Manna Wij zijn brood en wijn (Duurt 24-07-2011)

Manna

 

Vorige week, toen we stonden te bidden, sprak ik ineens een zinnetje uit, waar ik niet eens over nagedacht had. Ik dacht: wat zeg ik nou…?

Dat zinnetje heeft me zo aan het denken gezet, dat het vandaag hierover gaat.

Dat zinnetje was: Wij zijn brood en wijn!

Dus: dat we brood en wijn zijn!

Maar voordat ik zover ben wil ik even iets vertellen over het begrip ‘manna’.

Letterlijk betekent dat: ‘wat is dat?’ Het was iets onbekends.

En dat manna lag elke dag, elke morgen, rondom de tenten over de hele leger-plaats, een laagje. En daar bovenop lag dauw. En als de dauw door de zon een beetje opgetrokken was, konden ze dat manna zó verzamelen.

Mozes noemde het de heerlijkste gave, de kostelijkste gave van de hemel, dauw.

Een mooie uitdrukking.

En elke dag lag daar het manna.

Ze hoefden echt niet meer te bidden: geef ons heden ons dagelijks brood, want het lag er al.

Dan raapten ze het op in korven, schalen of bakken enz. Ze gingen het dan een beetje zeven, zodat de rommel en rotzooi er uit komt.

Daarna werd het fijn gemaakt in vijzels, je kon het ook malen. En daarna werd het gebakken en kon je het eten.

Dat moesten ze allemaal zèlf doen.

Manna raap je, maar je verwerkt het zèlf.

En verwerken is dóórdenken, kauwen en herkauwen. Dat is brood klaarmaken.

Ik vind het heerlijk om altijd over deze dingen na te denken. Het is m’n lust en m’n leven. Maar het probleem is dat ik dáárin juist altijd ontzettend word aangevallen met rotzooi en troep en druk van buitenaf; omdat je bezig bent met de kostelijkste gave van de hemel.

Manna wordt in één van de Psalmen ‘koren van de hemel’ genoemd. Dus geen gebakken broodjes, maar ‘koren’.

Het gaat erom dat je het zèlf overweegt, daarmee omgaat.

Het woord overdenken komt in Psalm 119 zeventien keer voor; eindeloos overdenken.

En mijn lievelingstekst staat in Psalm 123: hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Het gaat om de gedachtenwereld van God. Want uiteindelijk zullen we daarmee de gedachtenwereld van de boze, zijn kop, moeten vermorzelen.

Koren van de hemel.

Het gaat er om, om inzicht te krijgen in de dingen van de Vader. Dat je daar inzage in krijgt. Dat je het gaat zien.

Neem nou eens dat volk Israël. Dat is bevrijd uit het diensthuis, uit die slavernij; dat is echt een gigantisch wonderteken geweest.

En in plaats dat je dan in het beloofde land staat, sta je daar voor een woestijn.

Ze zijn bevrijd om te leren met vrijheid om te gaan. Dat moesten ze allemaal leren.

Dat konden ze niet; het was een wetteloos volkje hoor, en hartstikke occult.

Een heleboel namen gewoon hun afgoden mee uit Egypte.

Dus als je zegt: ‘het oude leven ligt achter mij’, maar wat heb je er uit meegenomen? Nog steeds binnen in je? Want een afgodsbeeld, ja, dat is b.v. een raar idee wat je steeds maar mee sjouwt uit het verleden; en voor mijn part is het een gebondenheid.

Ze moesten leren uit Gods hand te leven. En ze hoefden overdag niks te doen!

Ja, theetje zetten, tukkie doen…., ik bedoel maar, méér hoefden ze niet te doen.

Ze hoefden geen beroepen uit te oefenen. Kleermakers hadden ze niet nodig, want in die veertig jaar is hun kleding niet versleten. En de schoenen ook niet, dus schoenlappers vond je er ook niet.

Wist je dat? Veertig jaar? Dames, hoe zou je het vinden: veertig jaar hetzelfde kloffie?

Er zit natuurlijk een dieper beeld achter.

Het belangrijkste was dat ze moesten leren luisteren. Altijd leren luisteren; en dat is een kunst. Ja, wat hoor je?

Eigenlijk leren luisteren met de geest! En ze begrepen er zó weinig van; en ze zaten nog zó vol streken…, dat God eigenlijk gezegd heeft: laat Ik ze eerst maar eens een wet geven. Een normale wet van dingen die je niet doet.

Kijk, tegen een dief zeg je: dat moet je niet doen. Maar tegen iemand die nooit steelt, zal je toch niet hoeven zeggen: je zal niet stelen… Dus de wet is gegeven aan wettelozen.

Er zijn genoeg mooie en goeie mensen in de wereld die de tien geboden gewoon niet nodig hebben.

Die hebben een geweten, en daar handelen ze naar. Dat is helemaal geen punt.

Maar ja, waar waren ze druk mee? Met familietwisten; en het verschil tussen de stammen. En onderlinge ruzies.

Weet je dat Mozes daar de godganse dag mee bezig was? Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat kwamen de mensen bij hem drammen bij z’n tent. Over ruzies.

En er staat in de bijbel het woord ‘uitgeput’. Elke avond tolde Mozes uitgeput op z’n bed.

Z’n schoonvader Jethro, die op bezoek was, hij was een priester uit Midian, zag dat een poosje aan.

Toen zei hij: Mozes, jongen, dit gaat niet goed! Al die mensen met al hun gedram om je hut…. Nou ja, Mozes was zeer zachtmoedig en liet het dan maar zo; maar Jethro zei: dit moet je anders aanpakken want anders ga je er aan man.

Toen zei Mozes niet heel vroom: ‘de Heer is bij me’.

Wordt eens verstandig. Nou, zegt Mozes, hoe dan? Dan geeft Jethro aan hoe hij dat allemaal kan delegeren. En de moeilijkste zaken ging Mozes wel zelf oplossen.

Maar al dat gedoe…., daar is de leiding niet voor.

Dat is wat, als je zo met een volk moet omgaan, waarbij je zulke stomme dingen allemaal moet oplossen, alsof je daarvoor bent aangesteld.

Jezus zegt in Luc. 12:14: Wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld? Over dat gedoe, erfenissen en zo….

Dus je hoeft je natuurlijke problemen nooit voor te leggen aan de Heer of wat dan ook, echt niet.

Nou wil ik graag eens een stukje lezen uit Numeri 21: 4-6.

Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig.

In plaats van ‘onderweg’ staat er in de Statenvertaling: vanwege deze weg.

Zo van: Mozes, jongen toch, we kunnen toch binnen een maand in Kanaän zijn? Nee, jullie moeten eerst een heleboel leren.

En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn?

Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs (manna) walgen wij.

Nou moet je je dat even practisch voorstellen. In welke richting gaan ze nu weer? Naar de Schelfzee, of ander woord: de Rode Zee.

Daar waren ze veertig jaar geleden doorheen gegaan, en nou weer terug…?

Ja, jullie hebben in de woestijn niks geleerd. Ga eerst maar weer eens terug.

Wordt eens bewust dat je uitgeleid bent!

De Rode Zee is een beeld van de doop, en de doop is weer een beeld van opnieuw geboren zijn. Daarom zou ik nieuw-testamentisch willen zeggen: word je toch eens goed bewust dat je opnieuw geboren bent; letterlijk ‘van boven geboren’. Dat het om die mens gaat; die is eeuwig.

Als je je dat eens goed bewust wordt: opnieuw van boven geboren, wat een feest!

Dat woordje ‘boven’ moet je even goed onthouden.

Nou, en dan worden ze ongeduldig, ze walgen van dat brood en water, ze wilden wel eens wat anders eten…

Er staat letterlijk voor walgen: kotsen. Elke dag brood van dat manna gemaakt….

Het is koren uit de hemel, en zij kotsen er van. Dat zijn lui die ook zouden kotsen van

b i j b e l s t u d i e…. Ja, het gaat ook niet om bijbelkennis, wat heb je daar nou aan. Het gaat er om dat je dóór krijgt wat er met de woorden Gods bedoeld wordt.

Jezus zegt ook tegen de schriftgeleerden: jullie bestuderen de schriften, want je denkt dat daar het eeuwige leven in te vinden is. Nou, terecht, zegt Jezus, dat ben Ik, want de Schrift gaat over Mij!

Zó, dan wordt het wel effe stil hè?

En tegelijkertijd mag je ook zeggen: de Schrift gaat over ons, want als het over het Hoofd gaat, dan gaat het ook over het Lichaam!  Ze kotsten er van. Erg hoor, dat ongeduldige.

Nou ja, dan komen er vurige slangen, serafslangen. Eigenlijk waren dat origineel lichtende engelen, de serafin. Maar dit zijn gevallen engelen; daar zijn die slangen een beeld van.

En je moet oppassen dat je niet gebeten wordt door een boze geest. Want dat gif begint te werken, en voor je het weet, ben je geestelijk dood.

Je loopt dus gevaar geestelijk dood te gaan.

Dan gaat het verhaal verder. En hoe komt hier een eind aan?

Dat volk is aan het drammen en gaat tekeer: we gaan er allemaal aan…., nou ja, waar gemopper en gedoe en gefoeter al niet toe leiden kan, dan gá je er aan…

Mozes, riepen ze, doe iets!

En God zei tegen Mozes, maak maar een staak en giet maar een slang en zet die er op, en iedereen die daar naar kijkt, zal het leven houden.

Mozes doet dat dus, het zal wel niet een fraai kunstwerk geweest zijn, want anders zouden daar weer mensen voor sterven… En wie daarnaar keek, bleef in leven.

Waar is die slang, met die staak eronder, misschien door z’n kop, (de medische wetenschap heeft er ook altijd een slang bij), maar waar is dat een beeld van?

Van Jezus! Dat staat geschreven in Johannes 3:14: Gelijk Mozes een slang op een staak heeft gedaan, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden.

Dus Jezus zag er wel tegenop. Het móet gebeuren, zei Hij. Want als je dan op Hem let, dan blijf je in leven.

Alles wat aan een paal hangt, staat er in de bijbel, is vervloekt.

Nou, Jezus is gekruisigd, Hij heeft een vloek gedragen, de vloek van de zonde en de vloek van de dood.

Hij heeft het zondeprobleem opgelost en Hij heeft de geestelijke dood opgelost, afgeschaft!

Dus als je dáárop ziet, blijf je in leven!

Dat is mooi! Jezus gebruikt dus dat beeld voor Zichzelf.

Dat ging er bij de discipelen eerst helemaal niet in. Ik denk dat ze het ook niet begrepen hebben. Hè, zo’n Man, die zulke dingen zegt en doet…., en dan aan een staak als een slang…., daar klopt toch iets niet? Maar later begrepen ze het. Hij heeft de vloek gedragen, dan blijf je leven!

Het maffe is, dat die mensen die daarvan genazen, die slang hebben bewaard.

Ja, dat koperen ding moest bewaard worden, want als je daar naar keek, genas je….

Nou, dat is helemaal niet waar.

Weet je hoe lang ze hem bewaard hebben? Achthonderd jaar, en hij kreeg een plekje in de tempel.

Ja, in kerken en tempels moet je altijd fluisterend binnenkomen, en dan heel eerbiedig daar naar kijken; en dan zeggen: misschien geneest het nog wel een keer. En dan knielen en briefjes er op prikken.

Hizkia zei: dat koperen ding is een afgod geworden en hij heeft hem toen vernield. Hij begreep het.

Hoeveel mensen begrijpen het niet! Want waar ik ook kom, vooral in Frankrijk, wat zie ik dan? Gekruisigde Christusbeeldjes. Dat heet crusifix. Crusi = kruis en fix = vastmaken. Daar hangt Hij dus….

En de mensen eindeloos bidden en vragen en knielen.

Wat heb je in je hart? Want dát is de tempel. Heb je daar een gekruisigde Jezus of heb je daar een opgestane Heer?

Ben heeft het nog voorgelezen: wat méér is: de opgestane Heer!

Wij zien Jezus, zegt de Hebreeënschrijver, met eer en heerlijkheid gekroond.

Als ik in een concentratiekamp heb gezeten, en op het ellendigste moment is er een foto van me gemaakt, zou ik dan die foto verspreiden? Eindeloos…. Ja, ik vraag maar hoor….

Ga eens terug naar het begin. Dan hou je wel op met mopperen. Dat is erg hoor, moet je eens kijken waar het toe leidt.

We gaan weer even terug naar dat manna. Wat zegt Jezus daarvan?

Hij zegt: dat manna, dat ben Ik!  Want dat volk heeft brood gegeten en ze zijn allemaal gestorven, maar als je Mij eet, heb je het eeuwige leven.

Dat staat allemaal in Johannes 6.

Vers 33: ….dat is het brood Gods dat uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft; dat is het wáre brood uit de hemel.

Dus het èchte brood, uit de hemel.

Daarmee zegt Jezus dus: Ik ben van boven gekomen en Ik ben neergedaald.

Het woordje ‘neergedaald’ wordt in Johannes 6 een keer of zes gezegd.

Wat mooi dat dat koren neerdaalt en wat je dan zelf gaat verwerken; de uitspraken van Jezus. Koren op je molen, maal het! Doe dat! Dat is zo belangrijk, raap het op, zeef het.

Stel dat ik iets stoms zeg, nou, dan gooi je dat toch er effe uit? Dan hou je dat brood toch over? En val niet over dat steentje.

Dus ga het verwerken, dan heb je het vermalen. En het leuke is, dat de meeste mensen daar dan een beetje olie bij deden om er deeg van te maken. Kan ook met water hoor.

Olie en water, beeld van de Geest, het woord, dat dat goed dooreen gemengd wordt, doorkneed wordt. Dat doe je met je handen. Dan ben je dus met je geest bezig. En dan geef je het een bepaalde vorm. En iedereen mag z’n eigen vorm er aan geven, van krakeling tot stokbrood, dat maakt allemaal niet uit, het is jouw vorm.

Maar dan? Dan wordt het gebakken, want niemand eet deeg.

We kregen vroeger wel eens een stukje van m’n moeder voordat ze ging bakken; dat was altijd mierzoet en dat vonden we lekker, maar het diende gebakken te worden. En bakken gaat met vuur.

En vuur is een beeld van boze geesten. Als de wereld door vuur vergaat, betekent dat, dat de boze geesten zo verschrikkelijk veel macht krijgen, dat ze de mensen gigantisch onder druk zetten.

Zoveel mensen die daaronder bezwijken.

Dat vuur dient dus om te bakken. Je wordt gebakken door vuur heen.

Er zijn genoeg plekken in de bijbel die daarop wijzen. Als je stand houdt in die moeilijke dingen, in de verzoekingen, in je gedachtenwereld, dan zit je in een bak-proces.

En ik zal je wel eerlijk vertellen, de geur van vers gebakken brood in een Frans stadje, daar kan niks tegenop. Dat ruikt zó lekker!

Geur van vers gebakken brood, dát was Jezus. Want Hij heeft alle verzoekingen doorstaan in die veertig dagen, en toen kwam Hij er gebakken uit. Vers brood, heerlijk!

Dat geeft smaak, dat geeft geur.

Dus, dat manna, dat ben Ik, zegt Jezus.

En wij zijn ook boven geboren! Om dat te beseffen is toch niet saai? Daar ben je toch dag en nacht mee bezig? Ze mogen me er ook voor wakker maken, om deze dingen te bespreken, te overdenken.

Dat verveelt me nooi! Dat heet ‘brood des Levens’.

Dat is niet alleen Jezus, niet alleen Zijn uitspraken. Het zijn de uitspraken van God, die gestalte kregen in Jezus,

want het evangelie is door God verzonnen, niet door Jezus.

Het is dus Góds evangelie! Een blijde boodschap om de mensen weer eeuwig leven te geven.

Hij doet niets liever dan Leven geven.

Dát zijn nog eens hemelse schatten! Dus dat is niet saai.

Ja, ik weet wel wat saaie Bijbelstudies zijn, daar heb je niets aan.

Dus blijf zoeken naar die hemelse schatten. Ga die maar verzamelen.

Noem eens hemelse schatten. Het mooiste van alle schatten is natuurlijk het eeuwige leven; en dan met nadruk op ‘Leven!’

Maar gewoon gerechtigheid, eerlijkheid, trouw, vriendschap.

Wat kun je veel hebben aan een goeie vriend; dat is zó belangrijk.

Ken je die merkwaardige uitdrukking: ‘wentel uw weg op de Here?’ Wat stel je je daarbij voor?

Er staat in de Engelse vertaling: ‘ontsluit je wegen’. Durf je je te openen? Ja, alleen voor vrienden durf ik me te openen. Want die gaan niet als een psycholoog in me wroeten. Die gooien de boel niet overhoop. Die respecteren je innerlijk.

Vriendschap is een kostbare schat.

Welk een vriend is onze Jezus, zingen we, maar hoeveel vrienden heb je waaraan jij je durft te openen? Om te genezen. Om genezing te ontvangen.

En nou komt het: blijf zoeken en ontdek dat wij het brood de Levens zijn!

Het hoofd is hetzelfde als het lichaam. Denk eens aan brood en wijn, zijn lichaam en het bloed van Jezus. Dat is één ding.

Maar het betekent nog meer.

Het betekent ook Woord en Geest, en dáár gaat het om!

Wij kunnen ook van boven, als je wil, neerdalen. Dat betekent: onze hoge gedachten en de gedachten Gods openbaren aan de mensen.

Maar je moet wel eerst door de lucht.

En je weet van elk terugkerend ruimte-vaartuig, dat dáár de meeste weerstand ligt. Die shuttles die terugkeren.

Want in de dampkring is de meeste weerstand.

Paulus heeft het over de boze geesten van de macht der lucht.

Dus als je neerdaalt, stuit je op weerstand; want reken maar dat de boze er op uit is om juist dát, de openbaring van Jezus Christus, tegen te houden.

En wat zit er aan de onderkant van al die shuttles of neuskegels? Als dat neerdaalt, wat hadden ze daarvoor verzonnen?

Hitteschiltjes.

Een hele serie betegeld met hitteschiltjes. Dát zijn nou de gedachten Gods die je beschermen.

Het vuur spat er af, maar ze beschermen de inhoud. En als je dan geland bent, kun je Hem openbaren! Dan kun je de woorden Gods vertellen, want die zijn door vuur gelouterd. Die zijn zó echt en zó waar, zó kostbaar.

Je zou haast tegen de mensen zeggen: eet ons maar op. Eet en drink ons op, dan heb je het eeuwige leven. Want we hèbben het!

Want kijk, het bloed van Jezus is wat anders dan het bloed van Christus. Even goed doordenken!

Het bloed van Jezus was het natuurlijke bloed dat ze er uit geslagen hebben, en waarvoor Hij gehangen heeft.

Dat is het natuurlijke bloed van Jezus geweest; en ook Zijn lichaam is voor een groot deel vernield. Hij was hartstikke dood.

Maar ik heb het nu niet over het bloed van Jezus, maar over het bloed van de Christus, dat is het Leven wat door de Christus stroomt.

Wij hebben gemeenschap met dát bloed, zegt Paulus; en met dát lichaam.

De Christus is één en al brood en wijn. En we zijn het! Het is zó heerlijk om daarover door te denken.

Want we zijn ook geroepen, namens Jezus, om de wereld met God te verzoenen. En je wijst op die staak, die vloek die Hij gedragen heeft, maar je geeft ze het Leven!

Want  pal achter die tekst van dat stukje over die staak van Mozes, wat Jezus aanhaalt, als Hij zegt: de Zoon des mensen moet ook verhoogd worden: staat: want zó lief heeft God de wereld gehad.

Altijd wordt die tekst het meeste aangehaald, maar men vergeet die eerste te noemen.

Hij heeft z’n eerstgeboren Zoon er aan gegeven.

Hij heeft Hem ook aan de wereld gegeven.

En zo geeft God ook z’n andere kinderen aan de wereld, opdat een ieder die hen gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Dus zó eerste, zó ook de laatste.

Ik heb het belangrijkste nu wel gezegd. Er is nog één aardige tekst, Openb. 2:17:

Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt. Het is dus heel belangrijk om te horen. Dat moest het volk Israël leren. Hóe luister je naar wat de Geest tegen ons zegt? En wie goed luistert, hoort veel.

Er staat nog wat achter: wie overwint, zal Ik van het verborgen manna geven.

Het verborgen manna zit binnen in u. Wat zeg ik? Je bént het! Je bént Gods brood. Je bént Gods wijn. En daar worden de mensen vrolijk van. Daar wordt hun honger van gestild.

Het verborgen manna, en ook een wit steentje. Ik zal dat even uitleggen, want sommigen maken daar een grafsteen van, in het wit…, vreselijk!

Bij een uitspraak van een rechtzaak ging het om een witte steen en een zwarte steen. En welke er uitgehaald werd, of opgegooid werd in die Griekse rechtspraak, (eigenlijk staat er: een glanzend wit steentje) die was onschuldig. Vrij! Onschuldig!

Nou, als dát toch het light-motief van je leven is! Je wandelt in pure onschuld.

Dan kan ik je wel vertellen dat dát aangevallen wordt. Of wou jij zeggen dat je nooit wat uitgevreten hebt? Jawel, maar dat is vergeven. Ik ben nu onschuldig! Een ander heeft voor mij de straf gedragen.

O, wat een heerlijke boodschap is dat!

Ik moet altijd denken aan de begrafenis-dienst van Dientje, misschien weten sommigen dat nog.

Ik stond daar achter dat ‘ding’, dat vind ik altijd moeilijk hoor, maar ik mis Dientje nog heel erg. Maar er was een zee van witte bloemen. Ik weet wel dat een hoop mensen, die zich schuldig voelen, de overledene heel veel witte bloemen gaven. Ja, dat is merkwaardig, alsof ze iets wilden afkopen.

 

Maar het merkwaardige bij Dientje was, dat het allemaal witte rozen waren en daartussen zat toevallig één bosje rode rozen. Het leken wel bloeddruppels.

Toen had ik tranen in m’n ogen, want dank zij het bloed van het Lam krijg je allemaal een witte ziel. Dat is mooi hè?

De ruiters in Openbaringen waren allemaal in het wit gekleed, eentje in het rood, de voorste, in een rode mantel.

Dank zij Die hebben we allemaal prachtige klederen gekregen.

Maar goed, het gaat mij vandaag om het verborgen manna.

Paulus zegt: neem alsjeblieft een voorbeeld aan dat volk Israël, want in het grootste deel van dat volk heeft God totaal geen behagen gehad. Wist je dat?

Nog erger; er wordt tegen een gemeente gezegd: jullie zijn niet heet en niet koud, Ik spuug je uit, maar er staat letterlijk: Ik kots je uit. Wat moet Ik met je, je ligt me veel te zwaar op de maag.

Wat afschuwelijk en verdrietig voor God dat hij in het merendeel geen behagen had.

Ja, zegt Paulus, het is ons tot voorbeeld geschied.

Ze willen wel dansen en zingen en springen, maar ze gingen er wel allemaal mooi aan.

 

Trouwens, toen dit avontuur achter de rug was, en de mensen weer wat genezen waren, en ze weer verder trokken, toen vochten ze tegen een paar beroemde koningen, keiharde woestijndespoten, en dat wonnen ze. Ja, want de Heer was met hen.

Nou, dacht de duivel, ik zal ze dan wel op een andere manier verleiden, ik stuur wel een valse profeet, Bileam, die heeft toen het grootste deel van dat volk verleid.

Jezus zegt niet voor niks: jongens, ogen open, waakt, bidt dat je niet in verzoeking komt. Hou dat vast, dat je brood en wijn bent namens de Vader en namens de Zoon voor de hele schepping.

Dan kunnen we de wereld verder gaan verzoenen met God.

 

Duurt Sikkens d.d. 24-07-2011

 

 

 

Hooglied (Duurt 29-01-2017 Hoogeveen)

Hooglied

 

Ik wil eens even wat gedachten loslaten over het ‘lied der liederen’, oftewel het Hooglied. Het is geschreven door Salomo, hij heeft 3005 liederen geschreven, dus dat zijn er nogal wat, en deze is bewaard gebleven.

Ja, 3005, dat staat in 1 Koningen 4.

Hooglied is eigenlijk een duet tussen een bruid en een bruidegom; een verloofd stelletje, zou je kunnen zeggen.

Die bruid is een slavin, een Sulammietische slavin, met een donker gekleurde huid, want ze liep veel in de zon; en daar wordt die bruidegom verliefd op.

In Jeremia staat: Ik denk aan de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen je Mij gevolgd bent in de woestijn.

Die ‘Mij’ is God. Dus toen is zij Hem gevolgd, de woestijn in. God ging de woestijn in uit Egypte, want dat is je uitweg. God volgen is je uitweg.

En Hosea zegt: ‘je zult de Here kennen’.

Je leert Me wel kennen in de woestijn.

Er staat in Hooglied 1:3: als uitgegoten olie is uw naam.

Bij ‘uitgegoten olie’ moet je denken aan de zalving, en het Griekse woord voor zalving is Christos, oftewel ‘Christus’. En die naam is daarmee verbonden; de Christus.

En daarom hebben de jonge meisjes je lief.

In het Hebreeuws kun je het woord ‘jonge meisjes’ ook vertalen met ‘verborgen dingen’. Dus aan de Christus zijn verborgen dingen verbonden. Zelfs onsterfelijkheid. Dat betekent het ook.

Letterlijk staat er in het Hebreeuws: ‘over de dood heen’. Dat is wat!

Het woord ‘overlijden’ betekent ook ‘over-stappen’. Van het ene gebied naar het andere.

Het is mooi dat de naam van de Christus is verbonden met onsterfelijkheid, en met geheimen. Dat geheim delen we met Hem.

In vers 4 staat: Hij voerde mij naar zijn vertrekken. De vertrekken van de Christus.

Dat is je binnenkamer, waar je samen iets deelt. De binnenste kamer.

In vers 5 staat: Donker van huid ben ik.

Ik ben donker van dat eindeloze werken in de zon.

Ze was een slavin, vers 6, want de zon heeft mij verbrand.

De zonen van mijn moeder waren hard jegens mij.

Dat zijn notabene haar broers, en stelden mij aan als bewaakster der wijngaarden.

Nou nou, en zij daar maar zitten, en zij moest bewaken in die brandende zon.

En wat staat er achter? Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.

Dat is jou misschien ook wel eens overkomen, je bent zó bezig met andere mensen, ze te bewaren, ze te bewaken, en je verwaarloost jezelf.

Je bent nooit aan jezelf toe gekomen.

Dat is wel eens schrikken als je wat ouder wordt. Zóveel werk verzet voor anderen, en niet aan mezelf toe gekomen.

In vers 7 staat: Vertel mij toch, mijn ziels-beminde, waar je weidt…..waarom zou ik zijn als een gesluierde… Dat is een ver-zachtende omschrijving voor een prostitué. Maar dat is ze niet, ze was een slavin; op het heetst van de dag laat ze de kudde rusten.

Vers 8 zegt de bruidegom: Jij schoonste onder de vrouwen…, zo noemt hij dat donker gekleurde slavinnetje, want Jezus kiest voor mensen die aan de onderkant van de maatschappij zitten: de slavinnen.

En dan staat er een prachtige opmerking:

Volg dan de sporen der schapen, dan vind je nl. de herder.

Jij laat dus als schaap sporen na, nou, zeg dat maar tegen de mensen: ‘volg ons maar, volg onze sporen maar, dan kom je bij de herder uit’.

Bij de tekst: ‘De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets’, kun je ook lezen in het Hebreeuws: ‘De Heer is mijn Herder, ik ontbreek niet’. Ik hoor er helemaal bij.

Vers 12: Zolang de koning aan zijn tafel is, geeft mijn nardus zijn geur. Dat verspreidt zich door het huis.

Mijn nardus; dan heeft ze hem dus gezalfd met nardus.

Dat doet me denken aan het verhaal van Maria, die Jezus heeft gezalfd terwijl Hij zit te eten bij Simon de melaatse.

En de discipelen mopperden daarover: ‘dat geld kun je beter aan de armen geven’. En Jezus zegt dan: ‘de armen heb je altijd bij je, maar Ik ben niet altijd bij je, maar ze heeft Mij gezalfd met het oog op Mijn dood.

Overal waar dit evangelie verteld wordt, zegt Jezus, wordt dit verhaal van die zalving genoemd.

Want wat deed Maria? Zij zalfde Hem bij Zijn leven! Dus ze wees op de opstanding!

Want doden werden altijd gezalfd, maar Hij werd als levende gezalfd, en dat is schitterend.

Met het oog op Zijn begrafenis tijdens Zijn leven. Dus zij wist dat Hij zou opstaan.

Vers 17: De balken van ons huis zijn ceders. Waar je in woont. En het woord ceder is iets schitterends.

Een ceder is altijd groen, en het hout rot nooit! Dus je relatie rot niet weg en is altijd groen.

Hooglied 2:1: Ik ben een narcis, een lelie der dalen. Dit is een foute vertaling, het moet zijn ‘roos’.

Vers 3: In zijn schaduw begeer ik te zitten.

Dat is iets heel moois, je zit in de schaduw van God; dus is Hij de werkelijkheid, want Hij werpt die schaduw naar beneden, en daar zit jij in; maar de werkelijkheid is dat Hij naast je staat.

Dat is dus de werkelijkheid; de aarde is de schaduw van het hemelse.

En dan staat er iets geks in vers 7: Ik bezweer u, wekt de liefde niet op en prikkelt haar niet.

Nou, daar kun je een preek over houden, maar veel te vroeg moet er iets opgewekt worden waar je nog helemaal niet rijp voor bent.

Je moet kinderen nooit bekeren, ‘geef je hartje aan Jezus en zo…’. Nooit doen.

Ze zijn nog niet rijp, ze mogen kiezen als ze ouder zijn, als ze zèlf kunnen beslissen over ja of nee.

Met verkering is dat toch ook zo? Een kind van vijf jaar ga je toch ook geen verkering aanpraten?

Dus kinderen nooit bekeren, ondanks alle akties die worden ondernomen.

In Wapenveld was het zo: als je je hartje aan de Heer gaf, er waren tentsamen-komsten, dan kreeg je een spekkie; heel veel kinderen kregen dus elke dag een spekkie. Dat bedoel ik nou!

Vers 8: Hoor, mijn geliefde! Eigenlijk staat er, ze hoort dat dan ook: ‘de stem van mijn liefste’.

Een stem die je herkent uit duizenden.

Ik kan getelefoneerd worden, en soms zegt er eentje: ‘met mij’, en je weet wie het is. Je herkent de stem.

Zij herkent ook de stem van haar liefste.

Die stem versta je toch?

En dan vers 9: Zie, hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, spiedend door de traliën.

Hij zoekt je, want jij zit achter de tralies.

Dat kan nu ook zelfs het geval zijn dat jij achter tralies zit, en achter een muur.

Dat kan toch? Barrières, waar je achter kan zitten, zodat je niet tevoorschijn durft te komen.

Bijvoorbeeld een muur van rot-ervaringen, wat je allemaal hebt meegemaakt. En die muur staat tussen jou en die ander in.

Of zonde, een muur van zonde; van vroeger nog, die je steeds weer te binnen schiet, en dat je niet kan geloven in vergeving.

Of een muur van rouw. Je moet altijd de tijd nemen voor rouw hoor; maar het kan ook zó lang doorgaan dat het een muur wordt. Of schaamte. Je schaamt je zo voor jezelf. Terwijl je bruidegom zegt: ‘laat me nou eens je gedachten zien, ik wil je zien zoals je bent’.

Dat gaat dus over je inwendige mens hoor! ‘Mag ik je eens zien? Dat is het enige wat ik wil’.

Of je hebt een knoert van een ego: ‘Hier ben ik!’ Dat kan een muur zijn. Dat zijn tralies. Ik noem het maar tralies.

Of dat je een rol speelt van een gelovige: ‘Ik ben een christen’. O ja joh…..?

Het gaat er toch om dat je op je daden beoordeeld wordt?

Of je bent slaafs, zoals dat slavinnetje.

Heel slaafs, eindeloos vragen aan de Heer: ‘wat wilt U dat ik doen zal?’

En dan zegt Hij: ‘Niks! Ga eens naast me zitten, ik zoek je alleen maar, Ik wil alleen maar je gedaante zien’.

Tja, leuk doen, veel aktiviteiten….

Een hele zware muur is ‘ontkenning’.

Dat je ontkent bent. Misschien door opvoeding, of gepest op school, je bent eigenlijk niks waard.

Dus de ontkenning van jezelf. Maar Hij zoekt je.

In het Hebreeuws kun je tralies ook vertalen met ‘netten’; netten waar je achter zit. Verstopt, verborgen achter sluiers.

 

En wat is nou het eerste wat hij zegt?

Vers 10 en vers 13: ‘Meid, sta op’.

Daar heb je de kern van het evangelie.

Opwekken, dat doet iemand anders, en opstaan doe je zelf.

Iemand wekt jou uit je slaap, en jij staat op! Het is een wederzijdse werking.

Sta op uit die slaafsheid; sta op van achter die muur; loop om die tralies heen; verstop je niet langer.

Vers 14: Laat mij uw gedaante zien.

Dan staat er: Je bent een duif in de rots-kloof.

Als je een duif in gedachten neemt, en een rotskloof, dan zie je die duif niet meer. Ze hebben precies dezelfde kleuren.

Dus jij houdt je schuil, je bent haast niet te zien. Doodstil en angstig wacht je maar weer de dingen af. En dat is jammer.

Een tortelduif, angstig en verborgen.

Maar degene die jou lief heeft, heeft je gezien hoor! In die rotskloof, waar je in gevangen zit.

Mag ik je gedaante zien, mag ik je wezen leren kennen? Dat is wat, dat je je wezen openbaart. Tjonge, wat zijn er een hoop trucjes om dát te verbergen.

Hij kijkt dwars door de trucjes heen, door de muren en tralies heen, en Hij ziet je.

Hij ziét je! Hij ziet je zitten, zoals ze tegen-woordig zeggen.

Er staan prachtige dingen in, vers 11: de winter is voorbij……, het is een tortelduif (12).

Op het hoofd van Jezus, in het visioen van Johannes de Doper, zat ook bij Zijn doop in de heilige Geest, een tortelduif, en niet een knoert van een witte doffer.

In Hooglied 8:5 staat iets merkwaardigs, ook iets heel moois.

Wie trekt daar op uit de woestijn, leunend op haar geliefde?

Zie je het voor je? Jij zit in je woestijn, je moet er door, iedereen heeft een woestijn, van teleurstellingen, van verdriet, van onbegrepen wezen.

En dan in die woestijn zoekt Hij je op hoor! Anders kom je er nl. niet uit!

En daar komt ze aan, dat slavinnetje, een beetje wankelend nog, en dan leunt ze op haar geliefde.

Wat is dát een mooi beeld! Ik heb er nog nooit een schilderij van gezien.

Durf je dat? Leunen op je geliefde?

En je kijkt nog ‘es, en hij kijkt ‘es naar jou, en je ziet de liefde in elkaars ogen.

Zij beseft het nog niet helemaal, maar hij wel! Wat een mooie tekst!!

Zó kom je uit jouw woestijn!

Dat zegt Johannes ook: Bereidt in de woestijn een weg.

Die weg der ontsnapping, exodus. Dat is een uitweg.

Ze vertalen het met ‘uittocht’, maar ‘uitweg’ is veel dichterbij. Je komt er uit, hoe dan ook.

We gaan weer terug naar hoofdstuk 2:15.

Nou moet je die kleine vossen vangen, die de wijngaard verderven. En wat doen kleine vossen in een wijngaard? Die vreten de jonge druifjes op; de jonge loten vreten ze af.

Is dát misschien bij je gebeurd?

De allereerste beginnetjes van Gods liefde, van de Christus in je, want over die beginselen gaat het, lees maar na in Hebreeën. Het wordt vertaald met ‘eerste onderwijs’, maar beter is: ‘de eerste beginnetjes van de Christus in je.

Dat wordt uitgewerkt in Psalm 139.

Als de vossen die beginnetjes wegvreten, wat heb je dan nog? Ben je ze vergeten?

Dat kan hoor!

En als de eerste beginselen weer worden weggevreten, dan komen ze ook nooit tot rijping, dan ga je dood.

Vers 16: Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem. Duidelijker kun je het niet zeggen. Die liefde is wederzijds.

Dat vraagt Jezus ook hè, blijf in Mij, want Ik blijf in jullie.

En dan iets merkwaardigs in hfdst. 3:4:

Nauwelijks was ik hen voorbijgegaan, of daar vond ik mijn zielsbeminde. Ik greep hem vast en wilde hem niet loslaten…., en wat doet ze dan? …totdat ik hem gebracht had in het huis van mijn moeder…. Ja, dan ga je toch naar het vaderhuis? Maar hier staat het moederhuis. Dat is een mooie. Het huis van mijn moeder, nl. de plek waar je vandaan komt; dat is je moederhuis. Dáár ben je geboren.

Het wordt herhaald in hfdst. 8: 2: Ik zal u leiden, ik zal u brengen naar het huis van mijn moeder, die mij opvoedt.

Dus het moederhuis, dat is leuk!

In God zit dus iets vaderlijks en tegelijker-tijd ook iets moederlijks.

En wat gebeurt er dan? Dan wordt jouw woestijn een park, een enorme gedaante-verandering. Met allerlei soorten vrucht-bomen.

Hfdst. 4:12: Een afgesloten hof zijt gij, een afgesloten bron, een verzegelde bron.

Goed bewaken, goed bewaren. In die woestijn is een bron gekomen die de hele boel vruchtbaar maakt.

Het zijn de gedachten Gods die jou vrucht-baar maken.

Die bron hier is de heilige Geest.

Jouw woestijn wordt een park! Een hof!

Dát is wat! Het gaat hier over jouw leven hoor.

Wat ben je mooi, wat ben je een mooie tuin, een lusthof, een paradijs.

In vers 15 staat ook nog: beken van de Libanon. Maar Libanon betekent gewoon ‘witte berg’, met die eeuwige sneeuw.

Vers 16: Als die wind er doorheen waait, gaat het ook heerlijk ruiken in die hof, dan gaan er balsemgeuren stromen.

Jij gaat heerlijk ruiken, je verspreidt de geur van Christus; wie met jou omgaat, ruikt wat lekkers.

Dan hfdst. 5:6 en 7: Ik zoek de geliefde, maar vond hem niet. De wachters, die in de stad hun ronde deden, troffen mij aan, ze sloegen me, verwondden me, en rukten het overkleed af.

Dus in die stad gaat ze op zoek en ze vindt hem niet, ze komt een stelletje wachters tegen, beroerde kerels hoor, die slaan haar zomaar.

Dat zijn de bewakers van de dogma’s: ‘zó is het en niet anders’.

Zij is één en al onschuld, nou, dat gunnen die wachters je niet. Als jij zegt: ‘ik ben totaal onschuldig’, dan moet jij eens kijken wat dat wakker roept bij de wachters. Die fronsen hun wenkbrauwen; dat kan niet, je bent zondaar tot de dood; altijd schuldig.

Altijd sta je schuldig tegenover God; het zijn de religie-systeembewaarders.

Als je van ons evangelie een systeem maakt, dan ben je fout bezig. Dan ben je bezig met verkeerde Godsbeelden, want die wachters hébben een verkeerd Gods-beeld.

En ze rukken haar overkleed af, nou, daar heb je het, dat ze bijna naakt is; ze gunnen haar haar onschuld niet.

Het overkleed bedekt je, ze willen dat jij je op één of andere manier schuldig voelt.

Daar heb ik het al in de boodschap van Job over gehad.

In hfdst. 5:10-16 wordt de Christus beschreven. Eén en al puurheid.

Zo mooi, reinheid en verzoening.

Vers 10: Mijn geliefde is blank en rood.

Daar staat inderdaad in het Hebreeuws het woord ‘Adam’, Adam was niet wit, ook niet zwart, maar roodachtig, bloedrood.

Hij wordt hier zo wonderlijk mooi beschreven.

Vers 16: Zijn verhemelte is enkel zoetheid.

Dat betekent: Hij is vol van genade.

Als je hem tegen zou komen, dan kijkt hij je genadig aan. Alles aan hem is bekoorlijkheid. Dat zijn z’n werken, dus z’n woorden en z’n werken.

Paulus zegt: ‘Hij was in de gestalte Gods’.

Zo is mijn geliefde, mijn vriend. En wat is een vriend? Daar deel je je vertrouwelijk-heden mee, anders is het geen vriend. Dan durf je je helemaal bloot te geven.

Dat is een beschrijving van de Christus,

en als je beseft dat de Christus in jou leeft; dat is een geheim.

In hfdst.6:10 gaat het over haren (5), daar gaat ze als de dageraad; ze wordt vergeleken met de dageraad. Nou, dat is een prachtig beeld van een moeder.

In Psalm 110 staat: Uit de schoot van de dageraad komen de zonen.

Hier wordt de vrouw uit Openbaring 12 beschreven.

De dageraad is één en al licht. En wat zij baart is ook licht. Zij is in Openbaring 12 bekleed met de zon.

Dat is toch een schitterende gestalte daar in de hemel?

10: Als een blanke maan, stralend als de gloeiende zon. Dan staat er ook nog: geducht als krijgsscharen. Ja, er gaat natuurlijk wel wat van haar uit: macht, tegenover de boze hoor.

Een andere vertaling zegt: Schitterend als sterrenbeelden. Ook een mooi beeld van die vrouw. Hier wordt over ons gesproken, wil je dat niet vergeten? Dus niet voor anderen; het is voor jou bedoeld!

In vers 12 staat nog: Ik kende mijzelve niet. Dat zegt die bruid.

Hoe ver gaat jouw zelfkennis?

Ik kende mezelf niet; ik wist niet wie ik was; ik weet ook niet wat er in mij is.

Dát zoekt God op, en daar sluit hij op aan.

Want in jou zit de mogelijkheid om uitein-delijk de vrouw van God te worden. Dat is een heerlijke toekomst.

Wat zit er in je, je bent een schat in de akker; dus door het evangelie, wat altijd wordt vertaald met ‘goede tijding of goede boodschap’, dat is ook waar hoor; maar het kan ook vertaald worden met ‘zachte boodschap’, dat is mooi hè?

Ja, Jezus’ woorden waren vriendelijk; en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben. Dat had Hij zelf ook geleerd. Hij was zacht van gemoed.

Hfdst. 7:6: Hoe schoon zijt gij, en dan staat er ineens ‘liefde’.

Dus geliefde is één ding, maar liefde is wat er opgebloeid is tussen die twee.

Dus door het woord van een geliefde, door de liefde, wordt je ware wezen kenbaar, en dáár zoekt God naar; naar je werkelijke wezen. ‘Wie ben je, vertel, wie weet waar je achter gezeten hebt; wie weet waar je nu nog mee zit. Het kan van alles wezen, maar God ziet daaraan voorbij, en Hij zoekt jou.

Durf dat maar eens te zeggen bij een vriend of vriendin, daar durf je je diepste wezen kenbaar te maken.

Hfdst. 8:6: Leg mij als een zegel aan uw hart, een zegel aan je arm.

Geen tatoeage. Een verzegeling. Wij zijn ook verzegeld, en we hebben een zegel van de Vader gekregen, en dat is het zegel van de heilige Geest.

De heilige Geest is uiteindelijk God Zelf!

In Genesis 1 staat: De Geest Gods zweefde boven de wateren.

Ja, de Geest van God? En Hijzelf dan? Dat kan dus niet, want Hij is Geest. Dus je hebt een heel klein stukje van Gods Geest gekregen, een beginnetje; dat is het woord beginsel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We hebben van Zijn Geest gekregen, schrijft Johannes. En dát gaat groeien, het leeft, en alles wat leeft, groeit.

Leeft God? Ja! Dan groeit Hij nog steeds in mensen. Want in mensen heeft Hij een welbehagen.

Ik ben een zegel aan Zijn hart.

Vers 12, en dan moet jij eens kijken wat er gebeurd is: Mijn wijngaard, de mijne, ligt vóór mij.

Zó, ze heeft eindelijk tijd besteed aan haar eigen wijngaard, en ze kijkt vol trots naar haar eigen bestaan, haar eigen wezen. Ja, die ligt vóór me!

 

Ik ga er nu mee stoppen, ik zet jullie gedachten gewoon op een spoor. Ik heb het wel eens verteld, het Nederlandse woord ‘leren’ betekent ‘een spoor volgen’.

Dat is een prachtige uitdrukking hè?

Leer van Mij, volg Mijn spoor na.

Ik heb wel een vraag: ‘waarachter kun jij gevangen zitten?’ Dat kan best hoor, misschien loop je al jaren mee, dat kan best, maar er zijn dingen waar je achter gevangen kan zitten.

Maar door jouw tralies heen, zoekt Hij je op, en dáár heb je de Zoon, een Zoeker. 

 

Duurt Sikkens 29-01-2017 (Hoogeveen)

 

 

De vroege en de late regen (Duurt 27-11-2017 Hoogeveen)

De vroege en de late regen

Deuteronomium 11:11 en 12:

Jullie zijn uit Egypte gegaan, maar het land waar je heen gaat om in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water drinkt van de regen des hemels, een land waar God voor je zorgt.

Dat land ontvangt de regen des hemels, die wordt dus niet kunstmatig besproeid.

De vroege regen in Palestina viel in oktober/november; dat was essentieel voor de landbouw. Door die regen werden de bronnen gevuld en begon het zaad zich te ontkiemen, daar ging het om.

Die akker, de wereld, is een prachtig beeld van de akker van de Geest.

In Genesis 2:5 staat: De Here had het nog niet doen regenen. Er waren toen nog geen wolken. Er was ook geen mens om de aardbodem te bewerken.

Wat is er nou gebeurd? Die eerste Adam kreeg de opdracht: bewerk het maar.

En de landman, in wiens dienst hij staat, was God. God is in de bijbel altijd ‘de Landman’.

Als Jacobus zegt: De landman wacht op de vroege en de late regen, dan is dat God. God wacht op regen!

Jezus is wèl Iemand die de aardbodem is gaan bewerken, de akker van de Geest.

Die maakt Hij rul, zodat het zaad er in kan vallen. Regen vulde de bronnen. Dat is een prachtig beeld van mensen die vol raken van de Geest van God, want jij bent ook een bron geworden.

Je hebt één slok water gehad, en dat wordt in je een stroom; het begint klein, maar het wordt een stroom. En daarmee kun je de aarde vruchtbaar maken.

En het zaad dat ontkiemt, dat is het woord van God dat in je gezaaid is. Geef het de kans om te ontkiemen.

Mensen worden dan bronnen.

In Joel 2:23 staat: God geeft je de leraar ter gerechtigheid. Niet ‘der’, maar ‘ter’ gerechtigheid, dat betekent: ‘naar een doel toe’, en dat is Jezus. Verder zegt Joel: en regenstromen laat Hij voor u neerdalen, vroege regen en late regen.

Dus het leraarschap is verbonden met regen. Dus de doop met de heilige Geest maakte van Hem de eerste Leraar, of je kunt ook zeggen: ‘Raadsman’.

Het woord ‘parakletos’ is vertaald met ‘trooster’, maar dat is niet zo’n goeie vertaling. Eigenlijk is het ‘Raadsman’, de eerste!

En als Jezus zegt: God zal je een andere Raadsman geven, dan is Hij dus de eerste, en de heilige Geest is de volgende Raadsman.

Het woord ‘advokaat’ geeft ook heel goed weer wat parakletos betekent: ad = erbij, en vokaat = roepen, dus iemand die erbij geroepen wordt.

Als ik een rechtzaak heb met een advokaat, dan troost hij mij niet, (haha, ik zie het al voor me), maar hij gaat mij verdedigen. Als raadsman geeft hij me goede raad.

Dus jij wordt door die Leraar, door die Raadsman, onderwezen. Je wordt onderwezen in het Koninkrijk der hemelen.

Het gaat om die leer!

Het woord ‘leer’ heeft ook een bijklank gekregen, ik hou meer van het woord ‘onderwijzing’, net als het woord Thora, een onderwijzing.

En Hij leert je niet alleen een manier van leven, Hij leert je leven! Want wát is nou leven? Je wordt dus opgevoed in de leer van het Koninkrijk der hemelen.

Je bent heel klein begonnen, dat zaad in je ontkiemt, dan komt het op, en dan…., wat gebeurt er als er een grote droogte aanbreekt, dan sterft er wat er gezaaid is, dat kan. Als mensen na de doop in de heilige Geest in een woestijn raken, in een gedachtenwereld die niet uit God is, dan verdroogt de boel hoor, en dan raken ze kwijt wat ze hebben, en dat is heel erg, dat zie je om je heen gebeuren.

En die regen komt uit een wolk, en dat is een prachtig beeld. Want God wordt heel vaak voorgesteld als Iemand die in een wolk woont. In het Hebreeuws betekent dit woord wonen, God woont dus, het is Zijn woonplaats. En de wolk speelt een grote rol in de tocht van het volk Israël uit Egypte, er was altijd die wolk.

Ook op de ark was die wolk aanwezig tussen de 2 engelen.

En uit die wolk gaat het regenen; dan moet je eens nagaan dat wij die wolk zijn, wij zijn die wolk van de getuigen van Jezus. Een prachtige wolk, want God woont in ons!

Je kan zeggen: God woont achter me, en voor me, en naast me en boven me, Hij is om me heen. Daar is een liedje van, maar er ontbreekt één woordje, dat is ‘in’, Hij woont ‘in’ je.

Hij heeft ons uitgezocht als woonplaats. We hebben van Zijn Geest gekregen, en die Geest ontwikkelt zich ‘in’ ons!

Wij zijn een volk waaruit het regent, en nu is het wachten op de late regen.

En die late regen is een milde regen hoor, en niet de plasregens waarmee de aarde overspoeld wordt: ‘halleluja…., lofprijs…, en meer van dat spul. Dat zijn plasregens.

Die vernielen eerder dan dat ze iets doen opbouwen.

In Psalm 104:3 staat: Hij maakt de wolken tot Zijn wagen, zo beweeg Hij zich voort.

En in Exodus 16:10b staat: de heerlijkheid des Heren verscheen in een wolk.

Dus als jij je hart hebt gezet op de heerlijkheid van God, dat is Zijn wezen, z’n werkelijke aard, dan verschijnt Hij in jullie. Dat is een eeuwenoude wens van Hem, verschijnen in mensen.

Ik heb het God wel eens gevraagd: wat doet U nou de hele dag? Ik flapte het er zomaar uit voordat ik er erg in had, en toen kwam het daarop neer: verschijnen!

Ik wil zo graag aan mensen verschijnen, zodat ze m’n ware gezicht kunnen zien.

Als je God aanbidt, dan ga je niet springen en dansen of zo. In het Grieks staat er voor het woord aanbidden letterlijk: ‘toekussen’. Dat is toch mooi!

Dat is een heel intiem gebaar, in stilte. Dat is het beste klankbord voor God, de stilte.

In een Psalm staat er: Stilte is voor U een lofzang. Dus in stilte en vertrouwen.

In Psalm 68:10 staat: Een regen van milde gaven stortte Gij uit. In het Hebreeuws staat er: een regen van vrijheden.

Daar heb je God, allemaal vrijheden geeft Hij aan jou.

Vrij om te handelen, vrij om te denken, vrij om te doen. En als je een fout maakt, dan verbeter je dat, dat is nou alles.

Heb je gezondigd, belijdt dan je zonde en ga vrolijk verder. Ga niet de hele week tobben van: ‘hoe is dat nou allemaal gekomen’. Dat heeft helemaal geen zin.

Ga vrolijk verder, God is veel te blij met je!

Ezechiël spreekt van zegenbrengende regens.

Alles wat goed is, komt van boven, alle zegen komt van boven. Dat is wáár hoor!

Maar wist je dat jij ook tot een zegen bent gesteld? Want jij bent óók van boven!

Wij zijn geen koningskinderen die steeds hoger klimmen naar het doel van God, wat een inspanning! Waarom? Dat geklim op die bergen…., nee dus.

Ik heb het wel eens gevraagd, ben je liever een klimplant dan een hangplant?

De meesten zeggen: ‘een klimplant, kom op!’

Niks daarvan, een hangplant, dan heb je je wortels boven, en wát je hebt, laat je beneden zien. Dat is nou de zegen-brengende regen.

Je bènt een zegen voor de mensheid. Het is een feest voor de mensen om met jou kennis te maken, dan maken ze dus kennis met God.

Dus die leer van de late regen, die onder-wijzing waar het naar toe gaat, komt uit die wolk. Dus die leer ontwikkelt zich ìn je!

De laatste dingen, waar het allemaal op aan komt, dat ontwikkelt zich in jouw

gedachtenwereld, die vergelijk je met die van God. Want God denkt ook en Zijn gedachten zijn zo mooi.

Maar Hij is een Vader in een huisgezin, hij kijkt de tafel dan eens rond, denk je dat Hij dan niks zegt? En maar kijken, en het blijft maar stil, Hij vraagt wat aan z’n kinderen, zeg eens wat je denkt, vertel! Vertel wat je hebt meegemaakt!

Daar heb je je hemelse Vader die ook nieuwsgierig is naar jouw gedachten.

Vertel maar, want Ik hou van je!

Dus waar het naar toe gaat, dat ontrolt zich in ons! Besef dat goed, want we zijn met mooie dingen bezig!

Die late regen zorgt voor de korrelvorming in de aarde. Dáár is die late regen voor.

Dus als God wacht op de late regen, dan wacht Hij totdat de korrel zich vormt in de aarde; dat jouw leven zich ontwikkelt en volwassen wordt. Dat is trouwens een kwestie van rust.

Je kent de gelijkenis van Jezus over de landman, die zaait. En wat doet hij daarna? Heb je dat wel eens goed gelezen? Hij gaat slapen! Hè? Slapen?

Ja, hij zaait en gaat dan slapen, nacht en dag. En als het koren rijp is slaat hij de sikkel er in. Dat is een rustige landman.

Ja, hij heeft in geloof gezaaid en hij weet dat het opkomt. Maar hij wacht dus!

In Zach. 10:1 staat: Vraag de Heer om de late regen. Heb je daar wel eens om gebeden? ‘Laat die late regen zich nou eens in ons ontwikkelen!’ Doe dat eens!

Want die scheiding tussen goed en kwaad gaat een hoogtepunt bereiken, het kwaad grijpt op dit ogenblik in de wereld al als

een tornado om zich heen. Maar wij werken naar een scheiding toe.

Het goede graan wordt rijp.

In de gelijkenis van het onkruid en de tarwe zien we dat het onkruid ook rijp wordt. Vergis je niet!

Daar valt ook de late regen op, die worden ook opgevoed in de gedachtenwereld van God, dat is gek! Hoe kan dat nou?

Judas heeft de hele periode dat hij bij Jezus was tussen de discipelen gezeten, en heeft alle geheimen van het Koninkrijk Gods gehoord van Jezus. Alles!

Hij heeft ook zieken de handen opgelegd, hij heeft ook wonderen en tekenen gedaan, net zoals de andere discipelen.

Niemand had dóór dat hij de verrader was. En Jezus heeft het ook nooit laten merken door bijvoorbeeld Johannes aan te stoten en te zeggen: ‘ik heb toch zo’n moeite met die Judas’.

Dus je stoot elkaar niet aan om anderen op fouten te wijzen. Blijf maar doorgaan met waar je mee bezig bent.

Judas was niet te onderscheiden van de andere discipelen. Tot aan het laatste avondmaal heeft hij het verborgen gehouden. Jezus wist het en zei tegen Judas: ‘ga nu maar doen wat je van plan was om te doen’. En Judas gaat.

Niemand had het dóór!

Wat wil dat zeggen? Dat hij vals was. In het Grieks staat voor het woordje ‘vals’: pseudo, en pseudo betekent: ‘net echt’.

Niet te onderscheiden van écht.

Je hebt munten en valse munten, probeer daar nou maar het verschil tussen te zien.

Dat zit zó dicht bij elkaar.

In de rede over de laatste dingen die Jezus noemt (Matth. 24:24b) zegt Hij: …zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.

Ware het mogelijk…, dus mijn vraag is: ‘heb je onderscheid van geesten?’

Heb je dat? Onderscheid je de geesten uit God en de geesten nièt uit God?

De zonen Gods worden rijp, en die anderen worden ook rijp. Allebei groeien ze op, zogenaamd in het Koninkrijk.

En jij hoeft dat onkruid, dat valse graan, die pseudo-christus, valse christussen zegt Jezus, die hoef jij niet te wieden, die hoef je er ook niet uit te trekken, want dát doen de engelen, die binden dat bij elkaar in bossen en gooien het in het vuur.

En die graanhalmen buigen het hoofd.

Er zijn dus zonen Gods èn zonen des verderfs.

Dè zoon des verderfs, de antichrist wordt ook een keer openbaar, en hij is nu al aanwezig, en bezig openbaar te worden.

Jezus noemt Judas ook de zoon des verderfs, hij leek daarop, dus was hij een valsaard.

Het geheim van God wordt ontsluierd, die sluiers gaan steeds meer weg, daar zijn wij mee bezig, dat zijn de zeven donder-slagen uit Openbaringen. Dat geheim komt langzamerhand openbaar.

Maar ook het geheim van de valse kerk wordt ontsluierd, de wetteloosheid, want voor zowel Christus als de antichrist geldt het woordje ‘parousia’, wat totaal verkeerd vertaald is met ‘wederkomst’.

Parousia betekent: ‘aanwezig zijn’.

Dus je hebt de parousia van de antichrist en de parousia van de Christus.

Wordt je dan bewust van de parousia van Jezus in jou!

Word je dát eens bewust! Want je bent geen mens meer met een godsdienstige mening, je bent een mens Gods!

Miljoenen mensen zijn op het ogenblik bezig met zichzelf: ‘mijn ‘ik’ moet hersteld worden’, en allerlei cursussen volgen, en alles maar doen om maar kijk te krijgen op jezelf, wie ben ik.

Ik snap dat best hoor, als je niet weet wie je bent, dan ga je zoeken wie je wèl bent.

De enige die weet wie je ècht bent, dat is God. Laat je maar kennen door Hem, want Hij kent je wel. Dan moet jij eens kijken wat er gebeurt. Dan geneest je geest, maar je ziel geneest ook.

Met je geest neem je gedachten van God over, en je ziel plukt daar de vruchten van, die geneest dan, want Hij is je Maker.

Ja, wie weet nou het beste hoe je in elkaar zit? Dat is Degene die je gemaakt heeft.

Als m’n fiets kapot is, ga ik naar de fietsenmaker, en niet naar de groenteboer.

Dus je Maker kent jou, wees dus blij dat Hij je gemaakt heeft.

Maar die geheimen, die beide parousia’s, komen aan het licht.

Paulus gebruikt trouwens ook het woord parousia voor z’n eigen aanwezigheid ergens.

Ik kreeg deze week een nieuwe gedachte, die leg ik hier maar neer, daar moet je maar eens over nadenken of het waar is.

Als Jezus ten hemel vaart, dan staat Hij tussen een groepje mannen, Zijn volgelingen. Hij zegt dan: ‘het is beter dat Ik weg ga’. Anders blijven ze zó afhan-kelijk van Mijn tegenwoordigheid, dus is het beter dat Ik weg ga.

Er staan ook 2 mannen bij, weet je wie dat waren trouwens? Dat zijn Mozes en Elia. Zij waren ook bij het graf, daar stonden 2 mannen, er staat niet ‘wezens’ of ‘engelen’, maar ‘mannen’.

Dus Mozes en Elia stonden er bij toen Jezus ten hemel voer; ze verschenen, en ze gingen er tussen staan, en ze keken naar de discipelen die met grote ogen naar boven stonden te kijken, waar Jezus uit het zicht verdween.

Toen zeiden ze: ‘waarom kijken jullie als- maar naar boven?’

Dan zeggen ze iets heel merkwaardigs: Op dezelfde manier zoals Jezus is heen gegaan, komt Hij ook terug. Dát zeggen ze, dat staat in Handelingen 1:11.

Hoe is Hij dus gegaan? Vanuit een groepje mensen.

Hoe komt Hij weer? In een groepje mensen! Dat is nou die hele parousia!

Zó eenvoudig! In groepjes mensen komt Hij openbaar.

Geen getoeter, geen bazuin, geen trom-geroffel, niet het weerkomen op een of andere berg, die berg is toch al gespleten.

Ook niet binnenkomen door een gouden poort. Dat is allemaal science fiction.

Hij komt terug in doodgewone eenvoudige mensen! In jou! Hoe eenvoudig wil je het hebben?

Je hoeft ook nergens heen te gaan als ze zeggen: ‘daar verschijnt Hij’. Of: ‘Hij is daar’. Och, zegt Jezus, ga er niet heen hoor. Dat heeft helemaal geen zin.

Ja, maar daar gebeuren zulke grote wonderen…..!

Maar Jezus zegt: ‘Ik verschijn binnen in jullie’. Dichterbij kan Hij niet komen.

Dus dat is die gedachte: ‘hoe komt Hij terug!’.

Ik denk in ál Z’n eenvoud, in de stille in den lande, in gewoon volk.

We gaan weer even terug naar die regen.

Hosea 8:7. In de septuagint-vertaling staat, dat slaat op de tegenstanders:

Zij zaaien verdorven, verpest zaad.

Een leugenleer. Een gewas zonder aren, de stengel heeft geen hoofd en brengt geen meel voort.

Wat heb je dan aan zulk graan?

Trouwens, het onkruid en de tarwe, uit de gelijkenis van Jezus, als je van die korrels meel maakt en je bakt er brood van, dan word je helemaal crazy. Je gaat trippen op dat spul. Dat slaat allemaal naar je hoofd.

Ze zaaiden dus verpest zaad.

Nou, zegt Jeremia, ik zal jullie eens wat vertellen: ‘jullie zijn zó bezig met afgoderij,

Jer. 3:3: daarom zijn de regenstromen ingehouden, en is de late regen nièt gekomen. Door al jullie afgoden.

Nou, het barst hier ook van de afgoden. Het boeddhisme heeft er miljoenen, de rooms-katholieke kerk heeft er duizenden!

Allemaal afgoden, maar in je hart kun je ook een afgod hebben, waar kniel je voor?

Wat aanbid je?

Judas knielde voor het geld. Hij zou nooit voor een afgod geknield hebben, maar hij viel voor het geld, de mammon.

Die brede weg, waar Jezus over spreekt, daar loopt een hoop volk hoor! Het is een hele brede weg.

En wij zwoegen soms voort op die smalle weg. Maar op die brede weg is het feest vieren, halleluja… Maar waar voert die naar toe? Nou, zegt Jezus, dat is niet zo best, dat gaat naar het verderf.

Daar heb je dat woord ‘verderf’ weer, dat gaat de verkeerde kant uit.

Allemaal show, en dat is voor mij het verschil tussen de antichrist en de Christus, namelijk het woord ‘show’.

De antichrist moet het van de mensen hebben met veel show. Hij doet grote wonderen en tekenen.

En, zegt Paulus, hij laat aan zich zien dat hij God is.

Dat ‘aan zich laten zien’ gaat dan openbaren.

Amos zegt ook: ‘de ene akker werd beregend en de andere niet’.

Op sommige akkers kan het rustig regenen, en het komt allemaal op.

En op andere akkers is er niets, daar is niet in gezaaid, daar komt ook niets op, die ontwikkelen niet de leer van het Koninkrijk der hemelen in hun hart.

Ze hebben Jezus aangenomen, hiep hoi, en toen stond het stil. Dat kan hoor!

En sommigen lopen alleen maar rond met de gedachte: ‘ik ben een kind van God’, en dat is alles.

Maar er is toch veel meer?

Dus als je bidt: ‘Uw Koninkrijk kome’, dat zul je vast wel eens gebeden hebben, realiseer je dan dat dat Koninkrijk in jou langzamerhand naar buiten komt, dus ‘kome’ vanuit jou!

Dus dáár bid je dan om: ‘dat Uw Koninkrijk in ons openbaar wordt’.

Dat de sluiers allemaal weg gaan.

Ik heb nog een tekst uit Hosea, want hij heeft er nogal wat over gezegd.

Hosea 6:3. Hij heeft er over de late regen geprofeteerd, en ik geloof zeker dat hij nu bezig is te vallen. Als jij de gedachten van God overneemt en ze ontwikkelt, dan komt dat Koninkrijk.

Het is net zoals met een landkaart. Je koopt een kaart van een land, je neemt het in de verpakking mee naar huis; maar moet je eens kijken wat er gebeurt als je hem openvouwt!

Zo ontvouwt God Zijn plan!

Hij zegt: ‘Hier heb je het boek, ontvouw het nou maar, trek het maar helemaal uit elkaar, moet je eens kijken wat een landschappen!! Zó wijds, zó ruim, zó mooi!

En in Hosea 6:3 staat: Wij willen de Here kennen, er naar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.

Eenvoudiger kan toch niet?

Ja, de Vader leren kennen. Zijn barmhar-tigheid wordt vlees in je menselijke bestaan. Zoals jij met mensen omgaat.

Die barmhartigheid, dat geduld, en die zachtmoedigheid waarom je bekend staat.

Jezus zegt: Leer van Mij dat ik zacht-moedig ben en nederig van hart.

Ik ben in die zin een heel gewoon mens, maar Ik openbaar wel de Vader door die eigenschap, door z’n barmhartigheid.

In het Hebreeuws is de betekenis van het woord ‘kennen’: héél diep kontakt hebben, ècht kennen.

Niet alleen maar ‘weten’, van het volle evangelie, hoe het ook mag heten.

Maar Hem kennen! Dáár gaat het om!

Trouwens de term ‘volle evangelie’ komt niet in de bijbel voor hoor, dat staat er niet in. Het gaat wel over de volle raad van God. En daar heb je de ‘raad’ weer.

De aanwijzing van God, het onderwijs dat Hij geeft.

Het gaat dus om ‘Hem kennen’. Je hart is toch veel belangrijker dan je verstand?

God heeft geen verstandshuwelijk met je gesloten, of Jezus. Nee, Hij heeft je hart gezocht, en je hebt ook je hart aan Hem gegeven.

Het betekent zelfs ook ‘hèrkennen’.

Het Griekse woord voor ‘lezen’ betekent ook ‘herkennen’. Dat moet je allemaal ervaren hebben toen je tot bekering kwam, en je ging de bijbel lezen, en je zei ineens: ja, zó is het!

Hoe weet je dat nou, dat iets zo is zoals het er staat?

Je zegt: ‘dit klopt’. Maar hoe weet jij dat?

Hoe weet je dat deze leer uit de Vader is of niet?

Ja, dat wéét je, dat is het innerlijk van je wat terug gaat tot de oorsprong van het bestaan.

Paulus zegt: Wij bestonden al vóór de grondlegging der wereld.

Ja, God heeft aan ons gedacht, en dat zijn mensen. Geen mensen van de aarde, maar mensen Gods! En dat is een groot verschil tussen mensen, al zijn het nog zulke volmaakte mensen, pracht mensen,  maar wij zijn mensen Gods, dan houd je je afkomst hoog.

Hosea zegt:  Zo zeker als de dageraad is zijn opgang.

Dat doet me denken aan een lied dat Mariet een keer citeerde op een diepte-punt in ons bestaan. Ineens zei ze:

Door de nacht van smart en zorgen schrijdt de stoet der pelgrims voort, zingend liederen van de morgen.

Nu het nieuwe licht weer gloort.

In had de tranen in mijn ogen staan toen ze dat zei. Het werd in die tijd zo donker om ons heen, en toen zei ze dit.

Ik dacht, daar heb je het! Dit is het!

Door al die smart en die zorgen heen, dat hele nare gebeuren.

Het zijn wat ouderwetse woorden, maar ze zingen liederen van de morgen!

Die morgen breekt weer aan.

Zo zeker als de dageraad is zijn opgang!

Zo zeker als de zon die ècht opkomt!

Zó zeker is de opgang van God.

En dan dat laatste zinnetje: Hij komt tot ons als de late regen.

En dit wordt ontwikkeld in de bol.

Die regen daalt neer op aarde.

En trouwens, wij dalen ook neer.

Jacobus zegt: Elke gave die volmaakt is, komt van boven naar beneden.

Dus wij dalen neer, geloof je dat? Dat je door de nacht van de duvel, door de verzoekingen heen, rustig naar beneden gaat.

Daal maar af. Als je zondigt, dan wordt het je vergeven, en je daalt verder. Totdat je voeten de aarde raken en je onder de mensen bent, dan kun je de Vader openbaren.

De regen daalt neer op de aarde, de akker van de geest, en daar begint God ook óp te bloeien.

 

Dus is er een wisselwerking tussen de regen die zich ontwikkelt en de wolk, die daalt neer op de mensen, op jou, en jij groeit ook op. Eigenlijk groeit en bloeit God óp op die akker.

Dit is een prachtige wisselwerking tussen wolk en akker.

Wat zal Hij blij zijn hè? Ik kom tot bloei, Ik komt tot openbaring!

En rondom die wolk straalt een regen-boog, dat is het stralende gezicht van God. Zó veelkleurig, mooi hoor.

Want die boog verschijnt in de wolken.

Zó maak je God gelukkig, en Hij maakt jou gelukkig!

Dat geluk dat je samen met Hem hebt, is met geen pen te beschrijven. Dat zit zó diep.

Jezus zegt: Niemand ontneemt Mij Mijn blijdschap. Dat zit zó diep bij Mij, daar komt de boze zelfs niet aan toe.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-11-2017 (Hoogeveen)

 

 

1974.11 nr. 152

Levend Geloof 1974.11 nr. 152

Wie is Jezus

De Bijbel geeft antwoord

Door alle eeuwen heen is de vraag: “Wie is Jezus?” duizenden en nog eens duizenden malen gesteld. Ontelbaren hebben getracht een antwoord te geven op deze vraag. Vele boeken, brochures en artikelen zijn aan dit onderwerp gewijd.

De één noemt Jezus de grootste profeet aller tijden een ander noemt Hem een grote wonderdoener of een “superster”. Velen stellen Hem op één lijn met leiders van andere grote godsdiensten.

Er is slechts één boek dat een duidelijk en betrouw antwoord geeft op de vraag: Wie Jezus is”. Het is het woord van God, de Bijbel.

In de Bijbel wordt ons geopenbaard wie Jezus is, wat Hij deed en van welke betekenis Hij is voor de mens van vandaag.

Jezus is de Zoon van God

Jezus is de Zoon van de levende God. Velen hebben moeite zich een voorstelling van God te maken. Het begrip “God” is voor hen iets abstracts, iets onwezenlijks. Nu zegt de Bij­bel ook dat niemand ooit God heeft gezien, maar….. “de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”(Joh. 01:08). Jezus is namelijk de afstraling van de heerlijkheid Gods en de afdruk van Zijn we­zen. (Heb. 01:03a).

Toen Jezus lichamelijk op aarde was, stelde Hij op een gegeven moment de vraag aan Zijn discipelen, wat de mensen dachten wie Hij was. We lezen namelijk in (Matt. 16:15-16): “Toen Jezus in de omgeving van Caesaréa Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. Hij zeide tot hen; maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God!”

Dit was het enig juiste antwoord en is ook nu nog de ab­solute waarheid.’

De Middelaar van het nieuwe verbond

De Bijbel is verdeeld in een oud en een nieuw testament. Wie als “nieuweling” in de Bijbel gaat lezen ontdekt al spoedig dat er een groot verschil is tussen het oude en het nieuwe verbond.

Bij de tabernakel- en tempeldienst van het Oudtestamentische volk van God, ging de hogepriester eenmaal per jaar het zogenaamde ”heilige der heiligen’’ binnen, on op het verzoendeksel van de ark dierenbloed te sprenkelen, waardoor verzoening tot stand kwam voor de zonden van het volk. Het was alles echter tijdelijk en onvolkomen.

Een radicale verandering kwam er door de komst van Je­zus. Toen Hij aan het kruis van Golgotha hing en de zonde van de gehele wereld droeg, gebeurde er ook in de tem­pel te Jeruzalem iets. Het voorhangsel van de tempel scheur­de van boven naar beneden in tweeën. Dit voorhangsel vormde de afscheiding tussen het heilige en het heilige der heili­gen. In dit laatste deel mocht het gewone volk nooit binnen komen, alleen de hogepriester eenmaal per jaar.

Maar Jezus was de Middelaar van het nieuwe verbond (Heb. 09:15). Bloed van stieren en bokken was niet meer nodig. Hij gaf Zijn eigen bloed.’

Wat er in de onzichtbare wereld gebeurde, toen Jezus de overlieden en machten ontwapende en onttroonde, kwam in de zichtbare wereld tot uiting bij het scheuren van het voor­hangsel. De tempeldienst had afgedaan. De weg naar de troon van God was vrij! Ieder mens kan nu rechtstreeks tot God naderen om vrede te ontvangen. Jezus opende deze weg!

De Weg, de Waarheid en het Leven

“Jezus zeide: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:06).

Ongetwijfeld één van de meest indrukwekkende uitspraken van Jezus. Hier is geen misverstand mogelijk, iedere twijfel wordt uitgebannen. Wie is Jezus? Hij is de Weg! Hij is de waarheid! Hij is het Leven!

Miljoenen mensen zijn in onze dagen terecht gekomen op allerlei wegen, waarop zij trachten “het geluk” te vinden. Zij volgen de wegwijzers van satan, waardoor zij terechtko­men in occulte leringen, dwaal leringen, verslavende midde­len, maar vinden niet de ware vrede. Het zijn doodlopende wegen. Zij hebben niets net de ware Godsdienst te maken, ook al worden zij onder het mom van “waarheid” geprocla­meerd

Alleen Jezus is de Waarheid. Alleen Hij schenkt het echte Leven. Alleen Hij is de enige Weg.

“Niemand komt tot de Vader dan door Mij”, (Joh. 14:06) heeft Jezus met grote volmacht gezegd! Een ieder die het anders voor wil stellen spreekt de taal van de vader der leugen: de dui­vel. Vrede met God is alleen mogelijk door geloof in Jezus Christus.

Hij kwam om de nacht van satan te verbreken! (1 Joh. 03:08): “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard,….. opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”.

Jezus bediening

Wie wil ontdekken wie Jezus is, vindt een schat van gege­vens in de vier evangeliën. Zijn geboorte, Zijn leven en bediening, Zijn lijden en kruisdood, Zijn opstanding en hemel­vaart worden door de vier evangelisten; Mattéus, Marcus, Lucas en Johannes duidelijk beschreven.

Voordat Jezus Zijn bediening van drie en een half jaar begon, werd hij verzocht door de duivel, die Hem met het Woord van God ten val probeerde te brengen. Maar Jezus weerstond de satan ook met Gods Woord uitgesproken onder de zalving van de Heilige Geest. Voordat Hij in de woestijn geleid werd, waar Hij 40 dagen door de duivel verzocht werd was Jezus namelijk gedoopt in de Jordaan en gezalfd met de Heilige Geest. Daarom was Zijn optreden in de kracht des Heiligen Geestes.

In (Hand. 10:38) staat dat God Hen met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd en dat Hij is rondgegaan, weldoen­de en genezende allen, die door de duivel overweldigd wa­ren.

Jezus openbaarde de wil van God. Hij verkondigde het Ko­ninkrijk Gods en bracht in praktijk wat Hij verkondigde.

Toen Hij in Nazareth, de stad waar Hij was opgevoed, naar de synagoge ging, las Hij voor uit het boek van de profeet Jesaja: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te ver­kondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren”(Luc. 04:18-19). Daarna sloot Hij het boek en zei: “Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld” (Luc. 04:21). Met andere woorden: Wat jullie horen dat ga Ik doen!

Na aanvankelijke instemming komt al spoedig de haat op­zetten van de Godsdienstige leiders van die tijd. De Fari­zeeën en Schriftgeleerden kwamen in verzet. Zij spraken over God en Gods wetten, naar leefden er zelf helemaal niet

naar. Hun positie kwam in gevaar en we weten waar die haat uiteindelijk in resulteerde.

Jezus ging echter, dwars door alles heen, verder. Hij kon niet anders. God had Hem gezonden. Hij was de Vertegen­woordiger van het Koninkrijk Gods. En ieder mens die in het geloof tot Hen kwam, werd werkelijk gelukkig, doordat Hij hen bevrijdde uit satans nacht.

Jezus is nog Dezelfde!

“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid’ (Heb. 13:08).

Er zijn sommigen die wel geloven in de gebeurtenissen uit de eerste tijd van het Christendom en Jezus’ bediening op aarde, maar die menen dat het toen afgelopen was. Teke­nen en wonderen? Dat was voor de tijd dat de Gemeente ontstond, naar daarna was het voorbij…..

Wat een misverstand! Waar vinden we dat vermeld in Gods Woord? Het tegendeel is waar. Jezus is dezelfde, gisteren ……naar ook vandaag en tot in eeuwigheid. Dit betekent dat Hij de dingen die Hij toen deed, ook nu wil doen. Hij is niet veranderd.

Zoals Hij destijds zondaren hun zonden vergaf, zieken genas, gebondenen bevrijdde en de mensen werkelijk gelukkig maakte, zo wil Hij het ook thans doen!

Voorwaarde is slechts geloof. Vertrouwen dat Hij een Waamaker is van Zijn beloften. Ieder die in het geloof tot Hem kont, zal ervaren dat Hij de onveranderlijke is! Hij is gekomen om leven en overvloed te brengen. (Joh. 10:10)

Kent u Jezus?

In de eindtijd waarin wij leven, komt het er op aan dat wij Jezus leren kennen zoals Hij werkelijk is. Het heeft voor de mens geen enkele waarde, als hij al een bepaalde voorstelling van Jezus heeft, zonder te weten wie Hij werkelijk is.

Paulus, die op zo’n radicale wijze tot geloof in Christus was gekomen, wist dat het er om ging Jezus werkelijk te “kennen”.

Hij schrijft aan de Filippenzen in hoofdstuk 3, hoe hij voor zijn bekering naar de wet onberispelijk was en naar zijn ijver een vervolger van de gemeente.

“Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijs gegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, naar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. (Filip. 03:07-08)

Dit alles om Hem te kennen en de gemeenschap aan zijn lijden om de kracht zijner opstanding, of ik, aan zijn dood gelijkvormig worden­de, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden”(Filip. 05:07-11).

ledere volgeling van Jezus in deze eindtijd zal ervaren dat hij pas een waarachtig volgeling van Jezus is, als hij leeft uit de opstandingskracht van Jezus, dus als hij een overwinnende Christen is. En als hij “gemeenschap heeft aan Zijn lijden”.

Dit laatste is in feite een logisch’, gevolg van het waar­achtig volgen van Jezus. Immers de haat van de duivel richt zich op diegene die Jezus radicaal volgt. Evenals Jezus zelf door de duivel gehaat werd.

Maar Gods Woord zegt dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopen­baard zal worden, (Rom. 08:18).

“Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben”(1 Kor. 02:09).

Hebt u Jezus werkelijk lief? Kent u Jezus? Volgt u Hem met geheel uw hart?

Belijd Hem uw zonden. Neem Hem aan als uw Verlosser en Bevrijder, Aanvaard het nieuwe leven wat Hij u uit genade schenken wil.

U zult er nooit geen spijt van krijgen, maar een alles­overheersende vrede en blijdschap zal uw leven vervallen.

 

De Heer is mij Herder (getuigenis) door Gert Jan Doornink

(Het getuigenis van Joop Holterman)

Onlangs ontvingen wij van zr. Holterman-Mannes uit Soestdijk, een bewerking van Psalm 25 van haar man, br. Joop Holterman, die een jaar geleden – op 2 december 1973 – door de Heer werd Thuis gehaald in Zijn Heerlijkheid. (Op de volgende bladzijden treft u dit artikel aan).

Door de onregelmatige en late verschijning van “Levend Geloof”, hebben wij destijds geen aandacht geschonken aan het heengaan van br. Holterman, die zo’n grote plaats in­nam in de harten van zeer velen.

Dit laatste bleek wel het duidelijkst door de overweldi­gende belangstelling op de dag van de begrafenis. In de uitvaartdienst gaf br. Herman ter Welle op aangrijpende wijze door wat het leven van br. Holterman beheerste. Ontroerend was het moment toen br. Ter Welle de Bijbel van br. Holterman overhandigde aan diens zoon. Deze Bijbel, vol aantekeningen en onderstrepingen, was letterlijk “stuk” ge­lezen.

Sinds ik in 1964 voor het eerst kennis maakte met br. Holterman, heb ik vele indringende gesprekken net hem gehad waarvoor ik erg dankbaar ben, ook al botsten onze meningen nog al eens.

Velen in nood werden door br. en zr. Holterman opgevan­gen. Of het nu een eenvoudige bosarbeider of een ontwikkeld intellectueel was, br. Holterman nam alle tijd om, soms tot midden in de nacht door te praten en…..de problemen aan de levende God bekend te maken. Wij zouden vele namen kunnen noemen van hen die tot geloof in Christus en levens­vernieuwing kwamen, maar dat zou geheel in strijd zijn met zijn leefwijze, die wars was van alle eigen eer en roem.

Het was de allesoverheersende liefde van Christus die Zijn leven in beslag nam, waardoor hij een gedrevene werd en voor zo velen tot een levende wegwijzer van Christus was.

Psalm 23 bewerkt door J. Holterman

De Heer is mijn Herder; mij zal niets ontbreken. Niets – radicaal. Niet’, niet veel, doch: niets!

-Mij zal geen rust ontbreken, want Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.

Mij zal geen vergeving ontbreken, want Hij ver­kwikt mijn ziel.

Mij zal geen leiding ontbreken, want Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil.

Mij zal geen gezelschap ontbreken, want al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt bij mij.

Mij zal geen troost ontbreken, want Uw staf en Uw stok, die vertroosten mij.

Mij zal geen voedsel ontbreken, want Gij richt een tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders.

Mij zal niets ontbreken in dit leven, want mij zullen het goed en de weldadigheid volgen, al de dagen mijns levens.

Mij zal niets ontbreken in de eeuwigheid, want ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.

Wie mag zeggen; “De Heer is mijn Herder”, zegt daarmee niet nu zal ik nooit meer tegenslag hebben, nooit geldelijke zorgen, nooit huwelijksmoeilijkheden, nooit opvoedingspro­blemen.

Maar hij zegt wel: in al deze noden en moeite is de Heer. En als Hij er is, dan is het goed. Ook al gaat de weg, waarop Hij ons leidt, in tegen vlees en bloed.

Wie van harte belijdt: de Heer is mijn Herder, hoort door het rommelen van aardschokken, door het knetteren van hemelvuur, door het dreunen van explosies heen, hemelse koren bemoedigende melodieën zingen, vindt een weg door brandend hete woestijnen en andere onherbergzame oorden.

Aan dit van harte belijden: de Heer is mijn Eerder, gaat de klacht wegens Godsgemis vooraf, gelijk aan Psalm 23, Psalm 22 vooraf gaat, dat wil zeggen de lijdenspsalm: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Dit gaat vooraf aan de Psalm van het Geloofsvertrouwen.

We zien in Psalm 22 en 25 rechtstreeks Messiaans, met andere woorden in Psalm 22 horen wij Christus klagen zijn “de Profandis” en in Psalm 23 zien wij Christus “de Triomfator”, die als de Herder Koning, de Zijnen regeert, leidt, onderhoudt, troost en beschermt.

Als altijd loopt ook thans de prediking op Christus uit. Buiten Hem is God een verterend vuur. (Heb. 12:29). In Hem ingelijfd, is de Heer onze Herder, die de lammeren in Zijn schoot draagt en de zogenden zachtkens leidt. Hij gebruikt mensen als middelen om Zijn Herder-Ambt uit te oefenen. In de maatschappij in het algemeen, in de gemeente, in de ge­zinnen. Bovenal schenkt Hij aan een man zijn vrouw en aan de vrouw haar man, opdat zij onder toezicht van de Opper­herder elkander tot hand en voet zouden zijn. Elkander in alle dingen, die tot het natuurlijke leven behoren, zouden steunen, bij staan, bovenal elkander telkens bij inzinkingen en twijfelmoedigheden zouden wijzen op De Steun en de Bij­stand, die nooit tekort schiet en tot Wie een mens zich in gebed te allen tijde wenden mag:

Wil mij ook voortaan schragen,

door Uw grote kracht,

mij in Uw armen dragen,

door duisternis en nacht,

mij hulp en troost verlenen,

als alles mij begeeft

tot Gij mij voert daarhenen,

waar nooit een hart neer beeft.

 

Brief uit Curaçao

Wij ontvingen van broeder Bart Elling, Box 503, Curaçao een brief met het verzoek extra exemplaren van “Levend Geloof” te sturen omdat het hun toegezonden nummer, wat doorgegeven werd aan anderen voor verschillenden tot zegen was. Uiteraard voldoen wij gaarne aan dit verzoek. Reeds vele jaren sturen wij gratis veel extra nummers van “Levend Geloof naar verschillende landen, o.a. ook Indonesië. Dit wordt ons mogelijk gemaakt door extra giften van lezers waarvoor we uiteraard erg dankbaar zijn.

Wat br. Elling betreft: Deze is reeds vele jaren een hard en toegewijd werker in Gods Koninkrijk. In Nederland o.a. bekend uit tent campagnes en conferenties en als bijbelschool leraar en voorganger van de Pinkstergemeente te Stadskanaal. Enkele jaren geleden vertrok broeder Elling naar de West, waar hij eerst in Suriname en thans op Curaçao, de Heer mag dienen.

Een deel van zijn brief willen wij gaarne doorgeven.

 

Als de bouwers actief zijn…

We zijn hier op Curaçao om te dienen, te midden van veel verwarring en teleurgestelde christenen. We weten dat de vijand altijd actief wordt als de Heer ook gaat werken. Het is nog precies zoals in de dagen van Ezra en Nehemia. Toen de bouwers actief waren met de bouw van het heiligdom, kwam ook de vijand in actie. Helaas zien wij ook vandaag dat de vijand soms raak kan toeslaan, omdat de gelovigen niet waakzaam zijn. En de vijand niet doorhebben. Nadat de vijand dan zijn oogmerk heeft bereikt en de gelovigen heeft uit elkaar gedreven, gaat men vaak elkaar de schuld geven en de oorzaak zoeken bij de anderen. Ook zelfs deze beschuldigingen gebruikt de satan weer om nog grotere kloven te maken tussen de ge­lovigen.

We zien hoe langer hoe meer hoe belangrijk het is dat we duidelijk Gods weg zien en niet steeds de negatieve dingen in het oog houden.

Honger naar de dingen van de Heer

Temidden van de verwarringen mogen we zien dat de Heer toch doorgaat met Zijn werk. Hij bouwt Zijn Gemeente en maakt de Zijnen klaar naar Zijn plan.

Overal in de wereld zien we ook weer honger naar de din­gen van de Heer. Het hart van de mens wordt immers niet be­vredigd in de moderne sensaties. Vele jonge mensen zien dit duidelijk en daarom zoeken zij iets anders, iets reëels.

We zagen in Canada en Amerika een groot werk van de Heer, vooral onder jonge mensen. Misschien dat sommige “nuchtere” christenen in Holland wat sceptisch staan tegen­over deze movements, maar we hebben gezien de levensvernieuwingen en blijdschap bij velen.

Vooral zien we dat de gelovigen overal meer tot aanbidding komen. In sommige diensten is de aanbidding de hoofd­zaak en, neemt de meeste tijd van de dienst.

De gemeenten, die het geheim van de aanbidding kennen, zijn meestal de gezondste gemeenten en ook vaak de grootste gemeenten.

De aanbidding is een nieuwe ontdekking van de christenen en sluit zich volkomen aan bij de aanbiddingen in het Oude Testament. Denk aan de Psalmen van David, enz. Er staat in de Engelse vertaling dat Job zelfs in zijn verdriet over verlies, de Heer ging aanbidden. (Job 01:20)”

 

Eindtijd tekenen door H. J. Glasbergen

Als Paulus ons wijst op de tekenen die zich in de eindtijd zullen openbaren, en wij de wetteloosheid zien van onze tijd, geloven wij dat de komst van Jezus Christus dichtbij is.

(2 Thess. 02:01-17).

Er zijn en komen wetten van mensen, die Gods wetgeving . volkomen belachelijk maken en de wetsovertreders zelfs be­schermen. Een overheid die dichtbij het atheïsme is, al zijn er nog zich noemende christelijke partijen die deel hebben aan de regering.

De toenemende immoraliteit, het zedelijk verval, aangemoedigd door wettelijke erkende en beschermde verenigingen, zo­als de N.V.S.H. en C.O.C., is een gruwel voor God en een aan­fluiting voor deze mede regerende politieke partijen, die de Naam die zij zeggen te belijden tot hoon en spot maken.

Een geest uit de afgrond, die alle levenswaarden en het leven zelf veracht, zoals huwelijk, gezin, ongeboren leven, maakt zich meester van de moderne, nihilistische mens. “Laten wij heden genieten en alle geboden overtreden, want morgen sterven wij….. is het parool.

Het begint op de scholen, bij het jonge groen. De opstel­ling van een soort leraren, die God verwerpen, verpest de geest van veel jonge kinderen. Het is een geraffineerde hersenspoeling, verdraaid en verkromd moeten deze kinderen dan klaargemaakt worden voor de derde wereld, waar gerechtig­heid zal zijn voor ieder, tenminste dat geloven deze wijsgeren, die geloven in zichzelf.

Abortus is actueel op dit moment, kinderen die volgroeid zijn in de moederschoot tot 18 weken, wie weet nog verder, het is nog voor de moeder nog voor de wetenschap die deze dingen bedrijft een bezwaar. Waar is de grens van deze moordpartijen, als de maatschappij en de regering hieraan medeplichtig zijn?

Wij zwijgen in alle talen, wij hébben het veel te druk met ons zelf, ijveren om zo nodig erkend te worden door de­ze overheid, wat nog gelukt ook, als je maar bereid bent tot het compromis.

Een geest van verderf heerst in Nederland, de zonden rijken tot de hemel, terwijl het Woord van God, wat wij zeggen te kennen boven de anderen, ons leert, dat hen die het ge­weten hebben en gezwegen hebben, dubbel gestraft zullen worden.

De christelijke partijen buigen zich in alle richtingen, om de gunst van de kiezers niet nog meer te verliezen. Wij hebben het zo druk met zielen winnen voor ons eigen stand­punt en om elkander te bestrijden, dat duizenden kinderen oneer druk van boven af geestelijk vermoord worden.

In plaats van te jagen God te behagen, worden wij in de stroom van ongerechtigheden volkomen meegesleurd en weten wij niet meer hoe wij ons op moeten stellen tegenover deze machten. Als wij werkelijk één waren, zoals Jezus Christus één was met de Vader (dit is Zijn wil en ook mogelijk), zou God dan niet bij machte zijn om Nederland wakker te schudden uit zijn doodslaap?

Niet in organisaties, door mensen weer georganiseerd met hun hang naar erkenning van de wereld, maar één in de Geest van God, in Zijn liefde groeiende naar de band’ der volmaaktheid. Lees Gods Woord, van de tijd, van de Richteren, toen het volk in afgoderij en vele andere zonden verviel, en toen zij zich bekeerden was God telkens weer vol van genade en liefde on te vergeven en de vensters van de hemel open te zetten?

Is God dan niet dezelfde, wij zijn toch geheel anders. Wij hebben Jezus Christus bron kennen, maar zijn ook kerkje aan het spelen, net allo gevolgen van dien. Die zegt Hem te ken­nen en zwijgt is een leugenaar, zegt Gods Woord.

Als je niet bij een bepaalde groepering bent aangesloten wordt je niet erkend. Wij hebben onze naamkaarten afgelegd, omdat wij gezien hebben dat dit niet de wil van God is een merkteken van de mens te dragen. Nu worden wij niet verdra­gen, wel niet openlijk, mar wel voelbaar.

Het Lichaam van Jezus Christus is een organisme en geen organisatie. Alles verachtende om Hem te kennen. Wat in de   praktijk wil zeggen, dat Hij op de troon is van je hart. Als wij werkelijk Hen moeten openbaren in Nederland, wat één groot zendingsveld is, zullen wij terug moeten aan de voeten van Jezus, waar Hij ons zal leren, en de tekenen en wonderen zullen de gelovigen weer volgen.

Als wij geen beelddragers worden van Hen in deze samenleving, zal de goddeloosheid Nederland totaal overspoelen.

Toen minister Van Agt zijn beleid verdedigde in de tweede kamer, en enige détails noemde van abortus in de klinieken, onder andere dat kinderen aan stukken gesneden worden van­uit het moederlichaam, toen schuimbekten en tandenknarsten de voorstanders van deze moordwaanzin. Het deed mij denken aan de dood van Stéfanus. (Hand. 07:54-60). Alleen de stenen ontbraken nog in de tweede kamer…..

Gods volk, probeer je naam waardig te gedragen, het gaat om de eer van God, en niet om onze onbelangrijkheid, al voe­len wij onze belangrijkheid zo goed.

Hij gaf ons Zijn Geest, de Geest der Waarheid, niet voor onze organisatie of groepering, maar om Zijn Naam te ver­heerlijken. (Joh. 16:12-15). Hij alleen!

 

Jacobs droom gedicht door Judith Jacobs

(De geloofsladder)

De zon ging voor hen onder,

Hij rustte op een steen;

Maar daar gebeurde ’t wonder;

God hoorde zijn gebeen.

Hij sprak: ‘”k Zal u bewaren,

Uw voet, voor diepe val;

Omringen u gevaren,

’k Zal met u zijn in ’t dal…..

Vrees niet en klim naar boven,

Vat moed en zie Mij aan;

Al kan uw hart niet loven,

‘k Wacht u op ’t eind der baan….

En Jacob heeft zijn wegen

De Here toevertrouwd;

Hij heeft – die plaats ten zegen

Een huis voor God gebouwd.

Toen alles leek verloren.

Heeft hij Zijn God aanschouwd;

Daar werd in ’t hart geboren –

’t Geloof, dat nooit berouwt…..

Heer, leer mij U vertrouwen,

Geef, dat in nood en strijd,

Uzelf mijn hart zult bouwen:

De tempel, U gewijd.

Ja, ‘k heb het niet geweten,

Ik zag U Heer, niet staan;

Gij had me niet vergeten:

Ge zag me lang reeds aan.

Mijn voet zal ‘k vaak bezeren,

Ge wilt dat ‘k zal verstaan

Om op de weg te léren,

En Gij gaat zelf vóóraan.

O laat Uw kracht mij schragen,

Vervul mij met die moed:

’t Geloof dat – zonder vragen –

Uw roepstem volgen doet.

En mag ik straks belanden,

Dan weet ‘k door alles heen:

Het waren Heer, Uw handen,

’k Roem Uw gena alleen.

(Gen. 28:10-22; Heb. 11:01).