Studie over het boek Job (Duurt 1-12-2016 Assen)
Studie over het boek Job
Ik ga het nu over onze broer Job hebben.
In Daniël staat geschreven: de kennis zal toenemen.
Welke kennis? Verstand hebben van de Bijbel? Alle profeten op een rij kunnen opdreunen? Wat een onzin! Maar ik moest het vroeger allemaal leren.
‘Kennen’ is in het Hebreeuws een woord dat te maken heeft met gemeenschap; iemand kennen. ‘Ik heb kennis aan een vrouw, je hebt kennissen en vrienden’, maar het gaat dieper. Het woord ‘kennis’ in het Hebreeuws betekent gemeenschap. Adam bekende Eva, zijn vrouw, en de kennis zal toenemen.
Dat is de kennis over de Vader en de Zoon.
En we hebben de heilige Geest gekregen om de Zoon te leren kennen, èn de Vader te leren kennen. Dát is de bedoeling van de Geest.
Hem kennen! Dat is wat! Kèn je God?
Gedeeltelijk, maar ik kén Hem! En dat is een hele rustgevende gedachte, want Hij kent jou ook! Hij kent je zitten, je opstaan, je strijd, je moeilijkheden, je verdriet, je blijdschap.
Hij kent je van binnen en van buiten, en dat is zó’n rustgevende gedachte. Gekend zijn!
Er zijn mensen die denken over levenseinde en levensvoltooiing; ik denk dan: ‘ze zijn niet meer gekènd; wie geeft er nog om ze? Want dan zouden ze nog wel willen blijven leven.
Dus kennen gaat vèr hoor!
Het boek Job is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament. Ze schreven het al vóór Genesis hoor. En Job leefde, dat vermoedt men, in de tijd van de Aartsvaders.
Dus dat is ver vóór Mozes.
En de auteur van dat boek, ja, gooi het maar in m’n pet, ik zou het niet weten. Hij heeft wel al die redevoeringen van die vrienden van Job genoteerd. Nou, die hadden nogal wat te
vertellen. Maar het is allemaal genoteerd, en niemand weet wie het gedaan heeft.
Weet je wat Job z’n naam betekent? ‘Gehate’. Je zal zo’n vader hebben die dat zegt van het kind dat net geboren is: ‘nou, die noem ik ‘gehate’. Dat is toch raar? Vijand.
Dan ben je een rare vader, ja toch?
Hoewel, soms krijgt het kind een naam, zeker in het oude Testament, die later bewaarheid wordt; een soort profetische naam.
Als je nou bijv. de naam van Jezus neemt, dat komt uit het Hebreeuws, Joshua, en dat betekent: ‘God redt’.
Nou, dan noem je je kind ‘God redt’, wat nog een wurm van één dag is; en dat ‘God redt’ laat je op hem los; ja, want véél en véél later is dat vervuld. Véél later, maar het is wel gebeurd.
Een nog stugger voorbeeld is Lamech, dat was toch een boef, een wraakgierige man die er op los sloeg; en die krijgt een zoontje die hij Noach noemt, en dat betekent ‘Troost’.
Dus dat wurm noemt hij ‘Troost’.
En wat is er gebeurd? Noach troostte ook, hij gaf zijn volk ook rust, tenminste, dat probeerde hij. Want hij heeft ontzettend lang aan die ark zitten timmeren; hij zal de plank wel eens mis-geslagen hebben, maar dat geeft helemaal niet, hij bouwde rustig voort. En die hele periode dat hij timmerde aan die ark, heeft hij de mensen, die met hem gingen spreken, gewezen op de ramp die komen zou, en over de God die Zich ontfermt over degene die Hem liefhebben. Zijn boodschap was eenvoudig.
Al die jaren lang heeft hij dat gedaan; en hoeveel bekeerlingen maakte hij? Géén!
Er is geen onbekende met hem meegegaan de ark in, alleen z’n familie.
Dus je kunt een naam krijgen die later bewaar-heid wordt.
En welke naam hebben wij gekregen? Want God kent je bij je naam!
Het is niet een naam die je ouders je hebben gegeven. Het is een naam die bij je wezen past. En die naam kent Hij, èn Hij kent degene die die naam gekregen heeft.
Dus het is leuk om een keer op zoek te gaan naar hoe je èigenlijk heet! Wat inhoud is van je wezen; dát is een naam. Want God heeft Zich ook bekend gemaakt door Zijn Naam.
Job wás geen gehate, en hij wás geen vijand. Als je het boek uit hebt, zeg je: ‘hij wás geen vijand, hij hád een vijand’.
De schrijver van dit boek is één van de héél weinigen die de satan noemt.
Wie noemt nou de satan? Dat betekent ‘tegenstander’ in het Hebreeuws, en het staat maar een paar keer in het oude Testament,
maar hier wordt hij handelend op dit toneel opgevoerd. Hij noemt hem dus wel, hij kende hem kennelijk; hij wist dat het een engel was, en een hele belangrijke ook, ja, een boef, maar hij noemt de satan als engel.
Nu even naar Job 1:1.
Er was in het land Uz een man, wiens naam was Job, en die man was vroom…,in het Hebreeuws staat daar het woordje ‘Tam’, en dat betekent: ‘eenvoudig’. En wat is een eenvoudig mens? Die is niet gecompliceerd; die is niet dubbel, heeft geen drie gezichten; eenvoudig, en je weet precies wat je aan zo iemand hebt.
Die uitdrukking ‘Tam’ wordt ook toegeschreven aan Jacob, Jacob was ook eenvoudig; dat eenvoudige is iets Goddelijks.
….godvrezend en wijkend van het kwaad.
Dan krijg je het beroemde gedeelte waarbij de duivel met God praat, en God met de duivel.
In vers 8 staat:… Het gaat over Mijn knecht Job; dat is iets wat God zegt. Job is Mijn knecht! Dat moet je goed onthouden, Hij is van Mij!
En dan komt dat merkwaardige verhaal waarbij God een deal sluit met de boze; en dan mag de boze iets schofterigs uithalen, en God geeft hem daarvoor de vrije hand…..
Nou, als je zo’n Godsbeeld hebt, dan zit je raar in elkaar; dat is verschrikkelijk!
God, die onder één hoedje speelt met de boze om een mens dwars te zitten. Dat is raar!!
Dat klopt niet! Ja, voordat je dát door hebt dat dat beeld niet klopt….., ik had als kind ook een vreselijk Godsbeeld, ik was heel bang, ik durfde niks meer. En ik vroeg aan m’n vader: ‘ben ik nou altijd zondig?’ ‘Ja’, zei hij, ‘altijd’.
Ik zei: ‘als ik nou slaap en ik droom, dan niet?’ ‘Dan ben je nóg zondig?’ Daar vond ik helemaal niks aan, je bent dus altijd zondig.
Mijn vader is later veranderd, en ik gelukkig ook, maar ik moest in al die dingen geloven, in die eeuwige uitverkiezing.
Wat een bagger heb ik allemaal moeten horen, en je moest wel bang zijn, want als je dood ging, dan kwam je voor de rechterstoel van God, en daar stond je dan met je knikkende knieën, en Hij kijkt je eens aan onder z’n zwarte wenkbrauwen, en ik denk: ‘wat heb ik nou weer gedaan….?’
Er zijn nog miljoenen christenen die denken dat je voor de rechterstoel van God komt, maar dat is onzin! Je wordt daar wel geopenbaard, zegt Paulus, maar….: wij worden daar geopenbaard als rechters! Wij mogen dan ook over engelen oordelen, en dat doen we al; over boze geesten oordeel je ook al, en jij mag dan het oordeel uitspreken over mensen, maar je bent dan zó vol van barmhartigheid…..Ja, dat is een prachtige toekomst!
En Job was vroom, oprecht en integer.
Het boek Job is eigenlijk één grote worsteling om onder allerlei traditionele en verwrongen Godsbeelden uit te komen; rare Godsbeelden.
Moet je maar eens kijken wat die vrienden van Job er niet allemaal uitkakelen.
Ze zeggen prachtige dingen over God, wijze dingen, en er zit altijd een adder onder het gras in hun woorden, altijd!!
Net als de ontmoeting van Jezus met de Schriftgeleerden, zij stelden Hem altijd een strikvraag; eens kijken of Jezus Zich er uit kon redden. Dat is toch gek?
En wat is het ellendige van de inhoud van de preken van die vrienden van Job? Daar is maar één woord voor, dat is ‘schuldgevoel’.
Als er iets is waarmee je eindeloos kan kampen, dan is dat het schuldgevoel.
Geen aanwijsbare schuld, want dat vereffen je wel; maar schuldgevoel, iets vaags. En dáár speculeerden de vrienden van Job steeds op.
Toen er een hele poos voorbij was, Job 2:9, toen zei z’n vrouw tegen hem: Zeg God maar vaarwel en sterf. Wat heb je nou aan zo’n God? Je kan beter doodgaan, dit is toch geen leven?
In Job 1:22 staat: In dit alles zondigde Job niet.
En dan staat er iets merkwaardigs: Hij schreef God niets ongerijmds toe.
Dat is trouwens een mooie uitdrukking.
In het Hebreeuws staat er letterlijk: Hij gaf God geen zouteloze kost te eten. Dus geen laffe praatjes, want de tegenstelling van zout is laf.
Dus hij hield geen laffe praatjes zoals: ‘och, U kent me toch, U weet het, ik heb m’n zwak-heden…, en ouwe Adam…, en weet ik wat ze allemaal prevelen…..
Nee, hij schreef God niks ongerijmds toe.
In de Septuagint staat: hij schreef God geen onverstand toe.
Het is een merkwaardige tekst, maar dat had Job wel door: ‘Ik schrijf God niks ongerijmds toe, het rijmt niet’. Als het niet rijmt, dan loopt het kreupel. Weet je wat ongerijmd is? Als God kapot slaat én verbindt.
In Job 5:18 staat: Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en Zijn handen helen.
Dat rijmt dus niet! Je zal zo’n huisarts hebben die bij gebrek aan patiënten de buurt rondgaat en daar wat in elkaar timmert, mensen bloed-neuzen bezorgd en kreupel slaat, en dan zegt: ‘kom bij mij en ik zal je genezen’. Dat is toch raar!
Hij slaat en z’n handen helen…. Nou nou! Zo’n huisarts wil ik niet hebben; hij werd natuurlijk onmiddellijk ontslagen.
Uitverkiezing is bijvoorbeeld ook ongerijmd. Dat God van tevoren al heeft vaststaan wie er naar de hel gaan en wie niet. Dat zou van eeuwigheid al besloten zijn…..
Toen ik daarover in discussie ging met mijn dominee zei ik: ‘ik hoef niet meer naar de kerk, want als ik uitverkoren ben om naar de hemel te gaan, dan kom ik daar wel. Als ik niet uitverkoren ben, dan heeft het naar de kerk gaan geen zin’.
Hij had daar geen goed antwoord op, maar ik denk: ‘het is zo onlogisch, het is zo ongerijmd’.
In Job 2:10 zegt z’n vrouw: ‘zeg God vaarwel’, dan zegt Job tegen haar: ‘je praat als een zottin’.
Dan komt die merkwaardige tekst: zouden wij van God het goede aannemen en het kwade niet?
Ach ach, wat is die tekst veel geciteerd!
Je hebt het maar te vreten, je hebt het maar te slikken. Als het goed is, neem je het, en als het kwaad is ook. Maar dat staat er niet!
Er staat in het Hebreeuws, heel merkwaardig: zouden wij het goede van God aannemen,en het kwade niet verdragen? Aha! Dus je neemt het goede van God aan, en het kwade: nou, je moet zien dat je dat verdraagt! Je moet zien dat je je dáár tegen wapent, ja, dat is lijden!
Lijden komt altijd van de boze. Dát klopt wel.
Maar hier staat: ‘verdragen’. Het is heel belangrijk om die notitie erbij te maken.
Nou is het logisch! Nou rijmt het! Want er komt inderdaad een hoop kwaad op je af waar je niet om gevraagd hebt, en wat niet van God komt. Nee, het kwade komt nooit van God.
Typisch hè? Job schreef God niets ongerijmds toe.
In Job 4:7 staat een heel merkwaardig, griezelig gebeuren. Elifaz gaat praten.
Hij vraagt aan Job: Kwam er ooit iemand onschuldig om?
Je moet toch wel ergens schuldig aan zijn, en je moet jezelf eens goed onderzoeken,en als je het vindt, dan klopt het dus; ‘ik wil dat jij je schuldig voelt over…..’.
Dat is iets heel geks, want dan komt hij met een nachtgezicht in vers 13: …toen een diepe slaap over mensen was gevallen….14: Schrik en beving overvielen mij…, daar gleed een geest mij voorbij, die deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.
Hè, dat is een boze geest Elifaz, dat had je dóór moeten hebben.
….hij bleef staan, ik kon z’n gestalte niet onderscheiden…, nee, dat kun je nooit bij die krengen; …een gedaante stond voor m’n ogen, en ik vernam een fluisterende stem.
Nou, enger kan toch niet? Je zal het vannacht meemaken! Dan schiet je toch terug!
En wat zegt die stem: zou een sterveling recht-vaardig zijn tegenover God?
Je bent sterveling, die kán niet rechtvaardig zijn! Dat is het geloof van die geest.
En Elifaz neemt dat over en beschuldigt Job daarmee. Ja, het is verschrikkelijk dat hij dat allemaal zegt!
Vers 18: In dienaren stelt Hij geen vertrouwen en zelfs bij z’n engelen vindt Hij dwaling.
Nou nou Elifaz, fijne preek…..
In dit boek komt het woord Almachtige héél veel voor. Dè Almachtige!
Wat stellen jullie je eigenlijk voor bij almacht?
Almachtige God. Dat almachtige, ja, dat is niet te bevatten; Hij doet alles, Hij kan alles…
Het is heel raar dat almachtige, het is maar een term om iets héél groots uit te drukken. Het hoogste en het grootste wat er is.
Nou is dat een vertaling van het Hebreeuwse woord El Shaddaj; en El Shaddaj komt in dit boek 31 keer voor.
Een Hebra’ïcus heeft dat eens een keer helemaal uit elkaar gepeuterd en ontleedt, en hij zegt: ‘almachtig is een foute vertaling, dat is niet goed’. Er zitten drie aspecten aan dat woord El Shaddaj, het ene aspect is:
God, de berg; daar kan ik me wel wat bij voorstellen, de berg Sion, waar Hij woont.
Een tweede omschrijving is: Hij is Zichzelf genoeg; er hoeft niet méér bij. Hij is volmaakt. Er hoeft niet meer bij gedacht te worden.
Hij is Zichzelf genoeg.
Dat is ook wel eens een belangrijke les voor jezelf: ben je jezelf ook genoeg, of wil je altijd méér? Of moet het altijd hoger? Of zeg je: ‘ik schiet zo vaak tekort’. Je vindt dat je altijd tekort schiet, nooit te lang.
Onthoudt dat er in Genesis 1 staat: God zag dat het goed was. Dus niet beter, en niet best.
Daar deed Hij niet aan. Goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, is onzin.
Dat is een goeie gedachte voor jezelf: ‘ik mag zijn wie ik ben, en verder hoeft het niet; hoger hoeft niet.
Derde aspect van El Shaddaj, onbegrijpelijk bijna, is: moederlijke borst. Dat zit ook in die naam verscholen; het moederlijke.
Dan zit er dus iets vrouwelijks in God, ja, absoluut; want er zat in Adam ook iets vrouwelijks toen hij geschapen werd, daarna is dat eruit gehaald en uitgebouwd tót een vrouw.
Maar het zat in Adam. Waar of niet?
Het zit ook in God; het zit ook in Jezus. Want Hij zegt op een gegeven moment: Ik heb zo geprobeerd jullie te verzamelen als een hen haar kuikens. Hij zegt niet: ‘een haan’. Hij zegt: ‘een hen’.
Erasmus schreef al in zijn boek ‘De lol der zotheid’: er staat ‘hen’, zegt hij; en bovendien wordt de heilige Geest voorgesteld als een duif, schreef Erasmus, en niet als een adelaar.
Een adelaar spreekt tot de verbeelding, een machtige vleugelslag, ‘hij zal me op zijn vleugels dragen…’.
Het gaat echter over een ‘duif’.
En in het Grieks staat er nog niet eens ‘duif’,
daar staat: ‘een duivin’, een vrouwelijk duifje.
En dan niet een schitterende witte toestand, maar een doodgewone tortelduif. Want Jezus was zo’n doodgewoon bescheiden mens; Hij viel niet op; Hij zou tussen ons echt niet opvallen.
Haast niemand gelooft in die eenvoud.
Dit is dan even over die naam, het is dus eigenlijk een foute vertaling.
Dan staat er in Job 6:8: Ach, zegt Job, ik wou dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.
Wat hoop je dan Job? Ja, om hier uit de ellende te komen natuurlijk.
Maar ‘hoop verwezenlijken’ gaat veel verder hoor. Verwezenlijken is ‘gestalte geven’; en als er Iémand is die hoopt, dan is het God.
1 Cor. 13: Geloof, hoop en liefde. Het gaat hier over het geloof van God, en de hoop van God, en de liefde van God hoor! En dat vergeet iedereen die dit stuk voorleest bij bruiloften of zo….
Gods geloof, Gods hoop. Wat hoopt U dan? Wat gelooft u dan? Nou, zegt Hij, Ik geloof in jullie! Je gelooft misschien niet in jezelf, maar Ik geloof wèl in jou! Wat Ik begonnen ben, dat maak Ik helemaal af, en niemand houdt Me tegen!
En de hoop, die in jullie is, zal Ik ook verwezenlijken, want dat is ook Mijn hoop.
En wat is die hoop, dat staat in de Colossenzenbrief: de Christus in ons.
Dat is de hoop der heerlijkheid, de Christus in ons, dat is zó kostbaar, want je hebt deel gekregen aan de Goddelijke natuur.
Christus betekent: gezalfde, gezalfd met Zijn Geest die in je is komen wonen, die maakt ruimte, die maakt het huis bewoonbaar en richt het in. Dat is dan de Vader en de Zoon.
Dus dat is Gods geloof, hoop en liefde.
De hoop wordt een keer verwezenlijkt; en Z’n geloof ook. Liefde blijft.
Nog een kanttekening hierbij: het gaat over Gods hoop.
Dan gaat het niet over zélfverwezenlijking, even goed opletten wat ik bedoel, maar de verwezenlijking van Gods hoop.
Want met zelfverwezenlijking zijn al miljoenen mensen bezig. Die vragen zich af: wie ben ik, en wat doe ik hier en hoe zit ik in elkaar? Goeie vraag, en wat ga je nu doen? Ja, ik ga zoeken. Ik doe aan mindfulness, en Yoga en nog meer, om er maar achter te komen wie ik eigenlijk ben, welke identiteit ik heb.
En verder ook: wat is het doel van je leven?
Dat zijn wel goeie vragen, maar de mensen worden allemaal op een dwaalspoor geleid.
Juist kapotte mensen gaan er naar toe, zij gaan daar naar op zoek. Dat is zo logisch.
Kapotte mensen, die niet tevreden zijn met zichzelf of zoveel verdriet te verstouwen hebben gehad, dat ze uitgeput ergens neer-liggen.
Ik heb één advies: als een horloge kapot is, dan moet je naar de maker; dus: ga terug naar je Maker, en de bijbel zegt: ‘Je man is je Maker’. Dus Hij maakt je, en Hij herstelt je ook.
Want de heilige Geest wordt in de Franse bijbel reparateur genoemd. Dát is een mooie uitdrukking! Een reparateur, een hersteller, de heilige Geest! Wonderlijk hè?
Repareren, weer maken als nieuw, zoek dus niet naar zélfverwezenlijking, maar het gaat God om de mens Gods! Niet om een perfect natuurlijk mens, dat zijn we allemaal niet.
Maar het gaat om de mens Gods!! Die uit God geboren is, en opgroeit in de hemel, en dáár z’n voeding krijgt, en wandelt in de hemel met z’n hemelse Vader.
Dus dat is een hele wezenlijke, geen zelf-verwezenlijking, èn maar kletsen over je mens-zijn, en je moet toch een waarachtig mens zijn, en: Hij schiep toch een mens naar Zijn beeld?
Ja, maar er staat achter: gelijkenis, en die gelijkenis was nog nooit vertoond; en Jezus was de eerste gelijkenis Gods.
Het is hardnekkig hoor, dat eindeloos met jezelf bezig zijn.
Maar goed, die vrienden van Job beschuldigen hem constant.
In Job 16:2 zegt Job, na al die toespraken, hartstikke mooie dingen soms, maar hij zegt: jullie zijn jammerlijke vertroosters, letterlijk staat er kwaadvertroosters.
Nou, daar heb je wat aan…
‘Jullie troosten mij met kwaad, met slechte dingen, jullie wijzen steeds op mijn schuld.
Nou, daar heb ik wat aan…., wat moet ik er mee?’
En in vers 3: Komt er geen eind aan jullie ijdele woorden? Maar Job blijft overeind hè, in al z’n aanvechtingen. Wat prikkelt u toch, dat je weer het woord neemt? ‘Er is iets waardoor je telkens weer wat tegen mij moet zeggen.’
Hoewel, toen ze pas hoorden dat Job in zak en as op een mestvaalt zat, hebben ze eerst een paar weken bij hem op de grond gezeten, en niks gezegd. Dat zijn wel goeie troosters hoor…..
Ja, nou kan niks zeggen best wel eens wat troost geven, maar zó…., ze keken natuurlijk wel eens naar hem, en denken: wat zou hij allemaal uitgevreten hebben dat hem dit allemaal overkomt?
Wat prikkelt jullie toch? Wel een goeie vraag, daar had Jezus ook mee te maken. Als Hij rondtrok kwamen er altijd schriftgeleerden en farizeeërs bij Hem en legden Hem een vraag voor.
Jezus zou ook zeggen: ‘wat prikkelt jullie toch, dat jullie alsmaar weer Mij opzoeken?’
Waarom zoek je Mij op? Ja, dat zit diep!
We hebben een tegenstander, dat is de boze, en die zoekt jou ook op; kijken of hij je ergens van kan beschuldigen.
En zo gauw jij je handen wast in onschuld, wandel je maar vrolijk verder. Dat is nou alles!
Het bloed van het Lam reinigt van alle zonden.
En dat is een juridische term; we hebben over-wonnen, staat er in Openbaringen; het is een juridische term dat de overwinning aan jouw kant is!
Job 16:9: Hij knerst met zijn tanden tegen mij, en mijn Tegenstander (moet met kleine letter, want God is niet zijn tegenstander, maar de boze), dus: mijn tegenstander, dat is de satan, scherpt zijn ogen tegen mij.
Nou, dat heeft God nog nooit gedaan.
En hij kijkt, en hij tuurt, en daar heb je hem hoor, zoeken of hij iets bij jou kan vinden…
Job had dat goed door; hij vocht tegen een tegenstander, de satan.
In vers 7 staat ook nog een hoofdletter, dat moet ook een kleine letter zijn, dus: doch nu heeft hij mij alle kracht ontnomen.
En nu Job 19:26, dat vind ik zo ontroerend:
Nadat mijn huid zo geschonden is…,en wat zegt hij dan? Ik zal God zien!
Hoe vind je die uitspraak? Dan springen je de tranen toch in de ogen? Die man daar op die vuilnisbelt, zo vol zweren, zich krabbend met een potscherf, die zegt: ‘ik ben zo geschonden, maar ik zal God zien! Dát is het, God zien, van aangezicht tot aangezicht.
Zoals Mozes God zág! En Paulus er naar joeg om God te zien. We zien nu nog in donkere spiegels en raadsels, maar dán van aangezicht tot aangezicht, zegt hij.
Nou, je kan vandaag aan de dag God zien van
aangezicht tot aangezicht. En als je het niet gelooft, dan moet je je broer of zus maar eens aankijken, als je begrijpt wat ik bedoel.
In vers 25 staat: Mijn Losser leeft! Er is iemand die mij losmaakt, zegt hij. En ten laatste zal Hij, in de Statenvertaling staat: ten laatste dage zal Hij op het stof optreden.
Wie is dát dan? Dat is natuurlijk Jezus, maar dat zág Job! Hij profeteert hier over Jezus, en ‘Hij treedt op het stof op’, betekent dat Hij de materie overwint, ja, op het stof! Hij staat bóven de materie. Dat heb je met goeie leraren.
Maar Job geloofde in de opstanding, nou, hij was één van de weinigen uit het oude verbond.
Abraham geloofde ook in de opstanding, hij was de eerste die in de opstanding geloofde, dat is wat! Nog nooit had iemand met hem gesproken over de opstanding uit de doden.
In Job 27:5 zegt hij het nog een keer: Ik geef mijn onschuld niet prijs. Hij hield vast aan z’n onschuld. Moet jij ook doen; niet tegenover God, tegen God hoef je je nooit beschuldigd te voelen! Nee! Waarom, sta je bij Hem in de schuld dan? Ik zou niet weten waarmee.
Je gelooft toch de Zoon? Nou, dan ben je onschuldig!
Maar dat houd je de dúvel voor, als hij je beschuldigt; dan zeg je: ‘Ik ben onschuldig’.
Dat is makkelijk gepraat….., ja, dat is ook makkelijk gepraat!
Job zegt dan: ‘Als God mij toetste, dan kwam ik als goud tevoorschijn!’
Dat is waardevol hè?
Job 28 gaat eigenlijk over: ‘waar is de wijsheid?’ Het is een prachtig hoofdstuk.
Vers 11: De bronnen der stromen damt hij af, en hij brengt het verborgene aan het licht.
Dát is wijs! Als je bij een mens het verborgene aan het licht kan brengen. Niet wat hij stiekem verstopt, maar waar hij zich voor schaamt, of wat hij verborgen houdt; dat is te erg om over te praten. Voor het gezicht van God brengt hij dat aan het licht.
Licht is goed voor je ogen; niet in de duisternis maar het licht. Dan kan hij het zien en kan hij het helen.
Vers 12: De wijsheid – waar wordt zij gevonden? Er staat in vers 23: God kent de weg tot haar, Hij weet haar verblijfplaats.
God kent de weg tot de wijsheid. Wat is wijsheid? Paulus is daar simpel over, dat zegt hij in de Corintebrief, daar noemt hij Jezus ‘de Wijsheid Gods’.
Dus als je Gods wijsheid wil weten, ga dan om met de Zoon, dan word je wijs. En dat is een wijsheid nièt van deze wereld; dat is een wijsheid waarvan Hij zegt: ‘Ik maak het aan kinderen bekend’.
Aan mensen met een kinderlijk idee, een kinderlijke opvatting; dié geef ik de gedachten die de wereld zullen redden.
Dát is de wijsheid Gods; en die is heel anders dan die van de wereld.
De Christus, dát is de wijsheid Gods.
De vleesgeworden wijsheid Gods; het Woord is vlees geworden. Je kan ook zeggen: ‘het Woord is in het vlees geworden in die mens”.
Dat is een wonderlijk gebeuren. Welk Woord?
Als je het woord ‘woord’ opzoekt in een woordenboek, dan staat er niks achter…., dat is typisch! Ja, er staat Woord Gods, ja, maar dat is wat anders; maar het woord ‘woord’.
Ik heb het eens uitgevogeld. Onze taal is afkomstig uit het Indo-Germaans, dat is een oertaal, en daar is er een woord voor ‘woord’.
Dat had een betekenis: ‘Gelofte’.
Ik denk héé…., God heeft een belofte, een gelofte, geloven! Tjonge, dat woord begint nou te leven!
Dus het Woord is vlees geworden, het heeft gestalte gekregen in Jezus Christus.
Hij geloofde God, en God geloofde Hèm ook!
Dat ging samen op!
God had alles op één kaart gesteld, één Zoon.
Dan Job 31. Dat moeten we samen even lezen, dat is zo’n raar stuk, maar ook een heel duidelijk stuk.
De Wijsheid is dus Jezus Christus.
Als de Christus de Wijsheid is, en de Christus woont ook in jou, dan word je ook wijs; dan geef je soms hele wijze antwoorden, waar je niet eens aan gedacht had. Je geeft echt een wijs antwoord waar een ander wat aan heeft.
Job 31:35: Ach, zegt Job, ik wou dat iemand naar me luisterde…
Ja, een diepe zucht, en krabben met die potscherf, en niemand luistert naar hem hè.
Niemand, net als bij Noach.
En dan zegt hij verder: Zie hier mijn onder-tekening. Dus hij heeft nog wat getekend; hij heeft z’n handtekening ergens onder gezet.
Waaronder denk je? Onder zijn geloof in zijn onschuld!
Misschien heeft hij maar een heel kort zinnetje geschreven: ‘Ik ben onschuldig’. En dáár staat z’n handtekening onder. Daar tekent hij voor.
En nou komt er iets geks:- de Almachtige ant-woordde mij – ook het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven.
Ja, de duvel schrijft ook wel, boeken vol.
Nou staat er in de Amerikaanse bijbel iets heel leuks: Het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven…, daar staat letterlijk: hij zette z’n vage beschuldiging in verwarde vorm in een boek. (het woord ‘boek’ komt ook in het Hebreeuws voor).
Vage beschuldigingen in een ingewikkelde vorm heeft hij in een boek gezet.
Hoe ingewikkeld zijn vage beschuldigingen?
Vage schuldgevoelens zijn levensgevaarlijk, ze nemen de blijdschap uit je leven weg en je hebt altijd het idee dat je het nooit goed doet.
En er gebeurt iets niet waar je op gehoopt had, nou, dan zal het wel aan jou liggen….
Dat is heel erg hoor, ik ken dit zelf ook wel; ‘waar ben ik fout gegaan?’ Als ik de fout in ben gegaan, moet je het maar zeggen, als ik de verkeerde weg ben ingeslagen, zeg het dan alsjeblieft! Want dat wil ik niet.
Dus Hij kent je, en dan wijst Hij je wel de weg.
Job zegt in hoofdstuk 31:6: Laat God mij maar wegen op een zuivere weegschaal, dan zal God mijn onschuld erkennen.
Maar hij heeft het hier nu over een stuk wat hij zèlf heeft geschreven, en wat is dat?
Vers 36: Voorwaar, ik zal het op mijn schouder nemen…,- wat dan? Nou, dat papiertje, dat ondertekend is door mij – dat zet ik op mijn schouder en – ik zal het als een diadeem ombinden.
Een diadeem is een prachtig voorhoofdsiersel.
En Job tooit zich met z’n onschuld. Kijk maar.
Het staat op m’n voorhoofd, dat is mijn bewust-zijn, mijn denken. Totaal onschuldig!
En staat er: Van al mijn schreden zal ik hem rekenschap geven, en als een vorst hem naderen. (2x Hem moet met kleine letter).
Zie je hoe Job in de Geest, met zijn onschuld, de duivel tegemoet treedt, en die diadeem laat blinken.
Dát is wat, wat Job doet! Als een vorst hem naderen! Prachtig hè, wát een geloof.
Ik ben onschuldig!
Die vage beschuldigingen zijn erg hoor. Weet je wat er voortkomt als je je een beetje vaag schuldig voelt? Dan wil je ook altijd van alles doen ‘voor de Heer’. Dat is ook zo’n kreet van niks.
Je hoeft niks meer voor de Heer te doen, Hij heeft alles al voor jou gedaan! Ga daar maar van genieten; dat is een heel ander leven.
Maar als je last hebt van vage schuld-gevoelens, dan wil je altijd wat doén! Je moet jezelf toch nuttig maken? Het zou niet best zijn als je niet nuttig bent…..
Je moet dié nog bellen, en dié nog mailen, en piekeren over anderen; hoe moet het nou met dié…., en waar gaat dát naartoe….?
Dat zegt Petrus ook tegen Jezus, en dan wijst hij naar Johannes, en zegt: ‘Wat moet er nou met die Johannes gebeuren?’ En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘Wat kan jou dat nou schelen, volg jij Mij!’
Dus het hoeft niet altijd inclusief anderen te zijn, anders draag je allerlei mensen op je nek die daar niet horen! Dan kun je niet zeggen: ‘Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht’. Dat kun je dan niet zeggen, je zucht onder die last.
Het voorhoofdsiersel is je bewustzijn.
Trouwens, er is nog een stuk dat geschreven is, uitgaande van de wet, dat heeft de boze gedaan, en dat getuigt tegen ons: ‘je doet dit niet en je doet dat niet, en je deugt dáár niet in’.
Wat heeft Jezus daarmee gedaan? Dat staat in de Colossenzen, daar staat in het Grieks: ‘dat is met de hand geschreven’, dat heeft Jezus aan het kruis genageld, want jouw gerechtig-heid is véél meer dan de tien geboden!
Echt waar! Veel en veel meer!
Het stijgt er zó ver bovenuit, want je wilt toch niet iemand zijn die bekend staan om wat je niét doet: bijv.:‘ik kijk geen televisie,(ja, ik noem maar een paar van die gekke dingen), ik rook niet, ik drink niet, ik ga niet naar theater, ik ga niet naar die familiefeestjes, ikke…, doe een heleboel dingen niét….
Hé jongen, kom je uit de bijbelbelt of niet?
Waar sta je nou om bekend? Om wat je niét doet? Ik wil graag weten waarom je wél bekend staat!
Want er zijn mensen, die geen moer geloven, maar hartstikke goed bekend staan.
Lieve mensen, prachtige mensen, die van nature doen wat de wet zegt; schitterende mensen dus. Daar kun je toch niks tegen hebben? Nee, helemaal niks!
Als je aan hen ook nog het evangelie kwijt kunt raken, dan hoeft er niet zoveel hersteld te worden, dat scheelt.
Maar de met de hand geschreven schuld-bekentenis heeft Jezus aan het kruis getimmerd, genageld.
In Job 40 wordt een monster beschreven, daar zal ik mij niet in verdiepen.
Het wordt zelfs in de Septuagint ‘een hoofdstuk van de schepping genoemd’. Het is zo’n verschrikkelijk belangrijk wezen geweest, dat toén geschapen is!
Een hoofdstuk van de schepping. Maar waar gaat het over?
Job 40:14: Hij is de eerste van Gods werken,
dat geloof ik niet, maar Hij heeft wel een schitterend wezen gemaakt, maar die is helemaal verpest. En wat is dat voor wezen?
Job 40:20: Daar staat ‘krokodil’, maar je kunt beter zeggen ‘serpent’, of een leviathan, dat is ook zo’n monster, hij is een draak, maar die wordt beschreven in Job 41: 10, daar kom je hem tegen. Uit zijn muil komen fakkels, vuurvonken schieten er uit. Uit zijn neusgaten komt een damp als uit een kokende en dampende pot.
En wat voor monster zie je dan? Dan zie je een draak.
En die draak wordt genoemd in Openbaringen.
Een monster, het is een raar beest hoor!
En hij zwiept met z’n staart door de hemel, en jaagt heel wat christenen weer terug naar de aarde. Die zijn hun hemelse afkomst vergeten, ze zijn niet meer met de hemelse dingen bezig, ze wandelen niet meer in de hemel, maar ze zijn op aarde gekukeld. Nou, daar gaan ze dan weer. Ze hebben het dan verloren.
Ze zijn alleen maar met het mens-zijn bezig.
Je moet vooral aardig zijn als mens.
Ach, een mens Gods is sowieso een goed mens! Maar het gaat er om dat die mensen Gods in de hemel blijven, en dat zijn er niet zoveel. Die draak wordt hier beschreven.
Het woord ‘draak’ komt uit het Griekse ‘derk’, mag je vergeten, maar dat betekent ‘zien’.
Dus die draak moet het van zijn ogen hebben.
Net als bij Adam en Eva, hij heeft ze toen gehypnotiseerd, en ze deden precies wat hij wilde. Dus gehypnotiseerd met z’n ogen!
En daarom, als dat ook afgelopen is, als die vrouw gebaard heeft, in Openbaringen, dan wordt de vrouw gebracht naar een plaats in de woestijn, buiten het gezicht van de slang!
Hij heeft het nakijken.
Buiten het gezicht betekent dat hij dan niet meer betoverend kan aankijken.
In Job 42:5 staat: mijn oog heeft U aan-schouwd.
Nou, kun je het hem nazeggen? ‘Ik heb God gezien’.
Als iemand dat op straat zegt…, nou, dan zullen we even de GGD bellen…., ja toch, die mannen met hun witte jassen halen je wel op.
Ik heb God gezien…, dat hou je natuurlijk geheim.
Jezus deed ook wat Hij de Vader ‘zag’ doen.
Ja, zien is zo’n mooie eigenschap.
Ons woord ‘gezicht’ is ook afgeleid van ‘zien’.
Zicht, niet ‘gehoor’; mijn hoofd heet niet ‘gehoor’, mijn hoofd heet ‘gezicht’.
Dus ‘zien’ is zo iets wezenlijks.
En dan staat er iets geks in vers 6: Daarom herroep ik…. Wat moet Job dan herroepen?
Z’n onschuld? Nee, er viel voor Job niks te herroepen! Hij hield juist z’n onschuld vast!
In het Hebreeuws staat er niet ‘herroepen’, maar ‘verwerpen’; daarom verwerp ik…, en wat verwierp hij? Omdat God hem in de laatste hoofdstukken overtuigt wie Hij is! Daarom zegt Job: ‘Dan heb ik toch een beetje verkeerd beeld van U gehad, dát verwerp ik!
Hij verwerpt dus de verkeerde Godsbeelden; die ellendige Godsbeelden, die overal in de wereld bestaan; hoe men over God praat.
Die strenge man met die baard, hoe goed en een heilige man, dan krijg je sinterklaas.
Er zijn zulke rare opvattingen over wie God is.
En Job zegt: ‘dát verwerp ik!’
Die verkeerde beelden gooi ik gewoon weg.
Dan staat er iets achter: …en doe boete…
Nou, even uit elkaar peuteren. Wat is boeten?
Repareren, netten boeten, daar komt de reparateur om de hoek, de heilige Geest.
Er staat dus niet: ‘ik doe boete’, maar in het Hebreeuws staat er: ‘ik wordt getroost’.
Dat is een betere vertalling. Ook in de Franse vertaling staat: ‘ik word getroost’.
Wat goed van jou, Job, je gooit je Gods-beelden weg, en je bent niet bang voor Hem; want God praat dan wel uit een onweer, maar Job laat zich geen angst aanjagen, want onweer is altijd de tegenstelling van de duvel als God z’n mond open doet. Ja hoor, echt!
Even een zijstraatje in. Wat was er op de eerste Pinksterdag aan de gang? Het geluid van een geweldige windvlaag. En er staat inderdaad: ‘een vlaag van geweld’. Reken maar dat de duvel daarachter zit, want hij wil niet dat een mens gedoopt wordt met Gods Geest. Dat is ook allemaal geweld geweest.
Een tégenklap van de boze! Maar hij kreeg het niet klaar.
En hier wordt Job getroost door die prachtige woorden van God. Hij zegt: ‘Ik heb U gezien hoor’.
Dat staat er nog: ‘ik word getroost….’, maar dan staat er niet in het Hebreeuws ‘in’ stof en as, maar ‘boven stof en as’.
Dat woordje ‘in’ kun je gewoon veranderen in ‘boven’.
Boven de stof, en op de as waar ik in zit.
Ik wordt getroost in mijn deplorabele toestand, ik zie er niet uit. Ik stink volgens mijn vrouw en de buren, het is meer dan verschrikkelijk.
Maar boven de stof en de as word ik toch door U getroost. Wat is dat ontroerend!
Die man daar zien, en dan horen dat hij dit gelooft.
En dan zegt God: ‘Die kerels die jou hebben dwarsgezeten….,
Zou jij ze niet van je erf geschopt hebben? Als het jou op een of andere manier verschrikkelijk tegen zit, moord en doodslag, of weet ik veel wat, en er komt zo’n trooster aan, die zegt: ‘het zal je eigen schuld wel wezen’…., zou je hem dan niet de hut uitschoppen?
Ik denk wel dat ik de deur dicht zou doen; dat ik zou zeggen: ‘aan jullie heb ik helemaal niks, dáár is de deur’.
En dan zegt God tegen Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en tegen je beide vrienden, je hebt niet recht van Mij gesproken zoals Mijn knecht Job. Die sprak dus wèl goed van God, maar jullie niet.
Dan staat er in vers 8: Mijn knecht Job moge voor u bidden, want slechts hèm zal Ik ter wille zijn.
Dus Ik ben jullie niet ter wille, maar hem wel, en laat hij maar voor jullie bidden.
Dus Job ging ook nog bidden voor die vijanden. Als dat niet een lichte afschaduwing is van Jezus, die ook voor Zijn vijanden bad.
Hij bad gewoon voor ze: ‘ze weten niet wat ze doen’.
Dus Job is toch een beetje beeld van de Christus; een prototype van Jezus.
Dat is mooi hè? Wat hem ook allemaal is overkomen, toch niet te geloven! Het is meer dan verschrikkelijk!
Ik denk wel dat hij bij diezelfde vrouw ook weer dochters heeft gekregen, maar de bijbel praat daar verder niet over.
Alleen Jacobus noemt Job nog wel eens. Hij heeft het over de volharding van Job.
In het Grieks staat er over volharden: ‘blijven verwachten’.
Wij zijn dus allemaal in verwachting van dat zoonschap. Het betekent ook: ‘dulden’, het kwade verdragen. Ja, dat doe je. Het betekent ook: ‘in het land blijven’.
Dus dat werkwoord heeft in het woordenboek een stuk of zes betekenissen.
En in welk land zitten we? Wij wonen in het land der belofte. Daar wonen wij en daar wandelen wij.
Dat is het land wat Hij ons beloofd heeft, maar ook het land dat Hij Zichzelf beloofd heeft.
Ik eindig nou toch maar, ik ben altijd zo enthousiast over die dingen.
Ik lees nog één stukje, dat is Psalm 56, dat slaat op deze overdenking.
Het doel van verzoekingen, dat mag je ook wel in je hoofd prenten, is altijd om je los te maken van God. Dát is het doel. Dus los van God komen!
En nou staat er in Psalm 56: 2: Wees mij genadig o God, (het is alsof je Job hoort) want de mensen vertrappen mij, de ganse dag benauwen mij de bestrijders, en wie mij benauwen, vertrappen mij de ganse dag. Velen zijn het die mij uit de hoogte bestrijden. Het gebeurt van bovenaf, uit de hoogte. Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U, op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen?
De ganse dag verminken ze mijn woorden, al hun overleggingen zijn tegen mij ten kwade. Zij willen aanvallen, ze spieden, ze nemen mijn schreden waar, ze loeren op mijn leven.
Zou er voor hen, bij zoveel boosheid, ontkoming zijn. Mijn omzwerving hebt U te
boek gesteld.
En dan het verschrikkelijk ontroerende zinnetje in vers 9: doe mijn tranen in Uw kruik.
Er wordt heel wat in stilte gehuild. En deze bidt: doe ze maar in Uw kruik.
Ik denk dat er in de hemel een ongelooflijke lange plank staat vol met kruikjes van mensen die zoveel verdriet hebben gehad.
Dan zegt hij ook nog: ‘ze staan toch ook nog in je boek hè? Ja, die tranen van mij; God ont-gaat dat niet hoor! Hij ziet dat, Hij weet dat.
Vers 10: Dan zullen mijn vijanden terugwijken ten dage dat ik roep, en dit weet ik, dat God met mij is. De God, wiens woord ik prijs.
Vers 13: Op mij, o God, rusten geloften, U hebt mijn leven gered van de dood, immers ook mijn voet van aanstoot.
Dus hij heeft zich ook niet eens geërgerd aan wat die mensen allemaal tegen hem zeiden.
Zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelen
in het licht des levens.
In de Septuagint staat: in het land des levens.
Daar wandel ik, dus je hoeft niet meer te hollen, je mag wandelen met God.
Doe dat, dan moet jij eens kijken hoe je opleeft en hoe je tot rust komt.
Duurt Sikkens d.d. 01-12-2016 (Assen)