Studie over het boek Job (Duurt 1-12-2016 Assen)

Studie over het boek Job

 

Ik ga het nu over onze broer Job hebben.

In Daniël staat geschreven: de kennis zal toenemen.

Welke kennis? Verstand hebben van de Bijbel? Alle profeten op een rij kunnen opdreunen? Wat een onzin! Maar ik moest het vroeger allemaal leren.

‘Kennen’ is in het Hebreeuws een woord dat te maken heeft met gemeenschap; iemand kennen. ‘Ik heb kennis aan een vrouw, je hebt kennissen en vrienden’, maar het gaat dieper. Het woord ‘kennis’ in het Hebreeuws betekent gemeenschap. Adam bekende Eva, zijn vrouw, en de kennis zal toenemen.

Dat is de kennis over de Vader en de Zoon.

En we hebben de heilige Geest gekregen om de Zoon te leren kennen, èn de Vader te leren kennen. Dát is de bedoeling van de Geest.

Hem kennen! Dat is wat! Kèn je God?

Gedeeltelijk, maar ik kén Hem! En dat is een hele rustgevende gedachte, want Hij kent jou ook! Hij kent je zitten, je opstaan, je strijd, je moeilijkheden, je verdriet, je blijdschap.

Hij kent je van binnen en van buiten, en dat is zó’n rustgevende gedachte. Gekend zijn!

Er zijn mensen die denken over levenseinde en levensvoltooiing; ik denk dan: ‘ze zijn niet meer gekènd; wie geeft er nog om ze? Want dan zouden ze nog wel willen blijven leven.

Dus kennen gaat vèr hoor!

Het boek Job is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament. Ze schreven het al vóór Genesis hoor. En Job leefde, dat vermoedt men, in de tijd van de Aartsvaders.

Dus dat is ver vóór Mozes.

En de auteur van dat boek, ja, gooi het maar in m’n pet, ik zou het niet weten. Hij heeft wel al die redevoeringen van die vrienden van Job genoteerd. Nou, die hadden nogal wat te

vertellen. Maar het is allemaal genoteerd, en niemand weet wie het gedaan heeft.

Weet je wat Job z’n naam betekent? ‘Gehate’. Je zal zo’n vader hebben die dat zegt van het kind dat net geboren is: ‘nou, die noem ik ‘gehate’. Dat is toch raar? Vijand.

Dan ben je een rare vader, ja toch?

Hoewel, soms krijgt het kind een naam, zeker in het oude Testament, die later bewaarheid wordt; een soort profetische naam.

Als je nou bijv. de naam van Jezus neemt, dat komt uit het Hebreeuws, Joshua, en dat betekent: ‘God redt’.

Nou, dan noem je je kind ‘God redt’, wat nog een wurm van één dag is; en dat ‘God redt’ laat je op hem los; ja, want véél en véél later is dat vervuld. Véél later, maar het is wel gebeurd.

Een nog stugger voorbeeld is Lamech, dat was toch een boef, een wraakgierige man die er op los sloeg; en die krijgt een zoontje die hij Noach noemt, en dat betekent ‘Troost’.

Dus dat wurm noemt hij ‘Troost’.

En wat is er gebeurd? Noach troostte ook, hij gaf zijn volk ook rust, tenminste, dat probeerde hij. Want hij heeft ontzettend lang aan die ark zitten timmeren; hij zal de plank wel eens mis-geslagen hebben, maar dat geeft helemaal niet, hij bouwde rustig voort. En die hele periode dat hij timmerde aan die ark, heeft hij de mensen, die met hem gingen spreken, gewezen op de ramp die komen zou, en over de God die Zich ontfermt over degene die Hem liefhebben. Zijn boodschap was eenvoudig.

Al die jaren lang heeft hij dat gedaan; en hoeveel bekeerlingen maakte hij? Géén!

Er is geen onbekende met hem meegegaan de ark in, alleen z’n familie.

Dus je kunt een naam krijgen die later bewaar-heid wordt.

En welke naam hebben wij gekregen? Want God kent je bij je naam!

Het is niet een naam die je ouders je hebben gegeven. Het is een naam die bij je wezen past. En die naam kent Hij, èn Hij kent degene die die naam gekregen heeft.

Dus het is leuk om een keer op zoek te gaan naar hoe je èigenlijk heet! Wat inhoud is van je wezen; dát is een naam. Want God heeft Zich ook bekend gemaakt door Zijn Naam.

Job wás geen gehate, en hij wás geen vijand. Als je het boek uit hebt, zeg je: ‘hij wás geen vijand, hij hád een vijand’.

De schrijver van dit boek is één van de héél weinigen die de satan noemt.

Wie noemt nou de satan? Dat betekent ‘tegenstander’ in het Hebreeuws, en het staat maar een paar keer in het oude Testament,

maar hier wordt hij handelend op dit toneel opgevoerd. Hij noemt hem dus wel, hij kende hem kennelijk; hij wist dat het een engel was, en een hele belangrijke ook, ja, een boef, maar hij noemt de satan als engel.

Nu even naar Job 1:1.

Er was in het land Uz een man, wiens naam was Job, en die man was vroom…,in het Hebreeuws staat daar het woordje ‘Tam’, en dat betekent: ‘eenvoudig’. En wat is een eenvoudig mens? Die is niet gecompliceerd; die is niet dubbel, heeft geen drie gezichten; eenvoudig, en je weet precies wat je aan zo iemand hebt.

Die uitdrukking ‘Tam’ wordt ook toegeschreven aan Jacob, Jacob was ook eenvoudig; dat eenvoudige is iets Goddelijks.

….godvrezend en wijkend van het kwaad.

 

Dan krijg je het beroemde gedeelte waarbij de duivel met God praat, en God met de duivel.

In vers 8 staat:… Het gaat over Mijn knecht Job; dat is iets wat God zegt. Job is Mijn knecht! Dat moet je goed onthouden, Hij is van Mij!

En dan komt dat merkwaardige verhaal waarbij God een deal sluit met de boze; en dan mag de boze iets schofterigs uithalen, en God geeft hem daarvoor de vrije hand…..

Nou, als je zo’n Godsbeeld hebt, dan zit je raar in elkaar; dat is verschrikkelijk!

God, die onder één hoedje speelt met de boze om een mens dwars te zitten. Dat is raar!!

Dat klopt niet! Ja, voordat je dát door hebt dat dat beeld niet klopt….., ik had als kind ook een vreselijk Godsbeeld, ik was heel bang, ik durfde niks meer. En ik vroeg aan m’n vader: ‘ben ik nou altijd zondig?’ ‘Ja’, zei hij, ‘altijd’.

Ik zei: ‘als ik nou slaap en ik droom, dan niet?’ ‘Dan ben je nóg zondig?’ Daar vond ik helemaal niks aan, je bent dus altijd zondig.

Mijn vader is later veranderd, en ik gelukkig ook, maar ik moest in al die dingen geloven, in die eeuwige uitverkiezing.

Wat een bagger heb ik allemaal moeten horen, en je moest wel bang zijn, want als je dood ging, dan kwam je voor de rechterstoel van God, en daar stond je dan met je knikkende knieën, en Hij kijkt je eens aan onder z’n zwarte wenkbrauwen, en ik denk: ‘wat heb ik nou weer gedaan….?’

Er zijn nog miljoenen christenen die denken dat je voor de rechterstoel van God komt, maar dat is onzin! Je wordt daar wel geopenbaard, zegt Paulus, maar….: wij worden daar geopenbaard als rechters! Wij mogen dan ook over engelen oordelen, en dat doen we al; over boze geesten oordeel je ook al, en jij mag dan het oordeel uitspreken over mensen, maar je bent dan zó vol van barmhartigheid…..Ja, dat is een prachtige toekomst!

En Job was vroom, oprecht en integer.

Het boek Job is eigenlijk één grote worsteling om onder allerlei traditionele en verwrongen Godsbeelden uit te komen; rare Godsbeelden.

Moet je maar eens kijken wat die vrienden van Job er niet allemaal uitkakelen.

Ze zeggen prachtige dingen over God, wijze dingen, en er zit altijd een adder onder het gras in hun woorden, altijd!!

Net als de ontmoeting van Jezus met de Schriftgeleerden, zij stelden Hem altijd een strikvraag; eens kijken of Jezus Zich er uit kon redden. Dat is toch gek?

En wat is het ellendige van de inhoud van de preken van die vrienden van Job? Daar is maar één woord voor, dat is ‘schuldgevoel’.

Als er iets is waarmee je eindeloos kan kampen, dan is dat het schuldgevoel.

Geen aanwijsbare schuld, want dat vereffen je wel; maar schuldgevoel, iets vaags. En dáár speculeerden de vrienden van Job steeds op.

Toen er een hele poos voorbij was, Job 2:9, toen zei z’n vrouw tegen hem: Zeg God maar vaarwel en sterf. Wat heb je nou aan zo’n God? Je kan beter doodgaan, dit is toch geen leven?

In Job 1:22 staat: In dit alles zondigde Job niet.

En dan staat er iets merkwaardigs: Hij schreef God niets ongerijmds toe.

Dat is trouwens een mooie uitdrukking.

In het Hebreeuws staat er letterlijk: Hij gaf God geen zouteloze kost te eten. Dus geen laffe praatjes, want de tegenstelling van zout is laf.

Dus hij hield geen laffe praatjes zoals: ‘och, U kent me toch, U weet het, ik heb m’n zwak-heden…, en ouwe Adam…, en weet ik wat ze allemaal prevelen…..

Nee, hij schreef God niks ongerijmds toe.

In de Septuagint staat: hij schreef God geen onverstand toe.

Het is een merkwaardige tekst, maar dat had Job wel door: ‘Ik schrijf God niks ongerijmds toe, het rijmt niet’. Als het niet rijmt, dan loopt het kreupel. Weet je wat ongerijmd is? Als God kapot slaat én verbindt.

In Job 5:18 staat: Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en Zijn handen helen.

Dat rijmt dus niet! Je zal zo’n huisarts hebben die bij gebrek aan patiënten de buurt rondgaat en daar wat in elkaar timmert, mensen bloed-neuzen bezorgd en kreupel slaat, en dan zegt: ‘kom bij mij en ik zal je genezen’. Dat is toch raar!

Hij slaat en z’n handen helen…. Nou nou! Zo’n huisarts wil ik niet hebben; hij werd natuurlijk onmiddellijk ontslagen.

Uitverkiezing is bijvoorbeeld ook ongerijmd. Dat God van tevoren al heeft vaststaan wie er naar de hel gaan en wie niet. Dat zou van eeuwigheid al besloten zijn…..

Toen ik daarover in discussie ging met mijn dominee zei ik: ‘ik hoef niet meer naar de kerk, want als ik uitverkoren ben om naar de hemel te gaan, dan kom ik daar wel. Als ik niet uitverkoren ben, dan heeft het naar de kerk gaan geen zin’.

Hij had daar geen goed antwoord op, maar ik denk: ‘het is zo onlogisch, het is zo ongerijmd’.

In Job 2:10 zegt z’n vrouw: ‘zeg God vaarwel’, dan zegt Job tegen haar: ‘je praat als een zottin’.

Dan komt die merkwaardige tekst: zouden wij van God het goede aannemen en het kwade niet?

Ach ach, wat is die tekst veel geciteerd!

Je hebt het maar te vreten, je hebt het maar te slikken. Als het goed is, neem je het, en als het kwaad is ook. Maar dat staat er niet!

Er staat in het Hebreeuws, heel merkwaardig: zouden wij het goede van God aannemen,en het kwade niet verdragen? Aha! Dus je neemt het goede van God aan, en het kwade: nou, je moet zien dat je dat verdraagt! Je moet zien dat je je dáár tegen wapent, ja, dat is lijden!

Lijden komt altijd van de boze. Dát klopt wel.

Maar hier staat: ‘verdragen’. Het is heel belangrijk om die notitie erbij te maken.

Nou is het logisch! Nou rijmt het! Want er komt inderdaad een hoop kwaad op je af waar je niet om gevraagd hebt, en wat niet van God komt. Nee, het kwade komt nooit van God.

Typisch hè? Job schreef God niets ongerijmds toe.

In Job 4:7 staat een heel merkwaardig, griezelig gebeuren. Elifaz gaat praten.

Hij vraagt aan Job: Kwam er ooit iemand onschuldig om?

Je moet toch wel ergens schuldig aan zijn, en je moet jezelf eens goed onderzoeken,en als je het vindt, dan klopt het dus; ‘ik wil dat jij je schuldig voelt over…..’.

Dat is iets heel geks, want dan komt hij met een nachtgezicht in vers 13: …toen een diepe slaap over mensen was gevallen….14: Schrik en beving overvielen mij…, daar gleed een geest mij voorbij, die deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.

Hè, dat is een boze geest Elifaz, dat had je dóór moeten hebben.

….hij bleef staan, ik kon z’n gestalte niet onderscheiden…, nee, dat kun je nooit bij die krengen; …een gedaante stond voor m’n ogen, en ik vernam een fluisterende stem.

Nou, enger kan toch niet? Je zal het vannacht meemaken! Dan schiet je toch terug!

En wat zegt die stem: zou een sterveling recht-vaardig zijn tegenover God?

Je bent sterveling, die kán niet rechtvaardig zijn! Dat is het geloof van die geest.

En Elifaz neemt dat over en beschuldigt Job daarmee. Ja, het is verschrikkelijk dat hij dat allemaal zegt!

Vers 18: In dienaren stelt Hij geen vertrouwen en zelfs bij z’n engelen vindt Hij dwaling.

Nou nou Elifaz, fijne preek…..

In dit boek komt het woord Almachtige héél veel voor. Dè Almachtige!

Wat stellen jullie je eigenlijk voor bij almacht?

Almachtige God. Dat almachtige, ja, dat is niet te bevatten; Hij doet alles, Hij kan alles…

Het is heel raar dat almachtige, het is maar een term om iets héél groots uit te drukken. Het hoogste en het grootste wat er is.

Nou is dat een vertaling van het Hebreeuwse woord El Shaddaj; en El Shaddaj komt in dit boek 31 keer voor.

Een Hebra’ïcus heeft dat eens een keer helemaal uit elkaar gepeuterd en ontleedt,      en hij zegt: ‘almachtig is een foute vertaling, dat is niet goed’. Er zitten drie aspecten aan dat woord El Shaddaj, het ene aspect is:

God, de berg; daar kan ik me wel wat bij voorstellen, de berg Sion, waar Hij woont.

Een tweede omschrijving is: Hij is Zichzelf genoeg; er hoeft niet méér bij. Hij is volmaakt. Er hoeft niet meer bij gedacht te worden.

Hij is Zichzelf genoeg.

Dat is ook wel eens een belangrijke les voor jezelf: ben je jezelf ook genoeg, of wil je altijd méér? Of moet het altijd hoger? Of zeg je: ‘ik schiet zo vaak tekort’. Je vindt dat je altijd tekort schiet, nooit te lang.

Onthoudt dat er in Genesis 1 staat: God zag dat het goed was. Dus niet beter, en niet best.

Daar deed Hij niet aan. Goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, is onzin.

Dat is een goeie gedachte voor jezelf: ‘ik mag zijn wie ik ben, en verder hoeft het niet; hoger hoeft niet.

Derde aspect van El Shaddaj, onbegrijpelijk bijna, is: moederlijke borst. Dat zit ook in die naam verscholen; het moederlijke.

Dan zit er dus iets vrouwelijks in God, ja, absoluut; want er zat in Adam ook iets vrouwelijks toen hij geschapen werd, daarna is dat eruit gehaald en uitgebouwd tót een vrouw.

Maar het zat in Adam. Waar of niet?

Het zit ook in God; het zit ook in Jezus. Want Hij zegt op een gegeven moment: Ik heb zo geprobeerd jullie te verzamelen als een hen haar kuikens. Hij zegt niet: ‘een haan’. Hij zegt: ‘een hen’.

Erasmus schreef al in zijn boek ‘De lol der zotheid’: er staat ‘hen’, zegt hij; en bovendien wordt de heilige Geest voorgesteld als een duif, schreef Erasmus, en niet als een adelaar.

Een adelaar spreekt tot de verbeelding, een machtige vleugelslag, ‘hij zal me op zijn vleugels dragen…’.

Het gaat echter over een ‘duif’.

En in het Grieks staat er nog niet eens ‘duif’,

daar staat: ‘een duivin’, een vrouwelijk duifje.

En dan niet een schitterende witte toestand, maar een doodgewone tortelduif. Want Jezus was zo’n doodgewoon bescheiden mens; Hij viel niet op; Hij zou tussen ons echt niet opvallen.

Haast niemand gelooft in die eenvoud.

Dit is dan even over die naam, het is dus eigenlijk een foute vertaling.

Dan staat er in Job 6:8: Ach, zegt Job, ik wou dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.

Wat hoop je dan Job? Ja, om hier uit de ellende te komen natuurlijk.

Maar ‘hoop verwezenlijken’ gaat veel verder hoor. Verwezenlijken is ‘gestalte geven’; en als er Iémand is die hoopt, dan is het God.

1 Cor. 13: Geloof, hoop en liefde. Het gaat hier over het geloof van God, en de hoop van God, en de liefde van God hoor! En dat vergeet iedereen die dit stuk voorleest bij bruiloften of zo….

Gods geloof, Gods hoop. Wat hoopt U dan? Wat gelooft u dan? Nou, zegt Hij, Ik geloof in jullie! Je gelooft misschien niet in jezelf, maar Ik geloof wèl in jou! Wat Ik begonnen ben, dat maak Ik helemaal af, en niemand houdt Me tegen!

En de hoop, die in jullie is, zal Ik ook verwezenlijken, want dat is ook Mijn hoop.

En wat is die hoop, dat staat in de Colossenzenbrief: de Christus in ons.

Dat is de hoop der heerlijkheid, de Christus in ons, dat is zó kostbaar, want je hebt deel gekregen aan de Goddelijke natuur.

Christus betekent: gezalfde, gezalfd met Zijn Geest die in je is komen wonen, die maakt ruimte, die maakt het huis bewoonbaar en richt het in. Dat is dan de Vader en de Zoon.

Dus dat is Gods geloof, hoop en liefde.

De hoop wordt een keer verwezenlijkt; en Z’n geloof ook. Liefde blijft.

Nog een kanttekening hierbij: het gaat over Gods hoop.

Dan gaat het niet over zélfverwezenlijking, even goed opletten wat ik bedoel, maar de verwezenlijking van Gods hoop.

Want met zelfverwezenlijking zijn al miljoenen mensen bezig. Die vragen zich af: wie ben ik, en wat doe ik hier en hoe zit ik in elkaar? Goeie vraag, en wat ga je nu doen? Ja, ik ga zoeken. Ik doe aan mindfulness, en Yoga en nog meer, om er maar achter te komen wie ik eigenlijk ben, welke identiteit ik heb.

En verder ook: wat is het doel van je leven?

Dat zijn wel goeie vragen, maar de mensen worden allemaal op een dwaalspoor geleid.

Juist kapotte mensen gaan er naar toe, zij gaan daar naar op zoek. Dat is zo logisch.

Kapotte mensen, die niet tevreden zijn met zichzelf of zoveel verdriet te verstouwen hebben gehad, dat ze uitgeput ergens neer-liggen.

Ik heb één advies: als een horloge kapot is, dan moet je naar de maker; dus: ga terug naar je Maker, en de bijbel zegt: ‘Je man is je Maker’. Dus Hij maakt je, en Hij herstelt je ook.

Want de heilige Geest wordt in de Franse bijbel reparateur genoemd. Dát is een mooie uitdrukking! Een reparateur, een hersteller, de heilige Geest! Wonderlijk hè?

Repareren, weer maken als nieuw, zoek dus niet naar zélfverwezenlijking, maar het gaat God om de mens Gods! Niet om een perfect natuurlijk mens, dat zijn we allemaal niet.

Maar het gaat om de mens Gods!! Die uit God geboren is, en opgroeit in de hemel, en dáár z’n voeding krijgt, en wandelt in de hemel met z’n hemelse Vader.

Dus dat is een hele wezenlijke, geen zelf-verwezenlijking, èn maar kletsen over je mens-zijn, en je moet toch een waarachtig mens zijn, en: Hij schiep toch een mens naar Zijn beeld?

Ja, maar er staat achter: gelijkenis, en die gelijkenis was nog nooit vertoond; en Jezus was de eerste gelijkenis Gods.

Het is hardnekkig hoor, dat eindeloos met jezelf bezig zijn.

Maar goed, die vrienden van Job beschuldigen hem constant.

In Job 16:2 zegt Job, na al die toespraken, hartstikke mooie dingen soms, maar hij zegt: jullie zijn jammerlijke vertroosters, letterlijk staat er kwaadvertroosters.

Nou, daar heb je wat aan…

‘Jullie troosten mij met kwaad, met slechte dingen, jullie wijzen steeds op mijn schuld.

Nou, daar heb ik wat aan…., wat moet ik er mee?’

En in vers 3: Komt er geen eind aan jullie ijdele woorden? Maar Job blijft overeind hè, in al z’n aanvechtingen. Wat prikkelt u toch, dat je weer het woord neemt? ‘Er is iets waardoor je telkens weer wat tegen mij moet zeggen.’

Hoewel, toen ze pas hoorden dat Job in zak en as op een mestvaalt zat, hebben ze eerst een paar weken bij hem op de grond gezeten, en niks gezegd. Dat zijn wel goeie troosters hoor…..

Ja, nou kan niks zeggen best wel eens wat troost geven, maar zó…., ze keken natuurlijk wel eens naar hem, en denken: wat zou hij allemaal uitgevreten hebben dat hem dit allemaal overkomt?

Wat prikkelt jullie toch? Wel een goeie vraag, daar had Jezus ook mee te maken. Als Hij rondtrok kwamen er altijd schriftgeleerden en farizeeërs bij Hem en legden Hem een vraag voor.

Jezus zou ook zeggen: ‘wat prikkelt jullie toch, dat jullie alsmaar weer Mij opzoeken?’

Waarom zoek je Mij op? Ja, dat zit diep!

We hebben een tegenstander, dat is de boze, en die zoekt jou ook op; kijken of hij je ergens van kan beschuldigen.

En zo gauw jij je handen wast in onschuld, wandel je maar vrolijk verder. Dat is nou alles!

Het bloed van het Lam reinigt van alle zonden.

En dat is een juridische term; we hebben over-wonnen, staat er in Openbaringen; het is een juridische term dat de overwinning aan jouw kant is!

Job 16:9: Hij knerst met zijn tanden tegen mij, en mijn Tegenstander (moet met kleine letter, want God is niet zijn tegenstander, maar de boze), dus: mijn tegenstander, dat is de satan, scherpt zijn ogen tegen mij.

Nou, dat heeft God nog nooit gedaan.

En hij kijkt, en hij tuurt, en daar heb je hem hoor, zoeken of hij iets bij jou kan vinden…

Job had dat goed door; hij vocht tegen een tegenstander, de satan.

In vers 7 staat ook nog een hoofdletter, dat moet ook een kleine letter zijn, dus: doch nu heeft hij mij alle kracht ontnomen.

En nu Job 19:26, dat vind ik zo ontroerend:

Nadat mijn huid zo geschonden is…,en wat zegt hij dan? Ik zal God zien!

Hoe vind je die uitspraak? Dan springen je de tranen toch in de ogen? Die man daar op die vuilnisbelt, zo vol zweren, zich krabbend met een potscherf, die zegt: ‘ik ben zo geschonden, maar ik zal God zien! Dát is het, God zien, van aangezicht tot aangezicht.

Zoals Mozes God zág! En Paulus er naar joeg om God te zien. We zien nu nog in donkere spiegels en raadsels, maar dán van aangezicht tot aangezicht, zegt hij.

Nou, je kan vandaag aan de dag God zien van

aangezicht tot aangezicht. En als je het niet gelooft, dan moet je je broer of zus maar eens aankijken, als je begrijpt wat ik bedoel.

In vers 25 staat: Mijn Losser leeft! Er is iemand die mij losmaakt, zegt hij. En ten laatste zal Hij, in de Statenvertaling staat: ten laatste dage zal Hij op het stof optreden.

Wie is dát dan? Dat is natuurlijk Jezus, maar dat zág Job! Hij profeteert hier over Jezus, en ‘Hij treedt op het stof op’, betekent dat Hij de materie overwint, ja, op het stof! Hij staat bóven de materie. Dat heb je met goeie leraren.

Maar Job geloofde in de opstanding, nou, hij was één van de weinigen uit het oude verbond.

Abraham geloofde ook in de opstanding, hij was de eerste die in de opstanding geloofde, dat is wat! Nog nooit had iemand met hem gesproken over de opstanding uit de doden.

In Job 27:5 zegt hij het nog een keer: Ik geef mijn onschuld niet prijs. Hij hield vast aan z’n onschuld. Moet jij ook doen; niet tegenover God, tegen God hoef je je nooit beschuldigd te voelen! Nee! Waarom, sta je bij Hem in de schuld dan? Ik zou niet weten waarmee.

Je gelooft toch de Zoon? Nou, dan ben je onschuldig!

Maar dat houd je de dúvel voor, als hij je beschuldigt; dan zeg je: ‘Ik ben onschuldig’.

Dat is makkelijk gepraat….., ja, dat is ook makkelijk gepraat!

Job zegt dan: ‘Als God mij toetste, dan kwam ik als goud tevoorschijn!’

Dat is waardevol hè?

Job 28 gaat eigenlijk over: ‘waar is de wijsheid?’ Het is een prachtig hoofdstuk.

Vers 11: De bronnen der stromen damt hij af, en hij brengt het verborgene aan het licht.

Dát is wijs! Als je bij een mens het verborgene aan het licht kan brengen. Niet wat hij stiekem verstopt, maar waar hij zich voor schaamt, of wat hij verborgen houdt; dat is te erg om over te praten. Voor het gezicht van God brengt hij dat aan het licht.

Licht is goed voor je ogen; niet in de duisternis maar het licht. Dan kan hij het zien en kan hij het helen.

Vers 12: De wijsheid – waar wordt zij gevonden? Er staat in vers 23: God kent de weg tot haar, Hij weet haar verblijfplaats.

God kent de weg tot de wijsheid. Wat is wijsheid? Paulus is daar simpel over, dat zegt hij in de Corintebrief, daar noemt hij Jezus ‘de Wijsheid Gods’.

Dus als je Gods wijsheid wil weten, ga dan om met de Zoon, dan word je wijs. En dat is een wijsheid nièt van deze wereld; dat is een wijsheid waarvan Hij zegt: ‘Ik maak het aan kinderen bekend’.

Aan mensen met een kinderlijk idee, een kinderlijke opvatting; dié geef ik de gedachten die de wereld zullen redden.

Dát is de wijsheid Gods; en die is heel anders dan die van de wereld.

De Christus, dát is de wijsheid Gods.

De vleesgeworden wijsheid Gods; het Woord is vlees geworden. Je kan ook zeggen: ‘het Woord is in het vlees geworden in die mens”.

Dat is een wonderlijk gebeuren. Welk Woord?

Als je het woord ‘woord’ opzoekt in een woordenboek, dan staat er niks achter…., dat is typisch! Ja, er staat Woord Gods, ja, maar dat is wat anders; maar het woord ‘woord’.

Ik heb het eens uitgevogeld. Onze taal is afkomstig uit het Indo-Germaans, dat is een oertaal, en daar is er een woord voor ‘woord’.

Dat had een betekenis: ‘Gelofte’.

Ik denk héé…., God heeft een belofte, een gelofte, geloven! Tjonge, dat woord begint nou te leven!

Dus het Woord is vlees geworden, het heeft gestalte gekregen in Jezus Christus.

Hij geloofde God, en God geloofde Hèm ook!

Dat ging samen op!

God had alles op één kaart gesteld, één Zoon.

Dan Job 31. Dat moeten we samen even lezen, dat is zo’n raar stuk, maar ook een heel duidelijk stuk.

De Wijsheid is dus Jezus Christus.

Als de Christus de Wijsheid is, en de Christus woont ook in jou, dan word je ook wijs; dan geef je soms hele wijze antwoorden, waar je niet eens aan gedacht had. Je geeft echt een wijs antwoord waar een ander wat aan heeft.

Job 31:35: Ach, zegt Job, ik wou dat iemand naar me luisterde…

Ja, een diepe zucht, en krabben met die potscherf, en niemand luistert naar hem hè.

Niemand, net als bij Noach.

En dan zegt hij verder: Zie hier mijn onder-tekening. Dus hij heeft nog wat getekend; hij heeft z’n handtekening ergens onder gezet.

Waaronder denk je? Onder zijn geloof in zijn onschuld!

Misschien heeft hij maar een heel kort zinnetje geschreven: ‘Ik ben onschuldig’. En dáár staat z’n handtekening onder. Daar tekent hij voor.

En nou komt er iets geks:- de Almachtige ant-woordde mij –  ook het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

Ja, de duvel schrijft ook wel, boeken vol.

Nou staat er in de Amerikaanse bijbel iets heel leuks: Het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven…, daar staat letterlijk: hij zette z’n vage beschuldiging in verwarde vorm in een boek. (het woord ‘boek’ komt ook in het Hebreeuws voor).

Vage beschuldigingen in een ingewikkelde vorm heeft hij in een boek gezet.

Hoe ingewikkeld zijn vage beschuldigingen?

Vage schuldgevoelens zijn levensgevaarlijk, ze nemen de blijdschap uit je leven weg en je hebt altijd het idee dat je het nooit goed doet.

En er gebeurt iets niet waar je op gehoopt had, nou, dan zal het wel aan jou liggen….

Dat is heel erg hoor, ik ken dit zelf ook wel; ‘waar ben ik fout gegaan?’ Als ik de fout in ben gegaan, moet je het maar zeggen, als ik de verkeerde weg ben ingeslagen, zeg het dan alsjeblieft! Want dat wil ik niet.

Dus Hij kent je, en dan wijst Hij je wel de weg.

Job zegt in hoofdstuk 31:6: Laat God mij maar wegen op een zuivere weegschaal, dan zal God mijn onschuld erkennen.

Maar hij heeft het hier nu over een stuk wat hij zèlf heeft geschreven, en wat is dat?

Vers 36: Voorwaar, ik zal het op mijn schouder nemen…,-  wat dan? Nou, dat papiertje, dat ondertekend is door mij – dat zet ik op mijn schouder en – ik zal het als een diadeem ombinden.

Een diadeem is een prachtig voorhoofdsiersel.

En Job tooit zich met z’n onschuld. Kijk maar.

Het staat op m’n voorhoofd, dat is mijn bewust-zijn, mijn denken. Totaal onschuldig!

En staat er: Van al mijn schreden zal ik hem rekenschap geven, en als een vorst hem naderen. (2x Hem moet met kleine letter).

Zie je hoe Job in de Geest, met zijn onschuld, de duivel tegemoet treedt, en die diadeem laat blinken.

Dát is wat, wat Job doet! Als een vorst hem naderen! Prachtig hè, wát een geloof.

Ik ben onschuldig!

Die vage beschuldigingen zijn erg hoor. Weet je wat er voortkomt als je je een beetje vaag schuldig voelt? Dan wil je ook altijd van alles doen ‘voor de Heer’. Dat is ook zo’n kreet van niks.

Je hoeft niks meer voor de Heer te doen, Hij heeft alles al voor jou gedaan! Ga daar maar van genieten; dat is een heel ander leven.

Maar als je last hebt van vage schuld-gevoelens, dan wil je altijd wat doén! Je moet jezelf toch nuttig maken? Het zou niet best zijn als je niet nuttig bent…..

Je moet dié nog bellen, en dié nog mailen, en piekeren over anderen; hoe moet het nou met dié…., en waar gaat dát naartoe….?

Dat zegt Petrus ook tegen Jezus, en dan wijst hij naar Johannes, en zegt: ‘Wat moet er nou met die Johannes gebeuren?’ En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘Wat kan jou dat nou schelen, volg jij Mij!’

Dus het hoeft niet altijd inclusief anderen te zijn, anders draag je allerlei mensen op je nek die daar niet horen! Dan kun je niet zeggen: ‘Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht’. Dat kun je dan niet zeggen, je zucht onder die last.

Het voorhoofdsiersel is je bewustzijn.

Trouwens, er is nog een stuk dat geschreven is, uitgaande van de wet, dat heeft de boze gedaan, en dat getuigt tegen ons: ‘je doet dit niet en je doet dat niet, en je deugt dáár niet in’.

Wat heeft Jezus daarmee gedaan? Dat staat in de Colossenzen, daar staat in het Grieks: ‘dat is met de hand geschreven’, dat heeft Jezus aan het kruis genageld, want jouw gerechtig-heid is véél meer dan de tien geboden!

Echt waar! Veel en veel meer!

Het stijgt er zó ver bovenuit, want je wilt toch niet iemand zijn die bekend staan om wat je niét doet: bijv.:‘ik kijk geen televisie,(ja, ik noem maar een paar van die gekke dingen), ik rook niet, ik drink niet, ik ga niet naar theater, ik ga niet naar die familiefeestjes, ikke…, doe een heleboel dingen niét….

Hé jongen, kom je uit de bijbelbelt of niet?

Waar sta je nou om bekend? Om wat je niét doet? Ik wil graag weten waarom je wél bekend staat!

Want er zijn mensen, die geen moer geloven, maar hartstikke goed bekend staan.

Lieve mensen, prachtige mensen, die van nature doen wat de wet zegt; schitterende mensen dus. Daar kun je toch niks tegen hebben? Nee, helemaal niks!

Als je aan hen ook nog het evangelie kwijt kunt raken, dan hoeft er niet zoveel hersteld te worden, dat scheelt.

Maar de met de hand geschreven schuld-bekentenis heeft Jezus aan het kruis getimmerd, genageld.

In Job 40 wordt een monster beschreven, daar zal ik mij niet in verdiepen.

Het wordt zelfs in de Septuagint ‘een hoofdstuk van de schepping genoemd’. Het is zo’n verschrikkelijk belangrijk wezen geweest, dat toén geschapen is!

Een hoofdstuk van de schepping. Maar waar gaat het over?

Job 40:14: Hij is de eerste van Gods werken,

dat geloof ik niet, maar Hij heeft wel een schitterend wezen gemaakt, maar die is helemaal verpest. En wat is dat voor wezen?

Job 40:20: Daar staat ‘krokodil’, maar je kunt beter zeggen ‘serpent’, of een leviathan, dat is ook zo’n monster, hij is een draak, maar die wordt beschreven in Job 41: 10, daar kom je hem tegen. Uit zijn muil komen fakkels, vuurvonken schieten er uit. Uit zijn neusgaten komt een damp als uit een kokende en dampende pot.

En wat voor monster zie je dan? Dan zie je een draak.

En die draak wordt genoemd in Openbaringen.

Een monster, het is een raar beest hoor!

En hij zwiept met z’n staart door de hemel, en jaagt heel wat christenen weer terug naar de aarde. Die zijn hun hemelse afkomst vergeten, ze zijn niet meer met de hemelse dingen bezig, ze wandelen niet meer in de hemel, maar ze zijn op aarde gekukeld. Nou, daar gaan ze dan weer. Ze hebben het dan verloren.

Ze zijn alleen maar met het mens-zijn bezig.

Je moet vooral aardig zijn als mens.

Ach, een mens Gods is sowieso een goed mens! Maar het gaat er om dat die mensen Gods in de hemel blijven, en dat zijn er niet zoveel. Die draak wordt hier beschreven.

Het woord ‘draak’ komt uit het Griekse ‘derk’, mag je vergeten, maar dat betekent ‘zien’.

Dus die draak moet het van zijn ogen hebben.

Net als bij Adam en Eva, hij heeft ze toen gehypnotiseerd, en ze deden precies wat hij wilde. Dus gehypnotiseerd met z’n ogen!

En daarom, als dat ook afgelopen is, als die vrouw gebaard heeft, in Openbaringen, dan wordt de vrouw gebracht naar een plaats in de woestijn, buiten het gezicht van de slang!

Hij  heeft het nakijken.

Buiten het gezicht betekent dat hij dan niet meer betoverend kan aankijken.

In Job 42:5 staat: mijn oog heeft U aan-schouwd.

Nou, kun je het hem nazeggen? ‘Ik heb God gezien’.

Als iemand dat op straat zegt…, nou, dan zullen we even de GGD bellen…., ja toch, die mannen met hun witte jassen halen je wel op.

Ik heb God gezien…, dat hou je natuurlijk geheim.

Jezus deed ook wat Hij de Vader ‘zag’ doen.

Ja, zien is zo’n mooie eigenschap.

Ons woord ‘gezicht’ is ook afgeleid van ‘zien’.

Zicht, niet ‘gehoor’; mijn  hoofd heet niet ‘gehoor’, mijn hoofd heet ‘gezicht’.

Dus ‘zien’ is zo iets wezenlijks.

En dan staat er iets geks in vers 6: Daarom herroep ik…. Wat moet Job dan herroepen?

Z’n onschuld? Nee, er viel voor Job niks te herroepen! Hij hield juist z’n onschuld vast!

In het Hebreeuws staat er niet ‘herroepen’, maar ‘verwerpen’; daarom verwerp ik…, en wat verwierp hij? Omdat God hem in de laatste hoofdstukken overtuigt wie Hij is! Daarom zegt Job: ‘Dan heb ik toch een beetje verkeerd beeld van U gehad, dát verwerp ik!

Hij verwerpt dus de verkeerde Godsbeelden; die ellendige Godsbeelden, die overal in de wereld bestaan; hoe men over God praat.

Die strenge man met die baard, hoe goed en een heilige man, dan krijg je sinterklaas.

Er zijn zulke rare opvattingen over wie God is.

En Job zegt: ‘dát verwerp ik!’

Die verkeerde beelden gooi ik gewoon weg.

Dan staat er iets achter: …en doe boete…

Nou, even uit elkaar peuteren. Wat is boeten?

Repareren, netten boeten, daar komt de reparateur om de hoek, de heilige Geest.

Er staat dus niet: ‘ik doe boete’, maar in het Hebreeuws staat er: ‘ik wordt getroost’.

Dat is een betere vertalling. Ook in de Franse vertaling staat: ‘ik word getroost’.

Wat goed van jou, Job, je gooit je Gods-beelden weg, en je bent niet bang voor Hem; want God praat dan wel uit een onweer, maar Job laat zich geen angst aanjagen, want onweer is altijd de tegenstelling van de duvel als God z’n mond open doet. Ja hoor, echt!

Even een zijstraatje in. Wat was er op de eerste Pinksterdag aan de gang? Het geluid van een geweldige windvlaag. En er staat inderdaad: ‘een vlaag van geweld’. Reken maar dat de duvel daarachter zit, want hij wil niet dat een mens gedoopt wordt met Gods Geest. Dat is ook allemaal geweld geweest.

Een tégenklap van de boze! Maar hij kreeg het niet klaar.

En hier wordt Job getroost door die prachtige woorden van God. Hij zegt: ‘Ik heb U gezien hoor’.

Dat staat er nog: ‘ik word getroost….’, maar dan staat er niet in het Hebreeuws ‘in’ stof en as, maar ‘boven stof en as’.

Dat woordje ‘in’ kun je gewoon veranderen in ‘boven’.

Boven de stof, en op de as waar ik in zit.

Ik wordt getroost in mijn deplorabele toestand, ik zie er niet uit. Ik stink volgens mijn vrouw en de buren, het is meer dan verschrikkelijk.

Maar boven de stof en de as word ik toch door U getroost. Wat is dat ontroerend!

Die man daar zien, en dan horen dat hij dit gelooft.

En dan zegt God: ‘Die kerels die jou hebben dwarsgezeten….,

Zou jij ze niet van je erf geschopt hebben? Als het jou op een of andere manier verschrikkelijk tegen zit, moord en doodslag, of weet ik veel wat, en er komt zo’n trooster aan, die zegt: ‘het zal je eigen schuld wel wezen’…., zou je hem dan niet de hut uitschoppen?

Ik denk wel dat ik de deur dicht zou doen; dat ik zou zeggen: ‘aan jullie heb ik helemaal niks, dáár is de deur’.

En dan zegt God tegen Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en tegen je beide vrienden, je hebt niet recht van Mij gesproken zoals Mijn knecht Job. Die sprak dus wèl goed van God, maar jullie niet.

Dan staat er in vers 8: Mijn knecht Job moge voor u bidden, want slechts hèm zal Ik ter wille zijn.

Dus Ik ben jullie niet ter wille, maar hem wel, en laat hij maar voor jullie bidden.

Dus Job ging ook nog bidden voor die vijanden. Als dat niet een lichte afschaduwing is van Jezus, die ook voor Zijn vijanden bad.

Hij bad gewoon voor ze: ‘ze weten niet wat ze doen’.

Dus Job is toch een beetje beeld van de Christus; een prototype van Jezus.

Dat is mooi hè? Wat hem ook allemaal is overkomen, toch niet te geloven! Het is meer dan verschrikkelijk!

Ik denk wel dat hij bij diezelfde vrouw ook weer dochters heeft gekregen, maar de bijbel praat daar verder niet over.

Alleen Jacobus noemt Job nog wel eens. Hij heeft het over de volharding van Job.

In het Grieks staat er over volharden: ‘blijven verwachten’.

Wij zijn dus allemaal in verwachting van dat zoonschap. Het betekent ook: ‘dulden’, het kwade verdragen. Ja, dat doe je. Het betekent ook: ‘in het land blijven’.

Dus dat werkwoord heeft in het woordenboek een stuk of zes betekenissen.

En in welk land zitten we? Wij wonen in het land der belofte. Daar wonen wij en daar wandelen wij.

Dat is het land wat Hij ons beloofd heeft, maar ook het land dat Hij Zichzelf beloofd heeft.

Ik eindig nou toch maar, ik ben altijd zo enthousiast over die dingen.

Ik lees nog één stukje, dat is Psalm 56, dat slaat op deze overdenking.

Het doel van verzoekingen, dat mag je ook wel in je hoofd prenten, is altijd om je los te maken van God. Dát is het doel. Dus los van God komen!

 

 

En nou staat er in Psalm 56: 2: Wees mij genadig o God, (het is alsof je Job hoort) want de mensen vertrappen mij, de ganse dag benauwen mij de bestrijders, en wie mij benauwen, vertrappen mij de ganse dag. Velen zijn het die mij uit de hoogte bestrijden. Het gebeurt van bovenaf, uit de hoogte. Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U, op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen?

De ganse dag verminken ze mijn woorden, al hun overleggingen zijn tegen mij ten kwade. Zij willen aanvallen, ze spieden, ze nemen mijn schreden waar, ze loeren op mijn leven.

Zou er voor hen, bij zoveel boosheid, ontkoming zijn. Mijn omzwerving hebt U te

boek gesteld.

En dan het verschrikkelijk ontroerende zinnetje in vers 9: doe mijn tranen in Uw kruik.

Er wordt heel wat in stilte gehuild. En deze bidt: doe ze maar in Uw kruik.

Ik denk dat er in de hemel een ongelooflijke lange plank staat vol met kruikjes van mensen die zoveel verdriet hebben gehad.

Dan zegt hij ook nog: ‘ze staan toch ook nog in je boek hè? Ja, die tranen van mij; God ont-gaat dat niet hoor! Hij ziet dat, Hij weet dat.

Vers 10: Dan zullen mijn vijanden terugwijken ten dage dat ik roep, en dit weet ik, dat God met mij is. De God, wiens woord ik prijs.

Vers 13: Op mij, o God, rusten geloften, U hebt mijn leven gered van de dood, immers ook mijn voet van aanstoot.

Dus hij heeft zich ook niet eens geërgerd aan wat die mensen allemaal tegen hem zeiden.

Zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelen

in het licht des levens.

In de Septuagint staat: in het land des levens.

Daar wandel ik, dus je hoeft niet meer te hollen, je mag wandelen met God.

Doe dat, dan moet jij eens kijken hoe je opleeft en hoe je tot rust komt.

 

Duurt Sikkens d.d. 01-12-2016 (Assen)

 

 

Stof-vrucht-slang (Centrale Bijbelstudie Duurt 12-03-2008)

Stof – vrucht – slang

 

Toen Jezus al wandelende met de Emmaüsgangers sprak, die de hoop al een beetje hadden opgegeven, gaat Hij hen de Schrift uitleggen, beginnende bij Mozes. Dat begint dus bij  Genesis 1:1.

Jezus probeert dan die mensen op andere gedachten te brengen dan hun eigen gedachten; op hoge gedachten, de hemelse.

 

Gebed vooraf: “Vader, dat is eigenlijk het mooiste wat er is om vertrouwd te raken met Uw gedachten en dus ook met Uw woorden. Ik bid U, leidt ons door Uw Geest in Uw gedachtenwereld, die de Zoon ons heeft gegeven. Amen”

 

Laten we beginnen bij Genesis 2. Want dat is Mozes, want hij heeft dat opgeschreven. Ik denk wel eens dat hij dat nooit uit zichzelf kon weten, want hij was er zelf niet bij geweest.

Gen. 2:7: Daar staat geschreven over de vorming van Adam, want er was geen mens om de aardbodem te bewerken. Een prachtige uitdrukking, omdat Jezus de eerste mens was om de aardbodem te bewerken, want de aardbodem is de akker, en dat is de geest van de mens.

Er steeg echter alleen maar een damp op uit de aarde die de bodem bevochtigde.

“Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem, en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen”.

Letterlijk staat er: ‘Hij ademde op zijn gezicht’.

Dat vind ik een heel teer gebaar, in plaats dat iemand  heel hard staat te blazen op een pop.

Hier staat dus dat de mens is gevormd uit stof.

In het Hebreeuws staat daar het woord ‘appaar’, dat mag je vergeten, maar het heeft een hoop vertalingen: zand, aarde, kluiten, as en stof.

Even een zijsprongetje naar ‘zand’.

Een wijs man bouwde zijn huis op een rots. Dat is een belijdenis. Maar een dwaas bouwt zijn huis op zand. Dat lukt ook wel, daar kun je wel een huis op bouwen, alleen als de vloed opkomt redt dit huis het niet. Zand is een beeld van mensen, een menselijke organisatie, waarin onderling geen samenhang is. Het is allemaal zand, alleen maar natuurlijke mensen. In Nederland zeggen wij wel eens: dat hangt als los zand aan elkaar, en daar kun je nooit een geestelijk huis op bouwen.

Zelfs in één van de Psalmen staat: ‘Vestig op prinsen geen betrouwen’.

Kluiten vind ik ook een leuke vertaling; daar hebben we ook een uitdrukking van: ‘Uit de kluiten gewassen’. Gewassen betekent ‘gegroeid’. Betekent ook gewoon stof hoor.

Ook wordt het wel vertaald met ‘as’. Als ze in de rouw waren, namen ze gewoon stof van de grond, veegden het op en gooide dit omhoog, bedekten hun hoofd ermee. Ze zagen er niet uit…

Jezus zou zeggen: ‘hun gelaat is ontoonbaar’. En dat is erg, als je geestelijke gelaat ontoonbaar is. Als je altijd in de rouw bent ergens over. Dan kun je je gezicht niet laten zien.

‘Aarde’ is de bekendste vertaling. Maar ik vind ‘stof’ wel een leuke, maar dan moet je het even los maken van dat spul waar vrouwen een hekel aan hebben, en die altijd de boel willen afstoffen.

Maar dit betekent ‘materie’. Grondstof. Kijk, dan krijg je dus materiaal. Een mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water, en dan nog enkele andere bestanddelen. Ik geef het je te doen om daar een mens van te maken.

‘Bouwstof’ vind ik ook een prachtige uitdrukking. Bouwstoffen.

Een ook een hele mooie vind ik ‘weefsel’. Dan denk ik aan Psalm 139, daar staat dat je geweven bent, hoe kostbaar dat is, en dan volgens een bepaald patroon.

Maar de eerste mens is stoffelijk, wat betekent dat dat een natuurlijk mens is, en verder niets.

Als je 1 Cor. 15:45 leest, waar Paulus over die dingen schrijft, want die gemeente snapte er niets van, dan legt hij dat nog maar een keertje uit.

“Is er een natuurlijk lichaam? Ja, nou, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Dat is voor Paulus zo eenvoudig, alles wat in het natuurlijke is, dat bestaat ook geestelijk, elk mens heeft een geestelijk lichaam, of je het nou gelooft of niet, Want als het stoffelijk overschot ergens in de grond is verdwenen, of verwaaid in de wind, dan is er nog een geestelijk lichaam. Dat bevindt zich voor een heleboel mensen in het dodenrijk. En dat wezentje noemt Jezus: ‘worm’. Ken je die uitdrukking: ‘Wiens worm niet sterft’. In het Grieks staat er het woord: Scolex. Dat betekent niet alleen worm, maar ook made, een engerling, een rups. Het is een woord dat aangeeft dat iemand niet opnieuw geboren is. Het is nog in een natuurlijk stadium.

Bij de wedergeboorte ontstaat er iets nieuws.

Dan staat er verder achter: ‘Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; in het Grieks staat er “psyche”. De laatste Adam – en dat is niet alleen Jezus – een levend makende geest, en daar staat het woordje “pneuma”. Dat heeft met adem en wind te maken, met lucht. Dàt is dus het verschil.

Dus eerst komt de natuurlijke mens. Daar gáát het ook om, dat kòmt ook eerst. Als je dat niet de kans geeft, dan groeit er iets scheef.

Met de opvoeding heb je eerst met het natuurlijke kind te maken. Die bestook je niet met alles van het evangelie. Laat dat kind, met fijne ouders, die er een of andere hobby op na houden, dat moeten ze zelf weten, maar dat kind moet bevestigd worden in z’n natuurlijke staat. Anders krijg je toch geestelijk mismaakte kinderen.

Tracht er dus eerst maar eens een goed, natuurlijk, en een beetje zelfdenkend mens van te maken, dat is al moeilijk genoeg in deze tijd. En die levend makende geest geldt niet alleen voor Jezus, dat geldt ook voor degenen die geestelijk zijn geworden. Wij zijn levend makende geesten! Daar kun je heel lang over nadenken, en dat doe je vooral met het woord. Je vertelt iemand de woorden Gods en dan kan zo iemand tot leven komen. Dat is nou een levend makende geest. Dat zijn hemelse mensen. Dat staat er ook. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk; maar de tweede mens is uit de hemel. Dat is mooi. Dus als ze vragen waar je vandaan komt, dan tast je eerst de boel af, maar Jezus zou zeggen: ‘Ik kom van boven’. Stel dat je dat in gezelschap zegt, dan kun je wel ergens op rekenen, dan sta je even later alleen. Maar dat is Jezus ook zo vaak overkomen. Hij zei het dan maar gewoon.

Dus dat zijn hemelse mensen, het stoffelijke, het vergankelijke, staat tegenover het hemelse, het eeuwige. Dat onvergankelijke leven zit in jou. Wat? Jij bent onvergankelijk èn je hebt al een nieuw lichaam. Dat nieuwe opstandingslichaam hebt je al.

Dat zien b.v. de engelen, die zien jou wel.

‘Stof zijt gij….’ach, waar staat dat ook al weer, ik hoorde dat alleen op kerkhoven: ‘Ashes to ashes, dust tot dust, stof zijt gij…’, en dan kwam de grote belofte: ‘tot stof zult gij weder-keren’. (Gen. 3:19) Wat moet je daar nou mee? Dat is toch helemaal niks? Je bent uit de aardbodem gekomen en dat is toch helemaal niets? Je keert terug tot stof.  Atheïsten die dit lezen, zeggen: ‘Zie je wel, dood is dood, het houdt gewoon allemaal op’.

In Jesaja staat een uidrukking over een ontrouwe vrouw, daar wordt de kerk mee bedoeld, het ontrouwe Jeruzalem, en daar zegt God: ‘Weet je wat je moet doen? Zet je eens neer in het stof, ga eens rouw bedrijven. Heb bèrouw’. En bèrouw betekent dat je een poosje in de rouw bent over datgene wat je hebt uitgevreten. Berouw en rouw hebben iets met elkaar te maken.

Ik ben zo blij dat Adam en Eva berouw hadden, want ze zagen dat dit fout was

gegaan.

Dat betekent dat hun geest, hun geweten, goed functioneerde.

In Jesaja 52 staat: ‘Als die jonkvrouw, dat is Jeruzalem, de gemeente, tot inkeer is gekomen, dan zegt God: ‘hou maar op met rouwen, schudt het stof van je af’. Dat had ze natuurlijk over haar hoofd gegooid.

Schudt het stof van je af, einde van de rouwtijd, en daar pal achter staat: ‘de banden los’. Dus geen slavin meer, slavin van krachten die jou aanzetten tot iets wat je helemaal niet wil eigenlijk, maar wat wel verleidelijk was.

En dan nog iets over stof, dat zette mij op het spoor. Tegen die slang wordt gezegd: ‘Stof zul je eten’. Heb je het een slang ooit zien doen? En trouwens, al deed hij dat, hoeveel voedingswaarde zit daar in? Nou, je krijgt hoogstens een hoestbui, denk ik. Grond eten? Aarde eten? Dat is toch helemaal niets?

Daar heb ik dus eens over nagedacht.

Stoffelijk is dus het aardse, en de wereld, de aarde, ligt in het boze. Wij wonen op bezet gebied.

Jezus sprak wel eens tegen de satan, enfin, dat doen wij ook wel eens, dan zeggen we iets tegen hem, of tegen een andere boze geest. Maar Jezus zei een keer tegen de boze: ‘Jij bent bedacht op de dingen van de mensen’. Dáár zit de kern van de denkwereld van de boze. Hij is altijd bedacht op menselijke dingen; op het aardse. Dàt geeft nou stof tot nadenken. Maar dàt is nou stof eten! Je vreet ze op, satan! En vooral in hun gedachten-wereld. Want wat zijn nou de dingen der mensen? Het woord dat Jezus gebruikt over ‘bedacht zijn’, in het Grieks ‘vroneo’, dat betekent: ‘vol zijn van’….

Dus als iemand brult: ‘ik ben vol van de geest’, dan ben ik zo vriendelijk om te vragen: ‘van welke geest’. Ja toch? Dat zegt toch niets? Waar zit je met je gedachten?

Het betekent ook: ‘Overleggen’. Al die overleggingen… Ik heb vroeger wel vreselijke overleggingen gehad, maar ze waren niet van mij. Want een normaal mens denkt dat niet. Dus wat is dat dan? Nou, de sleutel is dit, dat Jezus in Lucas 16 zegt: ‘Wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God’.

Ik heb het woord ‘gruwel’ eens opgezocht en daar staat letterlijk: walging, je maag draait er van om. En wat is nou ‘hoog bij de mensen?’

Aanzien, macht, invloed, rijkdom, tv-persoon-lijkheid, de eerste willen zijn, succes, prestaties, jagen naar de top. Noem alles maar op. De idolatrie, oftewel de afgodverering van allerlei mensen. Geweldige bewondering. Grote sprekers. Het komt ook voor in allerlei kerken en kringen hoor. Beroemde sprekers. De nummer één willen zijn. Als je beroemd bent, dan wil je wereldberoemd zijn, en niet, zoals Paulus, bekend staan in de hemel. Nee, je wil wereldberoemd zijn. Algemeen geacht en geprezen. Je kan het samenvatten met persoonsverheerlijking, dàt is hoog bij mensen. Dat kan ook in het klein hoor. Die persoonsver-heerlijking kan ook in het klein.

Zelfverheerlijking is sowieso al fout. Maar waarom zet je  bepaalde mensen in je kleine kringetje omhoog?. Waarom doe je dat? Daar zit dus de boze achter.

Ja, wat hoog is bij mensen, in het Grieks staat daar: ‘huupselos’, dat is een werkwoord wat ik een paar keer ben tegengekomen in Thessalonicensen, en dat betekent: ‘zich verheffen’. Nou zijn we er: ‘zich verheffen’. Die vernedert zichzelf niet, die verhoogt zichzelf: ‘hoor mij eens’.

Of je bent zó vriendelijk dat andere mensen jou verheffen, en dat bevalt je best. Dat worden straks mooie toespraken bij je graf.

Maar, heb dat maar door.

Ik wil een heel klein voorbeeld geven uit een heel klein kringetje. Je hebt mensen die tegen jou zeggen: ‘Als ik jou niet had, dan wist ik niet waar ik het zoeken moest’…..

Streelt dat je ego? Je maakt de grote fout dat je anderen afhankelijk maakt van jou. Boor dat de grond in. Dat is heel gevaarlijk!

Het verstoort menselijke verhoudingen.

Stof zul je eten, daar leef je van. Wat is eten? Je neemt gedachtengoed op, daar heb je gemeenschap mee.

In 1 Cor. 10:16 spreekt Paulus daarover i.v.m. het avondmaal: ‘Is niet de beker der dankzegging een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood gemeenschap met het lichaam van Christus?

Gemeenschap hebben met….is veel meer dan wat  fast-food naar binnen proppen.

Eten heeft een heel diepe betekenis en daarom eindigde Jezus Zijn leven ook met een ‘eten’ ’s avonds. Dat was echt een feestmaal hoor. Er stond van alles op tafel.

Dus als de satan eet, dan wil hij gemeenschap hebben met de geest van de mens. Met z’n gedachtenwereld. En als hij gemeenschap heeft met jouw geest, dan doe jij wat hij wil, want hij is sterker.

Ken je dat beroemde stukje uit Openbaring van een gemeente die helemaal is weggezakt? Ze hadden hun mond vol van al hun activiteiten, maar ze bakken er helemaal niets van.

God zegt van deze club: ‘Ik spuw je uit mijn mond’. Hier staat ook letterlijk ‘braken’. Daar heb je dus de gruwel van God. Snap je?

Hoe zou je het vinden als God van jullie gemeente zegt: ‘Ik kots van jullie”. Dan schrik je je toch te pletter? Vooral de vromen. Jullie zijn helemaal verkeerd bezig, het is niet heet en het is niet koud.

Geestelijk hebben jullie helemaal niets.

Je bent naakt. Kom eens op andere gedachten.

En tegen die gemeente zegt Hij: ‘Ik sta aan jullie deur en Ik klop’. Dat betekent dat Hij buiten stond. Dat is wat? Misschien konden ze daar wel heel mooi preken, maar Jezus stond buiten!

En wat vraagt God? Maaltijd houden. ‘Ik wil met jullie delen wat Ik heb, en delen jullie, wat jullie hebben, met Mij’. Dat staat er letterlijk, Hij met mij en ik met jou. Dat is nou dat gemeen-schappelijke, die gemeenschap die je hebt. Dus eigenlijk is eten een heel zwaar geladen woord. Het heeft veel meer diepgang dan je zo zou denken.

Nu hebben we de sleutel te pakken i.v.m. het woordje ‘vrucht’. Want daar wilde ik even naar toe.

Genesis 3. Ik begreep als puber al niet dat die stomme Adam en Eva van die appel hadden gegeten en dat toen de hele wereld naar de knoppen is gegaan. Dat geloofde ik niet, dat kàn toch niet?

(Bij Adam is t’ie in z’n keel blijven steken, vandaar ‘Adamsappel’…. Is maar een legende hoor. Dat gaat ook nergens over).

Maar stel je eens voor dat een groente- en fruit-handelaar aan het eind van de dag thuis komt, en dan tegen z’n vrouw zegt: ‘We hebben nou toch zo’n rare gast gehad zeg, een rare peer in m’n fruithal, die vroeg of ik ook vruchten had waar je verstandig van wordt’.

Nou, die heb ik niet. Hoe kan dat dan? Hoe kun je nu een vrucht bekijken en zeggen: ‘Dat is goed voor je verstand’. Daar klopt toch iets niet? Maar dat staat er wel. Lees maar eens even mee.

Gen. 3:6. ‘De vrouw zag dat die boom (die rotboom) goed was om van te eten, een lust voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden’.

Letterlijk staat er: ‘inzicht te krijgen, te begrijpen, en ze nam van zijn vrucht’.

Wat heeft zij gedaan? Begeerlijk om van te eten.

Ik stel het me zó voor. Adam en Eva hadden al zó lang rondgezworven in de Hof, hadden alle dieren een naam gegeven. Hij had Eva heel veel verteld. Ik weet niet hoe lang ze daar geleefd hebben, want oud werden ze niet.

En ik denk dat er toen zo langzamerhand het idee rijpte dat er nog meer moest wezen dan alleen dàt wat ze zien.

Er zijn toch veel mensen die dat ook hebben, dat is toch zo? Er is vandaag aan de dag een gigantische spirituele beweging, enorme opwekkingen. In het klein en in het groot. Men wil eigenlijk méér dan het zichtbare. Het onzichtbare is toch onbekend terrein.            En toen de duvel dàt zag en dàt merkte, sprong hij er in. En ik denk dat iedereen wel een soort bekeringsverhaal heeft, hoe dan ook, maar dat hij op de momenten dat hij zocht, er toen van alles op hem af kwam.

Dat moet je ervaren hebben. Of je hebt het verschrikkelijk moeilijk gehad, juist op die momenten. Omdat er van nature een honger is in de mens naar meer dan alleen het zichtbare. Dat zit in elk mens. Er staat in Prediker dat dit van God komt.

 De mens heeft een eeuwigheidsverlangen in zich. Dus als je met de tijdelijke dingen bezig bent, met het zichtbare, en dan zegt: ‘Ik zoek eeuwige dingen’, dan heb je met mooie mensen te maken, die niet alleen bij brood leven, en met de t.v. en met feestjes en ‘wat gaan we dit weekend weer voor leuks doen’. Die hebben alleen maar een leeg leven.

Om die geestelijke wereld binnen te gaan en te leren kennen kon op 2 manieren. Of via de boom des levens of via die andere ellendige boom.

Via de boom des levens kwam je in het rijk van het licht en via die andere boom in het rijk der duisternis.

Kun je je het voorstellen dat de duivel die 2 zwakke mensenkinderen bekeek met z’n harde ogen; zonder te knipperen, denk ik wel eens, want dat doen slangen niet. Die kijken maar en kijken maar. En dan word je een beetje betoverd, want hij zorgde ervoor dat die vrucht in de eerste plaats begeerlijk was, en in de tweede plaats dat ie ook nog goed zou zijn. Dat is de grote leugen.

Toen dat eerste mensenpaar was uitgekeken op de zichtbare wereld (zal ik maar zeggen), wilden ze naar die onzichtbare wereld. En toen richtte de satan hun blik op die boom. Wat voor boom dat geweest is, weet ik niet, maar het was geen appelboom. Dat zegt iedereen en het staat op honderden schilderijen. Maar het was géén appelboom! Als je dan toch een boom wil hebben dan zou ik zelf, dus mijn keus, voor een wijnstok kiezen. Die kunnen heel groot worden, met een enorm wortelstelsel. Wel 21 meter, heb ik een keer gehoord, en dan is het bovengronds ook 21 meter. Dat groeide maar langs die muren, prachtig om te zien, met die grote trossen er aan. Schitterend. Ik hou het dus op een wijnstok. Waarom? Nou, Jezus zegt van zichzelf: ‘Ik ben de ware wijnstok’. Hij gebruikt dus zelf dat woord ‘wijnstok’, en laat nou de boom des levens Jezus zèlf zijn in het paradijs Gods. Dat is Hij zelf, de boom des levens. Want we hebben allemaal van die vruchten gegeten en we zijn tot leven gekomen. Ja toch? Je bent zelf ook een boompje des levens geworden.

Maar er is nl. nog een andere wijnstok.

Deut. 31:18 en 19. Daar staat  iets heel merkwaardigs. Het gaat helemaal fout met het volk; ze hebben zich tot andere goden gewend, en dan staat er in vers 19: ‘Nou, Mozes, schrijf dit lied op en leer ze dat maar’. Dus van wie is dat lied? Dat is van God! God houdt van liederen? Ik heb het kopje boven hoofdstuk 32 doorgekrast en i.p.v. ‘Het lied van  Mozes’ heb ik God neergezet. Mozes was zo vriendelijk om het op te schrijven. God zei tegen hem: ‘Leer ze dat maar’. Het wijsje moest hij zelf bedenken.

Het is dus een lied waarvan je wat kan leren. Een leerdicht. Leer de Israëlieten dit lied, leg het op hun lippen. Het is een getuigenis van Mij, zegt God.

Vers 22: ‘Toen schreef Mozes dit lied op. Hoe zou hij dat gedaan hebben, denk je. Het gebeurde altijd, onthoud dat maar, op beschikking van engelen.

De tien geboden, lees Stefanus er maar op na, gebeurde op beschikking van engelen. Als je stemmen hoort, hoor je nooit de stem van God, dat gaat altijd via engelen of mensen.

Het zijn altijd engelen die daar een rol in spelen. Ja, zij luisteren naar de klank van Zijn woord, staat er in één van de Psalmen, en die doen wat God behaagt. Dus Mozes werd voorgezegd voor wat hij opschreef, en als je het niet gelooft, sommigen zijn niet zo bezig met onzichtbare dingen, dan moet je maar eens de Openbaringen lezen van Christus, die God Hem heeft gegeven, om aan zijn dienstknechten te tonen, en Hij heeft het aan Zijn engel verteld, en die engel zegt: ‘Johannes, schrijf op’. Openb. 1.

Maar nu even terug naar Deuteronomium, daar was ik mee bezig.

Deut. 32:1. Ach, ik vind het zo verdrietig dat God zó moet beginnen, maar Hij zegt: ‘Ga nu eens luisteren’. Dat vraagt Hij.

‘Neig je oor’. Hij heeft niet staan brullen. Hij zegt: ‘Luister nou eens’. Hij legt dan uit waar ze allemaal mee bezig zijn. En kijk nu eens in vers 32: ‘Waarlijk, hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodom’.

Zo! Er is dus nog een wijnstok. Ja, zegt God, en die stamt uit Sodom, om maar een beeld te gebruiken.

Jesaja zegt: ‘Hoort, bestuurders van Sodom’. Tegen wie zegt hij dat? Tegen de (valse) kerk. ‘Goede morgen, bestuurders van Sodom’. Vind je het gek dat Jesaja klonten naar z’n hoofd gesmeten kreeg. En dat ze zich bescheurden als hij die dingen vertelde. Echt hoor, ze hebben staan lachen om die gasten.

Je moet je eens voorstellen hoe die profeten dat hebben volgehouden en uitgehouden. Ik ben het ook niet eens met Wilders, maar hij  krijgt wel de smaad van het hele land over zich heen.

Maar het gaat mij hier eigenlijk alleen maar als voorbeeld van iemand die overeind blijft met z’n eigen ideeën en van alles incasseert.

Jezus zegt: ‘Ze hebben mij gehaat, en dat doen ze jullie ook hoor’. Maar zeggen wij al dingen waarom wij gehaat zouden worden? Soms hoef je niet eens wat te zeggen om al gehaat te worden.

De wijnstok van Sodom. En waar is Sodom een beeld van en wat is de zonde van Sodom? De zonde van Sodom is dat ze je dwingen tot gemeenschap, die ook onvruchtbaar is. Maar ze dwingen je tot gemeenschap. Dat willen ze. En ze hebben geen ontferming.

Ze dwingen je om te gaan geloven wat zij geloven. Zó is het en niet anders. Vind je het gek dat een ander dan zegt: ‘sodemieter op?’ Dáár komt dat werkwoord vandaan.

Niks dwang. Zo gauw wij dwang gaan uitoefenen, stel dat het in deze gemeente zou gebeuren, dan loop ik weg. En er is veel dwang in kleine clubjes. En ze kennen geen ontferming.

En wie is de dupe geworden van dat denken?

Zeg maar gewoon het antwoord wat kinderen van de lagere school en van zondagscholen altijd zeggen, ze zeiden: altijd als er een vraag werd gesteld, hoefden  we alleen maar te zeggen: ‘Here Jezus, en dan was het altijd goed’. ‘En wie is er dan zo goed geweest voor de mensen?’ ‘De Here Jezus’, blaat het hele stel dan. Zie je het vóór je?

Maar dit keer is het ook geldig. Want daar is Jezus gekruisigd, op de plaats die geestelijk genoemd wordt: ‘Sodom’. Dat staat in Openbaringen. Sodom en Egypte. Ze hadden geen ontferming met Hem, en ze wilden Hem dwingen om te gaan geloven wat zij geloofden.

Deut. 32:32: Onthoud het maar, dit is een wijnstok, die vruchten heeft uit de wijngaarden van Gomorra; moet je maar eens kijken: het zijn giftige druiven, bitter zijn hun trossen en hun wijn is slange-venijn. Venijn is gif. In de Staten-vertaling staat: ‘drakenvenijn’. En het woord draak is wat de duivel betreft identiek met slang. Ze praten altijd over gemeenschap, je wordt daar misselijk van.

Dat levert wijn op. En wat doet die wijn? Daar kun je grote opwekkingsfeesten van bouwen hoor, en praisediensten. Ja hoor, iedereen gaat mee in de roes.

Wil je het eens lezen? Jesaja 28:7: Daar zie je die kerk. Vrolijke boel hoor.

‘En deze waggelen van wijn en tuimelen van bedwelmende drank: priester en profeet waggelen van bedwelmende drank, zijn verward door wijn, tuimelen van bedwelmende drank, waggelen bij een gezicht, wankelen bij een rechtspraak. De tafels zijn vol walgelijk braaksel, er is geen plek meer over’.

Dat is niet letterlijk hoor! Al kan het er wel eens op uitlopen. Maar ken je dit? Dit is zó verschrikkelijk. En dan zeggen ze ook nog wat.

Ik heb eens een keer een tv-opname gezien van een prediker op een toneel, die door z’n assistente overeind gehouden moest worden, want hij stond echt te waggelen, want de ‘geest’ was werkzaam…..Ze gaf hem steeds een duwtje, en wat deed die man? Ik zag het gebeuren. Hij blies, het was in Toronto, en een kwart van de zaal, waar hij heen blies, viel plat. Gruwelijke dingen gebeuren er. Dat is nou dronkenschap ten top.

Gerrit, vanuit de zaal, geeft aan: ‘In de nieuwe vertaling staat waggelen en visioenen’.

Duurt: Ja, visioenen zat. Ik kreeg eergisteren nog een brief, ik heb hem Wim laten lezen, van een vent, ach, een beetje verwarde jongen, ik had het ook wel met hem te doen, maar hij wilde van z’n vrouw af en nou had de Heer hem visioenen getoond, van o.a. het gescheurde voorhangsel, en van trouwringen, en hij had wonderen en tekenen meegemaakt, etc. , maar hij wilde van z’n vrouw af.

Ach, ach, allemaal visioenen en beelden. Ik heb hem puntsgewijs heel duidelijk verteld hoe wij er over denken.

Het is niet te geloven. Hij was al bij z’n ex-vrouw  weggelopen hoor, omdat de Heer hem getoond had dat hij met die ander moest gaan trouwen…Enfin, visioenen, beelden. Hij had ook nog profetieën gehad dat hij met die ander moest trouwen.

Tja, zo lust ik nog wel een paar. Totaal geen onderscheid van geesten, ze vinden alles prachtig. Als het maar van de Heer is en als het maar een beeld is…..

Het is toch triest? Daar heb je nou de slacht-offers.

Er staat nog wat achter in Jesaja 28:9: ‘Wie wil hij kennis leren?’ Dat zeggen die priesters. Wie is die ‘hij’? Dat is Jesaja, want hij had gezegd: ‘Het gaat niet goed’. Nou, domme man, zeggen de priesters, wie wil hij kennis leren, en wie wil hij een openbaring doen verstaan? Hun die van de melk gespeend, aan de borst ontwend zijn? Want het is wet op wet, eis op eis, hier wat, daar wat’. Zo ervaren zij het tenminste.

In het Hebreeuws is het òf  een bespotting van de tongentaal, toen al, of een woordspeling. En die woordspeling heeft een kenner van het Hebreeuws mij eens uitgelegd. Het kan ook vertaald worden als: ‘stront bij stront, braaksel bij braaksel en wel bekome je het’.

Dat zeggen ze tegen Jesaja.

Ja, als puntje bij paaltje komt, als het zich toespitst, moet jij eens kijken wat er los komt.

Daar heb ik de volgende praktische les over, want dit allemaal is natuurlijk geen theorie. Als ik nou onder druk sta, hoe dan ook, wat komt er dan bij mij uit? En wat zeg ik? Hoe behandel ik degene die mij onder druk zet? Wat gebeurt er? Hoe kort is m’n lontje?

Ik heb het wel eens gezegd, het is het beste om helemaal geen lontje te hebben. Zelfs helemaal geen kruitvat.

In vers 14 zegt Jesaja: ‘Ach, luister nou eens naar het woord van de Heer, gij spotters, heersers over dit volk in Jeruzalem’.

Dan staat er in vers 15, want daar beroemen ze zich op: ‘Omdat jullie zeggen, we hebben een verbond met de dood gesloten’. Wat stel je je daarbij voor? ‘En met het dodenrijk een verdrag gemaakt; Denk hier ook eens over na wat dit is. Dan die derde: ‘Want wij hebben een leugen tot onze schuilplaats gesteld’.

Wat een merkwaardige uitdrukking. Een leugen waarin je schuilt. Wat is nou die leugen? Dat zal ik je vertellen en dat zit heel diep in mensen: ‘Zoals God willen zijn’.

‘Ten dage dat gij daarvan eet, zul je als God zijn’. En van de boom des levens is haast hetzelfde te zeggen, maar wat is nou het verschil? Als God willen zijn!

De dichter Willem Kloos dichtte eens: ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’.

Sommigen kennen het wel.

Heb je het volgende wel eens gehoord? (met nadruk): ‘Wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht’….. Hier klopt dus iets niet. De manier alleen al waarop ze het zeggen.

‘Ik ben de koningin des hemels’, staat er in een profetie van Jeremia, ik ben de koningin des hemels, dat wordt van die gemeente gezegd. En die gemeente wordt in Openbaring de grote hoer genoemd, want ze heeft gemeenschap met alle geesten. Maar de woorden zijn mooi.

‘God is met ons’. En de Heer…..

Ik heb in die brief aan die jongen ook terug-geschreven: ‘je praat veel over de Heer, maar welke heer is dat?’ Wie is jouw heer?’

Het zijn woorden. Kijk er doorheen, luister er doorheen.

Als God willen zijn. En dan de toevoeging van de boze: ‘kennende goed en kwaad’.

Nou, dat bestaat niet! Want kennen is in het Hebreeuws ook gemeenschap hebben. Iemand kennen, bekennen, elkaar kennen, God kent me.

Hoe kan dat nou met twee tegelijk? Met goed en kwaad, dat kan toch nooit?

Jezus zegt: ‘Het is of de één of de ander’. Je kunt geen twee heren tegelijk dienen. Je kan geen gemeenschap hebben met twee tegelijk.

Ja, veel mensen willen als God zijn, en misschien prikkelt dat ook wel de harten van een hoop christenen.

Wat is dan de leugen? Dàt is nou de leugen!

Toen Henk afgelopen zondag uitgesproken was, heb ik opgeschreven: ‘Veel mensen willen zó graag goddelijk zijn, maar ze beseffen niet hoe menselijk God is’.

Dáár heb je het verschil.

Maar de duivel wil dat zelf. Via de mens wil hij God spelen, en wat zegt hij in Jesaja?

‘Ik wil opstijgen en mij aan de Allerhoogste gelijkstellen’. Dat is dus nogal wat.

Maar dat zullen z’n volgelingen ook zeggen!

‘We stijgen op, we gaan de berg op, steeds hoger en hoger……Het woord ‘hoog’ komt steeds weer voor in die oude liederen.

Hoogst! De topper! Maar wat wil je dan? Wil je heersen of niet? Wil je je aan de Allerhoogste gelijk stellen?

Dan zet ik de woorden van Jezus er maar tegenover. Dat staat in Johannes en daar zegt Hij het, geloof ik, zes keer achter elkaar. ‘Ik ben neergedaald’. Dáár heb je onze Heer. ‘Ik ben neergedaald’. Dat is het grote verschil. Mooi hè? Daar heb je nou onze voorganger.

Het is een oerwens van God dat Hij mensen krijgt die op Hem lijken. Dat lijkt Hem zó mooi! En het is ook een oerwens van een goed mens om op God te gaan lijken; maar dan die barm-hartige, die milde, die vriendelijke God.

Ja, maar de duivel sprong er tussen. En God had gehoopt dat de mens via de heilige Geest, want daartoe is de Geest ook bedacht, zal ik maar zeggen, zich zou laten leiden; zich te laten begeleiden; Hij is een Gids. Jezus is niet de gids; dat zijn ook van die kreten. Nee, Hij is de eerste die gegidst werd! Zo worden wij ook geleid. Dus als Hij zegt: ‘Volg Mij’, dan bedoelt Hij: ‘laat je ook leiden door die zelfde Geest, want zo ben ik ook geworden.

En de duvel zegt: ‘Maar ik heb ook een sterke geest achter de hand, die dat ook kan’. En dat is nou de geest van de antichrist.

Jenzo wees mij op een tekst, ja, je moet een keus maken met teksten, maar hij zei dat er een prachtige tekst staat in Jesaja, dat God de mens hoofdsieraad zal geven in plaats van as.

Ken je die uitdrukking? Dat betekent dus kostelijke gedachten voor je hoofd i.p.v. al die natuurlijke gedachten die alleen maar as opleveren, al die soapseries in je hoofd. Wat moet je er mee?

Er was nog iemand die iets opmerkte. Ik had gezegd: die maffe priesters en profeten, waar Jezus ook heel veel mee te maken had, en ergens verderop in Jesaja staat ook dat ze waggelen, maar niet van de drank, dat staat er ook expliciet bij. Ze zijn dronken van hun feest in de Heer, met God en zo; maar die hebben een verbond gesloten met het dodenrijk.

Adrie vroeg: hoe zit dat dan met die gekke verschijningen van mensen, doden opwekken en weet ik veel. Nou, die hele spiritistische bewegingen, daar gaat straks die valse kerk ook aan doen. Dat ze kontakten willen hebben met ….., want ze hebben een verbond gesloten met de dood en het dodenrijk.

Maar een dode verschijnt niet.

Stel b.v. dat ik, een puur natuurlijk mens, altijd behept ben geweest met een bepaalde geest. Nou, als ik sterf, dan ben ik er niet meer, maar die geest nog wel. Dus als iemand z.g. kontakt zoekt met mij, dan springt die geest er wel tussen, want die weet alles van me. Die geeft zich dus uit voor mij. Dan krijg je dus spiritistische seances. En die komen op de t.v.

Maar een verschijning als Mozes en Elia op de berg der verheerlijking komt niet op de t.v. Nooit, dat zijn geheimen. En dat is een heel ander soort verschijning.

Dat moet je voor jezelf maar eens uitdokteren, want het occulte trekt. Maar het trekt ook de christenen die niet weten waar ze mee bezig zijn. Levensgevaarlijk!

 

We waren gestopt met de gedachte dat de Geest dus jou opvoedt. Dat doen we ook bij elkaar, want de Geest is werkzaam in iedereen. Uiteraard. Je leert zoveel van elkaar.

Er is wel een kanttekening: je hebt de heilige Geest niet ontvangen om op aarde je natuurlijke leven zo gladjes mogelijk te laten verlopen. Dat is doodjammer.

Weet je hoe Paulus die mensen noemt? De beklagenswaardigste schepselen. Die bidden ook voor alle natuurlijke dingetjes.

Hele families komen voorbij. Ik heb nauwelijks gebeden voor mijn kinderen. Ik heb voor mezelf gebeden dat ik ze kon opvoeden.

Jezus zegt vaak: ‘Bidt maar voor jezelf, want anders krijg je de discussies van b.v. als iemand iets naars heeft, en dat een ander dan vraagt: ‘Heb je er wel voor gebeden?’ O, nee. ‘Nou, dat had je moeten doen’. Dan krijg je dus zulke discussies.

Het is zo laagstaand. Lijsten…., over banen, verhuizingen, etc. etc.

Jezus zegt: ‘Je Vader weet wel wat je nodig hebt, man, wees toch met andere dingen bezig, met de dingen van je Vader’.

Ik wil die scheidslijn maar eens een keer heel duidelijk zetten, want dat hoeft niet. Dacht je dat God dat niet wist.

Er staat in het ‘Onze Vader’ geen enkele wens voor een vervulling van iets natuurlijks.

Ja, zegt iemand, geef ons heden ons dagelijks brood. Ja, maar dat gaat niet over je brood, dat gaat niet over je voedsel. Dan weet je niet wat brood is. Snap je? Ik heb het wel eens uitgelegd. Als ik de wil van God doe, zegt Jezus, is dat eten en drinken voor mij. Dus als je bidt; ‘geef ons heden ons dagelijks brood’,  en je zit net achter een bord stampot met een stuk worst, dan klinkt dat erg vals.

Maar het betekent dat mijn voedsel is, dat ik de wil van mijn Vader doe, en voedsel heb voor een ánder. Dat is dat dagelijkse brood. En dan wordt het heel eenvoudig: je hoeft nooit meer voor het eten te bidden. Tenzij het niet deugt natuurlijk als je vrouw gekookt heeft. Sorry, als ik gekookt heb, dan bidt Mariet.

Maar als je het niet geloven wilt, het staat in

1 Cor. 15. Ja, want sommigen willen er altijd  een tekst bij. Maar je gebedsleven is er mee afgeladen, en het is geen bidden. Bidden is bezig zijn in de hemel. Vergis je daar niet in. Vandaag is er, geloof ik, ook biddag voor het gewas. Al is de oogst mislukt van hier tot gunter, en liggen de aardappels te rotten op het veld, dan houden ze nòg een dankdag. Hier klopt toch iets niet? Maar dat wordt bijeen gehouden door de angst hoor.

 

Spreuken 3:18. ‘Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden zijn gelukkig te prijzen’.

Daar ben ik eens ingedoken. Wie is die ‘zij’? Dat staat ervoor, vers 13: wijsheid’. Dàt is nou waar Eva naar keek! Dat ze dacht: ‘Ach, nou word ik verstandig, nou word ik wijs, dáár wil ik gemeenschap mee hebben want dat ga ik eten’.

Dus het is geen symbolisch verhaal, goed onthouden hoor. Sommigen zeggen dat dit een mythe is, een godenverhaal, en dat dit allemaal symbolisch is bedoeld. Maar Petrus zegt in één van zijn brieven dat we geen ‘fabels’ zijn nagevolgd. Hier staat datzelfde woord ‘mythen’.

 Het is dus de werkelijkheid die uitgedrukt werd in een beeld. En ze hebben door dat beeld te ‘doen’ uitdrukking gegeven aan het feit dat ze gemeenschap hadden met die geest.

Ik zal het zo nog een keer uitleggen.

Maar hier staat ‘wijsheid’, en de vraag is niet: ‘wàt is wijsheid’, maar de vraag is: ‘wie is wijsheid’. Jezus wordt door Paulus de wijsheid Gods genoemd.

Nou, een boom des levens is de wijsheid. Dan is Jezus, heel logisch geredeneerd, die boom des levens. Maar nu staat er: ‘aangrijpen’. Eigenlijk staat er een veel mooier woord: omarmen. En dat is een liefdesdaad, een omarming.

Wie haar vasthouden, in het Hebreeuws staat er: ‘wie daar de hand opleggen, wie dat aanraken’, die zijn gelukkig te prijzen. Dat is mooi! Omarmen, je omarmt iemand. Daar speelt de liefde een rol. Dus wijsheid heeft niets te maken met bijbelkennis maar of je iemand kent.

Wat kan mij jouw bijbelkennis schelen? Helemaal niets. Maar het gaat erom of je de Vader kent. Dan begin je Zijn woord ook te kennen. Dan durf je ook rustig te zeggen als je iets leest: ‘Nou, dat heeft God nooit gezegd’. Je slaat een bladzij op en zegt dan van iets anders wat je leest: ‘Nou, dat kan mijn Vader niet gezegd hebben’.

Leuk hè, dat je dat durft te zeggen. Ik dacht vroeger dat ik dan door de bliksem getroffen zou worden, als ik zoiets zou zeggen. Dat zou nog eens slecht met me aflopen. Kennen jullie die profetieën nog? Ja, ja, je moet de onderste weg gaan en nog meer van dat fraais.

Omarmen is gemeenschap hebben met….

Ik heb het eens in een gedicht geschreven over gelovigen, ik heb het wel eens voorgelezen: ‘In mijn gezicht zijn adem, ontroering zo zacht ruisend van zijn aanwezigheid, in ogen van geliefden’.

Dat is toch mooi? Waar is God? Dan zou ik zeggen: ‘kijk eens rond man’. Hun omarming geneest mij. Daar heb je het geheim.

Die omarming is zo goed voor je. Ergens in Spreuken staat ook nog een tekst i.v.m. die omarming, dat dat medicijn is voor je. Je wordt daar echt een mens van wie je eigenlijk bent. Het doet je zó goed.

Jezus is de boom des levens in het hemelse paradijs, waar wij ook wonen. De andere boom is de antichrist. Die staat ook nog in òns paradijs. Daar staat ie echt nog!

Begin er maar niet op in te hakken. Jezus zou zeggen: ‘Laat maar geworden, hij komt wel aan z’n eind, net als bij het onkruid in de akker’.

‘Zullen we het verkeerde er uit halen?’ Nee, zegt Jezus, doe maar niet, laat maar opgroeien. Bij de oogst zal Ik de maaiers wel waarschuwen. Mooi hè?

Maar welke vruchten pluk je? Stel je een vrucht voor. Die bestaat uit vruchtvlees en sap. En in de plantkunde noemen ze zelfs het sap van sommige planten, bomen en vruchten: bloed. Dan is de stap dus gauw gemaakt.

Vruchtvlees en vruchtensap. Wat zegt Jezus op het laatste avondmaal: “Dit is Mijn lichaam, Mijn vlees, en dàt is Mijn bloed. Daar heb je het nou. En dat heeft zo’n diepe betekenis, die hemel en aarde deed veranderen.

Ja, misschien heeft God z’n adem wel ingehouden toen Jezus daar aan het kruis hing en Hij die strijd streed.

Er staat ergens in Openbaring dat er een half uur stilte was in de hemel, maar ik denk dat het toen ook wel een half uur stil was.

En wat daaraan vooraf ging: die daad van Jezus. Hoe belangrijk dat is. Het zit hem niet in dat stukje brood, maar het gebaar is duidelijk. Die wijn en dat brood.

In het Grieks staat er letterlijk: ‘Eet en drink Mij maar op!’ Het is een veel sterker woord dan er maar een beetje aan nibbelen. Snap je? Wij zitten dan met zo’n raar koekje en wat vruchtensap, dat maakt me niet uit hoor, maar het gaat er om met welke intentie je het doet. Weet je zeker dat we dan dus die gemeenschap hebben met de Vader en de Zoon. Want anders ben je op een onwaardige wijze bezig. Dan ben je het dus niet waard. Kijk, als een kind er van snoept, gebeurt er niets. Vroeger dachten ze: oei, dat is erg….

Een prediker vertelde mij vlak na mijn bekering een verhaal van een man die stiekem avondmaalswijn had gedronken uit de kelder van een kerk, en hij was toen van de trap gevallen en had z’n nek gebroken.

Zie je wel, zei die prediker, eigen schuld, kapotte nek ….zo’n God predikte hij. Had hij maar niet aan de avondmaalswijn moet zitten.

Met zulke gruwelverhalen werden we in het begin mee doodgegooid. Niet bepaald levend gemaakt.

Vlees en bloed. De vrucht. Wat mooi hè?

In Johannes 13 staat iets merkwaardigs waar hij op wijst, en dan zie je wat er in de onzicht-bare wereld gebeurt. Want veel mensen zijn met hun geloof en hun christelijk gedoe nog veel te veel bezig met de aardse, de stoffelijke, de zichtbare dingen. Echt waar hoor!

‘Als dat maar goed gaat, als dit maar goed gaat’, dàt vult hun leven.

Tjonge, er gaat toch zóveel goed zonder dat je er voor bidt.

In Joh. 13:21 staat er iets merkwaardigs:  Jezus werd ontroerd in de geest en Hij zegt: ‘Voorwaar, één van jullie gaat me verraden’.

En waarom wisten de anderen dat niet? Waarom zagen ze dat niet? Omdat die verrader zich perfect gedroeg net zoals alle anderen. Ja, hij heeft ook zieken genezen en doden opgewekt. Ja, dat hebben ze allemaal gedaan. Het was dus niet te merken, en Jezus had nog nooit gezegd: ‘Ik heb toch zo’n moeite met die en die, daar heb Ik helemaal geen kontakt mee’. Op die manier.

Één van de discipelen die Jezus liefhad lag vlak bij Jezus, ze lagen daar, en hem gaf Simon Petrus een wenk, want die wil altijd alles weten en zei: ‘Over wie heeft Hij het?’

Toen antwoordde Jezus met iets heel merkwaardigs: ‘Die is het voor wie Ik het stuk brood indoop en wie Ik het geef’.

Er waren sausen en Hij brak een stuk van het brood af, dompelde het in een saus en toen gaf Hij het. Wat is er door Jezus heen gegaan toen Hij dat deed? Het was een laatste reddingspoging aan een verrader. Hij zocht de gemeenschap met een mens.

En Jezus wist; en Judas wist ook. Zouden ze elkaar aangekeken hebben?

Stel je dat gebaar eens voor. Indopen en iemand wat geven. Moet je maar eens kijken wat er gebeurt. Hij doopte het stuk brood in, en nam het, en gaf het aan Judas, en na dit stuk brood voer de satan in hem. De satan persoonlijk; de grote tegenstander van God kruipt in Judas.

Wat is er in de ònzienlijke wereld gebeurd? En Jezus wist!

De satan zag z’n kans schoon om bij Judas binnen te dringen, want Judas stond daar voor open. Dus Judas dacht heel anders dan de anderen.

Vraag uit de zaal: ‘maar de boze was toch al in Judas?’ Nee, dat gebeurde toen! Het was satan zelf, die dacht, ik moet heel dicht bij de boom des Levens zijn.

Want wat is het verschil tussen Judas en de andere discipelen geweest? Daar heb ik eens over nagedacht.

Ik denk dat Judas wel eens hevig teleurgesteld is geweest in Jezus. ‘Is dàt nou een zoon van God? En Hij heeft ook nog gezegd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’….

Grijp toch die kans man, je kunt indruk maken door genezingen en opwekking van doden en wonderen en tekenen. Dat trekt een hoop mensen naar de club….die moet je hebben….

Als je daar nog gedachten over hebt, die verkeerd zijn, schroei ze dicht hoor. Want ik moet er niet aan denken dat, als er hier iemand uit dood echt is opgewekt, dat dáár de mensen op afkomen. Nee toch?

En hoeveel predikers willen dat graag?

Stink er niet in! Eet niet van de verkeerde vruchten; de sensatie. Daar snap je helemaal niets van, maar Jezus was de bescheidenheid zelf. Als Hij iemand genas, zei Hij heel vaak: ‘loop even mee joh’, dan ging Hij buiten het dorp of ergens achter een muurtje, dan genas Hij hem en zei dan: ‘mond dicht’.

Dat is Jezus, zo’n bescheiden man, onopvallend. En wij worden net zo onopvallend als Hij, doodgewoon.

Wat voor vruchten eet je? Vlieg niet overal op af, op grote biljetten met beroemde sprekers. Stink er toch niet in. Het is òngeloof, want dan heb je nl. geen geloof in je broers en zusters waarin de Geest van God werkzaam is.

Vlees en bloed, vruchtvlees. En de satan kruipt op dat moment in Judas.

Dan zegt Jezus: ‘Wat gij doen wilt, doe het maar snel’. En nòg had niemand het door.

Dacht je dat Jezus dat niet voelde en niet zag? Hij zei niet tegen Petrus: ‘Een hoop druk hier’. Ken je die uitdrukking? Dat zijn oude kreten. We kennen ze wel. Maar we hebben geleerd, en gelukkig meer afgeleerd.

Wat is dus de vrucht van de Geest? Dat zijn de eigenschappen Gods. En de vrucht van de antigeest zijn de eigenschappen van de duivel. En de duivel kan ook wonderen en tekenen doen. Ja, en die komen op de t.v. Die van ons niet. Dat zou je toch nooit willen?

In Spreuken 13 staat, dat vond ik in de septuagint: ‘Een goed verlangen is een boom des levens’. Dus wat doe je met zo’n tekst, zo’n uitspraak? Is mijn verlangen goed?

Mariet is bezig met het samenstellen van een boek over zichzelf. Vreselijk leuk, met fotootjes, zulke mooie dingen. En ik mag het uittypen. En zo hoor je nog eens wat. Zo ontroerend. Het is voor niemand anders, maar alleen voor ons.

Maar ik heb een stukje getypt, dat een preek haar zo had aangesproken van dominee van Es in Beilen; en die preek had heel veel indruk op haar gemaakt, want die man stelde: ‘Wat kun je allemaal wel niet doen met een hamer en met spijkers. Nou, met een hamer en wat spijkers kun je mooie meubels maken, en huizen bouwen. Maar je kan er ook iemand mee op een kruis timmeren.

Je kunt met alle dingen iets goeds doen of iets verkeerds. Wat kun je met je handen doen? Daar kun je dus mee zegenen en je kunt er mee slaan. Wat kun je met woorden doen? Daar kun je iets moois mee zeggen maar ook iemand vervloeken.

Zo had deze dominee een heleboel voorbeelden. Toen heeft Mariet voor zichzelf gezegd: ‘Ik kies voor het goede’. Zie je haar zitten in die kerkbank? Dat was een beslissing. Het is gelukt! We zijn wel eens op dwaalsporen geweest, maar we zijn toch, door altijd maar de goede keus vast te houden, steeds weer op het goede spoor terecht gekomen.

Dus wees altijd hartstikke eerlijk naar jezelf toe: ‘Wat is je verlangen, wat wil je eigenlijk’. En dan niet met vrome kreten aankomen, want daar word ik ook wel eens een beetje misselijk van.

 

Ik wil nog een opmerking maken over ‘stof eten’. ‘Stof zult gij eten’.

Volgens mij zit daar ook al een veroordeling in verborgen. Want er is nl. in Psalm 72 een uitdrukking: ‘De vijanden likken het stof’. En dat betekent: ‘Ze lijden een nederlaag’.

Wij hebben in Nederland daar een hele leuke uitdrukking voor: ‘in het stof bijten, of, in het zand bijten’.

En weet je wat een heel gevaarlijke manier is waardoor iemand in het zand bijt?      

Als je iemand over het paard tilt.

Even doordenken. Dan valt hij dus aan de andere kant met z’n hoofd naar beneden.

Maar als jij iemand (te) hoog vereert, komt hij nooit in het zadel. Dan bijt hij in het zand. En ik zie dat in de opvoeding héél veel gebeuren. Dat spijt me echt. Kinderen die de hemel in geprezen worden.

Ik hoorde kleuters op t.v. antwoorden op de vraag: ‘Wat wil je later worden’. Dan zeggen ze: ‘Beroemd’. De sukkels. Nou ja, misschien door domheid, daar kun je ook beroemd mee worden, maar….’Beroemd’….

Kinderen die door de ouders steeds de hemel in worden geprezen met o.a.: ‘dit is top wat je doet’. Alle kindertekeningen worden opgehangen aan wanden en koelkasten, kijk eens wat hij gepresteerd heeft. Het lijkt wel of die ouders willen geuren met iets wat zij gepresteerd hebben. En dat arme kind zie je wegschrompelen. Die worden over het paard getild. Die maken dus later allemaal een dreun. Echt waar, je kan het zo zien aankomen.

‘Mijn zoon kan zo veel!…’ Ja. En mijn dochter kan zo mooi zingen…..

In Ezechiël 28 staat trouwens een hele beschrijving van de boze, hoe hij begonnen is, daar heb ik nu geen tijd meer voor, dat doe ik graag de volgende keer.

Ik wil wel één opmerking maken. In Ezech. 28 wordt de engel beschreven zoals hij was voordat hij viel. Volmaakt van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon, dat geloof ik ook wel. Maar in Ezch.28:12 staat in de septuagint: schatbewaarder, de verzegelaar van het kapitaal. Dus die geweldige cherub was aangesteld als verzegelaar van het kapitaal. Met die prachtige vleugels. Bekleed met edel-stenen, en die 12 edelstenen droeg ook de hogepriester. Dezelfde 12 edelstenen. Kun je nágaan wat voor functie die engel had. Daar moet je eens over doordenken, wat een functie! Die efod met al die stenen, alle volkeren. Tjonge, tjonge.

Verzegelaar van het kapitaal. Wat is het kapitaal? Dat heeft 2 betekenissen: hoofdsom en ook hoofdpersoon.

Wat zou nou de verzegelaar van de hoofdpersoon zijn? Wat is de hoofdpersoon? Dat is de mens! Absoluut! Hij moest die mens beschermen. Verzegelen, bewaren. Dat was z’n opdracht, want God  had gezegd: ‘De mens, dáár richt ik Mij op’.

Dat is toen helemaal mis gegaan. Maar hoe vind je die uitdrukking?

In het Hebreeuws voor slang staat er ‘nahash’. En als je tegen een beest zegt: ‘Voortaan zul je kruipen’, hoe heeft hij dan vóór die tijd gelopen? Dat moet dan toch rechtop geweest zijn. Dan moet je die slang even vergeten, op dat puntje van die staart kan natuurlijk niet. Het gaat dus over die engel, en symbolisch laat je dat gebeuren in die slang.

Hij stond dus rechtop met beschermende vleugels.

Maar ik las ergens dat het woord ‘nahash’, wat vertaald is met slang, ook vertaald kan worden met het goddelijke, het glanzende en het betoverende. Alsjeblieft!

Zie je Eva daar zitten? Ze kijkt zo eens rond en daar komt hij aan. Een helemaal betoverend wezen. En hij begint te praten tegen haar, en hij verschool zich in die slang. Maar waarom keek ze òp toen die slang begon te praten?

Hij heeft haar helemaal gebiologeerd, gehypnotiseerd. En zó is ze er ingetrapt.

En het woord draak is gemaakt van het Griekse werkwoord ‘derk’, en dat houdt verband met het werkwoord ‘zien’. En op het moment dat die vrouw uit de Openbaring in barensnood is en schreeuwt, want de kinderen Gods komen tevoorschijn, staat hij daar maar te kijken, te kijken en te kijken; om je te verlammen, om het maar òp te geven.

Of, als ze eenmaal geboren zijn, om ze dan op te vreten.

Dáár hebben wij mee te maken. En als hij dan toch geboren wordt, enfin, een heel verhaal, wat gebeurt er dan met de rest van de gemeente? Die komt buiten het gezicht van de slang. Er wordt niet voor niets over gezicht gesproken. Dus uit zijn blikveld. Mooi toch.

Hij is niet veranderd, daarom staat er ook ‘oude slang’. En het woord ‘dubbel’, dat is zo occult als de pest; weet je wat het woord occult betekent? Geheim, verborgen. Daar hebben wij het ook altijd over, maar van welke kant?

Enfin, het was een ongelooflijk indruk-wekkende gestalte. Het is geen wonder dat ze er ingetuind is.

Kennen jullie het woord seraf? Dat is een engelensoort. Dat is een gestalte die licht geeft, tenzij hij een gevallen engel is, dan wordt het een vurige slang. Snap je? Z’n huid is veranderd. Een vurige slang, brandend. Van de duistere kant heten ze zelfs ‘vliegende draken’.

Of je het nou over een slang hebt, of over een cobra of over een pithon, het is altijd een beeld van de satan.

Eigenlijk moest Lucifer onze lijfwacht zijn. Dat is de oorspronkelijke bediening van de engelen. Lucifer betekent lichtdrager. Dienende geesten, en boze geesten heersen. Engelenvorsten zouden origineel de volken moeten leiden. Zo is het bedacht. Ze zijn vervangen door boze vorsten; vorsten der duisternis en het werden heersende vorsten. In die wereld leven we. En bij onze gemeente staat ook een engel ons terzijde met zijn engelen. Die beschermen ons.

Engelen spelen een zware rol hoor.

Een duidelijke rol, en we mogen best eens veel meer aan die engelen overlaten, want je organiseert je soms suf.

Dat hoeft niet altijd. We hebben zo vaak het ingrijpen van engelen meegemaakt. Laat dus eens wat meer aan hen over.

Trouwens in de gelijkenis van het onkruid en de tarwe verzamelen de engelen de kwaden, en ze voeren ook de oorlog.

Ik stop met Spreuken 22:17, dat neem je maar mee. Heel iets moois. Dat moet je thuis maar eens kauwen en herkauwen.

‘Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen, richt uw hart op mijn kennis. Want het is lieflijk, als (geen dat) gij ze in uw binnenste bewaart.

Heb je ooit wel eens gehoord van wijsheid en kennis die lieflijk is?

Mariet was mijn eerste lieflijke kennis. Ik had er kennis mee gemaakt. Dat heeft met warmte en liefde te maken. Dat is zó persoonlijk.

‘Zodat ze bestendig op uw lippen zijn’.

 Het wordt te laat als ik verder ga, maar in vers 21 staat wat Jezus altijd zegt: ‘Opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden’. En wie is je zender? Nou, zegt Jezus, dat is Mijn Vader.

En dan staat er: ‘die kun je antwoorden geven’.

Dat is toch fijn om over door te denken? Dat je antwoorden kunt geven aan je zender?

 

 

Spiegel en raadselen (Duurt 28-04-2009)

Spiegel en raadselen

 

Ik wil beginnen met 1 Cor. 13:12.

Want nu kijken we nog door een spiegel in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend bèn.

Een heel bekende tekst. Neem het goed in je op, want dit is eigenlijk het light-motief van vanmorgen.

Wat is het kenmerk van een spiegel? Dat het een beeld geeft van de werkelijkheid. Het is niet de werkelijkheid zelf.

Niemand heeft ooit God gezien. Iedereen kent die uitspraak. Maar wèl Zijn beeld! De eerste was Jezus. En ná Hem kwamen en komen er meer; zodat ze ook een keer kunnen zeggen: Ja, als je mij ziet, zie je eigenlijk de Vader. Ik ben een spiegel.

Maar dan staat er dat merkwaardige woord: ‘in raadselen’.

Kennen jullie het woord ‘enigma?’ Dat is raadsel, maar in het Grieks staat er ‘ainigmatie’, dat betekent dat je er naar moet raden. Raadselen dus.

Maar dat woord betekent ook: ‘spreuken’, ook sprookje, maar daar bemoeien we ons vandaag niet mee; het komt allebei van het werkwoord ‘spreken’.

Spreuken komt van een werkwoord, dat betekent: ‘praten in bedekte termen’.

Even goed doordenken!

Dus je vertelt iets in bedekte termen, in de hoop, dat, wat er gezegd wòrdt, dat dàt duidelijk wordt.

Ik ken er maar één die dat ontzettend veel deed, en dat was Jezus. Hij praatte altijd in bedekte termen en die noemde Hij gelijkenissen. Dus je vertelt een gelijkenis, het beeld, en je bedoelt er de werkelijkheid mee. En dáár gaat het om, dat je die vindt.

Als je daar eens een heel mooi voorbeeld van wilt zien, dan moet je eens Matth. 12:3,4 lezen. De discipelen lopen door het korenveld. Ik vraag me altijd af waar die farizeeërs zaten toen die discipelen door het koren liepen? Zaten ze soms op hun hurken er tussen en komen dan ineens overeind….: ‘Jullie doen werk op zondag, jullie eten…..

Waar komen ze zo gauw vandaan? En toen zei Jezus tot die religieuze betweters: ‘Hebben jullie nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen hij, en die met hem waren, honger kregen; en toen het huis van God binnen gegaan zijn, en ze de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij en die met hem waren niet mochten eten, alleen de priesters’. Heb je dat nooit gelezen? Ja natuurlijk hadden ze dat gelezen.

Nou, wat deed David dus, hij ging gewoon die tabernakel in en graaide het brood daar vandaan en deelde dat uit.

Is dàt geen mooi beeld?

Hier wordt een gelijkenis geboren!

Kijk er eens doorheen! Wat is nou de waarheid die Jezus wil vertellen met dit voorbeeld van David.

David ging de tempel in en at dat brood en deelde uit. Nou, farizeeën, doen jullie dat nou ook eens. Ga die geestelijke tempel eens binnen, want daar is brood.  En de tempel stond voor hun neus! Jezus Zelf, met dat brood!

Jezus zei: ‘Als je bij Mij komt, zul je nooit meer honger hebben en kun je nog uitdelen ook’.

Schitterend beeld hè van de werkelijkheid; dit is een spiegel. Hij is het levende brood. Hij kon altijd zeggen: ‘Neem Mij en eet Mij’. Dat had Hij kunnen zeggen; Hij hééft het ook wel eens gezegd’: ‘Wie Mijn vlees eet…’. Ja toch?

Toonbroden!

Het is eigenlijk zo’n ongelukkige vertaling, want waar denken jullie aan bij toon-broden? Een soort show? Een soort etalage? De tafel met toonbroden?

Raad nou eens wat er in het Hebreeuws staat voor toonbroden. ‘De broden van het aangezicht van God’. Je kan ook zeggen: ‘vóór het aangezicht van God’. Maar God heeft geen brood nodig.

Dus de broden vàn het aangezicht van God. En aangezicht betekent altijd dat de hele persoon aanwezig is. Ja toch?

Als ik zeg: ‘ik ga hier even de neuzen tellen’, dan bedoel ik alle mensen, maar ik noem alleen een zeer opvallend kenmerk. Dus de broden van het aangezicht van God. En nu vertel ik de spiegel.

Die broden lagen altijd in de tabernakel. Dat is één ding. Je snapt nou wel wat ik bedoel hè? Altijd aanwezig in de tempel. Elke dag vers! Geef ons heden ons dagelijks brood..… is elke dag vers. En ze waren gemaakt van manna; dat is van boven.

En ze waren gebakken.  Door het vuur heen gegaan.

Je snapt nu zeker wel de werkelijkheid.

Dàt is het ware brood van God. En over dat woord ‘aangezicht’ moet je eens doordenken. Er staat niet aangehoor of aangereuk, maar aangezicht; het heeft met zien te maken. Dus je gezicht wordt ook nog genoemd naar datgene wat het meest opvallend is en dat zijn de ogen.

Het Hebreeuwse woord voor aangezicht komt van een werkwoord dat betekent dat er een beweging in zit. Dat is mooi.

Je vraagt om de aandacht van iemand, je tikt iemand aan of je roept eens, en dan wendt hij zich tot degene die om aandacht vraagt. Wat een mooie beweging dat hij z’n gezicht naar je toewendt. En als je de aandacht van God zoekt, dat Hij zich naar jou toewendt.

Als iemand jou om aandacht vraagt, om jouw aandacht, en dat, terwijl je praat met iemand, je ogen nog weer alle kanten uitschieten, om de boel maar weer onder controle te houden, zal ik maar zeggen, dan geef je geen aandacht.

Het gaat om dat persoonlijke gesprek.

En zó heeft God Zich gewend tot Zijn volk. Ken je die uitdrukking: ‘zich wenden tot…’. Van Jezus wordt ook gezegd: ‘Hij kwam tot het Zijne’. Die zocht Hij op.

Dus God ziet om naar de wereld in de gedaante van een mens. En die mensen zijn wij. Kijk je nog om naar de wereld, of niet meer?

Heb je de wereld nog zó lief zoals Jezus hem liefhad?

In het Grieks staat er voor ‘gezicht’: ‘prosopon’, dat mag je weer vergeten, maar het bestaat uit twee stukken. Het ene is ‘in de richting van’… en het andere woord betekent gewoon ‘oog’. Dus precies hetzelfde als het Hebreeuws.

De ogen gaan in de richting van…, zeer bewust.

Het grappige is dat het Hebreeuwse werkwoord waar ‘gezicht’ van gemaakt is, nóg een zelfstandig naamwoord heeft, en dat betekent letterlijk: ‘het binnenste’.

Dus ‘gezicht’ hoort ook bij ‘binnenste’.

Dat woord werd altijd vooral gebruikt voor de tempel; de binnenkant van de tempel. Kijk, dan gaat er een wereld voor je open. Je hebt dus een uiterlijk gezicht én een innerlijk gezicht.

Mensen zijn gewend elkaar op het uiterlijk te beoordelen. Ja toch? Hoe ziet hij er uit, of, wat is z’n beroep, en wat is je status? Of: heb je ook een ‘functie’ in de gemeente…? Heb je ook een ‘speciale bediening’….?

Of de kleur, de godsdienst.., en wat door Hilde vanochtend al gebeden is: God ziet het hart aan! De vraag is dus: doe ik dat ook? Zie ik het hart aan van de mensen of let ik weer op hoe ze zich vertonen?

Denk maar aan Samuël; want de grootste profeet kan zich vergissen hoor. Samuël moest een koning benoemen, nou, hij ging naar al die zonen van Jesse. En daar stond Eliab, een grote, rijzige figuur, een soort kroonprins. Een dappere kerel.

Nou, denkt Samuël, dàt is hem. Die heeft tenminste een voorkomen. Ja. Kan goed preken; ik noem maar wat. Ik heb het wel eens gehoord hoor van mensen, dat ze zeiden: ‘Dàt is een fijne predikant’. Waarom dan? Nou, hij heeft een stem als een bazuin…en weet ik wat voor lintjes hij allemaal kreeg.

Ik denk dan: man, het gaat toch om de ‘inhoud?’

Jezus had geen gestalte, Hij was geen rijzige figuur. Hij viel niet op.

‘Nee’, zei de Geest tegen Samuël, want luisteren naar de Geest kon Samuël wel hoor, ‘dat is hem niet’. ‘Die jij zoekt, staat er niet eens bij, die zit bij de schapen’.

Wij leren dat nou ook. Kijk, wat zag Jezus zonet, in dat stukje wat we lazen? Allemaal fraai geklede mensen, want ze lieten zich hun werkelijke ambt wel aanleunen, en ze hadden status, religieuze kopstukken, eerbiedwaardig, gesteld op belangrijke plaatsen en begroetingen.

Dáár staat Hij tegen te praten. En toen zag Hij hun hart aan en zegt dan: ‘Jullie kennen de Schrift niet’. Wat een brutaliteit!

En Hij zegt ook nog: ’Jullie zijn blinde wegwijzers. Nou, nou…. ! En waar wijst een blinde wegwijzer heen? Naar de put! Nooit gelezen? De put in!

Blinden die blinden leiden. En wat is de put? Even doordenken. Het gaat erom dat je doordenkt en niet zomaar over teksten heen leest.

Op een gegeven moment zegt Hij zelfs: ‘jullie willen me doden’. Nou, nou….de verontwaardiging….

Maar ze hébben het gedaan! En eigenlijk hadden ze God willen doden.

Maar ja, Jezus wist wat in hen was; Hij zag het hart aan.

Het is zo dood als een pier bij jullie van binnen, zegt Hij. Maar aan de buitenkant ziet het er prachtig uit hoor.

En waar vergelijkt Hij het dan mee? Met een wit gekalkt graf! Nou, je zal zo uitge-maakt worden voor een wit gekalkt graf!

Maar Hij hoopte dat ze dat zouden oppikken en dan zeggen: ‘wat kan ik er aan doen, help me alsjeblieft!’

Hadden ze maar ‘hosanna’ gebruld, want hosanna betekent: ‘Heer, help!’ En verkijk je niet op het gedans en gespring.

Maar Hij vertrouwde Zich hun niet toe.

Het Hebreeuwse woord voor gezicht: ‘panim’, staat altijd in het meervoud, het is een meervoudig woord.

Denk b.v. eens aan het woord ‘zaad’. Dan denk je nooit aan een zaadje; dat heet een collectivum, daar wordt een heleboel mee bedoeld. Dát staat er nou. ‘Gezichten’. En het is zo mooi, want God heeft heel veel menselijke gezichten. En er zijn er hier heel wat, van die lieve, vertrouwde gezichten, waarin je een aspect van je Vader ziet.

Ik had er net met Gerard nog over: eigenlijk is God undercover in de wereld. Wij zijn Zijn bedekking. Wij zijn Zijn bedekte termen. Ja, in menselijke gedaanten. Mooi hè, dat God undercover in deze wereld is. En die cover zijn jullie; zijn wij.

De liefde van God heeft alles te maken met zien en kennen. Dan moet je maar veel naar elkaar kijken, denk ik. Ik heb de koningin wel eens gezien, maar ik ken haar niet. En de paus heb ik ook wel eens gezien, maar die ken ik ook niet.

Maar als je veel met elkaar omgaat….

Er zijn een heleboel uitdrukkingen in onze taal met zien en oog, en ik heb er een paar opgezocht.

Kijk, je hebt mensen met een eerlijk gezicht, met een zuur gezicht, met een nors gezicht, een bewolkt gezicht, of een eeuwige glimlach, (daar word ik altijd ontzettend moe van, ja, ik denk dan: hoe hou je het vol). Maar als die mensen zulke gezichten hebben, zegt dat nou iets over hun innerlijk of niet? Misschien een beetje. Het zegt lang niet alles.

Het gaat er om dat je het hart aanziet.

Hoe komt het dat hij zo’n bewolkt gezicht heeft? 

Soms kun je aan gezichten van mensen zien dat je daar beter niet mee kunt praten. Of je staat ’s ochtends op, en je man heeft een gezicht, dat je denkt: nou, dat wordt vandaag weer aanpassen geblazen…..

Ach, je kent dat wel: ‘hoe staat z’n pet, hoe staat z’n muts’…..Nou, er zijn echt zulke huwelijken hoor. Dat de één zich alleen maar aanpast aan de ander.

Het vertelt soms wel iets over iemand, maar er zit soms veel meer achter. En om dat nou te vinden.

Ken je die uitdrukking: ‘iemand verdwijnt uit het zicht?’ Er wordt zelfs gezegd: ‘uit het gezicht’, als ik denk aan de verloren zoon. Hij was wel uit het oog verloren van die vader, maar niet uit z’n hart. Natuurlijk niet.

Want aan het eind van het verhaal staat: ‘toen de zoon nog veraf was, toen zàg de vader hem’. Dan zie je geestelijk iemand veraf, maar hij komt! Als ik die oudere broer geweest was, had ik dus gezegd:  ‘daar hèb je hem weer’. Ja toch?

Hoe reageer je op iemand die ver weg geweest  is.

En er staat dan: ‘z’n vader liep hem tegemoet’; maar dat staat er niet hoor. In het Grieks staat er: ‘z’n vader rende hem tegemoet’. Kun je zo God voorstellen? Met een wapperende mantel? Daar komt ’ie!

Ja, zó stel ik mij mijn Vader voor. Wàt een God.

Er zijn ook mensen met twee gezichten, en dat is link. Jacobus praat daarover.

Die zijn innerlijk verdeeld. Twee gezichten: een zondags gezicht en een dagelijks gezicht. Of: hier een vroom gezicht met mooie liedjes zingen en ondertussen niemand iets vergeven….

Dan heb je twee gezichten.

Je kan ook met oogkleppen oplopen. Die zien alleen maar de gemeente…., de gemeente…, de gemeente…..

Ach, lieve mensen, dan weet je niet eens het doel meer van de gemeente.

God had de wereld zo lief; verbreidt je visie nou eens. Verruim je blik eens. Je bent, als je niet uitkijkt, ziende blind!

ziende blind!

Johannes zegt: ‘wie niet liefheeft, is blind’.

Dus liefhebben heeft alles te maken met zien, kennen. Wie niet liefheeft, is blind.

Nou, zegt Hij tegen een ingedutte club via een engel, dat staat in Openbaringen, dat is zo’n saaie club, daar gaat niets meer van uit; daar wordt God een beetje misselijk van; dat staat er ook. Hij zegt: Ik spuug jullie naar buiten. Er staat letterlijk: ‘braken’.

Hij zegt dan: ‘Ik raad jullie aan om ogen-zalf te kopen, en daarmee je oogleden te bestrijken, opdat je zult zien’.

Dus ogenzalf, opdat je kunt zien. Dus ze waren blind. Ze hielden niet meer van elkaar. De liefde was op sterven na dood. En ik raad sommigen in deze club aan om ook ogenzalf te kopen. Dat raad ik gewoon aan, opdat je weer gaat zien.

Het is nog gratis ook.

Als je blik vertroebelt, je kijk op mensen en op elkaar, dan heb je zalf nodig. Ik heb het ook regelmatig gebruikt, en dat bevalt me best.

En denk nou niet aan anderen, nee, denk aan jezelf: ‘heb ik ogenzalf nodig, ja of nee’.

Liefde heeft dus alles te maken met zien. Dus hoe kijk je?

Ach, ik kwam uit school als jochie, toen zei m’n moeder:  je vader wil even dat je bij hem komt. Nou, ik met hangende pootjes naar die kamer, naar het bureau, naar de stoel waar m’n vader zat. Ik wist natuurlijk wel wat er aan de knikker was.

Hij wendde zich tot mij en zei: ‘wat heb ik gehoord?’ En wat gebeurde er dan? Ze vroegen dan altijd: ‘kijk mij eens aan!’

Nou, dat durfde ik niet, dus ik stond zó, met de ogen naar beneden, te kijken. Dan deed hij z’n vinger onder m’n kin, zodat m’n hoofd weer omhoog ging. Ik wist dan niet waar ik kijken moest

Als je wat op je geweten hebt, dan sla je de ogen néér. Dat is altijd zo. Je durft dan niet echt vrij en open iemand aan te zien.

Nou zijn er ook mensen die knalhard terugkijken. Ze zijn wel schuldig, maar ze kijken je staalhard aan. Dan denk ik: jouw geweten functioneert niet. Je weet niet wat berouw is en spijt.

Maar als je iemand open en frank en vrij aan kan zien, dan is je geweten schoon. En wat is er heerlijker dan iets als een schoon geweten te hebben.

Dus mensen die elkaar liefhebben, kijken elkaar aan. Ze willen a.h.w. iemands gezicht lezen.

Ken je de uitdrukking: een sprekend gezicht? Dan wil je het gezicht ook horen. Je wil het lezen; je wilt elkaars ziel lezen, aftasten.

Denk in dit verband nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. En dat is een groot en een diep geheim. Daar vertel ik dus niets over. Hoogstens in een spiegelbeeld.

Jezus en Zijn vrouw.

Ken je de uitdrukking: ‘wij gaan Gods aangezicht zoeken?’ Dit is een oud testamentische uitdrukking. Maar wat denk je van andersom? Hij zoekt toch ook jouw gezicht? Het zijn toch geliefden?

Je hebt mensen die eindeloos vragen: ‘wat is Uw wil?’ Daar moet je eens mee ophouden; dan kan Jezus eindelijk eens wat terugzeggen, zal ik maar zeggen.

‘Wat wil je zelf, hoe denk je er zelf over?

‘Ik wil met jou omgaan op voet van gelijkheid’. Want waren Adam en Eva gelijk of ongelijk? Ze waren gelijk! Als je je dat eens bewust wordt, dan haal je al dat afgodische gebrul en geroep van ‘Jezus is Koning’ en weet ik veel wat allemaal, dan haal je dat allemaal weg en dan wordt het iets tussen een man en een vrouw.

Jouw aangezicht zoekt Hij. Hij wil zo graag weten wat jij denkt.

Ik ben nogal een gesloten type geweest wat dat betreft, maar Mariet heeft zo vaak aan mij gevraagd: ‘wat denk je? Zeg eens wat je denkt’. Ik zei dan: nou, niks.

Welles, zeg eens wat je denkt. Altijd zoeken, en dat was ik niet gewend van vroeger. Inmiddels wel hoor.

Dus de vraag is: ‘hoe kijk je naar elkaar? Hoe kijk je naar mensen; hoe kijk je naar medemensen, hoe kijk je daar naar?’

Dat is een kunst hoor.

Neem nou het verhaal van die Emmaüs-gangers, uitgekauwd tot en met, maar goed, neem dat verhaal nog eens even in  je hoofd. Want ineens voegt zich iemand bij hen. Met z’n tweetjes waren ze aan het praten over die ellende wat in Jeruzalem gebeurd is. Ze hadden zó gehoopt dat Jezus Koning werd. Ze waren diep teleur-gesteld: ‘moet je nou eens kijken hoe het is afgelopen’….

Dus teleurstelling en verdriet.

En wat staat er heel opvallend: ‘Hun ogen waren bevangen, dus ze zagen niet wie er naast hen liep’.

Nou was Jezus ook, na Zijn opstanding, verschenen in een andere menselijke gedaante. Dat is een ander stemgeluid en een ander gezicht, en ook andere kleren. Want Jezus verscheen in verschillende gedaanten na z’n opstanding. Maar ze herkenden Hem dus niet.

En toen ging Hij hen de Schrift uitleggen.

Ja, daar loop je met z’n tweeën op het Pieterpad in het donker, en dan komt er iemand bij je, en die begint de Schrift uit te leggen. Hoe zou je reageren?

Hun ogen waren bevangen. Ze zagen niet dat het de Christus was in mensen-gedaante. En hier zitten er zoveel in mensengedaante. Ja toch?

Herken je in elkaar de Christus? En daarom loop je met elkaar òp. Daarom is een wandeling ook zo iets leuks. Met elkaar oplopen, zodat je in elkaar Gods gezicht gaat zien.

Of zijn je ogen bevangen? Ben je in van alles teleurgesteld? Zie je nog degene die naast je loopt? Kijk naar elkaars innerlijk gezicht. Zie het hart aan, want dàt is de werkelijkheid. En daar kom je bij de kern van de boodschap van Paulus: Christus in ons! Dat is nou alles! En wie gelooft dat?

Er staat nog een leuk stukje in

2  Cor. 3:18, misschien wel vaak gelezen; ‘Wij allen, die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is (dat is je innerlijke gezicht) de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen’. Wat weerspiegel je? Gods karaktereigenschappen! Doordenken!

Hoe geduldig ben je? Hoe barmhartig ben je? Hoe vergevingsgezind ben je? Dàt zijn karaktereigenschappen.

En dan word je mooi! Heel mooi!

Dat is nou je innerlijke schoonheid.

Ja, wij veranderen naar datzelfde beeld. Zie je? Daar heb je dat woord ‘beeld’.

Via het beeld kan iemand de werkelijkheid zien.

Dus denk hier goed over na: je wordt niet een ander dan je eigenlijk bènt, er staat wel verànderen, maar je wordt wie je eigenlijk bent, een kind van God dat Zijn Vaderschap weerspiegelt. Dus wie je ècht bent, door de Geest. En als je dàn aan het veranderen bent, is dàt de weg naar de vrijheid. En dáár is het wachten op.

Lees maar na in Romeinen 8; de hele schepping die zó kreunt; of het nou de zichtbare schepping is of de onzichtbare schepping, het dodenrijk. Alles kreunt en zucht, en ze wachten op de vrijheid van de kinderen Gods; op ónze vrijheid.

Dan ben je een levende gelijkenis, en niet een gesneden beeld. Wat heb je nou aan een gesneden beeld van God?

Maar je bent dan een levende gelijkenis die zich wendt tot ….. Wat mooi!

Dus ‘zien’ heeft alles te maken met je ogen; jouw kijk op de wereld.

Je kan wel achter de beeldbuis gaan zitten mopperen, maar heb je nog lief?

Jouw kijk op de wereld heeft te maken met  Gods kijk op de wereld, en dàt is nou je ware gezicht.

Mooi hè, dat jouw ware gezicht zichtbaar is voor degene die jou liefhebben.

Als ik ergens mee zit, zoek ik iemand op met het ware gezicht. Dat laat ik ook alleen zien aan mensen die het waard zijn hoor. Want wie het niet waard is, daar vertrouw ik mij niet aan toe. Dat deed Jezus ook niet.

Nou zeg je bijvoorbeeld: ‘Jaaa, ik zie de dingen allemaal ontzaglijk scherp en goed, ik ben eigenlijk een ziener, dat is mijn speciale bediening……Ja, ik weet hoe ’t allemaal zit, ik zie het scherp….’.

Je hebt van die mensen. Maar dan ben je een solist. Wat moet God met een los oog? Wat moet je zelf met een los oog? Dan functioneer je toch niet, als solist?

Je functioneert alleen in het lichaam.

We kunnen niet zonder elkaar. En God ook niet. Dat is zó’n samenwerkings-verband.

Er staat toch duidelijk geschreven: ‘samen met alle heiligen?’. Dan pas kun je de diepte Gods doorgronden. Mèt elkaar.

Je kan in theorie hele mooie dingen vertellen hoor, of hele mooie dingen zien…, en mooi preken…en weet ik veel wat… Ja, dat kan in theorie allemaal.

De grootste boef kan prachtig theoretisch preken hoor.

Judas heeft zieken genezen, doden opgewekt; heeft altijd geluisterd naar de Heer, en noem alles maar op. Niemand had het dóór.

Maar wat doe je in de praktijk, dàt is het punt! Wat doe je nou? Geef je God voldoende bewegingsvrijheid?

‘Wat noemen jullie me toch Here Here’, zegt Jezus een keer.

Nou, waar ik het vaakst Here Here gehoord heb dat was in zware kerken en in springerige pinksterkerken.

Eindeloos dat geheer….het wordt een beetje onbeheerst.

Maar Jezus zegt: ‘Waarom noem je mij alsmaar Here, en je doet niet wat zeg!’ Daar gaat het om!

Als mijn visie vertroebeld is, dan ga ik ogenzalf halen; maar je moet eerst tot de ontdekking komen dat je visie niet deugt; of dat je misschien wel blind bent!

‘Wie Mijn woord hoort en het doet’, zegt Jezus, ‘dàn word je gelukkig!’

Dus als ik terug ga naar de allereerste tekst waar we het over hadden, dan komt de vraag: ‘durf ik mij te laten kennen’.

Ik ken wel de uitdrukking: ‘Laat je niet kennen!’ Maar durf ik mij te laten kennen, dat heet in de bijbel: vernederen. Durf ik mijn zwakheden te vertonen?

Niet om daarmee te koop te lopen, maar dat gebeurt in persoonlijke gesprekken.

Als je naar een huisarts gaat en hij zegt: ‘Zeg het eens..’ en jij zegt: ‘dat zeg ik lekker niet’, dan zegt hij: ‘dan zijn we gauw uitgepraat, dan moet u naar een psychiater, want u heeft een ander probleem’. Ja toch?

Maar sommigen durven hun kwaal niet te vertellen. Dan heb ik het vooral over iets geestelijks. Misschien ben je wel half blind en je durft het niet te zeggen. Je doet net alsof je ziet.

Maak het eens kenbaar, dat is de eerste stap van de genezing. Zeg het tegen een vertrouweling.  En elke vertrouweling heeft een ambtsgeheim. Dan ben je het waard.

En dan zal God Zich aan jou laten kennen, dan zal Hij je troosten of je helen, of je ergens los van maken. Dat gebeurt onder-ling. Juist in die persoonlijke gesprekken, en daarom is pastorale zorg zo belangrijk en zo teer.

Jacob met die geweldige gevechten bij Pniël, noem het maar even een tweestrijd, maar hij zegt dan aan het eind: ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered’.

En wat zei het Joodse volk na die tijd? ‘Als je God ziet van aangezicht tot aangezicht dan ga je dood’.

En wie jou ziet van aangezicht tot aange-zicht, gaat’ ie dood of wordt hij gered?

Hij wordt toch gered, door jou?

Dan staat er een heel merkwaardige zin achter, ik weet niet of je die wel eens gelezen hebt in dat gevecht. Want Jacob loopt dan verder z’n hele leven mank, maar dat kon hem niets schelen want hij had God van aangezicht tot aangezicht gezien, en hij leefde. En met een beperking kun je ook leven.

Maar die geestelijke beperking was weg. En dan staat er zo’n leuk zinnetje, achter die zin van: ‘mijn ziel is gered’: ‘en de zon ging over hem op’.

Waarom staat dié zin daar nou? Want de zon was elke dag over Jacob opgegaan… Maar juist op dàt cruciale moment, als hij mank uit de strijd komt, waar hij zegt: ‘ik ben verlost, en de zon ging over hem op’. De schrijver die dàt genoteerd heeft, ik dacht, wat moet jij een lieve man geweest zijn, jij hebt het dóór, want God doet Zijn aangezicht over u lichten, en Hij is je genadig.

Als je nou eens een spiegelbeeld van God bent, dat je je aangezicht doet lichten over mensen. Geef ze maar genade.

Jezus komt met hele mooie voorbeelden, ik heb er maar één vertaald voor mezelf. Als iemand een paar narcissen uit je tuin jat, dan klop je tegen het raam en je zegt: ‘je bent de crocussen vergeten’, en dan niet met een keiharde smoel, nee, je brengt ze hem nog na. Neemt iemand iets van je, geef hem ook …..

Nou, heb je het ooit gedaan? Zo van: die mag je ook wel meenemen….. Dàt!

Maar Mariet zegt: ‘een beetje dimmen hè?’ Iemand vindt een schilderijtje van mij mooi, dan zegt ik: ‘nou, neem maar mee’.

Dan kijkt Mariet al een beetje …..

‘Ja, en die vind ik ook mooi’. Nou, neem maar mee. Ja, dat kan niet hè….?

Het staat toch in de bijbel: ‘Neemt iemand het uwe….’. Hoe staat het in onze termen?

Dat is ook stelen hoor. Hoe reageer je?

Geweldig hè? Je hebt nog een hoop om over na te denken. Anders verschil je niet van de gewone mens.

God doet Zijn aangezicht over jou lichten en Hij zag dat het goed was. Daar moet je eens over doordenken. Als Hij Zijn aange-zicht over jou laat lichten….

En Hij zag dat het goed was. Goed is. En van lieverlee kunnen wij Zijn gezicht óók weerspiegelen.

De laatste tekst is: Openb. 22:3,4.

Daar staat waar het op uitloopt. ‘Er zal niets vervloekts meer zijn’ – dat is wat! Mariet heeft wel eens een vloek naar d’r hoofd geslingerd gekregen, en het is een heel karwei geweest om daar weer los van te komen. Iets kan als een vloek op je rusten: ‘het wordt met mij toch helemaal niets’…Dat kan als een vloek op je rusten. Ja toch? Iets wat vroeger gezegd is. Of wat een voorganger misschien zei: ‘Je moet de ‘onderste’ weg gaan…’. Ken je die uitdrukking? Dat kregen sommige mensen nageschreeuwd als ze zeiden: ‘ik ben het niet meer met je eens’.

Dus niets vervloekts!  – En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn, in die stad.

En dan staat er: Zijn dienstknechten zullen Hem vereren. Ik denk: ‘dienstknechten’… daar gáán we weer…. Ik moet weer dienstbaar zijn…Ik moet weer een knecht zijn… Waarom nou weer ‘knecht’?

Mariet noemt mij toch ook geen ‘knecht?’ Ze zegt het wel eens voor de grap als ik de afwas doe, of de kinderen, als ik daar in m’n eentje stond af te wassen.

Ik dacht echter dat wij uit het diensthuis uitgeleid waren!  Zo ga je als man en vrouw niet met elkaar om. Als baas en knecht. Ja, sommigen doen dat wel, maar dat is geen goed huwelijk.

Kennen jullie de uitdrukking van Jesaja: ‘Zie, mijn knecht, die ik verkoren heb’, en raad eens wat dáár achter staat, mijn geliefde. Dat is mooi!

Zie mijn knecht, die ik…, dat betekent: iemand die de wil van God doet. Dan staat er ‘mijn geliefde’, en dan staat daar weer achter: ‘in wien Mijn ziel een welbehagen heeft’. Nou, dan ben je knecht-af.

Nou heb ik dat woord eens opgezocht in het Grieks, en je gelooft het niet, maar je hebt het maar te geloven, daar staat een woord dat kan zelfs vertaald worden met goden.

Dan wordt de tekst dus: ‘en zijn goden zullen Hem vereren’. Dus goden!

Mag je mensen goden noemen? Ja, de wereld kent ze, al die idolen, maar dat zijn àfgoden, die voeren je van God àf.

 

Jezus zegt tegen de farizeeërs: hebben jullie je eigen schrift niet gelezen? Heb je wel eens gelezen dat daar staat: ‘gij zijt goden?’

God staat in de vergadering der goden! Ken je die uitdrukking in één van de Psalmen? Die goden doen het niet zo goed, maar wat zijn die goden? Dat zijn mensen die zeggen dat ze godsdienstig zijn of zo.

De Engelsen hebben daar een prachtig woord voor, en de Fransen ook assembler en in het Engels assemble. Daarmee wordt dat Hebreeuwse woord ook vertaald, voor die vergadering.

Assembler betekent ‘bij’ en semble betekent ‘lijken op’. Ze lijken op Hem, ze lijken op God. Dat staat er eigenlijk. Dus hoe vereer je God? Toch niet eeuwig die palmtak, witte soepjurk en een harp…. Daar moet je toch niet aan denken? Het is verschrikkelijk! Dan blijf ik liever hier.

God vereren is gewoon: vertellen aan de mensen wie Hij eigenlijk is, en dat Hij gemakkelijk vergeeft, en dat Hij inderdaad geen boekhouding bijhoudt van alle overtredingen. Dat Hij gewoon hartstikke blij is om  je te zien.

Dat is God vereren. Dus niet eindeloos juichen en prijzen, maar draai je nou eens om, ga met je rug naar God staan, dan staat Hij ‘achter’ je, als je snapt wat ik bedoel, maar je blijft voor Gods aangezicht staan en je wendt Zijn gezicht naar de wereld, en je laat zien hoe mooi God is. Hoe goed Hij is! Dat kunnen zij, die goed naar jou kijken, lezen!

Dus ze zullen Zijn wezen weerspiegelen.

Jij bent leesbaar in de Geest; leesbaar in je denken. En zo verklaar je, verhelder je God Zelf! Je gaat Hem uitleggen; je gaat gewoon zeggen wie Hij is.

Dat is mijn diepste, allerdiepste wens. Daar heb ik ook het meeste plezier in. En ik weet dat velen van ons Gods karakter weerspiegelen. Want ze zullen Zijn aangezicht zien, en Hij ziet jouw aangezicht en Zijn naam op jouw voorhoofd. Niet letterlijk natuurlijk, maar

in hun denken. En wat is Zijn naam?

Ach, noem één van de mooiste karakter-eigenschappen van God; Hij heeft er miljoenen. En al die mensen dragen een naam, een karaktereigenschap van God, op je voorhoofd, in je denken.

En die draag je als een diadeem op je voorhoofd. Daar heeft Joske al eens over geprofeteerd.

Denk nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. Beiden getooid met een diadeem. Hoe bewust ben jij je van het feit wat jij voor Jezus betekent als vrouw.

Hoe bewust ben ik mij daarvan. Allebei getooid met dat onvergankelijke diadeem.

En dan dat zonlicht wat er op valt. Een prachtig beeld van Gods genade.

Jezus en Zijn vrouw horen bij elkaar.

Je mag het ook vergelijken met de maan, want Jezus zegt: ‘dat licht wat ik geef, heb ik eigenlijk van God hoor; en daarmee schijn Ik in de donkere wereld. In de donkere gedachtenwereld van de mensen.

Schijn in die donkere wereld. Wat is het een voorrecht om een heldere spiegel te zijn.

 

Duurt Sikkens d.d. 28-4-2009

 

Samen op weg naar Gods voltooiing (Duurt 12-05-2013)

Samen op weg naar Gods voltooiing

Ettelijke weken liep ik al na te denken over Psalm 56 totdat Henk Moorman 14 dagen geleden al het gras voor mijn voeten wegmaaide.

Dus vanochtend heb ik een buffet en u pakt er maar uit wat van je gading is.

Er is één opmerking in die psalm die ik nog wel even nader wil bekijken.

David zegt: Mijn omzwervingen hebt U te boek gesteld.

Dat moet je je even voorstellen: God met een boek waarin Hij begint te schrijven.

En wat schrijft Hij? Jouw omzwervingen. Dat slaat er niet op of jij van gemeente naar gemeente gaat; maar het gaat er over dat je zo rond kan zwerven in jezelf.

In je hoofd. Eindeloze zwerftochten.

Vooral in de pubertijd hoor. Als ik me dat herinner hoe ik rond gezworven heb. Plekken zoeken, veiligheid zoeken, zeker-heden zoeken; die je dan niet vindt.

Die enorme besluiteloosheid op die leeftijd. Ik vond het verschrikkelijk.

Ook over de toekomst.

En op een gegeven moment leek het me allemaal verschrikkelijk zinloos. Zó zinloos, dat ik de afschuwelijkste gedachten kreeg.

Totdat de liefde van Mariet mij redde.

Maar je hebt twijfels over het nut van je leven. Waar ben ik nou voor geboren? Het kan net zo goed zonder mij.

Je raakt dan in jezelf gekeerd. Je hebt er verdriet over, maar dat mag je niet laten merken. Want er wordt heel wat verdriet weg gelachen. Weglachen van de dingen die niet in orde zijn.

Of je krijgt zo’n slecht zelfbeeld, een raar en krom beeld van jezelf. Je moet dan oppassen dat je niet verslaafd raakt aan waardering door andere mensen. Want dat is wat hoor, dat je er altijd op uit bent om gewaardeerd te worden door andere mensen. Dat is raar.

Jezus zegt ergens: eer van mensen heb Ik niet nodig. Nee, daar kun je makkelijk zonder.

Er lopen mensen, ook in de gemeente, rond, met werkelijk afschuwelijke gedachten over zichzelf.

En dan ook nog dat vervloekte schuld-gevoel, waar een hoop mensen mee zitten. Altijd maar weer dingen doen uit een soort schuldgevoel.

Dat zit heel diep hoor!

Je voelt je schuldig om iets te doen, en je overal mee te bemoeien.

Het zijn gaten in je bestaan.

Terwijl Jezus niet alleen je zonden heeft vergeven, die zijn echt helemaal weg, maar je schuld heeft hij ook vergeven.

Hoe vaag het ook in je kop zit.

Je moet altijd maar wat dóen…., je mag gewoon niet niksen.

Nou heeft ieder mens een verhaal.

Elk mens. Ieder mens heeft een boek; of nog stugger: ieder mens is een boek. Sommige dik, andere dun.

God verzamelt al die boeken. Er moet in de hemel een giga bibliotheek zijn….., niet normaal meer. Maar er wordt druk gebruik gemaakt van die bibliotheek, want al die mensen die daar zijn, kunnen die boeken gewoon openen; dat werk daaraan gaat gewoon door.

In de Openbaringen staat ook: de boeken worden geopend.

Dan kun je wel zeggen dat dat de boeken van de duivel zijn, maar hij is een boekhouder van het kwaad, hij noteert alles. Maar het staat er heel neutraal: de boeken worden geopend.

En wie doen dat? Dat zijn wij hoor!

Wij mogen boeken openen; verhalen, mensen leren kennen.

Je mag je verhaal vertellen; en dan komen de tranen los. En die bewaart God ook.

Hij bewaart tranen in Zijn kruik.

Dus in de hemel zijn ook ontzaglijk veel planken met kruiken met tranen.

Er staat zo mooi in Openbaringen: alle tranen zal Hij afwissen; maar er staat letterlijk: traan voor traan wis Ik van je gelaat. Van elk verdriet een traan, wis Ik weg.

Dat is toch prachtig!!

Maar daarom is nu mijn vraag: hoe gaat het met jou zelf? Je bent met zoveel andere mensen bezig, je hebt je kop vol met andere mensen, maar hoe is het met jou?!

Wordt nou eens stil. Stille tijd in jezelf. Nu! En dan merk je dat God kontakt met je zoekt. Hij is een echte Zoeker.

Hij zoekt kontakt met je en Hij zoekt het gesprek, en waarbij je elkaar aankijkt.

Bij een gesprek kijk je elkaar aan.

Je wordt stil, je zit tegenover elkaar.

En dan legt Hij Zijn prachtige gedachten in de gaten van je bestaan, en je onzeker-heden, en je twijfels. Ook in je wanhoop, je verdriet.

Hij legt daar Zijn gedachten in en in hele tedere liefde raken Zijn handen jou aan.

Dan legt Hij wat ín je. In jouw ontredderde leven legt Hij Zijn levensbeginsel. Dat is zo’n prachtig woord.

Die beginnetjes heeft Hij allemaal in Zich, en Hij geeft er één aan jou. Hij legt Zijn Woord in je. Want in dat Woord zit Leven. En dat gesprek, dat wederzijdse tussen vraag en antwoord; Gods vragen aan jou, die jij beantwoordt, en jouw vragen aan Hem, die Hij beantwoordt.

Dat wederzijdse, dat gaat toch over wezenlijke dingen? Niet over andere mensen. Als dat je gespreksonderwerp is, altijd andere mensen waar je het over hebt, je doet maar…., maar je blijft zelf buiten schot. Je verschuilt je erachter.

Maar hoe gaat het nú met jou?!

Kijk eens naar je leven. Hou je je groot, of hou je je klein, of ergens tussenin; God houdt van jou.

Die hand, die vingers van God proberen jouw gevoelige snaar te raken.

Als je je elk mens voorstelt als een harp, waarvan sommige snaren geknapt zijn, gesprongen, en andere snaren missen; soms is het een hele kale bende; maar  die hand zoekt naar die ene gevoelige snaar van jouw leven. Zodat, als Hij wat zegt, die mee vibreert.

Dan gebeurt er wat heel diep in je. Er wordt iets aangeraakt.

Als jij zou zeggen: Vader, ik hou zo verschrikkelijk veel van U, dan kijkt Hij je aan en zegt: dat is wederzijds! En die liefde van Mij zal jou genezen.

Want God is Geest. En wat zoekt Hij?

Hij zoekt een gelijksoortige geest. Want geesten zoeken elkaar altijd op. Dezelfde soorten altijd bij elkaar. En God zoekt de menselijke geest. Dáár gaat Zijn verlangen naar uit.

Zoals een duif nestelt in de gaten van de ruïne van een tempel, zo brengt Hij het leven in je terug. Leven, écht leven.

Het begin van het leven in de gaten van je bestaan. Heel voorzichtig, heel teder, zodat jij ook begint te leven. Dat rustige leven. Niet dat onrustige leven. Dát is geen leven.

Jezus was altijd rustig.

Soms mag ik wel eens een hoofdstuk lezen in een boek. Anderen klappen hun boek dicht, houden hem stijf gesloten; daar mag niemand in kijken.

Nou ja, dan komt dat later wel, maar het zou zo fijn zijn als je iemands vertrouwen kon winnen, en dat je dan een hoofdstuk mag lezen in dat boek.

En ik heb heel wat hoofdstukken gelezen van iemand, van mensen die mij vertrouwen.

Ik weet dat ik behoorlijk goed kan luisteren. Ik kan ook behoorlijk goed lezen. Maar ik vind het moeilijker om de woorden te vinden die die ander troosten. Dat vind ik veel moeilijker.

Dan moet je je echt laten leiden door de Geest, want uit jezelf weet je dat niet.

Jezus zegt ook: vanuit Mijzelf weet ik niks.

Hoe wist Hij dat nou van die Samaritaanse vrouw met haar gedrag? Dat kun je toch niet weten? Dat moet je geopenbaard worden.

Maar om woorden te vinden die iemand raken, waardoor die snaar mee gaat trillen.

Dus iemand ècht troosten. Niet kakelen over God en Jezus.

Woorden vinden om te troosten zodat die ander opgericht wordt; zodat hij weer leven krijgt in z’n ogen.

Om een voorbeeld te geven:

Jezus liep door de straten van een stadje, met allemaal mensen aan de kant die roepen en schreeuwen.

En in dat stadje was ook een kleine, rijke tollenaar, Zacheüs. Die klimt in een boom om Jezus te zien.

Maar Jezus wordt door de Geest geleid; Hij staat ineens stil en ziet Zacheüs staan, en zegt: Ik wil graag bij je komen eten.

Hoe stond Zacheüs bekend in het dorp? Als vieze vuile tollenaar, stinkend rijk.

En Zacheüs wordt geraakt. Want iemand uitnodigen om te eten, dat betekent heel wat in het Oosten; dan heb je een gesprek.

Als Jezus zegt: Ik sta aan de deur en Ik klop, Ik wil graag maaltijd met jou houden; dat betekent veel meer dan effe een hamburger wegwerken hoor.

Dat betekent een opening tot een gesprek.

Elkaar aankijken, hoe gaat het met jou?

Vertel mij eens over jezelf; of durf je dat niet meer? Ben je te bang geworden?

Heb je zo vaak op je donder gehad?

Is iets wat je een keer vertelde helemaal verkeerd opgepakt?

Dat is ons een keer overkomen. We vertrouwden iemand totaal, en dat is ook totaal verkeerd opgepakt en uitgelegd.

Nou, dan moet je oppassen dat je niet dichtklapt.

Toch maar weer zoeken en vinden.

En Jezus kijkt eens naar die Zacheüs, want Hij zág iets in Zacheüs, wat Zacheüs zèlf wist, die ene snaar die mee vibreerde, want Jezus noemt hem: ‘zoon van Abraham’.

Zó! Dat had nog nooit iemand tegen Zacheüs gezegd. Terwijl zijn naam eigenlijk betekende: ‘de zuivere’.

Dus die zuivere snaar trilde mee.

Je bent een zoon van Abraham, dè gevoelige snaar.

En Zacheüs veranderde helemaal op slag.

Hij gaat geld uitdelen…., hij verandert, hij is geraakt.

En om nou dié woorden te vinden die een ander werkelijk raken, vind ik niet altijd even makkelijk. Maar ik blijf zoeken.

Jezus brengt dus het levensbeginsel in Zacheüs.

Jes. 44:6.

Zo zegt de Heer, de Koning en Verlosser van Israël, de Heer der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.

Hier zegt God dat van Zichzelf.

Ik vind een veel mooiere vertaling: Ik ben het begin, en het einde.

Eigenlijk is het veel beter te praten over:

Ik ben het beginsel, dat is een beginnetje, en Ik ben de voltooiing.

Want het woord ‘begin’ en ‘eind’ zit zo aan tijd vast.

Maak het woord ‘begin’ nou eens helemaal los van de tijd. Want God kent geen begin. Dus los van de tijd maken.

In de Italiaanse vertaling staat het ook veel beter voor ‘in den beginne’, Genesis 1; daar staat ‘in principio’.

In principe, en dat is een beginsel. En een beginsel is een beginnetje.

God zegt: Ik ben de eerste. Wat was er dan vóór die tijd? Toen was Hij er ook.

Het is heel raar, maar verbindt eerste en laatste niet meer aan tijd; begin en einde ook niet.

Het leuke is dat Jezus die woorden van God overneemt, want Hij zegt ook: Ik ben het begin en het einde.

Hoe kan dat nou? Dat is toch voor God alleen? Maar Jezus zei: dat is ook voor Mij. Daar moet je eens over nadenken.

En wat schrijft Johannes: Het Woord was God, het Woord was bij God, ja, het Woord wás God.

Dus God en Woord zijn één, die zijn niet te scheiden.

Woord en Geest kun je nooit uit elkaar trekken. Dat is één!

Het Woord was God, die twee zijn één.

In Openbaringen staat een hele mooie tekst over Jezus: Het begin der schepping Gods. Nou ja, dat weet je dan.

Maar de Engelse vertaling is veel mooier,

dat zegt: Gods scheppende origineel.

Dus Hij is het origineel van wat God voor ogen had, en het schept ook nog.

En Jezus schiep. Ja, Hij herschiep.

Z’n rondwandelingen waren altijd herscheppend; opnieuw maken, weer herstellen zoals het geweest is.

Wat een leven heeft die man geleid.

Eindeloos herscheppen.

Gods creatieve origineel. En daar ga jij op lijken!

Dat is een gedachte die gewoon moet inslaan. Je gaat lijken op Hem!

Hij zoekt jouw geest, en als Hij daarmee verbonden is, en jij begint ook bij dat beginsel te horen; het allereerste begin, gedachten van God, dan begin jij ook tot de voltooiing te behoren.

God is Geest; Hij zoekt jouw geest; en als je gevonden bent en in Hem bent opgenomen, dan kijk je elkaar eens aan; en je leest in elkaars ogen dat prachtige geheim wat je samen deelt, God en jij; dan begin jij, namens God, ook te zoeken.

Jij gaat dan ook op zoek naar de menselijke geest; naar de kapotte snaren.

Jij gaat zoeken, en dat is dan je naaste.

Gewoon de mensen die vlak bij je leven.

Kijk, Iemand die sjouwt door het leven, daar zit geen kraak of smaak aan. Plichtmatig verzet hij z’n benen en z’n handen. Die man is gewoon geestelijke verlamd. Die leeft helemaal niet.

Probeer nou eens eerst die geestelijke lamme tot leven te wekken, op te richten.

Met een paar woorden iets te beroeren, iets aan te raken. En ineens gaat hij lopen.

Die lamme gaat lopen.

Probeer eerst eens iemand geestelijk de oren te openen; je vertelt hem wat dingen.

Hij kan z’n oren sluiten, maar je kan ook proberen die oren open te krijgen. En ineens kan hij horen. Hij begint de dingen te horen. De wèrkelijke dingen waar het om gaat.

Dat geldt ook voor de ogen.

Je kan iemand geestelijk de ogen openen, zodat hij zegt: verdraaid, ik kan zien! Ik zie m’n Vader; ik zie een heleboel dingen.

Dat is toch prachtig!

Of je treft iemand aan die in een ontzettend klein wereldje leeft, en alles wat daarbuiten valt, daar kan hij zich aan ergeren. Die in een heel klein aangeharkt bestaan leeft; nou ja, dat is het dan, tot de dood er op volgt.

Breng hem de ruimte in! Dat is zo iets wonderbaarlijks.

Mensen geestelijk overeind helpen. Gewoon vertellen wat God van ze vindt. Hoe God over ze denkt, hoe jij dus over hen denkt.

De lichamelijke genezingen volgen uiteindelijk echt vanzelf; daar hoef je je niet meer als een malloot op te richten.

Laat ik het nog maar eens zeggen: in het volle evangelie zijn ze gewoon aan de verkeerde kant begonnen: eindeloos bidden voor lichamelijke genezingen; en hoeveel zijn er genezen?

Dan moet je eerlijk tot de conclusie komen…., nou ja, je mot er toch voor bidden? Of God niet wéét dat iemand in de gemeente ziek is.

Het gaat er om dat je ze geestelijk aanraakt.

Het zichtbare, lichamelijke genezingen, volgen uit het onzichtbare, zegt de Hebreeënschrijver.

Dus wees eerst met de ónzichtbare dingen bezig, de rest komt wel.

In jou is het beginsel van de Christus geplant (Psalm 139). Die werkt dat helemaal uit.

Mijn gebeente was voor U niet verholen toen ik in het verborgene gemaakt werd.

Uw ogen zagen mijn vormeloos begin.

In Uw boek waren ze allemaal opgeschreven.

Moet  je nagaan wat God een schrijver is.

Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten, o God.

Het gaat dus over de vorming van de Christus in ons. Gods grootste en diepste en mooiste geheim.

Mariet had het er zojuist over: je bent die deur doorgegaan, en waar ben je dan terecht gekomen? In het Koninkrijk van het licht. Je bent in die geestelijke wereld terecht gekomen.

De geestelijke wereld is de wereld der geesten. Dáár wandel je nou.

Dat is het land der belofte. En het land der belofte is het land van de heilige Geest.

Dáár ben je terecht gekomen.

Eigenlijk leidt je een wonderlijk mooi leven.

De dood is er ook niet meer, die speelt geen rol meer.

In het evangelie van Thomas vraagt Thomas een keer aan Jezus: vertel ons eens van het einde, van de voltooiing.

En Jezus kijkt hem aan, misschien lachte Hij wel een beetje, maar Hij zegt: wat vraag je Mij naar het einde als je nog geen weet hebt van het begin.

Je hebt het hele begin nog niet door, Thomas. Dan kan Ik je ook niks over het eind vertellen.

Verdiep je in het beginsel, het principe van de Christus.

Begin en einde moet je je echt voorstellen als een cirkel. Want je hebt een beginsel, dan komt er een weg, en die weg bereikt de voleinding. Want beginsel en voleinding vallen samen.

De oorsprong en het uiteindelijke resultaat.

De oergedachten van God worden eens tot stand gebracht. En als ze samen vallen, dan is de cirkel rond. Dan kan God weer verder.

Prachtig is dat!

Ik vroeg vorige week eens aan God: mag ik U eens vragen, wat doet U nou de hele dag?

Ik flapte deze vraag er zomaar uit.

En bij het woordje ‘dag’ moet je aan God Zelf denken, want Hij is de dag.

Duisternis noemt hij nacht. Maar dat licht noemde God ‘dag’. Hij is dè dag, de eeuwige dag, altijd licht.

Prompt kwam er een antwoord op mijn vraag aan God: Hij zei: Ik openbaar en Ik verheerlijk Mijzelf in mensenkinderen, en dat is Mij een grote vreugde.

Dat is wat hè? Hij heeft zo’n plezier in jou, daar geniet hij van; gewoon al om naar je te kijken.

Nou is er tussen beginsel en voltooiing een weg. Dat is altijd zo, een weg heeft een begin en een weg heeft een eind-resultaat.

Wat is dat voor weg? Dat is de weg van de Christus in ons!

Het gaat om de Christus in je. En Jezus zegt Zelf: de Christus moet lijden.

Dat is het lot voor degenen in wie de Christus woont.

Die komen echt onder druk te staan.

Dus als jij je afvraagt: waarom sta ik zo onder druk? Dat komt omdat de Christus in je woont.

Waarom heb je het soms zo hartstikke benauwd? Omdat de Christus in je woont. Waarom zie je soms haast geen uitweg?

Dààrom!  Er is tegenwerking en gedoe.

Ik moet altijd heel erg oppassen voor geraas en gedonder in mijn hoofd. Wat zich daar niet allemaal afspeelt…., tegen het raarste af, het meest triviale; het spookt dan door je hoofd…, en toch die weg volhouden; die weg vasthouden.

Want Jezus zegt: Ik ben die weg. Dat is Hijzelf!

Hij is die weg gegaan, maar Hij is die weg ook. En nu kunnen we hem samen gaan.

Want Hij heeft gezegd: Ik ben bij je hoor, ik blijf bij je zolang jij die weg gaat, tot aan de voltooiing blijf Ik bij je.

Het is dus een grote troost dat je hem sámen gaat.

Hij weet wat je voelt, Hij kan goed met je meevoelen, zegt de Hebreeënschrijver.

Als het allemaal tegenzit…, dat je zegt: wat nu? Als het hartstikke slecht gaat met je, dat je zó in de benauwdheid zit.

En tóch ben Ik bij je! We komen er doorheen. Niet jij alleen.

Dat is het heerlijke dat je niet in je eentje  staat te tobben en te hannesen, zo van: ‘ik red me wel’ en zo; dat is allemaal zo’n onzin. Nee, We gaan hem samen.

Niets is kostbaarder dan dat eeuwige leven binnen in ons.

Dus wij gaan vanuit de oorsprong, letterlijk betekent dat woord: oerbron, dus vanuit de oerbron, dat is God, gaan wij naar Gods voltooiing.

Er staat ‘einde’, maar dat is een kaal woord; het is de voltooiing van Zijn werk.

Wat een heerlijkheid om dat geheim in je te hebben. Het zit in je, het gaat er ook niet meer uit.

Jesaja 46:10.

Ik, die van den beginne de afloop verkondig……

Hoe vind je dat? Dat doe je niet bij een toneelstuk. Als iemand al de hele afloop vertelt, dan is de lol er wel af.

En toch zegt God: Ik verkondig de afloop vanaf het begin.

Maar die voltooiing is een geheim.

…en vanouds wat nog niet geschied is;

Ik die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen.

Dus dat raadsbesluit heeft God nooit los gelaten. Dat is Hij van plan geweest en dat doet Hij!

En ik blijf het verkondigen, want dat is het kostbare van het evangelie.

En dan zegt Hij ook nog: Ik zal Mijn welbehagen doen.

Dat is net het antwoord wat ik vorige week kreeg: Ik doe Mijn welbehagen; Ik voel me behaaglijk in mensen. En daar kan Ik mij in verheerlijken, en het is Mij tot een grote vreugde.

Amen.

 

Vader, wat is dat raadsbesluit van U, wat U bedacht hebt, wonderlijk mooi. Dat gaat zo diep. Dat gaat ook zo ver, dat is eeuwig. Ik ben blij dat we deel mogen uitmaken van Uw idee, van Uw oorsprong, van Uw voltooiing. En nooit hebt U het los gelaten.

U blijft in mensen geloven.

U blijft ook op mensen hopen, want U hebt ze zo lief.

Wat mooi, Vader, dat dat niet kapot te krijgen is.

Alvast bedankt!

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 12-05-2013

 

 

Prediker 11 (Duurt 09-09-2007)

Prediker 11:1-6

 

Ik wil wat gedachten ventileren a.d.h. van een stukje uit Prediker, een heel boeiend stukje.

Prediker 11:1-6. ‘Werp je brood uit op het water en je zult het vinden na vele dagen’. Dit is een veel mishandelde tekst. ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten, want je weet niet welk kwaad er op aarde zijn zal. Als de wolken met regen gevuld zijn, gieten zij die uit over de aarde; en als een boom valt, zuidwaarts of noordwaarts, ter plaatse waar die boom valt, daar blijft hij liggen. Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien; en wie steeds op de wolken ziet, zal niet maaien’.

En dan de kerntekst: ‘Zoals je de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin kent gij het werk van God, die alles maakt’.

Zaai uw zaad in de morgen en laat uw hand niet rusten, want gij weet niet of het ene gelukken zal of het andere, dan wel of beide tezamen goed zullen zijn’. 

 

Daar staat nogal wat, maar ik wandel er maar even doorheen.

‘Gooi je brood uit op het water’. Dat doe ik nog wel eens voor de eendjes, maar ik heb hier eens over na zitten denken. Je ziet die beweging van het brood gooien op het water, maar reken maar dat het voor de vissen is. En vissen is altijd het beeld van mensen die God niet kennen. (Vissers van mensen). Dus je geeft dan van je overvloed,  want het is jouw brood en je hebt over, en strooi dat maar uit naar de mensen.  Jezus zou zeggen: ‘Armen heb je altijd, wees goed voor mensen die helemaal niets hebben. Denk eens aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Herinner je je dat nog? De zaken van die man gaan niet zo goed, en wat doet hij? Hij gaat dan van al de  schuldenaars van zijn heer hun schuld kwijtschelden. Vroeger kon ik nooit uit de voeten met dit verhaal.

Lucas 16. Ik ga niet het hele verhaal voorlezen, maar die man had geen zin in werken en spitten, dat was hem veel te zwaar. En wat doet hij dan? Hij scheldt van een heleboel mensen hun schuld bij die heer van hem kwijt. En dan staat er: ‘die heer prijst die man’. Hoe vind je dat? Hij vindt het geweldig wat hij had gedaan. Ik heb ook de titel, die in de bijbel staat, veranderd. Daar staat ‘de onrechtvaardige rentmeester’, maar ik heb het veranderd in de ‘slimme’ rentmeester. Want de kinderen van deze wereld gaan t.a.v. hun geslacht veel meer met overleg te werk dan wij, want wij noemen ons kinderen des lichts.

Maak je maar vrienden, zegt Jezus, met behulp van dat brood, die onrechtvaardige Mammon. En dan komt het: ‘Opdat, als die poen, of de aardse zekerheid je ontvalt, men u opneemt in eeuwige tenten’.

Wie is ‘men’? Dat zijn die mensen die iets gekrégen hebben.

Heel plat gezegd, dan staat hij voor God bij het laatste oordeel, wel een rare term, maar goed. Maar dan wordt er gevraagd: ‘wat heb je gedaan?’  En dan zijn er een heleboel mensen die zeggen: ‘Nou, hij heeft mij uit de problemen getrokken, en toen ik arm was, heeft hij me brood  gegeven’.

Wat is dan de beloning? Eeuwige tenten. Want dàt is het. Mooi hè? Ja! We weten niet half hoe goed God is! Voor het minste of geringste zegt Hij: ‘Je hebt een goede instelling’. Jezus heeft gezegd: ‘Zalig de barmhartigen’. Dit is een uiting van barm-hartigheid.

Die rentmeester is heel slim. Hij denkt: ‘barmhartigheid werkt’. Het gaat hier over mensen van de aarde hoor! Er achter staat: ‘hen zal barmhartigheid geschieden’. En dat is dat opnemen in die eeuwige tenten, want wij zijn van nature al barmhartig. Ja toch? Wij hoeven toch niet meer beloond te worden? Als je nog zó denkt, ben je helemaal verkeerd bezig.

 

We gaan nu weer even terug naar Prediker 11:2. Daar zegt hij: ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten’. Dat slaat op jezelf. Je moet ook wel hier en daar, (behalve dat je het kan verdelen onder anderen, delen mèt, je rijkdom, of wat je hebt, je mogelijkheden), maar je moet ook een voorraad aanleggen voor jezelf. Ja, een voorraad voor kwade tijden, welk kwaad er op aarde zijn zal. De mieren doen dat, de eksters doen dat, de vlaamse gaai doet het, de eekhoorns doen het. Zouden wij het dan ook niet doen?

En wat is nou ‘een voorraad aanleggen? De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden is daar een goed voorbeeld van. Wat is het verschil tussen wijs en dwaas. Ze waren allemaal gedoopt met de Geest. Ze hadden allemaal een brandend lampje. Maar het duurde nogal lang, wat de komst betreft, (dat is nog een heel verhaal apart). Voor wijs staat er in het Grieks: ‘inzicht hebbend’. Voor dwaas staat er: ‘afgestompt’.

Dus je kan 40, 50 of 60 jaar meehobbelen, en je weet het allemaal wel. En je zingt eens wat en je roept eens wat en je juicht eens wat en je springt eens wat….

Maar wat is ‘inzicht hebben?’ Dat is inzicht hebben in de bedoeling van God, hoe Hij die herschepping begint en uiteindelijk voltooit. Dat je ziet hoe dat zit.

Dat betekent niet dat je het boek Openbaring uit je kop leert, maar dat je de Vader leert kennen.

Iedereen brult wel eens: ‘Geef mij olie in mijn lamp’. Nou, dat hadden die dwaze maagden niet. Wat is dan olie? Ja, zegt men, dat is de Geest… Ja, maar wat wil de Geest? Ons alleen maar de Vader doen kennen. Dat is uiteindelijk de bedoeling van de Geest. En zó kunnen wij de mensen de Vader doen kennen. Zo eenvoudig is het. Jij overtuigt de mensen van zonden, gerechtigheid en oordeel. Dàt is nou je priesterfunctie. De Vader doen kennen. Dit is ook hèt item geweest van Jezus. Ik vind het elke weer zo’n ontroerende scene, de tranen springen me steeds weer in de ogen als ik dit lees, dat Hij bij een groepje mensen is, die ook de Vader willen doen kennen, en dan tegen Zijn Vader zegt: “Ze gelóven Me, ze geloven dat Ik van U ben uitgegaan. Ze geloven Me dat U goed bent.”

Het heeft Hem zo diep geraakt dat Zijn woord ingang vond. Blijer kun je Hem  ook niet maken.

Maar ja, wel Geest gedoopt, maar toen hield het op, verder geen inzicht, geen kennis gekregen.

En wat gebeurt er dan? Dat lees je bij die maagden, dan dooft het licht, en dat is erg. Als de wolken met regen gevuld zijn, wolken, prachtig beeld van de gemeente. Weten jullie wat al die druppeltjes van een wolk bij elkaar houdt? Die wolk blijft een prachtige compacte massa, maar wat houdt die wolk bij elkaar? Dat is de onderlinge aantrekkingskracht. Hoe vind je dat nou ten aanzien van ons? De onder-linge aantrekkingskracht. Dus het is de liefde die verbindt.

Een wolk met regen vervuld. Dan zie je hem komen boven de aarde, want wij zijn van boven, en werp je een schaduw over de aarde. Dat is toch prachtig! Die mensen kunnen dan in die schaduw op adem komen. Die geeft schaduw aan de volken, en ze zijn gevuld met regen. Dus ze kennen God. Die kreten die er zoveel bestaan: ‘Ben je vervuld met de heilige Geest?’ Wat is dat dan? Het zijn kreten mensen! Het gaat er om of je God kent of niet, en dat de Vader jou ook kent. Dat is toch een troostvolle gedachte? Het is zo mooi om gekend te zijn; en niet ontkend zijn.

Ja, gevuld zijn met regen; en dàt is nou de leer van het koninkrijk der hemelen. Dàt wil God ons nou leren. Daar was Jezus altijd mee bezig, dagelijks in de tempel legde Hij dat uit.

Dan gebeurt er iets moois, uitgieten! Dat is voor de aarde hoor! Wij zijn vol en wij kunnen uitgieten. Dat gaat van boven naar beneden. De vroege en de late regen, waar ze in het oosten altijd op zaten te wachten. En die vroege regen dient om die allereerste beginnetjes te doen ontkiemen, de beginselen, de worteltjes. Dat gebeurt haast onzichtbaar. Dat is een mooi gebeuren. Het gebeurt wanneer er de regen op valt. Dat heet de vroege regen. En later komt de late regen, en dat is de vruchtzetting. Daarna komt er nog een poos zonneschijn, dat heet dan verdrukking, want dan rijp je.

‘Maar’, staat er achter, hier staat ‘en’, want wat heeft dat er nu mee te maken? Nou, als een boom valt, dan plettert hij neer. Tja, dat is een waarschuwing.

Mocht je een prachtige boom zijn, maar waarin sla je je wortels uit? Wat zegt Paulus daarvan? Waar sla je je wortels steeds verder in uit? Geworteld en gegrond in de liefde. Dat is niet zomaar een kreet. Maar dat je steeds verder je wortels uitslaat in wat God voor jou voelt. Dàt is de liefde! Wat God voor je voelt. Hij is zó gek op je, wortel daar nou maar eens in en wordt er dan maar steeds meer bewust van. Hoe meer je je dàt bewust wordt,  is dàt je groei.

Maar Paulus zegt tegen de gemeente Corinthe, want daar wisten ze het zo goed: ‘Wie meent te staan, kijk uit dat je niet valt’.

Je hebt van die mensen die denken dat ze staan, de helden….. Maar ‘wie meent te staan’, kijk uit, zegt Paulus, dat je niet valt. En dat zegt hij i.v.m. afgodendienst. Die Corinthiers lieten zich door de ene prediker, een geweldig rondreizende apostel, naar de andere schijnapostel op sleeptouw nemen.

‘Dáár heb je een aparte dienst en dáár is een genezingsdienst. Dáár wordt iets heel speciaals verricht, dus er heen jongens’. En het gaat maar door, ze lieten zich zo gemakkelijk op sleeptouw nemen.

Daar heb je het dus, en dat zegt hij i.v.m. de afgodendienst. Nou, die stáán dus niet, maar die worden steeds verpland. Dat moet je eens 3x per jaar doen met een boom, dan gaat ie dood.

Samengevat heb ik wel eens gezegd: ‘Die maken van het Lam van God een gouden stierkalf.

 

Vers 4: ‘Als je altijd maar op de wind let..’.

Je overlegt bij jezelf: Zal ik iets over het evangelie vertellen? Ja of nee? Die let altijd op de wind: ‘nee, het  is nu niet gunstig’. Altijd naar de wolken kijken, nou, dan maai je ook niet’.

Dat zijn mensen die niet durven. Die hebben hun vrijmoedigheid prijs gegeven.

Als ik naar het eind van dit gedeelte kijk dan staat er: ‘Zaai maar in de morgen hoor, en ook ’s avonds, je weet het toch niet’. Zó is Jezus bezig geweest. Prachtig hè? Je hebt toch genoeg? Strooi het maar uit, of het nou op stenen valt, plat gezegd kun je opdonderen met je evangelie, want dat heb ik wel eens gehoord. Of ik strooide het naar iemand die mij aankeek en heel raar begon te doen over Jezus. Hij stond toen als een flippende haan tegenover me. Ik bleef onverstoorbaar en dacht, nou ja, als ze kwaad zijn is dat hun verantwoor-delijkheid. Of je nou op platgetreden paden strooit, mensen die alles al weten, of tussen dorens of distels, er valt allicht wel iets op goede aarde.

En daar gaat Jezus, uit Zijn hand komt het woord. Ik vind dat mooi, gewoon doen! Waar het valt, die is verantwoordelijk. Mijn verantwoordelijkheid is dat het goed zaad is. Dat je niet zomaar wat loopt rond te strooien en te roepen. Maar dat het goed zaad is. Dàt is mijn verantwoordelijkheid.  Je hebt toch genoeg?

Ik heb naast het huis een berk staan waar in één seizoen heel veel zaadjes afkomen. Zo verschrikkelijk veel, dat wil je niet weten. Honderdduizenden. Maar hoeveel nakomelingen ik van die berk  heb gezien? Slechts één in al die jaren. Die kwam net boven de grond uit. We hebben het er wel uitgehaald hoor, ik wilde niet nog een berk hebben.

Maar goed, het gaat mij er om dat de natuur al zo overweldigend rondstrooit. Hoeveel eikels komen er op van één eikenboom?

Het gaat er dus om of wij goed zaad zaaien. Dáár zit het geheim.

En nu de kern. Merkwaardig dat hier de wind in één adem wordt gecombineerd met een zwangerschap (vers 5). Dat is leuk? Wie heeft daar in het nieuwe testament aan gedacht? (Joh. 3:8). Ik wed dat Jezus hieraan gedacht heeft toen Hij dit aan Nicodemus vertelde.

Ik vond dit in mijn puberteit, maar ook na mijn bekering het meest boeiende gedeelte van Johannes.

Wind en geboren worden. Zie je de combinatie? Ik denk dat Jezus aan Prediker heeft gedacht. Want dáár ligt die combinatie. De wind blaast. Ik ben zo blij dat er blaast staat en niet waait. Want bij blazen zit er iemand achter die blaast. De wind is Gods adem; dat is Zijn Geest, uit Hem.

De wind blaast waarheen hij wil en je hoort zijn geluid. Wie maakt dat geluid? Dat zijn wij, wij maken dat geluid. In Joh. 3:8c staat van die wind: ‘zó is een ieder die uit de Geest geboren is’. Dus die ergens vandaan komen, je wortels, je roots, en weet waar je heen gaat, het einddoel van je leven.  En wie horen het? Dat is de aarde; de mensen die het geluid horen; want jij maakt nl. dat geluid.

De wind blaast waarheen hij wil, je hoort zijn geluid, en Nicodemus, jij weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat. Nou, zegt Jezus, zo is een ieder die uit de Geest geboren is.

Natuurlijk moest Nicodemus wel even slikken. Hij denkt: ‘waar gaat dit nou over’. Hij zegt dan: Moet je dan opnieuw de baarmoeder in?

En mij is dit vroeger verteld als ‘die dòmme Nicodemus’, met dat van der Hulst-toontje: ‘die dòmme Nicodemus. Ja, zo is het mij als kind verteld.

Het was helemáál niet zo dom van Nicodemus. Hij dacht goed na en zegt: ‘opnieuw de baarmoeder in?’ Ja joh, je hebt gelijk! Je ziet het goed! Later staat er dat hij een discipel van Jezus is geworden. Het landde bij hem. Opnieuw geboren worden. Opnieuw in de baarmoeder tot ontwikkeling komen. Dat kan toch nooit, zou je als klein kind zeggen. Ja, maar wat niet mogelijk is bij mensen is wel mogelijk bij God. Dat zijn nou Gods mogelijkheden.

 

Blazen, daar zit iemand achter. Eigenlijk staat er: ‘jij bent als die wind’. Uit Gods mond ben je voortgekomen. Het begint in Hem. Je bent uit Hem, dat is je oorsprong. Toen Hij sprak, was het er. Toen Hij je naam riep, je noemde, wàs je er. Dit ontroert mij altijd zo. Hij heeft je tevoor-schijn geroepen. Vind je dat niet mooi?

Hij noemt je bij je naam en daar stond je ineens, als een kleutertje. Je bent als die wind.

Ik las in de encyclopedie over winden dat zij het klimaat en de seizoenen bepalen in die bijbelse landen. Dat leidt tot een hele leuke vraag. Wat voor wind waait er in je leven? In je gezin en in de gemeente? Ons gezin?

De vier winden. Hier wordt altijd de vier hemelstreken mee bedoeld hoor. Ja, men heeft het maar ingedeeld met noord, oost, zuid en west.

Die noorder en oostenwind waren voor Palestina en de landen daar omheen,

v r e s e l i j k, onaangenaam. Vaak schroeiend heet.

Als er nou in je leven, in jezelf of uit jezelf, een schroeiend hete wind waait, dan verdort de boel. Dat is toch duidelijk?

Er zijn soms bij die 2 winden vaak ook zandstormen, dan zie je niets meer. Je ziet niet meer wie je broeder of je zuster is. En je hebt dan zelf ook nauwelijks adem meer.  Hoe overleef je een zandstorm?

En heb je wel eens gehoord dat in bepaalde streken van die wervelwind-samenkomsten zijn? Een wervelwind is een tornado. Die vernielt alles. Ik ga dus maar niet naar zo’n wervelwind-samenkomst. Kijk anders maar eens naar de TV-beelden. Ze laten nl. niets héél van je. Dat is een doordenker hoor!

De westenwind werd gezien als weldoener, echt waar, want hij bracht dauw en regen. Dat is toch heerlijk om gewassen te worden. Het is toch mooi als jouw leven zó is. Jij brengt dauw en regen, dan waait er een mooie wind in je leven. Je verkwikt de boel.

En de zuidenwind? Ach, dat is zo iets teers. In Hooglied zegt dat verliefde meisje, die jonge vrouw: ‘Zuidenwind, doorwaai mijn hof, opdat de balsem-geuren stromen’. Zij vergelijkt zichzelf met een hof, dat doen wij ook. Het paradijs Gods, daar zitten we nú in; in de Geest. En die zuidenwind gaat helemaal niet hard. Dat is een hele vertederende, verkoelende wind, en die pikt de geuren op. En wat voor geuren zijn dat in je leven? Dat zijn balsemgeuren. En wat doet balsem, waar staat balsem altijd voor? Genezing, het heelt, het doet je zo goed. Dus als jouw woorden balsemend zijn, hoe vind je dat?

En bovendien ga je met balsemgeuren  lekker ruiken. Dat noemt Paulus een geur van Christus. Dat is een heel mooi beeld. Het is een tedere, verkoelende bries. Daarvan is sprake in Genesis 3, het geluid van God in de hof. Daarvan is ook sprake in het boek van 1 Koningen 19 geloof ik. Dat Elia niets van die geweldadige God moest hebben, met vuur en gedonder en stormwinden.

Maar een gewoon koel briesje is zo goed voor je ziel.

Weet je dat dat woord “geluid” ook in het Hebreeuws kan vertaald worden met ‘een zachte stille stem?’ Dàt is de stem van de Geest. Als jij dus dingen uit de Geest verteld, dan doe je dat met een zachte, stille stem, zal ik maar zeggen. Je hoort z’n geluid, het geluid van God, die het gesprek zoekt, met iemand ergens over kunnen praten. Je brood kunnen delen, samen die wijn drinken van het leven van Jezus.  

Je hoort Z’n geluid, Zijn stem. En hier gaat het om: “Jij geeft stem aan de gedachten Gods”. Want God zoekt stemmen.

Die wordt niet gekozen! Maar God zoekt stemmen! En dat is nou het geluid van de wind. En die wind loeit niet, hij huilt niet, hij raast niet. Maar dat is zo’n koel briesje wat zo heerlijk is na de hitte. En wie reageert daarop? Dat zijn mensen die fijngevoelig zijn hiervoor. Een steen reageert niet op zo’n windje. Als jij een keihard figuur bent, dan mis jij enige vorm van fijngevoelig-heid.

Als jij een geloof hebt als een blok beton, merk je niets van dat windje.

De fijngevoelige gewassen reageren hier wel op. Het gras, wat een beetje wuift in de wind. Het graan ook. En van die grote stoere bomen bewegen al die bladeren, daarom klinkt het geluid van de wind in die bladeren zo mooi.

Ergens staat er: ‘De moerbei-toppen ruisden’. God ging voorbij, nee, Hij ging niet voorbij, Hij toefde en dan bleef Hij, want er zit een mens onder.

Dat is het geruis van de adem van de Geest. Jij geeft stem aan Gods gedachten. Jij wordt bewogen door de wind, dit is eigenlijk een zin met een dubbele betekenis. Je bent bewogen met de mensen. Meeleven is ‘bewogen zijn met’.

Maar ik las een paar weken geleden dat ze mensen, die die last, gewoon uit medelijden, op hun schouders nemen,  tegenwoordig “atlaspriesters” noemen.

Je kent het wel, zo’n drager met de atlas op z’n schouder, dat drukt uit dat ze het leed van de wereld op hun schouders dragen. Dat noemen ze “atlaspriesters”. En die mensen gaan er aan kapot. Het drukt hen naar beneden. Dat hoeft dus niet meer.

Je wordt bewogen met de wind, je bent bewogen met elkaar.

En die wind waait waarheen hij wil. Dus ik moet weten waarheen ik wil. Want ik ben gelijk die wind. Het gaat hier om de wind-richting, dat het doet waartoe God het zendt. Jezus noemt zichzelf ‘Woord’, en zegt: “Ik doe altijd wat mijn Vader behaagt”.

 ‘Doen wat God behaagt’, want woord en Geest horen bij elkaar.

Ik heb de uitdrukking ‘door zijn Woord en Geest’ nog nooit ergens in de bijbel gevonden alsof het twee aparte dingen zijn. Nee hoor. Waar Zijn woord wordt verkondigd, is Zijn Geest en waar Zijn Geest is, hoor je Zijn woorden. Dat staat niet los van elkaar. Je kunt toch niet het leven uit een zaadkorrel halen? Probeer je het toch, dan gaat het woord dood.

Woord en Geest vormen één geheel, net zoals de Vader en de Zoon. Die kun je toch ook in één adem noemen? En in diezelfde adem worden wij ook genoemd.

Genesis zegt: ‘En de zon, en de maan en de sterren. Zon is een beeld van God, de maan is een beeld van de Zoon en de sterren zijn wij.

Geen Superstars hoor!

En wat deed Jezus nou? Hij zegt: ‘Ik wil dat Zijn wil gebeurt’.

Daar heb ik veel over nagedacht. Wat wil jij? Wat is volgens jou ‘vrijheid’? Nou, dat ik kan doen wat ik wil….

Dan is de volgende vraag: ‘wàt wil ik?’ Het woord vrijheid is afgeleid van het werkwoord ‘bewegingsvrijheid’ of ‘lopen’. Toen heb ik dat ingevuld met: ‘ik wil wat God wil’.

Dus nu de vraag: ‘wat wilt U?’ Ja toch? ‘Wat wilt U nou?’

Je kunt heel veel nadenken en filosoferen over vrijheid, dan praat ik alleen voor mezelf. “Ik ben vrij sinds ik mij aan Jezus heb verbonden, want Hij zei:’Ik ben vrij’, en ik zei toen: ‘dan verbind ik me aan U, dan ben ik het ook’. Want werkelijke vrijheid bestaat uit een verbinding. Dat is wonderlijk hè?

Punt twee: ‘Wat wilt U? Nou, zegt Jezus, ‘Ik ben bezig de schrift te vervullen. Ik had het ook niet kunnen doen. Maar Ik heb het wel gedaan. Want Ik zat er toch echt niet om te springen om dood te gaan. Er moet iets zijn wat Hem overtuigd heeft. Hij zegt toch duidelijk: ‘Niet Mijn wil geschiedt’. Dus die was toch een beetje anders. Liever niet. Maar God heeft Hem toen overtuigd, en toen zei Jezus: “Ja, Uw wil geschiedt, Ik doe het”. En er zijn nog heel wat profetieën die nog op vervulling wachten. Ja, daarom zijn we daar ook zo mee bezig. Er moet nog heel wat vervuld worden. Wil jij dat? Of zeg je gewoon: ‘Nou, ikke…poe, ja, God is met me en ik zing het wel uit tot het graf….

Ja zeg, heb je niet een taak of zo? Nou, dan brullen er altijd wel een paar vrome mensen: ‘God heeft een plan met jou!’  Ken je dat? En het liefst zo ver mogelijk. Het is zo’n geschreeuw om niets.

Dan word je toch weer door een verkeerde  wind naar een verkeerde richting gestuurd. Neem nou eens als voorbeeld dit: je bent zo langzamerhand verlost uit je slaafse denken, uit het diensthuis uitgeleid. Niet eindeloos vragen: ‘God, wat wilt U, wat wilt U, wat wilt U?’ Ga zelf maar eens denken, ga zelf maar eens leren lopen. En dan bèn je daaruit verlost, en waar zet Hij je dan vóór?  Een woestijn! Nou, zeiden de Israëlieten, leuk is anders. We dachten dat we direct in het beloofde land zaten. Joepie, halleluja! Maar ik sta voor een woestijn….!

Jezus, gedoopt met de Geest, het eerste wat de Geest tegen Hem zei dat was: “Ga de woestijn in”. Dat is geen boze geest geweest hoor, dat is de heilige Geest geweest, Hij moest daar stage leren lopen, en alle verzoekingen doorstaan. Ga er maar aan staan.

Trouwens, weet je wat de grootste verzoeking is? (even een zijsprong). Dat je God verzoekt. Dat is de grootste verzoeking. God verzoeken. Dat Hij moet doen wat jij wilt, om indruk te maken op mensen.

Ja, wonderen verrichten, tekenen, van stenen brood maken. ‘Kom op, naar de derde wereld, bidden met stenen’.

Er staat zelfs in de Psalmen dat God zegt: “Wat een volk, Ik heb me er 40 jaar aan ‘geërgerd’. Nou heb ik dat opgezocht in de grondtekst en er staat: ‘Ik heb er 40 jaar verdriet van gehad. Ze hebben me meer dan 10 keer verzocht”.

En dan komt Paulus met de opwekkende mededeling: ‘Het is ons allemaal tot voorbeeld geschied’. Zo, nou, dan mogen wij ook wel uitkijken dat we niet scheef gaan. Precies, zegt Jezus, ‘zie toe dat je niet in verzoeking valt’. En: ‘wacht u voor de mensen’, en: ‘kijk uit’, en: ‘bewaar je geloof in Mij, en ik bewaar Mijn geloof in jou’.

“Dus ik moet ook eerst de woestijn door?” Ja, anders red je het niet. Je wordt in die zin opgeleid. En overigens, denk jij dat je dat niet nodig hebt? Denk jij dat een slaaf boven zijn heer staat? Je gaat jezelf toch niet een held noemen? Wie zichzelf verhoogt ……Je bent zo afhankelijk van de Geest, dat was Jezus ook in àl die verzoekingen. Want toen Hij die allemaal doorstaan had, kon hij alle verzoekingen, van later in Zijn leven, afweren. Want er is heel wat op Hem afgekomen.

Ik vond een heel mooi woord: we worden inherent aan elkaar. Ken je die uitdrukking? Letterlijk betekent het: van nature innig verbonden. Mooi hè?

God is van nature innig verbonden aan de Zoon en andersom. En als we inherent raken aan elkaar, en dan wordt niet de menselijke natuur bedoeld, maar de Goddelijke natuur, waar Petrus het over heeft. Het Goddelijke karakter.

 

Nog even terug naar Prediker. Winden. Ken je de uitdrukking: ‘God maakt de winden tot Zijn boden?” Dat staat in de Psalmen. Er wordt altijd gezegd dat dit de engelen zijn, maar zouden wij het ook kunnen zijn? Boden! Wij zijn postboden, en brengen het evangelie rond.

Pred. 11: 5. ‘….het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw’. In het Hebreeuws staat helemaal niet ‘een zwangere vrouw’, daar staat ‘een volle’. Natuurlijk zal dat wel een vrouw zijn, maar er staat dus ‘het gebeente in de schoot van een volle’.

Vraag: ‘Waar ben jij vol van?’ Want waar je vol van bent, daar loopt je mond van over.  Vul zelf maar in waar jij vol van bent.
Familie? De rampen van deze tijd? Hoe slecht het gaat in de wereld? En de politiek? Eindeloze verhalen over je caravan?  Over relaties?

Waar ben jij vol van? En dan niet vroom lopen doen: ‘ik ben vol van de Geest’…. Nee, waar ben jij nou vol van?

Voor gebeente staat er in het Hebreeuws: ‘lichamen’. Body’s. Dat is dus meer dan een tweeling, denk ik. Mooi is dat hè? Lichamen; al die christenen, zoals wij, in de baarmoeder, want we vormen met elkaar ook een moeder, een baarmoeder, maar we worden ook in de baarmoeder opgevoed, totdat we volwassen worden. Dat gebeurt allemaal in de baarmoeder, want die vrouw uit de Openbaring baart een volwassene. Dat staat er in het Grieks.

Dus of je nou man of vrouw bent, we zijn allemaal in verwachting. Als je het niet gelooft, lees Psalm 110 er maar eens op na: ‘uit de schoot van de dageraad stijgt de dauw van uw jonge mannen op’, ook vrouwen natuurlijk.

Je zal toch uit de schoot van de dageraad komen….de baarmoeder van het licht. Dan is die vrouw ook licht, als haar baar-moeder ook zo is. Het mooie woord voor baarmoeder is ‘lieflijkheid’ in het Hebreeuws. Je bent uit lieflijkheid geboren. Er wordt zóveel van je gehouden, dat je dáárin volwassen wordt. Wat een proces! Wat mooi! Kinderen van het licht, Zijn licht! Kinderen van de dag, die zijn de dag! Dat is nou de dag des Heren!  Het morgenlicht. De schepping is natuurlijk ook op een morgen begonnen. Zo gauw God zegt: ‘Er zij licht’, is het morgen uit Zijn mond. Wij zijn kinderen van de morgen. De herschepping ook.

In Psalm 139 staat: ‘in de baarmoeder word je gevormd’. Maar de vraag is: ‘Laat jij je vormen?’ Kun je merken dat je verandert?

Langzamerhand krijgt dat wezen Gods binnen in je handen, voeten, ogen, oren. Het begint vorm te krijgen. De Duitsers zeggen: ‘bildung’, het wordt een beeld ergens van, hij lijkt op z’n vader of z’n moeder. De Christus krijgt gestalte in je. En dat is nou het koninkrijk Gods binnen in je. Dat is nou het grootste wonder waar al de profeten van het oude testament naar hebben uitgekeken. Waar God mee begonnen is met Zijn belofte. Het zaad van de vrouw komt e i n d e l i j k  tot zijn recht. En zo worden Gods woorden weer vlees. In jouw menselijk bestaan krijgen de barmhartigheid en de nederigheid gestalte. De kracht van God om mensen weer gelukkig te maken. Dat is Zijn grootste kracht en dat krijgt in jou gestalte. Vertel het ze maar, in al je eenvoud. Je bent in verwachting. De vrouw is in verwachting. Het is er en het moet ook nog komen, maar God had het al lang van tevoren bedacht.

Nu snap je zeker wel het zinnetje: ‘Die was, en die is en die komen zal’. Dat is het nou, een kind kan het snappen! Dàn heb je het evangelie te pakken.

Het vreemde woord voor dit proces heet: ‘Parousia’. Merk je het bij jezelf? Dus niet alleen de eerste zoon, want bij een bevalling komt altijd eerst het hoofd, maar ook wie ‘inherent’ zijn aan hem. Innig met elkaar verbonden.

Ik kreeg een hele mooie gedachte, het is haast een geheim, en wie het vatte kan die vatte het. Maar de Geest maakte me duidelijk, helemaal geen sensatie, maar het kwam er eigenlijk op neer dat er werd gezegd: ‘Mijn ‘ik’ wordt ‘wij’. Jezus zegt: ‘wie Mij hoort, hoort de Vader. En wij gaan langzamerhand naar het moment dat wie ons hoort, hoort de Zoon, en wie de Zoon hoort, hoort de Vader. Deze drie zijn daarin één. Snap je het? Dit is zo’n mooie gedachte, die wil ik nog eens uitwerken.

Mijn ik wordt wij.

Als Jezus bidt: ‘Onze Vader’, dan heeft Hij het over Zijn Vader en over onze Vader.

Ons. Hij is zo innig verweven met ons. Dat is onvoorstelbaar.

Ik eindig met nog 2 vragen.

Naar welke ‘gave’, karaktereigenschap, van God streef jij? Dat mag je zelf invullen want het is iets wat bij je past. Dan kost het ook geen moeite meer.

De andere vraag is ontleend aan Ps. 110, over die geboorte uit de dageraad, daar staat bij: ‘Uw volk is een en al gewilligheid’. Wil ik het? Ben ik bereid-willig? Wil ik waartoe God het zendt? Want Jezus zegt een keer: ‘Ik stuur jullie nog eens een keer als schapen tussen de  wolven’. Dus, wil je dat wel?

Je kunt wel mooie kreten roepen die je hebt geleerd, zoals: ‘met mijn God spring ik over een muur’. Hoepel toch op met dat gedoe! W i l  j i j ?

Jezus werd een prooi! Nou? Pfff.

Uw volk is een en al bereidwilligheid. Dat zijn dingen om eens goed over na te denken. Wil ik dit? Wil ik met de heerlijkheid ook het lijden aanvaarden?

Maar goed, als je dit leest word je wel gelukkig hè?

God is bezig jongens!

Amen.

 

 

Duurt Sikkens, 9 september 2007