Over dood en dodenrijk (Duurt 15-04-2009)

Over dood en dodenrijk

 

Vanavond gaan we het hebben over een paar dingen waar vraag naar was.

Ik wil beginnen met Psalm 88. Een depressievere psalm ken ik niet. Het is de meest donkere psalm van de 150 die in de Bijbel staan. Ik probeer wat helderheid te krijgen over dood, over dodenrijk en wat er mee samenhangt. En ik ben Mozes heel dankbaar, omdat hij er wat over heeft gezegd; en Ezechiël en Van de Brink, en Mattheus, en Klaas en Petrus en Johannes en Job, en Jezus uiteraard.

Vanavond gaat het over de geestelijke dood. Dáár gaat het over. Want die is door Jezus overwonnen. En de natuurlijke dood, wat elk mens beschoren is, is daar een afbeelding van. Het zichtbare is altijd een beeld van het onzichtbare, en elk mens gaat dood; dat is nog steeds de vloek die over de aarde heerst, het was niet de bedoeling.

Met andere woorden: als je geestelijk dood bent, dan leef je niet ècht.

Eerst maar eens iets over het dodenrijk. Daar heerst een boze engel en die heet in het Hebreeuws ‘Abaddon’ en in het Grieks ‘Apollyon’. Beide woorden worden in de Bijbel gebruikt en ze betekenen allebei ‘verderf’, en als je een moderner woord wil hebben: ‘verrotting’, ‘bederf’. Je hebt een bedorven leven; bedorven in je denken. En die engel staat onder gezag van de boze.

Dat dodenrijk heet in het Hebreeuws: ‘sje’ool’, en de meeste vertalers vermoedden dat het zoveel betekent als ‘het grote hol’. Dan moet het wel erg groot zijn voor die miljarden mensen natuurlijk. Het grote hol, een holte.

Ik zocht naar een vergelijkend begrip en kwam uit op ‘het zwarte gat’. Het gebied van de doodse stilte. Een gebied waar alle leven verdwijnt. Dat is erg? Waar ook alle energie in verdwijnt.

Dat dodenrijk heeft een centrum, dat heet de afgrond. Het koninkrijk Gods heeft ook een centrum, dat is de tempel, waar God woont; dus het gaat dan over ons.

En daar, in dat dodenrijk, heb je ook een centrum, de afgrond. Het Griekse woord is ‘hades’. Het zijn allemaal Bijbelse begrippen, maar ze komen ook voor in het spraakgebruik van die dagen.

Als je kijkt naar Psalm 88 dan zie je een stel synoniemen staan. In vers 4 staat doodgewoon: ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’. Die man is hartstikke depressief, heel erg; en ik ken nog iemand die zoiets gezegd heeft: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe, tot aan de dood’. Dat heeft Jezus gezegd. Dat kàn dus.

‘O, mijn ziel, wat buigt g’u neder’, eigenlijk staat er: o, mijn ziel, wat word je neergebogen’. Een zware hand in je nek en daar ga je….. Het is sterker dan jezelf.

In vers 5 staat: ‘De groeve’, en als uitwerking staat daarbij: ‘een man zonder kracht’.

Vers 6: ‘onder de doden is mijn verblijf’. Maar die man leeft als hij dit gedicht maakt. Kan dat dan?

Er staat nog wat achter: ‘die aan uw hand ontrukt zijn’, daar zit geweld achter.

Het woord ‘verslagenen’ is hier van toepassing, je hebt de slag verloren. Iedereen verliest de slag met de dood, elk mens. Ik heb het over de stervelingen; daarom heten ze ook stervelingen, en dat zijn wij niet meer.

Vers 7: ‘diepste kuil, duistere plaatsen, diepte’.

Vers 8: ‘baren’, dat zijn golven, dat wijst in de richting van de zee.

Vers 9 en 10: ‘Geen kontakt meer, er staat: ‘ik ben ingesloten’.

We hebben net gezongen: ‘Geen graf hield Davids zoon omkneld’. Je kan geen kant meer uit, je bent ingesloten. Ik kan niet ontkomen, staat er dan ook achter.

Vers 12: ‘de plaats der vertering’, en daar staat nu het woord ‘Abaddon’. Dat is erg voor mensen, verschrikkelijk. En één van de allerergste vind ik wat staat in vers 13:

‘het land der vergetelheid’. Je kan een grafsteen oprichten, maar je wordt vergeten.

Natuurlijk zetten de mensen in een rouw-advertentie: ‘we zullen altijd aan je denken’, maar wat als die ook overleden zijn? Tja, het land der vergetelheid. Ze zijn ook verdwenen.

De dichter schrijft dat op tijdens z’n aardse leven. Hij ervaart dus de macht van de dood op aarde. Nou, dat noemen wij tegenwoordig: een zware depressie, een hele zware depressie.

Kijk eens wat er staat in vers 11: ‘Zult gij aan de doden een wonder doen?’

Dat is voor hem een vraag, voor ons een weet. Ja, voor ons een weet.

Tóen was het een vraag: ‘Schimmen, zullen die opstaan en dan ook nog God loven?’ Dan moet God ze zelf opwekken!

Schimmen betekent hetzelfde als ‘schaduw’. Geestverschijning. Mijn moeder zei wel eens: ‘je ziet er uit als een geest’, als ik erg mager was. Maar een schim; ken je de uitdrukking: Hij is een schim van wat hij vroeger was? Dus hij is helemaal de oude, zichzelf, niet meer. En schaduw komt van een woord dat ‘duisternis’ betekent. En duisternis is altijd de afwezigheid van licht. Dus als je een schim bent, ervaar je geen licht, en licht is altijd het beeld van liefde. Dus het is gruwelijk dat die man helemaal geen lichtpuntje ziet, helemaal niets!

Nu staat er een woord: ‘rephaiem’, dat wordt haast altijd vertaald met ‘reuzen’. Reuzen in het dodenrijk, geweldenaars. Maar er is nog een vertaling, waar iemand naar gezocht heeft, en gepeuterd, en die vond het volgende: het betekent ook: ‘slappen’, en dan moet je het vergelijken met een leren zak, een lege leren zak, zonder inhoud. Slappen, alsof ze geen geraamte meer hebben dat hen overeind houdt. En nu komen we heel dichtbij hetgeen wat ik eens verteld heb met Ezechiël: als je je botten mist, dan is dat  in het joodse denken een gebrek aan identiteit, je eigenste zelf. Dat zijn de botten. Daarom vind ik het altijd heel gek dat de dood altijd in allerlei illustraties wordt voorgesteld als een geraamte… met een zeis of met een zandloper….

Daar kan ik helemaal niets mee.

Rephaiem: ‘slappe zak’. Dat is erg! Je identiteit.

Jezus gebruikt weer een ander woord, Hij gebruikt het woord: ‘skolex’, en dat is vertaald met ‘worm’. Wiens worm niet sterft, ken je die uitdrukking?

Het betekent ook: ‘made’ of ‘larve’, ondergronds. En de bedoeling van made of larve en rupsen is: dat ze opnieuw geboren worden. Dàt is de bedoeling! Dus wij bevinden ons allemaal op aarde tussen allemaal rupsen, mag ik het zo zeggen? Ik was ook een rups, door de wedergeboorte heb je je werkelijke identiteit gekregen.

Die overgang heeft Jezus wel gepredikt, maar Hij zegt: ‘Als ze Mij niet geloven, blijven ze een worm, dan blijven ze een larve’. Dat is dus onder de grond.

Het opnieuw geboren worden is eigenlijk, zoals het er ook staat, van boven geboren worden. Je ziet dus het hemelsbrede verschil tussen het van onderen zijn, op de aarde, en van boven geboren zijn. En ‘boven’ betekent in ‘kwaliteit’. Want als ze in Australië naar boven wijzen is dat bij ons naar beneden. Dus je moet het niet letterlijk nemen. Boven betekent altijd een hogere kwaliteit van denken.

De sje’ool: de macht van het dodenrijk, daar hoort benauwdheid bij; dat je in het nauw gedreven wordt, de angst, en angst komt van het woord ‘eng’. Je wordt in de engte gedauwd, je kan nergens meer heen. De dood is onontkoombaar.

In Psalm 18:5, en dat heeft Jezus ook ervaren, staat: Banden des doods hadden mij omvangen.

Banden, daar heb je die knelling weer; je bent geboeid, je zit vast. Een andere vertaling zegt: ‘snoeren’. Dan staat er nog achter: stromen van verderf hadden mij overvallen. En laat daar nou in een andere vertaling staan: stromen van ongoddelijke mensen. Belialskinderen. Mensen die in dienst staan van de dood. En dáár is Jezus mee geconfronteerd geweest.

Hij zegt een keer tegen de mensen die zeiden dat ze in God geloofden: ‘Jullie reizen stad en land af om één bekeerling te maken; en heb je er één gevonden, dan maak je hem nog erger dan jezelf, een kind van de hel. Heb je dat wel eens gelezen? Daar heb je die Belialskinderen. Die gunnen je het leven niet, want waarom is Jezus vermoord? Waarom is Paulus vermoord, en Petrus gekruisigd, en Jacobus van een tempelmuur gegooid? Waarom? Omdat wij met een tegen-stander  te maken hebben in de onzien-lijke wereld en die gebruikt het liefst godsdienstige middelen.

Banden des doods wurgen je. En dan staat er zo mooi als tegenhanger in de Handeling 2:24, over de opstanding: ‘God heeft Jezus doen opstaan’, denk er goed om dat God dat heeft gedaan, ‘Want Hij verbrak de weeën van de dood’, en dat zijn afschuwelijke pijnen, ‘omdat het onmogelijk was dat Hij door hen werd vastgehouden’.

Hij hàd Hem wel vast, maar hij kon Hem niet vasthouden; de dood moest Hem loslaten. En trouwens, ik las net in Psalm 18:17 nog iets, ik heb zonet het woord ‘zee’ genoemd, en hier staat in vers 17: ‘Hij reikte van omhoog, (daar heb je God), greep mij en trok mij op uit grote wateren’. Je kan ook lezen: ‘opgehesen’. Dus de hand van God komt van boven en grijpt iemand die in de diepte zit, pakt hem beet en Hij trekt je er uit. Dat is een goeie Nederlandse uitdrukking.

Maar hier wordt de dood vergeleken met water, of liever gezegd: wateren, en dat is typerend voor het dodenrijk. Wateren als meervoud. Daarvan is het allereerst sprake in Genesis. Gods Geest, maar dat is God zelf, en niet gescheiden van Zijn Geest,  zweefde boven de wateren.

Een andere psalm zegt: ‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk. Bij zinken denk ik altijd aan water.

Toen die krankzinnige van Gardara bevrijd werd, en dat hele legioen boze geesten in de varkens mochten gaan zitten, waar storten die zich toen in? In de wateren, de zee. Er staat in de wateren, de vloed. Dat staat in Matth. 8:32.

En van Jezus staat er, ik vind het aan één kant jammer dat dit in de bijbel staat, dat Hij over het water liep, want alle cabaretiers maken zich daar meester van, maar Hij liep er wèl op, terwijl het stormde. Maar daar staat niet ‘water’, daar staat ‘wateren’. En nou ga je doordenken: Jezus liep over de wateren, en dat geeft een link met het dodenrijk. Hij beeldde uit, dat Hij daar liep, dat Hij boven de chaos stond en boven de dood en boven het verderf. Dàt beeldde Hij uit voor Zijn discipelen. Dat konden ze natuurlijk nooit verzwijgen. Wàt een gelijkenis! Hij staat bóven de onder-wereld! Daarna heeft Hij besloten dat ook voor òns te willen; dat is een volgende stap. Maar Hij stond er boven!

Dat geldt ook voor onze toekomst.

In Openbaring 15:2 staat: ‘Ik zag iets als een zee van glas met vuur vermengd’. Ken je die uitdrukking? Wat voor kleur had glas in die dagen van Johannes? Iedereen denkt dan aan wit, maar het was groen hoor. Het was groen glas. Dus moet je je even voorstellen: groen, en dan ook nog met vuur vermengd.

Daar slaan de vlammen doorheen. Nou, dat is gruwelijk. Dat is chaos en dood en verderf.

En er staat: ‘die overwinnaars staan aan de glazen zee’. Maar in het Grieks staat er: op de glazen zee.

Dan hebben wij ook die status bereikt die Jezus had. Dat is wat? Er staan ons dus nog een hele weg te wachten. Maar Jezus stond boven de woestheid en de leegte; dan ben ik weer bij Genesis: ‘de aarde nu was woest en leeg’, ja, de onderwereld.

En nu zweeft de Geest van God, die in ons is, weer boven de wateren. Het zijn allemaal beelden. Wij proberen de mensen uit de dood te krijgen. Ja toch? Met ons evangelie. De mensen boven water te zien krijgen, want ze zitten onder water.

Iedereen die dit evangelie nooit gehoord heeft, is geestelijk dood. Dat is gewoon zo.

Doodsangst heeft iedereen misschien wel eens ervaren. Dat kan midden in de nacht, dat kan tijdens je leven zomaar op straat zijn. Ik heb het tenminste wel eens gehad, en dat is niet best.

Maar denk eens aan de oorlogsgebieden op dit ogenblik. Die miljoenen vluchte-lingen …., die leven niet. Denk eens aan de gevangenissen, nog niet eens de Nederlandse, maar die andere, wat staan die mensen daar uit?

Denk eens aan de holocaust, de moorden in Afrika, al die joden die omgebracht zijn. Zovelen zijn vermoord, dood gemaakt. En er zijn ook zoveel mensen die dat vandaag aan de dag meemaken. Doe de tv maar aan, dan doe je hem het liefst weer uit. Het dodenrijk is veel groter dan je denkt. De dood heeft  z’n invloedsfeer uitgebreid over de aarde, en hele stukken van de hemel. Dat is de onzienlijke wereld, dat zijn de zielen van de mensen; of ze nou in het dodenrijk zijn nadat ze gestorven zijn, of dat ze nu zogenaamd leven, maar ze liggen allemaal onder het beslag van de dood, want de wereld leeft in het duister. Dus je moet de grenzen van het dodenrijk wijder gaan zien. Hij heerst over de aarde.

En wij zingen uit volle borst: ‘Al vallen duizenden rondom mij neder…’. Nou, het letterlijke, dat je de mensen om je heen ziet vallen, maar dan vraag ik mij af òf je staat te zingen….., maar het kan geestelijk wèl.

Je ziet een heleboel mensen met hele vreemde ideeën, gewoon geestelijk als

het ware vallen.

Kun je volgen wat ik bedoel? Alleen al gewoon de verkeerde leringen; ze vallen!

Ik las in de krant van een Palestijnse theologe, die zei: ‘Ons land is één gigantische gevangenis en één reus-achtige begraafplaats. En ze heeft gelijk. Al die arme mensen daar, en wij die joden maar vereren……, nou ja, wij, ik hoor daar niet bij.

De dood is de kern die de duivel er in gestopt heeft. Jezus noemt het: ‘het hart van de aarde’. Heb je dat wel eens gelezen? Dan moet je eens opzoeken Matth. 12 vanaf vers 38: ‘Wij willen wel eens een teken zien’. Nou, zegt Jezus: ‘Jullie ontaard en verbasterd geslacht’, geestelijk dan hè, altijd maar die tekens, ‘Nou, Ik geef je een teken van Jona, gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zó zal de zoon des mensen in het hart der aarde zijn’.

Dus van dááruit wordt de aarde geregeerd. Het centrum, het hart. En dáár ging Jezus binnen, want Hij moest de oorzaak in het hart treffen.

En omdat Hij het beeld gebruikt van dat zeemonster, wat geen walvis is hoor, er staat zeemonster, en de dood wòrdt ook voorgesteld als een monster, in verschil-lende teksten; het is een alles verslindend monster, hij vreet alle mensen op.

In Spreuken 27:20 staat: Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk. Ze hebben nooit genoeg. Dàt staat er van dat dodenrijk. Dat is dus een monster.

Kijk, de mens had z’n onsterfelijkheid verspeeld in het Paradijs. De bedoeling was onsterfelijk te zijn; dat het lichaam van Adam  b.v. ook langzamerhand anders zou worden. Maar hij was van God af-gesneden, en als je van God afgesneden bent, een typisch Hebreeuwse term van dood zijn, dan ben je van het leven afgesneden. Dan ben je afgesneden van het leven dóór de duivel. Hij gebruikte de zonde als mes. En toen gingen ze in bal-lingschap. En de uitdrukking ‘in balling-schap gaan’ betekent dat je niet in het land der levenden bent. Dat is dus de geestelijke dood ervaren. Want ze vielen niet om na het eten van die vrucht; het was een geestelijke dood.

Ik las een hele mooi vertaling van het woord ‘satan’. Meestal wordt het vertaald met tegenstander, dat was ook in het spraakgebruik: ‘je bent mij een satan’, dan moet je niet direct aan de duivel denken, maar je bent gewoon een tegenstander. Maar een andere vertaling vond ik heel mooi: ‘hinderaar’. Daar moet je eens over doordenken: ‘hinderaar’. Hij verhindert van alles; hij werpt allemaal hindernissen op. Hij verhindert de omgang tussen God en mens. En wat  God samengevoegd heeft mag de mens niet scheiden, maar de duvel ook niet.

In het Duits noemen ze een invalide een ‘behinterde’, dan heb je dus geen kwaliteit van leven.

Even een zijstraatje in: ‘Heeft God ons samengevoegd?’ Wat denk je? Zó, daar ben je toch gelukkig mee dat Hij ons bij elkaar gebracht heeft? Ja toch?

Nou, als ik nou een scheiding ga maken, een scheuring veroorzaak, waar ben ik dàn mee bezig…. Partijschappen in een gemeente….ach, wat hebben we dàt de laatste halve eeuw vaak gehoord.

Dat is dus de ballingschap ervaren.

Vandaar die profetie over de ballingen van Ezechiël 37, dat dal vol dorre doods-beenderen. Dat is dat geestelijke volk in ballingschap. Dood.

En God zegt: Ik geloof dat we dat tot leven gaan wekken. Nou, zegt Ezechiël, Jij zegt het, ik wil het wel doen, maar Jij zegt het. Ik doe het wel.

En dan ‘voegen ze zich aaneen’.

Dus de dood is een breuk met God. Andere beelden van het dodenrijk zijn’

‘Stof’, onder het stof (Num.16:30). Het is waar als ze zeggen: stof ben je en tot stof zul je terug keren. Het klopt, want iemand die God niet kent, is stof.

Petrus gebruikt het woord ‘gevangenis’,

(1 Petr. 3:9). Daar kun je je ook van alles bij voorstellen. Je zit gevangen.

Ik las ergens in de Psalmen: ‘de dood weidt hen’. Dat is me een herder?

In Spreuken 7:27 wordt het voorgesteld als een huis met kamers. Toen moest ik onmiddellijk denken: ‘in het huis van de dood zijn vele woningen’.

Vraag van Mariet:  wat is er dan over als iemand niet geestelijk is, en hij sterft?

Antwoord.: Dan is het alleen zijn larve, dat is zijn geest, zijn ziel wat er over is;

maar het is nooit tot ontwikkeling gekomen.

Het is daar niet leuk in het dodenrijk.

Ik ga nog even verder, dan wordt het wat duidelijker.

Een huis met kamers. Dat is dus een groot huis, een monster. En wat zit er in die kamers?

Jezus gebruikt het beeld van een stad met poorten. Duur woord voor een dode stad ‘Necropolis’. Jezus zegt in Matth. 16:18:

‘ De poorten van het dodenrijk zullen de gemeente niet overweldigen’. Letterlijk staat er in het Grieks: Neerkrachten, nou, dat woord kennen wij niet, maar daar zit dus een macht achter die iemand naar beneden duwt. Misschien is over-meesteren een goed synoniem. Er zit dus wel iemand achter.

Tja, de poorten van het dodenrijk; dat gaat over de geestelijke dood hoor. Jij gaat geestelijk niet meer dood, je leeft.

Ik dacht vroeger: poorten? Zou dat wel goed vertaald zijn? Maar de poort was vroeger, in die dagen, altijd de plaats van de rechtspraak. Daar werd altijd recht gesproken. Daar kwamen ook de wijze mannen bij elkaar. En daar word jij, als het ware, aangeklaagd door de boze, dat is de aanklager. En in of bij die poort heb jij nl. iets tegen die aanklacht, nl. het bloed van het Lam. Dat is de kern van het evangelie; want al onze overwinningen hebben dàt als centrum, als kern; het bloed van het Lam. Maar dan moet je wel weten wat dat betekent. Dat Jezus Zijn leven gaf voor ons enz….

En dàt toon je, dàt zeg je, dàt is jouw getuigenis; en de heilige Geest getuigt met jou dat je een kind van God bent. En dan komt er wel een hoop lawaai op je af, maar jij staat daar doodgewoon te vertellen: ‘ik ben een kind van God, ik ben zonder zonde en nu jij weer’. En dan wordt het stil. Dat vind ik zo mooi.

Overwinnen is in de Openbaringen, in die gedeelten, altijd een juridische term, en daarom verleent de heilige Geest jou rechtsbijstand. Hij getuigt met jou en geeft rechtsbijstand. Je staat in je recht.

Je zult de dood dus niet zien. Misschien heb je hem wel eens in het gezicht gezien, maar hij krijgt je niet!

Ik zat even te denken: ‘poort’; zou dat nou die poort zijn die naar het verderf voert?

Dan denk ik aan het merkwaardige verhaal van die brede en die smalle weg. Want je moet strijden om in te gaan door die smalle poort; dat is een geestelijke strijd, dus geen strijd met allerlei schilden en zwaarden e.d.; maar het kost je strijd om binnen te gaan. Ik denk ook wel eens: het kost je ook strijd om binnen te blijven; die weg te blijven gaan; maar over het ingaan door die brede poort lees ik niets over strijd. Die poort is zó wijd; dàt is een poort die wijd open staat. Iedereen kan zonder strijd op die achtbaansweg mee gaan. ‘Halleluja, kom op’… En die voert ook naar het verderf. Zo kwam ik er op dat die poorten van het dodenrijk de poorten zijn van het verderf.

Daar staat geen ‘hel’ hoor. Er staat verderf. Je bederft weer.

Heeft de dood macht? Nou, me dunkt! Het is hem nog steeds gelukt om mensen dood te krijgen. Hij heeft ontzaglijk veel macht, maar dat uit zich op verschillende manieren.

In Openb. 6:8 en Hosea 13:14 worden vier  aspecten genoemd van de dood.

Kijk, een leger heeft verschillende mogelijkheden om oorlog te voeren.

Kennen jullie de term: abc-oorlog? Atomaire, biologische en chemische oorlogsvoering. Enfin, ze hebben dus verschillende mogelijkheden. Zo heeft

de dood dat ook; en die worden hier genoemd.

Het zwaard, de honger, de wilde dieren en de zwarte dood. Deze vier aspecten worden genoemd voor het doodmaken van mensen. Ook het dood-zijn.

Het zwaard is altijd een beeld van woorden, van een lering. Het zwaard des Geestes is heel simpel: de leer van het evangelie van Jezus Christus. Dat is nou een zwaard. Want dat maakt scheiding tussen licht en donker, en tussen zonde en gerechtigheid. Dat is een prachtig zwaard. Dat hanteer je.

Maar er is ook een valse leer; en hoeveel duizenden zijn er wel niet om jou heen gevallen door de valse leer van de uit-verkiezing. Er kwamen mensen in inrichtingen terecht omdat ze niet wisten of ze er wel bij hoorden of niet. Een rotleer!

Calvijn heeft heel veel geschreven, ook mooie dingen; maar dat ene artikeltje heeft de meest verwoestende uitwerking gehad.

Ik ben ook doodsbenauwd geweest voor deze horrorleer. Want God wist alles van te voren. We hadden thuis hele discussies hierover. Als ik nou op die tafel sla dan weet Hij dat al van tevoren, en als ik doe net alsof, dan weet Hij dat ook. Als kind zat je zó te redeneren met je ouders.

Als je nou stiekem iets doet? Ja, God ziet alles….  Dit heeft een hoop slachtoffers geëist. Een rotleer!

Hoeveel kinderen zijn er niet bang gemaakt met de hel. Anders moet je ‘Het verdriet van België’ maar eens lezen. Zoveel kindertjes bang gemaakt, en dan een afschuwelijke Jezus met een doornen-kroon aan een kruis in een kleuterschool… Nou, dan ram je het er wel in hoor. Ze werden zo bang gemaakt.

Je bent door angst voor de dood en angst voor de hel tot slavernij gedoemd. Je gaat ineens slaafs gedrag vertonen. Je moet het goed maken en dat vertaal je dan in allerlei goeie werken en erg je best doen. Het is meer dan verschrikkelijk. Want God was ook zo verschrikkelijk boos op jou…

Nou, dan heeft God inmiddels wel een hartaanval als Hij overal boos over moest zijn.

Ook in evangelische kringen kunnen ze er wat van hoor. We hebben brieven van slachtoffers gekregen. Ik heb ze verscheurd, dat doe ik uit piëteit voor die mensen, maar daar lees je verhalen in, daar is de predestinatieleer niets bij.

“Als je niet kiest ben je voor eeuwig verloren”. Daar heb je er al één. O ja? Dan ken je de barmhartigheid Gods niet.

Ach, ach, en al die mensen die niet hebben kunnen kiezen. Alleen al om ze gewoon idioot of imbeciel zijn. Ja, ik noem maar wat.

Afgelopen zondag sprak ik nog een meisje in de gemeente die zei opgevoed te zijn met het eeuwig zondaarschap.

Eeuwig notabene! Je komt er nooit af…, dat is wat! Wat een ellendeleer.

We hebben brieven gekregen van mensen die zo gruwelijk zijn behandeld, waarbij hun identiteit naar de filistijnen is geholpen. Dáár kan ik kwaad om worden.

Hadden ze zich maar nooit bekeerd, dan waren ze tenminste nog een normaal mens geweest.

Enfin; het zwaard.

Dus je moet uitkijken met wat je zegt tegen iemand, om het heel dicht bij huis te houden.

Wat zèg je? Richt het iets aan bij een ander, of richt het iets uit?

Jezus zegt: ‘Als je de geringste van mij iets aandoet, dat doe je dan ook aan Mij’.

Een prachtige uitdrukking: de geringste volgeling van Jezus. Maar wat je de geringste aandoet, dat doe je Jezus ook aan. Dus kijk uit, let op je woorden.

En wat denk je van de honger? Het is de geestelijke honger die talloze slachtoffers maakt. Ik heb er maar één bij gedaan: de dorst. Waar Jezus het vaak over heeft.

Honger en dorst. Geen geestelijk voedsel. Of een héél klein beetje, een kruimeltje, een getuigenisje van 40 jaar terug, daar moeten ze hun hele leven mee doen. Dat is toch geen eten meer hè? Dat is geen dagelijks brood meer.

En de dorst; een beetje water.

En dan worden nog genoemd: de wilde dieren. Dat zijn gewoon de boze geesten die jou naar het leven staan, heel ordinair. Eén van de ergste vind ik, dat in verband met depressiviteit: zelfmoord. Ik heb dit een paar keer van erg dichtbij mee-gemaakt. En ik heb ontdekt dat zelfmoord niet bestaat, maar dat het ‘moord’ is, door een boze geest.

Ik las in dit boekje dat een psychiater zegt: ‘Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de depressie een ziektebeeld is, dat voor sommigen dodelijk afloopt’. Verdrietig hè? Ze zijn zó depressief dat ze de hand aan zichzelf slaan, zoals ze dat noemen. Door valse leringen is daar van gemaakt: dat wie dat doet, naar de hel gaat… Ik ben hiermee opgevoed.

Hoe haal je het in je hersens om zo de zwaksten uit de samenleving naar de hel te verwijzen. Kinderen uit onechte huwelijken, of verkeerd geboren of weet ik veel, in ongewijde grond begraven…..

Er zijn hierover vele verhalen, en dat is niet alleen het verdriet van België maar dat is het verdriet van de hele wereld.

Er worden maar oordelen uitgesproken. Zelfmoord, ja het is gruwelijk, maar het is moord.

En de zwarte dood, dat is op dit ogenblik in; die maakt z’n duizenden slachtoffers. Dat is magie, toverij, spiritisme, occultisme, noem het allemaal maar op.

Er zijn zelfs tv-programma’s waar ze doden oproepen……

Ze zijn op zoek. Dat is de drang van de mens. Het op zoek zijn naar het leven is goed. De drang van een mens om òm te blijven gaan met mensen die je lief zijn, en die door de dood zijn weggesleept, die drang dus, is goed. Maar de duivel buigt die drang òm, zodat jij aan spiritisme gaat doen. Op zoek naar de dood….’Ja, ik heb kontakt met m’n neef die de vorige eeuw is doodgegaan’…. en nog meer van dat spul. Het zijn dan vaak boze geesten die zich uitgeven voor die neef, en die houden je wel aan de praat.

Maar het is de zwarte dood! Je gaat daar aan wèl geestelijk dood. Het is een rotzooi, dat occultisme.

O, dat tv-programma heet geloof ik ‘het zevende zintuig’. Het is één van de mooiste zintuigen die een mens heeft, maar als je die in dienst stelt van de duisternis, is dat erg jammer.

Iets aanvoelen is een mooi zintuig hoor.

Het is een beetje ondergesneeuwd, maar je merkt gewoon dat dat zintuig bij jou gewoon weer nieuw leven krijgt.

Dat zijn nou de grijparmen van de dood. Als hij je maar pakken kan bij je leven op aarde.

In Psalm 49:15 en 16 staat iets aardigs.

‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen’, dat betekent: hij vreet ervan, en in vers 16 staat: ‘dat Hij mij losgekocht heeft uit de hand van het dodenrijk’, er staat ‘macht’ , maar er staat letterlijk: uit de hand van de sje’ool, dus de dood heeft een hand! Ik heb het net al over z’n grijparmen gehad; maar de dood is iemand, ook dat nog.

En wat hij verspreidt is ook de dood.

Maar dat geldt ook voor Jezus, Die zegt van Zichzelf: ‘Ik ben het Leven’. Durf dàt maar eens te zeggen. En wat Hij verspreidt is ook het Leven.

Over alle mensen, of ze nou geboren zijn, geleefd hebben, of gestorven zijn, en die dit prachtige woord van God niet kennen, hangt de sluier van de dood. Arme, arme mensheid. Als je je dat realiseert wordt je ontferming alleen maar groter.

Denk eens aan iemand die volkomen getraumatiseerd, op een gruwelijke manier om het leven gebracht wordt, en hij is dood. Waar is ’t ie dan? In het dodenrijk.

Denk je dat hij dan van het trauma af is? De dood lost niets op hoor. Daar is geen troost. Daarom is het allereerste wat wij ooit gaan doen, het afwissen van de tranen van de ogen van al die mensen. Er staat dat God dat Zelf zal doen, maar daar heeft Hij z’n mensen voor; dat gaan wij doen. Maar dat is een apart verhaal.

Maar wij zijn losgekocht uit de hand van het dodenrijk; want we waren gegijzeld.

En wij zitten nu in dat ontsluieringsproces.

Wij worden ontsluierd; eerst de geest, zodat je zegt: ‘ik kom tot leven’, en nou zitten we nog in het ontsluieringsproces van de ziel, wat daar nog overheen hangt aan sluiers. Mensen die ontoegankelijk zijn in onze gemeente, dat je zegt: wanneer wordt iemand toegankelijk. Dat zijn mensen die vrij veel liegen, die willen wel eens van de leugen af. Mensen die hartstikke bang of schuw zijn. Daar moet de sluier af. Mensen die niemand vertrouwen, ook een sluier.

Zo gaan we bezig met dat ontsluierings-proces naar geest, ziel, en uiteindelijk het lichaam. Want die sluier is een beeld van de sterfelijkheid, van de dood.

En het is zó mooi dat jij in dat proces zit. Durven wij ontsluierd te worden? Dat is de durf. Na alles wat je hebt meegemaakt. Durf je het alsnog?

Wij zitten in dat ontsluieringsproces; in die volgorde. Ja, natuurlijk is dat niet streng gescheiden, maar je komt langzamerhand helemaal overeind.

Ken je de uitdrukking uit het oude testament: ‘ze worden tot hun vaderen verzameld’,  als iemand stierf? Dat is ook zo.

Jacob zei, toen hij hoorde van de dood van Jozef: ‘Als ik dood ga, zoek ik Jozef op’. Gen. 37:35: ‘Ik ga naar mijn zoon Jozef als ik dood ga’.

Het waren gelovige mensen…, en toch in het dodenrijk?

Nou, kijk, ze hadden een verbond met God, toch? Noem ze maar op, ik denk dat dat bij Adam begint; en al die mensen die daar apart genoemd worden. Abraham, Izaäk en Jacob is een soort samenvatting van al die gelovigen.

Maar ze hadden toch een verbond met God gesloten. Denk je dat God ze dan in de steek laat?

Nee toch? Ze hadden in dat dodenrijk, tijdens hun leven ook wel op aarde natuurlijk, een plaats van wat licht. Er was ook water. En als je dat niet gelooft, zelfs de bomen van Eden zitten in het dodenrijk (dat is wel een apart hoofdstuk). Bomen zijn altijd beelden van rechtvaardige mensen die toch onder het beslag van de dood zijn gekomen; niet onder de directe invloedsfeer.

Als je de zee voorstelt als de dood, dan heb je de diepzee en denk ook eens aan de rode zee met al die kleurige vissen, dat is vlak onder de oppervlakte. Daar is licht. Dus er zitten gradaties in het ‘dood zijn’.

Denk maar aan het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus. Dat is geen gelijkenis, maar een verhaal over de realiteit. Het is een beschrijving van de onzichtbare werkelijkheid. (Luc. 16)

En waar zit Lazarus? In Abrahams’ schoot. En hij werd daar getroost.

En wat zegt die rijke? ‘Laat hij z’n vinger in water dopen om hem te troosten’. Maar Abraham zegt: ‘Geen sprake van, je hebt het op aarde goed gehad en Lazarus niet, en nu is het andersom’.

‘Ja maar, ik lijd pijn in deze vlam’ zegt de rijke man.

Ik dacht vroeger dat dat de hel is, maar dàt is die vlam niet; die vlam dat is de spijt die die rijke man verteerde, door wroeging. Die rijke man had tijdens z’n leven barmhartigheid moeten tonen, dan had hij naast Lazarus gezeten. Maar hij vertikte het om werkelijk mens te worden tijdens zijn leven. Want als je barmhartig bent, word je ècht mens hoor.

Abrahams schoot wordt ook wel ‘de bundel der levenden’ genoemd, ik meen dat het een vrouw was die dat tegen David zei. Dat is een mooi woord: ‘de bundel der levenden’. (1 Sam. 25:29) En bundel betekent: ‘verbonden’ met elkaar. Die zaten dus in het dodenrijk; nog aan de mooie kant daarvan. Ja, wat je mooi noemt, dat was het nog niet, maar ze gaven nl. de hoop nog niet op. Daar waren ook engelen Gods, en die engelen hebben Lazarus naar Abraham gebracht.

Ze hielden de hoop vast want: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’, zegt Jezus.

 

 

En hij heeft hem gezien, hij dacht toen: ‘wat gebeurt er nou?’, want er was enorm veel beroering in het dodenrijk, en de boze geesten waren zenuwachtig enz. enz.. En Lazarus, de vriend van Jezus, is weer teruggeroepen door Jezus. Ik weet niet of je je dat wel eens voorgesteld had. Waar was hij toen hij dood was?

In een andere vertaling staat het heel mooi: ‘Abraham is van vreugde òpgesprongen’. Opgesprongen! En dat is het grondwoord voor de vertaling van Pasen. Pesach! Niks ouwe Abraham met een baard daar; daar zat een geestelijke Abraham hoor. Hij sprong overeind! Want Gods dag brak aan.

Jezus zegt: ‘Ik ben de opstanding’. Dat is, wat Maria noemde: ‘de jongste dag’. En de jongste dag is de eerste dag. En de eerste dag, dat is de dag dat God zei: ‘Er zij licht’. Zo zie je de verbanden weer. Jezus is dat Licht.

(Vraag van Rudi: Zijn ze daar dan herkenbaar? Antw: niet aan hun uiterlijk, maar aan hun geest, aan hun ziel zijn ze herkenbaar.

Vorig jaar zijn er verscheidenen overleden, als je die dan weer tegenkomt, herken je ze natuurlijk niet aan hun uiterlijk, met bril of zo, maar aan hun geestesgesteldheid, aan hun wezen.

Dat is dus het eerste licht van de nieuwe schepping. En al die bondgenoten van God, zo noem ik ze dan maar, zijn met Jezus’ opstanding ook opgestaan en overgeplaatst in het koninkrijk van God.

Je kunt ook zeggen: de bomen van het Paradijs hebben hun originele plek weer gevonden. Jezus praat zelfs aan het kruis over het Paradijs van God. ‘Ga maar mee’ zegt Hij tegen die ene knakker.

Die rijke man zag Lazarus van verre. Daar moet je eens over doordenken. Van verre! Zo ver weg is de ònbarmhartigheid verwijderd van barmhartigheid. Daar zit een kloof tussen.

En waar zit je dan als mens? Je zit in die sfeer waar je op aarde ook zo’n beetje zat. Want je hebt hele aardige, vriendelijke, goeie mensen, die bestaan gewoon. En je hebt boeven.

Dan denk ik dat mensen, die op hun manier goed geleefd hebben, daardoor nog wat licht hebben, ze hebben nog wat aanspraak.

Ja, waar hebben ze het over, ze kunnen het eigenlijk alleen maar over aardse dingen hebben, herinneringen ophalen, daar word je ook niet zo vrolijk van als je het over de aarde hebt.

Maar het wordt steeds donkerder in dat dodenrijk. En helemaal onderin is de buitenste duisternis, daar zitten natuurlijk de grootste tirannen; die treffen elkaar daar. Dat treft!

Daar zit dus een gradatie in. Ik heb wel eens gehoord dat iemand zei: bij de sleutels van het dodenrijk zit ook een verdeelsleutel. Snap je wat ik bedoel?

Je zit dus daar, in dat dodenrijk, waar je je al op aarde bewoog; en dat geldt ook voor ons. Dat is zo mooi man. En dat is eeuwig. We zitten dus eeuwig met elkaar opge-scheept. Ja, we zitten nou eenmaal in het schip.

Dood wil dus eigenlijk zeggen: ‘je leeft niet echt’. Dàt is dood. Want je kent God niet en Zijn Zoon niet. Dat is triest hoor.

Van de verloren zoon zegt de vader, bij z’n thuiskomst: ‘hij is dood geweest’. Is je dat wel eens opgevallen? En toen hij weer thuis kwam, ging hij weer leven, bij God.

Ik ga nu nog even de ‘hel’ noemen. Die heet in de bijbel ook wel de tweede dood, de ‘gehenna’. Dat is genoemd naar een dal, dat lag zo’n beetje half om Jeruzalem heen, ten zuiden en westen, dat is het dal van Hinnom. Het kenmerk hiervan is dat er geen water doorheen stroomt.

Maar in de tijd van de koningen, die in het oude testament beschreven zijn, werden daar kinderen geofferd aan een god, en die heette Moloch. Op die god werden de kinderen geslacht, er op gelegd en verbrand, op een plek die Tofeth heette, dat betekent: ‘brandstapel’.

Je eigen kind……

Koning Achab deed het met z’n eigen kinderen. Kinderen verbranden!….

Hoe zijn die kinderen in het dodenrijk terecht gekomen, denk ik dan. Dat is toch verschrikkelijk? En ze zitten er nòg!

Ik moet er maar niet teveel aan denken.

Het was dus een offerplaats voor kinderen.

In Psalm 106:37,38 wordt dat helemaal uitgewerkt.

 Daar staat: zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten, ook vergoten zij onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän’. Allemaal kinderoffers.

Dat is toch zó duivels. Ongelofelijk.

Ik las in een boekje dat iemand die zwaar depressief is niet het vermogen heeft om van wàt dan ook te genieten.

Ik ken dat zelf ook wel, en verschillenden van jullie ook wel. Je kunt niet meer genieten. Dan sta je dus zwaar onder druk.

Maar goed, wat denk je wat er met die kinderen gebeurd is? Denk eens aan bepaalde psychiatrische patiënten; hoe die leven, waarvan jij zegt: ‘Ach, dat is toch helemaal geen leven’.

Een psychiater heeft eens gezegd: ‘ik heb één patiënt, die denkt dat hij al dood is’. Dan denk ik: ‘die heeft meer inzicht dan een levende, en hij heeft nog gelijk ook’. Maar hij dacht dat hij al dood was.

Afschuwelijk hè? Wat een bestaan.

Een uitspraak van de Dalai Lama: Tibet? Dat is de hel! En hij heeft gelijk. Wat een angst; wat een dood en verderf wordt daar rondom gezaaid.

Denk eens aan al die angstige kinderen, die zoveel hebben meegemaakt, en vermoord zijn, al die mensen. Het zijn er teveel om op te noemen. Eeuw na eeuw is dat gedaan. Paulus vat dat samen door te zeggen: ‘de hele schepping zucht en kreunt in al haar delen’. De héle schep-ping, dus niet alleen de aarde, maar ook het dodenrijk. Ze zitten daar te zuchten en te kreunen, want daar is geen troost.

Dat prikkelt mij om steeds harder te zoeken naar het koninkrijk Gods. Dàt prikkelt me. Je bent toch ook over die mensen bewogen?

Als ik soms hoor, het spijt me om te zeggen, maar waar sommige kwesties bij ons in de gemeente over gaan, dan denk ik: ‘waar gáát dit over? Waarom ben je niet bezig met de dingen van je Vader? Dàt is interessant!  Dàt zet zoden aan de dijk!

Wees toch onverstoorbaar en laat je niet hinderen door de hinderaar op die weg, want hij is constant de boel aan het verhinderen dat jij maar je gedachten-wereld besteedt aan allerlei aardse rotzooi, in plaats van de smalle weg te gaan die Jezus bedoelt. Zó, dat is er uit!

Maar wat mensen elkaar niet kunnen áándoen….

Er is geen diersoort die zó wreed is voor hun soortgenoten als de mens. Heb je die uitspraak wel eens gelezen? De meest verfijnde martel-methoden hebben ze.

Toen heeft ene meneer Sartre, een Franse fylosoof, een boek geschreven met als titel: ‘De hel? Dat zijn de anderen’. En ik snap hem nou. Wat mensen elkaar áán kunnen doen. Zó bang gemaakt.

De hel, de poel des vuurs.

Weet je voor wie die is? Voor de duivel en zijn engelen, Matth. 25:41. En als je het niet gelooft, dan heb ik nog een oude wijze man, meneer Henoch, die met God wandelde, die een boek heeft geschreven, en dat is een apocrief boek, maar er staat heel veel in. Want hij heeft allemaal visioenen, met sommigen kan ik niets mee, maar bij anderen denk ik: hé…!

En hij zegt: ‘Wat is dat een verschrikkelijke plek waar ik naar kijk. Een groot vuur dat brandend oplaait, kloven en zuilen van vuur en een bende. En één van de heilige engelen zegt tegen mij: ‘Henoch, waarom kijk je zo benauwd jongen?’ En Henoch zegt dan: ‘Nou, ik wil graag weten wat dit is’. Dan zegt de engel: ‘Deze plaats is de gevangenis van de engelen en daar zullen ze voor eeuwig vastgehouden worden’.

En dat zijn de boze engelen. Dáár is dus de hel voor. En wat is dan de hel? Een concentratie van boze geesten. Daarom kan iemand helse pijnen hebben, terwijl hij op aarde is.

En ga eens naar Centraal Afrika, daar leven ze dag en nacht in een hel.

Dan mopperen wij een keer over honden-poep….ja, het is wat?

Maar die gaan uiteindelijk naar de hel; die is bereid voor de duivel en zijn engelen. En weet je wie er ook in verdwijnt? De dood! Goed onthouden. De dood zelf gaat een keer naar de hel. Dat staat aan het eind van Openbaringen. En het hele dodenrijk gaat ook een keer naar de hel, en een bepaalde categorie mensen, die wordt samengevat onder het kopje: ‘de valse profeet’. Maar dat is een ander verhaal. Het gaat hier dus om een uiterste concentratie van alle boze geesten en alle ellendelingen bij elkaar.

Ik ben met Jezus opgestaan. Jezus heeft een strijd geleverd op leven en dood. Maar wat is nou opstaan uit de doden? Dat betekent gewoon: ‘tussen de doden uit’.

Laat ik maar eens een beeld gebruiken: alle doden liggen, en jij gaat staan. Dat heb je al gedaan toen je dit evangelie aannam. Jij stond op tussen de doden uit. Waar is Jezus nou opgestaan? Op de bodem van het dodenrijk. Hij is niet naar de hel geweest, hij is dus niet neder-gedaald ter helle…., maar Hij is in het dodenrijk opgestaan. Zo diep heeft Hij gezeten. En als je dus opstaat tussen de doden uit, dan is dàt de exodus! Een ander woord is uittocht, maar een nog mooier woord is ‘uitweg’. Aha, dàt is een uitweg.

Eerst sta je geestelijk op, je ziel volgt en je lichaam komt. En Paulus praat altijd over die cyclus, daar moet je maar eens op letten. Haast in al zijn brieven jaagt hij naar zijn doel. En wat is dat nou? Hij zegt: ‘de onsterfelijkheid van m’n lijf’.

Als dàt onsterfelijk is geworden, dus ik sterf niet zoals een gewoon mens sterft, maar ik verander, dan heb ik het einddoel bereikt. In haast al z’n brieven tipt hij dit aan. Dan wordt alles nl. eeuwig. Eeuwig levend.

Want wie opnieuw is geboren, heeft al een geestelijk lichaam, dat hebben wij hier allemaal, want na je wedergeboorte begint er ook een geestelijk lichaam te groeien. Dus twee lichamen, één dat ik zie en één dat ik niet zie. En dat groeit. Dat staat allemaal uitvoerig beschreven in

1 Cor.15:20-49

En aan het eind van het 1000-jarig rijk staan alle doden op. Wie roept ze er uit?

Dat doen wij! Wij zijn echt niet meer bang.

Dus je roept ze allemaal op, de groten en de kleinen. Met de groten worden de kleinen bedoeld, en met de kleinen worden de groten bedoeld. Kun je me volgen?

Wat op aarde onaanzienlijk is, die noem ik groot; en wat op aarde geweldig is…..

Wat hoog is bij mensen….dàt zijn de kleinen.

En dan komen de goede en de slechte mensen. De goede mensen, de mis-maakten, de getraumatiseerden en de kapot geslagenen, en die amper meer leven kunnen;

die zóveel hebben meegemaakt, die staan op ten leven; dat staat er duidelijk hoor; en de anderen staan op ter oordeel: ‘Vertel maar eens’…..

En wij mogen uitmaken, maar dan ben je wel bevoegd. Dan worden wij richters.

Er staat nog een heel mooi stuk in Mattheüs over de opstanding, maar daar kan ik een preek van maken. Ik sla dat nu over.

Wie was de eerste die in de opstanding geloofde? Dat was God Zelf. Ja ja, Hij was de eerste die in de opstanding geloofde. Want het ging dood, en daar moest iets tegenover staan.

De tweede was Henoch; want wat zegt de schrijver van de Hebreeënbrief in hoofdstsuk 11:5: ‘Door het geloof is Henoch weggenomen’.

Hij zei dus: ‘ik word wel weggenomen; ‘zodat hij de dood niet zag’. Zó! Had die man een geloof of had hij een geloof in de opstanding! En het leven was bij hem sterker.

De derde die er in geloofde was Abraham. Hij had ook geen boekjes en geen predikers, want van zijn geloof wordt gezegd in Hebr. 11:18,19: ‘hij heeft overwogen dat God bij machte was Izaäk uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken terug gekregen’.

Abraham heeft dat dus overwogen; je zal toch zo iemand hebben die zegt: ‘Ja, als mijn zoon dood moet, dan moet daar iets tegenover staan’. Want op die zoon rust een belofte. En daarom is Izaäk een schitterend voorbeeld van Jezus.

En Mozes geloofde er in, er is van hem nooit een graf gevonden; dat scheelt je een pelgrimstocht…..

Ook Elia is nooit gevonden, nooit begraven; en uitgerekend die twee verschijnen bij Jezus op de berg der verheerlijking.

Nou nog één stukje uit Matth. 27, want daar staat iets héél merkwaardigs.

Vers 59: ‘Toen beval Pilatus het lichaam aan Jozef te geven (rijke kerel hoor, die Jozef), en Jozef nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in een nieuw graf’.

De volgende tekst is Marcus 15:46.

‘Hij schonk het lichaam aan Jozef, deze kocht gloednieuw linnen, nam Hem af van het kruis, en wikkelde Hem in linnen’.

Dit staat er dus twee keer.

Nu pak je Joh. 11:44, dat gaat over de opwekking van Lazarus, en daar staat dat Jezus zegt: ‘Lazarus, kom er uit!’ Waaruit? Uit het dodenrijk hè? Want daar zat hij. Dus Jezus riep verder dan het graf.

‘Kom naar buiten, en de gestorvene kwam naar buiten’, en wat staat er dan? ‘de voeten en handen gebonden met graf-doeken’. Hoe komt die vent er uit, zou je zeggen, en nog een zweetdoek om het hoofd,  hij moet dan wel zo’n beetje waggelend er uit gekomen zijn, want hij was vastgebonden….

Maar nu verder, ook bij Jezus. Joh. 20:3-7.

Daar staat iets merkwaardigs.

‘Petrus ging op weg, en ook de andere discipel, dat was Johannes, ze begaven zich naar het graf; en die twee liepen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich voorover buigend, zag hij de linnen windsels liggen, hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam ook bij hem en ging het graf binnen en zag de windsels liggen en de zweetdoek opgerold’.

Toen geloofden ze al dat hij opgestaan was. Hoe kan dat? Heeft Jezus Zichzelf los gewikkeld op zo? Z’n handen en voeten waren gebonden; hoe stel je je dat voor? Dat Hij wakker werd in al dat linnen?

Ze zagen de windsels en toen zeiden ze: ‘Hij is opgestaan!’ Hoe kan dat nou; als je de windsels ziet liggen. Het had een ander kunnen doen, het lijk kunnen jatten of zo.

Het lag daar als een soort cocon waar niemand in zat. Misschien was die cocon ook een beetje ingezakt, want het was ook bewerkt met zalven, met mirre en olie e.d.

Sommigen zeggen zelfs dat het zo sterk bewerkt is met een bepaald soort mastiek, dat het hard wordt.

Maar daarin is Hij niet wakker geworden. Want Zijn verheerlijkte lichaam kon elke gedaante aannemen wat Hij ook maar wou. Later staat er ook dat Hij verscheen in een andere gedaante. Soms in z’n oude gedaante, met die wonden; dat deed Hij voor Thomas.

En dan weer bij de Emmaüsgangers die Hem ook niet herkenden. Hij had een ander stemgeluid en ik vind dit een schitterend beeld van: ‘waar is Jezus, hoe stel je je Jezus voor?’

Dan denk ik: ‘kijk naar je broers en je zusters en in al die gedaanten openbaart zich de Christus. Dàt is de opstanding.

Er zijn mensen die zeggen: Jezus is niet lichamelijk opgestaan. Oh, maar wel met Zijn verheerlijkte lichaam, en Hij kon sterfelijke lichamen aannemen als Hij dat wou. Zichtbaar of onzichtbaar.

Want bij de hemelvaart stond Hij daar gewoon in een sterfelijk lichaam, denk ik, dat moet haast wel. Er staan een paar mannen bij Hem, en die twee mannen spelen ook een rol bij het graf. Ik denk dat dat Mozes en Elia geweest zijn. Het is best de moeite waard om daar eens over door te denken. Het oude en het nieuwe horen bij elkaar.

En toen Jezus dus opsteeg hebben alle rechtvaardigen Hem feestelijk ingehaald, dat heet dan ‘wolk’.

Ik wil maar zeggen: als jouw ziel opstaat, tot leven komt, dan is dat jouw eigenste, mooie zelf. Al is het nòg zo toegetakeld en heb je soms nog diepe wonden; maar ze komen allemaal tot leven, echt waar.

Jouw mooie karakter, en je wil, worden ook weer helemaal nieuw. Dat je niet zegt: ’wat wil ik nou eigenlijk?’ Het is zo mooi om te zeggen: ‘wat wil ik nou eigenlijk?’ Dat je verstand zo verlicht wordt, je hoeft niet intelligent te worden. Er zijn sommige mensen die verschrikkelijk dom zijn, dat is erg hoor. Dan hangt er een deken over iemands verstand.

Ik heb het één keer meegemaakt van een jongen die op een LTS zat, hij had altijd slechte cijfers. Hij is toen bevrijd, er zat a.h.w. een deken over z’n verstand, en daarna haalde hij altijd voldoendes. Je zou kunnen spreken over een geest van domheid, maar die geest kon allang weg zijn, maar die had z’n werk over die jongen gelegd en z’n hele leven was die jongen dom. En dat gebeurt bij zoveel mensen.

Je verstand wordt verlicht, en wat denk je van je geweten? Hoe zuiver dat wordt? Dat luistert steeds nauwer, leuk is dat hè?’

En je gevoelsleven? Wat heeft dat veel schoppen gehad, en is een rare kant uitgebogen.

Weet jij veel wat er met je is gebeurd? Maar je zit wel met de brokken. Die brokken worden weer bijeen gevoegd.

En je beoordelingsvermogen? Waarop grond jij je beoordelingsvermogen? Als het zuiver is, dan kun jij aan het eind van het duizendjarig rijk dat zuivere beoordelings-vermogen toepassen.

Dan kun je de uitspraak van Jezus beamen die gezegd heeft:  ‘waarom oordeel je niet uit jezelf wat goed is?’

Mooi is dat hè? Dát kan dan!

Ik maak al jouw dingen nieuw! Jouw dingen!

 

Centrale Bijbelstudie d.d. 15-4-2009/Duurt Sikkens

 

 

Oordeel niet (Duurt 06-05-2012)

Oordeel niet!

 

Een bekend verhaal uit Joh. 8:2-11.

’s Morgens vroeg was Hij weer aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en Hij zette Zich neer en leerde hen.

En de schriftgeleerden en de farizeeën brachten een vrouw op overspel betrapt, en ze stelden haar in het midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel, en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulke te stenigen. Gij dan, wat zegt Gij? En dit zeiden ze om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zei tegen hen: Wie van jullie zonder zonde is, werpe het eerste een steen naar haar. En weer bukte Hij neer en schreef op de grond. Maar toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zei tegen haar: vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld? En ze zei: niemand, Heer. En Jezus zei: Ik veroor-deel je ook niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!

 

Ja, in de tempel was Hij haast altijd te vinden. En daar komen een hoop mensen die graag uitleg willen hebben van deze leraar.

Wij hebben nu de heilige Geest als Leraar in deze tempel. Zo eenvoudig is het. Want dat is onze Leraar. En die legt ons van alles uit. Vooral de bedoeling van de Schrift.

Jezus zit daar rustig les te geven, maar ze braken gewoon in, en Zijn les wordt botweg onderbroken.

En dan staat er in vers 3: Ja, we hebben een vrouw betrapt op overspel.

Dan denk ik: wie heeft dat dan gedaan? Heeft er iemand staan loeren en gluren, en is toen direct naar de farizeeërs gehold: ‘ik heb een vrouw op overspel betrapt…’.

Nou, lekkere jongen…., direct verder vertellen als je de zonden van een ander ziet… Dat is gevaarlijk hoor. Dat moet je nooit doen.

Die vrouw is betrapt, dus heeft iemand zitten kijken, zitten gluren, zitten loeren. Misschien was het zelfs wel een farizeeër.

1 Joh. 5:16:

Als iemand z’n broer ziet zondigen, een zonde niet tot de dood…

Dus jij ziet iemand zondigen, je hebt het niet van horen zeggen. Al die verhalen over anderen, wat ze uitgevreten hebben.

Nee, jij moet het zèlf zien, zien zondigen. En wat doe jij er mee? Je stapt op diegene af die gezondigd heeft, en je zegt: ‘dat gaat niet helemaal goed hè?’

Dan moet hij bidden (met die ander), en God zal hem (die gezondigd heeft) het leven geven.

Dat is dus een hele andere benaderings-wijze. Stap er maar op af en praat er over. En zullen we samen bidden? Dan krijg je het leven weer terug.

…die zondigen niet tot de dood.

Een zonde tot de dood is een zonde tegen de heilige Geest, maar dat is een heel ander verhaal. Daar moet je niet voor vragen, want dat werkt toch niet.

Een zonde tegen de heilige Geest is: dat je bewust de dingen Gods toeschrijft aan de duivel en andersom.

We gaan weer terug naar Johannes 8.

Dan sleuren ze die vrouw naar het midden toe. Hoe zal die vrouw zich gevoeld hebben zeg….Natuurlijk, ze zondigde, maar al die harde koppen om haar heen… Want ze had gezondigd èn ze was betrapt. Maar waarom nou alleen die vrouw?  Waarom nooit die vent? Waarom wordt dié niet naar het midden gesleept?

Wat is overspel?

Matth. 5:28: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

Dat geldt ook voor mannen, hoor.

Dus je kijkt naar iemand, en je begeert die persoon, dan heb je al overspel gepleegd. Met je ogen? Nee, met je ziel! Want een mens zondigt met z’n ziel. Dáár speelt zich de zonde af, èn de gerechtigheid. Dus het is maar hóe je kijkt.

Hoe kijk je? En zondig niet!

Joh. 8: 4b: En zij zeiden: deze vrouw is betrapt op overspel en Mozes heeft gezegd: stenigen dat mens! Dan zoek je dat op in Deuteronomium, en daar staat:

Man èn vrouw moeten gestenigd worden.

Allebei! En niet alleen die vrouw.

Wat is dat toch, dat de vrouw altijd de schuld krijgt van overspel, en niet die man!

Tja, mannetjes hè? Haantjes.

Vrouwen zijn altijd de klos wat dat betreft, dus stenigen!

En dan bukt Jezus weer, vers 6, en dan schrijft Hij in de aarde, op de grond.

Dus Jezus bukt zich…, de mensen die les van Hem kregen, gaan maar in een kring staan, de farizeeërs hier en de schrift-geleerden daar…; en dan gaat Jezus Zich bukken en begint op de grond te schrijven. Wat zou Hij nou geschreven hebben?

Dan vind je in Jer. 17:13: Allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden, omdat ze de bron van levend water, de Heer, verlieten.

Dus de afwijkenden, de zondigen, worden in de aarde geschreven, en dát deed Jezus.

Wat schreef Hij daar? De mensen die afweken. Wie weken er nou af? Dat waren de farizeeërs, die weken af. Die hebben het levend water verlaten. Er kwam echt geen levend water vanuit hun mond hoor.

Beslist niet!

Er gingen veroordelingen van uit.

Wees blij, zegt Jezus, dat jullie namen staan opgeschreven in de hemel.

Wij staan in het Boek des Levens, het Boek van het Lam. Daar staat je naam. En dat is jouw innerlijke naam. Je wezen!

Vers 7: Nou, zegt Jezus, als je zonder zonde bent, gooi dan maar!

Ga maar gooien als je zonder zonde bent. Daar raakte Hij de gevoelige plek.

De enige die zonder zonde was, dat was Jezus Zelf, en Die schreef, Hij gooide niet.

Er zit een grondwet in deze houding dat barmhartigheid het wint van elk oordeel!

Al zie je iemand zondigen…, laat dan de barmhartigheid spreken. Dat is prachtig!

Dan hou je het ook binnen de perken.

Trouwens, in Nederland gooien ze niet met stenen, dat is hier zo’n beetje afgeschaft, maar wij gooien wel met woorden, en die kunnen raak zijn en doel treffen tegen je kop aan, dat geeft dan een diepe wond.

Wat vroeger eens tegen je is gezegd, misschien door de schoolmeester, of een ouder…, en dat is zó hard aangekomen, dat je daar nu nog het litteken van hebt. Misschien doet het geen pijn meer, maar het heeft je wel heel erg geraakt.

Dat herinner ik me wel: ‘het wordt met jou helemaal niks joh’. En: ‘wat stel jij nou voor?’ Zulke dingetjes.

Oordelen in die richting, die jou kleineren en die je verwonden.

Waarom zijn zoveel jongeren moeilijk opvoedbaar? Ik heb er tot m’n strot in gezeten. Als je de dossiers las, dan zag je altijd dat er in het begin iets fout is gegaan tussen de ouders, waar zij het slachtoffer van werden. Voor 99% was er sprake van echtscheiding.

Als ouders gaan scheiden, dan scheurt er ook wat in een kind. En anderen maar weer partij kiezen, een heel gedoe.

Woorden kunnen heel veel uitrichten, negatief, maar ook positief natuurlijk.

Jezus bukte Zich weer en schreef op de grond. Hij schrijft weer die namen op.

En dan staat er iets merkwaardigs in vers 9, dat staat nl. niet in de Bijbel, maar wel in de grondtekst, en ook in de Naardense Bijbel en de Statenvertaling.

Daar staat: Toen zij dit hoorden, van hun geweten overtuigd zijnde, gingen ze één voor één weg.

Een andere vertaling zegt: toen hun geweten hen berispt had…

Dus zij hoorden Jezus dat zeggen: Als je zonder zonde bent…, gooi maar!

En toen ging hun geweten spreken. Dat is toch geweldig! Want geweten betekent: weten; en dat heeft een dier niet. Maar een mens weet iets héél diep. Dat zit er al in vanaf de geboorte. Gewetensopvoeding is nl. ook heel belangrijk.

Weten is de dialoog tussen ziel en geest.

Afwegen, en dan ‘weten’. Dit is goed…, en dat is niet goed.

De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘geweten’ in het Grieks en in het Latijn is: samen weten.

En je kan het ook nog toetsen aan het geweten van een ander.

In hun geweten overtuigd zijnde…

Dus die gasten kijken elkaar eens aan: ‘tja, zonder zonden…, daar zeg je wat…

Nou nee, ik ben niet helemaal zonder zonde…

Tot die conclusie komen ze, want als ze zonder zonde waren geweest, dan waren ze blijven staan.

Zelfs Jezus veroordeelde de farizeeërs niet. Ook dat niet! Hij schreef hun naam in het zand. Maar Hij liet hun geweten spreken, dat riep Hij op door die opmerking.

Op de Griekse tempels stond altijd geschreven: ‘Ken uzelf’. Nou, daar kom je een héél eind mee.

Ken je jezelf? Ben je hartstikke eerlijk naar jezelf toe? Of oordeel je nogal makkelijk over anderen.

Op onze tempel staat geschreven: ‘Ken je Vader!’ Dat gaat veel hoger.

Maar ken je jezelf? Ja, daar begint het wel mee.

Want het oordelen over mensen zit heel erg diep ingevreten in de menselijke ziel, zo van: ‘wat vind jij er van?’

Je kan de t.v. niet aanzetten of er wappert weer een microfoon: ‘wat vindt u ervan?’

Of: Wat is uw opinie? En al die opinies en al dat gevind…, de één vindt dit en de ander vindt dat…

Duurt, wat vind je van Jan, en van Piet en van Mina? Moet ik daar wat van vinden?

Er wordt ineens een oordeel gevraagd, wat moet ik daarmee? Geef het niet!

En als je dan kijkt naar een ander…, het verleden kan natuurlijk ook een rol spelen bij die ander.

Ja, wie is dat? Ja, dat is die en die, die heeft vroeger eens gezeten….

Nou, daar gaan we al….

Of: die z’n vader was NSB-er…

Kinderen op school ook. Er zat een jochie in het lokaal te huilen. Ik er heen en vroeg: ‘wat is er joh?’ ‘Nou, omdat m’n broer zo’n rotzak is, krijg ik ook op m’n donder’.

Ja, dat was er één uit een slechte familie.

Getekend en wel; direct oordelen

Etiketten er op plakken, dat zit helemaal niet goed.

Mozes was een moordenaar, hij heeft eens iemand vermoord.

David zette aan tot moord en pleegde overspel.

Gideon heeft het volk verleid tot afgoderij, gigantisch veel.

Simson ging naar de hoeren.

Saul pleegde zelfmoord.

Salomo met ál die vrouwen en ook nog een enorme afgoderij. Tjonge jonge, met die afgoderij had hij het maar druk.

Petrus heeft de Heer verloochend, staat hij nog zo bekend?

Paulus, dreiging en moord blazende tegen de leerlingen der Heren.

Mattheüs was een collaborateur met de vijand.

Speelt het verleden nog een rol als je iemand ziet of niet?

Speelt het nog een rol wat je ervan vindt?

Of wat je van mij weet of zo?

Praat zó over anderen alsof hij er zelf bij staat. Je kan natuurlijk beter mèt hem praten.

Hoe mild praat je over anderen?

Hoe barmhartig ben je? Het oordelen zit zit zó diep!

Het kan over je broers en zusters gaan, over mensen, alles en iedereen, dat is wel verschrikkelijk hoor.

Denk even aan die gelijkenis van het onkruid en de tarwe. Daar is prachtig zaad gezaaid, maar de duvel zaait er iets verkeerds tussen.

Dat zijn kinderen van de boze. Ze noemen zich wel kinderen Gods, maar het zijn kinderen van de boze. En die groeien samen op.

De dienaren hebben dat het eerste door.

Ze zeggen: ‘hé, dat klopt niet’. En ze gaan naar hun Heer toe en zeggen: ‘moet je eens kijken, je hebt toch wel goed zaad gezaaid? Kijk nou eens wat er tussen staat!’ Nou, zegt de Heer, ‘dat heeft een slecht mens gedaan’.

‘Zullen we het er dan tussenuit halen?’

‘Nee, doe maar niet, want anders trek je ook andere dingen mee, laat maar geworden, laat maar opgroeien’.

Al zie je dat het foute boel is, niks zeggen, want dat is belangrijk.

Jezus wist vanaf het begin wie hem verraden zou, maar Hij heeft niks gezegd!

En hij heeft er toch altijd tussen gestaan als Hij les gaf. Heeft Hij Judas nog op een speciale manier aangekeken, of een opmerking gemaakt? Nee, Hij liet hem meegroeien.

Later zei Hij: één van u is een duivel.

Dat is nogal wat, want dat was dus Judas.

Laat maar geworden, blijf barmhartig.

Hoe kijk je naar mensen, dat is de vraag vanochtend.

Hoe kijk je? Ja, zeggen sommigen: ‘met de ogen van God’, nou, hoe kijkt Hij dan?

Of let je op uiterlijk, en dan nog niet eens op uiterlijke verschijning, maar op uiterlijk gedrag.

Iemands gedrag hoort ook bij het uiterlijk.

Ik kan je wel vertellen dat het gedrag niks zegt. Als je een leerling hebt die een vreselijk moeilijk gedrag vertoont, ga er dan eens mee praten, want dat heeft een oorzaak.

Of iemand die totaal niet opvalt, altijd wegduikt achter een ander, dan denk je dat dat een rustige leerling is, maar dat is niet zo; nee, daar is iets mee aan de hand.

Pik die er maar eens een keer uit.

Gedrag zegt zo weinig!

Mooi zingen hier, nou, dat is gedrag, maar meen je het met je hart?

Mooi bidden…, wat moet God met mooie gebeden? Dat zegt toch helemaal niks!

Jezus zegt: Jullie denken dat je verhoord wordt door de veelheid van woorden.

In het Grieks staat er: door het herhalen.

E i n d e l o o s  herhalen…, tot je er bij neervalt. Sommigen vallen er ook echt bij neer. Die vallen in de ‘geest’ van al het geloof en geprijs…

Wat moet je met ‘mooie’ toestanden?

Wat moet je met fraaie woordkeuzes?

Het gaat om het hart! God ziet het hart aan. En wat geeft het dan hóe je het zegt?

Al komt het nog zo ongelukkig uit je strot, God ziet het hart toch aan?

Zo kijk je ook naar elkaar.

In Matth. 7:1,2 staat een uitspraak van Jezus: Oordeel niet, trouwens het oordeel waarmee jij oordeelt, wordt op jezelf toegepast.

En niet in de toekomst, maar dat is nu.

…en met de maat waarmee jij meet, word je zelf ook gemeten.

Nou, als je zo’n maatje hebt waar niemand in past, dan pas je er zelf ook niet in.

Het gemak waarmee jij je kunt verheffen boven een ander, en een oordeel kunt uitspreken. Dat is levensgevaarlijk!

Je ziet de misstanden wel, en de leugen onderscheid je wel, en het verkeerde zie je wel, maar je hoeft het niet te zèggen!

Dan zegt Johannes: toen gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten.

Dus bij hen sprak het geweten het sterkst. Ze zijn tot de slotsom gekomen dat ze niet zonder zonden waren.

En Jezus heeft de hele tijd z’n hoofd naar beneden gehouden hoor. Als je het goed leest, dan lees je dat in het verhaal. Hij kijkt alleen maar op de grond en Hij schrijft maar. Hij wacht gewoon.

En op een bepaald moment heft hij Zijn hoofd op en ziet alleen die vrouw nog liggen, of staan. Ik denk dat ze gelegen heeft, in het midden.

En dan zegt Hij tegen die vrouw: waar zijn ze toch gebleven? Heeft niemand je veroordeeld?

En ze zegt: nee, niemand.

Wat woorden niet kunnen uitrichten als je ze terugkaatst op mensen zèlf! Je zegt dit nou wel, maar wat denk je nou zèlf?

Hoe is het met jou?

Het gemak waarmee je oordeelt, kaats dat eens terug naar jezelf. Tot welke slotsom kom je dan? Heb ik het wel bij het goeie eind? Oordeel niet! Laat alles maar groeien.

En niet weer doen, zegt Jezus.

Eenvoudig hè?

Het zal haar nog wel een poos achtervolgt hebben; en de buren zullen het misschien ook wel levend gehouden hebben; en de farizeeërs misschien ook wel; ‘ja, die hebben we een keer op overspel betrapt’…, dat is niet zo’n beste…..

Als je nou op Jezus wil lijken, en dat wil iedereen, dan moet je niet meer oordelen.

Het is wat om dat helemaal af te leren.

Blijf maar helder en blijf zelf zonder zonden.

En waar je ook niet over moet oordelen, maar dat is een verhaal apart, dat doe ik nu niet, maar dat is het oordeel wat je hebt over jezèlf! Hoe oordeel je over jezelf? Zeg het eens in gedachten.

Wat vind je van jezelf? Ja, goeie vraag.

Moet je anderen vragen wat die van je vinden? Dat is ook een beetje link hè?

En bovendien: heeft hij gelijk of niet? Is het waar? Of zegt hij dat maar om aardig gevonden te worden?

Wat is nou je oordeel over jezelf?

Misschien moet je dan een goeie spiegel hebben om naar jezelf te kijken.

Misschien heb je dat wel eens gedaan, spiegelen.

Ik heb het regelmatig gedaan met iemand die ik volkomen vertrouw. Spiegel mij eens, want mijn spiegel is bewasemd of bevlekt. En vertel het mij: ‘Ik heb dit gedacht en gedaan, wat vind jij daarvan?’

En zo spiegel je, zodat je een helder beeld van jezelf krijgt, dat is heel belangrijk.

Jezus deed dat ook: Wat zeggen de mensen dat Ik ben? Ja, Elia of Johannes..’

En wat zeggen jullie?  Hij spiegelde dus ook.

Dat is een mooie bezigheid, maar dan moet je elkaar wel tot op het bot en in het merg vertrouwen, anders durf ik dat ook niet.

Dus is het belangrijk dat je elkaars vertrouwen wint. Het waait je niet aan, dat win je.

Of stel dat je tot de ontdekking komt dat je een mi-wa-co hebt, een minderwaardig-heidscomplex van hier tot Tokyo.

En dat je alles doet om dat complex te verbergen of weg te drukken, of te compenseren met: ‘ik ben heus wel iemand…, en ik zal m’n best doen…, en ik zal zus en ik zal zo…

Dat zit heel ingewikkeld in elkaar. Maar je hebt een gevoel alsof je minder waard bent. Dan wat? Dan een ander?

Dan heb je jezelf dus steeds vergeleken met een ander. Dat is ook niet zo best. Vergelijken? Nee, je vindt jezelf meer of minder.

Maar een minderwaardigheidsgevoel kan heel diep zitten. En op zo’n lege plek, zo’n gat in je bestaan, nestelt zich graag een boze geest. Die houdt dat levend.

Je wordt daar depressief van als je niet uitkijkt.

Op de tempel van ons staat dus: Ken je Vader! En Jezus zegt ergens in Johannes: Ook de Vader oordeelt niemand.

Dan heb je dus een prachtige God!

Want met de God waarmee ik vroeger ben opgevoed…., nou, Die oordeelde er op los zeg! Maar dat kom je in onze kringen ook nog tegen.

Misschien niet hier, maar in kringen waar ze zeggen: ‘wat zou de Here Jezus er van vinden, van wat jij nu hebt uitgevreten?’

Of: ‘wat zou God daarvan vinden?’ Dat vindt God niet goed hoor!….

Je hebt helemaal geen autoriteit, je sleept God er bij en die moet dan jouw autoriteit bevestigen. Dat is toch vreselijk!

Mijn Vader oordeelt niemand!

Stel dat zo’n knulletje dat kon zeggen tegen z’n ouders, die hem veroordelen…

 

 

 

 

 

 

Ik sluit af met Joh. 12:47.

Als er iemand is die naar Mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, dan oordeel ik hem nóg niet.

Jij bent verantwoordelijk voor wat je hoort en voor het bewaren van het woord.

Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, Ik ben gekomen om te behouden.

Dus als je woorden zó vol van barmhartigheid zijn, dat je er altijd op gericht bent om iemand te behouden, te bewaren, in takt te laten,  dan ben je hartstikke goed bezig. Dan denk je goed na voordat je wat zegt. Dat leer ik ook.

Het is heel eenvoudig wat ik vanochtend heb verteld, maar denk eens na over het oordelen, wat jij ervan vindt, waarop dat is gebaseerd. Waarop stoelt jouw oordeel. Hoe barmhartigheid ben je? Laat maar geworden.

Dan denk ik aan het lied:

Hoe daalt Zijn milde regen op vriend en vijand neer.

Hoe daalt Zijn milde lichtglans op vriend en vijand neer.

Wat is een vijand?

Als iemand mij wijst op een fout, en ik pik dat niet, is die dan mijn vijand?

Nee, dat was een vriend.

Je kan gemakkelijk iemand tot vijand verklaren omdat hij iets bij jou heeft aangetoond wat niet deugt.

Wat is nou een vijand? Vul dat zelf maar in, want je kunt zelf allemaal denken.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-05-2012

 

 

 

Ontsluiering van Gods geheim (Duurt 30-09-2012)

Ontsluiering van Gods geheim

 

Ik begin met de woordjes: ‘en toch’.

Toch gaan we maar rustig en onverstoorbaar verder met de ontwikkeling van de boodschap, onze boodschap, van het Koninkrijk der hemelen. Daarvoor zijn we geroepen.

Dat wil ik doen aan de hand van een boekje dat een beetje verwaarloosd is in onze gemeente, nl. het boekje Openbaring.

Er wordt eigenlijk nooit uit gesproken en ik wil er maar eens een inleiding over houden.

Openbaring, in het Grieks staat er: apocalyps. Dat betekent eigenlijk: ontsluiering. Er hangen dus sluiers voor, en het gaat er om dat die sluier weg genomen wordt.

Maar waar hangt die sluier voor? Die hangt voor geheimen.

Het boek is door Johannes opge-schreven en het is gestuurd aan de gemeenten. Er worden zeven gemeenten genoemd, maar dat is natuurlijk de gemeente van alle tijden.

Hij heeft het gehoord van de engel Gabriël, die het hem heeft verteld.

En die engel heeft het van Jezus, want die engel weet ook niets uit zichzelf.

En Jezus wist ook niets uit zichzelf. Jezus heeft het van God ontvangen.

Dus zó zit de trap in elkaar. God, Jezus, Gabriël, Johannes; en nu wij.

En het is geen geschiedenis met allemaal jaartallen. Dat boek kun je niet in de tijd plaatsen. Beslist niet!

Want de komst van het Koninkrijk is niet te berekenen. Dat zegt Jezus zelf.

Het heeft wèl een begin, en het heeft een eind; dat is héél duidelijk.

Het begin is: God is alles in Eén, en het einde is: God is alles in àllen.

Paulus schrijft: Want in Hem woont de ganse volheid van God lichamelijk, dat is nogal wat. Maar er staat nog wat achter: Jullie hebben de volheid verkregen in Hem!

Nou, voordat dat zóver is…, maar we zijn bezig.

Het begin is er dus geweest, en nu zijn wij op weg naar het einde.

Want Openbaring, hoe je er ook over denkt, maar het is wel een troostboek hoor.

Een troostboek. Als je al die visioenen leest dan slaat de schrik je om het hart; maar lees er tussendoor. Lees wat er omheen staat.

Een troostboek, want, en dat is een zilveren spoor in al die ellende daar, wij worden door de liefde van God er doorheen gedragen.

Zie je de handen van God die ons dragen? Want het zijn allemaal beelden van een onzichtbare werkelijkheid die zich afspeelt in de hemel.

Sommige van die beelden worden weer eens wat uitvergroot, of wat duidelijker uitgelegd. Dan komen er allerlei details boven. Maar je kan het ook alleen maar begrijpen als je een hemelburger bent.

Je kan het alleen maar begrijpen als je gewend bent om geestelijk te denken; bezig zijn met de dingen van de Geest.

Want wat voor verklaring je ook opslaat over dat boek Openbaring…; er zijn zoveel mensen die zich daaraan gewaagd hebben, maar ze geven allemaal natuurlijke uitleggingen.

Ik wil wel een voorbeeld geven.

Er is bijv. een ster, die met een enorme vaart uit de hemel valt en verwoes-tingen aanricht op aarde. Nou, zeggen ze, dat is een atoombom….

En er is sprake van sprinkhanen, nou, dat zag Johannes natuurlijk niet goed, maar dat zijn dan helikopters…..

Of het gaat over Jeruzalem, nou, dan kijken ze allemaal naar die stad in het Midden-Oosten, een aards Jeruzalem.

Waar slaat dat nou op? En een aards Babel. Er is sprake van een tempel, nou, dan is dat een aardse tempel die weer herbouwd wordt.

Het is allemaal zo aards.

Neem Sion, nou, ze kijken dan weer naar het Midden-Oosten. Mensen laten zich daar ook begraven; want dan staan ze ook als eerste op als Jezus daar terugkomt.

Het is een zooitje. Allemaal aardse verklaringen. Dat gaat dus nergens meer over.

Het gaat over een hémels Jeruzalem, en dat zijn wij o.a.

Het gaat over een geestelijke tempel, dat is een tempel in de geest met levende stenen.

Het gaat ook over een geestelijk Babylon. En dat is een geheim.

Eigenlijk gaat het in dit boek over twee geheimen die ontsluierd worden:

– de ontwikkeling van de ware kerk en

– de ontwikkeling van de valse kerk.

Die twee ontwikkelingen, dat is geheim.

De ware kerk is maar een kleintje en de valse kerk…., nou, dat wordt een joekel van een kerk.

Wéreldwijde opwekking…; en de eerste stenen, en de eerste beginselen daarvoor, zijn al gelegd, en die worden al gelegd.

Een wereldwijde ontwikkeling.

Het is dus de ontwikkeling van de Christus, en de ontwikkeling van de antichristus. Die twee!

Het is de ontwikkeling van de boom des levens, dat wordt een bos; of de ontwikkeling van de boom des doods. Dat wordt een bos des doods.

Geestelijke dood of geestelijk leven.

Die twee staan tegenover elkaar.

Dat zijn de geheimen die in dit boek worden ontsluierd.

Het is zó goed om daar gewoon inzicht in te krijgen zodat je niet voor verras-singen komt te staan.

Paulus spreekt heel veel over het geheim van de Christus dat zich in de gemeente ontwikkelt.

Al zijn brieven zijn ermee doorspekt.

Het geheim van de Christus in ons!

Dàt is het! Dat is het hele geheim waar God al voor de grondlegging der wereld aan bezig was, en waar Hij z’n hele leven al mee bezig is.

De ontwikkeling van Hemzelf in ons, zodat Hij alles in allen kan wórden.

Het geheim van God. Dat staat in Openbaring 10:7.

Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.

Zo’n simpel zinnetje: Gods geheim.

En wat is Zijn geheim? De ontwikkeling en de wording van de Christus in ons!

In één zinnetje is het gezegd.

En in Openbaring 10:3 wordt gesproken over donderslagen en stemmen; en Johannes hoort dat.

Hij hoort die donderslagen, en hij hoort die stemmen wat zeggen.

Hij heeft die stemmen beluisterd en wil het opschrijven. Maar dan hoort hij een andere stem die zegt: Schrijf het maar niet op; houdt het maar geheim.

Dat kreeg Daniël ook te horen aan het eind van z’n leven. Hij hóórde dingen en zàg dingen en stond te trillen op z’n benen, en dacht toen: wat moet ik hier allemaal mee? Dan klinkt er een stem die zegt: verzegel het maar, het slaat op het eind.

En die stemmen hebben wij ook nog niet gehoord.

Johannes weet het, die engel weet het, God weet het, Jezus weet het, maar wij weten het geheim nog niet. Dus daar is het zoeken naar. Wat is er gezegd? Hoe komt God met Zijn geheim tot volheid?

Het staat er achter. Een klein stukje van die sluier dat Gods geheim werkelijkheid wordt: zoals Hij zijn profeten heeft beloofd.

God heeft over dat geheim gesproken aan de profeten.

Er staat ergens in de Bijbel dat God geen ding doet, of Hij maakt het Zijn profeten bekend. Dus het is zaak om goed te profeteren.

Het wordt geopenbaard in degenen die Hem lief zijn. Dus door de profetie.

Het woord dat verkondigd wordt, gewoon hier; de hemelse boodschap, èn de profetiëen in de gemeente zullen eens het geheim openbaren.

Woord en Geest, die twee zijn onver-brekelijk met elkaar verbonden.

De ontwikkeling van die 2 geheimen gaat gelijk op. En, ik moet wel zeggen, ze lijken bedrieglijk veel op elkaar.

Maar daar heb ik het de vorige keer over gehad over de gelijkenis van het onkruid en de tarwe.

Ze lijken ongelooflijk veel op elkaar! Dat is niet te geloven!

Alleen komt het onkruid als eerste op.

De antichrist openbaart zich het eerst. Maar hij noemt zich de christus hoor! Hij noemt zichzelf echt geen antichrist. Jezus zegt: dat zijn valse christussen.

Het zijn wel allebei parousia’s, dat woord wordt gebruikt.

Wij hebben het over de parousia van Christus; maar dàt is de parousia van de zoon des verderfs.

Die staan lijnrecht tegenover elkaar, maar hun taal lijkt erg veel op elkaar. Dat is eigenlijk niet te onderscheiden.

Het verderf openbaart zich het eerst, want de parousia ontwikkelt zich in de mens; zowel van de Christus als de antichristus. In de mens!

En het verderf openbaart zich eerst in de mens in wie de grote leugen gestalte krijgt. Want wat zegt hij: als God willen zijn. Nou, wat lijkt dat veel op ons evangelie. Als God willen zijn. De vraag is dan: welke God? Wat voor een Godsbeeld heb je?

En Openbaring spreekt erover, maar de hele aarde, en dat zijn veel mensen hoor, gaat er achteraan.

De héle aarde! T.v.’s staan er bol van.

Een wereldwijde opwekkingsbeweging. En dansen en zingen…, het is geweldig…

En dat doen ze dan in de naam van Jezus.

Dan mag je de vraag stellen: welke Jezus?  Want Paulus zegt tegen de Corinthiërs: Als er hier een andere Jezus verteld wordt dan ik vertel, dan geloven jullie dat direct…..

Als er een andere geest gepredikt wordt dan wat ik gedaan heb, dan nemen jullie dat onmiddellijk aan…

Dus je hebt andere Jezussen, en andere geesten! Maar hij noemt zich: heilige geest. Dat is het verderfelijke. Je kan dat onderscheid alleen maar hebben als je geestelijk denkt. Als je onderscheid hebt in de geestelijke wereld.

Een valse en een echte; een valse is namelijk nèt echt. Pseudo is nèt echt. Is eigenlijk niet te onderscheiden.

Openbaring 13:11. Ik pak er zomaar een tekst uit, jullie hebben het allemaal wel eens gelezen dat er een enorm beest uit de zee komt, die wordt opgeroepen door de duivel. Hij roept een beest op, een monsterachtig reptiel, met allemaal koppen en kronen en namen van Godslastering; die roept hij op uit de zee.

Dat beest komt dus uit de zee en hij begeeft zich aan land.

En in Openbaring 13 staat: Toen zag ik een tweede beest dat opkwam uit de aarde. Dat is een mens! Of mensen. Maar dat is een mens.

En wat gebeurt er nou? Dat beest uit de aarde, die mens, laat zich totaal inspireren door dat beest uit de zee, en hij noemt die geest: heilige geest.

Daar wordt hij mee gedoopt.

Alle krachten van die geest, dat monster, beginnen zich te manifesteren in die mens uit de aarde. Dus wat doet hij?  Enorme wonderen en tekenen.

Misschien gaat hij ook wel zweven of zo….; de gekste dingen, iedereen kijkt.

Want hij laat, zegt Paulus, aan zich zien dat hij God is. Hij showt, en dat is het grote verschil met de mensen van de ware kerk.

Hij showt! Kijk eens wat wij kunnen!

Kijk eens wat hier gebeurt. Geweldig. Kom jongens, er heen, er naar toe…!

Dit is nog nooit vertoond….

Dus het beest uit de aarde wordt één met het beest uit de zee.

Dat is nou de tegenhanger van de heilige Geest.

Er staat dat hij twee horens had. En er staat achter: als het lam. En het lam is onze Heer!

Dus wat lijkt hij er veel op! Hij lijkt zó veel op onze Heer zo te zien; en twee horens. Ik vertaal het maar met woord en geest. Daar zit kracht achter.

En wij hebben het ook altijd over Woord en Geest.

Het is zijn woord tegenover ons Woord, en zijn geest tegenover onze Geest.

Het woord is de boodschap en het is de geest die daar kracht aan verleent.

Dus precies hetzelfde.

Maar nou staat er nóg wat achter: Hij sprak als de draak. En hoe spreekt de draak, de oude slang?

Hoe spreekt hij? Nou, móóóiiii…., prachtige woorden…., niet te geloven.

Ja, want de slang is het listigste dier van het veld. De mensen worden allemaal betoverd door die draak.

Ze worden betoverd door die slang.

En wat zegt hij? Het is de oudste leugen die er op aarde bestaat. De eerste woorden van de slang bestaan uit drie delen: Als je daar van eet, zul je niet sterven, je ogen zullen geopend worden, en je zult als God zijn.

Nou, dat wil iedereen wel. Je kijkt naar die vruchten en je begeert ze om daardoor verstandig te worden, zegt Eva.

Niet sterven is toch prachtig? Dat vertellen wij nl. ook, als je van de boom des Levens eet.

Je ogen zullen geopend worden. Ja, onze ogen zijn ook geopend.

En je zult als God zijn. Nou! Staat er niet in de Schrift: jullie zijn goden? Ja, nou dan.

Er staat nog één stukje achter: kennende goed en kwaad. En daar zit het venijn. Want goed en kwaad gaat niet samen. Het is kwaad.

Maar ja, een aards mens heeft dat onderscheid niet, die ziet dat niet.

Ze tuinen er allemaal in. En het gevolg is dat de mensen die gruwelijke geest gaan aanbidden. Allemaal staan, handen omhoog, vanwege de grote wonderen en tekenen die dat beest doet.

De grootste atheïst valt in aanbidding neer; dit is nog nooit vertoond…

Zulke machtige dingen, halleluja!  Groot is de heer…, de kreten zijn niet van de lucht.

In Daniël 8:12 staat: Al wat hij onderneemt gelukt. Hij is bedreven in raadselen. Een monster.

Uiteindelijk wordt de ware kerk, dat kleine groepje ware christenen die dit zien en zich afwenden, vervolgd.

Ja, die worden vervolgd!

Hun namen staan nl. opgetekend in het boek van het Lam. En dat zijn er op dat moment niet zoveel. Maar ze worden vervolgd hoor. Wij!

We hebben dus, zo wordt de heilige Geest ook genoemd, de Geest van openbaring gekregen.

We hebben dus de Geest gekregen zodat je de ontsluiering kan snappen.

De Geest van openbaring.

Ik wil maar zeggen: laten we ons maar uitstrekken naar de ontwikkeling van de Christus in ons. En onze oren en ogen goed openhouden, om te onder-scheiden wat van de Vader afkomstig is, òf van de vader der leugen.

Die beiden ontwikkelen zich.

Goed luisteren naar wat de Geest zegt in de gemeente; niet eindeloos met jezelf bezig zijn. Dat is ook nog een punt. Met de dingen van de aarde: jouw huisje, jouw boompje…..

Het gaat om het geestelijke huis, en jouw geestelijke boom, want dàt ben jij.

Het gaat niet om het cultiveren van de kastanje, maar het gaat om de boom die er uit voortkomt.

Waar ben je mee bezig?

Met die kastanje, of met die geweldige, prachtige boom, die daaruit voortkomt.

Welk leven heb je afgelegd en welk leven heb je omarmd?

Wees alsjeblieft in de hemel bezig, want de Vader zal je echt onder-steunen hoor! Door de verdrukking heen. Door de nacht die over de aarde valt, blijft Hij ons Licht, zal Hij ons dragen.

En uitkijken naar de voleinding van de verborgenheid van God. Dat maakt Hij bekend aan z’n profeten.

Er staat geschreven: Want we hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam. Dat is een juridische term.

We hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis.

Er staat nog wat achter: en zij hebben hun leven niet liefgehad.

Hùn leven, de kastanje, niet liefgehad tot in de dood.

Nog één tekst, Hand. 20:24.

Paulus is op doorreis en zegt dan: ik heb geen tijd om naar Efeze te gaan, roep de oudsten hier maar even heen.

Die oudsten komen dus allemaal, en Paulus begint een heel verhaal tegen hen. Hij zegt: ik heb drie jaar hartstikke veel gewerkt bij jullie in de gemeente, maar ik heb nou geen tijd om te komen, maar ik ga nu afscheid nemen; ik word door de heilige Geest gestuurd waarheen ik me laat sturen.

En dan zegt hij: er wachten mij verdrukking en boeien. De toekomst ziet er voor mij niet zo geweldig uit.

Verdrukking en boeien.

Misschien is er wel eentje die (heel vroom) gezegd heeft: nou.., daar houdt de Heer z’n hand wel op…..

Nee hoor. Verdrukking en boeien staan mij te wachten.

Maar, zegt hij, ik heb een andere waar-schuwing voor jullie: uit jullie midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen leren. Het zijn grimmige wolven. Dat zag Paulus van tevoren aankomen.

Uit je eigen midden komen lui die verkeerde leringen vertellen. Dat is wat! Dat is verschrikkelijk.

Dan staat er ineens:  Ik hecht echter niet de minste waarde aan het behoud van mijn leven.

Daar moet je eens over nadenken.

In de NBG staat dat nog helderder, daar zegt Paulus: Ik tel mijn leven niet en ik acht het niet kostbaar voor mijzelf. 

Zóó, moet je nagaan. Dat moet je eens hardop zeggen, voor jezelf.

Paulus heeft het dus niet over de kastanje, maar hij heeft het over de boom die daaruit voort gekomen is. Hij heeft het over het leven als Christen. De Christus in hem! Waar hij altijd op hamerde, maar hij zegt: als ik m’n loopbaan maar teneinde mag brengen, en de bediening die ik van de Here Jezus ontvangen heb, om het evangelie, de genade Gods, te betuigen.

Daar gaat het mij om, zegt hij, ik tel mijn leven niet.

Wat een uitspraak hè? Ik acht het niet kostbaar.

Dan heeft hij zijn kostbaarheid elders vandaan.

Laten we dus bezig zijn met dié dingen in de hemel, en God zal je er doorheen dragen; wat Corrie ook zei: geef Me je hand, en je geeft Hem je hand en je komt er samen dóór!

Hou die Hand goed vast; Hij houdt jou goed vast.

 

Na zingen van een lied over de hemelse gewesten gaat Duurt nog even verder:

 

Dus in de hemelse gewesten, in die gebieden, in die regionen van veel duisternis en veel licht en vermenging daarvan. Dàt is onze plaats. Dáár zijn we bezig.

En als je nou zingt: ik wil Hem loven, ik wil Hem loven….., ik moet er niet aan denken dat ik m’n keel schor moet schreeuwen met dat eindeloze geloof… Maar de Heer loven is gewoon de dingen doen die Hij zegt. Dàt is nou loven! Dan leef je tot eer van God.

De dingen doen, de dingen zeggen. Daar hoef je niet bij te springen of eindeloos je armen omhoog te heffen.

Echt niet hoor!

 

Zullen we bidden?

 

Vader, het gaat over de ontsluiering van Uw prachtige geheim. Zó mooi, zó liefdevol, ook zo krachtig dat we de schoonheid van Uw wezen gaan zien; en ook dat de schoonheid van Uw wezen in ons, gewone mensen, met hun handicaps, met hun onvolmaakt-heden; maar dat Uw schoonheid bekend wordt, gestalte krijgt.

Vader, ik bid U ons deze dingen bekend maakt.

We zegenen elkaar met die hemelse gedachten, dat prachtige gedachten-goed van U, wat eeuwigheidswaarde heeft.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-09-2012

 

 

Onkruid / Gods verlangen en vervulling (Centrale Bijbelstudie Duurt 23-04-2014)

Onkruid / Gods verlangen en vervulling

 

We zullen eerst bidden.

Vader, leidt ons door Uw Geest op de smalle weg door de hemel, de weg die ten leven leidt. En bedankt dat U dat doet.

Amen.

 

We zongen net: de vrijheid van geest en ziel. Dat is wat! Wanneer ben ik nou helemaal vrij hè?

Het is een geschenk van God, en dat is wèl mooi.

Deze Bijbelstudie bestaat uit twee stukken, die onderling niks met elkaar te maken hebben.

 

Zoek maar eens even op 1 Samuël 8:5.

Daar komen de oudsten van Israël bij elkaar, en ze gaan naar Samuël en zeggen: joh, je bent oud geworden, je zonen wandelen niet in je wegen, stel nou toch eens een koning over ons aan om ons te richten, net als bij andere volkeren.

Toen ze zeiden: geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat Samuël, en hij bad tot de Heer.

De Heer zei tot Samuël: luister maar naar dat volk, in alles wat ze tegen je zeggen, want niet jóu hebben ze verworpen, maar Mij hebben ze verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, tot vandaag aan toe, dat ze Mij hebben verlaten en andere goden gediend hebben. Nou, zo doen ze nou ook tegen jou.

Dat is helder hè? Ze hebben jou niet verworpen, Samuël, zegt God, maar ze hebben Mij verworpen.

Ik heb een boekje dat gaat over de Apostolische Vaders. Ignatius, Polycarpus, een heleboel.

En de Apostolische Vaders zijn de lui die direct les hebben gehad en ingevoerd zijn in de leer van het Koninkrijk der hemelen, door de apostelen. Dus de 12 apostelen hadden ook leerlingen, en dat zijn de zo genoemde Apostolische Vaders.

De meesten zijn ook omgebracht om de leer die ze verkondigden in die dagen; het zijn ook echt schitterende brieven.

Het gaat over levensheiliging, gedoe in de gemeentes, probeer elkaar te aanvaarden, enz. enz.

Maar toen ontdekte ik, in die overigens prachtige brieven hoor, niks ten nadele van Polycarpus en Ignatius, maar ik ontdekte een stukje onkruid.

En in de loop der eeuwen is dat stukje onkruid zó welig gaan tieren, dat het de hele boel bedekt heeft.

Denk maar eens aan klimop.

Mariet en ik zijn een keer toevallig naar een kerkhofje geweest, we keken daar rond en we zagen alleen maar klimop, een zee van klimop. Wel mooi om te zien, de grafstenen waren onherkenbaar.

Alles wat daaronder lag, was natuurlijk dood en begraven.

Maar ik las hier een stukje onkruid, ik hoop dat je het hoort als ik het voorlees.

Hij zegt: ze stelden in die gemeentes bisschoppen aan, maar dan moet je het woord bisschop helemaal losmaken van de bisschoppen in de rooms katholieke kerk.

Episcopos, dat wordt ook vaker vertaald met toezieners of opzieners.

Dat waren in die eerste gemeenten helemaal geen leidinggevenden, beslist niet. Ze verzorgden de administratie, ze verzorgden de penningen, en keken een beetje toe op de gang van zaken.

Net zoals dat hier in de gemeente ook het geval is, geen titels.

Maar wat zegt hij nou, want het ging niet om de titel, maar het ging om de functie, de naam was niet belangrijk; een beetje hulp, een beetje bestuur…

Hij zegt het volgende: 

* Verheerlijk Christus, opdat je samen, verenigd in onderworpenheid aan de bisschop, èn het college van oudsten, in alles geheiligd mag zijn.

* Uw college van oudsten, die hun naam waardig dragen, en ook als geheel Gode waardig zijn, is zo harmonieus met de bisschop verbonden als de snaren met een citer.

* Laten we ons inspannen de bisschoppen niet te weerstaan..

Dan voel je al dat ze al een beetje naam hebben gemaakt in die club.

Dan nog een héle sterke zin:

*Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen.

Je voelt het onkruid komen hè?

*Het is nodig niets te doen buiten de bisschop.

Dus niets doen buiten die opziener.

*Onderwerpt u aan het college van oudsten. Dit geldt allemaal voor de bisschop, het beeld van de Vader, en de oudsten als het beeld van de raad van God.

Daar komen verschillen omhoog hè?

Het laatste stukje wat ik nog aantrof:

*Doet niets zonder de bisschop.

Dus langzamerhand wordt de functie een titel. En je moet hem zelfs als de Heer beschouwen!! Dus wat hij zegt, is als van de Heer….

En de gemeenteleden dan? Och ja, onderwerp je maar, dat is goed voor je. Want zíj weten het…

In het oude testament hadden ze ook oudsten hoor. En het gekke was, dat dat toezichthouders waren.

Dat woord ‘toezichthouder’ heeft vandaag aan de dag wel een nare betekenis gekregen. Want de banken hebben toezichthouders, hebben we gehoord, maar ze hebben allemaal zitten slapen, de banken kelderden om. Hoezó toezicht houden? Daar klopte helemaal niks van.

Maar het gekke was dat die oudsten in het oude Israël ook nog door erfopvolging werd gedaan. Dus vader was oudste, nou, dan werd die zoon dat ook. Of hij nou geschikt was of niet…., dus erfopvolging, notabene, een natuurlijke lijn moest een geestelijke lijn worden.

Als Jezus discussies had, had Hij dat altijd met priesters en oudsten, dat waren tegenstanders van Hem, de toenmalige oudsten.

Die oudsten hebben ook de eerste christengemeente vervolgd. Ze hebben Petrus op het matje geroepen, dat staat allemaal in Handelingen. Hij moest z’n mond houden. Geen sprake van, zegt Petrus, ik ga gewoon door met waar ik mee bezig ben.

Nou ja, ze durfden eigenlijk niks te zeggen, want het volk was vóór Petrus en z’n handelingen, toen hij wat genezen gehad.

Dus ze dreigden nog wat, maar ze stonden wel achter de vervolging van de eerste christenen hoor. Ja, het knalde er op los.

Er ontwikkelde zich dus al, vanaf het allereerste begin, een hiërarchie.

Dat is een duur woord wat letterlijk betekent:  heilige heerserij. Hiërarchie. Argos is ‘heersen’. En dàt ontwikkelde zich.

Het woord ‘bisschop’ valt natuurlijk ook. Letterlijk betekent dat ook wel ‘hogepriester’, hiërarchus.

Nou, als er één hogepriester is geweest, die zichzelf vernederd heeft, dan is het Jezus wel geweest.

Hij is in ons midden gekomen, niet om te heersen, niet om de lakens uit te delen, maar om ons te dienen, om ons terwille te zijn.

God zegt zelfs in dat stukje van Samuël: doe maar wat het volk wil.

Hoe vind je dat? Doe dat maar, ze hebben jou niet verworpen, ze hebben Mij verworpen.

Dus daar zit een stuk onkruid in die brieven dat langzamerhand om zich heen grijpt.

Denk vooral aan de Rooms katholieke kerk. Daar is de hiërarchie meer dan verschrikkelijk. Helemaal bovenaan een paus, gemeenteleden tellen niet; en daar tussen zitten allemaal rangen. Het is een enorme serie; een piramide van heers-zucht.

De Rooms katholieken mochten ook niet de bijbel lezen, ze moesten maar luisteren en vragen aan meneer pastoor…

Enfin, de eeuwen door is de boel zo hartstikke dood geworden.

Het kwam ook voor in protestantse kringen; daar zit ook een hiërarchie hoor. Hoog en laag, in mindere mate, maar ook in de Grieks Orthodoxe kerk, en noem alle kerken maar op. Er is er ééntje die het voor het zeggen heeft, want dáár komt het steeds op neer.

En wat denk je van onze kringen?

Ja ja…, meneer de voorganger…., the Reverent…. Het staat zelfs in sommige telefoonboeken: J. Jansen, en dan staat er Rev. achter. Reverent, waar haal je die titel vandaan man? Wil je iemand zijn! Wil je iemand wezen!

En oudstenteams. Voorgangers schermen maar met roepingen: ‘ik heb een roeping’, ineens hebben ze allemaal een roeping.

Er zit ook haast geen vrouw tussen, dat is ook zo raar.

Ik ken maar één gemeente van vroeger waar een vrouw voorganger was, dat was ergens in het Gooi, geloof ik.

Maar voor de rest waren het allemaal kerels.

Een roeping, een profetie er tegenaan, misschien nog een visioen…, en ja hoor, je zit geramd en gebeiteld.

Hoe kóm je aan die roeping?

En oudstenraden, wat we net lazen in dat boekje van Polycarpus, die beslisten over allerlei zaken. Zij hebben het voor het vertellen, de gemeente moet luisteren.

In plaats van te luisteren naar de gemeente.

Hoe is het met de profeten, en de leraren?

Dat je dat allemaal goed bekijkt, en niet met titels rondstrooit.

Ik ben in zoveel gemeentes geweest, en in zoveel gemeentes had die voorganger het voor het zeggen, dié besliste. Je moest als gemeentelid ook daar naar toe gaan, als je zondag even iets wilde zeggen in de gemeente. Oh, en wat? Dat is toch raar?

Toen Blaine La Brash hier was, toen zei ik: jonge, je praat maar een eind weg, ik vind het prachtig om je te horen.

Hij keek me stomverbaasd aan, want in een andere gemeente heeft hij eerst schriftelijk moeten opschrijven wat hij ging zeggen, daarna werd het vertaald, dát werd gekeurd door de oudsten en de voorganger, daarna mocht hij het verhaal vertellen met de vertaler ernaast.

Ja, dat is wat? Dat is toch gek? Hij zal wel mooie dingen gezegd hebben, maar allemaal via de controle.

In zulke gemeentes wordt ook ontzettend veel op elkaar gelet. Dat heb ik zo vaak gemerkt. Het heeft mij ook spreekbeurten gekost.

Tijdens een aanbiddingsdienst stond ik een keer met m’n handen in de zakken; nou, dat hadden verscheidenen gezien, dus die hadden de ogen niet dicht, en dat werd mij zwaar verweten.

Ik zei: nou, dan kom ik toch niet weer man… Nee, simpel als wat, terwijl ik daar hele mooie dingen verteld had. Ze hebben het niet gehoord en niet geluisterd.

Ja, kerkje spelen…, dat is wat hoor!

Stel dat we vervolgd worden en de boel barst uit elkaar…, wat heb je dan nog aan elkaar?

Kerkje spelen, naar het gezag van ánderen moeten luisteren…

Dat heb ik zelf ook gehad hoor.

Eerst, tot m’n 23e moest ik luisteren naar het gezag van de leer van de kerk. Nou, daar heb ik erg onder geleden moet ik zeggen, maar ik heb het overleefd.

En daarna, na mijn bekering, kwam ik eigenlijk van de ene kooi in een andere kooi terecht. Ze hádden het wel over vrijheid, maar het wás niet zo.

Wat moest ik allemaal wel niet weg doen? Ik weet niet of jullie je dat nog herinneren, ik zoek door m’n platenverzameling…., ja, zat er een luchtje aan…, ja, wèg er mee.

Toen m’n boekenkast, ik ben twee keer met een pen langs m’n boekenkast gegaan en heb aangekruisd welke boeken ik weg deed. Voorwerpen die ik thuis had, waar eigenlijk niks mee was, wèg gedaan.

Het spreekt natuurlijk wel voor mijn radicaliteit, ik wilde kappen met het verleden…, maar ik moest nu weer allerlei dingen doen en niet doen.

Ik kwam van de ene kooi in de andere terecht.

Wat mocht ik allemaal niet: ik mocht niet roken, ik mocht niet drinken, ik mocht geen streekromans lezen, ik mocht geen tv kijken.

Ik vroeg ook wel eens aan iemand: wat is nou het verschil met een zwaar gereformeerde club? Ik mag hier niks en ik moet alles.

Maar je moet wel de Heer blijven loven en zo…., en blij lopen doen, terwijl je van binnen zo’n verdriet hebt, en ook verwarring.

En wat ik ook moest dat was: eindeloos mezelf onderzoeken of er ook ergens iets scheef zat.

Als ik nou denk aan die preken die ik hoorde: eindeloos in jezelf wroeten of er nog iets zit wat niet deugt, dan moet je schuld bekennen en om vergeving vragen. En je draaide maar in een ellendig kringetje rond. Ja, je moést zoveel, dat is erg hoor.

En hoeveel gemeentes zijn er in de loop der jaren wel niet gewoon ontploft.

Gewoon ontploft! Uit elkaar! helemaal.

De voorganger was z’n roeping kwijt want er was niemand meer die luisterde.

Of opgeheven clubs. Gewoon opgeheven. Gescheurd.

Over dat woord scheuring wil ik wel even iets apart zeggen, Judas zegt: je hebt scheurmakers; die vallen over het één, dan vallen ze een ander weer aan, en die zegt nietes en jij zegt welles, en dan krijg je scheuringen.

Verdraag elkaar toch eens. Je hebt dus scheurmakers. Mensen zijn teleurgesteld weg gelopen.

Ik correspondeer met zulke mensen. Daar zit zoveel verdriet achter. Ze zijn met geweldig veel enthousiasme begonnen, en ze rolden van het één in het ander; wat ze moesten en niet mochten.

En als ze daar wat van zeiden, dan hoepel je maar op.

Mensen die uit de kast kwamen, eindelijk durfden ze het te zeggen, en ze kregen op hun donder zeg!

Er worden heel veel fouten gemaakt hoor.

Zoveel verdriet over de gang van zaken.

Ik ken ook lui die finaal zijn dichtgeklapt.

Ze hebben een functie gehad in de gemeente; ze hebben zich ingespannen van hier tot gunter…, nou, toen waren ze niet meer nodig; er waren leerverschillen.

Een goeie vriend van me is totaal dicht-geklapt. Ik ken ze wel in het land.

Maar er zijn wel scheuringen die er toe doen. Dat kun je wel opzoeken.

1 Cor. 11. Want Paulus gaat ook tekeer tegen scheurmakers. Hij zegt: je hebt niks aan die gasten. Maar hij zegt in diezelfde brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 11:19:

Scheuringen moeten er wel onder jullie zijn, zal het blijken wie onder jullie de toets kunnen doorstaan.

Dus er scheurt wel wat af. Een andere vertaling luidt: Opdat de beproefden kenbaar worden. De beproefden, die het doorstaan hebben. Die zich niet hebben laten leiden door allerlei discussies, die het verdragen hebben; maar ze zijn zelf overeind gebleven.

Ze zijn gewoon overeind gebleven. En dát is de kunst.

Er is een gemeente in Openbaringen waar van wordt gezegd in Openb. 3:2 en 4: Wees wakker, en versterk het overige dat dreigde te sterven, Ik heb geen van uw werken vol bevonden.

Dus die gemeente ging maar door en maar door…, geen één van je werken is voor Mij voldoende. Geen één.

Nou, dan zit je raar te kijken.

Gelukkig, zegt hij, zijn er een paar personen die hun kleren niet bezoedeld hebben, die zullen met Mij in witte kleren wandelen.

Dus er zaten een paar, tussen die lui waarvan de werken niet deugden,  waarvan Jezus zegt: een handjevol zijn hartstikke goed gebleven.

Van die gemeente wordt gezegd in vers 1: Jullie hebben de naam dat je leeft, maar je bent dood.

Die club is dood! Die moet gewoon weer

opnieuw beginnen, helemaal opnieuw. En wat zullen ze het druk gehad hebben in Sardes.

Ik weet uw werken, zegt hij, nou, ze

deugen allemaal niet.

Ontwikkel je nou de gaven van Gods

Geest, of sta je je eigen hobby uit te leven? Daar heb je het verschil.

Doe je dat nou of doe je dat niet?

Maar mooi hoor, een paar, enkele personen hebben hun kleren niet bezoedeld. Dat is wat?

Maar ondertussen, bij die groei van al die gemeentes, als je dat ook leest, staat het werk van God stil, dat is muurvast gelopen. Tot groot verdriet van God natuurlijk. Want ze hebben Hèm verworpen.

Als een voorganger, al of niet met een oudstenteam, of hoe het hier in dit boekje stond, als oudstenraad, als die op een of andere manier macht gaan krijgen, gaat het gegarandeerd mis. Je bekommert je niet meer over het wel en wee van de schapen van God, of ze streven naar grote gemeentes.

En dan de hiërarchie…., het is de dood in de pot. Net als die gemeente in Sardes.

Je hebt de naam dat je leeft, zingen, dansen, springen…, en je bent dood!

Nou, daar kun je een voorbeeld aan nemen.

Ik wilde dit verhaaltje toch nog even kwijt omdat ik dat boekje las van die Apostolische Vaders, en dat zette me wel aan het denken.

Nou hebben die kerels zulke schitterende brieven geschreven, maar dat leiding geven…., dat zit zó diep!

 

Gods verlangen en vervulling

 

Nou het tweede gedeelte waar ik het over hebben wil. En dat is iets heel anders. 

Eerst even iets vertellen.

Dromen. Ik heb het even opgezocht waar het woord vandaan komt; de geleerden zijn het er niet helemaal over eens, maar de meest waarschijnlijke betekenis van droom heeft te maken met jubelen en met gezang. Dat was voor mij een oogopener.

Dus met jubelen en met gezang.

Er is ook nòg een verklaring, maar dat gaat vooral over nachtmerries.

Nee, de droom!

Dan denk ik: hé, een droom, waardoor je in gejubel uitbreekt.

Want in het oude testament is er nogal veel sprake van dromen.

Jozua had dromen, Faraö had dromen, en Daniël, als hij ze zelf niet had, dan had een ander ze wel, en hij verklaarde ze.

Jozef, de man van Maria, en Bileam.

Het stikt van de dromen in het oude testament. Allemaal dromen.

En profeten, die hebben ook dromen gedroomd; die hebben ook gezichten gezien.

Dat gaat niet altijd ’s nachts hoor. Zeker met gezichten niet.

Als je een gezicht krijgt, een visioen zal ik maar zeggen, die heb ik nog nooit

’s nachts gehad, altijd overdag.

Eén keer liep ik aan het strand in Zeeland; en dwars door de golven, waar ik naar keek, kwam ineens een boom opzetten, en ik kreeg een schitterende profetie over de genezing van de ziel. Beschadigingen die een boom kan hebben.

Enfin, ik ben terug gehold naar de caravan, heb alles opgeschreven en het heeft toen in de Prisma gestaan.

Dat was een visioen wat ik gewoon kreeg; en tegelijkertijd moet je visioenen altijd toetsen. Niet zomaar wat zeggen.

Je laat het wat bezinken, een poosje laten rusten; je gaat het nog eens overdenken, want je wil natuurlijk niet liegen.

In Joël staat ook: uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

Nou, het heeft niks met leeftijd te maken, je kan hartstikke jong zijn en een droom van God hebben, ja hoor.

Gezichten zien en dromen dromen.

God kwam ook heel vaak in visioenen bij de mensen. Niet altijd Zelf, ik denk dat hoofdzakelijk engelen dat deden.

En de engelen spreken ook wel in dromen ook wel in visioenen; ze zeggen wel eens wat.

Ik heb wel eens een stem gehoord, ik draaide me om, maar er was natuurlijk niks. Ja, je hoort ze, je ziet ze.

Maar God verschijnt dan aan iemand, en dan laat Hij wat zien. Hij laat was moois zien, en spreekt daar vaak bij.

En anders vraagt degene die dat beeld krijgt: wat bedoelt U dáár nou mee? Dat begrijp ik niet. En dan krijg je uitleg.

Oh, is dat de bedoeling.., ja. Dan krijg je weer zicht, en dat is iets heel moois. Je krijgt weer kijk op de toekomst.

Wij zijn met dit evangelie niet veel bezig met de toekomst hoor, eigenlijk vrij weinig.

Maar het komt wèl ter sprake.

En de toekomst, dat zijn de toekomende dingen. En de toekomende dingen zijn de dingen die op je toé komen, waar je niét om gevraagd hebt èn de dingen waar je wél om gevraagd hebt. Want de duvel is er ook nog.

Dus de toekomende dingen. Jezus heeft het over de toekomst. Hij is onze toekomst, dat zingen we ook, en wat stel je je daarbij voor?

Maar de duvel laat ook van alles op ons toekomen, om Gods toekomst maar weer te verduisteren, en je weer bang te maken. Maar als je die beelden van God krijgt, dan krijg je weer visie, de toekomende dingen.

Dat is geen nachtmerrie hoor.

Een nachtmerrie is iets heel engs, ik heb ze wel eens gehad. Je wordt met een bonkend hart wakker, je slaat om je heen, gelukkig is het je eigen bed, maar het is wel verschrikkelijk.

In m’n beginjaren heb ik één keer een gestalte naast mijn bed gehad.

Ik werd wakker en ik wist dat daar een gruwelijke gestalte stond. Het enige wat ik kon dat was de naam van Jezus noemen en in tongen bidden. En of het 5 minuten geduurd heeft of anderhalf uur, ik weet het niet, maar ik herinner het me als de dag van gisteren.

Er stond een monster naast me. Hij is weg gegaan; dat is een nachtmerrie, dat is duivels.

Nachtmerrie betekent gewoon een spook.

Maar ‘merrie’ komt van ‘mare’, en mare is ‘boodschap’.

Dus een nachtmerrie is een gruwelijke boodschap uit het rijk der duisternis. Ze beangstigen je.

In Jeremia 23:25, spreekt God tegen Jeremia, die ook maar alleen stond, wist je dat? Het barstte in die tijd van de profeten, hele horden, scholen.

Een paar jaar geleden las ik, en hoorde ik zelfs zeggen: ik richt ook weer een profetenschool op.

Wat is nou een profetenschool? Wat leer je dan?

‘k Ben eens naar een samenkomst geweest, landelijk; nou, de zaal moest zich allemaal weer gaan verdelen in groepen, en in dié groep gingen ze genezing beoefenen, en in dié groep gingen ze profetiën beoefenen, en dáár gingen ze spreken in tongen, en dáár gingen ze aan handoplegging doen..

Je moest groepsgewijs wat doen…nou nou. Ik keek Mariet eens aan en zei: ik ga hier weg, wat is dit? Nou moet je ineens gaan profeteren….. Ja, open je mond maar…, zeg maar wat…, zo spreekt de Heer… Wat een wildgroei is het toch in onze kringen. Dat is onvoorstelbaar hoor. Zo langzamerhand hebben we wel wat ervaring gekregen hoe het niét moet.

Jer. 23:25: Ik heb gehoord, zegt God, wat die profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren. Die zeggen: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!

Je ziet ze hijgerig naar je toe komen.

Hoe lang moet dat nog duren? Staat er.

Is er iets in het hart van die profeten die leugen profeteren en de profeten zijn van de bedriegerij van hun hart.

Ze verzinnen maar wat!

Die er op bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen.

God staat niet meer centraal, nee, de dromen.

Heeft iemand nog een getuigenis…., ja, ik heb een droom gehad. Ja, wat voor droom?

En die dromen vertellen ze ook nog aan elkaar. Wat heb jij gedroomd..? Oh, ik heb dat en dat gedroomd.. , en ik heb een andere droom gedroomd…, en dat vertellen ze elkaar.

En ze stelen mekaars woorden (vers 30c), ze stelen mijn woorden van elkaar.

Ze hebben wat gevonden, ze hebben wat bedacht, ze hebben het gewoon van een ander gehoord.

Laatst hoorde ik een preek op de televisie en ik dacht: verdraaid, wat klinkt die me bekend in de oren; wat bleek, hij had gewoon een preek van Internet geplukt, en die hield hij in de kerk. Nou, wat een onzin, je zit toch niet op tweedehands preken te wachten?

De inspiratie is dan wel helemaal zoek hè?

Waar Internet al niet goed voor is…

Ja, dromen die ze mekaar vertellen.

Trouwens, net als hun vaderen hebben ze mijn naam weer vergeten, zegt God. Hij staat niet meer centraal.

Vers 28: De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die Mijn woord heeft, spreke Mijn woord naar waarheid. Trouwens, wat heeft het stro met het koren gemeen?

Met stro kun je niets, dat brandt, maar koren voedt.

Vers 30: Ik zàl die profeten, die Mijn woorden van elkaar stelen. Ik zàl die profeten, met hun leugenachtige dromen.

Ze vertellen dat aan Mijn volk, door hun leugens en woordenkramerij.

Mooie preken, prachtige preken…

Nou…., die heeft de gave van het woord…

Dat is woordenkramerij! Daar sta jij in centraal.

Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut.

Nou Jeremia, en dat mag jij weer vertellen.

Geen wonder dat Jeremia het zweet wel eens op z’n voorhoofd had staan.

Moet ik dit allemaal weer vertellen? Krijg ik dan weer stenen naar m’n kop? Moet ik weer wegrennen?

En trouwens, in het vers daarop staat:

Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester jou vraagt, Jeremia, wat is des Heren last? Hebben wij ook een opdracht? Hebben wij ook een taak? Weet je wat je ze dan moet zeggen, Jeremia? Nou, zegt Jeremia? Dat jullie Mij tot last zijn, zegt God. Jullie zijn lastig! Ja, dát is de last.

Maar hij zegt dan nog eventjes in vers 36:

Wat is dan jouw last? Nou, dat is je eigen woord.

Dat geldt voor elk mens, je eigen woord, wat zeg je? Wát zeg ik zèlf!

Daar gaat het gewoon om.

Maar ja, zowel de valse profeten als de ware profeten claimden allebei dat ze met God communiceerden. Maar de valse profeten gaan altijd schreeuwen hoor. Die willen gelijk hebben.

In het briefje van Judas haalt hij ook naar ze uit; hij noemt ze dromenzieners.

Je hebt van die dromenzieners.

De Naardense bijbel vertaalt het met: slaapwandelaars. Je hebt slaap-wandelaars in de club. Ze bewegen wel, maar ze zijn bewusteloos; dat is het kenmerk van een slaapwandelaar.

Dus het kan best zijn dat er in onze gemeente mensen wel bewegen, o ja, ze komen trouw, maar ze zijn bewusteloos. Denken nauwelijks na.

Ze weten niet waar ze mee bezig zijn, ze zijn niet wakker. En wat zegt Jezus dát vaak!

Wees alsjeblieft wakker, waakt! Hou je ogen open, want er gebeurt wat.

Die profeten verzinnen maar wat.

In Deut. 13:1-3 staat een heel merkwaardig stukje: Als er onder jullie een profeet optreedt of iemand die dromen heeft, en hij jullie een teken of wonder aankondigt, en het teken komt (dus het komt ook nog), waarover hij u gesproken heeft met de woorden…., en wat heeft hij er bij gezegd: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen – dan zul je naar de woorden van die profeet of die dromer nièt luisteren.

Dus het kan zijn dat iemand profeteert, en die doet ook nog een wonder en teken er bij….; dan zou je zeggen: nou, wonderen en tekenen…., yès! Hier gebeurt het.

Ik hoor het nóg iemand zeggen, die naar een speciale man was gegaan in Nederland, die zou iedereen effe genezen.

Ja, zegt die man, dáár gebeurt het!

Ik zou er helemaal niet heen gaan.

Zoek je wonderen en tekenen? Ja, zegt Jezus, dat gebeurt zoveel, jullie willen tekens en wonderen; jullie snappen er nog helemaal niks van.

Dus niét luisteren! 

Er staat in vers 4: De Heer, je God, moet je volgen, luister maar naar Zijn stem.

Luisteren naar de stem van God; doe je dat ook? Hoor je Zijn stem? Vaak door bemiddeling van engelen hoor. Maar hoor je de stem van de Geest.

En hoe reageer je, hoe doe je?

Hoor je echt Zijn stem?

Ik hoor soms zo verschrikkelijk veel stemmen. Nee, geen stemmen in mijn hoofd hoor, maar mijn hele leven heb ik al last van ontzettend veel gedachten. Het stormt soms om me heen, een keet jongen, nou nou, ik ben er wel eens heel wanhopig van geweest.

Al die gedachten; en dan die gedachten van God er weer tussenuit te halen. Een heel gedoe hoor.

Maar dat gaf ook wel weer geweldig veel vreugde.

Toen dacht ik: ik moet eens een beeld hebben; nou heb ik een heel simpel beeld.

Wat valt er tegenwoordig allemaal door je brievenbus? Kilo’s papier toch?

Allemaal reclamefolders. Nou, ik weet niet wat jullie er mee doen maar ik berg ze direct op; sommigen zijn gelukkig geseald, dan kun je het hele pak in één keer weg leggen.

Soms fludder ik er even doorheen…, maar is er niks voor me bij…, weg ermee!

Zo werkt het ook met gedachten.

Een keet aan gedachten komt er in je huis vallen. Alleen de gedachten van God komen van binnenuit, die komen niét van buitenaf, die komen van binnenuit, dat is één ding.

En vergelijk het maar met je brievenbus; als ik een folder pak, en ik ga er op in, dan kan ik gepakt worden.

Dus krijg je een gedachte, een misdadige gedachten, een gewelddadige gedachte, een dromerige gedachte, onreine gedachten, misselijk makende gedachten, grappige gedachten, er zijn zoveel soorten gedachten, van alles…, als je er op in gaat…, dan zit je vast.

Dus je hoeft niet voor al die troep die in je huis komt, verontschuldigingen aan te bieden of vergeving te vragen; nee, je kijkt het door en je gooit het weg.

Maar ga je er op in….., dat is het grote verschil. En dán begint je fantasie natuurlijk op hol te slaan.

In Deut. 13 zegt God: al die dromen-zieners…, wat moet Ik ermee.

Maar ja, in Psalm 139 staat iets merk-waardigs, dat wil ik toch even noemen.

In de psychiatrie, ik weet er een klein beetje van, daar staan ze welwillend tegenover godsdienst, ja, welwillend.

Ze hebben het eerst weggesmeten. Zo van: geloof je nog in God? Ja! Nou, wat zoek je hier dan, ik kan je niet helpen.

Nee, het tij is wat gekenterd. Ze zijn wat welwillender geworden.

Maar hoe beschouwen ze het nou? Nou, ik heb het gemerkt.

Als jij zegt: ja, ik geloof in God en ik geloof in Jezus Christus, dan knikken ze.

Vind je daar troost in? Ja, daar vind ik troost in. Nou, prachtig toch? Alsjeblieft. Je moet met een verzinsel proberen te leven. En als je dat moed geeft, als je dat troost geeft, rust geeft, hou dat vast!

En nou staat er in Psalm 139:20: wijk van mij, gij mannen des bloeds, die arglistig tegen u spreken.

Maar de Naardense bijbel vertaalt met: die van u zeggen: een verzinsel.

En hoeveel mensen denken wel niet dat God een verzinsel is.

De psychiatrie is er van overtuigd. Een heleboel tenminste daarvan. Je hebt natuurlijk ook christelijke psychiaters.

Maar een verzinsel, en daar kun je mee leren leven. En als je je daar goed bij voelt, nou, prima.

Als je het troost geeft, dan is dat mooi.

Wat is een verzinsel?

Mariet heeft het wel eens gezegd: ik ben zo bang dat het allemaal verzonnen is…. Nou, gewoon zeggen, ja, dat we ons hele leven toch wel op een prettige manier hebben bezig gehouden. Want als je dood gaat…, ja, dood is dood. En als dood dood is, dan weet je dat ook niet meer.

Dus het makkelijkste is voor de mensen die leven, die gewoon zeggen: nou, dood is dood…,. die leven ook makkelijker. Dat is echt waar hoor. Het houdt een keer op, punt.

Ik heb een ex-collega, waar ik heel goed kontakt mee heb, maar hij gelooft hélemaal niks, maar het is een pracht-kerel, een geweldige onderwijzer, maar hij zegt: nee, daar is niks van waar.

Hij begint ook geen discussie, nee. Hij is niet vijandig, dus ik weet wel dat het met hem goed komt als z’n ogen een keer open gaan. Ja, prachtig.

Maar een verzinsel is een betovering, las ik; een zinsbegoocheling. Je wordt een rad voor de ogen gedraaid.

O ja, dit vertel ik ook nog even.

Geeske, ik mis dat mensje nog steeds hoor, en Jense. Maar een week voordat Geeske stierf, keek ze ons aan en ze zegt: het zal toch allemaal wel waar wezen? Wat een schat hè? Ja, toen vloog de twijfel haar naar de strot.

Wij begonnen er samen om te lachen, ja, maar goed, je moet er zelf maar weer achter zien te komen. Maar ja, een half uur later was het voorbij hoor.

Maar je kunt nagaan dat haar niet eens een normale dood werd gegund.

Ja, wij zijn echt met onzichtbare dingen bezig.

In Jeremia 29:11 staat een schitterende tekst, want God droomt ook hoor. En als Hij aan z’n droom denkt, dan jubelt Hij, en dan zingt Hij. En de vervulling van z’n droom zit hiér hoor!

Er staat: Ik weet wat voor gedachten Ik over jullie koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.

Voor je het weet, lees je er overheen.

De Statenvertaling vertaalt het beter: om jullie het einde te geven dat je verwacht.

En ‘einde’ is ‘einddoel’. Dus de vraag is: welk einde verwacht jij nou?

Ben je nog in verwachting? Leeft het nog, brandt het nog in je? De verwachting van God hè? Wat God verwacht, wat God gelooft. Ja, een hoopvolle toekomst. Het einde dat je verwacht. Dan ben je nog vol hoop. En het Nederlandse woord ‘hoop’ heeft te maken met huppen. Ik weet niet of je het wist, maar dat maakt niet uit, maar je springt op van verwachting, en dat kan.

Mensen die hun droom verwezenlijkt zien, die springen omhoog; de hoop wordt verwezenlijkt. Dat is mooi hoor, huppen.

Jezus zegt trouwens in Marcus: Alles waarom je vraagt, vertrouw er maar op dat je het krijgt, het zal je deel worden.

Dus alles wat je vraagt…, vertrouw er maar op dat je het krijgt.

Nou, er liggen een hoop teleurstellingen hier om deze tekst heen, want er is zoveel gebeden om allerlei dingen wat je niet kreeg.

Misschien moet je het gebed verplaatsen, dat je het op de onzichtbare dingen richt, wat je hoopt en wat je verwacht.

Wij zijn echt bezig met de genezing van onze geest, die vernieuwt gewoon, prachtig. En nu zitten we echt in het stadium dat je ziel gaat genezen.

Dat is zo verschrikkelijk mooi! Dat die hand je aanraakt en je ziel geneest. Dan word je gewoon een ander mens.

Ik wil maar zeggen: hou die verwachting levend, want je bent in verwachting.

Blaas die hoop in je aan. Dat als je in tongen bidt, je dan aan die hoop denkt. Anders weet je haast nooit wat je zegt als je in tongen spreekt.

Maar je gedachten worden wel geleid hoor.

Je bent in verwachting, en als je dát levend houdt, als je het voelt trappelen in je buik, dan zeg je: hé, het leeft!

Ik heb vóór in mijn bijbel een keer wat opgeschreven, daar staat met dikke letters: het Oude Testament, maar ik heb er een keer onder gekalkt: het boek van Gods verlangen. Nou, toen kon ik het niet laten om natuurlijk bij het Nieuwe Testament op te schrijven: het boek van Gods vervulling.

Dus het verlangen en de vervulling.

Het verlangen om een mens te maken naar Zijn beeld, dat werd vervuld in Jezus Christus.

Dus verlangen en vervulling horen bij elkaar.

Maar achter het woord: ‘willen’, zit altijd, tenminste in ons taalgebruik, een vorm van dwang achter. God wil het…., nou, dan mot het.

Ik heb één keer tegen m’n zoon gezegd, lang geleden: ‘je moet nu naar bed’. Nou, zegt hij, daar heb ik geen zin in, waarom?

‘Omdat ik het wil!’ zei ik.

Hij was zó verbaasd dat hij toch naar bed ging, maar hij is het nooit vergeten. Hij heeft zich later wel een kriek gelachen.

Daar zit dus een vorm van dwang achter.

Maar de diepere, nieuw testamentische betekenis is verlangen hoor!

En wat zijn jouw verlangens? Wat verlang je nou? Waar gaan je verlangens naar uit?

Er staat in Philippenzen 2:13: God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

Nou, toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: wat staat daar nou toch?

Hij bewerkt het willen èn het werken; dus ik moet maar gewoon afwachten totdat Hij wat wil. En dan moet ik dat ook willen, en dan moet ik er mee aan het werk gaan…

Heel hufterig natuurlijk; maar ja, als je dat voor het eerst leest…, dan denk je dat dat zo is; want je hebt ook nog een beetje vreemd beeld van God; die eindeloos herhaalt dat Zijn wil geschiede!

Maar het ligt toch echt een beetje anders.

God is het, die het verlangen in je werkt.

En verlangen wordt altijd door iets of iemand anders opgeroepen. Ik verlang er naar om ‘daar en daar’ te zijn. Want ‘daar en daar’ is door mij opgeroepen; dat roept in mij een verlangen wakker, een mooi landschap bijvoorbeeld. Dáár ga ik naar toe. Dat landschap heeft dat verlangen in mij gewekt. Of naar mijn meisje; het verlangen naar haar heeft zij opgewekt.

En dat verlangen is mooi, want dan gá je ook aan het werk.

Er is een dichter, Andreas Burnier, die heeft gezegd: wie kent de droom die in jou sliep. Dat is een doordenker. Mooie vraag hè?

Wie kent de droom die in jou sliep.

Dan denk ik: verdraaid, dat kent God.

God kent de droom die in mij sliep, en nou weer wakker wordt. Mooie regel hè?

God kent de droom, jouw verlangen wordt opgewekt. Zoals je verlangt naar je kinderen. Dan begin je van binnen te gloeien. Je springt op van binnen.

Dát verlangen, wat God in jou wakker roept, dat is nou de blijdschap des Heren.

Want je zingt wel: laat de blijdschap des Heren uw sterkte zijn…, nou, hoe werkt dat dan? Wat is Zijn blijdschap, en word ik daar sterk van?

Gewoon doordenken hoor, niet zomaar wat zingen. Er zijn hele stukken die ik gewoon niet meezing zondags, die ik alleen lees. Ik denk dan: wat lees ik eigenlijk en wat zing ik? Oh, daar ga ik me toch eens wat meer in verdiepen.

En sommige dingen zing ik niet, en andere dingen zing ik wel.

Maar dat is mooi, dat is de blijdschap van de Heer, dat hij beantwoordt aan het verlangen van God, en de blijdschap van God daarover deelt zich aan Hem mee.

Dus de blijdschap des Heren is de blijheid van God. En daardoor bleef Hij staan.

En wij kunnen, op een of andere manier, meewerken aan die hunkering van God.

Ja, die hunkering van God vanaf de schepping, vanaf het oerbegin, een mens naast Me, die op Me lijkt, wat zou dát mooi zijn.

Een gelijkenis waarmee Hij eeuwig wil leven. En dan legt Hij dát verlangen in jou. Dat is een kostbare schat. Gods verlangen in jouw hart, zodat je begint te gloeien.

Dan is het Koninkrijk Gods binnen in je.

Want het Koninkrijk Gods heeft alles te maken met het verlangen van God.

Want het is immers de Geest van God die dat verlangen oproept en stimuleert.

Dáárvoor hebben wij de Geest ontvangen. Niet om allerlei wonderen en tekenen te doen. Ja, zo is het ons in het begin verteld; en nou gebeuren er máchtige dingen… Ik kan dat woord machtig niet meer uitstaan! Dat is dus helemaal niet waar.

Die Geest is als een principe, als een heel klein levensbeginsel, in jou gelegd. Het levensbeginsel van God. En dan moet je het levensbeginsel van God leren kennen.

Dat is mooi hoor.

En dat vond Hij in sommige mensen hè?

God heeft ook aansluiting gevonden bij Abraham. Hij heeft niet zo veel gepraat met Abraham.

Alle gesprekken met Abraham kunnen denk ik op een paar bladzijden, meer niet. Het was vaak ook nog een herhaling van de belofte. En zoveel heeft Hij Abraham niet gesproken, maar het was wel een man naar Zijn hart. Hij kon Zijn gedachten aan hem kwijt, en hoe!

Nou, zegt God, omdat je dit allemaal geloofd hebt, krijg je een nageslacht als de sterren en als het zand. Dat is véél hoor.

Ik hoorde vorige week een geleerde op de televisie zeggen, het was één of ander kosmisch programma, maar hij zei: er zijn meer sterren dan er zandkorrels zijn. Zó verschrikkelijk veel sterren zijn er.

Ons zonnestelsel is een hapje van dat immense heelal. Toen moest ik onmiddellijk aan de belofte aan Abraham denken. Zo, God had gelijk, sterren en zand. En er is een hoop zand!

Dat zijn nou de dingen van God hè.

Zo worden we sterren, dat zijn de dingen van boven, waar je alsmaar aan denkt.

Daar ben je mee bezig.

Kijk, de mohammedanen zeggen: Ja, Allah, God is groot, zijn wil geschiede.

En hoeveel protestanten hebben dat niet gezegd? Ja, Zijn wil geschiede…

De Heer heeft gegeven en heeft genomen…Hoe zei mijn vader dat toch: Zijn eigen machtig welbehagen of zo…

Ga maar weer terug, zei Elia tegen Elisa. Nee, ik blijf u volgen. Hij bleef hem gewoon als een hond volgen. Ik moet die man niet in de steek laten in z’n eentje. Prachtig is dat.

Nou, wat wil je? Nou, zegt Elisa, wat ik wens is eigenlijke het dubbele van wat jij deed. Zó, zegt Elia, daar vraag je me nogal wat. Ja, maar ik vraag het dan toch maar. Dat is mijn wens.

Maar het is wel gebeurd. Elisa heeft twee keer zoveel wonderen en tekens verricht als Elia. Hij heeft het ook verschrikkelijk moeilijk gehad. Ja, allebei hoor. Want wie bezig is met de verlangens van God, om dáár gestalte aan te geven, die staat wel onder druk. De ene keer wat meer dan de andere.

En nou dat kleine zinnetje, waar ik dan mee stop: Uw wil geschiede.

Dat rafel ik even uit elkaar.

Geschieden betekent gewoon gebeuren.

En gebeuren komt van ‘baren’.

Nou hoor je al waar ik naar toe wil.

Geboorte en gebeurtenis, allebei die woorden hebben heel veel met elkaar te maken.

En in het oude testament staat steeds weer: dit is de geschiedenis van…., en dan komt er weer een verhaal.

En dit is de geschiedenis van…. hemel en aarde; maar voor geschiedenis staat daar het woordje ‘toledot’, dat betekent óf verwekking óf geboorte.

Dus voor ‘geschiedenis’ kun je veel beter lezen ‘geboorte’; of verwekking. Eerst wordt iets verwekt, en dàn wordt het geboren. Dus het zinnetje: Uw wil geschiede, kun je eigenlijk het beste vertalen met: Uw verlangen worde geboren. Dan wordt het zó levend; dan komt het zó dicht bij je.

Uw verlangen worde geboren.

Waar? In jullie! Geef er maar geboorte aan.

Geven jullie, en dat is de wens van de Vader, geven jullie geboorte aan Mijn verlangen? Wat een vraag hè?

Het onzichtbare in je wordt zichtbaar, maar het zit er wel in. Johannes zegt: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Nee, nog niet geopenbaard, maar het zit er wel in! Tenminste, als je het warm houdt. Het is een wordingsgeschiedenis.

Het is er, en het groeit, als een baby in de baarmoeder. Het is in wording. Alle dingen zijn geworden door dat woord.

Dat woord heb ik opgevangen, en nou wordt er iets in mij gedaan.

Het vreemde woord voor ‘wording’ is: Genesis. De geschiedenis herhaalt zich.

Genesis, dat is ‘wording’. De wordings-geschiedenis. Eerst de hele aarde, de hele entourage, en daarin de mens.

En nou wordt het wat!

Het woord genesis komt van ‘gen’.

Jij hebt je genen, maar God heeft ook Zijn genen, als je snapt wat ik bedoel.

En die genen maken wel iets héél moois van je. Gods gen en jouw gen, dat wordt de nieuwe Genesis.

We moeten dus terug naar Genesis. Terug naar het begin. De oergeschiedenis.

De oorsprong, want God begint ook altijd weer overnieuw, altijd weer!

Wij geven geboorte aan het verlangen van God, en zo krijgt de Christus in ons gestalte. Niet uiterlijk, nee, ik verander uiterlijk geen spat, nou ja, wat meer rimpels, maar uiterlijk verander ik niet. Maar van binnen zit ik in een schitterend veranderingsproces, het wordt kenbaar. En zó wordt God kenbaar.

Dàt is nou de hoop der heerlijkheid waar Colossenzen over spreekt.

In Colossenzen staat eigenlijk het hele evangelie in de notendop.

Ja, de hoop der héérlijkheid!

Weeën, waar je soms in zit, en dan heb je weer tijden van verademing, dan haal je weer adem, maar die weeën zijn de tegenaanvallen van de boze.

Weeën bestonden niet toen Eva haar eerste kinderen kreeg. Ik dacht dat ze al een heel stoot kinderen had hoor.

Want God zegt op een gegeven moment: ja, dat is nu voorbij, als je nu kinderen krijgt, dan krijg je weeën.

En God wist waar Hij het over had, en Eva natuurlijk ook.

Het is een fantasietje van mij, maar hoe moet ze het anders weten? Wist ze dan niks van geboorten en zo?

Ze hebben veel meer kinderen gehad.

Adam is over de 900 geworden, hoeveel kinderen kun je dan wel niet krijgen? Hij had nog geen rimpel toen hij 300 was.

Maar goed, die weeën…,de duvel heeft wat tegen leven, vandaar dat die vloek is uitgesproken. De duivel heeft de weeën bedacht om het kind niet geboren te laten worden. Hij is geen spat veranderd; hij wil niet dat de Christus in ons geboren wordt. De verwachting van Gods wezen in de mens.

Hij maakt een gelijkenis van Zichzelf in de mens. En die geestelijke mens, Paulus noemde dat ‘de mens Gods’, dié komt tevoorschijn; waar God altijd al naar verlangd heeft.

Laatste tekst is Zefanja 3:18, een tekst die wij bij het oprichten van Vox gehanteerd hebben. Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen.

Dat was een light-motief van Vox.

Ik breng ze samen hoor! Dan staat daar achter: Ze behoren toch bij u.

Maar letterlijk staat er iets anders: Ik zal ze samenbrengen, ze zijn geworden uit U, dan krijg je U met een hoofdletter.

Ze zijn geworden, en je herkent mekaar als mensen die geworden zijn.

Nog een allerlaatste tekst, in vers 15 staat: De Heer is in uw midden, en in vers 17 staat ook: Hij is in uw midden.

Wat stel je je daarbij voor?

Letterlijk staat er iets moois: Hij is in uw binnenste, dáár woont Hij.

Als iemand zegt: ik zoek God, dan zeg ik: kom maar. Hij is in jouw binnenste en Hij heeft het goed naar z’n zin.

Hij vindt het fijn in jou.

Amen.

Duurt Sikkens Centrale Bijbelstudie 23-04-2014

 

 

Nicodemus 2020.01.12

Nicodemus

 

Jullie kennen het verhaal van Nicodemus wel uit Johannes 3.

In mijn pubertijd las ik dit hoofdstuk nogal eens, maar ik begreep er helemaal niéts van, hoe vaak ik het ook las.

Het ging over Jezus’ gesprek met Nicodemus.

Zo langzamerhand gaat het tóch dagen.

Nicodemus, een wijze man, heeft Jezus ook eens verdedigd tegenover de farizeeërs, waar Hij dan weer de wind van voren krijgt.

En bij het overlijden van Jezus schonk Nicodemus 100 pond mirre en Aloë om het lichaam te verzorgen.

Ja, Jezus had toch wat wakker geroepen in Nicodemus en zal wel over een en ander gedacht hebben.

Dan zoekt Hij Jezus op in de nacht, waar Hij op dat moment was. Ik denk in de hof van Gethsemané, samen met z’n discipelen. Want in vers 11 begint Hij met het woordje ‘wij’, dus Hij was niet alleen. Daar zoekt Nicodemus Hem dan op en stelt Hem een vraag.

Hij wil wel heel graag wegwijs worden.

Als Jezus gezegd heeft: ‘Ik ben de Weg’, dan kun je wijs worden op die Weg.

Weg is in het Engels ‘way’, wat ook kan betekenen ‘manier’. Op welke manier word je nou wijs?

Nou staat er in vers 3, en daar gaat het mij ook om, dat Jezus zegt dat je opnieuw geboren moet worden, eigenlijk staat er ‘boven’ geboren.

Maar er staat in vers 13 iets merkwaardigs: Niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel neergedaald is, de Zoon des mensen.

In de originele tekst staat er ook nog achter: ‘die in de hemel is’.

Dit zijn raadselachtige woorden.

Niemand is opgevaren, omhoog gegaan, dan wie neergedaald is.

Wanneer is Jezus, de Zoon de mensen, opgevaren?

Er zijn zoveel uitleggingen voor deze tekst, hele kromme uitleggingen.

‘Die in de hemel is’, is helemaal weg gelaten, maar het staat wel in de Staten-vertaling! Gewoon weg gelaten!

Omhoog gegaan, wanneer is Jezus dan omhoog gegaan? Bij zijn geboorte in de hemel!

Hij was een natuurlijk jochie, een gewoon ventje, zo groeide Hij op. Maar op een gegeven moment is Hij omhoog gegaan, geestelijk, en is Hij ook ‘boven’ geboren.

Jezus is van een natuurlijk mens een geestelijk mens geworden.

Hij was geen geestelijk mens toen Maria Hem ontving, het was een gewoon aards jochie. Want anders zou het voor een mens toch ook onmogelijk zijn om van een aards mens een geestelijk mens te worden! Hij heeft de weg van de mens gevolgd, en nadat Hij God zag als Zijn Vader, dat zal Maria Hem ook wel verteld hebben, dan bemerkt Hij dat Hij ‘boven’ geboren is. Toén is Hij omhoog gegaan, en ontving Hij Zijn opvoeding boven, bij z’n Vader, door de Geest.

Hij werd dus van een natuurlijk mens een geestelijk mens.

Dat geldt ook voor ons.

Hij zegt in vers 5: Ik zeg je, Nicodemus, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, dan kun je het Koninkrijk Gods helemaal niet binnengaan.

Water, dat is het Woord, levend water.

En door dat Woord ben je eeuwig geworden. Want in dat Woord zit Leven, zegt Johannes.

Dus je hebt het eeuwige Leven binnen in je gekregen.

Als God Zijn eerste Woord spreekt, zit er leven in, welk woord Hij ook zegt.

Uit de Geest geboren, dan ben je uit God geboren.

Uit God geboren, dat is een hele mooie opmerking. Hij heeft jou het leven gegeven. En je bent weer terug bij de Eeuwige, je bent weer terug bij de oorsprong van je menselijke bestaan.

Dáár ligt je oorsprong.

Veel mensen zijn op zoek naar hun ‘roots’.

Nou, dan kom ik niet zo ver.

 

Nou, bij roots, kun je hoogstens zeggen dat die een heel eind terug liggen bij Noach, en nog verder terug bij Adam, en Adam wordt in het geslachtsregister in het evangelie de ‘zoon van God’ genoemd.

Dus jouw roots liggen in God, en God roept je weer terug naar Zichzelf.

In Spreuken 30:4 zegt een zeker Agur iets heel leuks. Wie klom op ten hemel en daalde weer neer?

Dat is voor mensen die de Geest niet hebben natuurlijk abacadabra. Maar nu snap je het, dat was de Zoon die opklom ten hemel en weer neerdaalde.

Hij is opgeklommen en ook weer neergedaald.

Even iets anders, want in Joh. 3:14-16 zegt Jezus: Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder die in Hem gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Gelijk Mozes de slang verhoogd heeft.

Dat verhaal staat in Numeri 21:8, waar God tegen Mozes zegt: ‘Maak eens een vurige slang en zet hem op een staak’.

Een andere vertaling zegt: ‘Maak die tot een teken’.

Dat heeft Mozes dus gedaan. Het zal wel geen kunstwerk geweest zijn, want hij moest zich haasten, omdat er veel mensen door slangen gebeten waren, zij konden dan daar naar kijken en bleven zo

in leven.

Het is wel een oud verhaal, maar wat hebben ze met die koperen slang, die Mozes had gefabriceerd, gedaan?

Ze hebben die op hun tocht naar het beloofde land meegenomen. En wat doen ze dan? Ze zetten hem in de tempel!!

En ze gingen er voor bidden en voor offeren, ze verbonden magische krachten aan dat koperen ding, en dat gingen ze dus vereren.

Het is niet te geloven dat ze hem in de tempel hebben geplaatst!

Weet je wie het heeft weg gehaald?

Dat heeft Hizkia gedaan, die heeft dat kreng uit de tempel verwijderd. En raadt eens wanneer? 800 jaar later!!

Al die jaren hebben de mensen die koperen slang aangebeden.

Dat is toch eigenlijk niet voor te stellen!

Maar er zijn nog meer tekens.

Wat denken jullie van de crucifix, dat is een kruis waar Christus nog steeds aan gespijkerd hangt.

Stel dat jij een gruwelijke ervaring hebt gehad in het verleden. Je bent gemarteld, geslagen, bijna doodgeslagen, en op dat moment is er een foto van je gemaakt.

Zou jij die foto verspreiden? Nee toch!!

Dat doe je toch niet?

Waarom worden er dan eindeloos veel crucifixen gemaakt? De nadruk ligt hier op het verschrikkelijke lijden, en niet op wat daar achter ligt.

Jezus heeft geleden, maar Hij heeft vastgehouden voor wat er vóór Hem lag, de vreugde die vóór Hem lag.

Mensen aanbidden eindeloos die crucifixen, ze knielen er ook voor.

Het is verschrikkelijk dat die kerk bij het lijden is blijven hangen! Ze zijn nooit een stap verder gekomen.

Jezus móest aan dat kruis hangen, Hij is die slang die Mozes verhoogd had.

Hij vergelijkt Zich met dat beest.

Hij móest aan dat kruis hangen om de vloek te dragen die over de hele zichtbare schepping ligt. Dat is de vloek uit Gen.3:17. Daar zegt God: ‘Adam, omwille van jou is de aarde vervloekt’.

De hele aardbodem ligt onder een vloek.

Het zichtbare, het aardse, ligt allemaal onder een vloek. En Jezus móest aan het hout hangen om de vloek te dragen.

In Galaten 3:13 staat: ‘Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt’.

Dus Jezus is vervloekt geweest. Hij heeft die vloek op z’n schouders genomen.

Het zichtbare is allemaal tijdelijk, dus jullie zijn allemaal tijdelijk. Maar de aardse dood is ook tijdelijk. Het aardse leven is tijdelijk, maar de aardse dood is ook tijdelijk.

Veel mensen denken: ‘dood is dood’.

Niet dus, na de dood bestaan ze nog voort.

In het dodenrijk dan, over het algemeen.

De mens is toch stof, materie?

Dat staat in Gen. 3:19: ‘Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren’.

Dat is toch niet zo’n hoopgevende boodschap. Het is ook geen voorspelling, ach, we zijn stof…, maar het is een constatering! De mens is niet meer dan stof, materie.

In stof zit ook geen leven. En de slang heeft dus zeggenschap daarover.

En wat voor vloek kreeg hij mee? ‘Stof zul je eten’. Dus hij vreet zich zat aan de mensen!

Altijd is hij met menselijke dingen bezig.

Als Petrus een keer een verkeerde opmerking maakt, spreekt Jezus de slang aan. Matth.16:23: Daar spreekt hij de satan zèlf aan: ‘je bent altijd bezig met de dingen van mensen, je bent niet bedacht op de dingen Gods’.

Daar heb je de stof-eter ten voeten uit.

Hij sprak toen de satan zelf gewoon aan!

En wij dan? Wij staan bóven de stof.

Dat zeiden ze vroeger van een hele goeie leraar: ‘hij staat boven zijn stof’.

Maar wij hebben een leraar ter gerechtig-heid, die voert ons naar de volle gerechtigheid. En dat is de heilige Geest, en die staat bóven de stof. Die staat bóven het aardse, boven het tijdelijke. Hij is daar ver boven verheven. En hij heeft jou ook daarheen opgetild.

Jezus heeft die vloek gedragen, zodat Hij ons onder die vloek kon weghalen.

Hij zegt ook in Joh. 12:32: Als Ik verhoogd ben, dan zal Ik allen tot Mij trekken.

Dat is Zijn aantrekkingskracht. Vanwege het feit dat Hij die vloek heeft gedragen, gaat daar een geweldige aantrekkings-kracht vanuit. Daardoor ben jij vrij van elke vloek.

We zongen vanochtend: ‘Zijn liefde verlokt om hogerop te komen’.

Dat zei Jezus ook al: ‘Mijn liefde lokt jou om hogerop te komen’.

Dan voert Jezus jou, door Zijn Geest, naar het huis van de Vader. Dan ben je bij je oorsprong terug. Je bent dan daar waar je thuis hoort. Van origine hoort elk mens bij God. Elk mens hoort bij God!

Ondanks alles wat er gebeurd is in je leven, zegt God: ‘En toch hoor je bij Me’.

Het is toch prachtig dat wij geen straffende God hebben!

Het woord ‘straf’ komt trouwens in het oude testament niet voor. Het betekent  ‘rechtzetten’ dát staat er.

Als je scheef zit, nou, zegt God, laat Mij de boel dan maar rechtzetten, en kijk maar naar Mijn Zoon.

Nu ligt de weg open naar de Vader. Hij heeft er voor gezorgd dat de mens naar z’n oorsprong terug kan keren. En die oorsprong is eeuwig. Je bent een eeuwig mens.

God gaf Zijn kostbaarste schat.

Er staat ‘eniggeboren Zoon’, maar er staat eigenlijk ‘unieke Zoon’.

Dus Zijn unieke Zoon heeft Hij aan de mens gegeven.

Wat een geweldige gift van God.

Hij kijkt naar die aarde, en ziet dat het slecht gaat met de mens, en geeft dan het kostbaarste wat Hij heeft. Meer heeft Hij niet! Een Zoon die op Hem lijkt, de mens.

In Joh. 3:16 staat: ‘Hij heeft Zijn Zoon gegeven’.

Wat ging er in God om toen Hij naar die wetteloze wereld keek. En ook als voorbeeld het volk Israël, dat ook steeds weer de verkeerde kant uitging.

Vele malen probeerde God weer kontakt te maken, in hun midden te komen, hun harten te benaderen.

En toen heeft Hij Zijn Zoon gegeven, dat is een gave, een gift.

In het oude testament wordt het woord ‘offer’ gebruikt, maar het Hebreeuwse woord voor ‘offer’ is een ‘gift’.

Een gave, wat je meeneemt als je bij iemand op bezoek komt.

En als je iets met je verjaardag krijgt, dan zit je toch niet te piekeren, wat  zal ik hem terug geven. Zo werkt dat niet. Het is een gift omdat je zo aardig bent en ik je zo mooi vind. Dat is de betekenis van ‘offer’.

Het woord ‘offer’ is helemaal verwrongen.

Je moet iets van jezelf afstaan, je moet alles er voor over hebben om dat offer maar te brengen.

En dan jezelf in de nesten werken, want je moet proberen om van God iets af te dwingen. Dat is zó heidens!

Een ander goed stemmen, zodat hij gunstig over jou praat en jou gunsten verleent.

Het woord ‘offer’ heeft een gruwelijke betekenis-wijziging ondergaan en dat is niet normaal meer.

God heeft gegeven! Eigenlijk is een offer, een gift, een toenaderingspoging.

God zoekt toenadering.

Hij kijkt je aan, jij kijkt Hem aan, en dan geeft Hij je wat. Wát een moment!

Het mooiste geschenk dat er is.

In Jac.1:17,18: staat: Iedere gave, elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten. En Hij heeft ons geboren doen worden om in zekeren zin, (dat is niet twijfelachtig), eerstelingen te zijn.

Eersteling? Jezus was toch de eersteling?

Ja, zegt Jacobus, maar met Hem ben je ook eersteling! De eerste oogst.

Eerstelingen te zijn. Die gift is van boven neergedaald.

Die is eerst naar boven gegaan, opgevaren naar de hemel, dat zijn wij allemaal. En wanneer dalen we neer?

Nu! Ja toch? Jezus was opgevaren, en toen dacht Hij: ‘nou moet Ik neerdalen’. Toen is Hij door een hele dikke wolken-laag, het domein van de slang, naar de aarde gegaan. Daar heeft Hij veertig dagen over gedaan.

Hij heeft alle verzoekingen doorstaan. Want dát is het punt, er komt toch heel wat op je af aan rare verzoekingen, kromme verzoekingen etc., allemaal om te proberen jou van dat neerdalen af te halen.

Het is een smalle weg hoor! En toch bewandel jij die weg. Daal maar neer!

Op een gegeven moment ben je neerge-daald, en dán kun je openbaren wat er in je is.

Nu snap je dus wat er staat: ‘de Zoon des mensen, die in de hemel is!

Neergedaald, en Hij is in de hemel. Hoe kan dat nou?

Dat kan dus. Je kan én op aarde wonen én in de hemel wonen.

Trouwens, de hemel is ook in jóu!

Het Koninkrijk Gods is binnen in u, zegt Jezus.

Je kan niet zeggen: ‘Ga dáár of dáár eens heen, of ga naar Amerika, want daar gebeuren de wonderen en de tekenen…

Halleluja, iedereen springt en danst op die brede weg.

Geloof nou maar dat het Koninkrijk Gods binnen in je is. Je hoeft niet meer te zoeken. Ga het maar openbaren.

Wij zitten dus nu in het neerdalingsproces.

Eigenlijk ben jij, door al die verzoekingen heen, een geschenk van God aan mensen.

Dan kun je zeggen: ‘Ik ben een Gods-geschenk’. Dan bén je! Word je dat maar eens bewust!  Dat je uit handen van de Vader een gift bent aan mensen.

Je bent een gave van God, want je getuigt van het bloed van het Lam.

Wie denk je wel dat je bent?

Die vraag kreeg Jezus ook wel eens:

‘Wie denk je wel dat je bent?’ En dan zweeg Hij. Want Hij wist!

En in dat verband zou ik zeggen: leer maar te zwijgen, want je wéét!

Dat hele diepe geheim binnen in je, wat de Vader met jou gedeeld heeft. En ook wat Hij van plan is gewoon te doen: jou te openbaren, de Christus te openbaren in je menselijk bestaan.

Ik denk dat Joh.3 nu wel duidelijk is, de wereld wordt door Hém behouden.

Nicodemus had héél wat om te overdenken!

Boven geboren, opgevaren ten hemel, en nu weer neerdalende, en in dat proces zitten we nu!

Amen.

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens d.d. 12-01-2020