Beek – Bron – Water (Duurt 26-09-2010)

Bron – Beek – Water

 

Op15 december a.s. is er Centrale Bijbelstudie, dan wil ik gaan uitwerken: ‘hoe wakker je nou de hoop in je aan?’

Hoe blaas je nou aan wat God hoopt, hoe gaat dat? Ik wil het dan ook hebben over de ontwikkeling van de geestelijke gaven in de gemeente. Want dat kan nog mooier en beter en meer. Maar hoe doe je dat nou? En over je bezigheden in de hemel. Want tot mijn verdriet merk ik dat sommigen helemaal niet weten wat dat betekent, bezig zijn in de hemel. Dat heet dan officieel wandel in de hemel, maar wat is dat nou?

Want velen zijn echt met dit evangelie alleen maar met aardse dingen bezig, om dàt een beetje kleur te geven.

Enfin, wat bleef liggen, en daar heb ik flink over na kunnen denken, dat was één van de laatste beelden, een beek. Herinner je je dat nog? Een stromend beekje.

Ze zouden bij de supermarkt kunnen zeggen: we hebben nou een artikel in de aanbieding…., het smaakt nergens naar, het heeft geen kleur, het heeft geen geur, niks! Wilt u dat hebben? Het is gratis.

Joh, dat kan toch niks wezen….? Maar

dat is water.  En ik vind de prachtigste eigenschappen van water, behalve dat het vloeibaar is, dat het kristalhelder is.

Water is zo iets geweldigs, en van levens-belang.

Nou ja, laat ik het zó zeggen, als een preek, een toespraak, een gedachte, uit water bestaat, dan zijn er ook mensen die zeggen: ik heb toch liever cola hoor, of Fristy of….., geef het maar een naam.

Het moet toch een beetje opgepimpte bende zijn. Er moet wat prik in; er moet wat kleur en smaak bij…..

Jezus heeft het alleen maar, net als z’n Vader, over water!

Als je vergaat van de dorst, je sloft door de woestijn…, en eindelijk is daar een bron, dan ga je toch niet janken: ik wil cola light?

Dat is toch raar? Water lest het best.

In het land Eden in het Paradijs, was een hele lage heuvel. Daar ontsprong een rivier die zich splitste in het Paradijs zelf in vier stromingen. Ik zeg expres: stromingen. Want het is altijd een beeld van een hemelse werkelijkheid.

God is de oorsprong van alle dingen.

En oorsprong betekent letterlijk: ‘Oerbron’.

Dat is toch mooi? En dan splitst zich de oerbron. Gihon, Pison, Eufraat, Tigris.

Niemand weer wat die Pison is, sommigen mompelen iets van de Nijl. Nou, geestelijk gezien is de Nijl helemaal geen leuke rivier. Er zit ontzaglijk veel agressie in.

De Eufraat en de Tigris zijn bekend. Dat zijn twee enorme rivieren. En aan het eind daarvan ligt de stad Babel. Dat was toen een Metropolis hoor, het centrum van religie en handel. Een wereldstad.

Onderschat dat niet. Een schitterend beeld van wat er geestelijk op dit ogenblik aan de hand is aan de monding van de geestelijke Eufraat en Tigris.

Daar ontwikkelt zich ook een enorme stad in de hemel. Dat is de antichristelijke stad.

Daar kan dat hele kleine stadje Jeruzalem nooit tegenop op aarde.

De Gihon bestaat nog. Wie weet waar de Gihon loopt? Welk beekje heette Gihon?

Dat is het beekje van de tempelberg in Jeruzalem. Leuk is dat hè?

Kijk, de scheiding begon al bij het Paradijs; de stromingen. Dat begon al uit elkaar te lopen. En de Eufraat en de Tigris ontwikkelden zich als enorme religieuze stromingen. Mensen zijn ook gek op zulke rivieren. Dan kun je lekker raften, dan ga je toch naar zo’n raft-dienst? Dan ga je toch flink te keer? Ja, totdat je er bewuste-loos bij neervalt.

Dat trekt ook héél veel jongeren.

En dan die Gihon, zó klein, zo terug-gedrongen.

Jesaja 8 spreekt daarover: Ach, zegt Jesaja, heel verdrietig namens God: ‘ze willen dat zacht vloeiende water niet meer. Het moeten bruisende, ruisende, schuimende, sprankelende diensten worden’.

Ja, zegt God, en dan verlies ik ze. Dan kennen ze me niet.

Ja, zacht vloeiende wateren.

Die Gihon heette ook wel, en dat is bekender: Siloam. Daar ging die blinde heen, die door Jezus genezen was.

Die blinde heeft Jezus nooit eerder gezien.

Hij zegt: was die modder maar van de ogen af, en die jongen gaat daar heen, en spoelt z’n ogen af. Hij moest ze wel dicht houden want er zat modder op en spuug. En dan veegt hij ze schoon en doet hij voor het eerst z’n ogen open….,

en voor het eerst ziet hij wat!

Wat was het eerste wat hij zag? Zijn eigen gezicht, vind je dàt niet wonderlijk? In dat hele stille badwater zag hij z’n eigen gezicht.

Toen dacht ik: als er iets is wat het evangelie doet met water, dan is het, dat jij weer gaat zien wie je zèlf bent!

En bij wat voor water brengt de Goede Herder je? Stille wateren. Niet bij een moeras. Dat is ook een stil water hoor, maar dat is een ander soort water, dáár moeten we het niet van hebben, van mensen die er uitzien als een moeras. Van moerassen zeggen ze: stille wateren, diepe gronden, nou, moeras niet hoor, nee, je zinkt er in weg.

Maar water is het beeld van de Geest en het Woord. Woord en Geest horen onver-brekelijk bij elkaar.

Jezus zegt toch ook: neem één slok, en het wòrdt in je als een bron. Eén slok nemen.

Psalm 65:10b: De beek Gods is vol water. Er staat niet ‘rivier’, maar ‘beek’.

Naast ons huis loopt ook een beek. Nou, reken maar niet dat ik daar ook maar één slok van neem, want dan word ik gegaran-deerd ziek. En ik ga er ook niet in zwemmen. En soms stinkt het vreselijk.

Maar hier gaat het over de beek Gods die vol water is.

Ken je het verhaal van Jezus dat Hij praat met Nicodemus? Hij zegt: de wind hoor je, maar jij weet niet waar hij vandaan komt en jij weet ook niet waar hij heen gaat.

Nou nee.

Nou, zegt Jezus, zoals de wind is, zó zijn de gelovigen. Jij weet niet waar Ik vandaan kom en jij weet ook niet waar Ik naartoe ga; tenzij je van gedachten verandert.

Hetzelfde kun je zeggen van water. Je weet niet waar het vandaan komt, en je weet ook niet waar het heen gaat. Dat wéét je helemaal niet!

Zó zijn de gelovigen. Maar als je één keer van gedachten bent veranderd, dàn weet jij waar jij vandaan komt, de oerbron. En jij weet ook waar je naartoe gaat, uiteindelijk naar de zee. En wat wordt die zee? Heb je dat wel eens gelezen? De zee gaat weer leven! Het wordt zoet!

Maar goed, dat is een ander beeld.

Maar het gaat er om dat alle dingen een keer goed worden. Dat is zó mooi!

Je zal toch een beekje hóren als je dorst hebt. Het geluid alleen al.

En anders vertaal je het woord beek maar in het Duits, dan klinkt het je toch zéker als muziek in de oren: Bach.

Dit is een grap hoor, maar ik vond hem wel leuk. Het klinkt je dan toch als muziek in de oren.

Als iemand dorst heeft in Kampen en omstreken, en die hoort een beekje ruisen, laten zij dan jou hóren!

In Spreuken 13:14 staat ook een behartenswaardige opmerking, want het onderricht van de wijze is een bron des levens om de strikken des doods te ontwijken.

Wil je gered worden van de dood, zoek dan die bron op en laat je onderrichten! Volg onderwijs. Jezus wordt genoemd de ‘wijsheid Gods’, want onderwijs heeft te maken met wijsmaken.

De oudste betekenis van ‘laat je iets wijs maken’, was een positieve betekenis, tegenwoordig is het negatief.

Wij laten ons wijs maken. En onze onderwijzer is niet de Heer; onze Heer was de eerste Leerling die Zich heeft laten onderwijzen door de Geest. Want Hij zegt: Ik weet al die dingen niet uit mezelf, Ik heb het allemaal gehoord en geleerd. En trouwens: 1+1= 2 heb je toch eerst moeten leren voordat je daar onderwijs in kunt geven?

De heilige Geest is de Onderwijzer, en Die hoor je, door allerlei dingen of gesprekken heen. Soms direct binnen in je, en anders weer via anderen. Maar het gaat om onderwijs. En Jezus was altijd bezig om onderwijs te geven. Z’n discipelen heetten dan ook leerlingen. Dat is toch mooi? Het is toch heerlijk om goed onderwijs te krijgen? Anders vraag je het maar in de ontwikkelingslanden, in Nederland durf je het niet altijd te zeggen.

Een wijze wijst je de weg, dat is dus een wegwijzer. En waar wijst hij je op? Dat je de Vader leert kennen, want dáár gaat het uiteindelijk om.

Je kent die gelijkenis van de dwaze maagden? Aan het eind doet Jezus de deur voor hen dicht. Er staat voor ‘dwaze maagden’ ‘afgestompt’.

Hij zegt: Ik heb je niet gekend. Dat betekent dus dat die dwaze maagden Hem ook niet gekend hebben, met al hun religieuze gedoe.

Dáár zit de sleutel tot het begrijpen van die gelijkenis. Je hebt Hem niet gekend! Je bent met religie bezig geweest, en je had het er maar druk mee.

In Psalm 104:10 staat de sleuteltekst voor vanochtend. Hij zendt de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen.

Er staat niet ‘beken’, er staat ‘beek-beddingen’. Dat is wat anders. Dat is droog. Een bron is de Geestesdoop; dat is water. Dan word je een bron. Dus zonder Geestesdoop: geen water!

Maar er staat ‘beekbeddingen’ in de grondtekst. En een bedding onderscheid zich van het landschap. Dat kun je zien. Daar hoort water te lopen, maar het is er niet. Je ziet het hier en daar nog.

En elk mens is een bedding. Elk mens is een beekbedding!

Als God ooit een keer alles wordt in allen, dan zijn alle beddingen voorzien van water.

Het woord ‘bedding’ stamt af waar ook ons woord ‘bed’ van afstamt, en dat betekent ‘slaapplaats’. Het betekent ook ‘graf’. Het was een uitgegraven holte, origineel.

Dus wat doe je? Je gaat de slapenden wakker maken! Toch? Ontwaakt gij die slaapt! En over het graf: ‘sta op tussen de doden uit! En dáárvoor is Jezus gekomen.

Hij heeft gezegd: Ik heb woorden van léven; dus Ik breng tot leven.

Elk mens, daar begin Ik mee, de rest komt vanzelf, maar eerst de mensen tot leven brengen.

Dat is zó mooi, onthoudt dat maar goed als je praat met iemand, en denk dan maar: dat is een beekbedding.

Elk mens is dat van nature.

Dan staan er voor het woord ‘weder-geboorte’ in het nieuwe testament verschillende woorden:

Van boven geboren, een hele belangrijke.

Je denkt dan: ben ik boven geboren? Nou, dan blijf ik toch boven?

Totdat we neerdalen.

Maar er staat ook een woord: palin genesia. Genesia, denk aan Genesis, is worden. Het is vertaald met wedergeboorte, dat is jammer.

Genesia is ‘wording’, je bent aan het worden op dit ogenblik, je zit in een wordingsproces. Prachtig! Dat wordt nog eens wat.

Maar ‘palin’ betekent eigenlijk ‘terug’, dat staat in het woordenboek. En dan staat er nog tussen haakjes achter: naar de oorsprong. Naar een begintoestand!

Ik denk: hé, wat een diepe betekenis krijgt dat dan. Dat wie opnieuw geboren is, dat zeggen we dan, eigenlijk weer geboren is vanuit de begintoestand zoals God het bedacht heeft. O, nou snap je het.

Daar leg je dus getuigenis van af in de waterdoop (grapje: gooi ze maar in de beek), en je staat op tot een nieuw leven. Water is ook een beeld van het vrucht-water. En je komt er uit tevoorschijn; je wordt geboren, en dáárna komt de Geestesdoop.

Het woord ‘christen’ betekent ‘gezalfde’, maar alle mensen die zich christen noemen zijn lang niet allemaal gedoopt met Gods Geest. Het is een lege term geworden.

En dan gebeurt het: jij wordt een bron van God.

Ken je de uitdrukking uit Openbaringen: Ik zal ze sturen naar de waterbronnen des Levens? Nou, hier zitten al die bronnen! Al die bronnen zitten hier! Ja! Al die aanzien-lijke bronnen. Wat een feest dat je een bron bènt!

En wat doet die bron? God brengt een bron naar de bedding, naar die mens. Hij zegt: en nou kun je worden wie je eigenlijk bent. Nu kun je beantwoorden aan je bestemming. Ik heb je bestemd om een beek te worden. Ik geef je de bron.

Zie je hem ontspringen? Zie je hem weg-kronkelen? En er staat zo mooi achter: ‘tussen de bergen’. Het gaat nl. door de dalen.

Waar Wim het zonet over had, over die put, daar was zelfs een zinnetje bij dat die put een bron werd. En de meeste mensen die je ontmoet, zitten in een dal.

Ga dus maar stromen! Ga maar gewoon stromen! Verder niks. Laat maar gewoon merken dat er iemand is die om hen geeft, en dat bent jij! Verder hoef je niks.

Jezus liet Zich pas dopen in water toen Hij dertig was. Daar kun je een voorbeeld aan nemen. Je moet je nooit bewusteloos als puber laten dopen hoor.

Jezus was dertig. Hoe stond Hij dan bekend vóór die tijd? Gewoon als een hartstikke aardige wijze vent. Verder niet.

Hij groeide op in wijsheid. Hij was gewoon een aardige kerel.

Jammer dat Hij niet getrouwd was. Hij zal wel gewoon door het dorp gegaan zijn; Hij was bescheiden.

In die tijd heeft Hij nederigheid en bescheidenheid geleerd.

En Hij heeft voor die tijd nooit het evangelie verkondigd. Met geen woord. Hoogstens zei Hij: ‘Ik ben bezig met de dingen van Mijn Vader’. Nou ja, wie vroeg dan verder?

En toen is Hij Geestgedoopt. Hij moest daarna eerst alle verzoekingen doorstaan. Wat een stage-periode zeg. Sjonge jonge. Ieder van ons kent verzoekingen. En soms verlies je het, maar je komt weer overeind. Echt waar hoor.

Maar op het moment dat Jezus z’n mond open deed met dit evangelie, en vertelde wie Hij was….., toen kreeg Hij voor- en tegenstanders. Dan krijg je in de hemel een scheiding der geesten. Ja. Dan krijg je vijanden en vrienden.

En we hebben een gevaarlijke tegen-stander. Mag ik dat nog één keer accentueren?

Als hij brult als een leeuw, dan hoort iedereen hem wel hoor. Maar als hij op kousenvoeten en op z’n teentjes de gemeente insluipt, en probeert hier iets anders te brengen dan de gezonde leer, dan heb je hem niet zo gauw door, want het lijkt zo lief en aardig.

Jezus vonden ze echt een aardige man.

Maar toen Hij het evangelie ging verkon-digen zeiden ze: Hij is nou ècht gek.

Je bent gewoon een timmerman joh. Je hebt een verbond met de duivel gesloten.

Hij dreef boze geesten uit, en die brulden wat af!  Nou, daar wil je toch niet bij staan hè…? Dat is toch schocking…?

Ze zeiden dat Hij gek was.

Denk eens aan een droge bedding, een natuurlijk mens, misschien wel een gelovige; maar nog niet met de Geest gedoopt.

Maar je mag ook denken aan een bedding waar al wat water door stroomt. Dat zijn de Geestgedoopte mensen.

Er kan daar heel wat rommel in gegooid zijn. Ja toch?

Er kan ook van alles in drijven, wat ze er in gesmeten hebben. Het kan ook gewoon nog in die droge beekbedding liggen.

Er zijn veel mensen met innerlijke pijn. Echt innerlijke pijn.

Of er zitten rare dingen bij jou van binnen. Een steen op mijn maag, zeggen ze wel eens. Maar het zit er dan toch maar.

Of…, wie weet waar ze die bedding ooit voor gebruikt hebben…., maar niet voor water. Hij is misbruikt.

Hoeveel mensen voelen zich misbruikt? Dat kan ook geestelijk hoor. Het kan zelfs ná je bekering; het kan zelfs ná je Geestesdoop. Echt waar.

Toen ik een keer een artikel schreef, zat daar ook één zinnetje in: sommige mensen zijn er nu nog beroerder aan toe dan vóór hun bekering. Wat heb ik dáár een respons op gekregen van verdrietige mensen.

Verdrietige mensen die mishandeld en misbruikt zijn, want ze moesten geestelijk lopen doen, wat ze helemaal niet konden; en ze moesten de voorganger gehoor-zamen, en meer van dat moralistische gezwets. Het is verschrikkelijk!!

Het waren zulke verdrietige brieven. Dan word je als mens toch ontkend? Dat is toch niet de bedoeling? 

Je bestemming is alleen maar om een beekje te worden! En als de duvel èrgens een hekel aan heeft dan is het aan stromend, fris en helder water. Dat wil hij vervuilen.

Er kunnen obstakels in die rivier gegooid zijn, zodat dat water weer wat afgeremd wordt. Of er zijn stenen in geplonst.

Als het te zwaar is, dan laat je anderen jou maar helpen. Met z’n allen lukt het wel om de rotzooi op te ruimen hoor.

Een heleboel drijft ook weg. Gooit er iemand een zak dooie bladeren in, dan drijft het vanzelf weg! Die scheldwoorden doen je niet zo veel.

Maar er kan ook van alles in vernield zijn.

Ten diepste zit daar dan de ontkenning van je wezen. Er zijn mensen die kunnen er niet tegen en hebben nooit geleerd dat iemand hen aardig vindt. Daar kunnen ze helemaal niet tegen.

Als je zegt: ik vind je hartstikke aardig, dan kijken ze je aan met een blik van: ‘dat kàn niet’. Want ze vinden van zichzelf dat ze niet aardig zijn.

Wie heeft je dat rare idee bijgebracht?

Dat heeft heel veel oorzaken. Maar het gaat er om dat je laat merken dat God van ze houdt.

En wat denk je van een bevroren beek? Die geeft géén water. Als kind was je misschien al in een ijzig klimaat opgegroeid; maar het kan ook een ijzig klimaat zijn ná je Geestesdoop. Zodat de boel toch bevroren is.

Hoe ontdooi je zulke mensen? Met jouw klimaat! Ja.

Al mijn plantjes zijn verdord, zeggen ze dan, ik ben ijzig geworden. Durf je, en heb je de moed nog, om je door de zon te laten beschijnen?

Of het is vervuild, dat kan ook. Net als die beek naast ons huis.

Tja, er is wel eens stiekem mest en gier in geloosd. En dan komen al die vissen met hun buik bovendrijven. En dat stinkt verschrikkelijk. Dat lokt niet hè? Maar het is vervuild.

Als er door jouw woorden, door jouw verhaal, altijd een beetje kritiek zit op die en op die…, op de gemeente, of op jezelf.

Dan lach je dat weer weg…. Maar er zit altijd wat van kritiek in….

Of er zijn mensen die altijd wel wat hebben om zich aan te ergeren. Dan heeft dat water een bijsmaak. Dat is niet drink-baar. Dat smaakt dan smerig.

Je moet dus oppassen voor al die ergernissen, want die staan alles in de weg.

Jezus noemt dat gewoon ‘zonde’. Het komt van het woord ‘erg’, ‘arg’, en dat is ‘kwaad’.

Of kwaadsprekerij; dat kan in een gemeente. Als je dat doet dan verspreid je het kwaad. Jij verspreidt het. De beek wordt vervuild, in plaats van een andere oplossing te zoeken.

Trouwens, een woordenstroom, daar heb je het woord ‘stroom’ weer, van ergernissen, dat maakt jou vuil!

Dat maakt jou vuil als bron en als beek.

Niet wat de mond ingaat, maakt de mens onrein, zegt Jezus ergens, maar wat rolt er uit de mond.

Die rioolroddel zou toch verschrikkelijk zijn? Dat komt op het riool uit en dan begint het hier te stinken. Ja, en dat is ondrinkbaar.

Of je hebt een prachtig minderwaardig-heidskomplex. Zó gaaf…. Ja, zeiden ze vroeger, ik heb een heleboel vergade-ringen gehad binnen een inrichting met psychologen en de hele handel…., maar die hadden het altijd over: ‘dat is een gave psychopaat’. Daar bedoelden ze mee: volgens het boekje. Die beantwoordt aan alle kenmerken van een zieke.

Maar stel dat je zelf een gaaf minderwaar-digheidskomplex hebt, een mi-wa-ko, dan wil je jezelf toch laten gelden.

Zo van: ‘ik ben heus wel iemand, hoor mij effe’.

Dan heb je een soort geldingsdrang, en dat moet er dan steeds weer doorheen spelen.

De pest van geldingsdrang is dat je de aandacht vestigt op jezelf in plaats van op het water, op God.

Jij geeft alsmaar een getuigenis van jezelf: ‘hoor mij eens’. In plaats van het getuigenis te gunnen aan Degene die het jou gegeven heeft.

Och, ik hoor het nog iemand zeggen: ja, die en die is genezen, jaha…, daar heb ik nog mee gebeden…..die toon!

En die anderen dan, waar je ook mee gebeden hebt, en die niet beter zijn geworden? En die weggelopen zijn omdat je zo nodig met ze moest bidden?

Ben je wel eerlijk? Ere wie ere toekomt! En dat is zó simpel. Jezus deed niet anders. Hij had het altijd over z’n Vader; Hij gaf z’n Vader echt alle eer!

Wat ook vervelend is, dat er een dikke steen op de bron is gegooid. Dat is erg! Ach, je wil je zó graag uiten, en iemand ploft daar een steen op. Het water kan er niet meer uit. Het verstikt. Er komt niks uit. Ach, dat is verschrikkelijk hoor.

‘Met jou wordt het toch helemaal niks…. Aan jou hebben we in de gemeente niet veel….’

Stel dat je zo’n gruwelijke opmerking maakt. Dan gooi je een steen op de bron.

Je kan ook zèlf de oorzaak zijn van een steen.

Als jij niet vergeeft…, ik heb het niet over ‘niet vergeven kunnen’, nee, je wil het gewoon niet, want je vindt dat die ander bij jou in de schuld staat….., dan stop je de bron.

Het begint allemaal met vergeven. Vergeven is nl. afwassen, en dat doe je met water.

Als je dat niet wil, wat komt er dan uit je?

En één van de belangrijkste dingen vind ik dat het beekje zo ondiep is bij sommigen.

De beek van God is vol water, je hoeft ook niet buiten je oevers te treden, zo van: ‘halleluja, hier ben ik….’. Maar als het zó ondiep is, dan heeft het geen diepgang! Het is een oppervlakkig christendom. Als het op aarde maar een beetje goed gaat, en het weer zit ook mee…., nou, je kan dan niet dankbaar genoeg zijn…..

Nou, als het op dàt niveau moet…. Dat is dus geen niveau.

‘Mij ontbreekt niets’, zeggen ze dan, en daar bedoelen ze vaak zichtbare dingen mee. Als het met je huis, je tuin, je boom en je beestje maar goed gaat…

Maar diepgang is zó wezenlijk!

De wijze man, die een huis wilde bouwen, die grááft, maar er staat letterlijk: ‘hij groef en verdiepte’. Dàt staat er!

Want kijk, je kunt best een huis op zand bouwen. Dat is toch geen probleem? Maar als er een tyfoon of een modderstroom of een andere ramp losbarst, dan blijft dàt huis niet staan. En over zand gesproken, er is wel een onderlinge verbinding, jawel. Maar als het er op aankomt, is die verbinding weg. Er is geen onderlinge samenhang.

Die mensen kun je psychologisch wel met elkaar verbinden, of op grond van nationaliteit of één of andere religie, dan is dát het bindmiddel, maar dat houdt niet als het moeilijk wordt, daar heb je niets aan.

Dus psychologie is wel mooi…., maar als de psychologie een belangrijkere rol gaat spelen dan de binding door de Geest, de werking van Gods Geest…, dan zak je toch weer op aarde.

Ik vind, en dan praat ik voor mezelf, dat Kampen daarvoor moet oppassen! Want de menselijke geest weet wat in de mens is. Ja, dat heet psychologie, zegt Paulus.

Maar de Geest van God weet wat in God is!

En ik heb gemerkt, laat ik het nog maar eens herhalen, dat als je je verdiept in de gedachten van God, schitterende gedachten, genezende gedachten, ze je  weer héél maken! Je wórdt weer iemand.

En als je dit doet, herstelt jouw persoon-lijkheid zich vanzelf, van binnen uit.

Dat is kort samengevat zoals ik er, wat dat betreft, over denk.

Graaf! Graaf net zolang door totdat je bij die rots bent!

Dan zeggen ze: ‘ja, die rots is Jezus’.

Dat is helemaal niet waar.

Jezus zegt: op deze rots zal Ik Mijn tempel bouwen, Mijn Gemeente. En daar bedoelt Hij de uitspraak van Petrus mee. ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’. Op die uitspraak bouw Ik Mijn Gemeente! En daarom noem ik jou ‘rots’, Petrus, want dàt is een overtuiging die staat! Rotsvast!

Dus als je je dáárin verdiept….?

Waarom is dát nou de rots van onze gemeente, de basis? We zeggen dus: Zoon, Christus, gezalfd, levende God.

Dié woorden. Als dié een rol gaan spelen, dan moet jij eens kijken wat er gebeurt, dan klimt jouw geest uit het dal, en jouw ziel uit de put, en jouw lijf uit de misère. In die volgorde. Echt waar hoor.

Nou, daar word je toch gelukkig van?

Er zijn een stel mensen, Van der Leij uit Franeker, die bellen wel eens op. En hoe vaak zij wel niet gezegd heeft, in het Fries vaak, maar goed, dan zegt ze: ‘het gebeurt hè, van  binnen uit!’

Dat vind ik zo schattig. Het zijn stokoude mensen, ze komen haast hun huis niet meer uit.

Maar ‘het gebeurt hè, van binnen uit’.

Ja, dan ben ik ontroerd. Zij zien het! Dus niet van buiten af!

Met andere woorden: Je bènt een beek, en wie jou proeft, die proeft en smaakt dat de Heer goed is. Vind je dat niet prachtig? Daar hoeft geen kleur bij; daar hoeft geen smaak bij….., nee, en gooi ze maar in de beek, bij wijze van spreken, maar ze springen er wel in.

In dat beeld was er ook iemand die er in sprong, dat vond ik zó leuk. Die dacht, nou word ik hartstikke schoon in het bad der wedergeboorte.

Nou, een lekker bad…., dat doet je toch  wat hè, vooral als je vuil bent. Dan is een bad zó heerlijk! Je wordt schoon en je komt er als herboren weer uit.

Het wordt zelfs wel eens vergeleken met het vruchtwater van een zwangere vrouw.

Kennen jullie het gedicht van Vasales, ‘De idioot in bad?’ Dat moet je echt eens lezen, zó ontroerend! Alsof die man elke keer weer opnieuw geboren wordt vanuit de baarmoeder.

Het wast ook de zonde af. Dat zeggen de Belgen altijd zo leuk: ‘gij zijt een schoon mens’. Schoon is mooi, maar je bent ook van binnen zo mooi.

En laat de mensen maar het eeuwige Leven proeven! Want daartoe zijn we gekomen om mensen het eeuwige Leven te geven. En uit allerlei geloofsrichtingen zullen mensen aan komen lopen, de zoekers. Op zoek naar zuiver, kristalhelder water.

Ze komen hoor! En geef ze dan van dàt water.

Wij zijn de waterbronnen des Levens.

En ken je uit Openbaringen die term: Ik hoorde een stem van zeer vele wateren.  Hoe moet dàt nou klinken? Nou, daar heb je ze, àl die monden van God, al die bron-nen van God. Al mijn bronnen zijn in U.

Het zit zó mooi in elkaar en eenvoudig.

Deut. 8:7-10 gaat over het beloofde land. Ik vind het geen mooie uitdrukking. Het staat ook nergens in de bijbel. Maar wel het land der belofte. En belofte kun je verbinden aan de Geest der belofte. Dus het is een geestelijk gebied waar wij op dit ogenblik in zitten.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-09-2010

En er staat: in een goed land, een land van beken, (hier zitten ze), bronnen, (hier zitten ze), wateren, (daar zitten ze), die in de dalen en op de bergen ontspringen.

In een dal kan een bron ontspringen, hoe diep dat dal ook is. Maar dat kan, en ook op de bergen.

En dan krijg je vanzelf wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels…. Aan niets gebrek.

Het gaat vooral om dat slot: Je zult de Heer prijzen om het goede land dat Hij je gaf. Het beloofde land.

En dat heeft God niet alleen aan jou beloofd. Aan wie nog meer? Ook aan Zichzelf. Want Hij wil zo graag in mensen wonen. Hij heeft het ook Zichzelf beloofd, mooi hè.

En, wat Theo zegt: Iedereen gaat geloven!

Een beloofd land. Ik heb zó iets moois achter de hand voor jullie! Daar heb je je Vader.

Ja, het land van het verlangen van God zal een keer worden zoals het daar beschreven staat.

Dus een prachtig beeld, en een ander woord voor het beloofde land is: ‘het Koninkrijk Gods’. Daar woont God.

Zó kan dat dus!

Ik zou zeggen: ‘wees een heldere beek en een zuivere bron’

Amen.

 

 

Alles heeft zijn tijd (Duurt 21-10-2007)

Alles heeft zijn tijd  (Pred. 03:01-08)

 

Toen ik als puber Prediker las, vond ik het een waardeloos depri-boek. Het begint met de diepste zucht van de wereld: alles is ijdelheid en het najagen van wind. Vrouwen deugen niet… dat staat er gewoon in hoor. Vreselijk. Ik kon hier helemaal niets mee. Totdat er langzamerhand, dank zij de heilige Geest, licht over valt.

Ja, het is een mooi boek, dat waarschijnlijk geschreven is door Salomo. Maar die man praat daar over de dingen onder de zon, en dat is op aarde.

En wat is er met ons aan de hand?  Daar gaan we het over hebben.

Pred. 3:1-8: ‘Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om uit te rukken, een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen, een tijd om te wenen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwklagen een tijd om te dansen, een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen bijeen te zamelen, een tijd om te omhelzen en een tijd om zich van omhelzen te onthouden, een tijd om te zoeken en een tijd om te laten verloren gaan, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen , een tijd om te scheuren en een tijd om dicht te naaien, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken, een tijd om te beminnen en een tijd om te haten, een tijd van oorlog en een tijd van vrede’.

En zo kunnen we nog uren doorgaan. Ja toch?

Ik had het over de zon, alles wat onder de zon is, dat is op aarde. Eigenlijk zegt de schrijver: ‘er is niets nieuws’. Alles herhaalt zich eindeloos. Maar het grote verschil met ons is, dat in Openb. 12:1 staat: ‘een vrouw met de zon bekleed! Dát is wat? Wat stel je je daarbij vóór? Want hier wordt gesproken over de gemeente! En ze heeft de zon als een mantel om zich heen geslagen. Is dat een mooie vrouw of niet? Dát is nou de vrouw vol van genade. Dat is niet Maria maar dat is de Gemeente. En als wij in de zon zitten, dan straalt de genade van ons af.  Wie met  jou kennis maakt, en dus met God kennis maakt, wat ervaart hij dan? Mooi hè?

Maar wat er gebeurt in de hemel heeft vaak z’n weerslag op aarde. Wat er gebeurt in de geest, openbaart zich vaak in het zichtbare. Of nog dichter bij huis: wat in jouw ziel plaatsvindt, dus onzichtbaar, openbaart zich op aarde, en dat is altijd de bedoeling van God: openbaring. Laten we dat stuk uit Prediker eens met andere ogen bekijken. Dus met de ogen van de vrouw, die met de zon bekleed is.

Het begint met: Alles heeft z’n uur en ieder ding onder de hemel heeft z’n tijd. In het Hebreeuws voor ding staat er eigenlijk verlangen.  Dat verlangen heeft te maken met je wil, want je moet het wèl willen. Maar sommige dingen overkomen je. Maar onder de hemel heeft het z’n tijd of beter gezegd: ‘periode’ of  ‘seizoen’, moment.

 En dan komt de eerste tekst dat zegt:  er is een tijd om te baren. Maar vóór het baren vindt er eerst iets anders plaats. Daar staat ook in het Hebreeuws eigenlijk: verwekken.

Ik zal bij al die dingen even heel kort stilstaan. Anders wordt het te veel. Letterlijk betekent baren: vrucht dragen. Baren is: iets moois tevoorschijn brengen waar de duvel een hekel aan heeft en daarom kost het pijn, weeën. Want weeën bestonden niet vanaf de beginne. Dat heeft de duvel er bij bedacht. Dus onder druk komt er iets mooi tevoorschijn. Je mag het ook omdraaien als je het moeilijk hebt. Als jij onder druk staat, komt er waarschijnlijk iets moois tevoorschijn.

Als je Galaten 4:19 eens bekijkt, waar Paulus onder druk staat, zegt hij: ‘Mijn kinderen, terwille van wie ik opnieuw weeën doorsta’. Daar heb je Paulus, een moeder voor de gemeente. Hij heeft een hoop doorstaan. En waarom heeft hij het doorstaan? Met dit doel: ‘totdat Christus in jou gestalte krijgt’. Dus nu snap je waarom je soms onder druk staat. Anders kijk je maar eens naar Joh. 16:21, daar staat ook iets heel moois. Daar zegt Jezus het volgende: ‘Een vrouw die baart heeft droefheid, (Hij bedoelt daarmee pijn) omdat haar uur gekomen is’. In de grondtekst staat: de vrouw. Maar wanneer ze het kind ter wereld heeft gebracht, denkt ze niet aan haar benauwdheid, uit vreugde dat een mens ter wereld is gekomen.

De volgende tekst, die hier bij hoort, is vers 22: ‘Ook jullie hebben nu droefheid, maar Ik zal je weerzien’.

Wie is hier in dit verhaal de moeder? Dat waren zijn discipelen, die om Hem heen stonden. Want dáár zegt Hij het tegen. Hij zegt dat ze vergaan van de pijn, máár…Ik zal jullie weerzien! Dat betekent dus: ‘Jezus werd geboren’, als je snapt wat ik bedoel, toen Hij uit de dood werd opgewekt. De nieuwe mens was mogelijk, de opstanding. En dan pakt niemand jouw blijdschap meer af.

Dus Jezus beschouwde de mensen die Hem ondersteunden als z’n moeder.

Ik heb trouwens nog een vraag: wat vind je nou belangrijker, een natuurlijke of een  geestelijke geboorte?

Een geestelijke geboorte toch? En wat vind je het belangrijkste, het vergankelijke of het onvergankelijke? Vul zelf maar in.

Voor baren staat eigenlijk ‘verwekken’, en verwekken is ‘het begin van alles’.

Dan staat er verder in Prediker: een tijd om te sterven. Iedereen sterft een keer. Jezus ook. Maar in dat dodenrijk zitten miljarden mensen op dit ogenblik, zo verschrikkelijk veel. En wat doen ze daar? De ganse schepping zucht, dus ze zuchten in de gevangenis. Jezus noemt het dodenrijk gevangenis. Ze zuchten om verlossing uit dat ellendige concentratiekamp, het dodenrijk. De hele schepping zucht, maar er staat wat achter: die schepping is ook in barensnood. Wat wordt er dan geboren? Waarom staat de schepping zó zwaar onder druk? Wat wordt er dan geboren? We zitten te wachten op de vrijheid van de kinderen Gods. Daar moet je eens over doordenken. Hoe meer God zich gaat openbaren in doodgewone mensen, hoe meer de schepping onder druk wordt gezet, en niet alleen de zichtbare            – iedereen denkt bij schepping altijd aan die mooie aarde – maar het is zo’n rotzooi in de hemel, vandaar dat het ook zo’n rotzooi op de aarde is op het ogenblik.

Maar gelukkig zijn wij al gestorven, daar ben ik maar wàt blij om. Ik ben dood geweest en dat was voor mij een hele opluchting, daarom heb ik mij ook in water laten dopen.

Er is een tijd om te planten

God begon de herschepping met één plantje. Eén onooglijk plantje. Gestalte noch aanzien. In Maria. Dan heb je toch een groot geloof, als je alle dingen weer wilt oprichten – dat staat in de Handelingen – de wederoprichting van alle dingen, en dan zó klein beginnen. Eigenlijk is Jezus het beginsel Gods. Als je nou beginselvast bent, houdt Hem dan vast, dàn ben je beginselvast.

Maar ik heb nog iets leuks. Het gaat hier over planten. In Prediker staat in vers 2 dat er ook een tijd is om te planten.

Vraag: ‘Hoe is het met jouw tuin?’ Je tuintje van binnen. Wat heb je er in geplant? Of wat is er in geplant waar je niet om gevraagd hebt, in je ziel. Ander woord voor ziel vind ik altijd nog ‘je tuintje’. De hof. Want het oudste beroep van de wereld is tuinman hoor! Adam was tuinman. Hovenier. Eigenlijk is Jezus, door de Geest, de tuinman van je ziel. Zover durf ik zelf wel te gaan, want Hij is de betere Adam.

En dan vind ik het zó leuk dat Maria van Magdala zich vergist, en Johannes is zo vriendelijk geweest om de vergissing van Maria van Magdala te noteren.

Joh. 20:14,15: ‘Na deze woorden keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: vrouw waarom ween je? Wie zoek je? Zij meende dat het de hovenier was’.Ik vind dit zo ontroerend. Ze dacht dat het de tuinman was.                  En het was nog waar ook. ‘Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen’.Maar zij vergist zich op zo’n mooie manier. En dan spreekt Hij haar toe en dan ontdekt ze ineens dat het Jezus zelf is.

Hoe vind je die vergissing? Prachtig toch? Het is nl. nog waar ook.

We gaan weer verder met Prediker, na het planten komt: rooien, het geplante uit te rukken.

Iedereen weet wat rooien is. Er kan onkruid, een boompje of struiken in je tuin zitten, die nog nooit gerooid zijn, en die hebben zich in je leven geworteld, en je krijgt ze er haast niet uit.

Iedereen weet wel voor zichzelf iets, maar noem eens b.v. schuldgevoelens, voordat je die er echt helemaal uitgerooid hebt, uitgeroeid, dat kan haast een mensenleven duren. Mensen die zich altijd op een vage manier toch een beetje schuldig voelen dat ze ergens in tekort schieten. En dat is geen leuk leven. Je denkt altijd dat anderen een hoop van je verwachten. En als er dan iemand een preek houdt met als thema dat God dat of dat van je verwacht, dan word je steeds kleiner. Dat is geen ontspanning.

Onschuldig zijn is het begin van Adam en Eva. Ze wandelden in onschuld.

Het geplante uitrukken, dus gewoon rooien. Je zal maar een minderwaardigheidscomplex hebben.

We hadden vroeger in ons dorp een winkel die heette ‘Miwako’, dat vond ik een perfecte samenstelling van minderwaardigheids-komplex. Het zijn minderwaardigheids-gedachten, je minder waard voelen.

Ik vergelijk die graag met een klimop. Als je de klimop z’n gang laat gaan, wat gebeurt er dan? Op den duur verstikt ie alles. En dan zijn er nog van die domme mensen die zeggen: ‘o, wat heb je een mooie groene tuin’. Je hebt van die mensen. Maar ze benemen je het licht. Ze kosten heel veel energie en het heet ook nog ‘klim-op’. Want je doet het toch voor de Heer?? Als compensatie.

Geef mij dan maar een hangplant. Dat heb ik veel liever. En dat is niet iets treurigs, want het mooie van een hangplant is, dat hij z’n wortels boven heeft, en wàt hij heeft, laat hij beneden zien. Wie het vatte kan, vatte het.

Er staat nog één boom in het Paradijs die nog nooit is gerooid en dat is de boom van kennis van goed en kwaad. Die verduistert zoveel mensen in hun denken, want dat doet ie, het is een beeld van de antichristus. Maar hij wordt echt een keer gerooid hoor!

Vers 3: ‘Er is een tijd om te doden’. Nou, wij doden liever niet. In het Hebreeuws staat er: kwetsen. Wat kwets ik graag?                      Bezeren is kwetsen. Wat bezeer ik graag? De kop van de slang! Graag! Ja toch?

Denk eens aan dat monster uit Openbaring, waarvan één van de koppen ten dode toe gewond was. Die heeft dus een keer een klap gekregen, maar ja, die wond herstelt zich.

Kwetsen. Daar is een hoop over te zeggen, want sommigen voelen zich om niks gekwetst. Die zijn overgevoelig. Maar hier wordt duidelijk gesproken over: ‘ga maar eens wat kwetsen, koppen vermorzelen’.

En wat doe je met ongedierte? Die verdelg je toch? Die verpesten je leven!

Mijn buurman zei een keer tegen me: ‘ik heb gevreet in de tuin’. Toen ik dat voor het eerst hoorde dacht ik: wat? Maar hij bedoelde dat hij ongedierte in z’n tuin had, die al het mooie wegvreten. Ze mogen bij mij niets meer uitvreten.

Een tijd om te helen. Ik wil dit naar jezèlf toebrengen. Jij hoeft niet zozeer mensen te helen, maar laat jezelf eerst eens helen, heel maken. Dus ik stel me rustig de vraag: ‘ben ik heel, ben ik half, ben ik verdeeld?

David merkte dat hij op een gegeven moment zo dubbel dacht, zo verdeeld. En dan zegt hij iets heel moois: ‘Neig mijn hart en voeg het samen’.

Ach, dan denk ik, wat een kerel hè? Eerlijk zijn naar jezelf toe, anders ontvang je nooit heling. Het gekwetste in je helen. Er kunnen zoveel dingen in je vernield zijn, verwrongen, ontwricht. Maar het punt is: durf je je te laten zien. Is het klimaat bij jou, rondom je, de wind die bij jou waait, zo uitnodigend dat iemand durft te laten zien waar de ontwrichtingen zitten? Want anders krijg je een gemeente met allemaal doe-het-zelvers, en dat is geen gemeenschap.

Durf je dat? Nou, ik wil je wel zeggen dat ik er alles voor doe, om zo’n klimaat om me heen te scheppen, dat een ander zich durf te vertonen. Want ik heb gemerkt dat als een ander dat klimaat heeft, en ik vertoon mij, met m’n verdriet en ook met m’n plezier, dat ik niet veroordeeld wordt. Onvoorwaardelijk.

Durf ik het zelf? Daarom zegt Paulus ook: weet je wat een eerste vereiste is voor iemand die zich christen noemt? Betrouwbaar te zijn.

Er is een tijd om af te breken.

Wat ik het liefste afbreek is het systeem-denken. Een duur woord hiervoor is een iconoclast. Een iconoclast is een beelden-verbrijzelaar. Al die beelden die er van God zijn…..

Ik heb al gemerkt dat je hier niet met een moker op hoeft in te slaan, maar vertel maar gewoon wie God is, en die andere beelden vallen dan vanzelf in puin. Laat maar verbrijzelen, afbreken.

Reinig die tempels, want het zijn mensen.

Ik ben zo blij dat dat Calvinistische schuld en boete, zonde en erfzondesysteem helemaal ter ziele is in mijn denken. Dat is helemaal kapot, mooi!

En wat denk je van een hiërarchisch systeem? Grote wereldkerken hebben een hiërarchisch systeem, één bovenaan en het domme volk onderop. Maar in kleine sektes komt precies hetzelfde voor! Hele kleine gemeentetjes, één aan het hoofd, een topfunctionaris. Snap je wat ik bedoel? Die rottige sektes! Die kleine clubjes.

Er is een tijd om te bouwen. Daar hebben we al zoveel over gesproken, maar ik wou alleen maar zeggen dat God bouwt.

Jezus zegt: ‘Ik bouw een huis, en die bouw-stenen  zijn mensen, je bent een bouwsteen, en nog levend ook. En wat leeft dat groeit, dus het groeit en het groeit maar. Het wordt een mooi huis, een levend huis. Gods woning bestaat uit mensen

Er is een tijd om te wenen.

Jezus huilde. Waarom huilde Hij? Hij keek naar Jeruzalem en toen sprongen de tranen Hem in de ogen. Hij zegt: ‘Jeruzalem, Jeruzalem’. Je ziet Hem daar staan. Mensen die iets héél moois voor jullie hebben, die schoppen jullie dood, die stenigen jullie. Je hebt alle profeten vermoord. Waarom, waarom nou toch? Dáár huilde Jezus om. En ik denk dat wij ook wel eens zullen huilen om deze dingen. Het religieuze systeem dat mensen van hun vrijheid berooft.

Door wie worden kinderen Gods vermoord?

Door wie zijn ze op de brandstapels gegooid? Door wie worden ze vandaag aan de dag vermoord? Door mensen die zeggen dat ze in God geloven. Nou, zegt Jezus, je kent Hem niet.  En jullie willen mij ook doden, en dat hebben ze gedaan.

Er is een tijd om te lachen.

In Psalm 126:1, 2a  wordt gelachen. Zó mooi. Dat is niet dat stomme gelach wat je tegenwoordig op tv alleen maar hoort, of dat braaklachen, zo noem ik het maar, dat zijn mensen die leedvermaak hebben en een ander uitlachen.

Toen de Here de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die dromen, toen werd onze mond vervuld met lachen.

Je zal toch verlost worden uit een concentratie-kamp. Je ziel zal maar uit de ballingschap tevoorschijn komen. Je zegt: ‘Hè, ik ben er uit, moet ik huilen of moet ik lachen’. Doe maar alles door elkaar, maar dit is waarachtig lachen van zo’n diepe vreugde, dat ze uit het systeem zijn, uit de gevangenis, wat een feest. En wie heeft dat gedaan?                             Dat heeft God toch gedaan? Zie je Hem bij de poort staan? Hij zegt: ‘Kom maar’, want Gods vriendelijk aangezicht geeft in de eerste plaats vrolijkheid. Dan ziet Hij al die mishandelde mensen tevoorschijn komen.

Als wij nog eens een keer afdalen in het dodenrijk, met de sleutels van de opstanding en van het leven, dan mogen wij ze ook vrij laten. Wat een feest! Kom maar! Jullie hebben zo verschrikkelijk veel geleden in je leven, en een ellendige dood gestorven, ‘sta op, kom op’. Dàt zijn nog eens grote dingen! Vrij laten!

Een tijd om te rouwen.

Ik vind dat je voor rouwen de tijd moet nemen. Als je dat niet doet, bid je dat niet weg hoor.

Ik heb wel eens gehoord en was er wel eens bij, dat iemand die verdriet had naar voren werd geroepen en toen werd de geest van verdriet gebonden…. Ach, alsof dat niet mocht, dat is erg, dat kan toch niet?

Rouwen, leed, of verlies. Want rouwen heeft haast altijd te maken met verlies.

Mensen die scheiden, wat ze eigenlijk niet willen, maar het gebeurt, zitten allebei in een rouwverwerkingsperiode. Dat is echt waar. Scheiden doet lijden. Of wat denk je van een vriendschap waar de glans van af is. Jeremia zegt: ‘Ach, hoe is het goud verdonkerd’, de glans is van het goud af.

Weet je waar je ook over treuren kan? Over jezelf! Ken je dat? Nou, ik wel. Met een diepe zucht zeg je: ‘het wordt niets met mij’. Dat is de basisgedachte. Die komt ergens vandaan, dat weet ik wel, maar je kent het toch wel: ‘ik ook altijd…., ik in de bocht…., daar heb je mij weer…., zie je wel….’ Alsmaar om te bevestigen dat het eigenlijk jammer is dat je bestaat.

Je kent wel de gevoelige mensen, juist de gevoelige mensen, die dan zeggen: ‘laat ik er maar een eind aan maken’. Dat is niet omdat ze zo graag dood willen zijn, maar omdat ze dit léven niet willen.

Als je toch in de rouw bent over jezelf, wandel dan maar naar de tuinman toe, wandel naar iemand waarin je ziet: ‘die kan mij weer oprichten’.

Er is een tijd om te dansen.

Er wordt genoeg gedanst. Maar ik heb wel een leuke vraag. Er staat letterlijk huppelen,(van zielevreugd?) Nou, ik vind dit geen huppelen van zielevreugd. Ik vind het trouwens zo’n gekke beweging.

Huppelen, daar willen ze alles mee verklaren.

Die bruiloft in Kana duurde 7 dagen. De helft was al teut door de wijn, en wie maakte van water wijn? Jezus!

Wat denk je, zou Hij die 7 dagen in een hoekje gezeten hebben met een bleek en vertrokken gezicht, helemaal wit, en hoofd-schuddend? Stellen jullie je Jezus zó voor? Nou, ikke niet! Er werd daar vaak gevolksdanst bij het leven. Die gasten hebben heel mooie dansen, die Israëlische dansen zijn heel moeilijk, Mariet heeft ze wel eens ingestudeerd. Maar reken maar dat Jezus er tussen gestaan heeft, want zo was Hij. Van nature een vrolijke vent.

Maar hedendaagse zogenaamde dansen in de geest doet me altijd denken aan het dansen rond het gouden kalf. Dat is een verhaal apart.

Er is een tijd om stenen weg te gooien.

De harde stenen in je akker. Misschien heb je wel heel versteende opvattingen. Misschien heb je nog wel last van jaloezie, dat is een steen. Je snelle oordeel, je hebt onmiddellijk commentaar op wat er gebeurt; wat jij er van vindt. Dat is een steen. Dat is niet leuk. Een ander die door jouw tuin wandelt stoot zich daaraan; en, misschien geldt dat voor een enkeling van ons, er kan iets als een steen op je geweten liggen. Misschien wel van héél vroeger, en je hebt het haast weggedrukt; je zegt dat het vergeven is, natuurlijk, maar hoe kan het dan dat die steen nog steeds op je geweten ligt? Al is het voor mij part een moord, maar het ontneemt je werkelijk je levens-vreugde. Zoek dan iemand op die volkomen betrouwbaar is, want Jezus heeft gezegd: ‘kom tot Mij als je belast bent, en wanneer kunnen wij dit Hem nazeggen zodat je tegen mensen durft te zeggen: ‘kom maar bij mij hoor, als je belast bent, ik zal je rust geven’.

Er is een tijd om stenen te verzamelen

Daar kun je een hoop verhalen van maken, ik maak alleen deze opmerking: God is stenen-verzamelaar, edelstenen, die verzamelt Hij. Prachtig! En wat maakt Hij er van? Lees maar na: een hele stad! Als er één schitterende stad is dan is dat wel het hemelse Jeruzalem en dat zijn wij! En dat innerlijke licht wordt gescha-keerd door talloze kleuren, en dàt schittert naar buiten. Niet het innerlijke licht wat je van nature hebt, maar het licht van Gods Geest. Moet je eens kijken wat dàt met jou doet! Je bent een schitterend mens. Het betekent dus dat je gemeenschappelijk die stad vormt.

Ik heb een leuke zin, die schoot me gisteren te binnen in de auto. Even goed over nadenken. ‘Als je met z’n allen stenen zoekt, dan kun je het samen goed vinden’.

Een lollig zinnetje hè, en hij klopt ook nog.

Als wij het samen goed kunnen vinden, dan moet jij eens kijken wàt we vinden.

Omhelzen.

Daar kun je je van alles bij voorstellen.

Ik hou het er maar op dat je in de stilte bent, zo stil met je hemelse Man, dat is het diepste geheim wat je samen deelt en wat je niet hoeft te noemen. Dàt is nou een geheim.

En om je van omhelzen te onthouden.

Paulus zegt daar wat over, hij zegt: ‘er zijn mensen die onthouden zich bewust om die tijd te besteden aan gebed. Ja, ieder z’n meug. Maar dat betekent niet dat hij zegt: ‘Mannen mogen niet trouwen, of nonnen niet enz….. Het celibaat heeft al zoveel  rotzooi veroorzaakt.

Maar in omhelzen zit het woord ‘hals’, omarmen is het eigenlijk. Kijk uit wat je omarmt. Je kunt hele rare ideeën omarmen, maffe ideeën, zo van: ‘oh, dit is het’. Kijk dus uit wat je omarmt.

Een tijd om te zoeken.

Wij doen niets anders. Pak Jesaja 65:1,2 eens.

Daar zegt God: ‘Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten. Ik zeide tot een volk dat Mij niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik. De ganse dag breidde ik Mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleg-gingen wandelde op een weg die niet goed is’.

Zoeken is  iets heel moois, en dan heb je een karaktereigenschap van God te pakken. Want de vraag is: ‘wat zoek je?’

Leuke vraag om hier te stellen: ‘wat zoek je hier?’ Ik hoop dat je hier vindt  wat je zoekt.

Hier staat zo iets moois, als je je dat goed voorstelt.

Dit gaat over mensen die zeggen dat ze in God geloven, maar ze zijn zó hardnekkig. Ze zitten wel in de samenkomst, ze zingen hun liedje, offeren in de tempel. Ze kunnen ook hele aardige gesprekken houden, maar ze veranderen geen spat. Ze zijn hard-nekkig.

En dan staat God naar dat volk te kijken. En wat doet Hij? Stel je dat eens voor. Hij staat daar en zegt dan: ‘Hallo, Ik sta hier! H i e r !! Hallo! Ken jij zo’n God? Ikke niet!  Maar nu wel. Ik was er voor hen die naar Mij niet vroegen. Ik was te vinden voor hen die Mij niet zochten. Ik zei tot een volk dat Mijn naam niet aanriep: ‘Hier ben Ik’.  Stel je dat even voor.

Ze vinden dat ze geen hulp nodig hebben. Er zijn ook mensen, ook hier, die nóóit om hulp vragen. Die komen dus ook niet verder, want je kan niet zonder hulp.

Je zègt wel: ‘onze hulp is in de naam des Heren’, maar je laat je niet helpen. Ik vind dat zo verdrietig. Toen ik dit voor het eerst las, kreeg ik tranen in mijn ogen.

Zie je God daar staan: ‘H i e r !!’ En allemaal met die harde nekken en die ruggen naar Hem toegekeerd.

Ik ga weer terug naar vers 6 van Prediker 3.

Er is een tijd om verloren te laten gaan.

Wat laat je graag verloren gaan? Wat wil je graag verliezen? Wat niet bij je hoort. ‘Ik ben mijn minderwaardigheidscomplex verloren’. Mooi!! Ja, maar ik heb er een meerwaardig-heidscomplex voor terug…..O, dat is minder! Zo van: ‘ik vind altijd dat ik meer ben dan een ander’. ‘Ik doe wel heel bescheiden, maar ik ben eigenlijk meer’….. Dàt! Op die manier!

Maar goed. Verloren laten gaan. Er zijn op de aarde ook talloze mensen die ter wille van hun ideaal een hoop dingen hebben prijsgegeven. Denk alleen maar eens aan Petrus. Hij had akkers, een baan, en heeft alles opgegeven. Nou, zegt Jezus, je hebt nu toch een akker terug? Zaai maar. In deze tijd en in de toekomende tijd. Er zijn ook veel puur natuurlijke mensen die ter wille van  een ideaal veel hebben opgegeven. Die ook een hoop hebben doorstaan aan tegenwerking. Denk maar aan Artsen zonder grenzen. Of je bent ergens hulpverlener en omdat je hulpverlener bent, word je gegijzeld. Het is gewoon de omgekeerde wereld.

Maar goed, er zijn genoeg mensen die bewust alles prijs geven. En soms verlies je vrienden. Ken je dat? Jezus zegt hier iets over. Hoe noemt hij Judas vlak voordat Hij gekust wordt?

Vriend! Hij was een vriend. Hij moest hem loslaten, want die vriend liet Hem los. Soms doe je dat.

Een tijd om te bewaren.

Daar hebben we het wel eens over gehad. Ik vind, heel simpel, bewaar jezèlf. Wat voor idee heb je over jezelf, bewaar dat, het is zó kost-baar. Reken maar dat God Zijn edelstenen goed bewaart. Bewaar je je vrouw? Ben je er zuinig op? Je man, je kinderen? Relaties?

Bewaren, goed houden, in takt houden.

Schatten van mensen bewaar je toch?

Een tijd om weg te werpen.

De hedendaagse wegwerpmaatschappij vind ik nou niet zo’n goed voorbeeld. Er wordt een hoop waardevol spul weggegooid. Maar wat je weggooit is waardeloze rotzooi. Ja toch?

Noem eens wat vuilnis. Als iemand z’n zonden bekent aan mij, dan gooien we het samen weg. Nooit meer over praten. Nooit meer! God gedenkt onze zonden niet meer, nou, dan wil ik het ook niet.

Ja, dat is die…..weet je nog wel….vroeger….

Dat is vullis! Geroddel over elkaar. Dat is slecht hoor. Dat is zonde. En zonden moet je nooit meer opdiepen. Ook niet verder vertellen, want het stinkt als de hel.

Nog een zijdelingse opmerking over het gooien van stenen, steniging, iemand dood gooien met stenen Waar is die steen een beeld van? Van woorden!

Denk eens aan David die gladde stenen zoekt. Goede woorden zoeken om de tegenstander te treffen. Stenen is een beeld van woorden hoor! Ik heb eens een vader bij me gehad die me vol trots vertelde dat hij z’n kinderen nooit had geslagen, want hij was een christen, maar met woorden had hij ze grondig vernield.

Dat zijn andere stenen. Dus kijk uit met wat je zegt. Als ik echt iets fouts zeg, dat moet ik dan van een ander horen, want dat heb ik dan niet dóór, dan wil ik het altijd weer in orde hebben.

Een tijd om te scheuren.

Dat is niet van het lachen. Ik kan nu wel over allerlei scheuringen gaan praten, daar heb ik helemaal geen zin in. Het mooiste voorbeeld van scheuren vind ik nog steeds een loodzwaar kleed, van het plafond tot aan de grond, naadloos, en ineens wordt dat dikke gordijn van bovenaf aan gescheurd. Het voorhangsel in de tempel. Dat scheurde van bovenaf, dáár ligt het initiatief, naar beneden. En toen werd God toegankelijk voor de mens. Dáár heeft Jezus voor gezorgd. Mooi hè? De mens kon bij God komen.

En als je je toch ergens van los wil scheuren, soms moet je je van iets losscheuren, of van iemand, soms van je verleden, maar je scheurt je los van iets waar je aan vast zit en wat niet goed is voor je. Dáár scheur ik me los van. Van je verleden moet je je soms gewoon los scheuren.

Het volk Israël heeft zich nooit losgescheurd van Egypte. Ze waren wel uit het land, maar Egypte zat nog in hun hart. Want waar is Jezus gekruisigd? Op een plaats die geestelijke genoemd wordt Sodom en Egypte. Dus ze hadden Egypte meegenomen. Het systeem-denken, de religie, de afgodendienst. Ze hadden het allemaal meegenomen. Het kostte Jezus z’n kop.

Een tijd om dicht te naaien.

Dicht naaien is gewoon herstellen. Het is de oudste betekenis van ‘wraak’. Het herstel van een oorspronkelijk gave relatie. Dat is wraak. Ik ben zó blij met de God der wrake.

Er staat zo’n maffe tekst in Hebreeën: ‘Het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God’.

Dat heeft die Hebreeënschrijver dus niet begrepen. Er is niets heerlijker dan te vallen, àls ik val, in de handen van mijn lieve, levende God. Hier zit dus nog wat oud denken bij die Hebreeënschrijver.

Een tijd om te zwijgen.

Ach, wat kun je genieten van stilte. ‘Voor U is stilte een lofzang’, staat er in één van de psalmen. Tot rust komen, tot stilte komen, werkelijk stil van binnen. Ken je dat? Nou, dat beleef je niet de hele dag hoor. Dat trek ik ook niet.

Maar echt stille tijd, nou prima hoor als je dat wil, maar is het stille tijd in je? Is het tot rust gekomen? Hoef je niet meer zo nodig?

Een tijd om te spreken.

Waar Jezus van hield dat was het gesprek aan tafel. Het laatste avondmaal bv, Jezus had wel

vaker avondmaal gevierd.                    

Gewoon praten aan tafel. Het gesprek.

Is er in de moderne gezinnen nog tijd voor? Mariet heeft er altijd voor gevochten, maar het lukte niet altijd. Als er maar één maaltijd is waar je wat kunt uitwisselen.

Weet je waar Jezus ook heel vaak zat te praten met Zijn discipelen, alleen met zijn discipelen? Dat was in de hof van Gethsemané. Hij was het gewoon daar altijd te komen.  Nu was het daar áárdedonker. Dus stommelend en strompelend komen ze daar binnen en gaan op die olijfbomen zitten, dat gaat heel gemakkelijk. En je ziet elkaar niet maar je hoort elkaar wel. Dan hadden ze gesprekken. Het gesprek is zo wezenlijk!

Een tijd om te beminnen, liefhebben.

Daar heb ik vaak genoeg over gesproken.

In één opmerking staat er dan verder:

Een tijd om te haten.

Haat nooit jezelf. Dat meen ik. Al die gevoelige mensen die aan zelfhaat ten onder zijn gegaan. Zo link. Dan kun je het persoon-lijkheidsstoornis noemen, het zal allemaal wel, dat geloof ik onmiddellijk. Maar jezelf haten wil zeggen dat je wordt gehaat.

Verdiep je dáárin. Hoe komt het dat ik gehaat wordt? Zelfhaat is dodelijk hoor.

Een tijd van oorlog.

Eén opmerking: laat dat oorlogvoeren in de hemelse gewesten maar over aan de engelen. Dat staat in Openb. 12:7, Er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak, en zijn engelen voerden oorlog…..Die worden waarschijnlijk opgeroepen door Jezus.

De scheiding tussen onkruid en tarwe op de akker, wie doet dat? Dat doen engelen. Bindt het maar bij elkaar in bossen.

Goede vis scheiden van slechte vis? Dat doen engelen. Laat het echte oorlog voeren maar aan de engelen over. Wij hebben vaak veel meer van doen met een persoonlijke worsteling. Dàt zijn worstelingen. Dàt bedoelt Paulus.

 

Een tijd van vrede.

Ik heb één opmerking. We wonen in de stad des vredes, Ander woord is Jeruzalem. Dat heette vroeger Salem. Dat is hetzelfde als Sjalom en sjalom heeft 25 betekenissen……

 

Hier stopte helaas de CD.

 

Duurt Sikkens  d.d. 21-10-2007

 

 

Bij de studies van Duurt Sikkens introduktie

Duurt Sikkens

Een bekende spreker in het Volle Evangelie is Duurt Sikkens geweest.

In het blad levend Geloof vind u heel regelmatig een artikel van Hem.

Naast de artikelen van Duurt stonden er in Levend geloof vaak heel duidelijke tekeningen. Helaas zijn die niet op de site te zien.

Een van de mooiste vond ik persoonlijk een tekening van een vogelkooitje. Maar een heel gewoon vogelkooitje. Wat een raar woord eigenlijk. Zeker als met die vogel een mens bedoeld word. Het deurtje van de kooi stond open en onder de tekening stond: De vogel is gevlogen. Vrij. Zoals je bedoelt bent.

Ook de verhalen die hij deelde zijn heel mooi. Ze nemen je mee naar hoe het in de werkelijkheid vaak is. Zoals in het verhaal van een jonge man die over het prikkeldraad heen was geklommen bij een terrein waar te lezen stond: Verboden toegang. Tussen braamstruiken kwam hij vast te zitten waar uiteindelijk zijn maatje hem vond en losknipte. En samen gingen ze terug naar huis. Dat samen komt ook terug in een bijzonder mooie gedicht van Duurt met de titel Stilte.

 

 

Stilte

Daar zitten ze, die beiden, aan de vijver

waarbij de wind zacht door de bomen ruist;

een vis springt op en slaat met grote ijver

het spiegelende oppervlak aan gruis.

 

Ze lachen samen, kijken elkaar aan

en lezen hun geheim in beider ogen.

Zo drijven langs de sterren, zon en maan,

een eeuwigheid is eig’lijk omgevlogen.

 

Dan, hand in hand, met vogels in het licht

en gras onder hun voeten, lopen zij

langs koele meren, onder hoge bomen,.

Altijd elkaar verwacht in stille, sterke dromen.

Daar gaan ze dan, zó mooi, zó echt, zo zij aan zij.

Zijn aangezicht, mijn aangezicht, wij, Gods gedicht,

dat, eens gedroomd, tot aanzijn is gekomen..

 

 

 

Psalm 133 (Duurt/Hoogeveen) 17-07-2016

Psalm 133

Als wij thuis als kinderen ruzie hadden, we waren met ons vijven, dan liet mijn vader ons Psalm 133 zingen; dat was verschrikkelijk. Dan moest je met kwaaie koppen  zo’n psalm zingen…. Het is niet te geloven: ‘als broeders samenwonen..’. Nou, het leek nergens op.

 

Goeie morgen broers, zusters, jullie zijn allemaal opgestaan hè? Ja, opgestaan tussen de doden van deze wereld uit.

We gaan maar rustig door met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Je komt deze uitdrukking steeds minder tegen, en zéker de ontwikkeling daarvan.

We zullen eens kijken wat Psalm 133 zegt.

Er staat boven: ‘bedevaartslied’, maar in het Hereeuws staat er eigenlijk: ‘Het lied van de opstijgingen’.

Wat is dat nou, opstijgingen….

Nou, we zijn niet alleen gestorven, dat moet je je even goed realiseren: wat is er nou gestorven? Je ego, dié heb je ingeleverd. Je ego, de dikke ‘ik’, dat heb je ingeleverd. En dat ego is gekruisigd met Jezus, die is gestorven met Jezus, en ook begraven met Jezus.

Want wat blijft er van een kastanje over dat aan de boom groeit? Helemaal niks!

Het verrot, dat is het eind. Maar het gaat erom wat daar in aanwezig is, dat dàt wakker geroepen is.

Je bent dus niet alleen opgestaan, maar het heet ‘het lied van de opstijgingen’; je bent ook opgestegen ten hemel.

Want alle  feesten, Pasen, Pinksteren, etc…, als je dat nog herdenkt op bepaalde dagen, dan ben je fout bezig hè? Wist je dat?

Dat je zegt: joh, vandaag is het Pasen, ja, nou èn! Of Pinksteren….., alles is samen-gevat in het werk van Jezus Christus.

Alle feesten, alle joodse feesten zijn in Hem tot leven gekomen; die zijn in Hem vervuld!

Om over kerst maar helemaal niet te praten, dat is een verzonnen feest.

Maar ook hemelvaart, dàt is de opstanding! Wij zijn ten hemel gevaren; wij wonen boven. Dat is onze woonplaats.

Eigenlijk ben je het geestelijke Jeruzalem, want God woont daar.

Je kan wel zeggen: ‘ik wandel in de tempel’, maar God doet dat ook hè?

God wandelt in Zijn tempel, en dat ben jij!

Dat is mooi, Hij maakt woning in je.

En je bent dus broers en zusters geworden omdat je een nieuwe vader en een nieuwe moeder hebt. Die moeder is het hemelse Jeruzalem.

Dat is dus geen vaderstad, wat een hoop mensen beweren, het is een moederstad.

Dat is nou wat je onderling met elkaar verbindt. Samenwonen.

Dat samenwonen wordt in deze Psalm vergeleken met olie en dauw.

Dat gaan we nu lezen.

Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neer-vloeiende op de baard, de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van zijn klederen. Het is als dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, en leven tot in eeuwigheid.

Het lijkt een simpele psalm, maar er zit veel meer in.

Dat samenwonen wordt vergeleken met het zalven met olie en het neerdalen van dauw. Je bent in harmonie met elkaar.

Dat is in overeenstemming, je bent bijeen-gebracht; of liever gezegt: je bent bij die Ene gebracht. Dààr ben je naartoe gebracht. En daar kwam je in eenheid met Hem.

Wij vormen met Jezus een hemels paar in de onzichtbare wereld. Je bent dus een-parig. Dat is een mooi woord, eenparig, één stel. Want zoals God de uiteindelijke Adam tevoorschijn heeft geroepen, Jezus, heeft Hij ook de uiteindelijke Eva tevoor-schijn geroepen; en dat zijn wij.

Eva betekent ‘moeder van alle levenden’, een moederfiguur. Ja, dat is prachtig!

Je bent in overeenstemming met elkaar, eendrachtig. Dat is een mooi woord, dracht komt van dragen.

Drachtig betekent ook: zwanger zijn. Daar zit ook een heel mooi perspectief in.

Het tegengestelde is: ‘tweedracht’.

Rebecca droeg een tweeling in haar buik, en die botsten in de baarmoeder al tegen elkaar. Ze lagen elkaar niet.

Toen heeft ze God gevraagd: ‘hoe zit dat nou toch dat ze in mijn buik tegen elkaar botsen?’

Toen kreeg ze te horen: ‘twee volken zullen zich scheiden uit uw lichaam’.

Dus ze zitten allebei in hetzelfde lichaam.

Dat is een doordenker; allebei in dezelfde tent; allebei dezelfde opvoeding, en ineens gaan die lui uit elkaar.

Ja, dat kan elke gemeente overkomen.

Je gaat tientallen jaren eendrachtig met elkaar optrekken, en ineens vindt er een scheiding plaats.

Tweedracht. De Jacobs en de Ezau’s.

Jacob was een oprecht mens, als hij loog wilde hij het ook weer goed maken.

Hij was huiselijk. Daar heb je het kenmerk van de Jacobs. Huiselijk.

Ezau is een jager.

Je hebt ontzettende veel van die jagende christenen; ADHD-christenen.

Ze willen van alles dóen. En ze moeten ook van alles dóen! Ze vragen ook aan God: ‘wat zal ik dóen!’

Nou, ga nou toch eerst eens zitten.

Stel dat je een vrouw hebt die dat de godganse dag aan haar man vraagt….., daar wordt die man toch ook gestoord van?

‘Wat kan ik allemaal voor je doen? Zit je goed….? Waar ben je dan mee bezig?

Ja, je hebt veel van die christenen met stampvolle agenda’s, en ze jagen; ze zijn blij dat Paulus dat woord gebruikt heeft: ‘jagen naar volmaaktheid’.

Hijgend lopen ze achter iets aan…., waar-van ze niet beseffen wat het betekent.

God is ook geen jager, hij is een wandelaar.

Wandel voor Mijn aangezicht’ zegt Hij tegen Abraham.

Henoch wandelde met God!

Dat gedoe, dat gejaag; het gaat nergens over.

Van Ezau stamt de stam Edom af, de Edomieten. Die stonden in het oude testament bekend om hun superieure wijsheid. Tjonge jonge, wat konden dié wijs praten.

Maleachi zegt van Edom: ‘Dat is het gebied van de goddeloosheid’. En ze hadden altijd over God, dat kan dus. Je kan eindeloos over God filosoferen, maar Hem helemaal niet kennen.

Denk maar eens aan de gelijkenis die Jezus vertelt over de brede en de smalle weg.

Iedereen brult dan wel: ‘ik kies de smalle weg’, maar heb je je wel eens verdiept in die brede weg?

Daar lopen geen heidenen hoor, daar lopen religieuze mensen, met de mond vol over God: ‘halleluja, jutteperen, juichen, vlaggen…, etc. etc. Dat is ongelooflijk!

Dat is een religieuze weg!

Jezus zegt daarover dat dat uitloopt op de dood. Je hebt er niks aan.

Een smal weggetje, een paadje zoeken; dat is het karwei van de christenen.

En trouwens, God zegt Zelf van Edom: ze stapelen grote woorden tégen Mij op.

Een grote mond tégen God. Maar ze hebben het er óók altijd over.

De vrienden van Job….., och och och, èn maar praten over God.

En Job haalde z’n schouders op en zei: ‘ik heb niks aan jullie, jullie snappen er helemaal niks van.

Dus het woord ‘God’ zegt niet zo veel.

En trouwens, in de tijd van de Edomieten, in 586 v.Chr., is de tempel verwoest.

Wat hadden de Edomieten dáár lol over!

Die tempel eindelijk kapot; met leed-vermaak, staat in de bijbel, zagen ze hoe die tempel werd verwoest.

Edom, Ezau’s zijn aardsgericht. Ze zijn beeld van de valse broederkerk. Ik zeg expres ‘broederkerk’, Jacob en Ezau waren broers.

Vals is nl. nèt echt. Valsheid heb je niet direct dóór. Maar ineens ontdek je: het is nèt echt. Het is dus nièt echt.

Als je tempel verwoest wordt, als jij valt, dan staat hij te juichen met: ‘Ach, ik had het altijd wel gezegd…..’

Dat was het eerste wat ik te horen kreeg van iemand toen ik me pas bekeerd had: ‘Ik ben zo bang dat Sikkens met z’n hersens tegen een muur loopt’.

En dan wordt dat samenwonen in vers 2 vergeleken met olie. Dat is de olie van de verbinding.

En olie is een prachtig beeld van de heilige Geest. Een mooier beeld is er haast niet. Je maakt er broodkoeken van, koeken die je bakt voor een ander, jouw woorden. Jouw woorden zijn doordrenkt van de Geest. In je woorden zit Leven. Je luistert naar Iemand.

Je gaat niet met allerlei dingen aan de haal, met allerlei adviezen….

Eerst maar eens goed luisteren waar het probleem zit. Kijken met de ogen van God, en dan ga je woorden vormen, en je hoopt dat ze die horen.

Het is doordrenkt van Leven. Dát zijn je broodkoeken.

En olie diende ook vooral voor het behandelen van wonden. En er zijn heel wat mensen gewond in hun ziel.

Het Griekse woord voor ‘wond’, wat maar één keer voorkomt in de bijbel bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, is ‘trauma’. Hij giet ‘olie’…, dat is de enige plek en daar staat het woord ‘trauma’.

Daarvoor dient olie! Het vertroost je in je pijn. Je hebt pijn, en je voelt je zo goed verbonden met anderen, dat je ook over je pijn durft te vertellen. Want lang niet iedereen durft dat hoor.

Ik zie dat je pijn hebt, en je zal het mij eerst eens moeten vertellen. Durf je die wond te openbaren?

Heb je het wel eens gedaan en is het toen verkeerd behandeld? Dan krijg je een nog grotere wond.

Ik weet niet wat jouw leven is, dat kan best. Het is mij overkomen, en toen werd de wond nog groter; en het verdriet ook. En je leert dan ook dat verdriet te verstoppen. Allerlei mooie kleren over die wond heen…., ja, leuk doen…, humor…, ja, dan zit daar toch dat verdriet achter.

Maar olie héélt!  De wond trekt dicht.

En olie was er ook voor lampen, voor verlichting.

De Geest verspreidt het waarachtige licht.

Dat woord staat een paar keer vóór in de bijbel; je heb zoveel lichtsoorten, maar het waarachtige licht komt van God!

Dat heeft met waarheid te maken.

En bovendien rook olie ook lekker.

Als dus je woorden lekker ruiken, dan heb je goeie woorden. Het is een symbool van volheid; ook van tederheid.

Je verspreidt eigenlijk de geur van Christus. Wie met jou omgaat, ruikt wat lekkers.

Door de Geest word je een eenheid! Je bent innerlijk niet meer verdeeld.

Er wordt hier gesproken over Aäron, en dan ook nog over z’n baard.

Nou is in het Hebreeuws het woord ‘baard’

‘sakkan’, wat je ook kunt vertalen met ‘oudste’. Aäron is een beeld van de hoge-priester. 

Hij is ook een beeld van Jezus Christus. De oudste, dat vloeit neer want je bent een oudste, dat is mooi.

Dat is niet een zichtbaar ambt, dat is een onzichtbaar ambt.

Dan wordt die olie uitgegoten uit een kruikje, zo stel ik mij dat voor, eerst op het hoofd van Aäron. Let op het gebaar, het komt van boven. Dat is niet een plens, er wordt niet een emmer olie over je omgekeerd, maar het is een dun straaltje hoor; dáár begint het mee, op het hoofd; en dan van lieverlee begint dat hoofd nat te worden van de olie, en dat gaat ook naar z’n baard.

Dat is een prachtig beeld van de heilige Geest, en van de tederheid daarvan.

Want als God liefde is, dan is de Zoon het ook! Ja, Jezus is ook liefde. Maar dan is de Geest ook liefde. Dat is geen schreeuwlelijk, maar de Geest is liefde.

En daarmee word je begoten. Dat is een prachtig gebaar, zó teer. Het begint zó klein.

De doop in de heilige Geest is zo’n intiem, klein gebeuren. Een beginsel wordt in je neergelegd.

Eerst dus dat hoofd, en dat hoofd is een beeld van Jezus; Hij is het Hoofd  van het lichaam.

Want hier in deze Psalm vloeit dat tot aan de zoom van z’n kleren, dat hele lichaam wordt bedekt met olie; dat betekent dus, als het met het hoofd begint, met vernieuwen van denken. En Jezus heeft dat denken overgenomen van de Vader, en dat gaat maar door, ook over dat hele lichaam.

Zo raken wij doordrenkt, en dat is de bedoeling, van Gods gedachtenwereld.

En die is niet van de aarde.

Als Johannes de Doper staat te preken, ziet hij in een visioen iemand met een duif op z’n hoofd; en dan hoort hij een stem: ‘die met die duif op z’n hoofd, dát is em!

In het Grieks staat er ‘duivin’, een vrouwelijke duif. De heilige Geest heeft dus iets vrouwelijks, in het Hebreeuws is het geslacht ook niet onzijdig maar vrouwelijk.

Dat zet je wel aan het denken hè?

De Geest is vrouwelijk, en die maakt van ons Zijn vrouw! De vrouw van Jezus, de Christus.

En uiteindelijk, helemaal aan het eind der tijden, als God weer begint – we zijn niet op weg naar het einde, maar we zijn op weg naar het begin – worden we de vrouw van God. Dat is dan de bruiloft van het Lam.

Prachtig al die beelden als je daar over doordenkt, die gedachtenwereld…, maak je toch alsjeblieft los van de aarde.

Allemaal voorschriften, ideeën over hoe het moet…., ik denk maar even hardop hoor.

Wat vanochtend werd gelezen: ‘een nieuw gebod geef ik u, heb elkander lief’. Dan denk je: ‘kun je dat iemand nou gebieden?’ ‘Ik wil dat jij van hem houdt!’

Dat  wil je toch helemaal niet?

‘Ja, je moet van hem houden, het staat in de bijbel…’. Een gebod…!

Het woord ‘gebod’ komt van gebieden, wat komt van bevelen; bevelen komt uit het Frans, uiteindelijk betekent het: ‘bekend-making’. Als dát er nou gestaan had?

‘Ik maak u iets nieuws bekend’, zegt Jezus, ‘ga eens van elkaar houden’.

En ‘bekendmaking’ klinkt veel vriendelijker dan dat woordje ‘gebod’. Waar of niet!

Micha zegt het ook: ‘Hij heeft u bekend gemaakt o mens’.

Dat heeft met een gebod van bovenaf, dat dictatoriale, niks te maken.

En dat golft helemaal neer tot op de zoom van zijn kleren.

En dan worden hier de Hermon en Sion genoemd. Dat ligt wel een eind uit elkaar hoor. De Hermon is een grote berg van de Libanon.

Libanon betekent ‘wit’, waarschijnlijk door de eeuwige sneeuw die daar ligt. En het woord ‘Hermon’ betekent: ‘heilige plaats’.

Wie woont er nou in een heilige plaats in het wit, in het licht?

En bovendien worden bij de Hermon wolken gevormd. Dat is een doordenker hoor. Boven de Ark des Verbonds was ook een wolk. God heeft wat met wolken.

Vóór de zondvloed waren die er niet, na de zondvloed wèl. Wolken, ook een favoriet woord van Jezus.

Als Hij in het dieptepunt van de beschul-digingen tegenover zijn rechter staat, zegt Hij ineens: (je zal een beklaagde zo horen praten in de beklaagdenbank, ‘hebt u nog wat te zeggen? Ja, zegt Hij) Je zult van nu

af aan de Zoon des Mensen zien, 

komende op wolken des hemels.

Toen werd Hij afgevoerd en gevangen genomen.

Wat is dat nou voor een uitdrukking? Maar Jezus wist precies waar Hij mee bezig was. Hij is ook vaak voor gek verklaard.

Bij de Hermon vormen zich wolken.

God hult Zich in wolken; wolken des hemels dus, niet van de aarde.

Hemelse wolken. Dat zijn al die recht-vaardigen die een wolk vormen, waarin God Zich thuis voelt, waarin Hij Zich presenteert; waarin de Zoon Zich ook openbaart.

Wolken, daarin is Hij aanwezig, en het Griekse woord voor aanwezig zijn, is parousia. Dat is vertaald met ‘komst’, met ‘wederkomst’, maar het betekent letterlijk ‘aanwezig zijn’.

De Heer is nu in ons aanwezig! Dát is de parousia! Die zit er middenin. En het gaat erom dat het een keer geopenbaard wordt wat er in ons is.

Nou, dat doe je toch al, beetje bij beetje, stukje bij stukje.

En al die mensen, miljoenen christenen, die één of andere Jezus op een berg terug verwachten, op een heuvel ergens in Palestina of zo, of als een lichtflits van een planeet, ik weet niet wat voor ideeën ze allemaal hebben, maar die hebben het allemaal mis!

Hij komt in ons terug!

Het is wel revolutionair wat ik zeg hoor.

Hij komt in ons terug, is dat niet ontroe-rend?

Al die mensen die zeggen: wanneer komt Hij nou eens terug? Op een dag durf jij te zeggen: “Hij is al terug gekomen”. En meer zeg je niet. Want je weet: ‘Hij is in óns aan het weerkomen’. Hij wordt eerst in de heiligen geopenbaard, en later wordt het mèt de heiligen zichtbaar geopenbaard.

Ja, er zijn vreemde voorstellingen over die zogenaamde wederkomst. Rare ideeën.

Hosea praat heel vaak over Libanon; en de Libanon wordt in het Hooglied nogal eens genoemd.

Hij heeft het over de geuren van de Libanon, de groeikracht, de wijn van de Libanon. Dat levert alleen maar mooie dingen op.

Een beeld van Gods heerlijkheid, de heerlijkheid van de Zoon in mensen.

Het zijn ook geen gewone mensen, je dacht zeker dat je dat was hè? Zo te zien ben je dat wel, dat is aards; maar wat je niet kan zien, en dat wel waar is, dat is dat wij goden zijn, maar dat is een geheim.

God der goden, wie zijn dat dan?

Heer der heren, wie zijn die heren?

‘Dat staat toch in jullie schriften’, zegt Jezus tegen de farizeeën. Gij zijt goden.

In de Libanon staan knoerten van bomen, ceders, dat zíjn toch een bomen, ik heb ze in Frankrijk wel eens gezien, je mond valt open, wat een knoerten van bomen; dat zijn ceders. En het mooie van ceders is dat ze altijd groen zijn (dat gaat over jou) en ze rotten niet. Cederhout rot niet.

Ik heb een vriend die antiquair is, en hij maakt meubels en restaureert ze, en vol trots zegt hij: ‘kijk eens, ik heb een plak cederhout, het rot niet, de larven komen er niet in, het is bederfwerend, het is eeuwig-durend hout. En het ruikt ook lekker.

Het is ook gebruikt in het paleis van Salomo, daar was een zuilengalerij dat helemaal gemaakt was van cederhout, en dat heette: ‘het woud van de Libanon’.

Maar vergelijk jezelf maar eens met cederhout. Je rot nooit weg.

Trouwens, je kunt jezelf vergelijken met zoveel mooie beelden die God heeft bedacht.

Even een zijstraatje, over edelstenen.

De hogepriester droeg een efod met twaalf edelstenen, prachtig geslepen. Elke steen stelde een stam voor.

Als die man daar liep was dat een schitterend figuur, want hij schitterde.

Hoe kom je aan die edelstenen? Nou, als je ze ruw zoekt, de amethist of diamant, een ruwe edelsteen zie je niet, je ziet het verschil haast niet gewone stenen. Je moet een kenner zijn om dat te zien.

Maar dan wordt het geslepen totdat hij de maat heeft die de slijper voor ogen heeft.

Allerlei facetten daaraan worden geslepen.

En dat slijpingsproces is helemaal niet leuk. Daar sta je niet bij te vlaggen.

Want wat betekent geslepen worden? Dat je de verzoekingen doorstaat, en er komen héél veel verzoekingen op je af, kleine en grote. En op het moment zelf, zegt Petrus, ben je helemaal niet blij, maar let er op wat er gebeurt als je geslepen wordt en je volstaat die verzoeking, dan is er weer een vlakje van de edelsteen af.

En zo komen er allemaal vlakjes tot stand totdat er een geweldige edelsteen tevoor-schijn komt.

Het nieuwe Jeruzalem wordt uiteindelijk ook vergeleken met een knoert van een diamant. Die kun je nergens vinden.

Al die geslepen vlakjes heten facetten.

En zo openbaar je in je leven facetten van het karakter van God.

Jezus heeft niets anders gedaan dan het vertellen wie God was. Dat hij hartstikke goed was en vriendelijk. Hij deed niets anders. Z’n Vader verheerlijken; vertellen Wie hij was.

Hoe komt dat? Hij heeft in die veertig dagen in de woestijn, wat ook geen pretje was, alle verzoekingen doorstaan; maar dan ook álles, zodat hij jou ook goed begrijpt als jij verzocht wordt. Dat snapt Hij. Dat geeft je troost hè? Hij is er ook doorheen gekomen.

En toen Hij alle verzoekingen doorstaan had, kwam Hij als een edelsteen tevoor-schijn en begon Hij met z’n werk.

Dus van een ruwe edelsteen word je een glanzende edelsteen.

Dit was even een zijstraat, maar daar kun je over doordenken als je in verzoeking valt, want dat is helemaal niet leuk; dat je zegt: ‘hoe kom ik hier doorheen’.

Dan staat er ook nog iets over ‘de dauw’.

De dauw van de Hermon; dat is de dauw van God, en honderd kilometer verder daalt het neer op Sion, dat is ook een vrij onooglijk heuveltje in het Palestijnse landschap, het is geen hoge berg.

In Hosea staat dat God zegt: Ik zal zijn als de dauw voor Israël. Wat mooi!

Dus U bent de dauw in mijn leven!

Deze dauw gaat van hoog naar laag, het daalt neer.

Alle zegen komt van boven. Maar het is een beeld van de genade van God.

Dat is die tedere liefde die jou vruchtbaar maakt; die doet je vruchten ook rijpen.

Mozes zegent de stam van Jozef met de woorden: Je bent gezegend met de kostelijkste gaven van de hemel.

Wat is dat? De dauw!

Mozes zag hoe goed dauw is voor je leven.

En Jesaja schrijft, en dat gaat over je toekomst, een merkwaardige tekst: Jullie dauw is een dauw van lichten.

Een dauw van lichten…..van morgens!

Nou, daar ga je eens even goed over nadenken.

Dus de dauw heeft alles te maken met morgens en met lichten. Dat kun je verbinden: ‘morgenlicht’.

Ja, jullie vormen het morgenlicht! Het morgenlicht van de Dag des Heren!

En er staat achter: en zal aan de doden geboorten geven.

Ja, ik was ook dood, en ik ben toch weer geboren. Dat is schitterend!

Jullie dauw, morgens van lichten en geeft geboorten aan doden. Wat een voorrecht!

Het licht gaat schijnen over die dode mensen waar wij mee te maken hebben.

Wát een toekomst!

Micha gaat zelfs nóg een stap verder.

Hij zegt: De rest van Jacob zal temidden van vele volken zijn als de dauw van de Heer. Dat staat in Micha 5.

Dus niet de Edoms, nee, niet de Ezau’s, maar Jacob. Een stille bescheiden man, een huiselijk mens, een doodgewoon iemand, is als de dauw, als de morgen, van licht. Schitterend!

Trouwens, Psalm 110 is heel lang een lievelingspsalm van me geweest; daar staat: Uit de schoot van de dageraad…

dus de dageraad is een vrouw, anders heb je het niet over schoot, wat betekent: tedere liefde, dus je bent geboren uit tedere liefde. Dat is wat hoor.

Als je ooit weleens op jezelf scheldt: ‘wat ben ik toch een ……, en vul alles maar in wat je te binnen schiet, schiet dat dan ook maar weer naar buiten, en realiseer je je dan dat je geboren bent uit tedere liefde.

Dát is de waarheid! Dat is nou het waar-achtige licht! Zó denk ik over je, zegt God.

Je bent hartstikke waar, en je bent nog hartstikke lief ook. Want wat Ik verwekt heb, dat is liefde!

Liefde krijgt in jou gestalte.

Het woord ‘liefde’ wordt in jou ook weer vlees. Het Woord is vlees geworden, en met welk woord kun je God nou het beste beschrijven? Dat is liefde.

En het mooiste beeld van liefde is licht; ‘er zij licht’.

Licht is het beeld van liefde; het maakt alles zichtbaar.

Het maakt de mensen zichtbaar, ze kunnen weer zien.

In psalm 110 staat: uit de schoot van de dageraad rijst de dauw van uw jonge mannen op.

Dus die jonge mannen zijn de dauw, Yes!

Het gaat natuurlijk ook over jonge vrouwen, heeft helemaal niks te maken met sex.

Tjonge jonge, we komen overeind; het rijst op als een zon die gaat schijnen.

Schitterend, dat is de kostbaarste schat die God heeft, dat is nl. de Christus in ons.

Dat is een geheim.

Toen Petrus dat tegen Jezus zei, zei Jezus onmiddellijk: ‘mond dicht, dat is een geheim’.

Daar moet je niet mee te koop lopen; dat hoef je ook niet te zeggen, het blijkt wel!

De Christus is de heerlijkheid van God. Daarin heeft Hij al z’n gedachten en wezen gelegd.

Dus: olie en dauw, beelden van de heilige Geest, is leven voor de eeuwigen, en lees dat geheim nou eens in elkaar, kijk elkaar eens aan en lees dat in elkaars ogen.

Dat is het geheim van jou dat ook onderling met elkaar verbindt.

Het is zo teer en heel ontroerend.

Ik wil maar zeggen: je hele leven bestaat uit olie en dauw voor de mensen om je heen.

Je bent olie en dauw en dat vormt een wolk waarin het geheim van God aanwezig is en ook wordt geopenbaard.

 

Duurt Sikkens d.d. 17-07-2016

 

 

Psalm 110 (Duurt 27-03-2017 Hoogeveen)

Psalm 110

 

Ik beperk me eerst maar eens tot de eerste vier verzen.

Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.

De HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers temidden van je vijanden. Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op.

Hier staat ongelooflijk veel in.

Toen David dit noteerde, deed hij dat ook in geloof, want hij begreep er niks van.

Hij begreep niet waar het over ging, maar hij heeft het tóch opgeschreven.

Dat gebeurde op aandrang van de heilige Geest.

Hij schreef het op, maakte er een melodie op, maar begreep het niet.

Alle profeten hebben niet begrepen wat ze in geloof hebben genoteerd. Waar gaat het over….?

Petrus schrijft: ‘nou, ze hebben inderdaad er studie van gemaakt van wat ze zeiden, maar ze konden er niet achter komen; het enige wat hen duidelijk werd, was, dat die profetieën gaan over een volk dat ná hen komt.

Dus deze Psalm is voor óns geschreven!

Dit is jouw Psalm!

Al die profetieën gingen ook altijd over een

belofte.

Jezus zegt: Alle profetieën gaan over Mij!

Ja, zegt Petrus, maar ze gaan ook over ons! (1 Petrus 1:10-12)

En het is heel goed dat je dat heel dicht naar je toe trekt: ‘het gaat over mij!’

Zij hebben het beloofde niet verkregen.

Wat is het beloofde? Het is waar jij mee vervuld bent, namelijk de heilige Geest! Die hebben zij nooit ontvangen. Wel eens eventjes, tijdelijk, vooral als er een profetie werd uitgesproken; maar daarna niet meer.

Van Jezus wordt gezegd door Johannes de Doper, dat hij een duif ziet landen op het hoofd van Jezus, en op Hem blijven; dus de Geest blééf op Jezus, behalve in het laatst van z’n leven.

Dus er is over óns geprofeteerd, het is de vervulling met de heilige Geest.            Daar hebben al die lui van vroeger naar gezocht, en jij zit hier en je hebt de Geest ontvangen.

Want de Vader én de Zoon gaan dan in je wonen!

Inmiddels hebben al die ouden die Geest ontvangen; ze zijn in geloof gestorven.

Wat wil dat zeggen?

Nou, ze hebben het toen niet gekregen, nou, zeiden ze: als we sterven, dan krijgen we het alsnog.

Ze zijn dus in geloof gestorven, en inmiddels hebben ze allemaal de Geest ontvangen, ja hoor, want die doop met de Geest gaat gewoon door.

Dus er is over ons geprofeteerd.

In het eerste regeltje van de Psalm staat: HEREN, met vijf hoofdletters, en de tweede keer Here met één hoofdletter.

In het Hebreeuws zijn dat verschillende woorden.

Dat eerste woord HEREN, daar staat  Jahwe.

En het tweede woord ‘Here’ betekent gewoon een heer, zoals Jezus de Heer der heren genoemd wordt; die heren zijn wij. Dus hier worden twee personen opgevoerd.

God spreekt tegen een Heer, nou, zegt Jezus, dat ben Ik! En wij mogen zeggen: ‘dat zijn wij’.

Want wij zijn ook heren, ook al zitten hier heel veel dames; het zijn natuurlijk allemaal heren der schepping.

‘Ga maar aan Mijn rechterhand zitten’, zegt God tegen Jezus, ‘in de hemelse gewesten’.

De Hebreeënschrijver spreekt daarover, want het zit kennelijk een beetje vreemd in elkaar, maar in Hebr. 10:13 staat dat Jezus voor altijd gezeten is aan de rechterhand van God. Dus Hij zit daar, zal ik maar zeggen, afwachtende tot z’n vijanden gemaakt wórden tot een voetbank onder je voeten.

Wie doet dat dan? Hier staat: het komt onder je  voeten, en Hij wacht gewoon af. Letterlijk staat er: vérwachtende dat al die vijanden onder z’n voeten komen.  

Dat zullen wij moeten doen! Ja, Hij wacht gewoon af totdat wij daarin slagen.

Ze worden een voetbank onder onze voeten, en dus onder de voeten van Jezus.Dat is dus nog een hele strijd.

Trouwens, wat staat er in vers 5?

De HEER (Jahwe) is aan jouw rechterhand.

Er is hier sprake van twee rechterhanden.

Zet je aan Mijn rechterhand, en in vers 5 zegt God: Maar Ik ben óók je rechterhand.

Dat is wonderlijk; God gaf de kracht aan Jezus, en geeft ons óók de kracht; en dan strekt God, vanuit Sion, een machtige scepter uit.

Een scepter is iets van Koninklijke waardigheid, dat is een staf. En die staf gaat uit van het hemelse Jeruzalem, Sion.

Die staf is het Woord; het Woord van God, wat Hij zegt, dát is Zijn scepter.

En hoe reageert het volk? Het volk reageert met grote gewilligheid (3). Spontaan zeggen ze: ‘Ja’.

In Richteren 5 staat een lied over de eind-strijd, de allerlaatste strijd, en daar wordt ook het woord: ‘gewillig’ genoemd.

Met plezier melden ze zich vrijwillig aan ten dage van uw heerban. Heerban is gewoon een oproep tot de strijd.

Willen we strijden, ja of nee? Ja, zeggen ze, want ze zijn gewillig.

Dus zo wordt dat volk klaar gemaakt.

Nu komt er een beetje moeilijke tekst:

In heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van je jonge mannen op.

De Naardense bijbel vertaalt met: de nieuw geborenen. Maar ik wil er toch een beetje dieper in spitten.

De jonge mannen hier worden vergeleken met dauw. Een merkwaardig beeld, maar dauw is ook een beeld van de heilige Geest.

Die zegen van Mozes, uit Deut.33, daar noemt hij dauw de kostelijkste gave des hemels. En jij hebt dat in je gekregen.

In overtreffende trap, de kostelijkste gave van de hemel, zegt Mozes.

Dus uit de hemel is die kostbare schat gegeven; in datzelfde hoofdstuk zegt hij ook: om ongestoord te kunnen wonen in een land waarin de hemel dauw sprenkelt.

Dus waar sprake is van de Geest, dan is daar ook sprake van een gewillige man; die zijn zó vervuld van de heilige Geest dat ze de dauw vormen voor de mensen.

Eigenlijk kun je zeggen dat wij die hemelse dauw zijn. Wij zijn ook een gave van God aan de mensen, daar spreekt Jacobus over; een gave die neerdaalt! Dat zijn wij! Van de hemel. Wij zijn Gods gave aan de mensheid! Alsjeblieft!

Omdat Hij ook Zijn eerste Zoon gegeven heeft: ‘alsjeblieft, dit is Mijn Zoon, gegeven tot heil van de wereld. Want ieder die Hem gelooft, krijgt het eeuwige Leven.

Ook iedereen die jou gelooft, als jij komt namens Jezus en Zijn evangelie, ontvangt  het eeuwige leven.

Ik heb een raar schildje in m’n gang hangen, in het Duits staat er: ‘alle zondaars welkom’. Dat is toch geweldig? Dan kunnen ze als rechtvaardige het pand verlaten.

Ik denk niet dat degene die dat ding gemaakt heeft dat ook heeft bedoeld. Maar dat geeft niet.

Mozes zegt in Deut. 32: Mijn rede druppelen als dauw.

Rede is die hemelse dauw, en dat druppelen is de leer van het Koninkrijk der hemelen. En dat is heel voorzichtig, er staat zelfs: ‘als stofregen voor jonge scheutjes’. Een mildere leer kun je je niet voorstellen. Daar word je vruchtbaar van, daar word je groen van, daar word je mooi van; en het geeft je groeikracht.

In Jesaja 26 staat iets merkwaardigs:

Herleven zullen uw doden. Dat schreef Jesaja gewoon op. Opstaan zullen ze, ontwaakt en jubelt die wonen in het stof.

Dat is het dodenrijk.

Dan staat er achter:  want uw dauw is een dauw van licht.

Het gaat daar ineens over dauw dat de doden doet opstaan. Dus die dauw is echt Levengevend! De schimmen zullen opnieuw gaan leven!

Een andere vertaling zegt: Het land zal de overledenen uitwerpen.

Dat is wat! Dus zo gauw die dauw begint te sprenkelen, en die kostelijke gave, die dauw, begint neer te dalen…., dan staan de mensen op.

Wie met jou in aanraking komt, kan opstaan, en het eeuwige leven met twee handen aanpakken.

Een andere vertaling luidt: een dauw van morgens geeft geboorte aan de doden.

Een morgendauw, daar gaat het dus om.

Hosea 14:6 zegt: Ik zal zijn als de dauw voor Israël.

God vergelijkt Zichzelf met dauw. Dat is een mooi beeld; en het gebeurt in de nacht, als het allemaal donker is.

Nou, zegt God, in die duisternis begin Ik!

Dan staat er dat die mannen in heilige feestdos tevoorschijn komen. Dan zijn ze dus mooi gekleed; prachtig versierd.

Ze zijn versierd met lazuursteen van de hemelen, en de robijnen van zijn bloed, en met de parelmoer van de geborgenheid van God. Zó zien ze er uit; wát een feest-dos.

Getooid met Gods heerlijkheid, en daar bidden we om, dat Gods heerlijkheid via ons zichtbaar wordt in volle pracht.

Het gaat hier over jonge mannen, en de enige die nog over jongelingen schrijft is Johannes in 1 Joh. 1:14.

Ik schrijf u vaders, ik schrijf u kinderen, en ik schrijf u ook jongelingen. Hij noemt ze apart, jongelingen, want, zegt hij: jullie zijn sterk, het woord Gods blijft in jullie, want je hebt de boze overwonnen.

Ze doen de werken Gods, en dát is Gods heerlijkheid, dat je Gods werk mag doen!

Zijn werken! Jezus zegt ook ergens: als je Mij niet gelooft, geloof dan de werken die Ik doe. Dan moet je toch ook gaan geloven, want die werken komen alleen bij de Vader vandaan.

Maar waar komen die gasten nou vandaan? Uit de schoot van de dageraad.

Dan is de dageraad dus een vrouw; zij is de enige die een schoot heeft, schoot is baarmoeder.

In het Hebreeuws staat er: ‘rechem’, en dat betekent: ‘tedere liefde’.

Dus die jonge mannen zijn héél klein begonnen in die schoot, daarom heet ook baar-moeder; baren betekent ook ‘dragen’.

Kijk maar naar het woordje ‘vruchtbaar’, wat altijd ‘vrucht dragen’ betekent.

Dus in die baarmoeder worden die kinderen gedragen. Je bent eigenlijk een draagmoeder.

Dáár komen ze tot ontwikkeling, en ze groeien zelfs in die baarmoeder tot volwassenheid, want er komen jongelingen uit die baarmoeder zetten, en dat zijn flinke kerels.

In Openb. 12 wordt ook de vrouw genoemd die een volwassen zoon baart.

Dat is niet een kindje, maar die zijn groot geworden. Je bent dus uit die tedere liefde geboren.

Nou moet je eens goed nagaan wat dát betekent. God heeft je uit liefde verwekt.

Uit tedere liefde, zachter kan niet.

Je bent gedragen en je wordt ook in tedere liefde geopenbaard.

Dat is nou de schoot van de dageraad. En de dageraad is het begin van de dag.

Het tedere begin van een dag, als het eerste licht door de duisternis speelt.

Dan staat er in Genesis 1, wat Paulus ook citeert, Licht schijne uit het duister.

Als het dus uit het duister schijnt, moet het er toch eerst in gebracht zijn, anders kan het nooit uit het duister gaan schijnen.

En dat heeft God gegeven in de Zoon, Jezus.

Toen Hij Zich ontwikkelde, kon Hij op een gegeven moment zeggen: Ik ben het licht van de wereld. Die wereld zit in duisternis.

En de wereld heeft altijd in duisternis gezeten, want God zegt in het begin van Genesis: Er zij licht!  Dan was het dus hartstikke donker, anders zeg je dat niet.

Het licht is van oorsprong dus van God afkomstig. En als Hij zegt: ‘er zij licht’, dan spreekt Hij naar Zijn aard.

De aard van God is een en al licht! Dat schrijft Johannes. Daar zit geen spoortje duisternis in, maar dan ook helemaal niks. Alle bijgedachten aan God kloppen niet.

Dus alles wat God toegeschreven wordt, ook tegenwoordig, over rampen en andere nare dingen, horen helemaal niet bij Hem.

En die scheiding moet je goed aanleggen als je het oude testament leest.

Geen enkel naar ding is van God afkomstig.

Jezus heeft ook nooit nare dingen gedaan.

Hij heeft niemand vervloekt, Hij heeft niemand veroordeeld. Hij had het wel met Petrus te doen.

Na de eerste zonde van Eva ging de deur naar de duisternis open; en er viel een schaduw over de prachtige schepping van God. En die deur ging steeds verder open. De deur van de geestelijke dood, als je van die boom eet, als je gemeenschap hebt met die verschrikkelijke geest, dat is die boom van kennis van goed en kwaad, die naam al is een leugen, die naam is helemaal niet waar.

Eva is er toe verleid om in kontakt te komen met die geest. Want de boom des Levens is het beeld van Jezus Christus; als je daar kontakt mee hebt, dan heb je het Leven!

Heb je echter met die anti-geest kontakt, dan komt de geestelijke dood naar binnen.

Want Eva viel niet direct om nadat ze gegeten had.

Jezus heeft de geestelijke dood overwonnen.

Op den duur kwam het helemaal in de duisternis te liggen. Alles kwam in de duisternis; ook de planten, ook alle dieren. Terwijl juist van de planten werd gezegd: ‘Hij schiep ze naar hun aard’; en van de dieren wordt ook gezegd: Hij schiep ze naar hun aard.

Is dan de aard van heel veel planten veranderd? Er zijn me toch een bende woekerplanten in de wereld,

En de dieren? Nou, vrijwel allemaal. Een leeuw is totaal veranderd, en tijgers. Ze hebben hun originele aard niet meer.

Een leeuw hoort origineel stro te eten, zegt Jesaja.

Er zijn nog maar een paar vrij onschuldige beesten, en daarmee worden wij dan ook vergeleken.

Denk eens aan schapen, die bijten elkaar niet; denk eens aan lammetjes, onschuldiger kan toch haast niet.

Denk eens aan duiven, een tortelduif.

Hoeveel is er dan nog over van de aard van de dieren? Zo verschrikkelijk weinig.

Hun aard is ook veranderd, alles veranderde.

Dus de dageraad is hier een vrouw.

En de dageraad is het begin van het licht, het morgenrood.

Een hele nieuwe morgen brak aan.

Je bent ook een kind van de morgen; je bent een kind van die dag.

Tegelijkertijd ben je ook die moeder, want die vrouw baart die jongelingen; dus je baart elkaar, ja, hoe zorgvuldig ga je met elkaar om. Hoe zie je elkaar, verdraaid zeg: ‘ik heb jou nodig en jij hebt mij nodig’.

We kunnen niet zonder elkaar! Daarom zijn scheuringen zo verschrikkelijk in een club!  Dat gaat over de gekste dingen, maar dan wordt helemaal vergeten dat we èn moeder èn zonen worden.

Bij de kruisdood van Jezus zegt Hij tegen z’n moeder: Vrouw, zie uw zoon, en tegen Johannes: zoon, zie uw moeder.

Dat had Hij toch best vóór die tijd kunnen regelen? Heb ik dat wel eens uitgelegd?

Het zijn kruiswoorden. Het dieptepunt van Zijn leven.

Als Hij dit dus zegt tegen z’n moeder Maria, beschouwde Hij haar niet meer als Zijn moeder, echt niet. Hij noemt haar ook niet moeder, maar ‘vrouw’ of ‘lady’, ja, een mooi woord trouwens.

Als ze zeggen: ‘joh, je moeder en je broers staan voor de deur’, dan zegt Jezus, wie is m’n moeder? Dus hij beschouwde Maria niet meer als z’n moeder.

Hij zegt tegen haar: vrouw, zie uw zoon.

Wie bedoelt Hij met die zoon? Zichzelf natuurlijk, Hij hangt daar, ‘kijk, dit is je zoon’. Wat wil dat zeggen?

Nou, bij een profetie van de oude Simeon over Jezus zei hij: Maria, er gaat een zwaard door je ziel.

Dat wil zeggen: ‘jij moet scheiding maken tussen wie Hij is, en wat jij gebaard hebt’.

Je hebt een natuurlijk kind gebaard, uit het geslacht van David, maak je daarvan los en beschouw Hem als je Redder; maak scheiding, en dat doet dat zwaard; dat maakt scheiding tussen het geestelijke en het natuurlijke.

Dan kijkt Hij naar Johannes en dan zegt Hij: zoon, zie je moeder. Hij beschouwde Johannes als een zoon, ’t was ook de discipel die Jezus liefhad, die ook altijd aan de boezem van Jezus was te vinden, ook mooi, want Jezus zat aan de boezem van z’n Vader.

Dat betekent dat je heel dicht bij de Vader bent, je hoort wat Hij zegt, zelfs z’n harte-klop voel je. Zó dicht ben je bij de Vader, en je luistert naar Hem. Zo was Johannes aan de boezem van de Zoon.

Hij dronk de woorden van Jezus in, en Jezus kon zóveel aan hem kwijt, dat Hij op het laatste ook het boek Openbaring aan hem gaf.

Zó dicht leefden Johannes en Jezus bij elkaar. En tegen dié Johannes zegt Hij: zie je moeder. En met die moeder wordt ook Hijzelf bedoeld; Hij doorstond aan het kruis de weeën om iets anders geboren te laten worden.

Weeën doorstaan is lijden hoor!

Paulus schrijft het ook: ‘terwille waarvan ik weeën doorsta’, dat zegt hij. ‘Ik moet allerlei pijnen doorstaan, zodat jullie gestalte krijgen’.

En zo beschouwde Hij ook Johannes.

‘Ik hang hier als jouw moeder, Ik doorsta alle weeën, zodat jij gestalte krijgt’.

Dit is even een doordenker hè?

Maar zo werkt het wel. Weeën doorstaan, dat is ook een kunst.

Je bent dus een kind van de Dag, een stuk morgenrood.

Het woord ‘morgen’ heeft nog een verbinding, het woord ‘morgenster’.

Ken je dat woord? Waarschijnlijk Venus.

Morgenster.

In Hosea 6:3 staat: Wij willen de HERE leren kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.

De vroege regen geldt voor de vrucht-zetting in de aarde, de late regen voor de rijpwording. Dat is een milde regen, dat zijn geen plasregens.

Net zo mild als de dauw; en die milde regen doet jou groeien naar de volwassen-heid.

Maar zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Een ander woord is: ‘zo zeker als de dageraard, daar heb je die morgen weer, is zijn uittocht!’

Dan komen we tevoorschijn.

Uittocht, dat doet denken aan Exodus.

Uittocht…., even doordenken….

Waar had Jezus het over bij de verheer-lijking op de berg, met Mozes en Elia?

Waar hadden die drie het over?

Wat denk je? Het staat er, over Exodus, in het Grieks, Exodos, de uittocht!

Hoe Jezus vooraan kon lopen bij de uittocht uit de slavernij van de religie.

Ander woord voor ‘uit-tocht’, is ‘uit-weg’.

Je hebt een uitweg uit alle religieuze systemen, waar je misschien in verzopen bent. Misschien zit het nog in je denken: ‘wat kan ik voor God doen…’, dat gedoe!

Want ik wil veel voor Hem betekenen…, ik moét zoveel voor de Heer…. Hou ermee op! Jij moet helemaal niks!

Ga maar eens leven! Wees maar gelukkig met Hem, want Hij is gelukkig met jou.

Probeer uit die slavernij te komen.

Hoe moet ik het nog zeggen; wat er allemaal van je verwacht wordt…, en: ‘het beste is nog niet goed genoeg voor God’.

Hoepel toch op, denk ik dan; maar ja, je zegt niet alles hardop.

Waar gaat dit over? Dan moet je altijd je best doen.

Toen God de aarde en de hemel schiep, wat zag Hij toen? Hij zag dat het goed was.

En goed is goed! En het beste is de overtreffende trap van goed, maar dat hoeft niet! Als het goed is dan is het goed!

Zoals jij leeft is het goed hoor, en hou maar op met je best te doen.

Maar goed; het is een uittocht.

Zo is het begonnen; dus wat gebeurt er? Heel voorzichtig breekt Gods Dag door, en dat krijgt gestalte in mensen.

Wij zijn kinderen van de Dag. Van welke dag? Van de Dag van God. Als Hij gaat scheppen, begint de Dag.

God heeft de nacht niet geschapen.

Het was avond geweest, het was morgen geweest, er staat geen nacht. En dat wordt van elke dag gezegd; avond geweest, morgen geweest.

Behalve van de laatste dag, die is

’s nachts niet eens afgelopen, nee,

Gods sabbath, Zijn rustdag, is nog lang niet afgelopen; ik denk dat dat nog verschrikkelijk lang duurt, als de nacht verdwenen is.

Die aarde is al zo verschrikkelijk oud, ze hebben nou weer een sterrenstofstelsel ontdekt, honderdmiljard lichtjaren hier vandaan. Nou, wat stel je je voor bij honderdmiljard lichtjaren; dat is zó verschrikkelijk ver.

Ik heb eens een astronoom horen zeggen: er zijn net zoveel sterren als zandkorrels van de aarde. Denk eens aan de woestijn.

Wij denken aan de nakomelingen van Abraham, het aantal is als sterren en als zand, zoveel.

Die legt daar al een verbinding tussen sterren en zand.

De Dag van God brak aan toen Jezus opstond; dát was Gods Dag!

Dat morgenrood baart die mannen, dat zijn zonen Gods. Ze komen tevoorschijn.

Dus ze zijn eerst verborgen.

Johannes schrijft: Het is nu nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Maar in die Psalm vindt de openbaring plaats; dan wórden we openbaar.

Dan wordt eindelijk zichtbaar wie we werkelijk zijn.

Dus wat ik hier zie, is allemaal tijdelijk. Maar wat ik niet zie, de inwendige mens, jouw prachtige geest, die verweven is met de heilige Geest, met het leven van de Zoon en de Vader, dié komt er tevoor-schijn.

Jesaja zegt ergens: er is niemand die zegt: kom tevoorschijn.

Niemand zegt het meer. Dat gaat niet over je mens-zijn, dat gaat over je mens-Gods-zijn. Dat is een ander wezen.

Dat kan ik aan jullie niet zien, maar het is er wel. En tegen hen wordt gezegd: ‘kom maar tevoorschijn’. Heel voorzichtig, maar kom maar tevoorschijn.

Het kost pijn en moeite, dat is lijden, weeën, want de duvel wil nooit dat het leven ontstaat.

De weeën, de vloek van Eva, had ze voor die tijd niet, nee, er was helemaal geen pijn. Ik weet niet hoeveel kinderen ze heeft gehad voor die tijd; maar dat gaat nu met weeën gepaard, zegt God.

De duvel verzint die weeën, hij wil niet dat er nieuw leven ontstaat. Hij is alleen maar vervuld van de dood.

Maar Jezus komt tevoorschijn in een wolk. Niet mèt de wolken of op de wolken, maar er staat letterlijk in een wolk.

En in die wolk komen wij tevoorschijn; eigenlijk komt Jezus tevoorschijn en de Vader komt tevoorschijn.

Dat is nou die beroemde wederkomst.

Dat wordt zó slecht vertaald, zo’n foute vertaling voor wederkomst.

Hoeveel preken zijn daar al niet over gehouden zeg…, met donder en geweld..

Parousia betekent ‘aanwezigheid’.

Nou, zegt Jezus, Ik ben mèt jullie, Ik ben bij jullie, Ik ben aanwezig!

Dat is nou alles! En die aanwezigheid wordt langzamerhand, in alle rust, stilte en vriendelijkheid openbaar. En dat is nou die z.g. wederkomst.

Ja, Hij komt tevoorschijn.

En die morgenster? Nou, zegt Petrus, daar ben ik heel eenvoudig in: de morgen-ster komt in jullie harten op.

O ja, zegt de duvel, dat zullen we dan nog wel eens even zien; in Jesaja 14:12 en 13 staat dat God hem toespreekt:

Wat ben jij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon van de dageraad, je denkt dat jij dat bent, dat ben jij niet.

Dit is de antichrist.

En je overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, en zetelen op de berg der samenkomst, en ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de allerhoog-ste gelijkstellen.

Wat een hoogmoed.

Dat zegt de geest van de antichrist.

In Openbaring 22:16 staat: Ik ben de Morgenster, dat zegt Jezus van Zichzelf.

Dus we hebben twee morgensterren; de één is de Zoon en de ander is de anti-zoon, de antichristus.

God zegt dan ook nog: ‘Ik ben de blinkende Morgenster, en die gaat in onze harten op, dan wordt Gods wezen in ons verheerlijkt, we worden versierd en getooid met Gods heerlijkheid, wat ben je dan mooi.

In Psalm 110 staat nog iets merkwaardigs.

Dat gaat over een zekere Melchizedek.

Ik weet niet of je die kent, maar er staat in de Hebreeën een stukje over die Melchizedek. Abraham ontmoette hem. Het is een geheimzinnig figuur hoor.

Geen vader, geen moeder, en hij was een priester, een priester van God in Salem, het huidige Jeruzalem, en Abraham had een ontmoeting met hem.

En wat geeft Melcizedek hem? Het is niet te geloven, maar er staat dat hij hem brood en wijn gaf. Daar ligt dus het begin van brood en wijn. Hij was een priester die het begreep dat het alleen maar om brood en wijn gaat, denk maar aan het avondmaal. Schitterend.

Melchizedek betekent ook: vorst der gerechtigheid; een geheimzinnig figuur.

Niemand weet waar hij vandaan komt.

Nou, zegt de Hebreeënschrijver: zo’n figuur is ook Jezus, naar de ordening van Melchizedek. Zo’n figuur, geen vader, geen moeder in die zin, nee.

Maar dan staat er in Ps.110:5: De Here is aan je rechterhand, en dan begint de strijd. Hij verplettert koningen, hij houdt gericht onder de heidenen, hij verplettert hoofden op het wijde veld.

De Statenvertaling zegt: Hij zal verslaan degene die het hoofd is over een groot land.

Hij verslaat dus het hoofd over een groot land; dat is de aarde; en het hoofd daarvan, ja, dat is de duivel.

Nou, die wordt verslagen door die scepter, door de staf van het Woord van God.

Hij zal de heidenen hoeden met een ijzeren staf; daar kun je flinke meppen mee uitdelen in het rijk der duisternis.

Wees maar niet bang voor het slaan, want hij is bang voor jou als jij gaat slaan.

Dan wordt hij bang en gaat dan tekeer, en probeert jou angst aan te jagen.

Dan gewoon slaan.

Dan eindigt deze Psalm zo grappig, zo eigenaardig, en ook zo lieflijk: Hij drinkt onderweg uit de beek. Dat is het water des Levens. En dan staat er: Daarom heft hij het hoofd op.

Daar heb ik een poosje over nagedacht.

Het hoofd opheffen? Dan kijkt hij niet om, maar dan kijkt hij óp, en ziet dan al z’n verslagen vijanden. Dat is toch mooi!

Jezus heeft het ook een keer over het opheffen van je hoofd in Lucas 21:28:

Hef je hoofd omhoog.

 

Als de ellende in de wereld begint, en die is begonnen, want hoeveel volken zitten op dit ogenblik niet in radeloze angst, wij zitten nog in dit kalme Nederland, maar hoeveel volken zijn er al in radeloze angst, en het neemt alleen maar toe.

Nou, zegt Jezus, laat je hoofd niet hangen, ga ook niet door de knieën, richt je op, letterlijk: ga staan, en hef je hoofd omhoog, want je verlossing komt dichterbij.

Als het heel erg donker wordt om je heen, en je weet niet meer waar je het zoeken moet, hef dan je hoofd óp; drink maar water uit de beek, maar je verlossing komt steeds dichterbij.

Verlossing waarvan? Hoe heet iemand die helpt bij een baring? Een verloskundige!

Even doordenken.

De verlossing van de Zonen Gods.

 

Duurt Sikkens d.d. 27-03-2017 (Hoogeveen)