1970.06-07 nr. 121

Levend Geloof 1970.06-07-08 nr. 121

Dit nummer – Zoals wij reeds per afzonderlijke circulaire hebben meegedeeld is dit een combinatienummer van de maanden juni, juli en augustus. Doordat wij zeer binnen­kort overgaan tot de aanschaffing van nieuw materiaal is een regelmatige verschijning in de toekomst gewaar­borgd en verschijnt “Levend Geloof” dan steeds omstreeks de 15e van de maand.

Samenkomsten Oldebroek – Op “Johannesberg” te Oldebroek spreekt op zaterdag 29 aug. 19-50 uur, Ds. Klaas van Twillert en op vrijdag 4 september, 19-50 uur Evang. Wout van Beek, bediening Heilig Avondmaal.

Samenkomsten Lochem – In Lochem worden thans weer iedere dinsdagavond om 8 uur Bijbel-avonden gehouden ten huize van de fam. J. H. Willink, Tuinstraat 18.

Volle Evang. Gem. Boskoop – De volle evangelie gemeente “Bethel” te Boskoop, voorganger br. J. Modderkolk, groeit nog steeds en moest daarom weer uitbreiden. De heropening van het gebouw “Bethel” vindt plaats op donderdagavond 20 augustus, 19.50 uur.

 

De nieuwe tempel (Haggaï 1 en 2)

God zoekt gemeenschap met de mens

Eén van de meest opvallende dingen uit de Bijbel is on­getwijfeld het feit dat God steeds weer opnieuw gemeen­schap zoekt met dé mens. Dit is echter ook weer niet zo’n groot wonder als wij bedenken dat de mens geschapen is naar het beeld van God. De mens is de kroon der schepping.

Daarom was de gemeenschap die God in het paradijs had met de mens volmaakt. De duivel kwam echter om alles te verstoren en ook deze gemeenschap te verbreken.

God is liefde en Hij bleef ondanks alles Zijn schepping – en dus ook de mens – liefhebben.

Voor ieder mens die God wilde gehoorzamen was daar de mogelijkheid om vrede met God te ontvangen en de “eeuwige dood” te ontlopen.

Gemeenschap in het oude verbond

De gemeenschap van God met de mens uitte zich in het oude verbond op bijzondere wijze doordat God “woonde” in de tabernakel, Deze was op aanwijzingen van God aan Mozes gebouwd voor de Israëlieten in de woestijn en bestond uit voorhof, heilige en heilige der heiligen. In dit laatst gedeelte mocht alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnenkomen om bloed te sprenkelen op het deksel van de ark om de zonden van het volk te bedekken.

Toen de discipelen het beloofde land waren binnenge­trokken werd deze tabernakel vervangen door een vast ge­bouw: de tempel met ongeveer dezelfde indeling als de ta­bernakel.

De tempel werd met veel pracht en praal onder koning Salomo gebouwd, doch later verwoest. In de 5e eeuw voor Christus werd een nieuwe tempel gebouwd. Ezechiël 40-45 be­vat het visioen van deze nieuwe tempel. Maar ook deze werd weer verwoest. De derde tempel werd onder koning Herodes ge­bouwd maar reeds na 6 jaar (in 70 na Chr.) verwoest.

De tempel van het nieuwe verbond

Door de komst van Jezus Christus (God geopenbaard in het vlees – lees Johannes 1) kwam er een radicale verandering in de wijze waarin God gemeenschap zocht met de mens. Im­mers wat gebeurde er op dat grote ogenblik in de wereld­geschiedenis toen Jezus Zijn verlossingswerk volbracht aan het kruis van Golgotha? “Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën”(Matt. 27:51). De weg tot het heilige der heilige, die alleen de hoge­priester eenmaal per jaar mocht gaan was plotseling vrijgekomen. De weg naar de troon van God was geopend. Halleluja.’ Welk een genade van God. Voortaan was het voor ieder mens mogelijk vrede met God te ontvangen door eenvoudig te geloven in het volbrachte verlossingswerk van Jezus.

Jezus Christus is de “nieuwe tempel Gods” en allen die Hem geloven vormen de tempel Gods. Enkele Bijbelse bewij­zen; (1 Kor. 03:16): “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?”. (1 Kor. 06:19): “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont”. (2 Kor. 06:16): “Wij toch zijn de tempel van de levende God”.

De tempel van het oude verbond was gebouwd van dode stenen. De tempel van het nieuwe verbond wordt gevormd door levende stenen dat zijn allen die persoonlijk geloven in, Jezus Christus, allen die wedergeboren zijn.

(Ef. 02:19-22) zegt van de gelovigen die deze nieuwe tem­pel vormen: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest”.

De openbaring van de nieuwe tempel

Op de Pinksterdag werd deze “nieuwe tempel” voor het eerst zichtbaar. Er gebeurden grote wonderen en tekenen en het Christendom breidde zich geweldig uit. Leest de Handelingen er maar op na.

Er kwam echter een tijd van afval, van verwoesting, van opkomst van het naam-Christendom dat met een schijn van Godsdienst de kracht verloochende, De reformatie bracht slechts een gedeeltelijk herstel. Heden ten dage zitten we nog net de brokken.

God gaat echter Zijn tempel herbouwen. Hij gaat nog een­maal Zijn almacht openbaren aan een wereld die hoe langer hoe meer wegzinkt in de zonde.

Op veel plaatsen in de Bijbel wordt ons geopenbaard dat God Zijn (geestelijke) tempel gaat herbouwen. Halleluja.’ De Pinksterprofetie van Joel is gedeeltelijk vervuld rondom Pinksteren, maar wordt in de komende tijd geheel vervuld. (Jak. 05:07) zegt: “Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren.’ Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de (1) vroege….. en de (2) late regen er op gevallen is”. De late regen is komende. Halleluja!

Het gevaar van afwachten

Het grote gevaar voor de Gemeente van Christus (de ware tempel Gods van wedergeborenen) is dat wordt afge­wacht op wat God gaat doen, terwijl Gods Woord ons ver­maant om gereed te zijn en te werken zolang het dag is. Er zijn vele gelovigen die niet gereed zijn. De landman uit Jacobus 5 had zijn land bewerkt en bemest. Hij had gezaaid en toen de regen kwam groeide het en bij de late regen werd het gereinigd.

Wij zullen moeten luisteren naar de stem van God en daaraan moeten gehoorzamen wil God Zijn doel kunnen berei­ken. Zoals God destijds sprak door een Haggaï en andere profeten, spreekt Hij ook nu door Zijn Woord, de Heilige Geest en door Gezalfde dienstknechten (Ef. 04:11).

Ten tijde van Haggaï ging het om de herbouw van de ste­nen tempel, in onze dagen gaat het om de (her)bouw van de geestelijke tempel, de tempel van levende stenen.’ Toch kunnen we uit de geschiedenis van Haggaï wel het een en ander leren voor onze tijd!

De herbouw van de tempel ten tijde van Haggaï was ge­heel tot stilstand gekomen nadat de fundamenten waren ge­legd.’ Niet minder dan 16 jaar werd er niets meer aan ge­daan. Het volk sprak: “De tijd is nog niet gekomen, de tijd dat des Heren huis herbouwd worde” (Hagg. 01:02). Horen wij het­zelfde geluid ook niet in onze dagen bij sommige gelovigen?

Terwijl het volk sprak dat de herbouw van de tempel nog wel uitgesteld kon worden, waren ze bezig met de bouw van hun “eigen huizen”. “Is het voor d de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? (Hagg. 01:04). “Gij draaft ieder voor zijn eigen huis” (Hagg. 01:09) wat onze tijd betreft: Hoe ijverig zijn ve­le gelovigen voor eigen kerk, beweging, groep, visie, blad, etc. maar zijn wij werkelijk bezig aan de bouw van de tempel Gods dat is de gemeente van Jezus Christus?

God sprak door de mond van Haggaï: “Beklimt het ge­bergte, haalt hout en herbouwt dit huis? Dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden” (Hagg. 01:08). Zolang wij nog bezig zijn aan de bouw van ons eigen huis, zal er geen werkelijke geestelijke doorbraak komen.

Gehoorzaamheid

Ten tijde van Haggaï begon men uiteindelijk toch weer met de herbouw van de tempel. Men werd gehoorzaam en ging luisteren naar de stem van God (Hagg. 01:12).

In Haggaï 2 lezen wij hoe God de opdracht om aan het werk te gaan (Hagg. 02:05) vergezeld doet gaan met bemoedigende en stimulerende woorden: “Wees sterk”, “Ik ben met u” en “Vreest niet”.

Dit geldt ook voor onze dagen.’ Heeft Jezus niet ge­zegd, niet te vrezen maar te geloven? En was één van Zijn laatste beloften bij Zijn heengaan niet: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”? (Matt. 28:20). Is niet de opdracht voor iedere Christen om geeste­lijk bewapend te zijn? “Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht…. “(Ef. 06:10).

En dan die machtige beloften: “Ik zal dit huis met ‘w heerlijkheid vervullen”. “De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige”(Hagg. 02:08-10).

Dit geldt zeer zeker ook voor de eindtijd-gemeente, althans voor die gelovigen van de eindtijd-gemeente die werkelijk gehoorzaam willen zijn, die bereidt zijn de prijs te betalen, die de smalle weg willen gaan, die Jezus wil­len dienen en volgen wat het ook zou mogen kosten.

Jezus heeft gezegd: “Wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Joh. 14:12). Laten we onszelf eens onderzoeken of we wel werke­lijk een instrument in Gods hand zijn en of de heerlijkheid van Jezus door ons tot “uitstraling” komt.

De wereld rondom ons verlangt naar de werkelijke open­baring van Jezus in ons leven. Zolang er nog wereldgelijkvormigheid, krachteloosheid en liefdeloosheid tot openba­ring komt, is het niet goed en zijn wij onbruikbaar in dienst van de Meester. Helaas is een deel van de Gemeente niet bereid de volle weg met Jezus te gaan, maar een an­der deel – en wij hopen dat u die dit leest daartoe be­hoort – komt steeds meer in de volle overwinning, kracht en liefde van Jezus te staan.

Zij zijn de levende stenen van de nieuwe tempel. Zij vor­men de leden van de “stralend-zonder-vlek-en-rimpel”-gemeente die God bezig is klaar te maken.

En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van on­ze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen” (1 Thess. 05:23-24).

 

De gemeente van Christus door B. W. van Zijl Sr.

De gemeente is een gemeenschap van gelovigen, een geestelijke broederschap, uiteraard horen ook de zusters daar bij. De leden van de gemeente hebben elkander onderling te dienen en te helpen, dus niet af te breken, wat maar dikwijls gebeurd.

In (Gal. 06:10), oude vertaling, noemt Paulus deze leden zo verrassend juist “huisgenoten des geloofs”. Wij zouden de gemeente dus kunnen omschrijven als het “huisgezin van God” waarvan alle leden door de wedergeboorte geestelijke zonen’ en dochters van de Heer zijn geworden.

In (Joh. 01:03) lezen wij: “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (maar’) wij weten dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is”.

In Efeze (Ef. 02:19-20) staat: “Zo zijt gij dan geen vreemdelin­gen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is”?

God is Hoofd van het gezin. Zijn kinderen mogen Hem aanspreken met onze Vader”. De Heer is onze oudste Broeder en Hij schaamt zich niet ons ‘broeders’ te noemen (Heb. 02:11).

In een normaal gezin delen alle leden in een gemeenschappelijk belang, zij werken samen en in alle zaken moe­ten zij onderling verbonden zijn, de één acht zich niet hoger dan de ander.

Wie weigert hieraan doel te nemen, handelt niet als lid van Gods gezin op aarde; hij wordt een vreemde en sluit zich buiten de erfenis waar elke wedergeborene aan­spraak op mag maken.

In (Rom. 08:16-17) staat: “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede erfge­namen van Christus, immers indien wij delen in Zijn lijden, is dit om ook te delen in Zijn verheerlijking”.

En dan zijn gelovigen die niet tot de gemeente behoren geen goede vertegenwoordigers van Christus, geheel aan zichzelf overgelaten, kunnen zij niet doeltreffend werken. De opdracht van de Heer is een geweldige taak en alle ge­meenteleden worden opgeroepen om mee te helpen, mannen, vrouwen, jeugd en kinderen moeten voor Gods gezin gewon­nen worden, dit vereist een goede samenwerking en een goede orde.

Indien mensen naar eigen inzichten een gemeente stichten, staat deze op een los fundament en niet op de vaste Rots Jezus Christus.

In (Matt. 16:18) staat: “En Ik zeg u dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen”.

Ik ben overtuigd dat een gemeente die gebouwd is op een goed fundament en onder, de leiding Gods, ook door Gods hand bewaard wordt.

Er zijn gemeenten (vooral volle evangelie gemeenten) die momenteel in moeilijkheden verkeren geheel door eigen toedoen. Zij laten zich niet leiden door de Geest maar al­leen door het vlees, zij zijn afgunstig op elkaar, doen niet wat de Heer van hun verlangt, maar zijn met hun vle­selijke gedachten bezig. Zij maken partijschap en doen aan onderlinge mensenverering. Laat toch de een zich niet ho­ger achten dan de ander. In een goede Geestelijke gemeen­te zijn wij allen gelijk. Bij de Heer is geen aanzien des persoons, Hij verlangt alleen een Geestelijke gemeente.

Het is allemaal genade als men zich medestrijder voor Gods Koninkrijk mag noemen.

Ik wil in dit schrijven over de betekenis van de Ge­meente van Christus, alle broeders en zusters die behoren tot een bovengenoemde gemeente waarschuwen, doet allen de wapenrusting Gods aan want de duivel gaat rond en probeert te verslinden waar hij naar kans ziet, en dat kan hij het beste in de volle evangelie gemeenten, daar kan hij het moeste stuk maken.

Laat u door niemand beïnvloeden, doet alleen wat de Heer van u verlangt, of bent u nog gebonden door vleselijke gedachten, wilt u misschien een boventoon voeren, ga dan bij een politieke partij.

In een gemeente van Christus kan niemand teleurgesteld zijn, werkt voor Gods Koninkrijk en er is blijdschap.

In (Matt. 28:19) lezen wij: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des ‘ Va­ders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen on­derhouden al wat Ik u bevolen hebt”.

Aan de trouwe leden van de gemeente is de volgende be­lofte gegeven: “En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en al toog” (Dan. 12:03).

Nog een goede raad voor de gemeenten: “Maar wie vol­hardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matt. 24:13)

 

Bent u een levende steen? door Dirk A. Wols.

… en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilige pries­terschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus”(1 Petr. 02:05).

Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. En voorzeker, de Here doet geen ding of Hij openbaart Zijn raad aan Zijn knechten, de profeten. Nieuwtestamentisch wil dat zeggen, dat deze profeten de profetie in het midden der gemeente leggen ter toetsing.

Wie de artikelen leest uit de verschillende bladen (het is goed, zich niet éénzijdig te oriënteren op één persoon of één blad, daar ieder – mits in Jezus Christus – wel een levende bijdrage levert ten dienste van het ge­heel), weet, dat er een besef is, dat het Lichaam van Christus gevormd gaat worden. God doet een machtig werk in deze dagen, Hij formeert een functionerend Lichaam. De geestelijke tempelbouw wordt voltooid in de Heer.

Een heel kleine blik op de geschiedenis. Israël werd geroepen om het heil des Heren te verkondigen over de ganse aarde. Het heil is uit de joden voortgekomen. Na de verwerping van Christus eindigde de tijd van Israël en

volgde de ballingschap en de verstrooiing met de vervol­gingen en pogroms in schier alle landen. Toen vingen de tijden der heidenen aan. We lezen dit in (Hand. 15:14) waar we lezen, dat God er van meet af aan bedacht op ge­weest is, Zich een volk voor Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen. Dit zijn de tijden der gemeente, die thans haar einde ras naderen. Deze tijden der gemeente eindigen zoals ze begonnen zijn maar dan nog veel heerlijker en machtiger dan het begin, namelijk in het openbaar komen der Bruids­gemeente, die Hem tegemoet gaat en zich getooid heeft met fijn linnen welke zijn de rechtvaardige daden der heiligen. Dit is het openbaar worden der zonen Gods. Na de opname der bruidsgemeente, die haar Heer tegemoet gaat in de lucht, haar Bruidegom tegemoet, volgen de tijden van Isra­ël. Want als de heidenengemeente vol is, kwalitatief, de volle oogst dus binnen is, zal Hij de vervallen hut van David wederopbouwen en wat daarvan is ingestort. Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke. Dan wordt dus het geestelijk Koninkrijk aan Israël hersteld en de Geest der genade en der gebeden weer uitgestort. Bovenstaande zijn dus de grote lijnen. De gemeente bestaat uit Jood en heiden, er is bij God geen aanzien des persoons.

Tot zover dus de historie en de profetie over de ge­meente en Israël. Wat ons dus nu het eerst te wachten staat is de volheid der heidenen oftewel de openbaring der Bruidsgemeente in al haar volheid. We vinden dit in het Hooglied, dat eschatologische betekenis heeft en de Bruid van de eindtijd geroepen wordt, openbaar te ver­schijnen: “Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, Laat Mij uw gedaante zien, Laat Mij uw stem horen, Want zoet is uw sten, En uw gedaante is bekoorlijk” (Hoogl. 02:14). Dit roepen van de hemelse Bruidegom ge­schiedt in de tijd, als Israël en al de bomen uitbotten, hetgeen ziet op het nationaal bewust worden der volkeren in Azië en Afrika na de 2e wereldoorlog. Vergelijk (Hoogl. 02:13 met Luc. 21:29).

Deze Bruid is volmaakt. Mijn volmaakte, Mijn duive. Zon­der enig gebrek is zij, roept de Bruidegom vol verrukking over haar uit. Zij bezit de ganse volheid Gods. Dat wil zeggen, niet ieder afzonderlijk maar tezamen met al de leden vormt zij het functionerend lichaam van de eindtijd. Dit lezen we ook in (Ef. 03:14-21. Geworteld en gegrond in de liefde zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Duidelijker kan het beslist niet. Hier worden.de maten genoemd van het totale geestelijke huis namelijk dat zij een breedte heeft, een lengte en een hoogte en een diepte. Het gaat hier vanzelf om geestelijke maten waarmee de architect zich bezig houdt, en waarmee Hij wat kan doen. Het is van belang, dat wij die maten weten. Als wij geen maten weten, behoeven we aan de bouw van welk huis dan ook niet eens te beginnen. Door de ge­nade Gods kunnen we U die maten noemen. Maar vatten kun­nen we het slechts als we allen geworteld en gegrond zijn in de liefde samen met alle heiligen.

De diepte is: zeven. Het zevenvoudig fundament uit He­breeën 6.

De hoogte is : negen De geestes vruchten uit Galaten 5.

De lengte is: 21. De 21 geestelijke gaven, vervat in 1 Korinthe 12, Romeinen 12 en 1 Petrus 4, te weten: profetie, dienen, onderwijzen, vermanen, mededelen, in eenvoud, lei­ding geven in ijver, barmhartigheid bewijzen in blijmoedig­heid, spreken met wijsheid, spreken met kennis, geloof, ga­ven van genezingen, werkingen van krachten, onderschei­ding van geesten, allerlei tongen, vertolking van tongen, apostelen, leraars, bekwaamheid om te helpen, bekwaamheid om te besturen, evangelisten, herders.

De breedte is; De zeven rechtvaardige daden, waardoor wij zullen opgaan als de dageraad, en van de Bruid staat geschreven, dat zij opgaat als de dageraad  doordat zij naar Jesaja 58 vast het vasten dat de Heer verkiest. Het volk, dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen (Dan. 11:32) Rechtvaardige daden. Van de Bruid lezen we in (Openb. 19:08): “En haar is gegeven, zich met blinkend en smette­loos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen”. Vergelijk (Jes. 58:08 met Hoogl. 06:10 waaruit blijkt, dat het opgaan als de dageraad te maken heeft net die rechtvaardige daden. Zie (Jes. 58:06-07 en Matt. 25:31-46).

In zeer kort bestek is hier dus weergegeven hoe het geestelijk huis eruit zal zien. Er komen stromen van ze­gen, dat heeft Gods Woord ons beloofd- Maar ik ben geen vuistvechter die zomaar in de lucht slaat, zegt de apostel. Het is niet genoeg, om te weten, dat er een geestelijk huis komt, Het is nodig ook de maten te weten. Ik weet hoe het vast gebouw van uwe gunstbewijzen, naar uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen…. Zo zong reeds de psalmist van de oude dag. Maar voor een gebouw zijn er stenen nodig, in dit geval levende stenen. Dat is wat de apostel Petrus bedoeld in ons tekstgedeelte: Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken. Voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen tot het brengen van geestelijke offers, niet ons, maar goden welgevallig zijn door Jezus Christus. U en ik. Een levende steen. Hij bouwt een huis niet wij. Tempel bouwers zijn gevaarlijke lieden, ze nemen steeds de verkeerde stenen of laten die liggen die door hem uitverkoren en dierbaar is. Maar als er levende stenen zijn, dan gaat hij bouwen. Daarom is de opdracht niet om een tempel te bouwen, zelfs niet om de geestelijke tempel te bouwen, maar om een levende steen te zijn. Dan zal hij u invoegen in het geestelijk huis als u geworteld en gegrond is in de liefde zult u de vruchten voortbrengen. Der bekering waardig en hij zal u begiftigen met zijn gaven, zijn talenten, die hij in ieder geeft als hij op reis gaat, en zo kunt u die ontplooien ten dienste van het geheel. Tot een heilig priesterschap van geestelijke offers. De offers aan God zijn: Ik ben niets, ik bereik nooit iets, maar hem de lof en de eer, die ons begenadigd en bekrachtigt in de geliefde. Geestelijke offers, die de goedkeuring Gods kunnen wegdragen. Reuk offers, dat onze daden niet stinken in zijn neusgaten, maar opklimmen als een liefelijke reuk, en lof-offers, want het is een gebod dat men de Here looft en prijst en de liefde is de vervulling der wet. Laat u dan gebruiken als levende stenen. Voor de bouw van een geestelijk huis. De bruidsgemeente brengt u eer.

 

Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lof-offer brengen, namelijk de vrucht, onze lippen, die zijn naam belijden. (Heb. 13:15).

 

(Luc. 09:23-25)

De levensverzekering / de premie gedicht door Judith Jacobs

Ben ‘k arm in dit leven… ‘k voel me rijk in de Heer.!

Tot deze conclusie kom ik iedere keer:

Mijn rijkdom bestaat niet uit zilver of goud,

Maar uit de verzeek’ring van eeuwig behoud,

 

Ben ‘k alleen in de nood…is mijn harte vol zorg…

‘k Mag weten: Hij is mij een Toevlucht en Borg;

En wordt ik herinnerd aan schade en schuld,

Ik mag bij Hem claimen want Zijn Woord wordt vervuld,

 

Mijn voorschot aan Jezus was o zo gering,

Om Zijn aandeel is het dat ‘k Zijn liefde bezing;

Mijn vreugd’ is: Gebonden aan ied’re termijn,

Waarop ik een kind van de Heiland mag zijn.

 

Welk lot moet ik vrezen…ik voel geen berouw.’

De polis verhaalt mij slechts eeuwige trouw;

De clausules, ze stemmen me vredig en blij,

Want de premie is Jezus…Hij kocht me gans vrij.

 

Het volgen van jezus door Jan W. Companjen

”En Hij zeide tot hen, Petrus en Andréas: Kom achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken”. (Matt. 04:19).

“Toen zeide Petrus tot Jezus: Here wat zal met deze (een andere discipel) gebeuren? Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij”. (Joh. 21:21-22)

Zie hier de twee teksten waar tussen de evangeliën opgesloten liggen. De eerste uitspraak is van Jezus toen Hij direct na Zijn verzoeking in de woestijn, langs de zee van Galilea ging en Zijn eerste discipelen (volgelingen) riep. Petrus die met zijn broer Andréas aan het vissen was gaf’ met zijn broer terstond gehoor aan de oproep van jezus. Zij lieten terstond hun schip achter en volgden Hem. Alle zekerheden van hun bestaan, het schip en de visserij, alle banden werden resoluut doorgesneden om Hem te volgen.

Een eindje verder vindt Hij weer twee nieuwe volgeling­en: Jacobus en Johannes, die samen met hun vader Zebedeüs aan het vissen waren. Hun antwoord is niet minder spon­taan, want zij laten niet alleen het schip maar ook hun vader achter om Hem te volgen.

Wij willen dit keer niet verder ingaan op de roeping van de eerste discipelen, hoewel dit allemaal stuk voor stuk wonderen zijn van resolute omkeer die in het geheel niet belemmerd. werden door werkzaamheden, beroep of afstamming, Men liet alles achter.

Heden ten dage zien wij dit wel anders en zeer vele Christenen, die zeer goed weten dat zij bepaalde geboden des Heren zullen moeten onderhouden, komen aan deze ver­vulling niet toe, omdat zij vader en moeder en met hen der vaderen kerk, meer liefhebben, dat wil zeggen meer gehoorzamen dan Hem die hun oproept om Hem trouw te zijn en Hem te volgen. Hier geldt de tekst? Wie Mij niet liefheeft boven vader en moeder, enz., is Mij niet waardig, kan Ik niet gebruiken.

Daarom is de opdracht aan de discipelen aan het eind van hun opleiding, vlak voordat Jezus van hen heengaat, zo belangrijk. Zij moeten het vleesgeworden Woord zó uit gaan dragen zo als hun dat geleerd is. Daarom zegt Jezus dan ook: Leert hen onderhouden alles wat Ik u geboden (ge­leerd) heb. Een ieder die Mijn Woord hoort en doet, die heeft zijn huis op de steenrots gebouwd, sprak de Heer, toen Hij hun duidelijk maakte zie (Luc. 06:46-49) dat het op het “doen” aan komt en dat dit hét fundament van het geloof in Hem is. Gods Woord staat hier vol van.

Het gaat om het opstaan uit het oude leven en het in­gaan in het nieuwe leven met Hem. Daarom moeten wij dan ook het oude leven resoluut afleggen en het nieuwe leven met Hem beginnen in ’t geloof, dat Hij ons vanaf dat mo­ment zal leiden door Zijn Geest. Die Hem zo gehoorzaam is zal Hij Zijn Geest geven in onbeperkte mate.

Daar waar wij dit nieuwe leven beginnen slaan wij de handen aan de ploeg en zien niet meet naar hetgeen ach­ter ons ligt, maar houden ons oog gericht op Hem, die de Voleinder van ons geloof is, Jezus Christus. Dan zijn wij geschikt voor het Koninkrijk Gods en Hij zal ons leren (persoonlijk) hoe wij wandelen moeten.

Het persoonlijk geleid worden door de Heer is tot op de dag van vandaag nog steeds een aangelegenheid die door de duivel op een gruwelijke wijze misvormd is door onkunde en wanbegrip. Zeer velen geloven alleen in hun
eigen leiding, geloven alleen in hun eigen ervaring. Dit heeft dan ook weer tot gevolg dat deze personen nieuwtestamentische priesters worden die er niet op ingesteld zijn om hun medemens op te vangen en op te leiden tot een

persoonlijk contact, tussen Jezus en Zijn Lichaam, de Ge­meente, doch dat zij uiteindelijk de middelaar en de advi­seur zijn. Het in contact brengen met Jezus en/of het uitbouwen van dit geestelijk contact, waardoor de groei tot de mannelijke wasdom moet plaats vinden, wordt hierdoor zeer ernstig belemmerd. Paulus doelstelling wordt hierover zeer duidelijk omschreven in 2 Kor. 11:02-03 zegt; “Want met een ijver Gods waak ik over u heb u verbonden aan één man (dat is Jezus) om u als een reine maagd voor Hem te stellen”. Dat wil zeggen in tegenstelling met het zogenaamde vrije huwelijk, waar ieder­een met iedereen gemeenschap mag hebben. Alleen maar geestelijke gemeenschap met Hem. Rein wil zeggen, ge­meenschap met Hem zonder inmenging van een ander. Ook niet uw man, ook niet uw vrouw, ook niet uw dominee of voorganger.

Als Petrus na drie jaar persoonlijke les van Jezus toch nog vraagt wat er met die andere discipel zal gaan gebeuren, krijgt hij het resolute antwoord dat dit hem totaal niets aangaat. Al zou de discipel blijven leven totdat Jezus terug kwam, was dit iets wat hem niet aanging. Hij moest Jezus persoonlijk volgen en daarmee was de kous af.

In de praktijk geeft dit natuurlijk nog vele moeilijk­heden maar wij moeten er naar toe leven dat dit mogelijk zal gaan worden. Wij zullen met kleine kernen moeten gaan beginnen waarin wij elkaar onvoorwaardelijk vasthouden in het geloofs dat die andere ook een deel van het Lichaam des Heren is en dat hij of zij ook door Hem gebruikt wordt op de wijze die naar Zijn wil en weg is. Een gemeenschap met papieren leden heeft hierin, zoals begrijpelijk is totaal geen waarde, het gaat namelijk om de eenheid des Geestes en het streven en najagen naar dezelfde doelstel­lingen, gelijkvormigheid aan het beeld van Christus dat ons zonder meer beloofd is. Indien wij zo op pad gaan zal Hij ons tegemoet komen. Wij zullen Zijn Koninkrijk binnen gaan en zullen het beërven. De werkingen des vlezes, om er enkele te noemen losbandigheid, afgoderij, twist, uitbarstingen van toorn, zelf­zucht, tweedracht en partijschappen, zullen opgelost moe­ten worden omdat wij geestelijke christenen” willen zijn ‘

Dan zullen wij die ander liefhebben als onszelf omdat’ hij een onmisbaar onderdeel van het Lichaam van Christus is en dat wij niet buiten hem/haar kunnen. Dan wordt het Li­chaam volkomen.

Om tot een persoonlijke ontwikkeling te komen is het zeer noodzakelijk dat wij aan persoonlijk Bijbelonderzoek doen en dat wij het niet alleen via een ander ontvangen. In dit laatste geval staan velen in wezen nog onder voog­dij en zijn nog kinderen in het geloof. Persoonlijk onder­zoek, eventueel in een klein groepsverband, geeft niet alleen (vaak) heftige discussies maar ook een persoonlijk bezig zijn in de dingen des Vaders. Het gaat er ons toch om dat Hij eindelijk eens een keer tot Zijn doel komt en dat wij onze eigenwijze inzichten afleggen, langzaam maar zeker zullen wij dan samen meer inzicht in de onzienlijke wereld krijgen en zullen wij gaan ervaren dat de tijd waarin satan onbelemmerd zijn slag kon slaan, voorbij is.

Toen Jezus de gebondenen tegemoet trad wisten de boze machten reeds dat zij op gezag van de Naam van Jezus moes­ten wijken en zij riepen uit: Komt Gij ons voortijdig ver­delgen? Zij mochten toen over stappen in zwijnen, maar die tijd is nu voorbij.

Nu de Heer ons inzicht geeft in deze dingen mogen wij er ook naar toe groeien dat wij satans macht overwinnen zullen en dat de tijd er is dat zij de Tempel Gods, het hart van de mens, zullen moeten ontruimen opdat Hij er ve­len zal ontmoeten die hart en leven aan Hem zullen over­geven om Hem te volgen met een onverdeeld hart dat Hem volkomen toebehoort.

Velen zullen komen en Hij zal het zien tot verzadiging toe. Geprezen zij Zijn Naam. Kom en ga in vrijheid op de weg – die hoge weg – die Hij ook voor u bereid heeft.

 

Een woord ter waarschuwing, lering en bemoediging door J. Noë

“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpar­tij, de duivel, gaat rond als een brul­lende leeuw, zoekende wie hij zal ver­slinden” (1 Petr. 05:08).

Lieve lezers! In “Levend Geloof” van juni 1966 heb ik een getuigenis geschreven over de wonderbare dingen die God in mijn leven heeft gedaan. Ik wil u thans iets ver­tellen over hetgeen mij enige jaren geleden is overkomen en wat voor u tot waarschuwing, lering en bemoediging kan zijn.

Op een zeker moment gaf ik, in de volle zekerheid des geloofs, iets op, dat ik als een belemmering tot volko­men overgave aan de Heer beschouwde. Ik was mij er terde­ge van bewust dat satan het er niet bij zou laten zitten en zowel in als buiten het lichaam zou aanvallen. Maar hij is sluw en viel mij aan langs een weg, waar ik het he­lemaal niet van verwachtte.

Wat gebeurde er? Ik moest een bus halen, die op het punt stond te vertrekken. Ik rende de straat over, lette daardoor niet op het verkeer en werd gegrepen door een nogal snel rijdende auto. Ik werd, over de motorkap heen, met mijn hoofd naar beneden, op straat geslingerd. Alles gebeurde in onderdelen van seconden. Het bloed stroomde uit mijn neus, maar ik was bij mijn volle bewustzijn en begon in tongen te bidden. De mensen keken mij verbaasd aan en dachten zeker dat ik een shock of iets dergelijks had. Ik probeerde op te staan, maar men belette mij dit. De politie was onmiddellijk ter plaatse en ik moest blijven liggen tot de ambulance kwam. Nu die was er spoedig en ik werd naar het ziekenhuis getransporteerd. Intussen dacht ik Heer, hoe is dit mogelijk, ik heb deze dag toch aan u opgedragen. In het ziekenhuis aangekomen werd ik naar de onderzoekkamer gebracht. Ik bleef in gebed en zei: Heer, niet het ziekenhuis in”. Een verpleegster, die bij de brancard stond, vroeg mij, wat ik deed. “Bidden, zuster; Hij is de grote Heelmeester”, antwoordde ik. Even keek ze mij verbaasd aan en toen begon ze te glimlachen. Mijn zoon en broeder Jan W. Companjen waren gewaarschuwd en waren spoedig ter plaatse en br. Companjen heeft nog met mij gebeden. Het onderzoek was intussen begonnen en verschillende ’foto’s werden gemaakt. Ik bad door: “Heer, niet het ziekenhuis in”. En de Heer verhoorde mijn gebed. Ja, Hij is wonderbaar!!

Het onderzoek had uitgewezen dat ik een gebroken linker pols en een inwendig gescheurde rechterhand had en dat mijn linkerbeen was gekneusd. Verder had ik bloeduitstortingen over mijn hele gezicht, was mijn onderkaak be­hoorlijk gezwollen en waren mijn hartspieren geforceerd. Mijn pols werd gezet en waar nodig kreeg ik verband en gipsverband.

U kunt begrijpen dat, niettegenstaande de minder prettige omstandigheden waarin ik verkeerde, er toch grote dankbaarheid en blijdschap in mijn hart kwam, omdat de Heer Zijn helpende en reddende hand naar mij had uitgestrekt en satans aanval om mij uit te schakelen had doen mislukken.

a.De geweldige smak, die ik maakte, had mijn nek kunnen breken.

  1. de verwondingen waren van dien aard, dat ik niet in het ziekenhuis behoefde te worden opgenomen.

Verder had ik geen pijn als ik mij normaal bewoog. Ja, de Heer is wonderbaar!

Mijn dochter en haar man namen mij ter verdere verzorging op. Zij alsmede mijn andere kinderen en de mensen die bij mijn dochter in huis waren en kwamen, verwonderden zich dat ik zo vrolijk was, geen pijn had en zo spoedig door het huis dribbelde en ging wandelen.

Ja, mijn herstel ging voorspoedig.- De Heer stelde mij in staat om Zijn’ ‘getuige te zijn. Halleluja.’ Wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen. Hij zal ons niet verlaten,’ Hij zal ons niet begeven.

De Heer heeft mij duidelijk gemaakt, dat al draag je in de volle zekerheid des geloofs, de dag aan Hem op, je zelf verantwoordelijk blijft voor je doen en laten en waakzaam moet zijn, des te meer als je oen beslissing in ge­loofsvertrouwen hebt genomen.

Lieve lezers, dit wil niet zeggen dat je je telkens in onzekerheid en angst moet gaan afvragen wat satan nu weer van plan is. Zeer zeker niet. Wij zijn Zijn koningskinderen, behoren tot de goddelijke familie en zijn overwinnaars in Jezus Christus. Wij moeten door de Heilige Geest inzicht krijgen in het wérk van satan en zijn demonische machten die door Jezus verslagen en ontwapend zijn. Het zijn leuge­naars, bedriegers en moordenaars die de ene keer komen als brullende leeuwen, de andere keer als engelen des lichts.

Laat u niet verontrusten maar wees nuchter en waakzaam en sta vast in het geloof.

1969.12 nr. 116

Levend Geloof 1969.12 nr. 116

Van de redactie

Dit is al weer het laatste nummer van de 8e jaargang van “Levend Geloof”. Terugziende op het afgelopen jaar kunnen wij niet anders dan dankbaar zijn. Dankbaar jegens Hem die ons leven leidde en onder wiens leiding redacteur en medewerkers hun arbeid mochten verrichtten.

In 1970 hopen wij door te gaan met de verkondiging van de boodschap van volle verlos­sing in Jezus Christus en de beleving en uitleving van deze boodschap in het leven van de gelovige.

Wij willen ons best doen ons blad zowel ui­terlijk als wat de inhoud betreft verder te verbeteren, zodat de boodschap zo effectief mogelijk wordt gebracht en de grootst mogelijke zegen kan verspreiden. Hoe u ons daarbij kunt helpen leest u op blz. 23.

Wij willen tenslotte al onze lezers en lezeressen rijk gezegende kerstdagen en een voorspoedig Nieuw jaar toewensen. Laat in 1970 ons dagelijks motto zijn: Weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht!

 

Het kind in de kribbe door ds. Harry Visser

De grote mannen, die het wereldleven leiden, verstaan de kunst de massa’s te hoop te doen lopen. Met schitte­rende redes, met appellerende vragen, met onverwachte zinswendingen en – als de leiders tevens verleiders zijn – met opruiende, opzwepende taal presteren zij het de lome menigte tot snel reagerende volgelingen te maken. De macht van hun woord is groot, heel groot. Miljoenen men­sen weten zij in beweging te brengen voor hun ideeën.

Het is, in vergelijking daarmee, heel wonderlijk, dat een kind, dat geen meeslepende taal gebruiken kan – het kan zelfs nog helemaal niet praten – toch ook miljoenen mensen in beweging brengt, en dat elk jaar opnieuw, zo gauw het maar Kerstfeest wordt. Een kind in een stal, in een kribbe, op een achteraf plaatsje van de wereld.

Het is geen overdrijving te zeggen, dat zo vele mensen in beweging komen rondom het Kerstfeest. Ter oorzake van dit kind stromen pelgrims uit tientallen landen in decem­ber naar Bethlehem. Kerken lopen vol overal ter wereld. Kerstsamenkomsten trekken duizenden. Honderden liederen in menigerlei talen worden en werden gedicht om dit kind te bezingen. Aangaande dit kind wordt ons verzekerd, dat God de wereld alzo heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggebo­ren Zoon gegeven heeft, opdat – en laat dit heel goed tot u doordringen – een ieder, die in Hem gelooft, niet ver­loren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 0:16).

Er zijn zo vele mensen die niet in Jezus geloven. Niet ieder komt op de goede manier in beweging ter oorzake van dit kind. Koning Herodes bijvoorbeeld.. Zodra, hij van de wijzen uit het Oosten gehóórd, heeft, dat zij op zoek zijn naar de geboren Koning, der Joden,- komt hij in beweging. Maar op een verkeerde manier. In zijn hart komen moordplannen op. Hij, Herodes, is de koning. Hij duldt niemand in zijn paleis. Dus moet dat kind uit de weg geruimd worden. Daar maakt een door machtswellust bezeten man korte metten mee. Van zo iemand spreekt het geweten ook niet meer. Hitler liet zijn moordploegen duizenden Joodse kindertjes in de dood drijven. Herodés liet, zekerheidshalve jongetjes van Bethlehem afslachten. Dat nieuwgeboren jongetje, zo re­kende hij, zou er dan wel bij zijn.

Het kind groeide op

Het jongetje was er niet bij! Het kind groeide op, zegt de Bijbel. In die mededeling van vier woorden ligt echter opgesloten, dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend was, dat het kind bleef leven na in Bethlehem geboren te zijn. Gods heilig kind Jezus kon alleen maar opgroéien omdat God door een speciaal ingrijpen daarvoor zorgde. God ver­maande door een droom Jozef te vluchten met Maria én het – kind-naar Egypte, omdat Herodes het’ kind zocht te doden.

Daardoor brengt Jezus de jaren zijner kindsheid door in het land, dat in onze tijd zo’n bittere haat tegen het volk van God koestert, dat Nasser niet anders van plan in dan het gehele volk in zee te drijven.

Ieder komt niet op de goede manier in beweging.’ Men vervolgt dit kind, en het volk, waaruit dit kind geboren is. Dat gaat altijd door, en zal altijd doorgaan, tot aan Jezus’ wederkomst.

Niet ieder komt op de goede manier in beweging voor Jezus. Daar zorgt satan wel voor.

Herders op den velde, hoorden een’ nieuw lied, dat Jezus was -geboren…..

Maar niet alléén de herders hoorden het. Satan hoorde het ook. En hij hoorde er veel méér in dan de herders. Satan als gevallen hemelwezen, heeft een hoge intelligen­tie, heeft dóórzicht, heeft kennis van Gods plan ’tot red­ding- van deze zondige- en in ellende geraakte wereld. En satan merkte drié belangrijke-woorden op in de boodschap aangaande Jezus’ geboorte. Dat waren de woorden: Heiland, Christus, Heer.       

Dit kind’ zou redden als dé gezalfde van God en zou Meester zijn. En dus satan geen meester meer.

Hoe ver is het met de eens door God geschapen wereld gekomen, dat satan beter weet God met de mensen wil dan de mensen zelf. Ook zelfs beter dan vele bekeerde mensen. Pas door de vervulling met Gods Heilige Geest gaan we van dat grote plan Gods zien. En eveneens door de doop met de Heilige Geest gaan we zien wie onze ware tegenstander is. Dan gaat God ons inzicht geven en kunnen we met Paulus zeggen: “Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend” (2 Kor. 02:11). Toen het voor de eerste keer hier op aarde Kerstfeest was, keek satan onmiddellijk verder. Hij wist, dat als dit kind zou opgroeien, Hij vele van de van God afgedwaalde schepselen zou terugbrengen, zou overbrengen van het machtsgebied van satan naar zijn eigen Rijk van licht en liefde en leven. O, satan begreep die woorden: Heiland – Christus – Heer.

Daarom moest Jezus uit de weg geruimd. Want satan haat verloste mensen. Daarom zag hij verder.

Verder zien dan de kribbe.’

Hoevele mensen zien niet verder dan de kribbe. Er zijn mensen, die elk jaar wanneer het Kerstfeest nadert, weer in beweging komen, maar altijd op een verkeerde manier. Als het kerstfeest weer voorbij is, blijkt steeds weer de grote leegte in hun leven. Op het volgende Kerstfeest wordt die dan voor de zoveelste keer gevuld met wat sentimentaliteit en romantiek. Zo trekken ze van Kerstfeest tot Kerstfeest. Na ieder feest wordt de kribbe aan de kant gezet en verdwijnt met de kribbe ook Jezus uit hun gezichtsveld. .

De kribbe weg, hun leven leeg. Dat komt  omdat ze nog nooit er over nagedacht hebben wat de Bijbel bedoelt met de woorden: het Kind groeide op.’

Die kribbe – o, die gehele sfeer van stal en kribbe is ontroerend en aandoénlijk. En dat drukke beweeg van al die mensen er omheen is interessant: herders, wijzen, soldaten.

Maar, vrienden, Jezus groeide uit de kribbe.’ Met het oog op de stal mogen wij heus wel zingen over het “hulpeloos Kind. Maar het kind groeide op. Het kind werd man.

En in die man Jezus was niets van hulpeloosheid of zwakheid. Jezus was een Man, die met vaste wil en vaste gang Gods werk uitvoerde in de wereld. Hij was de Man, die vastberaden zijn aangezicht naar Jeruzalem richtte, hoewel Hij wist dat Hem daar de dood wachtte.

Tóen werd Hij de Man van Smarten’. Toen paste Hij allang niet meer in de kribbe. Maar men vond ander hout voor Hem. Hout voor een kruis? En dat heeft men óp Hem gelegd en Hij heeft het aanvaard. Hij is eraan gestórven. ‘

Toen gelukte het dus.’ Drieëndertig jaar na satans Kerstwens gelukte het hem: Jezus werd uit de weggeruimd.’

Dat léék zo. Maar, prijs de Heer, het was niet zo. Satan was drie-en-dertig jaar te laat.’ Want intussen kon van het kind in de kribbe vermeld worden: Hét kind groeide op! Als kind zou Jezus geen weet hebben gehad van de verwoestingen, die door dé zonde in de Wereld’ zijn aangericht. Als zuigeling zou Hij zichzelf ónmogelijk heb­ben kunnen geven om de’ zónden der wereld te’ dragen. Dat kon alleen de man doen. En dat deed Hij. ‘Luister naar zijn eigen verklaring: “Ik zet mijn léven’ in voor de schapen. Hierom heeft mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod het ik van Mijn Vader ontvangen” (Joh. 10:15b; Joh. 10:17-18).

De volmaakte liefde van Jezus…

Volwassen geworden, heeft Jezus bewust als de Man van Smarten alle ‘zonde van de wereld – dé uwe, de mijne – op zich genomen en er de straf, de dood voor gedragen. Pure liefde was het welke Hem daartoe dreef. De zondé van’ die miljoenen mensen, zich verdringend rondom de kribbe, heeft Hij op zich genomen, van de herders, van de wijzen, van de dommen, van de verstandigen, van Jozef en van Ma­ria, van de soldaten, van de dominees en van de kerk­gangers, van de seksgirl en van de playboy. Nu hoeft niemand in de duisternis te blijven. Vrienden,’ wij zouden nooit Kerstfeest kunnen vieren, als Jezus niet voor ons gestorven was. ‘

Daarom moet u verder dan de kribbe gaan. U moet niet terecht komen’ in de geestelijke kortsluiting telkens tus­sen twee Kerstfeesten in.

Eén Kerstfeest zal eens uw laatste zijn. Dat kan nooit missen. Maar u zult het leven niet zien als u hét ópgegroeide kind mist. Als u Jezus, uw Redder mist.’ Zijn ér hier’ die Jezus missen in hun leven? Jezus groeide op dat moest. Dat wilde God voor uw bestwil.’ Want God wil u voor de eeuwigheid behouden. Maar u kent alleen uw jaarlijkse gang naar de kribbe. En niet naar het kruis. Die ene beslissende gang naar het kruis. Naar Golgotha.

Golgotha ligt maar een kilometer of 10 van Bethlehem. U hebt duizenden kilometers in uw leven afgelegd. Maar die tien kilometer naar het kruis hebt u altijd teveel be­vonden.

Toch bleek aan het kruis dat God u liefheeft. Maar Gods liefde baat u niet als u die versmaadt. In de aanvang vroeg ik u al goed tot u te laten doordringen, dat Gods liefdesgift in Zijn Zoon Jezus geloof vraagt.

Tien kilometer…

U hebt tien kilometer af te leggen. En u hebt niet veel tijd meer om dat te doen. Want even zeker als Jezus wereld kwam om haar te behouden, even zeker komt Hij terug, maar dan om de wereld te oordelen. Dat achteraf landje waar Zijn krib en Zijn kruis gestaan hebben, zal dan het centrum van de wereldgeschiedenis blijken te zijn. De tegen Jeruzalem optrekkende verbonden legers zullen door Gods ingrijpen vernietigd worden. Uit zal het zijn met alles wat zich tegen Jezus verzet en Hem veracht en versmaadt en afwijst.

Voor wie liefde veracht, is er geen plaats in het Rijk van liefde.

Jezus kwam uit de hoge hemel om u te zoeken. Alle heerlijkheid bij de Vader legde Hij af. Voor u. En u hoeft alleen maar tien kilometer te gaan.

Ga.’ Want het is spoedig zover, dat u niet meer kunt gaan.

Ga.’ Ga nu.’ Jezus wacht u.’

 

1970 door Jan W. Companjen

“Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardi­ge, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal’ hij dragen”. (Jes. 55:11)

Vragen rond de jaarwisseling

Weer ligt een nieuw jaar voor ons. Globaal genomen leven wij nu 1970 jaren na Christus. Wat heeft het afgelopen jaar u gebracht? Bent u geestelijk verder gekomen, heeft u meer inzicht ontvangen in het geestelijke leven waardoor de banden met het Hoofd, Jezus Christus, versterkt zijn? Of  heeft u zo het gevoel dat de zaak op het geestelijk erf wat stil ligt, dat er nodig weer eens een opwekking moet komen, waardoor er weer eens wat meer zielen tot de Heer geleid kunnen worden en daardoor weer eens wat meer leven in het geestelijk gezin zal ontstaan?

Zeer vele Christenen beoordelen op laatstgenoemde wijze het geestelijke klimaat en hun offergaven gaan dan Christus die de meest bekeerlingen maakt.

(Uitgebreide berichtgeving in de zendingsbladen stimuleert dan ook deze offerbereidheid).

Nu is het inderdaad zo dat zij die deze opdracht vervul­len, geld nodig hebben. Het werkterrein is vaak lang niet gemakkelijk. Het zorgeloos kunnen leven op  geldelijk gebied en het kunnen helpen van een ander bij ‘een stoffelijke nood, is nog vaak een zaak die niet voldoende functioneert. Een goed, gedegen inzicht in deze, zal’ in de nabije toekomst één van de eerste’ noodzaken zijn waarbij er vooral op toege­zien zal moeten worden dat niet als in het verleden vele, ja zeer vele miljoenen in gebouwen wordt geïnvesteerd.

Het mondig worden der gemeente

Bij het nuchter nadenken over deze dingen zal men echter tot de ontdekking komen dat bij het mondig worden van de Gemeente van Christus het patroon van het gezin veranderen gaat. Het accent ligt niet alleen meer op het verwekken van (geestelijke) kinderen maar ook op (soms zeer sterk) de opvoeding van de kinderen c.q. jongelingen.

Een ieder die een gezin heeft, of die een opvoedende taak heeft, zal ontdekt hebben dat dit laatste niet alleen maar vreugde maar ook grotere zorgen en kosten geeft. De verwekking en geboorte geven bevrediging en vreugde, maar de opvoeding en goede, aflevering vragen tevens offers en soms een volledige persoonlijke inzet.

Daarom zullen wij in de komende tijd, nu deze dingen weer gaan functioneren, aandacht moeten besteden aan hen die de Heer voor deze geestelijke opvoeding geroepen heeft.

In het natuurlijke heeft de mens; reeds zeer veel ontdekt. Het was er reeds  lang, het was reeds lang geschapen, maar het moest ontdekt worden.

Nu is het geestelijke ontwaken, aan de beurt. Door de eeuwen heen heeft de mens zijn soort, zijn geslacht, in stand gehouden. Jezus zei van dat geslacht, van ons mense­lijk geslacht, dat dit niet voorbij zou gaan voordat alles zou zijn geschied wat in de wet en de profeten beschreven was. Die machtige woorden gaan thans in vervulling. Alles wordt geconcentreerd, op één Persoon, Jezus Christus, en Zijn Lichaam, de Gemeente.

Het kind der belofte (De kinderen des geloofs zijn Abra­hams zaad, hij Abraham, is de vader der gelovigen’) is ge­boren. Ismaël, de kerk, de gemeente die door het vlees verwekt is door toedoen van mensen, besnijdenis (kinder­doop) , dat. werk van mensen is, daar dit met een persoon­lijke bekering en overgave (besnijdenis, van het hart, we­dergeboorte) niets te maken heeft – deze Ismaël wordt de woestijn ingezonden daar de erfenis van het Nieuwe Verbond alleen gegeven zal worden aan Christus en Zijn gezalfden.

De strijd zal ontbranden

Door de eeuwen heen is het geestelijk leven verborgen gebleven en het zal net als bij Abraham, tot openbaring komen als de mens denkt dat het niet meer kan. Zelfs Sara lachte er wel eens om, maar toen het zo ver was, heeft zij kracht ontvangen om moeder te worden (Heb. 11:11).

De strijd tussen echt en onecht zal in alle hevigheid ontbranden. Er zal oorlog komen in de hemelse gewesten. Michael en zijn engelen zullen oorlog voeren tegen de draak – een van de beelden waarmede de valse kerk c.q. schijn- kerk, in Openbaring wordt aangeduid.

Het volk Gods is ontwaakt, is tot opstanding gekomen, en heeft ontdekt wie en wat zij is als lichaam van Christus. De gemeente zal, door zijn geest geleid, tot ontwikkeling komen, tot een mannelijk wezen, die zijn plaats ingenomen heeft in de hemelse gewesten, bij God en zijn troon.

Indien er lezers en/of lezeressen zijn die meer inzicht in deze grote eindstrijd tussen ware en valse kerk willen hebben, verwijs ik graag naar het pas uitgekomen boek “De gemeente in de eindtijd” van broeder Van den Brink. Te be­stellen bij Kracht van Omhoog”, Gorinchem. Een zeer goed boek dat vele kinderen Gods inzicht zal geven in heden en toekomst.

Waarvoor geen geloof nodig is

Indien wij om ons heen zien in deze wereld is er helemaal geen geloof meer nodig om te zien (naar menselijke maatstaf) dat het mis gaat in de wereld. Alle zedelijke waarden, alle normen waarmee alles in het gareel werd ge­houden, vallen weg. Stad en land komen tot een zelfde ni­veau. De mens der wetteloosheid komt tot openbaring. Alles komt onbelemmerd aan het licht. Het is geen wonder dat velen, al is het door een verkeerde voorstelling van zaken, alleen nog maar een oplossing zien in een persoonlijk komen van Christus. Maar met zo’n komen van Christus voor de gehele wereld houdt het “geloof” op. Jezus heeft echter gezegd dat het geloof de wereld zal overtuigen en dat ons geloof (van u en mij) de wereld zal overwinnen. Het’ door het zien van Jezus overtuigd raken heeft niets meer met geloof te maken en dat zien geeft dan ook geen veran­derde harten. Jezus zal eerst, voor dat Hij komt, in Zijn Gemeente, in de gelovigen, verheerlijkt worden. Dat zal Hij zien, ja zelfs tot verzadiging toe (zie onze tekst).

De gemeente komt tot openbaring

De vrijheid, die thans overal tot openbaring komt, is een machtig iets. Zij brengt niet alleen de werken van sa­tan tot openbaring, maar ook de Gemeente van Christus zal tot openbaring komen. Alle oude belemmeringen, traditie, leer der vaderen, gebondenheid aan familie, enz. enz., worden en moeten wij, indien wij verder willen komen, op zij zetten. Alle oude zakken,- die wij voor de laatsté “Pinksterwijn” zullen gaan gebruiken, zullen aan flarden scheuren, ‘ daar geen enkele tegenwerkende kracht een belemmering meer zal kunnen zijn voor deze nieuwe, jonge en sprankelende wijn.

Waar vrijheid is daar zal de Geest des Héren kunnen wer­ken en het eerst doorbreken. Alle oude vormen, die men op -het kerkelijk erf zo veel tegenkomt, zullen stuk voor stuk – al of niet vergezeld van donderslagen – (min en plus werking in de hemelse gewesten) te gronde gaan. Open, schepklare vaten zullen er zijn. Bij de rondgang van Jezus hier op aarde, maar nu in Zijn lichaam, de gemeente zal nogmaals het wonder van Kana plaats, vinden.

Volkomen overgave

In 1970 willen wij ons openstellen en waardig gekeurd worden om het Lam op de voet te volgen. Dat vraagt geen kramp en dat vraagt geen werken (wet) maar alleen maar ge­loof en vertrouwen. Overgave met ons gehele leven. Niet ons eigen “ik” lief hebben tot de dood. Het leven loslaten is geen kunst en de leer dat wij dan pas het he­melse leven deelachtig kunnen worden is ook hélemaal uit de boze, daar dit tot gevolg heeft gehad dat miljarden levens vruchteloos gebleven zijn.

Ons leven is reeds hier geborgen in God en met Hem mo­gen wij reeds hier een hemels leven genieten door in die onzichtbare wereld reëel met Hem verbonden te zijn. Overga­ve van ons lichaam, het orgaan dat Gods woord kan spreken en kan handelen en -wandelen naar Zijn wil, is onze redelij­ke Godsdienst. Dan kan Hij in ons wonen en werken en in Zijn volk tot openbaring komen waardoor wij aan Zijn beeld gelijk­vormig zullen worden. Dan mogen wij elke dag van het nieuwe jaar met vertrouwen en blijdschap tegemoet zien omdat de. aarde en zijn volheid des Héren is.

Geef u daar- aan over en laat u leren door Zijn Geest, want die Geest zal ons leiden tot de volle waarheid. Door Zijn Geest gedoopt tot zijn éne lichaam zal Hij u alles geven wat u nodig heeft, Maakt u in geen ding’ bezorgd.

Wij zijn genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het Hemelse Jeruzalem. Wij gaan in 1970 feest vieren want Zijn dag is gekomen. Richt uw hoofden op want uw volle verlossing is nabij.

 

Mededelingen: op zaterdag 10 januari 1970 s avonds om 07.30u wordt er ten huize van onze medewerker broeder Jan W. Companjen, Menninckstraat te Scheveningen een bidstond gehouden. Iedereen die daar behoefte aan heeft is hartelijk welkom.

Kerstboodschap van dominee Visser. Zoals bekend, werd eind mei onze vriend en medewerker dominee Harry Visser door de Heer plotseling thuis gehaald. Uit de talrijke reacties welke ons bereikten na het in memoriam dominee Visser in Levend Geloof bleek ons welk een grote plaats ds. Visser in de harten van vele kinderen Gods had ingenomen. Wij zijn daarom blij in dit nummer een artikel van zijn hand te kunnen opnemen, beschikbaar gesteld door mevrouw Visser. Het is de kerstboodschap, het kind groeide op, welke enkele jaren geleden werd uitgesproken in de Nederlandse hervormde Kerk te Beerta in ons archief bevinden zich nog de aantekeningen van twee boodschappen, welke wij In de loop van volgend jaar hopen te publiceren.

 

Vrede op aarde door Gert Jan Doornink

“Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” (Luc. 02:14).

Bijna 2000 jaar geleden klonk in de velden van Efrata het grootste vredeslied allertijden. Engelen loofden God want de grote Vredestichter Jezus Christus was geboren.

Jezus kwam naar deze wereld om de mensen werkelijk vrede te brengen; De vrede met God die alle verstand te boven gaat’ en die ieder mens ontvangen kan die in het geloof tot Hem gaat.

Satan had deze vrede verstoord. Hij had Gods volmaakte schepping aangetast door zonde, ziekte, zorg, vrees en de dood te brengen. Maar God zond Zijn Zoon “opdat Hij de werken des duivels verbreken zou “(1 Joh. 03:08) Halleluja.’

Opnieuw vieren wij Kerstfeest en herdenkt elk kind van God de komst van Jezus naar de wereld. Jezus geboren in Bethlehems stal…..en in eigen hart.’ Welk een heer­lijkheid.’

Ook de wereld viert Kerstfeest. Zij doet het echter zonder te beseffen wat dit feest werkelijk betekent. Dit kan ook niet anders want de natuurlijke mens verstaat niet de dingen des Geestes.

Daarom zijn alle acties die gericht zijn op een “vrede op aarde” ten dode gedoemd. De wereldling – inclusief het naam-Christendom – verstaat niet dat werkelijke vre­de begint met persoonlijk geloof in Jezus Christus.

Ondanks alle vredesmarsen, -conferenties, -boodschappen, etc. is er minder vrede in de harten der mensen ooit tevoren. De Christen weet waarom: Er is geen werkelijke vrede mogelijk buiten Jezus om.

Steeds brutaler speelt de duivel in onze dagen met begrippen als vrede, eenheid en liefde. Miljoenen men­sen raken hoe langer hoe vaster in zijn greep, omdat zij menen buiten Jezus te kunnen leven. Door allé eeuwen heen heeft een Christendom dat de kracht van Pinksteren had verloochend hieraan meegewerkt. Het is geen wonder dat allerlei vreemde leringen in onze dagen zoveel terrein winnen.  .

Een enkel voorbeeld. In “Telekleur”, de veertiendaagse uitgave van Nederlands grootste krant; “De Telegraaf” van 20 december, staat onder de titel “kerstmis en Boeddha”! een uitvoerige reportage naar aanleiding van de verschijning in Nederland van het boek “Boeddha” van William Macquitty.’ Het artikel vertelt ‘over ‘het falen van het: Christendom,, de leer van Boeddha en eindigt: “Boeddha is in.’ Zijn leer is een werkelijke “Vrede op Aarde”, misschien het antwoord op de onlustgevoelens in onze rumoerige wereld van vandaag”.

Naarmate wé verder de eindtijd binnengaan,’ zal de werkelijke Christen alleen stand kunnen houden en bruikbaar zijn in dienst van de Meester, als hij leeft vanuit de volheid van Christus. De Heer heeft thans gelovigen nodig die de mannelijke rijpheid hebben bereikt!

Zij zijn in staat’ het surrogaat’ van satan te onderscheiden van het echte, wat Jezus bracht. Zij kunnen ande­ren helpen op de weg van Jezus. God heeft een welgevallen in hen.. Zij zijn, radicale, volgelingen van Jezus.

Jezus bracht niet een algemeen “vrede op aarde”, maar ‘ vrede’ voor een iéder’ dié’ in Hém’ gelooft! (Matt. 10:34-35; Joh. 14:27) zegt:. “Vrede laat Ik u, mijn vrede ‘ geef’ Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u”.

Wilt u een “vredesboodschapper van het laatste uur” zijn? Maak dit ‘Kerstfeest dan één ‘nieuw begin door u volkomen, over te geven, aan Hem. Door te bidden:  “Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal….” en door in gehoorzaamheid!

die dingen te doen die de Heer van u vraagt. Dan staat ‘u in de wil van God en deert het u niet als u vervolgd én bespot ‘wordt.

De grote Vredevorst, Jezus Christus, staat aan onze zijde. Hij zal ons niet begeven, nog verlaten. Hij is met ons al de dagen tot aan de voleinding dér wereld!

 

Wordt u omstraalt door Gods heerlijkheid door A. Schenk

De heerlijkheid des Heren omstraalde hen”(Luc. 02:09).

Dit zijn woorden die wij lezen in het bekende kerstver­haal van Lucas 2. De heerlijkheid des Heren omstraalde de herders. Wat moet dat iets geweldigs geweest zijn voor de­ze eenvoudige mannen. Deze ervaring van uit het Koninkrijk van God heeft wellicht hun hele verdere leven veranderd.

Kan het anders als je een ontmoeting en ervaring met de Heer hebt gehad? Dan gaat je leven veranderen. In God is licht en geen duisternis. Daarom kunnen en mogen ook wij die ervaring hebben zoals de herders die hadden.

De heerlijkheid des Heren omstraalde hen. Wat een gro­te genade dat wij kinderen van zo’n heerlijk en groot Ko­ninkrijk mogen zijn. Niet op grond van eigen verdienste, maar alleen door de Here Jezus, die Zijn leven voor ons gaf aan het kruis en opstond uit de doden. Hij leeft nu in de heerlijkheid om Zijn Gemeente door de Heilige Geest op te bouwen en om Zijn volgelingen de heerlijkheid des Heren te doen ervaren.

En de heerlijkheid die Gij mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven” (Joh. 17:22). In het Oude Testament wordt ons ver­teld dat Mozes veertig dagen op de berg Sinaï was in de nabijheid van God. In (Ex. 34:29) lézen wij dat de huid van zijn gelaat straalde en in vers 35 (Ex. 34:35): ‘Wanneer de Israë­lieten naar het gelaat van Mozes zagen straalde zijn ge­laat. Mozes moest een bedekking voor zijn gelaat doen,; het volk durfde niet zo tot Mozes te naderen vanwege de heerlijkheid, van de Here.

In (2 Kor. 03:07) staat “indien nu de bediening des doods (de wet) met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, dié toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des geestes in heerlijkheid zijn? “Want indien de bediening die veroorde­ling brengt, (de wet) heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid”.

Hoe ervaren wij Gods heerlijkheid?

Broeders en zusters, wat een genade is ons ten deel ge­vallen, wat een heil, wat een mogelijkheden om de heerlijk­heid van de Heer te ervaren. Soms gaat het ons als de Em­maüsgangers. Ze zagen op dat moment niets van de heerlijk­heid van Jezus. Hun ogen waren gesloten. Totdat Jezus hun zelf de ogen opende.

De Heilige Geest is ons gegeven, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is(1 Kor. 02:12). Je­zus zegt, in Openbaring 3 dat wij van Hem ogenzalf zullen begeren. Willen wij de heerlijkheid des Heren ervaren en onze ogen open hebben voor de rijkdommen uit Gods Koninkrijk, dan zullen wij veel moeten bidden of de Heilige Geest ons ver­stand verlichten wil. Ook zullen wij vaak het aangezicht van de Heer moeten zoeken en veel met Hem moeten omgaan. Dan zullen ook wij gaan ervaren dat de heerlijkheid des He­ren ons leven omstraalt. Laten wij een voorbeeld nemen aan Mozes. Toen hij voor het aangezicht van de Heer stond, kwam de heerlijkheid van de Heer over hem. Toen Jacobus, Johannes en Petrus op de berg der verheerlijking waren, straal­de Jezus gelijk de zon. En de discipelen zagen niemand dan Jezus alleen. Wat zagen ze? Zijn heerlijkheid.

Dat is een voorwaarde om de heerlijkheid van Jezus in je leven te ervaren: Alleen op Hem zien. De duivel is een verleider, maar ook een afleider. Hij leidt onze gedachten van Jezus af. Hij wil ons laten zien op omstandigheden en wil dat we bezig zijn met moeilijkheden die er zijn in het geestelijk werk en in de gemeente. Hij wil dat we overal mee bezig zijn, behalve met Jezus. In de Hebreeënbrief staat dat we onze aandacht alleen op Hem moeten vestigen. Prijs de Heer dat het mogelijk is om alleen op Jezus te zien. “En ze zagen niemand dan Jezus alleen”. Zoals er in de natuur wel eens een dichte mist is, zodat er haast geen zicht is, zo gebeurt het ook wel eens in het léven van een kind van God. God laat wel eens toe dat wij voor een korte tijd van het licht; beroofd worden, Hij laat wel eens de duivel even zijn gang gaan. Niet omdat Hij dat zo fijn vindt en zich daarover verblijdt, maar om ons te be­proeven en om Zijn werk in ons te verdiepen, zodat wij meer de heerlijkheid van Hem gaan beleven.

Een tijdje geleden had ik zulk een ervaring. Er was veel strijd geweest. Er waren verschillende dagen van geestelijke mist geweest in mijn geestelijke leven. Maar ik bleef de Heer aanroepen. In Psalm 107 lezen wij verschillende malen: Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid en Hij voerde hen uit hun angsten. Dit was ook mijn ervaring! Ik bleef de Heer aanroepen en Hij verhoorde. Halleluja.’ Op een middag, terwijl ik aan het werk was, raakte de Heili­ge Geest mij opnieuw aan. Ik voelde warmtegolven door mij heengaan. Er kwam blijdschap én overwinning in mijn hart. Toen ik s’ avonds voor hét aangezicht van de Heer stond, begon ik te lachen, het was een heilig lachen. Wat een blijdschap, wat een heerlijkheid, op dat moment. De heer­lijkheid des Heren omstraalde mij. God is goed en zeer te prijzen.

Heb een nieuwe ervaring met God!

Kind van God, ik ken uw nood en strijd niet. Maar daar is een nieuwe aanraking van de Heilige Geest mogelijk. Je kunt in het verleden gedoopt zijn met de Heilige Geest, maar door verschillende omstandigheden is er geen overwin­ning en blijdschap meer. Laat je bijvullen door de Heilige Geest. De wolkkolom is temidden van de gemeente.

Veel kinderen van God zijn de overwinning en de blijd­schap kwijt. Ga zo niet langer door. Neem geen genoegen met een traditiegeloof. Blijf niet langer in de sleurgodsdienst met zijn wetten en geboden. De letter is dood, maar prijs de Heer, de Geest maakt levend. Ik zou de mensen die in “Pinksteren” maar zo mee huppelen niet graag de kost willen geven. Het gaat om het echte, sprankelende le­ven met de Heer. Je kunt in de Geest begonnen zijn, maar in het vlees geëindigd zijn. Kom terug voor het aangezicht van de Heer. Ga desnoods worstelen met de Heer als eens Jacob deed: Ik laat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent, :

Jezus kan vaak Zijn heerlijkheid niet openbaren in ons leven en in dat van de gemeente, omdat wij niet genoeg met Hem bezig zijn. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenén die Hem liefhebben”(1 Kor. 02:09) Deze beloften zijn niet alleen voor later als wij bij Jezus zijn. Maar ook voor nu.

Weet u het ook dat de heerlijkheid des Heren u om­straalt en bestraalt?

“Ik ken een rivier,

en haar heerlijke vloed –

Stroomt vredig en zegenend steeds voort

Zij straalt en zij glanst, als met vurige gloed            

Wie heeft van die stroom niet gehoord?”

Wilt u doen wat lied 202 uit de bundel van Johannes de Heer zegt:

“Ik werp mij in die heilstroom” Halleluja! Prijs de Heer.’

 

Komst en wederkomst door D. A. Wols

De Prediker schouwt het leven zoals dat onder de zon geleefd wordt en kómt tot de slotsom, waarmede hij zijn boek begint namelijk dat alles ijdelheid is. Een mens wordt geboren, hij leeft een bepaald aantal jaren, maar aan het einde van zijn leven herhaalt zich het sombere re­frein van Genesis 5. “En hij stierf”.

Wat tussen de geboortedag en de sterfdag ligt is een damp, een bloem, snel verdwijnend en niemand die er nog aan gedenkt. Wat tranen van nabestaanden, maar ook die drogen met het voortschrijden der tijd, en voort wentelen de eeuwen.

De prediker trachtte de dingen te doorvorsen maar zijn resultaat is teleurstellend. Het is ijdelheid. En daarom zegt hij ook, nadat hij zichzelf afgemat heeft: “Mijn zoon er is geen einde aan het  is het slotwoord:  van veel boeken en veel door­vorsen is afmatting voor het lichaam. Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud Zijn geboden want dit geldt voor alle mensen.

De boodschap van de eindtijd

Alle mensen worden geboren en sterven. Elke tijd en elk mens heeft zijn eigen karakter. Ook de eindtijd heeft zijn eigen karakter maar gaat evenzeer ras voorbij als alle vorige tijden. De boodschap van de eindtijd is: De  Bruidegom komt, ziet, gaat uit Hem tegemoet. Maar het speelt zich af onder de zon en gebonden aan tijd en plaats en dus tijdbepalend.

Eens hebben mensenogen de eerste komst des Heren in dienstknechtgestalte gezien. Wat zagen zij? Een kind in de kribbe. De herders zagen de engelen en kregen de bood­schap, de wijzen zagen de ster, en zij reisden naar het land van de geboren Koning. Zij vonden het kindeke en zijn moeder. Heel eenvoudig, heel sober. Niet in pracht en praal zoals een Heerser zou betamen, maar los van alle aards vertoon en ceremonieel.

Jezus komt weer

Bij Zijn wederkomst zullen we weer wat zien. Hij zal we­derkomen gelijk Hij is opgevaren, aldus de boodschap der engelen bij het ten hemel varen van Jezus. Hij komt met de wolken en aller oog zal Hem zien, óók die Hem hebben; doorstoken. Hij zal de antichrist van de troon stoten en het wereldbestuur in handen nemen. Hij komt om de volkeren te richten in rechtmatigheid. De geloofsbelijdenis zegt dat Hij wederkomen zal om te oordelen de levenden en de doden. De Schrift zegt echter dat Hij wederkomt om de vol­keren te richten in rechtmatigheid.

Dat wil zeggen, te besturen, de wet voor te schrijven hoe een land en volk geregeerd moet worden, zonder wreed geweld.

Toch weer ijdelheid

O, het is heerlijk, een wereld zonder geweld. Maar het is alles onder de zon. Het is toch weer ijdelheid. Want het gaat voorbij. Als de satan weer los is uit zijn tijdelij­ke gevangenis, luisteren de volken weer naar hem en vergaderen zich tot de strijd tegen de gezalfde, natuurlijk tevergeefs, want Hij is onoverwinlijk. Elia heeft het gezien, de Onoverwinlijke, het vuur op het altaar, de dóód der valse priesters, maar vlucht even later als de triomf verbleekt is. IJdelheid. Voorbij. Er schijnt niets meer van over. Een diepe depressie valt over hem en hij begeert te sterven.

De mens verzadigd zich in het zien. Maar alles is be­sloten onder de slotconclusie van dé prediker, namelijk dat alles wat wij zien, ijdelheid is. En aan ijdelheid moeten we ons niet vastklampen. Wie uit de hoge lucht valt en zich vast wil klampen aan de mist, is een dwaas.

Wie leeft van en uit de feitelijke gebeurtenissen is een rusteloos wezen die voortgeslingerd wordt van de ene kant naar de andere kant gelijk een journalist die zich spoedt van de ene plaats naar de andere.

We hebben mensen ontmoet die leven uit de feitelijke gebeurtenissen. Ze wisten de volgorde van alles wat ge­beuren zou precies te vertellen en waag hét niet met hen van mening te verschillen. Inderdaad is er een handelen Gods in de historie en een ingrijpen Gods in de gebeurte­nissen. In grote lijnen weet ieder kind van God die ook in mindere of meerdere mate, maar het slotwoord van al het gehoorde is God te vrezen en Zijn geboden te onder­houden .

Want stel u voor, dat wij al de toekomstige gebeurte­nissen in juiste volgorde te boek hadden en alles zou zich precies ontwikkelen zo. Als wij dat ons voorstellen zij het langs de weg van openbaring of uitlegging. Het zou niet baten.

Wat de Heer van ons vraagt

Wij moeten slechts doen wat Jezus bevolen heeft. Al de volken onderwijzen, óók het Nederlandse volk als God ons niet elders roept, hen dopen en leren onderhouden alles wat Jezus bevolen heeft.

Ik doe maar een greep uit dat “alles” wat Jezus beval:

1.Onderwijzen alle volken.

2.Lopen.

3.God liefhebben bovenal.

4.De naaste als zichzelf.

5.Nederig van hart zijn.

6.Sterven aan zichzelf.

7.Zichzelf verloochenen.

8.Niet de eerste plaats in willen nemen.

9.Het zout der aarde zijn.

10.Een stad op een-hoge berg zijn.

11.Hongerigen, vriend en vijand, voeden.

12.Naakten, vriend en vijand, kleden.

13.Gebed in de binnenkamer om niet van de mensen gezien te worden.

14.Vasten met gezalfd hoofd.

15.Duivelen uitworpen.

16.Zieken genezen, in Zijn Naam.

17.In nieuwe tongen spreken.

18.Niet vloeken en vervloeken, maar zegenen

Slechts achttien punten uit alles wat Jezus bevolen aantal gemakkelijk uitbreiden als u de evangeliën leest en de teksten apart op zou schreven waarin Jezus iéts beval. Want vrienden, de naam Jezus wordt overal wel gebruikt. Iedereen gebruikt die Naam. Het is met name in deze eindtijd kenmerkend, dat alles Jezus is. Er zullen vele valse Christussen en profeten opstaan, en dit: zullen ook de valse Christussen én profe­ten zélf naar voren brengen. Zijt echter geen navolgers van mensen, maar navolgers Gods als geliefde kinderen.

Laten we eens nauwlettend bezien alles wat Jezus be­volen heeft. Want die is hét die Hem waarlijk liefheeft… die Zijn Woord bewaard. En de valse proféten’ gaan uw deur voorbij omdat zij alles willen behalve te doen alles wat Jezus bevolen heeft.

Jezus is heden dezelfde

Een sombere man, die Prediker uit het Oude Testament. Maar hij sprak een heerlijk slotwoord. Indien wij deze din­gen horen, zalig zijn wij zo wij ze doen een ieder naar de gaven en talenten van God ontvangen.

Blijf niet staan bij het verleden. Zie ook niet reikhal­zend uit naar de toekomst. Jezus is ook heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Slechts in het onderhouden van Zijn ge­boden is groot loon. 

Hoe lief heb ik Uw wet. “Dan zal ik wandelen óp ruime baan, Want ik zoek Uw bevelen”(Ps. 119:045)‘

Gezegende feestdagen, broeders en zusters.

 

1968.02 nr. 97

Levend Geloof 1968.02 nr. 97

Bij de voorpagina

De illustratie op de voorpagina werd gemaakt door broeder Having M. Hopma uit Warnsveld, naar aanleiding van Exodus 17 (Ex. 17:12b).

Broeder Hopma schrijft als toelichting dat de teke­ning niet geheel volgens het Woord is, want dan moest de middelste figuur op een steen zitten, maar “ik heb het accent gericht op de verheerlijking, het lofzingen, het halleluja'”

“Aaron en Hur ondersteunen hier de armen van Mozes tot de avond valt, waarop de schrijver van dit boek de resul­taten van dit armen heffen, alias God prijzen, beschrijft wat vooral tot uitdrukking komt in het woordje “Zo”; zo overwon Jozua (Ex. 17:13). Geen woord meer. Punt! Basta!

De elle bogen van de Godsman rusten op de schouders van zijn meest getrouwen, waarvan de een het schild des ge­loofs vasthoudt met de Shaloom-ster (het “vrede”) met in het hart daarvan de duif, de Heilige Geest, Die in alle waarheid leidt en dus ook de vrede leidt, vrede in het hart van het individu, van de Gemeente, van Zijn volk, dat de strijd aanbindt in geloof en uitsluitend daardoor overwint.

“Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest…..” De andere man draagt het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God (Ef. 06:16-17). Mozes draagt de staf van God, waarmee hij op het water van de Nijl sloeg, de staf die hij bij zich heeft als Gods volk tegen Amalek strijdt en die hij naar zijn belofte aan Jozua op de heu­veltop bij zich zal hebben (Ex. 17:09). Tenslotte vormen de drie personen het beeld van de drie-eenheid, van het waar twee of drie verzameld zijn in Mijn Naam ben Ik in het midden”(Matt. 18:20)”.            

 

Wandelen op de golven door Gert Jan Doornink

“Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus” (Matt. 14:29b)

Prijst de Heer voor deze’ wonderbare geschiedenis, waarin ons verteld wordt hoe Jezus daar temidden van de storm over het Meer van Galilea wandelt, terwijl de dis­cipelen in een schip het meer oversteken. Dan ziet Petrus Jezus en gaat Hem tegemoet…..Lees (Matt. 14:22-33).

Wij geloven dat deze geschiedenis letterlijk zo gebeurd is, maar dat zij ook een geestelijke betekenis voor ons heeft. Wat Petrus hier n.l. letterlijk deed: wandelen op het water, wordt van ons figuurlijk verwacht.

Wij zijn geroepen om “uit het schip” te komen.

Wij zijn geroepen om te “wandelen op het water”.

Wij zijn geroepen om daarbij niet op de golven (om­standigheden) te zien.

Jezus heeft gezegd: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping”(Mark. 16:15) Dit is het grote zendingsbevel van Jezus, wat ook tot uiting komt in (Matt. 28:19 en Hand. 01:08-09).

Dit was de opdracht voor de eerste discipelen, en dit is de opdracht voor de discipelen die thans leven, dat zijn Allen die door persoonlijk geloof in Jezus Christus kinderen Gods zijn.       .

Als wij blij zijn dat wij gered zijn voor de eeuwigheid, dat wij bevrijd zijn uit de macht van satan, maar wij doen verder niets, wij blijven “in het schip” – beantwoorden wij niet aan de opdracht die Jezus ons gaf. Dan kan God Zijn doel met ons leven niet bereiken. Immers, de wedergeboorte is niet een soort paspoort om in de hemel toegelaten te wor­den. (Dat komt dan uiteindelijk vanzelf). Maar zolang wij hier nog op deze wereld “in vlees en bloed” aanwezig zijn, behoort heel ons leven in dienst van Jezus te staan.

Evenals Jezus, toen Hij op de golven liep, aan Petrus het bevel gaf: “Kom”, geeft Hij ook ons het bevel om het schip uit te komen en te wandelen op de golven.

Dit is alleen mogelijk door te wandelen in geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen (Heb. 11:06). Als we gaan zien op de golven zinken ook wij al spoedig weg.

Wat wilt u? Zien op de golven en wegzinken? Of zien op Jezus en bruikbaar zijn in dienst van de Meester?

De wereld van nu heeft geen behoefte aan gelovigen die vreesachtig zijn en vol twijfel. Trouwens er is geen enkele reden om te twijfelen, om angst of vrees te hebben. Immers Jezus gaf Zijn discipelen, bij het geven van de grote opdracht machtige beloften mee. Hij zei o.a. “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”(Matt. 28:20) en “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt” (Hand. 01:08).

Wat dit laatste betreft, dit is misschien de reden waarom Petrus wegzonk in de golven. Hij miste toen nog de inwonende kracht van de Heilige Geest. Hij was een volgeling van Jezus, maar moest nog veel afleren. Later, na de Pinksterdag, werd deze zelfde Petrus machtig door de Heer gebruikt.

Als u weggezonken bent in de golven, bedenk dan, dat onze Heiland ook u, evenals Petrus toen hij wegzonk, de reddende hand weer toesteekt als u berouwvol tot Hem komt.

Maar bedenk ook, dat Jezus de opmerking maakte: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?”(Matt. 14:32). Jezus maakte een opmerking over de twijfel van Petrus en noemt hem. Kleingelovige, maar Hij veroordeelde het geloof van  Petrus niet! Hij zei niet? “Petrus, wat ben je overmoedig geweest, door zo maar op het water te gaan lopen”. Hij kon dit trouwens ook niet zeggen, want Hij had immers Zelf het bevel gegeven! Hij vraagt nooit iets onmogelijks. Hij heeft gezegd: Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft!

Vele kinderen Gods zijn gebonden door twijfel. Het ge­volg is dat er geen overwinning in hun leven is over zonde, ziekte, vrees, zorg, etc. Zij bidden voor ver­schillende dingen, maar ontvangen nooit iets. Bovendien zijn zij daardoor ook anderen niet ten zegen, want wij kunnen onmogelijk anderen uit de macht van satan bevrij­den, als we zelf nog in meerdere of mindere mate door hem beheerst worden.

De apostel Jacobus sprak duidelijke taal over de twij­fel. In (Jak. 01:06-08) staat; “Wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”.

Wij moeten bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende (Jak. 01:06).

De weg van het “wandelen op de golven”, die Jezus van ons vraagt, is een weg van geloof, maar het is de enige goede weg. Alleen door te wandelen op de golven ervaren wij de overwinningskracht van Jezus in ons eigen leven èn wordt deze overgebracht in de levens van anderen’

De eindtijd-golven gaan al hoger en hoger, maar de wa­re gelovige vreest ze niet. Hij weet; Met Jezus ben ik meer dan overwinnaar’ Met Jezus mag ik wandelen op de golven!

 

Boekbespreking

Bij Uitgeverij C. Blommendaal N.V. te Den Haag ver­scheen onder bovenstaande titel, als deel 1 van de serie “Opdat zij allen één zijn”, een boek geschreven door Joh. Kroon. (Paperback, ƒ6,50, 240 blz.)

De vraag naar eenheid is actueel. Kerken en groepen zijn verdeeld, teveel om op te noemen. Leerzaam de vele on­derwerpen die schrijver behandelt. Men behoeft het niet in alles met de schrijver eens te zijn? het is trouwens uitgesloten dat ieder onzer het met elk eens kan zijn. In het buitenland zegt, men immers, dat één Nederlander een theoloog is, twee Nederlanders een kerk, en drie Neder­landers een scheuring betekenen. Dit merkwaardig individualisme is echter       uitnemend            geschikt om de Gemeente Gods

in zijn kracht te openbaren als werkend lichaam des Heren, die het individu niet uitsluit maar een plaats wil geven in het geheel. Dat is iets anders dan door het geheel te worden opgeslokt om achter het stokpaardje van een ander aan te lopen.

Schrijver behandelt diverse kerken en groepen. Maar waar ik hem gelijk zou geven, zouden weer anderen hem ongelijk geven. Maar in ernst poogt Joh. Kroon de ware eenheid, duidelijk te maken, en wij geloven voor onszelf, dat hij daarin is geslaagd.

Dieper op alles ingaan zou ons te ver voeren, maar we zouden zeggen: Neem en lees. Voor ieder die worstelt met de eenheid is er veel te leren. Voor ons is het wat on­verteerbaar dat schrijver de doop des Geestes vereenzel­vigt met de wedergeboorte van de mens. Vanaf de wederge­boorte inclusie: de voorbereidende werkzaamheden, is de mens echter werkterrein van de Heilige Geest, vanaf de doop in de Geest woont de Heilige Geest in onze harten. Er is een groot verschil tussen werken en wonen, een verschil dat de schrijver nog niet ziet.

Terecht echter distantieert schrijver zich van alle gemeente-vorming als machtsconcentratie, anders dan om de volheid Gods in Christus te openbaren aan zichtbare .en onzichtbare wereld.

We concluderen, dat de gemeentevorming, zowel bij de kerk als groep, teveel reactie-beweging is, en teveel is opgebouwd uit op zichzelf zuivere waarheidselementen die bij de ander ontbreken. Tegelijk met de oprichting der groep ontstaat een nieuw manco, namelijk het positieve element, dat de ander wel heeft. Zo blijven we in een cirkel ronddraaien. Ieder zuiver stellen van het Gemeen­te van Christus zijn resulteert tenslotte veelal in het vormen van een nieuwe groep.

Deze weg is heilloos. Het ware beter en nuttiger als we met zijn allen eens om de ronde tafel gingen zitten en na oprechte verootmoediging eens met elkaar gingen pra­ten, open en oprecht als geliefde kinderen Gods, gered door het bloed van het Lam, en na enkele mislukkingen niet opgaven, maar doorzochten naar de oprechte eenheid in Jezus Christus, het Woord Gods dat vlees werd. God uit God, licht uit licht. Wie neemt het roer in handen?

Dirk A. Wols.

 

Leven door de Geest door A. Schenk

“Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden” (Gal. 05:25).

Hoe komt het toch dat zovelen die getuigen met de Hei­lige Geest gedoopt te zijn, ontsporen in hun geestelijk leven? Ik geloof dat het antwoord te vinden is in boven­staand vers. Wij moeten door de Geest het spoor houden. In (Rom. 08:14) staat: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”.

Het grote gevaar bij ons is dat, als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest, wij dit als een eindpunt gaan beschou­wen en hierbij blijven stilstaan en rustig verder leven met de bewuste ervaring over de doop met de Heilige Geest in ons leven. Het was een machtig moment toen wij deze er­varing beleefden en in tongen gingen spreken. Maar verder is ons leven gebleven zoals het was. Hoe komt dat eigen­lijk? Waarom is er bij velen geen vooruitgang te bespeuren? Mag ik het u eens duidelijk trachten te maken?

Als een kind van God de doop met de Heilige Geest ont­vangt, ontvangt hij een Persoon. De Heilige Geest is een Goddelijke Persoon. Een persoon vraagt gehoorzaamheid. Een persoon wil dat je naar hem luistert. Een persoon heeft een wil en gevoel. Een persoon kun je bedroeven. Een per­soon kun je verdrijven.

In onze tijd ontvangen honderden de doop met de Heilige Geest. Dit is het beginpunt in zulke levens. Maar als de Heilige Geest als Goddelijke Persoon bij mij is binnengeko­men, ga ik dan ook naar Hem luisteren? Naar de aanwijzing­en die Hij geeft in mijn leven? Is Hij werkelijk de Bewoner van mijn leven? Of ia Hij een gast? Als wij een gast thuis hebben dan zal ik tegen hem zeggen: doe maar net als of je thuis bent. Hij zal van deze gastvrijheid gebruik maken. Maar toch zal hij niet alles doen, wat ik zelf doe als be­woner van het huis. Hij zal niet in alle kamers komen. Hij zal bijvoorbeeld niet in de kasten gaan kijken. Begrijpt u het? Hij is maar neen gast in mijn huis.

Wat is de Heilige Geest in uw leven? Een Gast of de Bewoner van uw levenshuis? Hij wil de bewoner zijn van uw le­ven en geen gast. Velen willen de Heilige Geest hebben, maar willen de baas blijven in eigen leven. Hebt u al het geheim ontdekt? Niet u moet de Heilige Geest hebben, maar de Heilige Geest wil u hebben. (Ef. 02:22) zegt zo mooi, dat wij meegebouwd worden tot een woonstede Gods in de Geest.

De Persoon van de Heilige Geest wil in u wonen. Bit be­doel ik, zegt Paulus, wandelt door de Geest en voldoet niet aan de werken van het vlees. De Heilige Geest wil ons stuk voor stuk voor stuk leiden en opvoeden. Naar ma­te zich het kind van God laat leiden en opvoeden door de Geest, naar die mate zullen wij geestelijke mensen worden. Er is van onze kan één voorwaarde aan verbonden, dat wij alle begeerten die naar het vlees zijn, laten doden door de Geest van God. Bit gaat dus totaal onszelf kosten. On­ze ideeën, onze vermaken, ons egoïsme, ons recht dat wij vaak menen te hebben, enz.

Van Jezus werd getuigd dat Hij zachtmoedig was en nede­rig van hart. Be Bijbel vertelt ons dat Jezus de minste wilde zijn. Dat Hij zichzelf niet verdedigde en geen gelijk wilde hebben. Dat, als Hij verdrukt werd, Hij Zijn mond niet opendeed, als Hij gescholden werd niet terugschold, als Hij vervloekt werd, niet terug vloekte, maar zegende.

Ziet u, dit is leven naar de Geest. Ik geloof met mijn gehele hart, dat in de eindtijd waarin wij leven, de Heer zulke mensen wil vormen door Zijn Geest. En een Gemeente wil hebben die geestelijk is. Willen wij die prijs betalen? Zoals Jezus de dood in ging, zullen wij de dood moeten ver­klaren aan ons zelf, opdat de Heilige Geest Zijn volle doel in ons persoonlijke leven, en dat van de Gemeente, bereiken kan. Laten wij er goed van verzekerd zijn dat lallen die zich Israël noemen, .nog lang geen Israël zijn. En dat allen die roepen; “Ik ben gedoopt met de Heilige Geest”, nog lang altijd geen geestelijke mensen zijn. Ook in de Pink­sterbeweging niet, ondanks de zegen die er is.

Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe dat als daar twist en nijd is, zijn geen geestelijke, maar vleselij­ke, onveranderde mensen zijn. U voelt toch wel, geliefde lezer(es), dat als wij werkelijk geestelijke mensen waren, – ook wij die belijden gedoopt te zijn met de Heilige Geest­ en ook veel meer vluchten van de Heilige Geest openbaar zouden worden. Al die twisten, en al dat vleselijk gedoe, staat een diepere doorwerking van de Heilige Geest, in de Gemeente, in de weg. In tijden van opwekking lezen wij dat zonden worden opgeruimd onder de kinderen Gods, dat ru­zies worden goedgemaakt, dat er een diepere reiniging plaats vindt onder Gods volk, dat hun die zonder God leven, overtuigd worden van zonden, ja dat zelfs grote dronk­aards en publieke vrouwen gered worden. Wij lezen zelfs dat gehele steden hun zonden gingen inzien en tot bekering kwamen, alleen omdat de Heilige Geest ging werken.

De Heilige Geest wil in deze tijd grote dingen doen. Maar Hij zoekt mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die alles op het altaar leggen en zich volledig overgeven aan de Heilige Geest. Hij zoekt vaten die zich volkomen willen laten reinigen, en zich onthouden willen van de zonde. Want de Heilige Geest heeft maar één doel in de levens van de kinderen Gods; Jezus te gaan verheerlijken. Dit is het doel van uw leven, dat Jezus tot Zijn eer komt, dat Jezus verheerlijkt wordt in Zijn Gemeente. Opdat elke mond zal belijden dat Jezus de Heer is, in de hemel en op aarde, en opdat alle knie zich voor Hem zal buigen, opdat Jezus Zijn koningschap in ons leven en in dat van de Gemeente zal kunnen aanvaarden. Ja, dat deze gehele aarde zal buigen voor Hem en straks het koningschap zal aanvaarden over de­ze wereld en alle machten der duisternis geworpen zullen worden in de poel des vuurs. Wat een heerlijke toekomst! Halleluja! Amen.                                                                                      

 

Van de redactie

’Wij zijn blij dat “Levend Geloof” een taak heeft bij de {verkondiging van de eindtijd-boodschap; het volle evangelie. In deze tijd zet de duivel alles op alles om de menselijke geest te beïnvloeden, uiteraard in negatieve zin, waarbij hij gebruikt maakt van de moderne media; als krant, radio en televisie. Daarom zullen ook de kinderen Gods iedere vorm en gelegenheid moeten aangrijpen om de volle boodschap via alle beschikbare instrumenten uit te dragen. Wij kunnen de mensen ook beïnvloeden maar dan in positieve zin! Ons blad is ongetwijfeld ook; een instrument in Gods hand. Uit de vele reacties blijkt dat ons blad veel gelezen wordt. Wij zijn ook dankbaar dat vele lezers en lezeressen biddend achter deze zendingsarbeid staan en ook werken met ons blad. Velen geven “Levend Geloof” na lezing door, anderen bestellen een aantal voor verspreiding of betalen geschenkabonnementen. Doet u in dit opzicht al iets?

 

1968 Zendingsjaar door B. Hoekendijk

“Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bij­een. Vergadert het volk, heiligt de gemeen­te, roept de ouden bijeen. …. .Laat de priesters, de dienaren des Heren, tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men on­der de volken zeggen: Waar is hun God?” (Joël 02:15-17)

Met verontrusting zien we hoe in de hele wereld landen worden toegesloten voor de zending. Vele buitenlandse zendelingen moeten India verlaten. Hollandse zendelingen moesten Kongo verlaten, door de onlusten. Sommige zende­lingen werd de toegang tot Suriname geweigerd. De geld­ontwaarding is een middel van satan om zendingsgaven min­der resultaat te laten zien. En niet alleen politiek, economisch; iedere geest vervulde Christen ziet de invloed van antichristelijke machten vergroten. De pers maakt de persoon van Jezus Christus, God, en het Christendom hoe langer hoe meer belachelijk.

Als Joel 2 spreekt van “het blazen van de bazuin”, “het bijeenroepen van een plechtige samenkomst”, het uitschrij­ven van “een vasten”, de “dienaren des Heren die wenen voor het altaar”, dan willen we deze woorden van ons ter harte nemen. Het Volle Evangelie Nederland, in zijn meest ruime vorm, moet ontwaken, en beseffen dat de eindtijd is aangebroken.

Als er wordt gesproken van “een smaad”, dan rust die ook op ons. Zeven jaar geleden gebruikte God de VEZA om allerlei groepen bij elkaar te brengen. De eerste Vreugde­dagen waren een werkelijk symbool van eenheid. Maar het is weer verzand in elkaar bestrijden, het toelaten van versplintering. Dogma’s brachten scheiding tussen broe­ders die tot een gezin behoren. En de jaren verstreken, de kostelijke jaren van godsdienstvrijheid en vrede. We vragen ons af of wij niet net als Jona moeten ontwaken, en samen terug moeten gaan naar onze roeping! De wereld van Jezus te vertellen.

Pinksteren en zending horen één te zijn. Pinksteren be­tekent: Activiteit, zending, leven, kracht om te getuigen. Daarom willen we zo graag in 1968 de zending en evangeli­satie opnieuw als doel stellen. We willen dogmatische verschillen negeren, en zielen gaan winnen voordat het te laat is.

Op de Nationale Zendingsdag op 10 maart in de Expohal te Hilversum komen duizenden Volle Evangelie Christenen bijeen om te luisteren naar mannen Gods die hen op deze dingen willen attenderen.

In een tiental predikersontmoetingen over het hele land heeft het Zendings comité bij voorgangers van allerlei groepen een oprecht verlangen tot eenheid gevonden.

Deze eenheid zou alleen gebaseerd moeten zijn op het bloed van Jezus en respect voor elkaars werk.

In een grote actie “Andreas” wordt het vervoer van vele gemeenten naar de Expohal gecoördineerd.

Op de Zendingsdag is een straat van marktkraampjes ingericht waar vertegenwoordigers van vele verschil­lende zendingsorganisaties van hun zendingswerk ver­tellen.

Een groot dia- en filmprogramma toont wat vanuit Ne­derland aan zendingsactiviteiten wordt ondernomen.

Er zijn aparte Kindersamenkomsten, die door H. ter Welle geleid worden.

Op 29 maart wordt een landelijke Bid- en Vastendag gehouden. In heel Nederland gaan op die dag Christe­nen op de knieën om God te vragen iets nieuws te doen.

Als er 150.000 mensen per dag bijkomen. Als er 6000 echtscheidingen per jaar worden uitgesproken (in Nederland) waarbij 10.000 kinderen betrokken zijn. Als er 1000 zelfmoorden per jaar in Nederland plaats vinden. Als er 2700 doden vallen in het verkeer, en 65.000 gewonden per jaar. Als ons land ver over de grenzen berucht is om de losbandigheid van zijn jeugd en, de vrijheid waarin homosek­sualiteit hier bedreven wordt. Als Jezus zegt; Er komt een nacht waarin niemand werken kan. Als deze dingen zo zijn dan moeten we, noodgedwongen elkaar de hand geven en zielen gaan winnen, zending bedrijven er redden wat er nog te redden valt.

Rondom de Zendingsdag zijn allerlei belangrijke activiteiten. Kerkelijke instanties worden uitgenodigd hun waarnemers te sturen. De pers wordt op hoffelijke wijze ontvangen. Er zijn bidstonden en predikersontmoetingen over het hele land. Als de Heer het behaagt staan we aan de vooravond van iets nieuws. ‘En het is de hoogste tijd, want de nacht valt.

 

Pastoor Dijkman verlaat Katholieke kerk

Het bericht dat pastoor A. N. Dijkman van de St. Franciscus-parochie te Groningen zich heeft, losgemaakt van de Rooms-Katholieke kerk, omdat hij in aanraking is gekomen met de boodschap van het volle evangelie heeft allerwege grote aandacht getrokken.

Wij verheugen ons over deze beslissing en wensen broe­der Dijkman Gods rijke zegen toe met de bede dat de le­vende Heer hem verder zal gebruiken als een instrument in Zijn dienst.

Ondertussen werd broeder Dijkman op Bijbelse wijze ge­doopt in een grote doopdienst welke zondag 18 februari werd gehouden in Hengelo, en onder leiding stond van br. M de Jong uit Enschede.

 

Het leven begint bij Jezus, een serie Bijbelstudies door Jenny Manschot (1)

 

 

 

En God schiep de mens naar Zijn beeld

“En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis…..En God schiep de mens naar zijn beeld naar Gods beeld schiep Hij hem” (Gen. 01:26-27)

De dieren en ook de planten had God naar hun aard ge­schapen, maar aan de mens gaf Hij zijn eigen natuur, God schiep de mens naar zijn beeld, zodat de mens op God leek. (Gen. 01:11b-12; Gen. 01:21; Gen. 01:24-25).

Hoe God bij de schepping van de mens te werk ging, le­zen we in (Gen. 02:06b-07.

Eerst steeg er een damp op uit de aarde, die de aard­bodem bevochtigde, en toen nam God een klomp aarde en boetseerde daarvan een menselijk lichaam.

Het was nodig, dat er aan het stof van de aardbodem eerst water werd toegevoegd, voordat’ God met boetseren kon aanvangen. Want indien het stof geen vocht bevat had, was het niet mogelijk geweest om er een gestalte, een vorm aan te geven. Probeert u maar eens om van droog zand een pop of iets, dergelijks te vormen. Dat lukt niet’ Wa­ter verbindt namelijk de stofdeeltjes met elkaar, het voegt de afzonderlijke stofdeeltjes tot één geheel samen. Hier zit een diepere, geestelijke betekenis in, die we in dit verband even nader willen bezien.

In (Matt. 15:58) vergelijkt Jezus de wereld – d.w.z. de mensen die op de aarde leven – met een akker. Uit deze akker heeft God, toen Jezus van de aarde bij Hem terugge­keerd was, zijn gemeente, die het lichaam van Christus is, gevormd. (Ef. 01:22-23). Maar voordat God hiermee begonnen is, heeft Hij eerst de akker bevochtigd, door zijn Geest – de Heilige Geest – uit te storten op alle vlees. (Hand. 02:16-17a). De hele akker werd bevochtigd met levend water, dat vloeide uit de bron van levend water, dat is God.(Jer. 17:15). Dit was noodzakelijk, want als de gemeente, het lichaam van Jezus, niet vervuld zou zijn met de Heilige Geest, dan zou zij als los zand aan elkaar hangen. Het wa­ter van de Heilige Geest houdt de afzonderlijke stofdeeltjes uit de akker bijeen, het voegt alle leden van hét li­chaam van Christus samen tot één geheel, zodat het een, eenheid vormt. “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt”, en “allen zijn wij met één Geest gedrenkt”. (1 Kor. 12:12-14).

Toen God klaar was met het boetseren van het menselijk lichaam, was er een wonderschone gestalte ontstaan, maar zij lag daar nog zonder beweging, zonder leven. En God boog zich over die roerloze gestalte heen, opende zijn mond en blies de levensadem, de levensgeest, er in, zodat de mens tot leven kwam.

Op het moment, dat God begon te blazen, vloeide er le­ven en geest uit God over in de mens. God gaf de mens van zijn eigen Geest, waarin leven is, eeuwig leven. De mens ontving het goddelijke leven en de goddelijke geest in zich, en kreeg hierdoor deel aan de goddelijke natuur. Daarom is de mens van het geslacht van God (Hand. 17:28b-29a; 2 Petr. 01:04b).

En God stelde de mens aan als zijn plaatsvervanger hier op aarde. De mens kreeg de heerschappij over de ganse aar­de met alles wat zich daarop bevindt. (Gen. 01:26-28).

Een uitstapje in het heelal

Over het heelal en de sterren en planeten, die daarin een plaats hebben, spreekt God met geen woord. Daarom ge­loof ik persoonlijk niet, dat het naar Gods wil is, dat de mens naar de macht in het heelal grijpt. Ik geloof veel­eer, dat het satan is, die hierachter staat. Het menselijk vernuft heeft het al wel heel ver gebracht. De mens heeft het zelfs al gepresteerd om een uitstapje in het heelal te maken. En in de toekomst staan er reizen naar de maan en Mars en misschien nog meer planeten op het programma. God gaf de mens de darde tot woonplaats, maar de mens is bezig andere verblijfplaatsen te zoeken, buiten de atmos­feer van de aarde.

De mens wil andere planeten veroveren. En het lijkt er inderdaad op, dat hij dit eenmaal bereiken zal. Of God dit toelaat? De mens wil zich, bewust of onbewust, een weg naar de hemel banen. De mens is bezig om zich sterk en machtig te maken. Hij wil sterk komen te staan tegenover God.

De “Toren van Babelbouwers” wilden dit ook. Zij wilden een sterke hechte eenheid vormen tegenover God. Zij sloe­gen de woorden van Gods “Vervult de aarde” (Gen. 01:28), in de wind en bleven bij elkaar. Zij wilden zich een naam ma­ken en een stad bouwen waarvan de toren tot de hemel reikte. Maar God verwarde hun taal en verbrak daarmee hun eenheid. Zij begrepen elkaar niet langer. En zij gingen uit elkaar en staakten de bouw van de stad. (Gen. 11:01-09).

De mens van de 20e eeuw bouwt nog voort aan zijn “Toren van Babel”. Zal hij hiermee doorgaan tot zijn “toren” naar beneden valt en hem verplettert?

Het is niet goed, dat de mens alleen zij

God maakte de mens tot onderkoning van de aarde en Hij gaf hem de hof van Eden, het paradijs, als woonplaats. En God zeide; “Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past”.

Het wonderlijke is, dat God, voordat Hij dit plan uit­voerde, eerst de dieren bij Adam bracht, opdat hij ze een naam zou geven. God liet Adam zelf ontdekken, dat hij al­leen was. Toen Adam de dieren zo allemaal aan zich voorbij zag gaan, merkte hij op, dat zij samen waren, dat God hen twee aan twee, als paartjes geschapen had.

En Adam bemerkte, dat hij alleen was. “Voor zichzelf vond hij geen hulp”, geen metgezel, “die bij hem paste”. Toen deed God een diepe slaap op Adam vallen en Hij nam een rib uit zijn lichaam en bouwde daarvan de vrouw en stelde haar aan Adam voor. Waarop Adam zei; “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn ‘vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaam­den zich voor elkander niet”. En God zegende hen en zei; “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar”. (Gen. 02:15-25; Gen. 01:28).

Er zijn mensen, die zeggen, dat de verboden vrucht, waarvan Adam en Eva aten, het seksuele bewust worden was. Dit is klinkklare onzin. De seksuele gemeenschap tussen man en vrouw, is het mooiste wat God de mens in het huwe­lijk gegeven heeft. In de gemeenschap, wanneer deze voortspruit uit echte liefde tenminste, bereikt de liefde haar hoogtepunt en uit deze climax der liefde, komt nieuw leven voort.

Dit is niet iets vulgairs en iets om achterbaks ge­heimzinnig over te doen. Het is een geschenk van God, die de mens gemaakt heeft. Maar de mens heeft door zijn zonde ook deze zuivere liefdesverhouding tussen man en vrouw, tot iets lelijks en banaals gemaakt.

De mens verwierp de liefde van God en werd daardoor verblind voor de. ware zuivere liefde tussen man en vrouw. Leest u hierover (Rom. 01:18-32) maar eens na. Al het mooie en zuivere, wat God in zijn grote liefde aan de mens gegeven heeft, heeft de mens met voeten getreden.

Daarom is het ook zo’n rommel in de wereld. En nu kun­nen we daarvan God de schuld wel geven, maar dat is niet juist. Wij zijn het zelf, die de schuld daarvan dragen.

Geen marionet

God heeft de mens goed geschapen, God heeft de mens geschapen naar zijn beeld. De mens kreeg deel aan de god­delijke natuur. Maar God heeft de mens niet geschapen als een marionet, die zich willoos heen en’ weer beweegt, wanneer zijn maker aan de touwtjes trekt. Neen, God heeft de mens een vrije wil gegeven.’

God is liefde en Hij wilde zijn enorme grote liefde ui­ten. God zocht een levend wezen aan wie Hij -zijn liefde kwijt kon en dat in staat was zijn liefde te beantwoorden.

En daartoe koos God de mens. God schiep de mens goed, de mens, was volmaakt en God plaatste hem midden in het goede, midden in Zijn volheid, en Hij gaf hem alles wat zijn hartje begeerde. God omringde de mens met zijn liefde en zorg, maar God drong ze hem niet op.

Hij zei niet: “Zo, nu heb Ik je gemaakt en op de aarde gezet, en nu moet je en zul je mijn liefde aanvaarden en precies doen wat Ik zeg”. Zo van één, twee, in de maat, halve draai rechts, halt! O nee! God is geen tiran, God is geen driller, God is liefde! (1 Joh. 04:16b).

Daarom gaf Hij de mens vrijheid. God leert geen disci­pline, zoals we die in het leger kennen: “Schoenen niet gepoetst? Dan maar een poosje brommen in de cel. Zonder pardon”. Maar God leert gehoorzaamheid, zoals ook ouders die aan hun kinderen trachten te leren. En de mens mocht zelf bepalen, zelf kiezen, of hij inderdaad God wilde vol­gen en gehoorzamen, of hij inderdaad de opdracht van God wilde vervullen, of niet.

Doch God plaatste de mens niet tussen het goede en kwade in, en Hij zei niet: “Wat kies je nu, het goede of het kwade, Mij of satan?” Maar God plaatste in zijn grote liefde, de mens midden in het goede, midden in zijn heer­lijkheid. (wordt vervolgd)

 

Wat God een gruwel is door J. Noë

In verband met het feit, dat ik nogal eens mensen spreek, die onkundig blijken te zijn over hetgeen de Schrift zegt inzake occultisme en al wat er mee samen­hangt, en men er geen begrip van heeft, wat er zich zo al afspeelt in de onzichtbare, geestelijke wereld, de hemel­se gewesten, en hoe groot de mocht is van de overheden der duisternis, leek het mij, alhoewel hierover reeds door deskundige broeders en zusters is gesproken en geschre­ven, toch gewenst nog eens in de penhouder te klimmen en een waarschuwing te doen horen. Ik heb het in twee delen gesplitst, n.l. Deuteronomium 7. De Verhouding tot de inwoners van Kanaän” en Deuteronomium 18  “Waarzeggerij “.

(1)

“De gesneden beelden van hun góden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daar- aan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban”(Deut. 07:25-26).

Diverse malen waarschuwt God de Israëlieten, zeer dringend en ernstig, geen gemene zaak te maken met de in­woners van Kanaän en dat ze zich niet moeten inlaten met enige vorm van afgoderij. Gewijde palen, gesneden beelden en altaren dienden te worden vernietigd.

We weten dat de Israëlieten ongehoorzaam waren en ze daardoor zwaar moesten lijden. God wil gehoorzaamd worden. Mensen, die in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Midden- Amerika en andere landen waar afgoderij bedreven wordt, ge­weest zijn, nemen dikwijls een of ander kunstvoorwerp mee, bijvoorbeeld afgodsbeelden, (bijv. dieren), demonenkoppen, gewijde paaltjes of andere afbeeldingen die betrekking heb­ben op afgoderij. Men is er zich echter niet van bewust, wat men daarmee in huis haalt. Als je hen er op zou wij­zen, zou je ten antwoord krijgen “Ach, mij zegt het niets, ik beschouw het als een kunstvoorwerp, als. een aandenken”.

Ze hebben er nooit over nagedacht dat de makers van deze ‘voorwerpen occult gebonden zijn, dus verbonden zijn met duistere machten, demonen, en dat zij bij het scheppen van het kunstproduct hun hele wezen er in leggen. Over deze voorwerpen worden dikwijls ook bezweringen of tover­formules uitgesproken, (hierop kom ik later nog terug). Ook voor deze tijd geldt Gods woord? “Gij zult u deze dingen niet toe-eigenen, opdat gij daarvoor verstrikt wordt en onder de ban komt”.

Er zijn mensen die dit ervaren hebben. Door aanwezig­heid van zo’n voorwerp was onheil op hun huis. Toen zij op een of andere wijze hier op attent waren gemaakt, het­zij op een bijeenkomst door de openbaring van de Heilige. Geest, hetzij thuis, hebben zij het ding onmiddellijk opge­ruimd. Door gebed en handoplegging werden de machten verbroken en werden ze bevrijd.

O, lieve lezers, het is zo belangrijk. Daarom raad ik u ten sterkste aan, mocht u een dergelijk voorwerp in huis hebben, vernietig het dan, hoe kostbaar het ook moge zijn en laat u bevrijden van die duivelse macht. Denk er om, het is God een gruwel.

(2)

“Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die. waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of to­venaar, geen bezweerder, niemand die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel”(Deut. 18:10-12).

Ook dit Woord van God laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Verschillende malen heeft Israël van God waarschuwingen aangaande deze dingen gekregen. We lezen in het Oude Testament dat bijvoorbeeld Egypte en Babel om deze duistere praktijken bekend stonden. Ze werden vol­komen beheerst en geleid door deze occulte machten en satan liet zijn dienstknechten bovennatuurlijke dingen doen, denk maar eens aan de wijzen en tovenaars van Farao tijdens het optreden van Mozes en Aaron. Sterrenwichelarij was een van hun voornaamste bezigheden, dit is ook ge­meenschap hebben met machten.

Ook in het Nieuwe Testament lezen we over toverij en geestenbezwering resp. in Handelingen 8, Simon de tove­naar, en Handelingen 19, de zonen van Sceva. Paulus zegt in (1 Kor. 10:20) dat het absoluut fout is om met boze gees­ten in gemeenschap te komen. In Galaten 5 zegt hij eveneens dat afgoderij en toverij werken van het vlees zijn. Jezus waarschuwt ook ”voor de valse profeten die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven”.

In de tegenwoordige tijd is het duidelijk merkbaar dat de overheden der duisternis de mensheid in hun verschrik­kelijke greep houden. In het Verre Oosten, Afrika, Midden en Zuid-Amerika en ook in andere landen zijn nog zeer veel zogenaamde tovenaars, wonderdokters, medicijnmannen, enz. die bezweringen en toverformules uitspreken, ook over voorwerpen en de uitwerkingen daarvan zijn dikwijls zeer duidelijk zichtbaar. Het leven van de desbetreffende per­soon of personen heeft er zwaar onder te lijden, het kan zijn gezondheid, zijn werk, zijn huis, zijn gezin treffen. Die machten kunnen hun prooi tot moord en zelfmoord bewegen. Zendelingen die in die landen gewerkt hebben, kunnen hiervan getuigen. Ik ben zelf in Indonesië geweest en ik weet hoe occult het daar is. Neem nu bijvoorbeeld eens de slametan. Dit is een feestmaaltijd voor inlanders en wordt dikwijls gehouden ter gelegenheid van bijvoorbeeld het openen van een fabriek, kantoor, het betrekken van een nieuwe woning, verwerken van de nieuwe oogst, enz. In feite houdt het een offerande aan de afgoden, demonen, in om hen tevreden te stellen, opdat ze je goedgunstig ge­zind mogen zijn. En wij hebben dus bewust of onbewust er aan meewerkt en de heler is net zo schuldig als de ste­ler.

Ik ben de Heer zeer dankbaar dat Hij mijn ogen hiervoor geopend heeft en ik thans hiervan bevrijd ben. In de zo­genaamde beschaafde wereld breidt het occultisme zich steeds verder uit: waarzeggerij, alle soorten wichelarij, (horoscoop), helderziendheid, hypnose, telepathie, spiritisme, magnetisme (dit is geen gave van God, maar toverij), gebruik van verdovende middelen om “high” te worden, enz. enz. tiert welig, en ook de kerken zijn er mee besmet. En het zal nog steeds erger worden. Ook hierdoor worden de mensen tot moord en zelfmoord gedreven. Het is God een gruwel, het is zonde tot de dood. ‘

Ik las onlangs in de krant dat in Amerika een tempel ter ere van satan is ingewijd, waar satanische diensten worden gehouden door lieden die zich zelf tot priester van satan hebben uitgeroepen. De doden bijvoorbeeld worden zeer ceremonieel aan satan opgedragen. Is het niet verschrikkelijk?       .

Als we het boek van de Openbaring lezen, zien we, dat dit nog maar het begin is en dat ons nog heel wat te wachten staat. Satan en zijn duistere machten zullen zich op de mensheid storten, maar, halleluja, in Christus zijn Gods kinderen meer dan overwinnaar. We moeten dus niet bevreesd zijn, door de kracht van de Heilige Geest zullen we Zijn getuigen zijn.

Lieve lezers, mocht u soms in aanraking zijn geweest met occulte machten en nog niet bevrijd zijn, of dat u er zelfs nog contact mee hebt, laat u bevrijden en wel zo spoedig mogelijk. Breek met deze ongerechtigheid.

Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. (Ef. 05:14)            

 

Roemen in zwakheid door Dirk A. Wols

Paulus is de grote heidenapostel, die het evangelie ge­bracht heeft in de toenmaals bekende wereld. Wij behoeven dat onze lezers niet te vertellen, maar constateren slechts om het hiernavolgende duidelijk te doen uitkomen.

Dé zaligheid is uit de Joden. Jezus was een Jood en in Jezus is Jood noch Griek iets, maar de besnijdenis des harten door de Geest. Dit heil viel daarom ook de. heidenen ten deel. Halleluja.

Wij moeten daarom dit licht voortdragen of voort helpen dragen tot aan de uitersten der aarde.

Maar al spoedig kwam de concurrentie opzetten. Er kwam wrijving tussen de apostelen en hen die zeiden dat zij apostelen waren. Dat is een groot verschil. Die zogenaamde apostelen kwamen met allerlei mirakelen aan, en hadden re­gelmatig nieuwe dingen. Maar die Paulus, och, die was zo maar een mannetje, zijn brieven, zegt men, zijn wel gewich­tig en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken betekent niets. (2 Kor. 10:10). Niets geen krachtpatser, die Paulus, geen persoonlijkheid, weet u, waar je zo echt tegenop kunt zien. Dan zij nog eens. Hun verschijning is vol autoriteit en vol ontzag en als zij gaan spreken houdt ieder de adem in wat zij, krachtpatsers, allemaal zullen gaan zeggen. Hun woord is met majesteit, en ze voelen het terdege, dat zij het volk kunnen mennen en zo echt inwerken op bepaalde sentimenten van de mens.

Paulus gaat daar iets van zeggen. Hij schrijft hun over zijn liefde voor hen, over zijn werk dat God hem opdroeg en over de aard van zijn roemen. Zij’ roemen in het vlees, zegt de apostel’, welnu, dan zal ik een ogenblik onwijs worden, ik zal een moment dwaas worden en we zullen eens zien, als ik eens ga roemen in het vlees, wat er van die grootspre­kers overblijft. Aanvaard mij ook eens als een onverstandige dan kan ik ook eens een weinig roemen, zegt hij. Als iemand iets durft – ik spreek in onverstand naar het vlees, zegt hij – dan durf ik het ook. Zij zijn Hebreeën? Ik ook. Dienaars van Christus zijn zij, ik ook, ja, nog meer, in moei­ten, veel vaker, veel meer in gevangenschap dan zij, van Joden, 5 keer 59 slagen ontvangen, drie maal met de roede ge­geseld, eens gestenigd en al die ellende nog al meer.

Moet er geroemd worden, welnu hier is dan mijn roem naar het vlees in onverstand, wat kunnen zij daar nu tegenover stellen?

Maar neen, Paulus roem is een andere roem. Moet er ge­roemd worden, dan zal ik roemen in mijn zwakheid. Ik kom ook tot gezichten en openbaringen des Heren. Ik ken een mens….. en dan verhaalt Paulus in de derde persoon zijn optrekking tot in de derde hemel. Hij kent een mens in Christus….. die…..het was een overweldigend gezicht, een heerlijk visioen, maar Paulus roemt er niet op. Als hij zelf gaat roemen, dan gaat hij roemen in zwakheden. Dat gaat roemen in de doorn in zijn vlees, opdat hij zichzelf niet zou verheffen over de uitnemendheid der openbaring­en die hij heeft ontvangen. Een engel des satans, die hem met vuisten slaat opdat hij zich niet te zeer zou verhef­fen. Als dat nu eens uit zijn leven weg was. Bidt en gij zult ontvangen. Hij bidt tot driemaal toe, maar eindelijk zegt de Heer: Mijn genade is u genoeg want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.

Wat hij gedaan en gepresteerd heeft, grenst aan het on­gelofelijke. Maar zijn roem is in zwakheid. Want Gods kracht komt openbaar in zwakheid. Niet het edele der we­reld en het sterke verkiest God om Zijn werk te doen, maar het zwakke en onedele, datgene wat niets is, opdat het­geen iets is in eigen oog beschaamd zou worden.

Lezer, lezeres, broeder, zuster, hoe staat U ? Roemt u ook in de Heer en in eigen zwakheid? Prijst de Heer. Want dan kan de Heer iets doen met u.

Als de vuist; van Mozes neerzinkt en hij 40 jaar in de eenzaamheid is geweest, kan God hem gebruiken. Niet door de vuist zal Israël verlost worden, maar door de krachti­ge arm des Heren door de Geest.

Die kracht; komt openbaar door uw zwakheid. Zijn anderen uitnemender? Roem in zwakheid, opdat de kracht van Jezus openbaar kome tot neerwerping der hoogten en tot slech­ting van bolwerken der hel. Prijst de Heer. Wie roemt, roeme in de Heer. Maar ik zal roemen in zwakheid opdat de kracht van Christus openbaar kome.

Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Want Zijn kracht wordt in mijn zwakheid volbracht!

1966.04 nr. 78

Levend Geloof 1966. 04 nr. 78

Van de redactie

Vorig nummer – Het vorig nummer van ons blad (maart) was niet nummer 76, zoals wij abusievelijk vermeldden, maar nummer 77

Volgend nummer – Het volgend nummer van ons blad (mei zal een speciaal Pinksternummer zijn, met o. a. het belangrijke hoofdartikel:

Bent u een Pinksterchristen?

 

Het wonder van Pasen door Gert Jan Doornink

“Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en I, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleu­tels van de dood en het dodenrijk” (Openb. 01:17-18).

Het wonder van Pasen (de opstanding van Jezus uit de doden) laat ons het wezen van God zien. God, die hemel en aarde schiep, en alle leven daarop, is Zelf de Bron van alle leven.

De mens was het sluitstuk van Gods schepping. Hij schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis (Gen. 01:26) Hij formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen” (Gen. 02:07).

Toen satan de mens ten val bracht, kwam daardoor ook de dood in deze wereld. De duivel is de grote ver­nietiger. Hij kwam om te “stelen en te slachten en te verdelgen” (Joh. 10:10). Hij bracht zonde, ziekte, . zorg en vrees.

Maar dit is de blijde Paasboodschap: Niet de duivel heeft het laatste woord! Jezus, de Zoon van de levende God, kwam om Zijn werken te verbreken, om leven en overvloed te brengen!

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven”! (Joh. 03:36). Gelooft in Jezus en u ontvangt hetzelfde Godde­lijke leven wat Hij in zich heeft.

Goede Vrijdag en Pasen betekenen voor een kind van God echter veel meer dan alleen een herdenking van de grote overwinning van Jezus over de dood. Wij zullen Goede Vrijdag en Pasen in ons eigen leven – van dag tot dag – moeten beleven! Dat betekent: dood aan het eigen ik, aan het vlees, aan het oude leven, maar levend door Hem en voor Hem. Om het met Paulus te zeggen; “Met Christus ben ik gekruisigd, ‘en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven” (Gal. 02:20-21).

Paulus was niet tevreden met het feit dat zijn ziel was gered voor de eeuwigheid, neen, hij wilde ook de kracht van Christus opstanding leren kennen. Daaruit vloeide voort: “de gemeenschap aan Zijn lijden” (een echt kind van God zal vervolgd worden), opdat hij “aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de op­standing uit de doden” (Filip. 03:10-11).

Is dit ook ons verlangen? Is het goed tot ons doorge­drongen dat wij “burgers van oen rijk in de hemelen zijn, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser ver­wachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt” (Filip. 03:21).

Lees eens 1 Korinthe 15, het machtige hoofdstuk over de opstanding van Christus en Zijn betekenis voor ons! Er zal in ons leven nog een grote verandering plaats heb­ben. Dit vernederd lichaam zal veranderd worden in een verheerlijkt lichaam. Welk een wonder! De duivel wil ons laten zien op ons vernederd lichaam. Hij fluistert ons in: Zie je haar eens grijs worden, wat een achteruit­gang, wat wordt je oud, enz. enz. Maar wij leven als Zijn kinderen door geloof en niet door aanschouwen.

Ons geloof is gegrondvest in Jezus, die voor ons de dood overwon! Hij heeft door Zijn dood, hem die de macht over de dood had, de duivel, onttroond, opdat Hij allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. (Heb. 02:14-15)

Hij is opgewekt uit de doden als “eersteling van hen die ontslapen zijn’’(1 Kor. 15:20). Hij is reeds nu in heerlijkheid bij de Vader. Wij zullen spoedig volgen. Wij zijn wederom geboren. De Goddelijke natuur is in ons! En het geheimenis wat Paulus openbaar maakt in 1 Korinthe 15 gaat in vervulling: “Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeel­baar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergan­kelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfe­lijke moet onsterfelijkheid aandoen.

En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aan­gedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aan­gedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwin­ning.

Dood, waar is uw overwinning?

Dood, waar is uw prikkel?

De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” (1 Kor. 15:51-57).

Dat is het grote, geweldige wonder van Pasen, waar­van u en ik deelgenoten zijn! Halleluja! Glorie voor de levende God!

 

Jezus zeide: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dat? (Joh. 11:25-26).

 

Atheïsme

Eén van de giftigste pijlen die de duivel in zijn ko­ker heeft, en waarmee hij voortdurend aan het schieten is, is het atheïsme: de leer dat God niet bestaat. Mil­joenen mensen aanbidden deze afgod. Denk aan het Commu­nisme, de meest verspreide anti-Goddelijke macht van de­ze wereld. In ons januari-nummer schreven wij dat aan de universiteit van Jena in Oost-Duitsland de eerste leer­stoel voor ‘-wetenschappelijk atheïsme” is geopend.

De duivel is echter geraffineerd. – Wij schrijven dit niet om hem te verheerlijken, – maar om hem te ontmaskeren. Hij weet dat velen niet zullen bukken voor het goddeloze communisme. Daarom gebruikt hij ook andere wapenen om zijn doel te bereiken. Wij nemen nu een artikel over van de Korrespondent te Washington van “De Telegraaf” over de opkomst van het zogenaamde “Christelijke Atheïsme” aldaar

“Door de zuidoostelijke staten van de V. S. van Oklahoma in het westen tot Virginia in het oosten – loopt wat men hier de “Bijbel Gordel” noemt. Het is een streek van sterk godsdienstige bevolkingsgroepen, waar méér dan 90 % van de mensen iedere zondag naar de kerk gaat en waar een nieuwaangekomene vaak het eerst naar zijn gods­dienst wordt gevraagd, daarna pas naar zijn naam en be­roep.

Daarom is het te merkwaardiger dat juist in deze streek de basis werd gelegd voor een nieuwe filosofie, het “Christelijk Atheïsme”, dat in de korte tijd van zijn bestaan reeds duizenden studenten tot vurige aanhangers heeft gemaakt.

“Hij was onze bewaker en onze toeverlaat. In vroegere tijden kwam hij ons te hulp. Nu is zijn tijd voorbij. De nacht is donker. De schaduwen strekken zich uit over de hemel”, klinkt de stem van de voorspreker en een koor valt in: “Hij is heengegaan. Hij heeft ons in het duister achtergelaten”.

De voorspreker is prof. Ralph Jennings, hoogleraar in de theologie van de North Carolina Weleyan University en aanhanger. van het “Christelijk Atheïsme”.

‘Het’ is een experiment”, zegt prof. Jennings vaag. ‘Het’ dient alléén om de studenten eens kennis te laten maken met een nieuwe gedachte op het gebied van de godsdienst”.

Hoe de studenten erover dachten was duidelijk te le­zen op hun ernstig gespannen gezichten. Het was ook te merken aan de opkomst, die de hele zaal vulde.

De meeste colleges en universiteiten, waar het Christelijk Atheïsme wordt verspreid, worden gefinan­cierd door kerkelijke groepen. Emory University in Atlanta (Georgia) b. v. is voortgekomen uit de Methodisten kerk. De nieuwe filosofie wordt hier wellicht nog het sterkst verbreid.

Natuurlijk heeft de nieuwe filosofie -speciaal in de “Bijbel Gordel” – zeer veel tegenstanders. Een van de felste tegenstanders is dr. Robert E. Lee Shumate, een oogarts in Columbus (Georgia). Hij heeft onlangs een grote advertentie in de plaatselijke krant gekocht, waarin hij eist dat de Methodisten kerk haar jaarlijkse contributie aan Emory University intrekt.

“Het is mijn overtuiging dat Christenen geen contri­butie mogen betalen voor deze soort activiteit”, zei dr. Shumate. “Als atheïsme moet worden onderwezen op onze Alma Mater, laat men dan bijdragen vragen van ande­re atheïsten, van communisten of voor mijn part van de federale regering. Van Christenen mag niet worden ver­wacht dat zij daaraan bijdragen”.

“De kerkelijke autoriteiten zijn nog niet tot een be­sluit gekomen over de te nemen maatregelen. Door te prediken dat de studenten het bij het verkeerde eind hebben – waarvan zij natuurlijk overtuigd zijn – vestigen zij slechts nog méér de aandacht aan de in hun ogen ver­derfelijke nieuwe filosofie. Daarmee zouden zij ook in een gevaarlijk debat verwikkeld raken, wat zij willen vermijden omdat dogmatische leerstellingen in het geding komen. Daarom zwijgen zij (voorlopig) over de nieuwe leer. Maar bij de uiterst ontvankelijke jonge studenten vindt het “Christelijk Atheïsme” een rijke voedingsbodem voor contemplatie.

Amerika heeft er een onderwerp voor grote zorg bijge­kregen”, zo besluit dit artikel dat aan duidelijkheid niets te ‘wensen overlaat.

Er is nog een vorm van atheïsme, wat vrij het “semi-atheïsme” zouden willen noemen. Het misschien wel atheïsme in zijn meest gevaarlijke vore. Het is die vorm van Godsdienst waarin wel gesproken wordt over God, Christus en de Bijbel, maar waarin geen wezenlijke beleving is. Dit is een gruwel in Gods ogen. Zegt Openbaring 3 niet dat het nog beter is koud te zijn dan lauw?

In onze dagen is deze vorm van Godsdienst, het “naam-Christendom”, de grootste vijand van het ware, oorspron­kelijke Christendom Men gelooft niet meer in de reini­gende kracht van het bloed van Jezus (”bloed is ouder­wets”), men gelooft niet meer in de genezende kracht door de striemen van Jezus, men gelooft niet meer in de doop door onderdompeling na persoonlijk geloof in Chris­tus, men gelooft niet meer in de doop met de Heilige Geest gepaard gaande met het spreken in tongen, men ge­looft niet meer. . . . . enz. enz.

Is het geen indroevig feit dat aan onze universiteiten jonge mannen en . vrouwen studeren om te worden opge­leid tot predikant of geestelijk werker, zonder dat zij wedergeboren zijn?

Psalm 11 zegt (Ps. 011:003): ”Wanneer de grondslagen zijn vernield wat kan dan de rechtvaardige doen?”. Als het fundament niet deugt, zakt uiteindelijk het gehele gebouw ineen. Dit is de grote tragedie van het hedendaagse naam- Christendom, het semi-atheïsme van onze tijd. Het werkt als een kankergezwel in de levens van velen. Het heeft een schijn van godsdienst, maar de kracht is verloochend.

Laten wij ons van deze vorm van Godsdienst distantiëren, maar Jezus volgen voor de volle 100%.

Dat betekent: Bekering, wedergeboorte, doop door on­derdompeling, doop met de Heilige Geest en vervuld blijven met de Heilige Geest, zodat ons door het bloed van Jezus geheiligde leven, meer geheiligd wordt (Openb. 22:11) en wij een bruikbaar instrument zijn in handen van God om anderen te bevrijden uit satans macht. Dan zijn wij ook gereed om Hem te ontmoeten in de lucht.

Daarom is er maar één antwoord voor het atheïsme! geloven in Jezus Christus, de Zoon van de levende God, en Zijn volheid beleven en ervaren in het leven van dag tot dag!

 

Ik zal nooit vergeten.

de dag waarop ik Jezus vond,

-de dag waarop ik een kind van God werd,

-de dag waarop God Zijn hand op rijn leven legde,

-de dag waarop ik het ware geluk vond,

-de dag waarop ik eeuwig leven ontving,

-de dag waarop ik bad: ”O, Heer, wees mij zondaar genadig”,

-de dag waarop ik gereinigd werd van al mijn zonden door het bloed van Jezus,

-de dag waarop God mijn naam inschreef in Zijn Levensboek

 

Ik zal nooit vergeten, … die dag!

O, blijde dag, o zaal’ge stond, toen ’k Jezus als Mijn Heiland vond!

Hebt u deze dag reeds meegemaakt?

De Bijbel zegt:

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven;

doch wie de Zoon ongehoorzaam is,

zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”

(Joh. 03:36).

Neem daarom nog heden Jezus aan als uw persoonlijke Verlosser en Zaligmaker, want nu is het de tijd des welbehagens, nu is het de dag des heils.

(2 Kor. 06:02).

Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.

(Heb. 07:15) .

U zult nooit vergeten… De dag waarop u Jezus aanneemt als Redder en Bevrijder!

 

God zal voorzien

“Mijn God zal in al uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voor­zien, in Christus Jezus” (Filip. 04:19).

God is een goede God en degenen die volkomen op Hem vertrouwen mogen er zeker van zijn dat Hij voorziet in elke nood; geestelijk, lichamelijk en ook materieel, (stoffelijk).

Paulus schrijft deze woorden aan de Filippenzen in verband met het noodzakelijke geld. Hij schrijft nuch­ter en eerlijk over deze dingen. Hij is niet bang, zo­als sommigen in onze dagen, financiële zaken te be­spreken.

Wil het Koninkrijk Gods uitgebreid worden dan is er geld – veel geld – nodig. Daarom worden er offers ge­vraagd van de kinderen Gods ook in financieel opzicht. In werkelijkheid zijn dit echter geen offers, want waar zou het geld hoger rendement opbrengen dan op de he­melse bankrekening? Paulus spreekt in (Filip. 04:17) over “een tegoed dat op onze rekening aangroeit”.

Al het geld dat wij besteden in dienst van Gods Ko­ninkrijk is een “welriekend, een aangenaam Gode welge­vallig offer” (Filip. 04:18).

Geld is geen doel, maar middel. Niet geld is de wortel van alle kwaad, maar geldzucht (1 Tim. 06:10).

Hoe meer wij geven aan de Heer, hoe meer wij terug­ontvangen. Dit is Gods logica, onbegrijpelijk voor ons verstand. “Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden. De zegende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd”(Spr. 11:24-25). “Bedenk dit: wie karig zaait, zal ook karig oogs­ten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. Een ieder doe, naar dat hij zich in zijn hart heeft voor­genomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief”(2 Kor. 09:06-07).

 

Waarom woeden de heidenen (6) door J. Th. Kuyck

Jozef bleef niet in de gevangenis. Wij kennen die ge­schiedenis wel, hoe hij de dromen verklaarde van de bak­ker en de schenker en hoe hij op Farao’s bevel “ijlings uit de kerker werd gehaald” en bij Farao gebracht, omdat deze ook dromen had gedroomd, die hij niet begreep en niemand hem uit kon leggen.

Jozef verklaarde die dromen over de vette en magere jaren, hij gaf raad hoe te handelen en Farao zeide tot zijn dienaren: zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man, in wie de Geest Gods is? (Gen. 41:38) en tot Jo­zef zeide hij: “Zie ik stel u aan over het gehele land Egypte”. Daarop trok Farao zijn zegelring van zijn hand, deed hem aan Jozefs hand en bekleedde hem met linnen klederen en hing een gouden keten om zijn hals.

Zo werd Jozef met Gods Geest begiftigd en tot onder­koning over Egypte gemaakt, opdat hij het volk Israël zou redden.

Als de hongersnood dan ook groot wordt in Kanaän trekken tien zonen van Jacob op naar Egypte om bij Jozef voedsel te kopen en daar staan ze dan voor de broeder, die ze eens als slaaf verkocht hadden en ligt hun leven in Jozefs handen.

Zij herkennen hem niet, maar Jozef kent hen wel. Als ze het te weten zullen komen wie hij is, zullen ze luid wenen, zodat de Egyptenaren en Farao’s huis het horen.

Ze herkenden hem niet en als hij zich over hen ontfermde zijn zij verschrikt. Zal het niet precies zo gaan als de andere “Redder” tot Zijn broeders naar het vlees komt en zich bekend maakt: “Zie Hij komt met ‘de wolken en elk oog zal Hem’ zien, ook zij die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen”.

Eer Jozef zich echter bekend zou maken moest er nog veel gebeuren en eer Jezus zich aan Zijn broeders bekend maakt, moet er ook nog veel gebeuren.

Jozef weet dat er nog een broeder ontbreekt en omdat de Geest Gods in hem is, weet hij ook dat deze ene broe­der nodig is om Gods plan te volvoeren. Hij eist dat ook de jongste broeder gehaald zal worden.

De broeders zijn weinig geneigd met de boodschap dat Benjamin mee moet gaan naar hun vader te gaan en dan komt het berouw over Jozef als zij er aan denken hoe hun vader er onder lijden zal als hij ook Benjamin zal moeten afstaan, de tweede zoon van Rachel.

Jozef maakt het zijn broeders ook niet gemakkelijk terug te komen bij hem; het geld waarmee ze het koren betaald hadden vinden ze in hun zakken weer terug, “en ze werden bevreesd” (Gen. 42:35).       :

“Maar de hongersnood was zwaar in het land”. Er zit niet veel anders op, weer gaan of verhongeren, en ze gaan weer en nemen Benjamin mee, en Juda blijft borg voor hem.

Ogenschijnlijk gaat alles goed, ze brengen een ge­schenk mee om Jozef zacht te stemmen, ze nemen dubbel geld mee en bovendien is Benjamin bij hen, zoals die heer hen bevolen had.

Ze worden vriendelijk ontvangen en ze krijgen hun ko­ren, er is geen enkele moeilijkheid totdat…  

Ze hadden overvloedig gegeten, de stemming was goed en dan neemt Jozef zijn huisbestuurder terzijde en be­veelt dan: “Vul de zakken der mannen met koren, zoveel zij kunnen vervoeren, en leg ieders geld boven in zijn zak. En mijn beker, de zilveren beker, moet gij boven in de zak van de jongste leggen met het geld.

“Is deze het niet, waaruit mijn heer drinkt en waar­mee hij de toekomst pleegt te voorspellen?”

Niet alleen in iedere zak het geld, alsof dat al niet erg genoeg was. Zelfs voor ons, die zoveel eeuwen later leven en zoveel meer weten van de nooit verminde­rende liefde van God is het nog moeilijk te aanvaarden dat ons hele leven enkel genade is, dat wij hard kunnen werken voor ons dagelijks brood en de bakker trouw er voor kunnen betalen, maar dat het de hemelse Vader is die de jaargetijden, de zon en de regen geeft, opdat de aren het koren kunnen voortbrengen. Het is alles gena­de! Boven in onze zak met koren legt Hij, onze God, ook alles weer terug, wat wij aan Hem, met menselijke goede werken zouden willen terug betalen voor wat Hij voor ons deed.

In de zak van Benjamin lag nog bovendien de beker en Benjamin zou verantwoordelijk zijn voor die beker, tot­dat hij hem aan Jozef terug had kunnen geven. Het voed­sel was voor allen hetzelfde, de genade voor allen even groot, de volle levensbehoefte dekkende, maar het pro­fetische woord werd aan Benjamin toevertrouwd. Benjamin zou er verantwoordelijk voor zijn en Juda bleef borg voor hem. Wat een wonderlijk schone geschiedenis is dit toch!

Als vier eeuwen later Mozes het volk uit de Egypti­sche slavernij terug brengt naar het land Kanaän en het volk Israël altijd weer terug verlangt naar de vleespot­ten van Egypte, komt God in hun midden wonen en zo gaat Hij met hen door de Rode Zee en door de Jordaan.

En als dan eindelijk het volk terug is in het land Kanaän, woont God daar in hun midden, eerst zwervend, dan onder koning Salomo in een eigen huis, de tempel, en die tempel lag in Jeruzalem in het erfdeel van Ben­jamin. Weer is Benjamin verantwoordelijk voor het le­vende, het profetische woord.

Juda zou zijn borg zijn. Doordat het koningshuis uit Juda kwam was Juda de beschermer geworden van Benjamin, ook toen de overige broeders zich van hem losgemaakt hadden, ook toen de broeders verdwenen waren in de woestijn van deze wereld. Ook nu, nu Juda en Benjamin zich weer een:’ thuis opbouwen in het oude Kanaän.

Het zal nu eenmaal door God gevraagd worden: “wat heb je met Mijn Woord gedaan, met de profetische beker? Maar die vraag moet nog komen, tot nu toe heeft alleen de wereld aan Juda en Benjamin die vraag gesteld, alle eeuwen door en de wereld heeft het èn aan Benjamin en aan Juda verweten, dat deze “het Woord” gekruisigd heb­ben, in Jeruzalem, in het erfdeel van Benjamin.

De wereld begeerde dat woord ook niet en toch hebben ze het kruis op Golgotha altijd gewroken op de Joden, op Juda en Benjamin.

Benjamin heeft nooit weg geweten met de grote verantwoordelijkheid die dit kostbare bezit de tempel met de priesterdienst, meebracht. De ark met haar kostbare inhoud is tijdens de Babylonische ballingschap verloren gegaan, de tempel is weer opgebouwd, maar toen het Woord”, het kind Jezus er sprak was er geen herkennen, alleen verbazing. Alle dingen zijn door het

Woord geworden” en “in het Woord was leven en het leven was het licht d er mensen”. Zo heeft “het Woord”, de man Jezus gesproken terwijl Hij wandelde door Benjamins erfdeel, maar Juda heeft deze Redder der wereld voor de rechter gesleept en in de landpalen van Benjamin werd de Zoon der mensen gedood en begraven.

Het graf heeft Gods Zoon niet vast kunnen houden. ‘Hij heeft het gevangeniskleed afgelegd en is nu in het pronkkleed gezeten op de troon van Zijn Vader en van die plaats heeft Hij “Zijn huisbewaarder”, de Heilige Geest bestuurd naar Jeruzalem om nog eenmaal de beker der pro­fetie te leggen in de korenzak van Benjamin. Als Benjamin maar uit was gaan delen van het Woord des levens en zich daarbij had laten leiden door Gods Geest, dan was overvloed van genade hun deel geweest. In Jeruzalem werd het woord van de kracht en de heerlijkheid door het ver­lossingswerk het eerst gebracht.

Maar Benjamin begeerde de verantwoording voor die boodschap niet en toen ging er een Hebreeër uit de Hebreeën uit het volk Israël van de stam Benjamin, Paulus, naar de kinderen van Jafeth.

Jafeth zou in Sems tenten wonen, van Sems rijkdommen mee genieten, vooral van Sems geestelijke rijkdommen, waarom dan ook niet Sems lasten dragen.

Twee duizend jaar is dat al geleden en wat hebben wij er mee gedaan, met dat woord waarin “het leven” is? Ik denk zo dat ook Chams zonen zich dat wel eens afvragen.

 

Ben Hoekendijk over zielen winnen voor Jezus

Evangelist Ben Hoekendijk houdt tijdens zijn drie­daagse evangelisatie campagnes in verschillende steden van ons land speciale ontmoetingssamenkomsten voor zielenwinners, waarin hij spreekt over de taak voor ie­der kind van God om zielen te winnen en de noodzaak om daarbij vervuld te zijn met de Heilige Geest.

Hieronder volgt een samenvatting van de boodschap welke Ben Hoekendijk hield op de zielenwinnersontmoeting te Zwolle op zondagmiddag 27 februari j.l.

Hoe winnen wij zielen voor Jezus? Hoe bereiken vrij de zondaars? In (Luc. 24:46) staat dat er in de Naam van Je­zus gepredikt moet worden tot vergeving der zonden aan alle volken. Als wij dit doen staan wij in het centrum van Gods wil. ’ Er is momenteel een grote geestelijke opwekking in de wereld, maar Gods volk: Israël staat er buiten. Laten we echter blij zijn dat Israël nog niet bekeerd is, want nu kunnen wij zielen winnen voor Hem.

Israël is de klok van God en toont ons dat wij staan aan de vooravond van de wederkomst van Christus. We leven in kostbare, gouden jaren, die wij ten volle moe­ten benutten, want als de zending nu faalt zal zij altijd falen.

Wij moeten de oogst binnenhalen voor de nacht valt. Laten we als Christenen geen tijd verknoeien door tegen elkaar te strijden, maar een visie voor het verlorene hebben.

In Limburg beginnen wij binnenkort met een nieuw evangelisatieproject. In alle dorpen van Limburg zal deze zomer de Naam van Jezus verkondigd worden, door middel van (film)evangelisatie avonden van het Mobiele Eenheid team (Cock en Wilma Huisman).

Wij zullen ter verantwoording worden geroepen voor wat wij gedaan hebben in eigen land. God zegent de ge­meente die voor de heidenen zorgt. zijn gered om te redden. Het is Gods wil dat wij aan wereldevangelisatie doen. Toen Frans Hoekendijk, die zending bedreef onder primaire omstandigheden, weer in Nederland terugkeerde, zei hij: “Nederland begrijpt niet de rijkdom die ze heeft’. ‘ Er is hier welvaart. Wij stelen van het Koninkrijk Gods als wij niets doen voor het verlorene. Er is vrede, leven en overvloed. . Wij hebben wereldvrede on zielen te redden.

In mijn gesprekken met Osborn en Oral Roberts noemden beiden Nederland het centrum van geestelijke zending. Dit is door vele visioenen uit de gehele wereld bevestigd. Denk ook eens aan ons nabuurland: Duitsland, Osborn zei mij persoonlijk dat Duitsland alleen maar door Nederland geëvangeliseerd kan worden.

Waarom kwam Jezus op aarde? Hij kwam naar deze wereld om zondaren te behouden (1 Tim. 01:15); om het verlorene te zoeken en te redden (Luc. 19:20). Jezus was de groot­ste Zielenwinner die de wereld ooit hoeft gekend. De Geest van Jezus is: evangelisatie. Osborn noemt een aantal punten waarom wij zielenwinners moeten zijn:

Het behoort bij de grote opdracht van Jezus. Het is een bevel. U behoeft niet te vragen of het Gods wil is. Het staat in Gods Woord.

Omdat Gods Woord zegt dat de oogst groot is. Ve­len leven in grove zonden, maar Jezus wil hen verlossen uit de macht van satan.

Het is een onvervulde belofte van God. Niet alle rassen en volkeren hebben de Blijde Boodschap al gehoord, terwijl de Bijbel spreekt dat ze zullen komen uit alle natiën en volkeren.

Jezus was de grootste Zielenwinner aller tijden. Wie was groter leraar, profeet, herder, zendeling dan hij? Hij zocht de grootste zondaars op en moeten wij dan niet hetzelfde doen?

Hij sprak: “Ga uit in de heggen en steggen… “. Daarom prediken wij het evangelie overzee, op markten, ja overal waar mensen zijn.

Laten wij alle middelen gebruiken die ons ten dienste staan om het Evangelie te prediken. Ook in eigen land, want Nederland heeft nog een zeer korte tijd. God open­baarde door visioenen dat er rampen over Nederland zul­len komen. Ik geloof in visioenen en openbaringen, want ze zijn Bijbels. Als wij nuchter zouden zijn en werkelijk geloven dat er wat gaat gebeuren dan zouden wij meer moeten doen voor Jezus.

Wij behoeven niet eerst een blad, organisatie of wat dan ook te hebben. Het getuigenis van een klein meisje kan de wereld veranderen. U kunt u zelf uit de put ha­len door een klein getuigenis. Door een traktaat kan iemand tot bekering komen.

Eén van onze zendelingen kwam tot bekering door een van onze grammofoonplaten, Een zakenman vond Jezus doordat één van onze teamleden hem het blad ‘‘Opwekking” gaf. Werk met de bandrecorder, pick up of waarmee ook, maar doe iets. Heb geen vrees voor kritiek of tegenwerking, want u zult altijd bekritiseerd worden als u iets doet voor de Heer. Als het niet om een leerstelling is, dan is het om wat anders. Als het volle evangelie gerespecteerd wordt, komen wij in een gevaarlijke toestand. Ik zit liever in het hoekje waar de klappen vallen dan dat ik bijvoorbeeld subsidie zou aanvaarden. Ik moet denken aan één van onze openlucht-’ samenkomsten, waar men ons bekogelde met slaatjes uit de automatiek. Dan zeg ik: Halleluja?

We hebben een protest tegen de bestaande orde. Te­gen de kerker, ‘die de weg van Rome teruggaan, Er is ‘geen weg terug maar hogerop! Wij protesteren tegen ver­vlakking, onreinheid en zonde en tegen de toename van de criminaliteit.

Laten wij alles geven om zielen te winnen voor Jezus en geen tijd verknoeien. Er zijn ook onder volle evangelie christenen mensen die zich vergapen voor de tv en dat terwijl de wereld naar de hel gaat.

Er is welvaart, de mensen kunnen volop eten krijgen maar hun zielen moeten gered worden. Een ziel tot Jezus brengen is het grootste wat een mens kan doen. We hebben alleen naar een Leven te geven.

Zeg niet: “Ik ben niet in staat om te spreken want u zult geoordeeld worden naar de talenten die God u gaf. De Bijbel zegt dat wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel zal van de dood behouden worden en hij zal tal van zonden bedekken (Jak. 05:20)

De doop met de Heilige Geest maakt iemand tot een zielenwinner. (Hand. 01:08) zegt: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn ge­tuigen zijn… o”. De Heilige Geest is de elementaire wapenrusting om vrucht te dragen.

Wij mogen niet eerder uitgaan voordat we uitgerust zijn met de kracht van God. Maar u zegt: liefde is toch het hoogste? (Rom. 05:05) zegt dat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest. Als u verlangt naar de liefde van God, ontvang dan de natuur van God: de vervulling. De liefde is vrucht van de Heilige Geest (Gal. 05:22).

‘We behoeven niet te wachten op de vervulling met de Heilige Geest. De Oud Testamentische tijd van wachten is voorbij. Jezus wil u nu dopen met Geest en Vuur. In Cana­da sprak ik in een kerk waar velen wachtten tot ze eens zouden aangedaan worden met Gods kracht. Ik predikte de Bijbelse wijze van vervulling: ontvangen door geloof en velen werden vervuld en spraken in tongen. Petrus zei op de Pinksterdag toen ze allen vervuld werden met de Heilige Geest, zodat ze met andere tongen begonnen te spre­ken (Hand. 02:04): Dit is het! (Hand. 02:16). U hoeft niet langer te wachten! ”Wie dorst heeft die kome… !

Denk aan Handelingen 19 waar Paulus in Efeze enige discipe­len vond die niet vervuld waren» Hij legde hen de handen op en de Heilige Geest kwam over hen, zodat ze in tongen spraken en profeteerden (Hand. 19:06). De Geest is als wa­ter! Zet de kraan maar wagenwijd open. ’!

Ga niet in op ervaringen van anderen bij het ontvangen van de Heilige Geest. Verhalen hebben vaak een hoop kwaad gedaan. In plaats van te geloven ging men te rade met gevoelens en men ontving niets. De ervaringen zijn verschillend maar ’t gaat er om dat we de Heilige Geest op Bijbelse wijze ontvangen. Ga uw eigen weg met de Heer! Uw gevoel is bij de vervulling (en bij bekering) niet be­langrijk.

De tongen zijn het teken van de vervulling met de Heilige Geest. Waar zijn tongen voor nodig? Het bouwt ons op in het geloof (Judas 01:20). Het verdrijft demoni­sche tegenstand en Jezus zegt dat het één van de tekenen is die de gelovigen zullen volgen.

Daarom: wordt vervuld met de Heilige Geest en u ont­vangt de kracht om de duivel te overwinnen en een zie­lenwinner voor Jezus te zijn!

 

Zal de mens de maan bereiken?

De grote vraag of de mens ooit levend de maan (en andere planeten) zal bereiken wordt door vele geleerden met ja beantwoord. De jongste successen op ruimtevaartgebied, o. a. de zachte landing op de maan hebben vele geleerden “geïnspireerd” optimistische voorspellingen te doen. De reeds vele jaren in Amerika wonende Neder­landse professor Kuiper zei: “Ik zie geen enkele reden waarom men niet vlot op de maan zou kunnen landen”. Prof. Kuiper staat bekend als een maan- en planetenken­ner van de bovenste plank.

President Johnson zei, na de overigens ten dele mis­lukte ruimtevlucht van de “Gemini-8”: “De Verenigde Staten zullen zonder twijfel nog vóór 1970 de maan be­reiken en zij zullen dit als eersten doen”. Prof. Kuiper noemde als jaartal 1968.

Wat moeten wij als kind van God van deze uitspraken denken? De Bijbel zegt dat de wetenschap vermenigvuldigt zal worden. En we zien dit in onze dagen in sneltrein­vaart gebeuren. Wat vijftig of honderd jaar geleden voor dwaas of ónmogelijk werd gehouden is vandaag gereali­seerd. Waar zal het einde zijn?

Wij geloven dat de mens nog belangrijke ontdekkingen zal doen, maar of de mens de maan zal bereiken??? De Bijbel zegt dat God de mens schiep om de aarde te bewo­nen. Of er op andere planeten misschien andere levende wezens zijn is daarom in dit licht – Gods licht – be­zien niet belangrijk. Wel belangrijk is dat achter dit menselijk stre­ven om “ruimtevaartsuccessen ” te boeken een streven zit dat niet uit God is. Immers als men de “grootste ruimtevaart aller tijden” (de opname der Gemeente van Christus”(1 Thess. 04:13-18) negeert hoe zal God dan dit menselijk streven om op de maan te komen kunnen zegenen?

Evenals bij do torenbouw van Babel zal God ook aan deze menselijke pogingen om de wereld vanuit de lucht te beheersen uiteindelijk een halt toeroepen. In Obaja 01:04 staat: “Al zoudt gij uw nest zo hoog bouwen als de gier, ja, al was het geplaatst tussen de sterren, van­daar zal Ik u neerhalen, luidt het Woord des Heren”.

Overigens is reeds nu aangetoond dat er op de maan en andere planeten niet geleefd kan worden onder aardse omstandigheden. Het is daarom ook niet belangrijk wie als eerste de maan zal bereiken: Rusland of Amerika. De Bijbel zegt: hoogmoed komt voor de val.

De eindtijd-gemeente zal een andere, vele en vele malen groter en belangrijker ruimtevaart meemaken. We behoeven daarvoor niet eerst opgeleid worden tot astronaut, maar we moeten wel gereed zijn als deze ruimte­vaart begint.

Gods Woord zegt: “De God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”(1 Thess. 05:23-24).          

 

Toen Alesünd brandde

Op 23 januari 1914 ontstond er een grote brand in Alesünd, waarbij 887 grote en kleine huizen in de as werden gelegd en ongeveer 11000 van de 13000 inwoners dakloos werden, in minder dan 16 uur. De kranten spra­ken er hun verwondering over uit dat één huis temidden der puinhopen was blijven staan, die ook niet de minste schade had geleden.

De zaak had zich als volgt toegedragen: De huiseige­naar droeg de naam Guamar Balde. Hij was een gelovig en rechtschapen mens, gehuwd en 54 jaar oud. Op verzoek vertelde hij rustig en eenvoudig het volgende:

Op 22 januari 1914, ’s middags om 1 uur, was ik al­leen in mijn kamer. Plotseling zag ik het vertrek ver­licht, en aanschouwde ik een grote lichtende engel, staande midden op de vloer. Ik was ontzet en stamelde: “Wat is dat, Heer?”

Hij antwoordde: “Vrees niet, God de Almachtige heeft mij gezonden, om u te zeggen, dat nog hedennacht deze ganse stad in de as zal gelegd wonden, wegens haar gro­te zonden. Indien gij en uw vrouw binnenshuis zullen blijven, zal geen haar van uw beider hoofd vallen, want gijlieden hebt genade gevonden bij God. Draag uw huisraad niet naar buiten, blijf binnen deze muren biddend het oordeel Gods over deze stad afwachten. Ik zal op Gods bevel u en het uwe bewaren. Zijt gij gewillig om te ver­trouwen op dit Mijn Woord? U zal dan geen leed geschied­den.

Ik beloofde dat, al sidderde ik over al mijn leden. De engel sprak: “De vrede Gods zij met u”, en verdween. La­ter kwam mijn echtgenoot binnen, en nadat ik haar alles verteld had, raakte zij haast buiten zichzelf van angst en ontzetting. Zij besloot echter, evenals ik, om niet te vluchtten.

’s Nachts om 2.15 uur brak een vreselijk onweer los boven Alesünd. De bliksem sloeg in op verscheidene plaatsen, en binnen enkele minuten stonden honderden huizen in hoog oplaaiende vlammen. De brandweer stond machteloos. Hemel en aarde schenen in een verzengende hitte te staan. Blussen was haast onmogelijk. Het ene huis na het andere werd een prooi der vlammen. Jammerend vluchtten de bewoners naar de buitenwegen, om de dood te ontkomen. Het vuur scheidde zich in 4 a 5 de­len, en met razende vaart naderde het ook onze woning. U kunt onze toestand voorstellen. Mijn vrouw begon in haar rusteloosheid, de meubels naar buiten te dragen, nauwelijks wetende wat zij deed. Maar het vuur tastte onmiddellijk de meubels aan en verteerde ze, binnen en­kele minuten. Ik nam de Bijbel en sloeg Psalm 91 op. ‘ Terwijl de vlammen en de rook het huis omhulden, las ik de Goddelijke, bemoedigende woorden: ”Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij met uw ogen aanschouwen, en de vergelding aan de goddelozen zien. Want Gij, o Here, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt gij, tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.

Na de lezing stond ik op en zag naar buiten. Al de ge­bouwen naast en rondom mijn woning waren rokende ashopen geworden. Alleen mijn huis stond daar: volkomen ongedeerd.

De Heer had Zijn Woord aan mij bevestigd: “Met Zijn vler­ken beschermt Hij u, en onder Zijn vleugelen vindt gij een toevlucht”.

Wie op de Hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd! (Ingezonden door Femmy Veneman 4e Saskiadwarsstraat 1 Leeuwarden)

Gedicht: Stilte

Stilte

Daar zitten ze, die beiden, aan de vijver

waarbij de wind zacht door de bomen ruist;

een vis springt op en slaat met grote ijver

het spiegelende oppervlak aan gruis.

 

Ze lachen samen, kijken elkaar aan

en lezen hun geheim in beider ogen.

Zo drijven langs de sterren, zon en maan,

een eeuwigheid is eig’lijk omgevlogen.

 

Dan, hand in hand, met vogels in het licht

en gras onder hun voeten, lopen zij

langs koele meren, onder hoge bomen,.

Altijd elkaar verwacht in stille, sterke dromen.

Daar gaan ze dan, zó mooi, zó echt, zo zij aan zij.

Zijn aangezicht, mijn aangezicht, wij, Gods gedicht,

dat, eens gedroomd, tot aanzijn is gekomen..