig uit.

David heeft twee maal een merkwaardige profetie geuit.

Dan pakt hij z’n harp of een ander instrument, en wat zegt hij, ik heb dat nooit begrepen: ‘Ik wil het morgenrood wekken’. Nou David, dat is niet moeilijk, dat komt vanzelf!’ Ja, maar even doordenken, hij zegt: ‘Ik wil de dageraad wekken!’

Dat is een profetie over Jezus! Ik wil het licht tevoorschijn brengen en ik kan dat verhaasten. Ik ga het wekken!  Ik wil niet dat het nog langer wegblijft!

De dageraad opwekken. Tjonge! Dat moet Jezus ook gelezen hebben. Zijn Vader heeft Hem ook opgewekt. Hij heeft het licht weer tevoorschijn laten komen.

Er staat in Hooglied 6 een uitdrukking dat ineens iemand zegt: ‘wie is zij, de vrouw, die opkomt als de dageraad?’

Dan springen de tranen je toch in de ogen?

Er komt een gestalte aan als het morgenlicht, als de dageraad; en over wie gaat het? De vrouw!

Je kunt ook met Openbaringwoorden zeggen: ‘bekleed met de zon!’ Dat is nou een stralende verschijning.

Kijk maar om je heen: daar komt ze aan. En dat is, in de eerste plaats, de vrouw van Jezus. De eerstvolgende keer zal ik daar toch eens een keer over spreken: de vrouw van Jezus. Zijn vrouw. Als de dageraad, wat een mooi mens.

Petrus zegt: je kan dus die Dag des Heren bespoedigen. Dat heb ik wel eens uitgelegd. Maar hoe dan? Hoe doe je dat dan? Nou, dan ga je er een keer over denken. Ik ben altijd blij dat ik een heel goeie leraar heb. En nu ben ik er achter: ‘door steeds helderder te gaan schijnen bespoedig je De Dag!

De morgen is al aangebroken en die komt steeds verder op, tot de volle dag. Je kan dit bespoedigen, en de ellende om je heen neemt alleen maar toe. Daar hoef je geen televisie voor te hebben, want je voelt het ook wel.

Wat een geestelijke verschrikkingen; wat een rotzooi om je heen. Blijf jij dus maar onverstoorbaar helderder worden.

Je kan die dag bespoedigen door steeds helderder Gods wezen te weerspiegelen, want dàt is schijnen. Deel hebben aan Gods natuur. Schijn maar, in een verdraaid en verkromd, beschadigd en getiranniseerd geslacht. Want die aarde lijdt en die zucht hoor. Dat gaat maar door. En Jezus zegt ook: ‘Dat zou niemand overleven, maar ter wille van de uitverkorenen worden die dagen ingekort. Dat wil dus zeggen: je kan het versnellen door helderder te gaan schijnen.

De weerstanden worden ook sterker, maar blijf jij nou maar schijnen!

Zon en maan en sterren, lichten aan het uitspansel, daar wordt over ons gesproken, over de Vader, over de Zoon en over de mensen: zon, maan, sterren.

Ruisdael zegt iets heel leuks: hij zegt: maar daar wàs toch al licht? Laten de achter nevels lichtgevende lichtbronnen

op aarde zichtbaar worden.

Hoe dat zich precies heeft afgespeeld weet ik niet, maar ik kan me daar geestelijk heel veel bij voorstellen.

Hoe lang heeft God wel niet achter de nevels gezeten in het denken van de mensen?

Hoe lang heeft Jezus wel niet….,  want iedereen heeft het over Jezus, maar ik ben altijd maar zo vriendelijk om te vragen: welke bedoel je? Want het barst van de Jezus-soorten. Allerlei iconen worden er voor Hem bedacht. Maar de ware, welke is dat?

En die sterren dan? Die moeten achter nevelsluiers. En de allerbelangrijkste nevelsluier is die van de dood, en die is vernietigd. En als de sluier van de dood van je aangezicht is verdwenen, dan kom jij geestelijk in de hemel aan het licht. Jouw gezicht!

Je wordt dus ontsluierd. En het Griekse woord voor ontsluiering is ‘apocalyps’, nooit meer vergeten! ‘Apo’ is ‘weg’ en ‘calypso’ is ‘sluier. Dat woord wordt ook steeds weer in de bijbel gebruikt.

Apocalyps now! Moet je eens kijken hoe het boek Openbaring begint. Het begint met openbaring vàn Jezus Christus, wat God hem gegeven heeft; de ontsluiering vàn Jezus Christus.

Dus hoe meer wij ontsluierd worden, hoe meer Zijn gezicht zichtbaar wordt, en dus tegelijkertijd het gezicht van God.

Je wordt dan ontsluierd.

En tegen sommigen van ons zou ik willen zeggen: ‘laat je alsjeblieft eens ontsluieren’.

Ik zal straks een paar sluiers noemen.

Maar laat je eens liefhebben!

Want zonder die liefde kun jij niet hoor! Anders kom je nooit aan het licht.

Ik wil zo graag je ware gedaante zien.

Laat je eens beschijnen; want je kan achter rare sluiers zitten hoor. Mag ik er een paar noemen? Die houden je tegen om je echte gezicht te laten zien. En dat is eigenlijk het gezicht van je Vader.

De angst om je te binden aan mensen, je te verbinden aan een groep. Dat heet bindingsangst. Dat werkt individualisme in de hand, zo van: ‘ik red me wel, ik vertrouw trouwens niemand..’.

Nou, als dàt geen bindingsangst is, dat weet ik niet.

Of, je bent gewoon, mag ik het plat zeggen: stronteigenwijs. En waarom stront? Omdat het zo stinkt.

Als iemand God zoekt, en hij wil Gods gezicht zien, en jij bent stinkend eigenwijs, dan zie je het gezicht van God niet, dat is gesluierd. Dat staat in de weg!

Of fantasterij; je gaat maar wat fantaseren. Van alles en nog wat, en je staat bekend als een fantast. Tja, zo kan ik het gezicht van God nooit zien.

Wat heel diep kan zitten dat is de angst om je te laten zien. Je zal maar ellendige ervaringen hebben gehad in het verleden.

Daar zijn voorbeelden van te over, zowel in het natuurlijke als in het geestelijke.

Je hebt je eens laten zien en moet je eens kijken wat er toen is gebeurd….. Hoe je bent aangerand in de geest. Het is logisch dat zulke mensen angstig zijn.

Laten wij daarom zorgen voor het klimaat waarbij die angst verdwijnt. En het initiatief aan hen overlaten, die angstig zijn, hoor. Niet peuteren aan die mensen.

Of je zal maar jaloers zijn; je vergelijkt altijd mensen met elkaar en met jezelf. Dan speelt jaloezie een grote rol, en die jaloezie hangt als een gordijn voor je gezicht.

Ik kan God dan niet zien, eerst moet dat gordijn opzij. Ja, laat dat voorhangsel maar eens scheuren.

Of er is een sluier van het intellectualisme, je wilt alles beredeneren. En je kan het zo mooi op een rij zetten….; en je hebt een paar boeken van br. Van de Brink uit je kop geleerd.

Maar dan staat er: ‘je hebt de liefde niet’.

Dat betekent dat je de liefde van God naar jou toe niet beseft; dus kun je het ook niet weerkaatsen.

Wat heb je aan al die kennis!

Hém kennen, dát is het! Dat is het enige waar het om draait. En zó kunnen mensen God leren kennen.

Of je bent wantrouwig; gewoon door je ervaringen. Dat kan. Maar het is wel een sluier.

Of alles maar weglachen. Daar zijn sommige mensen héél goed in: ‘Ja, ha, ha, het gaat goed met me’; overal een mop van maken…. Er hangt een gordijn voor je gezicht, misschien wel met clownskoppen, maar het staat het werkelijke licht in de weg. Je kunt niet alles weglachen.

Bitterheid; over wat je in onrecht is aangedaan. Ik denk dat iedereen daar wel voorbeelden van heeft. Ik zeker!

Bitterheid trekt een schaduw over je gezicht.

Of, wat Wim vanochtend noemde, die ellendige twijfel aan jezelf. Maar God kijkt naar je en zegt: Ik twijfel helemaal niet aan jou. Totaal niet! Dat geeft je zekerheid en haalt de twijfel weg.

Of, en dat vind ik ook een hele erge, maar er zijn sluiers zat in de aanbieding hoor, maar je bent helemaal niet blij met jezelf.

Al wordt er tegen je gezegd: ‘wees blij met jezelf’, nou, dat geneest niet bij mij. Die therapie werkt ook niet. Daar moet een reden zijn.

Weet je wanneer je blij wordt met jezelf? Als je merkt dat een ander blij is met jou. Dat overtuigt! Dat iemand blij is dat hij je ziet. Dus niet van: ‘jij hier ook….’.

Maar: ‘jij hier, wat fijn dat ik je zie’.

Mariet heeft mij dat geleerd, want ik was totaal niet blij met mezelf. En in de loop van de jaren is dat genezen, en God heeft dat versterkt.

Wij zoeken in de vakantie, liever niet maar toch nog wel eens, een kerk op, een gebouw. Ik heb al heel wat kathedralen gezien en als ik die dingen zie, word ik altijd boos, en ik vraag me dan af hoe die dingen hier gekomen zijn. Van welk uitgeperst geld zijn die stenen hier opgericht, die altaren.

En als ik binnenkom dan denk ik: dit is een familiegraf, een tombe, een paar kaarsjes, stenen beelden. Ik moet daar niets van hebben.

Soms bekijk ik nog een gebrandschilderd raam. En als ik ze ooit opzoek, dan zoek ik meestal de kleinste op die ik kan vinden. Want je hebt zulke schattige kleine kerkjes, maar daarbinnen is het wel stil.

Maar wat ik wel doe in die kerkjes, als ik er kom, zoals afgelopen zomer, dan ligt daar vaak een cahier, een schrift.

Daar kunnen mensen wat in schrijven. Of ze het mooi vonden, of iets over de schitterende gebrandschilderde ramen, of wat heerst hier een gewijde stilte….bla bla bla.

Maar er staan ook vaak gebeden in, of oproepen tot gebeden: ‘wie dit leest, wil die a.u.b. bidden voor die en die, want die heeft dat en dat, en vooral bij Maria aankloppen. Dat lees je heel vaak.

En ik blader er zomaar eens doorheen en ineens kom ik op een witte bladzijde waar dwars er overheen geschreven stond, in een kinderlijk handschrift: ‘Merci pour moi’. Claudette.

Toen kreeg ik de tranen in mijn ogen. Hier was iemand die bedankte voor zichzelf. Dat ik besta!

Dat had ik nog nooit gelezen en nog nooit gehoord. Ook niet in de gebeden.

Bedankt voor mezelf! Ik denk: zó, die heeft geen twijfel. Leuk hè? Dat vind ik nou zó iets moois. Die heeft die sluier niet voor haar gezicht hangen.

Ik hoop haar later nog eens tegen te komen. Ik zal in de hemel op het prikbord eens een oproep doen….., maar, die Claudette heeft iets voor mij. Ik heb zelf nog nooit zoiets durven zeggen. Merci pour moi. Wat een meid hè? Dat wou ik maar even zeggen.

Er is een schitterende profetie, in de laatste woorden op het sterfbed van David, hij zegt: ‘een rechtvaardige  heerser over de mensen is als het morgenlicht bij de opgaande zon’.

Dat is een profetie over Jezus.

Het morgenlicht bij de opgaande zon.

En over ons is geprofeteerd: ‘Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht’.

Moet je eens kijken wat jij weerspiegelt, wat jouw gedachtewereld weerspiegelt: glanzend morgenlicht. De mensen, die dit licht liefhebben, komen wel op je af.

En er staat nog een profetie bij: ‘Het straalt steeds helderder tot de volle dag’. En dát is nou die Dag des Heren.

Petrus heeft een heel leuk beeld, hij zegt: ‘In onze harten komt de morgenster op’. 

Heb je het wel eens gelezen dat Petrus dat zei? De morgenster.

Nou, zegt Jezus, dat ben Ik! Ik ben de glanzende morgenster.

O ja? Zegt de duivel. O ja? Zegt de antichrist, dat ben ik. En Jesaja zegt, hij noemt zichzelf ‘zoon des dageraads, daar heb je dat licht, en morgenster. Zo noemt hij zich. Nou, en jij maar kijken….

Wat is het waarachtige licht en wat is het neplicht. Dat onderscheid heb je gekregen.

Als die nevelsluiers verdampen door zonlicht, want al die nevelsluiers verdampen door zonlicht; maar wie zich bemind weet en wie zich bemind voelt, heeft geen bedekking meer op z’n gezicht. Dan kun je elkaar als geliefden zien van aangezicht tot aangezicht.

Stiller kan een mens niet worden. Elkaar zien, en je daarin koesteren.

Nou begrijpen jullie wel wat ik bedoel als ik eindig met: ‘ik wens iedereen een goede morgen en een goeie dag, van nu aan tot in eeuwigheid’.

 

Duurt Sikkens d.d. 05-07-09

 

 

Bewaak je hof 2019.07.14

Bewaak je hof

Ik heb een keer aan de hand van een beeld gesproken over genezing van de ziel. Ik had toen een visioen verteld dat er van alles scheef kan liggen of kapot kan zijn in je ziel.

Daar wil ik een beetje over doorgaan aan de hand van (Hoogl. 05:01a): Ik ben gekomen tot mijn hof, mijn zuster, bruid.

In het Hebreeuws staat er voor het woordje hof: ‘Gan’: In Genesis 2 wordt dat woord ‘Gan’ ook gebruikt: God maakte een hof. Dat is precies hetzelfde woord.

Later is dat woord door een Perzisch woord vervangen, en dat is het woord Paradijs geworden. Dat woord gebruikte Jezus ook als Hij aan het kruis hangt, Paradijs.

Het woord ‘tuin’ betekent letterlijk ook omheining, een afgesloten hof.

Maar het gaat hier over die ‘Ik’,  dat is de Christus, die een bruid zoekt.

“Hof”. Denk eens bijv. aan het woord ‘binnenhof’ of ‘buitenhof’, of binnenplaats. Het zijn allemaal hele mooie termen.

De vraag is nu: ‘hoe is het met jouw binnenhof? Jouw tuintje? Daar moet je maar eens goed over nadenken.

Er zijn tuintjes die er niet uitzien, echt niet. Een ander mag er nooit een blik in slaan. Er zijn beelden genoeg in de bijbel over die binnenplaats. Dat is je ziel, dat ben jij!

Over sommige tuinen kun je zeggen: ‘Dat is toch geen tuin meer’. Er groeien distels en dorens en allerlei grassen; het is een wildernis, een bende.

Een paar huizen verder bij ons woont een alleenstaande dame, en ze heeft een tuin die bedekt is met grijze tegels. Dat is geen tuin! En er groeit alleen maar gras tussen.

Ik stond er laatst naar te kijken, ze zei toen: wat sta je te doen? Nou, zeg ik, ik sta je tuin te bewonderen. Ze begon te lachen, nee, dat is helemaal niks!

Als die tuin er nou zó uitziet, dan verdient het die naam van ‘tuin’ ook niet.

Stel je voor dat je je ziel hebt toegedekt met allemaal grijze tegels, dan wil daar niks groeien of bloeien.

Of een ander heeft een keer door je tuin gebanjerd en de boel vertrapt. Dat is ook erg! Het zal maar gebeurd zijn in je leven, dat iemand inbrak en de boel vernielde.

In elke tuin hoort een bron te zijn, dat is de geest van de mens, daaruit zijn de oorsprongen van het leven, zeg de Spreukendichter. Werkt die bron nog?

Is hij verstopt of opgedroogd? Je levens-fontein? Want met je geest voed je je ziel, en geest en ziel horen bij elkaar.

Het is heel verdrietig als die levensbron opgedroogd is, of verstopt door allerlei teleurstellingen en verdriet, dat je zegt: ‘het leven hoeft van mij niet meer’.

Er zijn zo verschrikkelijk veel mensen op dit ogenblik die dit denken.

De duivel gaat als een razende tekeer, en die ruiters daveren op dit ogenblik door de hemel. Er zijn nu al meer zelfdodings-gevallen dan verkeersongelukken in Nederland. Je kunt dus nagaan hoeveel mensen het niet meer zien zitten.

En dan de Hof van Eden, die God schiep, en inrichtte voor een paar mensen.

Eden betekent trouwens: ‘gelukzaligheid’.

Geluk en zalig; en zalig betekent: ingelukkig.

Maar daar kwam ook een bezoeker die inbrak. Nou, zegt Jezus, dat is er één die alleen maar wil slachten, stelen en verdelgen. Zo’n gruwel is dat!

En wat kan hij mooi praten.

Het eerste woord wat hij gebruikte was het woord ‘God’. Ja ja!

Kijk uit voor mensen die God vóór in de mond hebben liggen!

Maar die rover wilde die mens hébben.

Hij gunt die mens niet aan God.

God had gezegd: ‘met die mens wil Ik omgaan’. Toen dacht de duivel: ‘dan pak ik die mens’. Hij was sterker dan de tuinman Adam. Het oudste beroep van de wereld is tuinman hoor, en niets anders.

Na de opstanding van Jezus was Maria in de hof, en ze dacht dat ze de tuinman zag.

Vind je dat niet leuk? Dus deze geest, de boze, was sterker dan de tuinman Adam. Hij moest de Hof bewerken, maar in het Hebreeuws staat daar het woord ‘dienen’, dat is veel mooier.

Hij kwam om de schepping te dienen. Dat is een hele mooie houding ten aanzien van alles wat groeit en bloeit.

Maar die boef roofde eigenlijk de wapenrusting van Adam en Eva.

Hun wapenrustig was het Woord van God. En God had gezegd: ‘Raak die boom niet aan, want ten dage dat je daarvan eet, zul je sterven’. (Gen. 02:17)

Jezus zegt daarover het volgende: Wanneer een goede, sterke en goed-gewapende man zijn eigen hof bewaakt, is zijn bezit in veiligheid. Maar wanneer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. (Luc. 11:21-22)

Over deze tekst wordt haast nooit  gepreekt. Maar hij is sterker geweest dan de wapenrusting van Adam. En hij rooft, en verdeelt de buit, en maakt alles kapot.

Ik denk dat Adam ook wit weggetrokken is van schrik, maar hij bedekte alles wat er gebeurd was. Maar de ziel van die mens wordt zó uiteen geslagen.

In één van de Psalmen bidt David een keer: Neig mijn hart en voeg het samen.

Zoek de onderdelen die bij elkaar horen, zodat dat weer een eenheid wordt. Dát wil Hij zo graag!

Hoeveel mensen zijn er in hun leven  verdeeld geraakt, die tegen de scherven van hun bestaan aankijken. Ja, je komt een hoop leed tegen hoor, een hoop verdriet. Men doet er aan wat men kan, maar het lukt niet altijd. En toch laat God een mens niet in de steek.

Dan wordt er eigenlijk aan je tuindeur geklopt. Je loopt naar de tuindeur en haalt de grendel er af, de deur van je hart. En wie staat daar? Eigenlijk de tuinman, de eigenaar staat daar, de Bruidegom.

Nu is aan jou de vraag: ‘durf je hem binnen te laten?’ Je hebt dus wel eens lui binnen gelaten die bij jou de boel vernield hebben. Of je bent overvallen, en er is je iets overkomen wat je niet gewild had, je hebt er een trauma aan overgehouden.

Wat kan er allemaal in je jeugd gebeurd zijn? Je hebt het misschien verstopt, maar durf je die Bruidegom binnen te laten?

Of, als hij daar heel bescheiden aan de deur staat, en je zwaait de deur open, en je ziet dat hij naar binnen kijkt, dat je je onmiddellijk verontschuldigd met: ‘wilt u niet op de rommel letten?’. Al het onkruid!

Eigenlijk klopt God daar aan, in de gedaante van een mens. En die eerste mens die bij je aanklopte, was Jezus!

Maar Jezus is ten hemel gevaren.

Dan zullen het andere mensen zijn die in de naam van de Vader bij jou aankloppen, want dáár gaat het om!

Dus eigenlijk klopt God aan in de gedaante van een mens.

In Matthéus 10 (Matt. 10:40) staat iets heel moois: Wie jou ontvangt, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt de Vader.

Dus zó zit dat in elkaar.

Als iemand bij je aanklopt, ontvang je dus eigenlijk Jezus, of nog beter, eigenlijk ontvang je God.

Er komt iemand naar je toe, een mens, in de gestalte van God. Hij vráágt, hij breekt niet in, maar hij vraagt: ‘mag ik bij jou binnenkomen? Mag ik je tuin eens zien?’

De kunst is om een vertrouweling in je leven toe te laten. Misschien heb je je wel eens vergist, dat kan, toch maar weer doen! Of ben je bang dat er ontzettend veel los komt in je leven. Er komt zoveel los….., het is een puinhoop!

Ik heb veel met die puinhopen te maken gehad in mijn leven. Ik was hoofd van een school voor zeer moeilijk opvoedbare jongens. Allemaal met een justitiële beschikking op die inrichting gekomen. Nou, als je die levens ook zag, en die dossiers las, dan rezen je haren ter berge wat hen was overkomen. Dan word je toch met ontferming bewogen.

Ik werd ook wel door hen bedonderd, liegen was hun eerste natuur, geen tweede.

Ik heb vanaf het begin tegen ze gezegd: ‘je kunt van me vinden wat je wil, sukkels, (dan begonnen ze te grijnzen), maar ik lieg niet tegen je, je zult me nooit op een leugen kunnen betrappen.’

Je moest ook hun taal spreken want anders geloven ze je toch niet.

Als je misschien bang bent dat alles los komt, dan denk ik: ‘wees er maar blij om dat het lós komt’.

Dat iemand zegt: ‘zal ik door jouw wildernis eens een pad banen?’.

Want daar heeft Jesaja over geprofeteerd.

‘In jouw wildernis wil Ik een paadje maken, daar beginnen we vast mee’

Maar ja, als je nou geen mens vertrouwt, en die zijn er, hoe moet je dan ooit leren dat jij wel betrouwbaar bent.

Het is een lange weg hoor, dat mensen zich aan jou kunnen toevertrouwen.

Laat de tuinman in je leven toe.

Hij wandelt daar wat rond, handen op de rug, en begint met wat te wieden. en wat onkruid er uit te halen.

Onkruid is iets wat niet in je tuin thuis hoort. Dan kijkt hij jou eens aan, en vraagt: ‘wat zullen we doen? Dat vraagt hij aan jou hoor! Zullen we samen die bron eens opzoeken? We zullen het heel voorzichtig doen en we nemen alle tijd.

Wat zullen we zaaien? Je kunt zaaien op de akker van je geest, schrijft Paulus.

Dat is niet de heilige Geest, wat in sommige vertalingen met een hoofdletter staat. Ik snap ook niet hoe je zou kunnen zaaien op de akker van de heilige Geest.

Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Maar op de akker van jouw geest, dat kan ik me wel voorstellen. En daar plant hij die zaadjes in. En je zoekt samen die bron weer op.

Er vielen ook een hoop dorre bladeren, die in het verleden zo veel invloed op je hebben gehad. Dat zijn dorre bladeren.

Die worden weg gehaald, zodat de monding van die bron zichtbaar wordt.

En als de bron is opgedroogd, dan boren we een nieuwe bron aan, want in elk mens zit de mogelijkheid tot het aanboren van een bron. Dat zit in elk mens. Een bron van water! En hoe komt dat? Omdat in elk mens  eeuwigheidsverlangen zit. Verlangen naar eeuwig leven.

Ik heb pas nog van iemand gehoord, die zei: ‘ik snap er niks van, jij hebt het altijd over dat eeuwige leven, maar daar is toch niks aan?’

Ja ha, maar ik heb het niet over de aarde!

Oké, maar dan toch….

Het was een gesprek van niks, maar hij kon zich het eeuwige leven ook niet voorstellen. ‘Moet je dan in de hemel op een stoel zitten en liedjes zingen?’

Ze hebben de raarste voorstellingen van die dingen.

Maar van binnenuit begint die bron weer te borrelen, en de heilige Geest verbindt Zich aan die bron in jouw bestaan. Hij verbindt Geest aan geest. En dan begint het leven weer te borrelen, een genezingsproces komt op gang. Dat gebeurt van binnenuit. Dus kijk uit voor mensen die je zomaar de handen opleggen, Je weet niet wat je dan naar binnen haalt? Niet doen dus!

Die fouten hebben we in het begin ook gemaakt. Mensen met een speciale zalving…..(?)

Genezing gebeurt van binnenuit, door de Geest. En dan van lieverlee komt jouw geest overeind, je zielenleven komt weer tot bloei, en je lichaam volgt vanzelf!

Je genezingsproces is begonnen, en wat heerlijk als alles aan het licht komt!

Alles wat je hebt verborgen, bedekt door sluiers van schaamte of van verdriet.

Laat die vertrouweling toe die alleen maar eerst luistert, en nooit veroordeelt, want dat doet Jezus ook niet, en God helemaal niet. Als dan alles aan het licht komt, word je wie je eigenlijk bent. Jezus heeft je zó lief, Hij is zo gek op je!

In Hooglied 2:13 staat:

Sta op, kom, mijn liefste, mijn schone, kom!

In het Hebreeuws staat er voor ‘kom’:

‘ga voor jezelf’. Je eigenste ‘zelf’.

Ga er voor, kom maar op! Sta op, en dan noemt Hij je ook nog ‘mijn liefste’, dat is de overtreffende trap, en mijn ‘schone’.

Dat is mooi hé? Dat je schoon wordt bevonden. Dat is toch heerlijk!

God geeft je je identiteit weer terug.

En wie ben je dan? Dan ben je! En als je  kunt zeggen: ‘ik ben’, dán begin je op God te lijken, want Hij zegt ook: ‘Ik ben’.

Als je je tuintje overziet, en je trekt vragend je wenkbrauwen op, je ziet het onkruid door de kieren heenkomen; je kijkt gewoon naar je eigen leven.

Durf dat maar eens! En in de nood leer je je vrienden kennen. Dán heb je broers en zusters, en die broer of zus die jou kent, en de liefde van God, heeft in Hem gestalte gekregen.

De gestalte Gods. In het Grieks staat er: ‘de vorm Gods’. Ik vind gestalte mooier.

En daar durf ik mij aan toe te vertrouwen.

De discipelen hebben zich ook toevertrouwd aan Jezus. En wij kunnen ons toevertrouwen aan de discipelen, aan Zijn volgelingen. En hier zitten volgelingen.

Jezus zocht ook steun. Hij werd een keer heel erg bang, z’n ziel werd ook ontroerd, terwijl hij net tegen de discipelen gezegd had: ‘uw ziel worde niet ontroerd’, even later werd Hij Zelf ontroerd.

Toen Hij bang werd, zocht Hij steun bij z’n Vader, en dus bij z’n vrienden.

Ik hoor het Hem zeggen: ‘blijven jullie hier en waak met Mij’. Blijf wakker. Ze vielen echter in slaap. Daar heeft de boze ook achter gezeten.

‘Waak met Mij’, maar ze hebben het niet gedaan. De tegenstander was te sterk.

Heel diep in je zit zo’n sterk verlangen naar liefde. Een verlangen naar bemind te worden. Iemand die naar jou kijkt en met ontroering vervuld raakt, omdat hij jou ziet en naar je verlangt en bij je wil zijn.

Een hunkering naar jou, het kan ook een schreeuw zijn hoor. En die wordt door God beantwoord in de gedaante van hemelse mensen, een mens Gods. Zij kunnen die roep beantwoorden. ‘Hier zijn we, voor jou!’

Hunkeren we nog naar die manier van ‘zijn’? Waarin iedereen veilig is bij jou, omdat je een liefdevol mens bent?

Vertrouw jezelf toe om een vertrouweling te wórden. En als je een vertrouweling bent, dan kan God ook dingen en mensen aan jou toevertrouwen.

Jezus bidt ook: Vader, de schapen die Gij mij gegeven hebt.

Dus het zijn schapen geweest die Hij aan Zijn Zoon gegeven heeft. Jezus zegt: ‘U hebt ze Mij gegeven, Mij toevertrouwt, Ik zal voor ze zorgen en over hen herderen.

De geheimenissen Gods worden dan ook aan jou toevertrouwd, want je kunt het áán! Niet alleen de zielsgeheimen hoor; maar ook de geheimenissen van het Koninkrijk van Zijn liefde.

Petrus heeft eens gezegd: ‘U weet dat ik U liefheb’. Jawel, ‘dat weet Ik, maar Ik hoor het zo graag’ zegt de bruidegom’.

Stel dat je alleen bij je huwelijksaanzoek zegt: ‘ik hou zielsveel van je’. En later in je leven wordt dit nooit meer herhaald.

Dat is kaal hoor.

Jezus hoorde het ook zo graag uit de mond van Petrus. Daarom vraagt Hij dat, zoals een man verlangt naar de liefde van zijn vrouw.

Heb elkaar lief zoals Jezus jóu liefheeft!

Besef je wel hoeveel Hij van je houdt?

Hoe diep dat zit bij Hem? Hij is zó gelukkig met je.

Dan lezen we nog in (Hoogl. 05:01): Ik ben gekomen tot mijn hof, mijn zuster, bruid.

Hij is gekomen, en dan noemt hij z’n zuster z’n bruid.

Eerst was het zijn zuster, en dan zijn bruid. En hoe is het nu? Mijn vrouw!

Ja, we zijn gehuwd door de Geest. We hebben gemeenschap met de Zoon.

Daarom vraagt Hij ook heel gewoon: Blijf in Mij gelijk Ik in jou.

Dat is nou alles! Dan zijn we in elkaar.

Ik stop met een dichtregel waar Hij vraagt aan jou:

Laat Mij jou zien, het zonlicht in jouw ogen. Dan zie je in Mij jouw lieflijke gezicht.

Dat is een doordenker, ‘laat me je zien’. Dat doe je dan met het zonlicht in jouw ogen. Waar kijk je naar? Dan zie je in Mij jouw lieflijke gezicht.

Amen.

 

Belial (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen. 12-11-2014)

Belial

 

Vader, dank U wel dat we bij elkaar zijn en zo langzamerhand Uw gedachtenwereld gaan ontwikkelen. Leidt ons door Uw Geest op die prachtige weg. En geef ons oren om te horen naar wat Uw Geest tegen ons zegt. Amen.

 

Ik wil het vanavond hebben over een naam, die zo’n 25 keer in het oude testament voorkomt, in het origineel, maar in de vertalingen maar 1 of 2 keer.

Dat is heel gek, maar die naam wordt eigenlijk niet genoemd. En die naam is Belial. Het is vaak onvertaald.

Maar wat hebben ze er dan voor in de plaats gezet? Het woord: ‘nuttelozen, waardelozen, nietswaardigen. Dat is niet zoveel soeps meer.

Daar worden dus mensen mee bedoeld. Mensen die kennelijk Belialskinderen zijn; dat zijn mensen.

Zelfs David, op z’n sterfbed, heeft daar een prachtige profetie over.

Zó schitterend. Dat gaat over de wording van de Christus, en ineens heeft hij het over die kinderen van verderf, Belials-kinderen. Die noemt hij in z’n laatste woorden.

In Psalm 18:5 staat bijvoorbeeld:

Banden des doods hadden mij omvangen, en stromen van verderf…..

In een andere vertaling staat: …stromen van ongoddelijke mensen.

Eigenlijk staat er Belials. Dat staat ook in de Statenvertaling.

Belials hadden mij te pakken, en dat heeft te maken met de dood; het gaat over stromen van het dodenrijk.

Nou, eerst die naam maar even uitleggen.

Beli betekent: zonder. Het tweede stukje van dat woord, dat is het woordje Beli-ool, en ool heeft verschillende betekenissen; het betekent waarde, we hadden het woord ‘waardeloos’ al, en het betekent ook ‘licht’.

Dus het is een verschrikkelijke boze geest; misschien staat hij wel naast de duivel, die door ons genoemd wordt: zonder licht.

Dan is het dus alleen maar duisternis.

Maar de beste vertaling van Beliool vind ik: zonder juk.

Nu heb ik het niet over een slavenjuk, en ook niet over een juk waar je melkemmers aan draagt; maar dat is het juk wat Jezus bedoelt, als Hij zegt: Mijn juk is zacht en mijn last is licht. Dan vorm je een gelijk span.

En je loopt met dat juk van Hem, met z’n tweeën, door het Koninkrijk der hemelen.

Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

Dus het zijn twee gelijkwaardige mensen die daar wandelen. In het Grieks zeggen ze: Beliar. Dat betekent letterlijk: Heer der lucht. Nou is de lucht het domein van de slang. De lucht, die de aarde bedekt, is het gebied van de boze. Hij wordt ook de overste van de macht der lucht genoemd.

Maar Belial is kennelijk de macht der lucht; misschien dat de duivel daar net nog boven staat. Maar het is een gruwel, die hele Belial. Daarmee wordt natuurlijk de satan bedoeld, maar die Belial is zo’n beetje één met de duivel. Hij wordt haast nooit genoemd, maar hij bestaat wel. Ze denken precies gelijk; zowel de duivel als Belial.

De duivel heet ‘satan’, maar het woord satan is een gewoon Hebreeuws woord; het betekent alleen maar tegenstander.

Ik heb zoveel tegenstanders, zegt David; dan bedoelt hij gewoon satans.

Dus het woord ‘satan’ is alleen maar ‘tegenstander’. Hij heeft wat tegen God.

Maar Paulus noemt Belial in één van z’n brieven aan de Corinthiërs. Want in de Joodse traditie bestaat die Belial wel hoor. en daar is Paulus helemaal in opgevoed. Hij wist er echt alles van, en heeft zich daar dan ook tegen verzet.

In 2 Cor. 6:14 zegt hij: Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met…..- en nou komt het – wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial?

Dáár heb je ze! Het is een geweldige tegenstelling; gerechtigheid tegenover wetteloosheid, licht tegenover duisternis, en Christus en Belial, en dát zet je aan het denken. Want Belial wordt hier tegenover de Christus gesteld. Niét de satan, maar Belial; één of ander monster. Dat is dus een antichristelijke geest.

En het woord anti betekent niet alleen tegen, anti betekent ook in plaats van…

Maar dat is in ons spraakgebruik ook zo.

Je hebt een president-kandidaat en je hebt een tegen-kandidaat. Nou heeft die ene kandidaat wel wat tegen die ander, maar hij bedoelt: ‘ik wil z’n plaatsvervanger zijn’.

Dus deze Belial wil de plaatsvervanger zijn van de Christus. Daar zit de kern van zijn denken.

Ze hebben jaren geleden de Dode Zee-rollen gevonden. Een herder, die een paar geiten kwijt was, vond ze. Hij smeet een paar stenen in een kloof, toen hoorde hij wat breken. Hij ging er op af en vond een paar kruiken waar de Dode Zeerollen in zaten. Geleerden  hebben zich daar allemaal op gestort, en van alles vertaald. Dat zijn prachtige boeken geworden.

Een stukje van die Dode Zeerollen is de oorlogsrol. Daar wordt een strijd beschreven. De strijd tussen de zonen van het licht tegenover de zonen der duisternis. Dus twee groepen in de eind-tijd, die tegenover elkaar staan.

Het gaat dus over mensen; zonen van het licht, en de kinderen der duisternis.

Denk maar aan de oeroude tegenstelling die God geschapen heeft  tussen de vrouw en de slang, gelukkig maar.

Hij dacht: die moeten nooit met elkaar in overeenstemming komen. Nooit!!

Weet je wat? Ik zet er vijandschap tussen. Dat is een prachtige daad van God geweest. Anders zou je totaal vermengd raken met iets duisters, en dat is het zaad van de vrouw en het zaad van de slang.

Het zaad van de vrouw zijn dus haar nakomelingen, dè vrouw, en de nakome-lingen van de slang. Die heeft ook kinderen. God heeft kinderen, maar de slang ook. Nooit vergeten hoor!

Je mag ze Belialskinderen noemen, maar het zijn wèl mensen.

En in die strijd, die oorlogsrol, staan de zonen van de duisternis onder leiding van Belial. Die wordt daar expliciet genoemd.

Belial is hun aanvoerder. Nou, kun je nagaan, als hij de aanvoerder is van de zonen der duisternis, door wat voor geest laten die zonen zich dan inspireren….?

Ondertussen sluit Belial ook nog een verbond, in die oorlogsrol. Hij sluit een verbond met Egypte. Egypte wordt in Openbaringen genoemd: ‘grote stad’. Dat is natuurlijk een geestelijke stad.        Zoals Babel een geestelijke stad is, en Jeruzalem een geestelijke stad, is Egypte dat ook. En Sodom en Gomorra.

Dat zijn allemaal geestelijke bolwerken van de boze.

Want waar is Jezus gekruisigd? Op de stad die geestelijk Egypte wordt genoemd. Die moesten Hem niet. Dood aan die rechtvaardige.

In Romeinen 1 gaat Paulus nogal flink van leer tegen de wetteloosheid.

Hij zegt daar: ‘je kan God wel doorzien met je verstand.. ..(21) Hoewel zij God kenden…, moet je nagaan, dat zijn dus mensen die God kènnen, zeggen ze.

Kennen! Dat gebeurt vaker in de bijbel dat mensen zeggen: ‘ik ken God’, en Jezus sluit op een gegeven moment de deur voor die mensen; en ze zeggen: we hebben in jouw naam geprofeerd en van alles gedaan… Nou, zegt Jezus, Ik kèn jullie niet! Dus hebben ze Hem ook nooit ècht gekend!  Ja, z’n Naam, z’n wonderen en de tekenen die Hij deed…., en profetiën, kom maar op…. Ja, maar je hebt Me niet gekend!

En hier staat het: Hoewel ze God kenden, hebben ze Hem niet als God verheerlijkt,

het is duister geworden in hun onverstandig hart.

En nou komt het: … ze zijn dwaas geworden, en ze hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door iets wat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens.

Dat is ook een doordenker. Even denken: ze hebben God vervangen door een beeld, en er een mens van gemaakt; en duidelijk staat in één van de oude profeten: Ik ben géén mens! Dat zegt God. Ik ben géén mens. Nee! Dus dat is wel een doordenker. Ja, vervangen door een schepsel. Dat kan ook van dieren zijn.

Ja, dat vervangen is eigenlijk de zonde van Sodom; maar daar is onze Heer ook gekruisigd. De stad die geestelijk Sodom genoemd wordt.

Jesaja zegt: het geestelijke Sodom…, raadt eens wat dat is? Nou, zegt hij: dat zijn jullie! Jullie, die zeggen dat je Jeruzalem bent. En hij gáát dan tekeer tegen de profeten van Jeruzalem.

‘Bestuurders van Sodom’, zegt hij. Nou, dat hebben ze hem niet in dank afgenomen.  Zo was die stad gekelderd. Het was niet meer het geestelijke centrum; het was een goed georganiseerde stad geworden, met allemaal profeten, hoge-priesters, hele families.., het werd allemaal aan elkaar overgedragen, eeuwenlang.

Eeuwenlang geofferd en een gedoe in die tempel….

De laatste profeet was Maleachi. Raadt eens hoe lang het geduurd heeft voordat er weer een profetie klonk? Vierhonderd jaar! Dat zijn dus vijf geslachten.

Vierhonderd jaar geen woord van boven!

Er waren geen profeten meer.

De eerste die z’n mond weer open deed om te profeteren was Simeon, en de vader van Johannes. Er waren nog maar een paar mensjes waar God nog kontakt mee kon hebben, Maria ook.

De tronk van Isaï was vrijwel afgehouwen.

Alleen uit de afgehouwen stronk van Isaï kwam nog één loot tevoorschijn; het aller-laatste. En die loot werd de Christus.

Maar God moest wel aansluiting vinden bij mensen om een geestelijk mens te creëren. Hij stuurt niet zomaar een Christus van boven. Nee, áánsluiten bij de mens, en uit die mens zal het geboren worden.

Het is allemaal zo verdorven en zo wetteloos als de pest. Een bende is het geweest. Wat moet God daar een verdriet over gehad hebben. En wie droogt de tranen van God? Wie troost God?

Ze geloven dus de grote leugen.

2 Thess. 2, daar staat nogal wat, Paulus heeft daar vaak over gesproken in allerlei gemeentes, dan zegt hij in vers 3: …eerst moet de afval komen, en de mens der wetteloosheid zich openbaren, 2e titel: de zoon des verderfs, 3e titel: de tegen-stander, 4e titel: hij verheft zich tegen alles wat God of voorwerp van verering heet, en op het laatst: zet hij zich in de tempel Gods, om aan zich te laten zien dat hij God is. (het woordje ‘een’ staat niet in de grondtekst).  Wat een showfiguur. Wetteloos als de pest. Totaal verdorven.

Ja, dat is nogal wat! Het geheim van de wetteloosheid,wordt in al die verzen beschreven.

In vers 11 staat:  God zendt hun een dwaling, die bewerkt dat ze de leugen geloven.

Even denken hoor. Stuurt God nou een dwaling…..? En die bewerkt dat zij de leugen geloven?

Dat klopt dus niet, want God zendt geen dwaling.

Volgens de grondtekst kun je het veel beter vervangen door: mee geven, overgeven, of laten gaan.

Ze hechten zó aan die leugen, dat God zegt: nou, Ik moet ze loslaten…, Ik laat ze maar gaan…, Ik geef ze er maar aan over. Ze willen ook niet anders.

Want wat is nou de grote leugen? Met welke leugen is Eva om zeep geholpen? Jij wordt God, kennende goed en kwaad.

De grote leugen is: jij zal als God zijn, ja, kennende goed en kwaad.

En daar komt de aap uit de mouw, want ‘kennen’ is gemeenschap hebben met…., in alle betekenissen.

En God is natuurlijk goed, maar God heeft geen enkele gemeenschap met het kwaad. Daarom is het oude testament voor beginners zo hartstikke moeilijk. Want je denkt dan: verdraaid, God doet allemaal kwaaie dingen, èn Hij doet goeie dingen.

Hij is zo onberekenbaar…. Het ene moment is Hij hartstikke lief en aardig, en het andere moment slaat Hij er op los….

Dus dat oude testament moet je met verlicht verstand lezen, anders kom je er niet uit. Dan kom je er ècht niet uit.

Nog even terug naar 2 Thess. 2:11 naar aanleiding van een vraag over de dwaling die God zou zenden.

In de grondtekst staat: God geeft ze over aan een leugen, aan een dwaling. Want je moet eerst dwalen, voordat je de leugen geloofd. Die grondtekst is heel belangrijk; en trouwens, wat voor belang zou God er bij hebben om iemand met een leugen op te zadelen. Dat kan toch niet in Hem opkomen? Zo is mijn Vader niet!

Eerst dwalen, daar gaat het om; dus die grote leugen is al zo oud als de mensheid bestaat, en die leugen houdt de boze in stand. Die weet op een gegeven moment mensen te vangen mèt die leugen, en dát is de wetteloze, de zoon des verderfs.

Wie is in de bijbel nog meer, behalve Belial, de zoon des verderfs? Judas.

Jezus noemt hem de zoon des verderfs.

Dus het verderf is een engel, en een kind van die engel, die hem gelooft en die hij verwekt heeft, heet een zoon des verderfs.

En wat is verderf? Dat loopt altijd uit op dood en verrotting.

Waar loopt de brede weg op uit? Op het verderf! Die mensen lopen hun dood tegemoet.

Maar wat voor mensen lopen er op die brede weg? Allemaal gelovige mensen hoor! Ja, allemaal religieuze mensen.

Die brede weg is een religieuze weg. De heidenen halen hun schouders op: je zoekt het maar uit…

Maar er zijn er zóveel die die brede weg pakken, omdat het verderf, en de dood, en de wetteloosheid, hoe je het ook noemen wil, een prachtige mantel aan heeft, waar hij mee schittert.

In Openbaringen staat dat de hele aarde er achteraan loopt. En hij laat het zich welgevallen, hij laat aan zich zien dat hij god is.

In vers 4 staat 2x het woordje ‘zich’, in vers 7 en 8 staat ook ‘zich’.

Hij zet zich in het middelpunt van de belangstelling. Hij wil dat alle energie en alle aandacht op hèm valt, want hij zegt: ‘ik ben het’.

En hij kán mooi preken…., heel mooi. De slang kan prachtig praten hoor!

Dat staat in Openbaringen, hij ziet er uit als een lam, maar hij spreekt als de draak.

En hoe spreekt een draak? Niet met allemaal vuur en vlammen hoor, wel nee. Hij spreekt zó vriendelijk tot het hart van de mensen. En hij heeft het over de liefde…, maar het is een boef hoor! Daarom is het zo moeilijk om het te onderscheiden. Als iemand spreekt over liefde moet je altijd zoeken naar wat voor geest daar achter zit.

Want hoe worden kinderen misbruikt? (Laten we dit als beeld er maar bij halen).

Doordat een volwassene praat over liefde, waar of niet. Houden van…, prachtige woorden…., en het kind stinkt er uiteraard in. Ja, het is allemaal zo verdorven.

Dat is het verderf; dat is het einddoel van de brede weg. En onthoudt het maar goed: die wordt bevolkt door allemaal religieuzen.

Trouwens, muziek speelt daar ook een gigantische rol bij. Ik las een artikel waar iemand zei: waarschijnlijk is de duivel origineel een geest geweest die de aanbidding kon leiden. In Ezechiël staat een stukje over hem. In sommige vertalingen is dat wèl vertaald, maar dat gaat allemaal over trommels en fluiten;     hij weet ongelooflijk veel van muziek. En met muziek kun je een volk in trance brengen, dat kan!

Als je ziet wat ze tegenwoordig aan muziek produceren, een pestherrie, maar ze zijn wel allemaal in trance, het jonge volk. Ze zijn helemaal weg!

Nou, wat denk je, zou dat op het religieus niveau nièt lukken?

Ik heb het in tv-uitzendingen ook wel gezien dat ze daar allemaal staan te zwingen en te draaien en te springen; en die muziek flink er tegenaan…., ze zijn

hélemaal wèg! De duvel moet het waarschijnlijk ook wel van muziek hebben.

Maar goed, het is een enorme lokker.

Eli, die dikke Eli op z’n stoel, die een keer omvalt en waar hij z’n nek breekt, had twee zonen, Hofni en Pinehas. Het waren ook nog Egyptische namen.

En ze verrichtten de dienst in de tempel. Ja, dat was hun werk. Maar ze gedroegen zich als boeven. Die worden Belials-kinderen genoemd in de grondtekst.

Ze deugden voor geen hout.

Ze stalen het beste vlees van de mensen, ja, het is treurig.

Maar nota bene, twee Egyptische namen; dat zegt misschien toch wel wat…

Maar je krijgt genoeg te denken hoor, als je nadenkt over die wetteloosheid. Wat is dan wetteloosheid? Nou, hij stoort zich aan geen enkele norm. Alles moet kunnen…., en alles moet ook mogen…

Ben je daar tegen…? Nou, dan deug je niet…

In het Grieks wordt daar een woord voor gebruikt: stoicheia, mag je allemaal vergeten, maar dat zijn de grond-beginselen van de aarde.

Petrus noemt ze: elementen. De grond-beginselen van de aarde, de elementen, gaan brandend naar de knoppen, die vergaan. Dus dat betekent dat de elementaire dingen aangetast worden en dat het allemaal zomaar verdwijnt, het vervliegt, het vergaat.

Die wetteloze tast alles aan, maar daar zal ik het een andere keer eens over hebben.

Het is verdorven, het is één en al dood.

Wanneer overkomt je dit nou?

In Spreuken 6:12 staat in de grondtekst: Een Belialsman. In de NBG staat nietsnut. Ik weet niet wat er in de andere vertalingen staat, maar het is dus niks.

Ook waar David het over heeft in z’n laatste woorden. En wat sticht die man? Onheil. Nou, daar zit ie niet op te wachten, een onheilstichter, die met bedrieglijke mond rondgaat, met z’n ogen knipt, met z’n voeten schuifelt, met z’n vingers wijst, in  wiens hart draaierijen zijn, die aldoor kwaad smeedt en die twist stookt.

Dáár heb je hem. Een beschrijving van een Belial. Het is helemaal niks!

Moet je eens kijken hoe precies hij beschreven wordt, dat bedrieglijke, wijzen met vingers…

Ja, wie is dat? Dat staat in Spr.6:11. Daar komt uw armoede als een snelle loper en uw gebrek als een gewapende man.

Dus je wordt overvallen door een gewapende man; die richt z’n pijlen wel op jou. Wanneer komt hij dan?

Dat staat in vers 10. Nog even slapen, nog even sluimeren…, en dan ook nog: nog even liggen met gevouwen handen.

Misschien lig je wel te bidden, of niet, maar je ligt, en je slaapt.

Mijn broer zei altijd, als hij gewekt werd, dan citeerde hij deze tekst naar mijn vader, als hij zei: ‘jongen, wordt wakker’. Nou, zei hij: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen….

We hebben er toen braaf om gelachen, maar het is wel een ernstige waar-schuwing om als gemeente nóóit, en nóóit in slaap te vallen. En dat kán makkelijk.

Paulus roept: Ontwaakt, slapers, wordt wakker!

Jezus zegt het zó verschrikkelijk vaak: wees wakker, let op, waakt, zie toe dat….

Hij doet dat heel vaak, want Hij weet hoe gemakkelijk je in slaap valt. In je gewoontes; slapen, het allemaal maar best vinden; als het zo maar doorgaat.

Als er maar niks verandert.

Ik denk dat slapen betekent: je bent niet meer aktief in de hemel.

Je hebt je aktiviteiten neergelegd. Je bent ermee gekapt. Je zegt: pfff, wat moet ik er mee in de hemel, dat is zo ver weg….

Niet meer aktief in de hemelse gewesten. Je ontplooit je daar ook niet meer. Je hebt daar ook niks meer te zeggen…, je hebt het maar druk op aarde. En dat kan jou, als gemeente, overkomen. Dat kán.

Hoeveel gemeentes zijn er in slaap gevallen?

Als je die zeven gemeentes leest uit Openbaringen, nou, aan al die gemeentes mankeert wel wat hoor; een enkele die er uitspringt.

Bekeer je! Dat staat er wel een keer of vijf in. Kom toch terug, verander van gedachten! Ik weet je werken wel, maar die werken gaan nergens over. Jullie hebben het maar druk met allerlei toestanden in de club, en regels.

Ja, als het in het natuurlijke alles maar op rolletjes loopt…., nou, dan heb je toch een prettige gemeente?

De vijfde gemeente is Sardes. En aan de gemeente Sardes staat iets heel merk-waardigs: Jullie hebben de naam dat je leeft. En naam is ook anders vertaald met de roep. Dus van die club ging een roep uit dat ze leefden. Dus wat zeiden degenen die dat hoorden? Tjonge, wat een geweldige aktieve gemeente is dat..! Niet normaal! Want die roep verspreidt zich.

En dan komt een schokkende mededeling er pal achteraan: Je hebt de naam dat je leeft, maar je bent dood!

Nou…, dat zal toch eens een keer uit-gesproken worden als een profetie hier!

Ik geef maar een voorbeeld hoor. Dat er een profetie klinkt op zondagmorgen:

jullie hebben de naam dat jullie leven, maar je bent dood.

Wie zou dát geloven? Of word je de club uitgezet! Dat kan ook nog.

Dat is allemaal wat hoor! Die Belial zit niet stil. Die heeft het vreselijk druk om zichzelf langzamerhand te manifesteren als de wetteloze.

Paulus zet hem tegenover de Christus. Hij zet hem er pal tegenover.

Dan denk ik: verdraaid, dan is het waarschijnlijk de geest van de antichrist. En de geest van de antichrist wordt beschreven in Openbaringen.

Dat is dat gruwelijke monster uit zee, met al die koppen; wát een reptiel zeg! Een monster!

Als hij uit de zee komt, de satan roept hem daar uit op, dan komt hij uit die zee; en reken maar dat dat heel wat deining veroorzaakt als hij zich verheft, als hij uit die afgrondput komt. De golven slaan om hem heen, en die golven slaan ook op de kust, dus dat is dát gebied waar het religieuze het natuurlijke raakt.

Die twee gebieden. En die branding slaat op de kust.

Nou, zegt Jezus, de mensen worden bang; radeloze angst onder de volkeren vanwege het bulderen van de branding.

Ja, die branding slaat in het natuurlijke leven.

Ik vind dat er nou toch al heel wat radeloze angst onder de volkeren is hoor. Wij zitten dan in een prettig landje, Nederland, maar als je in de wereld om je heen kijkt, al die miljoenen vluchtelingen. Vijftig miljoen alleen al, die op de vlucht zijn. Hoe vaak is dat de bevolking van Nederland? Bijna vier keer!

Allemaal op de vlucht, wat een angst! Hoe kom ik morgen aan eten…., waar slapen we…, wat moeten we doen?

De wereld schiet wel te hulp, en doet z’n uiterste best om die mensen wat te helpen…, maar ik kan me voorstellen dat leidinggevenden op een gegeven moment zeggen: ‘ik weet niet meer hoe dat moet hoor, er is geen beginnen meer aan’.

Daar heeft Jesaja over geprofeteerd.

De stut en steun valt weg, waar de mensen op leunen.

De ordenende wereldgeesten vervallen, die breken. Ze verliezen hun kracht.

Paulus noemt die wereldgeesten zelfs armelijk.

Ze werken wel, tot op zekere hoogte, maar op een gegeven moment houdt het een keer op. En dan sta je hartstikke machteloos.

Kijk ook eens naar Spreuken 24:33.

Daar staat het nog een keer: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen, daar komt je armoede aangelopen als een gewapende man. (een roofoverval).

Hij rooft alles. Maar hoe komt dat nou?

Dat staat in vers 30. Ik ging langs de akker van een luiaard…; in het Engels staat er zelfs: de akker van een luiwammes.

….een lamlendige slaaf, een verstandeloos mens.

Dit is nou de parabel van een verkeerd gebouwde gemeente; helemaal begroeid met distels en netels.

En wat staat er in vers 31? … de muur was neergehaald.

Er was geeneens meer bescherming. Je werd niet eens meer beschermd, de afscheiding is kapot.

Dat is toch geen gemeente meer?

Misschien lijkt het voor de wereld nog wel wat, maar in de loop der eeuwen…, noem het maar kerken, dat is het makkelijkste, wij vormen ook een kerkje; ‘kerk’ komt van ‘kyriake’, dat betekent letterlijk: ‘van de Heer’.

Welke kerk is nou van de Heer? Dat is een vraag. Maar goed, in al die kerken, en dat hebben ze eeuwen lang volgehouden…., en wat hebben ze gekweekt? Distels en dorens. Wat een gebrek krijgen ze dan. :34:.. uw gebrek als een gewapend man.

Gij zijt de arme, zegt de profetie tegen die kerken, en de blinde en de naakte; je zegt dat je rijk bent, maar je bent het niet.

Je zegt het allemaal wel, maar het is niet zo. En die tegenstelling doorbreken, valt om de  drommel niet mee.

Maar dat is wel schokkend hè? Je hebt de roep dat je leeft, maar je bent dood.

Ik vind dat een schokkende mededeling hoor. Dat zul je toch een keer horen…., bij wijze van spreken op een zondagmorgen.

Nog even naar Sardes in Openb.3.

Ik weet je werken, dat je de roep hebt dat je leeft, maar je bent dood. Wees wakker en versterk de lui die dreigen te sterven.

Laat dáár je aandacht eens op vestigen;

want Ik heb geen van jullie werken vol bevonden bij God. Bedenk hoe je het ontvangen hebt. Bewaar het, bewaar dat woord en bekeer je.

Ze hebben de roep dat ze leven, dan denk ik: hoe leef je dan in de wereld?

Nou, dan moet je geweldig aktief zijn, en overal je handen uitsteken, heel veel goeie werken doen op aarde, maar ze zijn hun wandel in de hemel kwijt. Dát is het punt!

Ze zijn daar niet meer bezig.

Er zijn echter een paar mensen in die club die er niet aan meededen, die hebben zich niet bezoedeld. Dat is mooi hè? Ze zijn wel in die club gebleven, ja, waar moet je heen? Maar ze hebben zich niet vermengd met de gedachtenwereld van de anderen. En daar is Jezus trots op hoor. Hij zegt dan ook: die zullen met Mij in witte kleren wandelen, want ze zijn het waard.

Even iets uit Psalm 82, daar heb ik wel eens over gesproken maar ik kan daar wel even iets uit herhalen.

Daar staat God in de vergadering. Dus je ziet al die mensen daar zitten en God gaat staan.

Die vergadering van mensen bestaat uit goden, dat zijn mensen hoor.

Hij staat daar in die club van goden en kijkt eens om Zich heen, en dan zegt Hij: hoelang zullen jullie nog op een onrecht-vaardige manier oordelen! Zó, dan wordt het wel even stil.

Ja, we hadden het net zo gezellig!

En dan gaat God staan. Er staat zelfs: De goddelozen gunst bewijzen.

In de Statenvertaling staat: Het aangezicht van de goddelozen aannemen. Die denkt al net als zij, aanzien des persoons.

Hij zegt: richt je nou eens tot de wees en tot de ellendigen, en de geringe en de behoeftige…, tot lui die niks zijn, die zichzelf een waardeloos figuur vinden,

en bevrijdt nou eens de geringe en de arme, en redt hem uit de goddeloze hand.

Dan heeft Hij z’n toespraak gehouden, en heeft dit gezegd, dan zegt Hij ineens, zo’n beetje tegen Zichzelf: Ze weten niks en ze begrijpen niks.

Dat zegt Hij er pal achteraan. Die goden snappen er helemaal niks van!

In duisternis wandelen zij rond.

Nou, dat is wat! Dan zeg je: ja, wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht..

Maar Hij zegt: jullie wandelen rond in duisternis! Ja, Ik heb het gezegd: jullie zijn goden. Ja, dat klopt, dat heb Ik gezegd.

Maar jullie sterven als mensen.

Want goden sterven niet.

Galaten 6:7. Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten, laat Zich niet bedriegen.

Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.

Wat zaai ik? Want wie op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van de geest zaait, zal uit de geest eeuwig leven oogsten.

In sommige vertalingen staat Geest met een hoofdletter, nou, daar is helemaal geen aanleiding toe. Dat moet een geest zijn met een kleine letter; dat staat ook in de Lutherse vertaling en ook in de Petrus Canisius vertaling.

Geest moet met een kleine letter, want ik kan me niet voorstellen dat ik sta te zaaien op de akker van de heilige Geest; wat moet ik me daarbij voorstellen? Dat is toch krom? Wie op…, letterlijk kun je ook lezen: wie in de akker van zijn vlees zaait…; dan ben je bezig met eindeloze aardse dingen. Wat oogst je dan? Verderf staat er! Je  oogst dus verderf, dat is verrotting,

er zit geen leven in, het stinkt en het is ook niet eetbaar, het loopt eigenlijk altijd uit op de dood.

Je oogst dus niks, dorens en distels brengt het op; en je hebt niks in je vingers. Je wordt zelf wel gered als door vuur heen, dat is geen punt, maar er is eigenlijk niks hemels uit je vingers gekomen.

En er staat hier: wie op de akker van de geest zaait, dat is de kleine letter geest.

Jij zaait in de geest, dán oogst je.

En wat zaai je? Je zaait het woord Gods.

Maar nou de cruciale vraag voor vanavond. Die gewapende man uit Spreuken, die de akker overvalt, en niks meer overlaat van die akker.

Waar komen die Belials vandaan? Die Belialskinderen.

Nahum 1:11: Uit u is voortgekomen één die kwaad bedacht tegen de Heer, één die snode plannen beraamde.

In de Statenvertaling staat: een Belials raadsman. Dát staat er!

Waar kwam die vandaan? Uit u! En wie zijn die u? Dat is het volk dat geloofde! Dat de tempel diende; dat offerde.

Hij zegt: verdraaid, dat komt uit jullie eigen midden! Je bent toch niet blind?

Een Belials raadsman.

In Deut. 13 staat een heel stuk over valse profeten.

En Mozes zegt in dat stuk zelfs: Je hebt van die profeten, het kan best zijn dat ze gelijk hebben ook, het kan ook waar zijn wat ze zeggen…, en als ze zoveel wonderen en tekenen doen, en het komt allemaal uit…, prachtig…

Maar als ze ondertussen zeggen: laten we eens andere goden achterna lopen, dan deugt hij niet.

Ja, bedrieglijke wonderen; het wonder komt waarover eens gesproken wordt.

Laten we even vooraan begnnen.

Deut.13:1: Als onder u een profeet optreedt, of iemand die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt ook nog, waar-over hij u gesproken heeft met de woorden: laten we andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten we die dienen, dan zul je naar de woorden van die profeten en die dromer niet luisteren, want de Heer, uw God,  stelt je op de proef. De Heer zul je volgen.

En er staat in vers 5: hij heeft afval gepredikt.

Deut. 13:13: Er zijn snode mannen uit uw midden voortgekomen.

Daar staat ook weer Belialskinderen. Dat is een gruwelijke monstergod hoor; een gruwelijke engel is dat. Onderschat hem niet! Want hij komt altijd met raad- gevingen.

Belialskinderen, die de inwoners van hun stad tot afval gebracht hebben, door te zeggen: laten we andere goden dienen, die je niet gekend hebt.

Dat noemt de schrijver zelfs in vers 15:

Een gruwel! Dat heb ik opgezocht in het nieuwe testament, daar staat letterlijk dat God daar misselijk van wordt; daar moet Hij van overgeven. Dat is een menselijke term.

Jezus heeft het ook over een gruwel in een tempel. Hij zegt: er komt een keer een gruwel in de tempel! Dus in de tempel!!

Waar woonde God? En Hij is er heel langzaam uitgegaan; bedroefd en teleur-gesteld heeft Hij Zich teruggetrokken, en de gruwel gaat daar zitten, en die laat zich in de mens als god vereren.

De gruwel der verwoesting, waarover Daniël spreekt. Hij zegt: weet je wanneer dat gebeurt? Als het dagelijkse offer gestaakt wordt.

Dan begint die gruwel op te treden.

En wat is het dagelijkse offer? Het altijd durende offer?

Ik ken maar één altijd durende offer, en dat is het offer van Christus, van Jezus geweest.

Zijn offer, Zijn kruisdood, enzovoort, is hèt centrum van ons evangelie.

Waar komen die snode mannen vandaan?

Vers 13: uit uw midden! Ze komen dus bij ons vandaan! En ze dwingen tot afval.

Wat is afval? Denk eens aan vruchten en bladeren die vallen.

Als je afvalt, laat je dus iets los. Je laat de boom los en je valt naar de aarde.

En wat is een val? Dat gebeurt van boven naar beneden. Je wordt eigenlijk ontrouw.

Liever gezegd: je verloochent de boel.

Het woord ‘afval’ betekent ook ‘verloochening’. Afvallig worden.

Maar het gekke is, dat de afvalligen niet degenen zijn die zeggen: nou jongens, ik zit hier al zó lang in die club…, ik weet het nou wel zo’n beetje hoor…., ik smeer ‘em.

Veel plezier, ik doe verder niet meer mee.

Dat is één vorm van afval.

Maar déze vorm van afval is wat anders.

Dat zijn mensen die zich aktief tégen je keren!

Paulus heeft het over die mens, die afval die moet komen, die keert zich tégen je!

Nou, dan ben je een zoon des verderfs.

Dan ben je een Judas.

Vraag: Geloven ze dan niet meer in de Christus? Bijvoorbeeld dat ze zeggen: die verlossing is voorbij, die hebben we niet meer nodig, we hebben God…

Antw.: Maar het offer van Jezus is altijd geldig. Maar het woord Christus wordt op zóveel manieren geïnterpreteerd.

Als iemand zegt: ik ben een christen, dan geloof ik dat nooit direct, want een christen is letterlijk iemand die gedoopt is met Gods Geest.

Dát is een christen, dat betekent het woord christen ook. Maar er zijn duizenden mensen die zich christen noemen, maar ze zijn het dus niet in wezen. Dat weten ze ook helemaal niet, en dat geeft ook niet.

Maar deze wetteloze heeft het óók over de Christus, want hij is een anti-christus. Dus noemt hij zich de christus. Anders verliest hij z’n geloofwaardigheid.

Dus hij zegt: ‘Ik ben het, de christus waar jullie op wachten’. ‘Ik ben het’, en hij doet wonderen en tekenen, hij doet geweldige dingen. Misschien kan hij wel zweven.

De aarde holt daar wel achteraan.

* Vraag: Waar keren zij zich tegen?

*  Antw.  Tegen de Christus in de anderen, want hij wil niet dat de Christus openbaar komt. Hij is een anti-christus, die zich in jou ontwikkelt.

Hij wil niet dat de Christus geopenbaard wordt!!

* Vraag; Het klinkt alsof het een bewuste  aktie is.

* Antw. O ja, zéér bewust, nou en of, dat is niet zomaar wat! Ze keren zich tegen ons, ze weten heel goed wat ze doen. Ze moeten er niks van hebben.

Hij gedraagt zich vijandig tegen het volk van God.

En als je weet hoe de Christus, waarin wij geloven, Zich openbaart? In een stelletje doodgewone mensen, onopvallend, dan is de tegenstelling heel groot.

Als je de aarde achter je aan krijgt…, nou, dan zit je fout!

* Opmerking: Heel typerend is: ben je dienend of ben je heersend.

* Antw. Ja, wil je heersen of wil je dienen; en dienende mensen vallen niet op; het zijn echte mantelzorgers hè?

Jeremia 23:13: De profeten profeteren door de Baäl en misleiden mijn volk Israël; bij de profeten van Jeruzalem heb Ik gezien wat afschuwelijk is: echtbreken en met leugen omgaan; ze sterken de handen van boosdoeners, dat niet één zich van z’n boosheid bekeert.

En dan komt het: Ze zijn Mij allemaal als Sodom geworden, als inwoners van Gomorra.

Wat verschrikkelijk!

En nou komt het aan het eind van vers 15, daar staat: Van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis uitgegaan!

Zó, profeten worden er op aangekeken, en daar is de heiligschennis vanuit gegaan.

Uit ons midden!

Paulus herhaalt het in Hand. 20, dan neemt hij afscheid van de oudsten van Efeze, hij heeft daar het evangelie gebracht, heeft er van alles verteld, en dan ontmoeten ze hem op het strand. Dan komen de oudsten…., Paulus reist dan, gebonden door de Geest naar Jeruzalem, maar weet niet wat hem dan overkomt.

Dan zegt hij in Hand 20:29: Ik weet dat na mijn heengaan, grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen.., en nou komt het: uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.

Uit uw eigen midden!!

Nou, ik denk dat die oudsten niet zo blij waren met die opmerking van Paulus, maar het was wel wáár!

Die gemeente is ook naar de knoppen gegaan.

1 Johannes 2:19, daar schrijft Johannes: Er zijn veel antichristenen opgestaan…,zij zijn van ons uitgegaan, maar ze waren niet van ons.

Het was niet één van ons soort. Ze zijn van ons uitgegaan, want als ze uit ons geweest waren, zouden ze bij ons gebleven zijn.

Judas  noemt ze: slaapwandelaars, dat staat in de Naardense bijbel; dat zijn van die dromenzieners hè?

Dwaalsterren, als je dus een dwaalster bent, kun je nooit je richting bepalen, maar dan ook nooit! Je weet niet waar je naar toe gaat.

En hij noemt ze scheurmakers.

Natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben. Die veroorzaken scheuringen.

Ik stop met het tweede briefje van  Johannes, vers 7-11. Er zijn veel misleiders…, letterlijk staat er: misleidende lichten. Ze zeggen dat ze licht zijn.

….uitgegaan in de wereld, die de komende Jezus Christus in het vlees niet belijden.

Dus Jezus Christus komt terug in het vlees, en dat vlees zijn wij.

Dát is de misleider en de antichrist. Let op jezelf, dat je niet verliest wat we verricht hebben, maar je loon ten volle ontvangt.

Een ieder die verder gaat, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet.

Voor ‘verder gaan’ staat er in de grond-tekst: zich verheffen, te ver gaan, nieuwigheden brengen.

Ze willen altijd met iets nieuws komen, die verheft zich!

Wie in die leer blijft, heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in je huis (huis is je gemeente hoor) en heet hem niet welkom.

Niet doen, want die leer deugt niet.

 

Dit alles geldt als een waarschuwing, in ál die boeken, waar het over misleiders gaat, en dat volk  eeuwenlang heeft misleid, zouden wij ons dat dan niet ter harte moeten nemen? Paulus zegt: wat het volk Israël heeft meegemaakt, is tot ons voorbeeld geschied. Dus dan komen er in de gemeenten op aarde misleiders; die komen er, gegarandeerd.

Daar moet je een oog voor hebben, en een oor.

 

Duurt Sikkens C.B. 12-11-2014

 

 

Beelden en verhalen

Beelden en verhalen

Vanmorgen geen preek, ook geen toespraak, maar ik zal wat beelden vertellen.

Sommigen heb ik gekregen, anderen gelezen, met een verhaaltje.

Ik begin met een Deense filosoof, dominee Kierkengaard. Hij heeft z’n hele leven geleden onder depressies.

Heeft moeilijke boeken geschreven.

Hij heeft zich altijd fel verzet tegen de staatsgodsdienst in Denemarken.

Hij trok zich het lot aan van de armen van geest, de onaanzienlijken, dat was een mooie eigenschap.

Het volgende beeld heb ik gevonden in zijn dagboek.

Er waren eens een paar wilde ganzen.

Bij het begin van hun trek bemerkten ze een koppel tamme ganzen. Ze begonnen deze zó aardig te vinden dat ze het jammer vonden om zomaar weg te vliegen.

Ze hoopten dat ze hen zo ver konden brengen, dat ze met hen mee zouden vliegen als de trek zou beginnen. Daarom lieten ze zich geheel met hen in, en trachtten hen er toe over te halen om ook hoger te gaan vliegen, telkens een beetje hoger, zodat ze in ieder geval een kans hadden om de trektocht vol te houden, verlost van het jammerlijke middelmatige leven, dat zij als respectabele tamme ganzen rond waggelend op de aarde, doorbrachten.

In het begin vonden de tamme ganzen deze situatie erg amusant, ze hielden wel van de wilde ganzen.

Maar het duurde niet lang dat ze het toch zat werden. Ze begonnen hen te beledigen, en beschouwden hen als fantasierijke dwazen, als wereldvreemde wezens zonder levenservaring of wijsheid.

En ach, de wilde ganzen hadden zich toen al zo sterk door de tamme ganzen laten beïnvloeden, dat zij macht over hen hadden gekregen, en ze geleidelijk aan in hun woorden waren gaan geloven.

Het liep er zo op uit dat de wilde ganzen tam werden.

In ’s hemelsnaam, mens Gods, pas op voor één ding: zo gauw je merkt dat tamme ganzen macht over je beginnen te krijgen, maak dan dat je weg komt!

Ga mee met de trek, anders loopt het er op uit dat je als een tamme gans geluk-zalig blijft rond waggelen in laag-bij-de-grondse jammerlijkheid.

Helderder kan deze gelijkenis niet zijn.

 

Gedachten van God en gedachten van de aarde

Jaren geleden kreeg ik een beeld, waarmee de gemeente er op gewezen werd om goed onderscheid te maken tussen gedachten van God en gedachten van de aarde.

Ik zag twee handen, die allerhande stenen aan het sorteren waren, en duidelijk was dat er edelstenen en gewone grindstenen op een tafel lagen.

Ze werden stuk voor stuk bekeken. Je zag eigenlijk geen verschil, maar je had een kennersblik nodig om het verschil te zien.

De grindstenen werden afgezonderd en de aandacht richtte zich op de edelstenen.

Ze werden gerangschikt en kregen allen een eigen plaats.

Toen ik vroeg wat hiermee bedoeld werd, zag ik een plaatje van een hogepriester die de efod draagt. Dit heet het borstschild der beslissingen.

Het was versierd met 12 edelstenen die in goud gevat waren.

Deze stenen, met de namen van de 12 stammen van het geestelijk Israël er op gegraveerd, droeg de hogepriester op zijn borst.

Het schild was dubbelgevouwen en vormde een soort buidel, tot bewaring van de Urim en de Tummim, waarschijnlijk 2 stenen die het antwoord bevatten wanneer God om raad werd gevraagd.

Je kunt het allemaal nalezen in Exodus 28. Maar de kern van de bedoeling is drieledig.

Ten eerste ging het om het sorteren van gedachten, hemelse en aardse, deze zijn vaak nog vermengd bij veel christen-mensen.

En ze worden opgeroepen om ze soort bij soort te leggen.

Ten tweede ging het om christenen zèlf.

Sommigen hebben een eervolle bestemming, anderen een mindere eervolle. Dit laatste hing af van hun eigen keuze.

Paulus schrijft daar heel helder over in

2 Tim. 2. Hij toont het verschil tussen natuurlijke en geestelijke christenen.

Ten derde, wat ik het meest ontroerende vond, besefte ik dat Jezus, onze Hogepriester, ons zó ná aan het hart draagt als maar mogelijk is. Dat de beslissingen vanuit het hart komen van Zijn geest, en dat de edelstenen waarmee Hij zich tooit, Zijn waardigheid vertegenwoordigen, schitterend in het licht.

Met zulke mensen kan God voor de dag komen. Wát een bestemming!!

De keuze is aan ons!

 

Onderweg

Nu een verhaal dat ik een keer heb geschreven n.a.v. de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Het heet: ‘Onderweg’.

Uit nieuwsgierigheid had een kwajongen zich op verboden terrein begeven aan de rand van het bos.

Bij het klimmen over een hek met prikkeldraad was hij ongelukkig ten val gekomen, en tot overmaat van ramp in een ellendig woekerende braamstruik.

Hij zat dus vast en kon niet voor of achteruit. En als hij probeerde los te komen, werd het alleen maar erger en deed hij zich alleen maar pijn.

Een man op een fiets passeerde, en zag de jongen. ‘Zo’, zei hij, ‘dat is niet zo best, er staan toch borden met verboden toegang, kun je niet lezen?’ En hij liet de jongen zitten.

Een stel wandelaars hoorden de jongen roepen. Ze spraken hem bemoedigend toe met de woorden: ‘Joh, wat beroerd voor je, nou, sterkte hoor’.

Even later kwam er een mountainbiker langs, die in het voorbijgaan riep: ‘Ik zal voor je bidden hoor’.

Een poos later kwam op zijn hulpgeroep een voorbijganger naar hem toe, raakte z’n voet aan en zei: ‘God houdt van je hoor, dáág’.

Het werd later op de middag toen er weer iemand langs kwam op de fiets.

Aan z’n kleding kon je zien dat het iemand van de Plantsoenendienst was.

Hij stapte af en liep naar de jongen toe, en keek.

‘Jij vastzitten?’ vroeg hij in gebroken Nederlands. ‘Ja’, kreunde de jongen.

De man haalde een snoeischaar uit z’n zak en knipte de jongen los.

Bebloed en beschadigd stond hij even later weer op z’n eigen benen, en hij bedankte zijn weldoener, die toen zei:

‘niet weer doen, jij nu vrij’.

Hij stapte op de fiets en wees op z’n bagagedrager: ‘Ik jou thuisbrengen!’.

En daar gingen ze samen.

 

Vlag

Het volgend beeld dat ik heb gehad, gaat over een vlag. en er staat boven:

‘Hou de vlag in top’.

Ik zag een groene heuvel in een landschap. Op deze heuvel had zich een groep mensen verzameld, terwijl er rondom hen zich een ring van dreigende figuren bevond

Er was afstand tussen de mensen en de figuren die hen omsingelden.

De aandacht viel op een vlag midden op die heuveltop. Ik hoorde hem echt klapperen in de wind.

Deze vlag was rood en wit. Niet in afzonderlijke banen, maar de ene kant was rood en de andere kant was wit.

Het rood was een beeld van het bloed van het Lam, en het wit een beeld van je onschuld en de gerechtigheid Gods.

Wanneer de vlag zakte langs de paal, kwamen de levensbedreigende figuren dichterbij. Kwam er dan iemand uit de groep mensen de vlag weer hijsen, dan weken ze weer terug.

Alleen door de aanblik van de fier in de wind wapperende banier waren de mensen op de heuvel rustig en kalm.

De begeleidende gedachten waren:

“Hou die vlag in top! Jullie zullen overwinnen door het bloed van het Lam en door het getuigenis in de hemel”.

Later schoten mij nog een paar schrift-woorden te binnen.

Die noem ik even.

Psalm 60:6:

Gij hebt hun die U vrezen, een banier gegeven, om zich bijeen te scharen vanwege de boogschutters, opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn.

Hooglied 2:4b:

Zijn banier over mij was de liefde.

Dat betekent: ‘de Here is mijn vlag, mijn banier’.

Jesaja 11:10:

En de wortel van Isaï, dat is natuurlijk Jezus, zal staan als een banier der natiën, en Zijn rustplaats zal er heerlijk zijn.

Ik las Psalm 45, dat begint met: Mijn hart trilt van blijde woorden….., in het eerste stuk gaat het over een koning, en in het tweede stuk over een koningin, een beeld van Jezus en van Zijn gemeente.

De koning en de koningin staan naast elkaar.

Dan wordt er over de koning geschreven in vers 3: Lieflijkheid is over uw lippen uitgegoten.

Lieflijkheid is het hart van God, tedere liefde, en het is over uw lippen uitgegoten.

Dus het komt van binnen naar buiten, en daarmee maakt hij de lieflijkheid van God bekend.

Van de koningin wordt gezegd in vers 12: Laat de koning uw schoonheid begeren.

Dan staat er nog een prachtige tekst in vers 14: omdat het samenhangt met de efod, die de hogepriester draagt:

Van goudbrokaat is haar kleed.

Een andere vertaling luidt: Het zijn gouden kasjes waarin edelstenen zijn gevat.

Daar heb je die efod weer. Dat wordt gezegd van die koningin.

Dat zijn allemaal prachtige geestelijke gaven, eigenlijk ben jijzelf een gave van God.

Jacobus schrijft: Elke gave van God komt van de Vader der lichten.

Jij bent een gave aan de schepping, en ze kunnen je aannemen of verwerpen.

Dat is aan hen!

Maar er wordt nog iets moois van die vrouw gezegd: Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, het is hier vertaald met: ‘daarbinnen’. Dan denk ik: ‘waarbinnen?’ Dat wil dan altijd weten.

Maar de Statenvertaling is veel mooier:

Louter pracht is de koningsdochter inwendig.

Inwendig! Van binnen is ze zo mooi.

Het gaat over jou hoor!! Van binnen ben je zo mooi! Je weet niet half hoe mooi je bent.

Zó kijkt God naar je, en ook Jezus kijkt zo naar je!

 

Nu even iets anders.

Twintig jaar geleden kreeg ik ook dit beeld.

Je voelde toen in de gemeente, waar ik deel van uitmaakte, dat er hier en daar zich wat haarscheurtjes begonnen te vertonen, kleine barstjes.

Een barst begint altijd klein, dan wordt het steeds wijder en op den duur kan het een kloof worden.

En je moet ze niet veroordelen, natuurlijk niet, maar mijn vraag is dus: ‘wat wil je, wat wil je zélf nou?’

Als God je totaal onschuldig heeft verklaard, helemaal onschuldig, los van de wet.

Wist je dat je los bent van de Mozaïsche wetten? Anders zit je onder de vloek.

De Vader haalt je onder de vloek van de wet vandaan en geeft je Zijn genade.

Genade is veel meer dan wat voor gedrag je ook vertoont: ‘dit hoort niet en dat hoort wel’…. Waar haal je het vandaan?

Hoe hoort het eigenlijk? Jezus gedroeg Zich ook niet altijd zoals het hoorde. Wat hebben ze zich kapot aan Hem geërgerd.

Hij zit te eten op zondag, nou èn!

Het is voor ontzettend veel mensen een must om te bidden voor het eten. Als je het nou een keer overslaat, voel je je dan schuldig?

Alles wat je doet is één en al onschuld.

In Openbaring 21:18 staat: Doorschijnende goud, dat gaat over jou!

Moet je eens nagaan: ‘doorschijnend goud’. Wat een kleur straal je uit omdat dat licht er op valt.

Toen kreeg ik twintig jaar geleden dit beeld: Ik stond op een perron, zo’n 100 meter verder begon de overkapping van de gebouwen en de trappen naar de uitgang.

Het was een rustige, ietwat grijzige dag, zoals je dat hebt als de zon achter de sluierbewolking schijnt. Achter mij, rechts, kwam de trein langs het perron glijden.

Hij stopte, de deuren gingen open, en alle reizigers stapten uit. De meesten lopen even later de trappen op en verdwijnen naar de uitgang. Zij hebben hun bestemming bereikt.

Eén klein groepje bleef staan op het perron. Even later kwam er van achter mij weer een trein binnen, langs de ándere kant van het perron.

De deuren gaan open, en het groepje op het perron pakt wat bagage op, ze stappen in die trein, die zich weer in beweging zet.

Eigenlijk stapten ze over op een trein, die weliswaar uit dezelfde richting kwam, maar op een ander spoor doorging.

De bijgaande gedachten zijn:

Durf jij van gedachten te veranderen.

In het Grieks staat er voor het woord ‘bekering’: metanoya’, wat betekent: ‘veranderen van gedachten, van denken. Het kunnen denken is een prachtige eigenschap van de Geest, dat kunnen dieren niet.

En dan de gedachten van God langzamer-hand overnemen.

Heb geloof ván God staat er in het evangelie.

Een heleboel mensen geloven in Jezus, maar heb je ook het geloof van Jezus?

Het gebed van God.

De gedachte bij dat beeld is dus: ‘durf jij te veranderen van gedachten?’

We zijn op het ogenblik met prachtige dingen bezig, maar durf je de oude structuren en gedachtenpatronen los te laten? Zoals je altijd hebt gedacht?

Zodat de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen binnen in je verder gaat!

Wil je wisselen op je perron?

Van de mensen die waren uitgestapt, omdat ze meenden hun eindbestemming te hebben bereikt, werd duidelijk gezegd: ‘ze zijn binnen’.

Dat kleine groepje durfde over te stappen en op een nieuw spoor verder te reizen.

Durf je te wisselen? Mariet, mijn vrouw,  heeft 16 jaar later ook weer dit beeld gekregen, en ging er ook mee verder.

Ze zag een trein die een bepaald spoor volgde, maar het spoor hield op.

Er zaten mensen in de trein, ja, wat nu?

Er stapten toen een hoop mensen uit. Ze hadden tenten bij zich en richten daar een heel tentenkamp in, want ze wilden daar wonen, ze dachten: ‘we zijn op onze bestemming aangekomen’.

Een ander groepje keek eens om zich heen en zeiden: ‘Ja, wat moeten we nou?’

En weer een ander groepje bleef in de trein zitten, ze bleven gewoon hangen in die trein.

De bestuurders waren uitgestapt (even doordenken hè?), en die stonden ook naast de trein: ‘en nu?’

Op een gegeven moment ging het kleine groepje aan het wandelen en vonden een klein smal paadje, waar ze toen met elkaar opgingen. Ja, het was hun eigen keus, maar ze gingen achter elkaar aanlopend het paadje op.

Toen dit uitgesproken werd, kreeg Mariet een profetie, dat was een bekend gedicht:

Door de nacht van smart en zorgen

schrijdt een stoet van pelgrims voort

zingend liederen van de morgen

nu het nieuwe licht weer gloort.

Dat groepje, dat wandelend verder ging, zong een lied. Ze lieten het tentenkamp achter zich. Ze lieten achter zich degene die in de coupé bleven hangen, en daar gingen ze, een paadje zoekend door de wildernis.

Bereidt in de wildernis een baan.

Het is prachtig dat je geleid wordt in de wildgroei van opvattingen, de ideeën, de rare godsdiensten.

Ik denk dat alle godsdiensten door de duivel zijn uitgevonden. De mensen moéten allemaal wat….

Dit is de enige weg waar je niks meer moét! Ontmoeten, dat doen we well!

En in elkaar het gezicht van de Vader ontdekken, zodat je dat kunt weer-spiegelen.

Dat kleine groepje bad ook: ‘Leidt ons op die smalle weg’.

In het Grieks staat er voor ‘smal’ eigenlijk een ander woord. Daar staat ‘versmald’.

Hij staat aan weerzijden onder druk.

Op die smalle-weg-gangers wordt druk uitgeoefend aan weerskanten.

Jullie kennen dat wel. Dat je zomaar onder druk staat.

Het komt zomaar ergens vandaan. Soms kun je het aanwijzen, maar soms vraag je je af waar het vandaan komt, maar ik sta op één of andere manier onder druk.

Het beeld wat ik daarbij kreeg, was heel eenvoudig: een geboortekanaal, als een smalle weg staat dat onder druk.

Dus al die druk zijn weeën, want de duivel wil niet dat die vrouw baart, wat in Openbaring 12 staat.

Hij staat er ook bij te kijken, en te wachten, om, zo gauw het kind  tevoorschijn komt, het te verslinden.

Die vrouw schreeuwt, want reken maar dat ze een zware bevalling heeft, want ze baart een volwassen kind.

Ik denk dat ze schreeuwt: ‘Geef mij recht tegenover mijn tegenpartij, ik heb het recht om deze zoon te baren’.

Dus wij gaan die smalle weg. Op die brede weg sjouwt iedereen. En die leidt naar het verderf, zegt Jezus.

Het leidt naar de ondergang, niet naar de hel, dat staat er niet hoor. Er zit nog niemand in de hel, echt niet!

Er zijn wel een hoop mensen die nu al de hel op aarde ervaren.

Tjonge, als je dat soms ziet of hoort op het nieuws, dan denk ik: ‘mens, je leeft in een hel’.

Dat is een concentratie van boze geesten.

Maar er zit nu nog niemand in de hel, die is voor de duivel en zijn engelen bereid, en niet voor mensen. Wat er ook geschreeuwd en gemompeld wordt.

 

Nog één ding

Nog een ding wat ik er bij wil vertellen.

Toen ik een jaar of 16 was, en opgevoed in de verschrikkelijke leer van zonde en vernietiging.

Ik heb schatten van ouders gehad, maar die leer……, dat was helemaal niks!

Je was zondaar tot de dood. Ik kreeg toen ook nog suïcidale neigingen, dat was niet zo best. Ik dacht: ‘mijn leven heeft tóch geen zin’.

Het enige wat me tegenhield was dat ze hadden gezegd: ‘wie zelfmoord pleegt, gaat naar de hel’.

Dat hield me dus tegen, hoe krankzinnig kan het wezen!

Kort daarna werd ik verliefd en heb Marietje leren kennen.

Maar dat kon er bij mij ook niet in, hoe kon ze nou verliefd worden op een sukkel?

Op iemand die zichzelf niet ziet en een zondaar is tot de dood, geneigd tot alle kwaad, tot niets goeds in staat.

Toen ze een keer vroeg: ‘vertel eens iets over jezelf, toen schrok ik me dood’.

Ja, als ik dat doe, dan maakt ze het uit.

Het is gelukkig niet zo ver gekomen.

Ze heeft me ook leren praten en leerde me te uiten.

Maar dit heb ik weleens verteld.

 

Ik lees nog een stukje voor over wat liefde is.

Johannes schrijft: God is liefde, en niet iets anders.

De liefde is mild en teder, zij is niet hard.

Zij  heelt wat bij elkaar hoort.

Zij heelt wié bij elkaar horen.

Zij scheidt het goede van het kwade.

De liefde is zonder schuld, ze vergeeft graag.

Zij zoekt de verloren dingen en de verloren mensen weer op.

Ze is zo helder als kristal.

De liefde is zo sterk als het licht.

Zij is sterker dan de dood.

De liefde is echt, geen namaak,

is onvervangbaar.

De liefde vergelijkt niet.

Ze spreekt mèt mensen, niet óver hen.

Dit is een doordenker hoor, hoe gauw heb je het niet over een ander. Dan ben je zelf z.g. beter.

De liefde hoeft geen gelijk te hebben.

Wie zich aan haar stoort, is blind.

En wie zich aan haar stoot, verwondt zichzelf.

Ze zoékt de ander, ze erkent de ontkenden.

Ken je dat? Je ontkent voelen? Ontkend zijn? Je leven heeft geen zin, je bestaan heeft geen zin…..

Maar de liefde geeft naam aan de vergetenen.

Ik weet hoe jij heet, je krijgt een naam die bij je past!

Ze luistert en ze vraagt naar je.

Dit is zó waar: Hij is, Ik ben, en wij zijn!

 

Lied Duurt

Tot slot het lied wat ik hier had willen zingen, maar dat doen we nu niet.

Twee coupletjes die gaan over God.

Uw geloof, Uw hoop, Uw liefde,

zo oorspronkelijk, zo licht

Kuste wakker en verhief de mensen naar Uw aangezicht.

Wij aanbidden, lieve Vader, in zacht-moedigheid zo rein, komen wij elkander nader, kunnen wij zó samen zijn.

 

Geniet van je inwendige schoonheid, zó kijkt de Zoon naar je!!

Amen!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens d.d. 20-09-2020