1979.06 nr. 194

Levend Geloof 1979.06 nr. 194

Berusting of beleving door Gert Jan Doornink

De twee mogelijkheden

Een kind van God kan eigenlijk met zijn geloof maar twee dingen doen. Er in berusten of het beleven. Feitelijk bestaat een “berustend ge­loof” niet eens, want dan is het geen geloof meer. Geloof veronderstelt namelijk: aktie, in werking zijn, functioneren. Jac. 02:26 zegt: “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”.

De Heer verlangt van al zijn kinderen een le­vend, functionerend geloof. Een geloof dat be­leefd wordt. Een geloof dat zich uit in een volhardend vasthouden aan het Woord van God, aan de beloften in dat Woord en aan het vlees­geworden Woord van God: Jezus Christus.

Als in Hebreeën 11 een grote rij van mannen en vrouwen wordt opgenoemd, die hun geloof werke­lijk beleefden, zegt Heb. 12:01-02: “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, – afleggen al­le last en zonde, die ons zo licht in de weg staat, – en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Volein­der des geloofs”.

Helaas zijn er maar al teveel kinderen Gods die berusten in de situatie of*omstandigheden waarin zij zich bevinden. Hun redenering is: We moeten maar afwachten wat God gaat doen..’.. We kunnen er toch niets aan veranderen….Als­of ons geloof in de levende Heer iets fatalis­tisch is, zoals Mohammedanen en Hindoes dat hebben.

De Bijbel leert geen berusting

De Bijbel leert ons op geen enkele plaats dat wij moeten berusten. Een kind van God behoeft zich niet neer te leggen bij een situatie die God hem niet heeft opgelegd. Integendeel, God wijst ons in Zijn Woord telkens weer op de uitweg, de oplossing. Het volbrachte werk van Jezus Christus staat garant voor het in ver­vulling gaan van Gods beloften in ons leven. Gods Woord zegt dat het de ganse volheid be­haagd heeft in Christus woning te maken. (Kol. 01:19). En: “In Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”(Kol. 02:09-10).

Maar hoe weten wij nu wat Gods wil is?, vraagt u zich misschien af. Of: Het staat allemaal wel in Gods Woord, maar de praktijk is vaak zo anders. Deze en andere argumenten verraden toch een soort twijfel, die de vervulling van Gods beloften in de weg staan. Jacobus zegt niet voor niets dat wie twijfelt niet moet me­nen dat hij iets van de Here zal ontvangen. (Jak. 01:06).

God is een goede God!

Belangrijk is ook dat wij altijd weer goed voor ogen moeten houden, dat al het slechte en negatieve van de duivel afkomstig is. “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen”(Joh. 10:10). Maar Jezus is gekomen om ons leven en overvloed te geven! Paulus wijst ons in Rom. 12:02 er op dat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene!

Als wij ons dit meer en meer bewust gaan wor­den, krijgt berusting geen kans meer om ons ge­loof uit te schakelen. Maar gaat ons geloof op­timaal functioneren met als uitwerking: over­winning, kracht en blijdschap!

 

De heerlijkheid Gods door J. Noë

We zullen het nu eens over dit belangrijke onderwerp hebben. Wat is onder “de heerlijkheid Gods” te ver­staan? God is de Schepper aller dingen, het Opperwe­zen, de Almachtige, de Ver­hevene, de Heilige. Zijn heerlijkheid is Zijn hele Wezen, is de luister, die Hem eigen is. In Zijn zelf­openbaring spreidt God Zijn heerlijkheid ten toon, het is de glans, die van Hem afstraalt in, door en over alles wat Hij geschapen heeft.

In Jes. 06:03 staat: “H, de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol”.

In de gehele Bijbel is veel over Zijn heerlijkheid ge­schreven.

Gods heerlijkheid in het oude testament

In Exodus bijvoorbeeld, openbaarde God Zijn heer­lijkheid aan Israël op machtige wijze. (Lees bijvoorbeeld Ex. 19:24). In Ex. 24:16-17 staat onder andere: “De heerlijk­heid des Heren rustte op de berg Sinaï, en de wolk bedekte hem zes dagen lang; op de zevende dag riep Hij tot Mozes midden uit de wolk. De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg ten aan­schouwen van de Israëlieten” .

Mozes heeft op de Sinaï Gods heerlijkheid mogen er­varen. God zelf mocht hij echter niet zien. God had tegen hem gezegd: “Gij zult Mijn aangezicht niet zien, want geen mens zal Mij zien en leven”(Ex. 33:20). We lezen dat Mozes dicht in de nabijheid van God is ge­weest en dat zijn gelaat de heerlijkheid Gods weer­spiegelde en wel zo sterk, dat hij zijn gelaat voor de Israëlieten moest be­dekken.

Vrienden, wat is het heer­lijk om in zo’n gemeen­schap met God te leven.

Toen de tabernakel werd op­gericht, gaf God op machti­ge wijze van Zijn tegen­woordigheid blijk. We lezen daarvan in Ex. 40:34-38: “En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heer­lijkheid des Heren vervulde de tabernakel, zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren ver­vulde de tabernakel. Wan­neer de wolk zich verhief van boven de tabernakel, braken de Israëlieten op, op al hun tochten. Maar in­dien de wolk zich niet ver­hief, dan braken zij niet op tot de dag, dat zij zich verhief. Want op de taber­nakel rustte des daags de wolk des Heren, en des nachts was er een vuur in voor de ogen van het gehele huis Israël, op al zijn tochten”.

Ook bij de inwijding van de tempel door Salomo was de heerlijkheid Gods zo groot, dat de priesters niet kon­den blijven staan om dienst te doen.

(1 Kon. 08:10-11; 2 Kron. 05:14).

Ezechiël verhaalde eveneens dat, toen hij de heerlijk­heid Gods aanschouwde, hij op zijn aangezicht viel. (Ez. 01:28 en Ez. 03:23).

Gods heerlijkheid in het Nieuwe testament

Toen Jezus gedoopt werd in de Jordaan openden de heme­len zich en de Geest Gods daalde neer en kwam als een duif op Hem en een stem uit de hemelen zeide: “Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb”. Jezus werd toen be­kleed met de heerlijkheid Gods en deed wonderen en tekenen.

In Joh. 01:14-18 staat over Jezus: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aan­schouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”.

En in de Hebreeënbrief staat het volgende:(De Zoon boven de engelen). “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vade­ren gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wien Hij ook de wereld geschapen heeft. Deze, de afstraling zijner heerlijk­heid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zij­ner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechter­hand van de majesteit in de hoge, zóveel machtiger geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam bovert hen als erfdeel ontvangen heeft”(Heb. 01:01-04).

(De Zoon beneden de engelen gesteld). “Want niet aan engelen heeft Hij de toeko­mende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? Gij hebt hem voor een korte tijd be­neden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen”(Heb. 02:05-08).

Gods heerlijkheid in de gelovigen

We zien dus, dat van Jezus de ganse heerlijkheid Gods uitstraalde. Maar ook Zijn volgelingen hebben deel aan deze heerlijkheid, wat blijkt uit het volgende gedeelte van het Hogepries­terlijk gebed van Jezus.

“En ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Va­der, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, op­dat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, ge­lijk Gij Mij liefgehad hebt.

Vader, hetgeen Gij Mij gege­ven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij

Mij zijn, om Mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt; en Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt en Ik zal Hem bekend maken, opdat de liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen” (Joh. 17:20-26).

Dus niet alleen de discipe­len, maar allen die door het woord in Hem geloven.

Toen de discipelen gedoopt werden met de Heilige Geest werd de heerlijkheid Gods een realiteit voor hen en ze deden eveneens wonderen en tekenen. Van Stéphanus staat geschreven, dat, toen hij voor de raad stond, hij het gelaat van een engel had en dat hij, vol van de Heilige Geest, de ogen op­sloeg ten hemel en hij de heerlijkheid Gods zag en Jezus staande aan de rech­terhand Gods. (Handelingen 7).

In 2 Kor. 04:06 staat: “Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus”.

Is dit niet wonderbaar? Als wij dus, zoals boven vermeld, door het Woord in Jezus geloven en wij door de Heilige Geest in volle gemeenschap met Hem leven, krijgen we deel aan de heerlijkheid Gods en deel aan de Goddelijke natuur. God wil ons alle dingen schenken in Zijn Zoon Je­zus Christus (Rom. 08:32) en Hij zal dan Zijn Woord be­vestigen met wonderen en tekenen. Halleluja!

Komt Gods heerlijkheid in ons leven tot openbaring?

We gaan nu eens zien wat in Ef. 01:03-07 staat: “Geze­gend zij de God en Vader van onze Here Jezus Chris­tus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grond­legging der wereld, opdat wij hcrlig cn onberispelijk zouden zijn voor Zijn aan­gezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren er toe be­stemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Je­zus Christus, naar het wel­behagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid Zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. En in Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom Zijner genade”.

Het gaat hier dus, zoals het er boven als opschrift is aangegeven, over de rijkdom der uitverkorenen, en dat betreft allen die in Christus Jezus zijn. Laat dit Schriftgedeelte, alsmede de woorden uit de brief aan de Korinthiërs, welke ik nu als slot laat volgen, in ons hart gegrift staan, zodat de mensen aan onze levenswandel kunnen zien dat Jezus Christus Heer van ons leven is. 2 Kor. 03:17-18: (Lees s.v.p. geheel 2 Korinthe 3). “De Here nu is Geest; en waar de Geest des Heren is, is Vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”. Amen!!!

God zegene u allen!

 

Is de mens verdorven? Door Gert Jan Doornink

Vraag: Waarom wordt er in de Pinksterbeweging zo wei­nig de nadruk gelegd op de verdorvenheid van de mens? Paulus schrijft in Rom. 07:24 toch ook over: “Ik el­lendig mens!…Wie zal mij verlossen uit het lichaam des doods?”. En dat was na zijn bekering….

Antwoord: Evangelie, afge­leid van het Griekse “euag- gélion”, betekent: goed nieuws, blijde boodschap. De opdracht van Jezus Christus is “het evangelie te verkondigen”. Dat wil zeggen om het de mensen be­kend te maken dat Hij in deze wereld is gekomen om de mensen gelukkig te maken. Wat betekent dat ie­dereen die in het geloof tot Hem komt, wordt bevrijd uit de macht van satan en overgezet is in het Konink­rijk van Jezus Christus. Want Jezus Christus droeg de zonden aan het kruis van Golgotha, Hij overwon de satan, Hij bracht een vol­komen verlossing teweeg.

De verdorvenheid van de mens wordt veroorzaakt door  de satan. Maar van oor­sprong is de mens goed geschapen. Hij werd naar het beeld van God gescha­pen. Psalm 8 zegt zelfs dat hij bijna goddelijk is ge­maakt. Iedere waarachtige evangelieverkondiger legt dus de nadruk op het feit dat de mens door het aanvaarden en volgen van Jezus uit zijn verdorvenheid verlost wordt en als nieuwe schepping mag functioneren in het koninkrijk van God. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17).

Dit nieuwe leven – Christus in ons – behoort echter tot groei en wasdom te komen. Zoals een mens op natuur­lijke wijze groeit van baby tot volwassene, behoort hij ook geestelijk te groeien. Dit is een voortdurende strijd, want uiteraard tracht de duivel de mens, die door Jezus uit zijn klauwen is verlost, weer “terug te veroveren”,al­thans de geestelijke groei te belemmeren, en hem uit te schakelen als getuige van Christus in deze we­reld. Paulus en de andere apostelen geven daarom al­lerlei waarschuwingen en raadgevingen, opdat Chris­tus in ons zal groeien en niets meer van “het ver­derf”, dat de duivel veroorzaakt had in ons leven  zichtbaar zal zijn. Als Paulus zegt: “Ik ellendig mens!…Wie zal mij ver­lossen uit het lichaam de­zes doods?”, wijst hij juist op de overwinning, door er meteen als ant­woord op te geven: “Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here” (Rom. 07:24-25) .

Belangrijk is ook dat wij inzien dat de strijd die een kind van God heeft te voeren niet tegen vlees en bloed is, maar “tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereld- beheersers dezer duister­nis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” (Ef. 06:12). Het is een strijd op geestelijk ni­veau, want onze nieuwe plaats is met Christus in de hemelse gewesten. Daar­om zullen wij, als wij ge­hoorzaam zijn aan de op­roep van Paulus in

1 Tim. 06:12: “Strijd de goede strijd des geloofs”, het ook met hem mogen beleven en kunnen getuigen: “God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren! (2 Kor. 02:14).

 

Al zijn mijn zonden… door Judith

De kerfstok

Heeft u het ook ervaren? Die blijdschap toen u, over­tuigd van uw zondige bestaan, neerknielde bij het kruis en Jezus om vergeving vroeg? Heeft u de persoon­lijke beleving gehad dat “wie tot Hem kwam niet werd uitgeworpen”? Is de zekerheid in uw hart gekomen dat de HeerHu nimmer meer aansprakelijk zal stellen voor uw “oude” leven?

De duivel is er zo op uit om die zekerheid aan te tasten, die blijde ervaring in twijfel te trekken. Meer dan eens heeft de Boze getracht mij ermee te plagen en in verwar­ring te brengen. Ik denk dat ik niet de enige zal zijn. Daarom voel ik de behoefte in ieder geval de twee volgen­de Schriftgedeelten aan u door te geven. Lees het in moeilijke dagen, bij herhaling; net zo lang totdat u weer kunt juichen en jubelen.

Het betreft 1 Joh. 01:07 en Rom. 08:08-10.

“Kunt u dat zo nog niet (aan)voelen? Bedenk dan dat het niets met “gevoel” te maken heeft. Blijdschap die op ge­voel gebaseerd is, heeft meestal niets te maken met ge­loof, maar meer met eigen verdienste (bijvoorbeeld een promotie) of met menselijke invloeden (bijvoorbeeld te­ruggave van belastinggelden).

Ik denk dat we de Heer de eer niet moeten ontnemen die Hem toekomt, namelijk het voldongen feit dat Hij alle zonde en schuld, eens en voor altijd, heeft gedragen èn geboet door het storten van Zijn verzoenend bloed.

De “kerfstok van ons leven” is ingeleverd bij Jezus; te­rugkrijgen doen we het niet. Tenminste niet van Hem’. Zeg dat maar tegen satan en draai hem daarbij tevens de rug toe.Dat betekent dat u in de goede richting bent om een stap naar Jezus te doen, want “wie tot Hem nadert….Hij zal tot u naderen”. Doe het maar’.

 

Al zijn mijn zonden gedicht door Judith Jes. 01:18

Al zijn mijn zonden zo rood als scharlaken,

Al is mijn schuld gelijk karmozijn,

Jezus vergeeft en zal niemand laken,

Hij wil mij maken “als sneeuw zo rein”.

 

Wie tot Hem komt zal het ervaren:

Zijn liefde is groot en genadevol;

Elk levenskleed dat bevlekt is bevonden –

Wast Hij, en maakt het “als witte wol”.

 

In vrede wil Hij tezamen richten,

De draad van herstel ligt klaar in Zijn hand;

Verlangend wacht Hij op de eerste schrede

Die ik zal zetten….van mijn kant.

 

Jezus vergeeft; Hij stelt niemand vragen;

Bij Hem is hoop voor het donkerst ’ gemoed;

Uw schuld en de mijne, zij zijn reeds gedragen,

Toen Hij vergoot Zijn verzoenend bloed.

 

Van maand tot maand nr. 194 door Gert Jan Doornink

Verkondiging?

Het nieuwe blad “Gospel Music Magazine” maakt mel­ding van de introductie van een nieuwe muziekstijl op de “gospelmarkt”, de zoge- maande gospelpunk. Het blad schrijft: “De nogal bekri­tiseerde punkmuziek met als bekendste vertegenwoordiger de “Sex Pistols”, is een uiting van scherpe kritiek op de gang van zaken in on­ze maatschappij. Men accep­teert geen normen en waar­den meer. Op 12 maart hield “Ishmael United” een laat­ste concert in de Stadsge­hoorzaal te Vlaardingen. Het concert begon met in het voorprogramma “The Black White Company”, een combinatie van de groepen “Faith” en “Lightbearers”, waarna het jeugdige publiek Ishmael naar binnen jubel­de. Zelfs het P.A. systeem was onder de indruk van de overtuiging waarmee dominee lan (de zanger en leider) zijn muziek en teksten pre­senteerde.

De vele muziekfans en punkliefhebbers had hij zo op zijn hand door te geven wat zij wilden. Toen hij echter het eigenlijke doel van de groep verkondigde, en het hieropvolgende nummer Bartemëus” op ernstige maar meesterlijke wijze bracht, scheen het publiek dit niet meer op te mer­ken« Naar onze mening meer een muzikale gebeurtenis, deze gospel-punk, waarin het evangelie (blijde boodschap] zich zou moeten associëren met punk (kri­tiek, prul]. En of zoiets kan bestaan, blijft de grote vraag.

Voldaan gingen de muziek­fans naar huis met de me­dedeling dat “Ishmael United” in spetember 1979 hoopt terug te komen, maar dan onder de naarn “Rev. Counter p.n the SneerlowR”, Een zeer spoedige luid­ruchtige ontmoeting in het voorzuitzicht dus”, zo besluit dit blad zijn verslag.

Wij vragen ons echter af of dit nu nog als “evan­gelieverkondiging” geac­cepteerd kan worden en niet radicaal moet worden afgewezen. Nu kan men stellen dat “het doel de middelen heiligt”, maar als “de middelen” er blijk­baar geen bezwaar tegen hebben zich – althans in een deel van het program­ma – zo te vereenzelvigen met de demonische punkwe- reld, schiet men dan het doel niet ver voorbij? Uit de reakties van het pu­bliek blijkt ook wel dat men uitsluitend kwam om de wereldse punkmuziek.

□e opmerking in het ver­slag: “Of zoiets kan be­staan, blijft de grote vraag” is voor ons daarom ook helemaal geen -grote of kleine – vraag, maar wij willen ons duidelijk uitspreken door te zeggen: Deze gospelpunk hoort niet thuis bij de evangeliever­kondiging .

Overigens zijn wij van me­ning – zoals wij reeds eer­der schreven – dat goede gospelzang en -muziek een waardevol en belangrijke funktie kan vervullen bij de evangelieverkondiging. Waarbij deze zang en muziek het best tot zijn recht komt als onderdeel van een samenkomst of kerkdienst, waar onder de zalving van Gods Geest het onvervalste Woord van God wordt ge­bracht .

Nieuwe plaat van Gert en Hermien

Onder de titel “De tijd is nabij”, is een nieuwe lang­speelplaat verschenen van het bekende zangduo Gert en Hermien Timmerman. Deze plaat, welke evenals de eerder verschenen platen, ook technisch weer op hoog peil staat, brengt op dui­delijke wijze de evangelie­boodschap. Zoals bekend hadden Gert en Hermien een belangrijke plaats in de showwereld veroverd, toen zij enkele jaren geleden tot geloof in Jezus Chris­tus kwamen. Nadat zij meen­den te moeten emigreren naar Israël, kwamen ze reeds na korte tijd gedes­illusioneerd terug. Een pe­riode van beproeving brak aan. Er kwamen weer verlei­delijke aanbiedingen uit de showwereld binnen, maar Gert en Hermien bleven trouw aan hun geloof, en ondanks miskenning en be­spotting, gaan zij door met te zingen van hun Heiland.

Hans Koornstra campagnes

Evangelist Hans Koornstra, die over enkele maanden drie grote evangelisatie/genezingscampagnes houdt in Den Haag, Groningen en Arnhem, (voorbede gevraagd), sprak van 18 tot en met 27 mei in Temse (Bel­gië) . Meer dan 100 men­sen namen een beslissing voor Jezus. Terwijl en­kele bijzondere genezin­gen plaatsvonden. Op de laatste avond maakte de Belgische tv opnamen. In juni en juli spreekt Hans Koornstra ook op campagnes in Engeland.

 

De onbegrensde macht van Jezus door H. J. Glasbergen

Een heerlijke zekerheid

“Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Matt. 28:18). Als Jezus deze woorden spreekt tegen Zijn discipelen, heeft Hij twijfel gezien bij sommi­gen van de elf. Enkelen aanbidden Hem, maar er zijn ook twijfelaars.

En dan volgt de opdracht van Hem aan Zijn volgelin­gen: “Gaat dan heen, maakt al de volken tot Mijn dis­cipelen” (Matt. 28:19). Wat een heerlijke zekerheid voor Zijn discipelen, maar ook voor ons. Hij heeft alle macht, zowel in de hemel, maar ook op aarde. Niets wat gebeurt op aarde gaat buiten Hem om. Hij heeft het Koninkrijk der hemelen op aarde teruggebracht en het in handen gegeven van Zijn gemeente, gekocht met Zijn bloed, wedergeboren uit water en geest. Zij die in het Ko­ninkrijk functioneren, hebben maar één doel: Zijn Naam te verheerlijken en Zijn heerlijkheid te open­baren in wonderen en teke­nen, die de gelovigen zullen volgen. (Mark. 16:16).

Wat wij gehoord en gezien hebben, wat wij zelf mogen ervaren,is dat God zich met kracht openbaren wil in herstel en genezing, naar geest, ziel en li­chaam. “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Heb. 13:08). Bij Hem is geen verandering. Koning Jezus heeft Zijn rijk ge­vestigd op aarde en ons de sleutel gegeven: de Heili­ge Geest, wat ons bereid is van de grondlegging der wereld.

Toen de Heilige Geest op de Pinksterdag werd uitge­stort, kwam het Koninkrijk Gods direct tot openbaring. Duizenden mensen bekeerden zich en lieten zich dopen. Op één dag werden driedui­zend zielen toegevoegd aan het Koninkrijk Gods. Drie­duizend discipelen, die bewust hun keuze maakten, ondanks alle haat en hoon wat hun te wachten stond. Mensen, vol van de Heilige Geest, die getuigden van hun ervaring van bekering: het afleggen van het oude leven in het watergraf en het aanvaarden van het nieuwe leven van Jezus. Jezus zelf had gesproken over de blijdschap en de vrede die Hij geven zou en die alle verstand te boven zou gaan. Zij waren weder­geboren uit water en geest en dat is telkens weer een hemelse ervaring voor Gods volk, wat elkander lief­heeft.

Het gebod van de liefde

“Dit gebied Ik u, dat gij elkander liefhebt”(Joh. 15:17). Deze opdracht van Je­zus is één van de sterkste omheiningen, waarin wij geborgen zijn; te weten dat wij elkander liefheb­ben en dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus.

De Heilige Geesl, die wo­ning gemaakt heeft in ons, brengt vruchten op, goede vruchten. Dit is de nieuwe wijn, die men in nieuwe zakken doet. Nieuwe wijn kan men niet in oude zak­ken doen, zij zullen bei­den verderven en verloren gaan, zegt Jezus. Als wij verbonden blijven aan de wijnstok, Jezus Christus, dragen wij veel vrucht.

Wij zijn overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Zo kunnen wij de ander liefhebben en dezelfde bewogenheid heb­ben met mensen die nog buiten dit Koninkrijk zijn en toch in Hem geloven. Hoeveel mensen laten zich afhouden door bestaande hinderpalen? Eén stap in geloof en gehoorzaamheid en zij zijn in het Konink­rijk, dat Hij beloofd heeft, aan wie Hem liefhebben.

Het Koninkrijk der hemelen is als een mosterdzaadje, het kleinste van alle za­den. Dit is een zaad met een levenskiem, of het be­gin van het discipelschap. God laat ons geloof groeien tot een boom, als ons bege­ren uitgaat om Hem te beha­gen en te dienen.

Ook nu, in deze tijd, maken duizenden mensen een bewus­te keuze om Jezus te vol­gen. Het Koninkrijk Gods penbaart zich met kracht en heerlijkheid. En ieder mag komen, om het levende water te drinken, waarvan Jezus verder zei: “Wie in Mij ge­looft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”(Joh. 07:37).

Getuige zijn van Jezus

“Een ieder, die Mij belij­den zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor Mijn Vader, die in de heme­len is; maar alwie Mij ver­loochenen zal voor de men­sen, die zal ook Ik ver­loochenen voor Mijn Vader die in de hemelen is” (Matt. 08:32) wie zijn le­ven verliest om Jezus’ wil die zal het behouden.

Mij is gegeven alle macht, heeft Jezus gezegd. Zo was ook Zijn hemelvaart de ze­getocht van een Overwin­naar. Hij ging de plaats bezetten die Hem toekwam. Stéfanus zag de heerlijk­heid Gods en Jezus staande aan Zijn rechterhand. Het eeuwige Koninkrijk der he­melen, wat gevestigd is, zal nimmermeer aangerand kunnen worden door de mach­ten der duisternis. Hij be­schikt ons dit Koninkrijk. Het is meer dan wij bidden of beseffen. Wat geen oog heeft gezien, en geen oor heeft gehoord, en wat in geen mensenhart is opgeko­men, heeft God bereid voor degenen die Hem liefhebben. “Want ons heeft God het ge­openbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt al­le dingen, zelfs de diepten Gods”(1 Kor. 02:10). Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.

Wij hebben de Geest van God ontvangen, opdat wij zouden weten wat ons in genade ge­schonken is door God. Wij spreken ook geen woorden van menselijke wijsheid, maar door de Geest Gods ge­leerd zijnde, spreken wij de woorden Gods.”De geeste­lijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoor­deeld. Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij heb­ben de zin van Christus” (1 Kor. 02:15-16).

Waarop berust ons geloof?

Ons geloof berust niet op wijsheid van mensen, maar op kracht van God. Er is maar één fundament: Jezus Christus. Er is ons maar één Naam gegeven, waardoor wij behouden worden. Geen leer of organisatie, maar een Naam. Jezus Christus en die gekruisigd. Hij alleen is de Koning die heerst tot in eeuwigheid.

Duizenden malen is dit tot mij gekomen, talloze malen heb ik deze woorden gele­zen: Jezus, Hij is de Ko­ning van mijn leven. Tel­kens als ik het lees, is het voor mij nieuw en geeft het mij een enorme blijd­schap. Stormen mogen woe­den, de machten der hel als brullende leeuwen om je heen zijn, maar Jezus is de Rots, en wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet be­schaamd uitkomen.

Wij zijn rijk geworden in Hem, in alle woord en ken­nis. Gelijk het getuigenis van Jezus Christus, dat Hij ons zal bevestigen in het Koninkrijk hier op aarde. Het Koninkrijk der hemelen, wat voor de wereld verbor­gen is. Hij zal ons beves­tigen tot het einde, zodat wij onberispelijk mogen zijn bij Zijn komst. God is getrouw, door wie wij ge­roepen zijn tot heilige gemeenschap met Zijn Zoon, Jezus Christus. Wat voor de wereld dwaas en veracht is, heeft God uitverkoren, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen. Opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat wij alleen in God zouden roe­men. (1 Kor. 01:18-31).

Vernieuwing door de Geest

Alleen mensen vol van de Heilige Geest, kunnen Zijn Naam verheerlijken. Hij heeft ons tot koningskinde­ren gemaakt.

Hij is de Ko­ning van de hemel, maar ook van de aarde. God, de Vader van onze Here Jezus Chris­tus, de Vader der heerlijk­heid, geeft ons een Geest van wijsheid en van openba­ring om Hem recht te ken­nen; verlichte ogen des harten, opdat wij zullen weten hoe rijk de heerlijk­heid en de kracht is van Zijn macht. (Ef. 01:15-19).

God heeft Christus gezet aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven al­le overheden. “En Hij heeft alles onder Zijn voeten ge­steld en Hem als hoofd bo­ven al, wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn li­chaam is, vervuld met Hem, die alles in allen vol­maakt” (Ef. 01:22-23).

“Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het funda- i ment van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest” (Ef. 02:19-22).

 

Bidden en volharden door Charles Martens

Er zijn broeders en zusters die zich afvragen, hoe het komt dat de Heer hun gebed niet verhoort. Toch hebben zij wel vertrouwen in de belofte uit Matt. 07:08 waar Jezus zegt: “Want een ieder die bidt, ontvangt”.

Een volle evangelie chris­ten moet echter zeer goed weten dat, wanneer zijn verlangen om van de Heer te ontvangen, in een bepaalde tijd, niet wordt ingewil­ligd, hij niet naar het ou­de leven mag terug keren.

Er zijn in de loop der ja­ren, mensen geweest die in nood zijnde, hetzij lichamelijk of geestelijk, de gemeente van de Here Jezus hebben opgezocht en in al hun ellende zich aan Hem hebben overgegeven, in de hoop genezing te ontvangen. Na zekere tijd zijn zij te­leurgesteld uit de strijd ‘ gekomen. Hun bidden, of laten bidden, had voor hen niets opgeleverd, de duivel was overwinnaar in de strijd geworden. Zij waren tegen zijn listen niet opgewassen.

Zij kwamen echter alleen om van de Heer te ontvangen, maar om Hem oprecht te dienen zat er niet in.

Het komt ook voor, bij meer gevorderde christenen, dat zij de duivelse sluwheid niet kunnen weerstaan, en zodoende geraken zij in de verstrooiing, door van de volharding af te wijken.

Zij bidden niet meer in ge­loof en vertrouwen en zij worden door twijfel over­vallen. Jak. 01:07 zegt: “Want zulk een mens moet niet menen dat hij iets van de Here zal ontvangen”.

Broeders en zusters, het kan gebeuren dat wij, ook door een andere manier van doen, van de Heer niet ont­vangen, hoewel wij biddend in geloof en vertrouwen blijven volharden. Maar ook dan ligt de fout weer bij ons. Als wij bijvoor­beeld bij katholieke men­sen terecht komen, waar de afgoderij hoogtij viert. Wij bidden misschien wel dagelijks voor hen om ze uit de duisternis tot het licht te brengen, maar kunnen wij daar dan als Paulus optreden, wanneer de geest in ons wordt ge­prikkeld? Kunnen wij ons dan in de plaats stellen van Paulus te Athene voor de Aréopagus, waar Hande­lingen 17:22-23 het over heeft? Paulus zegt daar: “Mannen van Athene, ik zie voor mijn ogen, dat gij in elk opzicht buitengewoon ontzag voor godheden hebt; want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen uwer verering aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: Aan een onbekende god. Wat gij dan, zonder te kennen, vereert, dat verkondig ik u”. Namelijk Jezus Christus.

Indien wij, die de Heer wel kennen, ons zo tegenover onwetenden kunnen plaatsen, dan zal ons bidden, vroeger of later, vruchten dragen voor Gods Koninkrijk. Want de Heer Jezus wil dat wij in elk opzicht ons tot de mens in deze wereld richten in geloof, liefde en ge­duld, zoals Hij ons heeft voorgedaan.

Dat wil de Heer ook wanneer wij tot onze voorganger in de gemeente gaan om voor ons te laten bidden. Dan kunnen alle twijfels uit de weg geruimd worden en zal de Heer de rest doen. Dan zullen de vruchten waarnaar wij streven tot volle rijp­heid komen.

Soms zijn er ook broeders of zusters in de gemeente die onder handoplegging een gebed voor zich laten uit­spreken. Het resultaat laat soms op zich wachten, en wat gebeurt er? Er wordt in hen een verlangen opge­wekt om naar genezingssa- menkomsten te gaan, waar die ook mogen zijn. Men wil er naar toe, ondanks het feit dat in de eigen gemeente in iedere samen­komst voor genezing gebe­den wordt.

Maar ligt het niet aan ons zelf wanneer wij geen re­sultaat hebben? Zouden wij er dan niet beter aan doen ons geweten eens grondig te onderzoeken? Jezus zegt toch niet voor niets in Joh. 14:12: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze”._

Hij zegt het niet tot een bepaald persoon, maar tot allen die in Hem geloven. Indien wij zelf ons geloof maar niet in twijfel trek­ken en in volharding ver­der gaan. Heb. 10:36 zegt: “Gij hebt volharding nodig om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen be­loofd is”.

Dan mogen wij er van ver­zekerd zijn, dat er in ei­gen gemeente, lichamelijk en geestelijk, overwinning zal zijn. Want de Heer heeft aan al degenen die Hem willen volgen, macht gegeven om te overwinnen. Laten wij in geloof bidden en volharden en de Heer zal Zijn zegen over het gehele gemeenteleven uit­storten.

 

Volhard Mijn kind gedicht door Charles Martens

Volhard Mijn kind, zo spreekt de Heer,

tot het laatste van de strijd.

Straks keer Ik tot u weer,

Mijn bloed heeft u van zondeschuld en dood bevrijd.

 

Als er ziekte of zorgen zijn,

volhard Mijn kind, raak dan niet overstuur,

Ik dronk toch ook de bittere wijn,

tot in het laatste uur.

 

Voor u is nu de wereld ’t vuur,

waarin gij, Mijn kind, moet strijden,

’t Is nog maar voor korte duur,

dan kom Ik om u uit de wereld te bevrijden.

 

Volhard Mijn kind, blijf verlangend aan Mij denken,

iedere dag, steeds meer en meer.

Ik zal u Mijn zegen blijven schenken,

want dat is Mijn wil, zo spreekt de Heer.

 

1979.05 nr. 193

Levend Geloof 1979.05 nr. 193

Pinksteren

“En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken”(Hand. 02:01-04).

 

Het geheim van een levend Christendom door Gert Jan Doornink

Zijn alle godsdiensten gelijk?

Temidden van de grote wereldgodsdiensten neemt het Christendom een unieke en bijzondere plaats in. Het onderscheidt zich van alle an­dere godsdiensten doordat het een levende Koning kent: Jezus Christus. Het Christendom heeft daarom ook het antwoord op alle vragen voor tijd en eeuwigheid.

De grote troef die de duivel tracht uit te spelen is wel de gedachte dat alle godsdiens­ten in wezen van gelijke betekenis zijn. Mil­joenen mensen zijn in deze val gelopen en ge­loven dat het toch uiteindelijk aankomt en uit zal draaien op één grote wereldgodsdienst. Helaas doen vele geestelijke leiders van het Christendom mee deze gedachte te stimuleren en te prediken. Zij zijn, ondanks hun universi­taire titels en vaak vooraanstaande posities, volkomen geestelijk blind, omdat zij geen en­kele geestelijke ervaring kennen. Want als men niet door de Heilige Geest is wedergeboren is men ook geen inwoner van het Koninkrijk der hemelen.

Wat is het geheim?

Het Christendom, zoals dat in de wereld func­tioneert, kent daarom “twee afdelingen”. Daar is enerzijds, wat wij zouden willen noemen, het “dode christendom”, het formele naam- christendom, wat beheerst wordt door wereld­en dwaalgeesten. Anderzijds is daar het “levende christendom”, wat bestaat uit bekeerde en wedergeboren mensen, aangedaan met de vol­heid van Gods Geest. Want we leven na de gro­te gebeurtenis op de Pinksterdag te Jeruzalem, toen de Heilige Geest voor het eerst werd uit­gestort. Ieder kind van God mag in het geloof at Heilige Geest aanvaarden én daaruit leven. Willen wij functioneren in het Koninkrijk Gods, dan is de volheid van Gods Geest een ab­solute noodzaak. Het geheim van een levend christendom is daarom de doop en de vervulling met de Heilige Geest.

Het is geen wonder dat het verzet tegen de boodschap van de vervulling met de Heilige Geest zijn oorsprong vindt bij de duivel. Al­leen hij heeft er belang bij dat de werkelij­ke kracht van het Christendom verborgen blijft. De duivel probeert dan ook zoveel mo­gelijk mensen – waaronder ook velen die zich christenen noemen – onkundig te houden, wat de werkelijke betekenis van Pinksteren is.

Het hart van het christendom

Pinksteren vormt in feite het hart van het Christendom. Wie Pinksteren minacht of negeert mist daardoor ook het doel wat God met zijn leven voor heeft: Het opwassen naar de geeste­lijke volwassenheid. De openbaring van de heerlijkheid Gods in de gelovigen, is ondenk­baar zonder Pinksteren.

Maar, zal iemand opmerken, bestaat er nu niet het gevaar dat wij te veel en te eenzijdig de nadruk op Pinksteren leggen? Het gaat toch om Christus, Hij is toch de spil, het centrale punt waar alles om draait? Dit is een foute redenering, want hier wordt een tegenstelling opgeroepen die er niet is. De Heilige Geest is immers de plaatsvervanger van Jezus. Gods Zoon sprak, toen Hij nog op aarde was: “Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet”(Joh. 14:17).

De volheid van Gods Geest openbaren, betekent daarom de volheid van Christus openbaar maken. De geur van Christus verspreiden, een leesbare brief van Christus zijn, is ondenkbaar zonder Pinksteren. Jezus zelf sprak er reeds over hoe één van de kenmerken van de Heilige Geest is de verheerlijking van Hem zelf. (Joh. 16:14).

De Geest der waarheid

De Heilige Geest wordt door Jezus ook de Geest der waarheid genoemd. (Joh. 14:17; Joh. 16:13). Hij wijst ons de weg naar de waarheid. Zonder de Heilige Geest tasten we geestelijk in het duister en komen op zij- en dwaalwegen terecht. Want iedere andere geest, buiten Gods Geest om, vindt zijn inspiratiebron in het rijk der duisternis. Is daarom ook misleidend en wekt verwarring en destructie in de hand.

Het is opvallend hoe wij juist weer in deze tijd een geweldige opkomst zien van oosterse religies en occulte leringen. Helderzienden, waarzeggers, magnetiseurs, yoga- en transcendente meditatie  le­raars beleven gouden tijden. Vanuit een verwa­terd naam-christendom horen wij hiertegen geen enkele waarschuwing gericht. Omdat men de kracht en leiding van Gods Geest mist, omdat men nog nooit het geheim van een levend Chris­tendom heeft ontdekt, mist men elk geestelijk inzicht en kan men ook niet anders verwachten.

Jezus heeft van de Heilige Geest gezegd: “Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen” (Joh. 16:13). Dat is wat an­ders dan de occulte misleiders van onze tijd met hun toekomstvoorspellingen. Velen bevinden zich in hun ban, maar het is nog niet te laat!

Ook vandaag zijn daar de echte gelovigen, aan­gedaan met “Pinkstervuur” en onder de zalving van de “Pinkstergeest”, om het iedereen, die zich in het rijk van satan bevindt, aan te zeggen en toe te roepen: Er is ook voor u bevrijding en verlossing mogelijk! Jezus wil ook in uw leven alle dingen nieuw maken, en u herstel geven naar geest, ziel en lichaam! Hij wil ook u doen opgroeien tot geestelijk volwassen christenen, waarin Gods heerlijkheid zichtbaar is!

Wij hopen en bidden dat ook u behoort tot dat geestelijke leger van verkondigers van deze eindtijdboodschap!

 

“Even af kloppen” door Gert Jan Doornink

“Even afkloppen”. Hoe dikwijls wordt het niet ge­zegd, zelfs door kinderen Gods. Het is één van de vele uitdrukkingen die dagelijks in gebruik zijn. Toch zal een kind van God ook in zijn taalgebruik openbaar moe­ten maken dat het nieuwe leven van Christus in hem is. En als hij geestelijk groeit, verdwijnen negatieve uit­drukkingen als deze. Want een gezegde als “even afklop­pen” is minder onschuldig dan het lijkt. Wat wil het namelijk zeggen? Door even te kloppen op een voorwerp zou men onheil kunnen bezweren, dan men door het roemen op een bepaalde voorspoed, bijvoorbeeld gezondheid, daarmee zou oproepen.

Het heeft dus te maken met een fatalistisch noodlotsgeloof, dat de duivel zo graag wil dat het deel van ons leven zal zijn. Men redeneert dan: “We moeten maar afwachten wat er in ons leren gaat gebeuren. We kunnen er toch niets aan veranderen”.

Een waarachtig kind van God geeft deze gedachten uit het rijk van satan echter geen vrij spel in zijn leven. Hij weet dat Gods wil voor zijn leven is: “het goede, welge­vallige en volkomene”(Rom. 12:02). Uitdrukkingen als “even af kloppen”, komen daarom ook niet (meer) op zijn woor­denlijst voor! 

 

Het slechten van bolwerken door J. Noë

Betreffende het onderwerp: “Het slechten van bolwerken” ga ik eens twee voorbeelden aanhalen, namelijk één op het natuurlijke vlak (uit het oude testament) en één op het geestelijke vlak (uit het nieuwe testament).

De val van Jericho

We nemen eens Jozua 6, “de val van Jericho”. Als wij dit Bijbelgedeelte doorlezen, kunnen we alleen maar met ontzag vervuld worden over Gods almacht. Ook in dit gedeelte zien wij dat God gebruikt maakt van mensen die volkomen op Hem vertrou­wen. In dit geval is dat dus Jozua, die veertig jaar tevoren tezamen met Kaleb blijk hadden gegeven van hun geloof in God en in Zijn Woord. Evenals Mozes wandel­de Jozua met God en hij was daardoor in staat duidelijk de stem van God te horen. Wat is het heerlijk zo met God, de Vader, te kunnen om­gaan.

Toen de Israëlieten Jericho naderden zei God tot Jozua: “Zie, Ik geef Jericho met zijn koning, de krachtige helden, in uw macht. Gij moet om de stad heen trek­ken, terwijl alle krijgslie­den eenmaal om de stad heen­gaan; zó moet gij zes dagen doen, terwijl zeven pries­ters zeven ramshorens voor de ark uit dragen. Maar op de zevende dag moet gij ze­ven maal om de stad heen trekken en de priesters zul­len op de horens blazen. Wanneer men op de ramshoren de toon aanhoudt en gij het geluid van de hoorn ver­neemt, dan moet het gehele volk een luid gejuich aanheffen en de stadmuur zal ineenstorten en het volk moet daarop klimmen, ieder recht voor zich uit” (Joz. 06:02-05) .

Hoe wonderlijk zijn Gods wegen. De Israëlieten zagen heus wel dat geweldige bol­werk met die sterke, dikke muren, maar ze deden wat God bevolen had en God bevestigde Zijn woord, de mu­ren stortten inéén.

Ik heb zo’n idee, dat de verdedigers van Jericho met verbazing en wellicht spottend naar deze vertoning hebben gekeken. Ze hadden natuurlijk wat anders ver­wacht. Maar wat ze zeer ze­ker niet verwacht hadden, dat hun dikke muren plotse­ling onder hen instortten, waardoor de Israëlieten vrij spel kregen en de stad bestormden. De angst en pa­niek zal wel ontstellend groot zijn geweest. Toen de strijd voorbij was zul­len de harten van de Isra­ëlieten wel vervuld zijn geweest met grote dankbaar­heid aan God. Ze hadden weer eens ervaren wat de machtige hand van God ver­mag.

God is niet veranderd

Onze God en Vader is nog steeds Dezelfde. (Er zijn er helaas nog die daar niet van doordrongen zijn). Hij wil nu Zijn liefde en al­macht tonen via Zijn Zoon Jezus Christus, aan wie gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Tijdens Zijn rondgang op aarde ver­brak Jezus alle werken des duivels en op Golgotha rekende Hij voorgoed af met allé machten der duisternis en triomfeerde tenslotte over de dood. Halleluja!

Voordat Jezus ten hemel voer beloofde Hij Zijn dis­cipelen, maar ook allen die Hem zouden volgen, dat ook zij bekleed zouden worden met Kracht van Omhoog (de Heilige Geest), en dat ze Zijn getuigen zouden zijn over de ganse aarde.

Wat wil dat zeggen: Zijn getuigen zijn? Wel, je volkomen onder de leiding van de Heilige Geest stellen, waardoor wij in staat zijn alles te doen wat Hij ge­zegd en geboden heeft, als­mede de tekenen en wonderen te doen die Hij gedaan heeft.

Dat de duivel met zijn tra­wanten een tegenoffensief zouden inzetten had Jezus voorzegt en dit offensief zou tot het einde toe du­ren. De machten zullen al­les in het werk stellen om de volgelingen van Christus te doen vallen, onder ande­re door het gedachteleven te beïnvloeden en door al­lerlei schansen en bolwer­ken op te werpen, in welke vorm ook, bijvoor­beeld in het gezin, bij fa­milie, bij kennissen, in de gemeente, op je werk, door verleidingen in de wereld, in je lichaam, enz.

Paulus heeft een en ander ook ondervonden. Hij zegt in 2 Kor. 10:03-06, bij zijn optreden tegenover zijn te­genstanders: “Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slech­ten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenk­sel als krijgsgevangene bren­gen onder de gehoorzaamheid aan Christus”.

Overwinning in de strijd

Paulus spreekt hier duide­lijke taal. Vleselijke wa­pens helpen niet in de strijd tegen de duivel. Al­leen de geestelijke wapens (zie geestelijke wapenrus­ting, Efeze 6), zijn krachtig voor God.

Ik zal nog eens een voor­beeld opgeven van Gods machtige hand. Toen Paulus en Silas in de gevangenis te Filippi zaten, hun rug­gen opengereten door geselslagen’, gaven zij de duivel geen voet, maar zongen zij Gode lof, (denk aan het ge­juich bij de muren van Jericho), met het gevolg dat God een aardbeving bewerk­te, waardoor de grondvesten van de gevangenis schudden, de deuren opensprongen en de boeien losraakten. De gevangenbewaarder wilde zelfmoord plegen, maar Pau­lus voorkwam dat en de man, met zijn gehele gezin, kwam tot bekering. Ja, de Heer is wonderbaar!

“Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien” (Ps. 050:023) .

Paulus wijst met boven­staande gevallen ons de weg die wij gaan moeten, om als overwinnaars uit de strijd te komen. We dienen te wandelen in geloof en niet in aanschouwen, vol vertrouwen dat God Zijn woord en beloften waar zal maken.

Ik eindig met Rom. 08:11-17: “Indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, die in u woont. Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar in­dien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.

Want gij hebt niet ontvan­gen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Va­der. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinde­ren Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking”.

God zegene u allen!

 

Van maand tot maand, een nieuwe rubriek door Gert Jan Doornink

Het zal onze lezers en le­zeressen opgevallen zijn dat de rubriek “Levend Ge­loof “-journaal” is komen te vervallen. Niet dat de­ze rubriek niet gewaar­deerd werd, maar omdat “Levend Geloof” in de eers­te plaats een “verkondigingsorgaan” is (van de boodschap van het volle evangelie) en geen “nieuws-orgaan” zijn wij ermee gestopt. In de rubriek “Van maand tot maand” komt echter ook allerlei nieuws aan de orde, zodat u het “journaal” – zij het in andere vorm – hier terug kunt vinden. Deze nieuwe rubriek, die u voortaan re­gelmatig aan zult treffen in “Levend Geloof”, heeft echter een ruimere opzet en haakt in op allerlei berichten, feiten, gedachten, etc., die ons in deze i eindtijd bezig houden, en die wij willen plaatsen in het licht van de . boodschap die wij via “Levend Geloof” uitdragen.

Vrijheid voor Georgi Vins

De bekende Russische bap­tistenpredikant Georgi Vins is eind-april, samen met nog vier andere gevangenen, plotseling vrijgelaten en “gedeporteerd” naar de Ver­enigde Stagen, in ruil voor twee Russische spionnen die daar gevangen zaten.

Het bericht over de vrijla­ting van Georgi Vins, die voorganger was van de zogenaamde “niet-geregistreerde” baptistengemeenten in de Sowjet-Unie kwam voor velen als een grote verrassing. Velen hebben in de afgelo­pen jaren voor zijn vrijla­ting gebeden en actie ge­voerd. Tegenover een mede­werker van “Trouw” ver­klaarde Georgi Vins hoe be­langrijk dit is, want “dat ik ten slotte uit de Sow­jet-Unie ben gedeporteerd dank ik grotendeels aan de steun die ik in het Westen heb gehad. Vreedzame demon­straties, die voortkomen uit christelijke beginselen zijn belangrijk. Elke keer nadat er in het Westen steun voor mij bleek, werd mijn behandeling verbeterd.

Toen er geen steun was, werden mijn omstandigheden slechter”.

Georgis Vins vervolgt: “Nu ben ik erg moe, ongetwijfeld een gevolg van de gebeurtenissen in de afgelopen dagen. Maar dat is vast van voorbijgaande aard. De brandwonden aan mijn hand zijn genezen. Ik krijg nog wel een medisch onderzoek, maar het enige grote pro­bleem is mijn hart.

De Sowjet-gevangenissen zitten vol mensen, die al­les verloren hebben, inclusief het geloof dat zij misschien hadden. De meesten zijn verbitterd en vormen een wanhopige ongelovi­ge massa, (daar onder hen ontmoette ik ook gelovigen met wie ik het uitstekend kon vinden. Eigenlijk kreeg ik ook veel steun van de niet-gelovigen, hoewel de verhouding met de gelovigen nauwer en dieper was. Ik was bekend als Petrowitsj (naar zijn vader, een Russische gewoonte), een teken van aanhankelijkheid en respect, i

Met grote warmte spreekt Vins over de velen, die hij in de gevangenissen ontmoette. Met veel liefde spreekt hij over ene Michail Iwanowitsj Chlebnoj, een ouderling van de pink­stergemeente, die vijf jaar in de gevangenis zat wegens het houden van gebedssamenkomsten. Vins ont­moette hem in Irkoetsk, waar zij vijf dagen samen in een cel zaten. Clebnoj werd voor vijf jaar naar Jakoetië verbannen.

Ik geloof dat het geloof versterkt wordt als het op de proef gesteld wordt en dat God speciale steun geeft naar men nodig heeft. De gevangen christen krijgt zijn steun van God en door gebeden, die een oneindige bron van kracht zijn”, al dus Vins.

Een beschamend voorbeeld

Uit wat Georgi Vins zegt blijkt dus dat het zeer be­langrijk is om te blijven bidden voor de velen die ten gevolge van hun geloof in de gevangenissen zitten en die vaak voor ons gelo­vigen in het vrije westen een beschamend voorbeeld van volharding en trouw zijn.

In dit verband denken wij ook aan wat we lazen in het contactblad van de “Oost Europa Zending” van Kees van Dist. Deze Neder­landse evangelist werkt reeds vele jaren met veel vrucht vanuit Oostenrijk onder de gelovigen achter het ijzeren gordijn.

Hij schrijft o.a.: “Nu ik na een vruchtbare zomer (1978), berichten en rap­porten doorlees, ben ik diep bewogen over de moed van de vervolgde kerk. Broeders en zusters, niet lijden en moeilijkheden en nood hebben de nadruk in deze berichten, maar men spreekt van overwinning, hoe de muren van de vij­and vallen, het evangelie bekend gemaakt wordt en de macht der duisternis overwonnen” .

Het geloof van Hans Jansen

“Gebed werd verhoord”. “Damkampioen Hans Jansen: Geloof basis van succes”. Onder deze koppen publi­ceert het “Algemeen Dag­blad” van 5 mei een interview met Hans Jansen, de 23 jarige nieuwe Nederlandse damkampioen. Vrijwel zonder training vooraf werd hij kampioen en schrijft zijn succes toe aan het gebed en zijn ge­loof. Uit het interview blijkt dat Hans Jansen be­hoort tot de zogenaamde “Verenigingskerk”, een be­weging die tot voor kort “Unifield Family” heette. De leider van deze beweging, de thans in Amerika wonende Zuid-Koreaan, Moon, is enkele jaren geleden in opspraak gekomen,- onder an­dere werd hij beschuldigd van het onttrekken van minderjarige kinderen aan de ouderlijke macht.

Vanwege het in diskrediet raken daarvan heeft men de nieuwe naam “Verenigingskerk” aangenomen, me­de omdat ook één van de doelstellingen is: vere­niging van alle godsdiens­ten .

De sekte, die in ons land slechts enkele tientallen aanhangers heeft, maar in andere landen, vele dui­zenden, is daarom zo ge­vaarlijk omdat men de Bij­bel hanteert als leidraad. Maar dan wel – zoals zove­le sekten – zonder inzicht van de Heilige Geest. Dit blijkt ook wel uit de op­merking van Hans Jansen, dat volgens hem mensen die allang dood zijn jou hel­pen met hun dwalende geest bij het vormen van ge­dachten en ideeën. “Als die geesten op jouw hand zijn presteer je meer”. Als voorbeeld noemt hij een reeds lang overleden grootmeester die je tij­dens een partijtje dammen zou kunnen opkikkeren als hij daar zin in heeft. “Tijdens het dammen in Soesterberg”, legt Hans Jansen uit, “voelde ik me duidelijk creatiever dan normaal”.

Het is duidelijk dat iede­re waarachtige gelovige dit soort geloof afwijst. Het vindt zijn oorsprong niet in het Koninkrijk

Gods – waarbij de, Heilige Geest leidt in alle waar­heid -, maar in de geesten­wereld daarbuiten. En in deze wereld voert satan zijn duistere spel om de mensen in zijn greep te houden en van het ware ge­loof af te houden.

The Burning candles weer naar Indonesie

“The Burning Candles” zijn ongetwijfeld de bekendste gospelgroep in Nederland. Hun zang en muziek is, in de twaalf jaar van hun be­staan, reeds voor vele dui­zenden tot grote zegen ge­weest. Niet alleen in Ne­derland, maar ook in tal­rijke andere landen. Zo werd vorig jaar onder ande­re een tournee gemaakt naar Indonesië. Dit jaar hoopt men er opnieuw naar toe te gaan. Verder werkt men dit jaar ook mee aan de “One Way Day”, welke op 20 Oktober in Utrecht wordt gehou­den. “The Burning Candles” onder leiding van Dolf Vorsterman van Oyen, treden dan op in de musical over het bijbelboek Nehemia, sa­men met Ben Hoekendijk, Carel Heinsius en zevenhonderd jonge christenen.

 

Het alternatief door Judith Jes. 40:29

Een gedicht, waarin de taak van de Heilige Geest tot uitdrukking komt.

We willen zoveel, maar we kunnen het niet allemaal op­brengen. Gods liefde begrijpt ons mens-zijn zo goed. Een Schriftwoord zegt dat onze menselijke geest wel ge­willig is, maar ons vlees zwak.

Daar blijft het gelukkig niet bij. De Heer beloofde ons niet als “wezen” te zullen achterlaten; anders gezegd: Hij zou ons niet aan ons lot overlaten. De Trooster ons geschonken met een doel.

Als we wel verder willen, maar niet kunnen, houd dan al­les op?

Als we verder moeten maar het eigenlijk niet willen, is daarmee dan alles gezegd?

Neen, voorzeker niet, want juist als we gekomen zijn aan de grens van onze (menselijke) kracht, is de Troos­ter daar, de Helper, die ons nieuwe moed geeft.

Als een variant op de tekst in Jesaja zou ik willen zeggen: “Hij geeft de zwakken nieuwe moed”.

Het is een alternatief; je kunt er gebruik van maken… als je wilt. Als je wilt overlaten, als je wilt geloven. En het ook doet!

 

Het alternatief gedicht door Judith (Rom. 08:26)

“En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen”.

 

Als je niet meer weet hoe het verder moet,

Omdat je moest geven je hartebloed,

Bedenk dan bij iedere stap die je doet:

God geeft aan de zwakke weer nieuwe moed.

 

Als je niet meer weet hoe je bidden moet,

Omdat het kapot is in je gemoed,

Besef dan dat God zeer nabij is en goed:

Hij schenkt aan je ziele weer glans en gloed.

 

Als je niet meer weet waar je ’t zoeken moet –

Je niets meer bezit dan een tranenvloed –

Gelóóf dan (al kun je het niet meer zo goed)

Dat God toch Zijn heilige, werk in je doet.

 

Want als je niet weet wat je bidden moet,

Omdat héél je wezen verminkt is,…verbloed…

Weet dan dat Gods Geest je vertroost en behoedt;

Verwacht het van Hem; Hij schenkt: nieuwe moed.

 

Het werk van de Heilige Geest door H. J. Glasbergen

De Heilige Geest zal Jezus verheerlijken

Wat zou er gebeuren als de Heilige Geest zo ging func­tioneren zo als in Jeruzalem op de eerste Pinkster­dag? Zou ook kerkelijk Ne­derland niet in opschudding zijn? De 120 discipelen van Jezus waren eenvoudige men­sen. Zij ontvingen de Hei­lige Geest, en gelijk werd er zichtbaar dat Gods Naam verheerlijkt werd. De be­lofte van Jezus was dat zij kracht uit de hoge zouden ontvangen. Nadat zij veer­tig dagen door Hem geleerd waren, omtrent de geheime­nissen van het Koninkrijk Gods. Hij had hun de Troos­ter (Plaatsvervanger) be­loofd, en zij geloofden Hem op Zijn Woord.

Zij hadden alles prijsgege­ven en waren Hem gevolgd.

Zij hadden Hem lief. En die Mij liefhebben en Mijn wil doen, zal Mijn Vader liefhebben en wij zullen tot Hem komen en bij Hem wonen, zegt Jezus in Johannes 14. En de Heilige Geest zal u alles leren en te binnen brengen, wat Ik u gezegd heb, zegt Hij verder.

Wij danken God dat Zijn be­loften en Zijn wil ook nu nog waar zijn. De kerk werd uit de Heilige Geest gebo­ren. Het lichaam van Chris­tus, de bruidsgemeente, met bloed gekocht en betaald. (Heb. 10:19; 1 Kor. 06:30). Alleen op Jezus’ voorwaar­den komt men in deze ge­meente. Tenzij iemand gebo­ren wordt uit water en uit. Geest. Niet door een leer of door menselijke uitspra­ken, maar door Gods Geest zal het geschieden. Zonder de Heilige Geest kunnen wij God niet behagen, nog ver­heerlijken. Het Koninkrijk Gods bestaat ook niet uit woorden, maar uit kracht.

Getuigen van Jezus Christus

Honderdtwintig mensen wer­den gedoopt met de Heilige Geest, wat te horen en te zien was. Zij spraken in nieuwe tongen en getuigden van wat zij gehoord en ge­zien hadden, van hun Heer en Heiland, tegen alle vol­ken onder de hemel. (Hand. 02:05-13). Heel Jeruzalem was in opschudding. Zij die Je­zus gekruisigd hadden, dachten dat het afgelopen was, maar nu begon het pas goed. De duivel, met zijn dienstknechten Pontius Pilatus en het hogepriester­lijk geslacht, waren ver­baasd. (Handelingen 4).

De wonderen en tekenen gin­gen nu pas beginnen. Er was een leger vol van Gods kracht en heerlijkheid. Het was dezelfde Heilige Geest die in Henoch, Noach en Abraham was. Zij hadden geen Bijbel, maar hun wan­del was in gerechtigheid met God. Het was ook de­zelfde Geest die in de pro­feten was. Eenvoudige men­sen, boeren, burgers en buitenlui. Elia, Elisa, zo achter de ploeg vandaan. Jesaja, Jeremia, Ezechiël.

Zij spraken Zijn Woord en zagen door gezichten.

God is niet veranderd. Hij gaf ons deze heilige ge­meenschap terug in Jezus Christus. Aan Zijn gemeen­te, om Zijn Naam te ver­heerlijken, ook in deze tijd. In Jezus Christus hebben wij de ganse volheid Gods gekregen. (Kol. 02:07).

Dit moet in Nederland en in de gehele wereld openbaar worden, dit is Gods wil. Niet door een leer van men­sen, maar door de leer van Jezus Christus.

Gehoorzaamheid in alles

Door de inwoning van de Heilige Geest kan God zich in de mens openbaren. Dit is een Geest van wijsheid en openbaring, die God geeft aan de wedergeboren mens. Zonder Heilige Geest kan men God niet liefheb­ben, maar ook niet gehoor­zamen. Zonder de Heilige Geest kan men ook niet de ander liefhebben, iets wat velen in Nederland nog steeds niet waar kunnen maken. De honderd en twin­tig hadden elkaar lief en er was een heilige gemeen­schap. Jezus had hun beloofd, dat de Geest der waarheid hun de weg zou ‘ wijzen naar de volle waarheid en de toekomst zou verkondigen. (Johannes 16).

Voor Petrus was het niet moeilijk de mensen de weg ten leven te wijzen, toen zij hem vroegen: Wat moeten wij doen? Hij hoefde geen leerboek of handleiding te raadplegen, maar hij sprak de woorden van Jezus: Be­keert u, en laat u dopen, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. En de wonderen en tekenen zullen u volgen. Hij had geen Bijbel, maar liet de Heilige Geest in hem spre­ken, en stond voor de waarheid en de uitkomst.

Petrus raakte ook niet in paniek, bij de man die van zijn moederschoot af was verlamd geweest. Hij zegt: Wat ik heb, geef ik u, in de Naam van Jezus Chris­tus, wandel! Zonder de Heilige Geest was het een schande geworden voor Gods Naam en een enorme teleur­stelling voor de verlamde man. Maar nu was het lof, eer en aanbidding, en de verlamde huppelde van zielenvreugd.

Er moet ergens toch iets mis zijn, bij ons in het volle evangelie. Zou de schuld toch bij ons liggen en niet bij God? Wij leven zo rustig door; zouden er soms geesten zijn, die niet van God zijn?

De Geest der waarheid

Door de kracht van de Hei­lige Geest konden de dis­cipelen getuigen tegen het kerkelijk gezag: Beslist u zelf, of het recht is voor God, meer aan mensen, dan aan God te gehoorzamen. Want wij kunnen niet op­houden te spreken, wat wij gehoord en gezien hebben. En wat God ons openbaart door Zijn Geest.

Er gebeurden nog meer won­deren en tekenen. (Hand. 05:12). Stromen mensen kwamen met hun zieken naar Jeru­zalem. Als de schaduw van Petrus op de zieken viel, werden zij genezen. En ve­len werden van boze en on­reine geesten bevrijd. Zijn Meester was volkomen betrouwbaar voor hem, en hij sprak met gezag. Hij getuigde: “Jezus is rond­gegaan, genezende allen die door de duivel overwel­digd waren”(Hand. 10:38).

Ook nu, in deze tijd, ge­beuren deze wonderen en te­kenen. Er zijn nog mannen Gods, waardoor Gods kracht kan werken, om Zijn Naam te verheerlijken. Al zeggen de Schriftgeleerden voor de tv en anderen dat dit al­leen voor vroeger was. Dat is dan de goedkoopste ma­nier om je onmacht te tonen. Miljoenen oprechte christenen zitten in on­macht gebonden, in de leer van hun (eigen) kerk. (Jes. 61:01-04). Geknecht door hun leraars, komen zij niet in de vrijheid van Jezus Christus. Leer- en vrome geesten zijn te herkennen aan hun stem. Met Bijbellezen en bij het bidden ver­andert hun stem. Maar wij mogen tot God komen, zoals wij zijn.

Een volk van koningen en priesters

De theologen hebben van het Koninkrijk Gods een dwaal­tuin gemaakt. De kerk is de ingang, maar er is geen recht spoor en overwinning. Velen verongelukken op hun dwaalweg en sterven voor hun tijd. (1 Kor. 11:30). Jezus Christus is de toe­gang tot het Koninkrijk Gods en de Heilige Geest is een volmaakte weg, die ons zal leiden in alle waar­heid. Er is dus een oplos­sing om uit deze dwaaltuin te komen.

De Heilige Geest laat ook ons geloof groeien, van een mosterdzaadje tot een boom, waar veel vruchten aan zul­len komen. Dit is het doel van God met elk mens. Zon­der de Heilige Geest is ons geloof dood. Dan zijn wij niet verbonden aan de levensrivier, die begint uit het altaar van God. (Ezechiël 47). Wij zijn dan geworteld in het Woord en door Zijn Geest bevestigd en kunnen de werken van de duivel weerstaan.

De Bijbel is het geïnspi­reerde Woord van God. Om dit Woord te begrijpen, zal men eerst Gods taal moeten leren verstaan. Dit is geen theologie, maar de kennis Gods, die alle verstand te boven gaat. Een ongeeste­lijk mens verstaat de din­gen Gods niet, het is hem een dwaasheid. (1 Kor. 02:05-16). God is geest, en wie Hem aanbidden, doen dit in Geest en in waarheid. God zoekt zulke aanbidders.

Jezus vervult ons met Zijn opstandingskracht. (Rom. 08:11). Niet later, maar nu, in dit leven. Hij heeft ons bevrijd uit de zondemach- ten en ons tot koningen en priesters gemaakt, om Zijn Naam te verheerlijken, al­le dagen van ons leven. God heeft van Zijn Zoon getuigd, dat Hij de prijs was voor onze zonden. (Joh. 03:34). Wie zou tegen God spreken, die beschikt over leven en dood?

De Heilige Geest is een ervaring

Dit zien wij te Jeruzalem, zij wisten dat dit de Hei­lige Geest was, die Hij had beloofd. Ook deze woorden werden waar: De God des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam, moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blij­ken in alle delen onberis­pelijk bewaard te zijn.

Jezus zegt: Zij hebben de sleutel (de Heilige Geest) der kennis weggenomen, en zo is de weg naar het Ko­ninkrijk Gods afgesloten. Het Koninkrijk Gods is een woestijn geworden, dor en dood. “Zij eren Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij”. Bedolven onder een leer van mensen, zonder de Heilige Geest ge­predikt, groeit hun geloof niet. ’Vele mensen lezen elke dag hun Bijbel, maar blijven hun leven lang on­wetend van Gods heerlijk­heid. (Ez. 34:01-34). Hét is nog precies zo als vroeger. Er is geen aanbidding, alleen onzekerheid, angst, twijfel, twist, en men blijft zondaar tot de dood.

Tweeduizend jaar lang is de wereld en de kerk bezig de mens te verbeteren. Maar alleen de Heilige Geest kan van de mens een nieuwe schepping maken. Reinig eerst de binnenkant van de beker, bekeert u en wordt hervormd in uw denken. Kom tot een levend geloof door de Heilige Geest der waarheid.

 

 

Christus in ons, de hoop der heerlijkheid door Jan W. Companjen

De Hogepriester van het nieuwe verbond

Matteüs 24 is een heel apart hoofdstuk in het evan­gelie van Matthéüs. Het handelt over de “laatste dingen”. Het hoofdstuk be­gint met de mededeling dat Jezus uit de tempel ver­trok. Zijn discipelen kwa­men tot Hem en zij wezen Hem op de gebouwen. Dat moet inderdaad een machtig gebeuren voor Jezus zijn geweest. Er moet heel veel in Hem zijn omgegaan. Die gebouwen, met alles wat zich daarin bevond, hadden allemaal een diepe beteke­nis met een heenwijzing naar Hem die zojuist de tempel verlaten had.

Na dat verlaten gebeurde er iets dat tot op de dag van vandaag nog niet door­grond is. Een zeer nadruk­kelijke uitdrukking van dit gebeuren wordt nog eens zeer nadrukkelijk be­vestigd bij het sterven van Jezus op Golgotha toen het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden. Het werd in tweeën gescheiden.

Vanaf dat moment woonde God, de Vader, niet meer in het verborgen donkere deel, wat heilige der hei­ligen werd genoemd en dat slechts eenmaal per jaar voor de hogepriester toegankelijk was. De werkelij­ke Hogepriester, Jezus Christus, had Zijn taak aanvaard en had zich als Hogepriester van het nieuwe verbond een verhevener plaats verworven.

Hij is niet gelijk aan de hogepriesters uit het oude verbond, die van dag tot dag eerst offers moesten brengen voor eigen zonden en dan voor het volk. Dit heeft Hij eens en voor al tijd gedaan, toen Hij zich zelf ten offer bracht. Nu is Hij gezeten aan de rech­terzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware ta­bernakel, die de Here opge­richt heeft en niet een mens. (Heb. 08:01-02).

Zoals in het oude verbond de hogepriester aan het hoofd stond van alle tem­peldienaars, zo is Hij het ook van ons die Zijn die­naars zijn. Bij Zijn ver­trek uit die tempel dus – de tempel die slechts een schaduw was, van hetgeen in Christus komen zou – zei Hij dat van die tempel, dat bouwwerk van mensen, geen steen op de ander gelaten zou worden. Het zou alles anders worden. Een nieuw verbond met een leven ver­vuld met de Geest van Christus. Die Geest nam het uit Hem en gaf dat LEVEN door aan hen die tot dat nieuwe volk van God behoor­den.

De tempel van het nieuwe verbond

Toen de discipelen dit hoorden waren ook zij ken­nelijk onder de indruk. Zij gingen samen met Hem naar de Olijfberg en daar vroe­gen zij Hem: Wanneer zal dat geschieden? De prach­tige tempel, die juist in die tijd door koning Herodus gerestaureerd werd, (deze restauratie kwam in het jaar 64 na Christus klaar en in het jaar 70 ging de prachtig gerestau­reerde tempel bij de inne­ming van Jeruzalem in vlam­men op), zou die afgebroken worden?

Ja, dat zou ook in de na­tuurlijke wereld gebeuren, maar Jezus gaat daar in het geheel niet op in. Hij wist dat zij na de afbranding van die tempel, weer in de natuurlijke wereld zouden gaan bouwen aan tempels, kerken en kathedralen, waarin God zou kunnen wo­nen en die dan ook godshui­zen werden genoemd.

U moet daar eens op letten. Jezus gaat daar in het ge­heel niet op in. Hij gaat meteen met grote passen naar de eindtijd toe, waarin het evangelie’ van het Koninkrijk verkondigd zal worden tot een getuigenis voor alle volken.

De gruwel der verwoesting is het grootst als het al­taar is weggenomen (Matt. 24:15), dat wil zeggen als het offer van Christus ont­breekt. Wie dit leest geve er acht op. Dan is de grond van het nieuwe verbond, dat er is in Zijn bloed, weggenomen. Dan breekt de eind­tijd aan met een aaneen­schakeling van gebeurtenis­sen, zoals de wereld die nog nooit gezien of beleefd heeft.

De generatie die dan leeft, (zijn wij die generatie niet?) zal geenszins voor­bij gaan voordat alles is geschied. De grote eindron­de zal zich in één genera­tie afspelen. Die generatie zal de zonen Gods opleveren waar heel de schepping naar zucht. Die generatie zal werkelijk het lichaam van Christus baren, een manne­lijk wezen dat alle heide­nen zal hoeden met een ij­zeren staf. (Openbaring 12). Dan zullen de levende ste­nen bijeengevoegd zijn tot een tempel, een Geestelijk huis, waarin Hij woont en werkt.

Weer hebben wij – op Pinksteren na – alle Christe­lijke feesten gehad. Bent u ook met de feesten mee, de weg omhoog gegaan?

De Geest van het nieuwe verbond

Pinksteren is het laatste feest, maar ook het groot­ste feest. Christus kwam in ons. Hij de Zoon Gods kan zichzelf in ons openbaren. Dat is hét feest der feesten.

Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood. Dat is het waarmee wij elke bood­schap zouden kunnen aanvan­gen. Waarom o mens blijft u toch zo vleselijk en komt u niet tot de erkenning der waarheid dat de boodschap en het leven in Christus een geestelijke boodschap is?

Binnenkort vieren wij Pink­steren, het feest van de Geest. De Geest die ons allen vervullen wil, die ons vernieuwen wil en die ons wil laten opwassen tot de volheid Gods. Die Geest zal ons leiden naar de volle waarheid. Die Geest zal ons van binnenuit vernieuwen en herstellen omdat Hij in ons meer kan doen dan wij bid­den en beseffen.

Mens, ga geloven dat God almachtig is en dat Hij Zijn almacht in ons wil openbaren. Dat is het geweldigste en het heerlijkste, dat Hij in en door ons wil vrucht dragen. Wij mogen zijn als Jezus, omdat wij uit één en dezelfde Geest geboren zijn. Een volk tot Zijn dienst bereid, door de kracht die Hij in ons heeft uitgestort.

Sta daar voor open en ont­vang als wijze mensen dat­gene wat voor u bereid is. Sta er voor open en durf te leren, rechtstreeks uit de hemel, om te komen tot een nieuw volk. Een volk niet doortrokken met oud zuurdesem, maar een nieuw volk, vol van Geest en wijsheid.

Het één en het ander gaat samen. Gods volk is een verstandig volk, is een wijs volk, dat niet met de achterste benen omgooit, wat hij zo juist heeft opgebouwd. Aan dat laatste mankeert het nog wel eens. Men praat voordat men denkt en is vaak niet be­reid tot het horen naar anderen. Naar hen bijvoor­beeld die door levenserva­ring wijzer zijn geworden. Het zou voor jongeren eens goed zijn te luisteren naar de geestelijke rijk­heid en ervaring van hen die op de weg van het Geestelijke leven reeds een lange weg hebben afge­legd. Wij hoeven niet te beginnen op de laagste sport van de ladder, maar mogen hogerop beginnen. Daarom zal het mogelijk zijn dat in één generatie God tot Zijn doel komt, met een volk dat deze weg leert verstaan.

Christus bij ons of Christus in ons?

Het grootste teken dat de eindtijd daar is, is wel het feit dat de zonen Gods aan het opwassen zijn. Er wordt herbouwd en gebouwd en de Geeste­lijke waarden van het Woord Gods worden steeds beter verstaan. Over de gehele wereld zien wij dat er een verlangen is naar Geestelijk leven. Dat er zoveel verkeerd terecht komt is in wezen een grote tekortkoming van het Chris­tendom, omdat zij op dit geestelijk verlangen geen antwoord heeft.

Ondertussen wordt de wereld meer ontvankelijk gemaakt voor geestelijk leven dan het kerkvolk. Wij kennen allen wel de uitdrukking “evangelisch christen”. Nu de benaming is juist, men is niet verder gekomen dan de toehoorders van Chris­tus in de evangeliën. In die kringen hoort men veel de verzuchting dat alles anders zou zijn als Jezus Christus maar persoonlijk aanwezig zou zijn. Dan kon Hij hun helpen, hun gene­zen en voeden, ja dan zou alles anders zijn. Op die zelfde gronden wordt naar de wederkomst van Christus verlangd.

Christenen die zo denken zijn nog kinderen in hun denken. Ze zien Christus als hun “moeder-verzorger”. Zij zien nog niet dat er met de komst van Christus veel en veel meer is ge­schied. Jezus zelf zei on­der andere: Het is goed dat Ik van u heen ga want dan kan de Trooster komen. Die Geest, waaruit ook Je­zus geboren is, zal dan in u uitgestort worden. Dat aanwezig zijn in u, in uw innerlijk wezen, is een veel dichtere aanwezigheid dan hét feit dat Christus naast u zou wandelen.

Verstaat u deze dingen? Het is toch volkomen duide­lijk dat na de uitstorting van de Heilige Geest, wij Christus in ons kunnen ontvangen. Dat aanwezig zijn van Hem op die manier heeft het mogelijk gemaakt dat wij kunnen zijn waar Hij is, namelijk in de he­melse gewesten.

Wees eens met deze dingen bezig gedurende deze tijd rond Pinksteren en u zult dan gaan ervaren dat Chris­tus in ons de weg is naar het volle leven. Jezus is de weg, maar Hij is niet alleen voor onze zonden ge­storven, Hij is ook de Do­per in de Heilige Geest.

Die Geest die ons allen tot één lichaam maakt, functio­nerende en handelende en wandelende zoals Hij gehan­deld en gewandeld heeft. Dit inzicht zal doorbreken en zal er toe bijdragen dat de kennis vermeerderd wordt. Daarom kijken wij bij het komende Pinksterfeest vooruit en niet ach­teruit. Want de toekomst is des Heren en wij zullen met Hem meer dan overwinnaars zijn.

 

1979.04 nr. 192

Levend Geloof 1979. 04 nr. 192

Leven en overvloed door Gert Jan Doornink

Het doel van Jezus’ komst

Nergens in de Bijbel vinden wij de betekenis van Goede Vrijdag en Pasen zo duidelijk be­schreven als in Joh. 10:10. Jezus zegt daar: “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”.

Jezus geeft hier in niet mis te verstane be­woordingen een kenschets van de duivel. Eerder had Hij de satan reeds genoemd “een mensenmoorder van de beginne” en “de vader der leu­gen” (Joh. 08:44). Maar in één adem noemt Jezus ook de kenmerken van Zijn eigen werk, door te zeggen dat Hij leven en overvloed kwam brengen! Met andere woorden: Hij kwam het destructieve, vernietigende werk van satan te niet doen en bracht er Gods opbouwende en volmaakte werk voor in de plaats.

Het grote doel waarvoor Jezus, als Zoon van God, naar deze wereld werd gezonden, was om de duivel te overwinnen, waardoor de mens onder zijn heerschappij weg zou kunnen komen, en zijn oorspronkelijke plaats in Gods scheppings­plan weer zou kunnen innemen.

Confrontatie met satan

Het is geen wonder dat de duivel getracht heeft dat van meet af aan te verhinderen, door Jezus op allerlei wijze aan te vallen. Dat begon al vlak na de geboorte van Jezus, toen koning Herodes opdracht gaf alle jongens beneden twee jaar om te brengen. Gelukkig had een engel des Heren reeds aan Jozef in een droom geopenbaard dat hij naar Egypte moest vluchten.

Dan is er de grote confrontatie tussen Jezus en de duivel bij de verzoeking in de woestijn, vlak voordat Jezus Zijn grote openbare optreden zou beginnen. Maar Jezus was glansrijk Overwinnaar.

De duivel kon niet verhinderen dat Jezus Zijn aardse bediening begon, de Goddelijke opdracht, waarvan Lucas later schreef: “Hij is rondge­gaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren”(Hand. 10:38). Dat was het grote doel van Jezus’ komst op aarde. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”(1 Joh. 03:08).

Jezus wist vanaf het begin dat Zijn bediening zijn climax zou vinden, als Hij aan het kruis van Golgotha de totale overwinning op het rijk van satan zou behalen. Trouwens reeds lang voor Jezus op aarde was, werd dit alles geprofe­teerd. Lees bijvoorbeeld Jesaja 53 er maar eens op na.

Wees niet bang voor de duivel

Wat opvalt bij Jezus’ drie en een halfjarige omwandeling op aarde was zijn telkens weer ra­dicaal afwijzende houding van de duivel en dat Hij een rechtstreekse confrontatie met hem nooit uit de weg ging. Waar nodig was Hij niet bang zijn naam te noemen, om hem te ontmaske­ren en te overwinnen. Dat is leerzaam voor elk kind van God.

Want er zijn veel kinderen Gods die bang zijn en het verkeerd vinden om over de duivel en zijn werken te spreken en te schrijven. Hun re­denering is dan: We moeten alleen over Jezus spreken, want anders wordt de duivel verheer­lijkt. Die moeten we volkomen negeren. . . .

Hoe vroom dit ook mag klinken, dit is struisvo­gelpolitiek en we spelen dan juist de duivel in de kaart, die er een behagen in heeft als we hem verzwijgen, zodat hij stil zijn gang kan gaan.

Natuurlijk moet het spreken of schrijven over de duivel en zijn werken nooit de overhand heb­ben. Dan zouden we hem inderdaad verheerlijken. Maar het gaat er juist om dat we hem ontmaske­ren en overwinnen! Als wij een drukke straat oversteken kijken we ook niet alleen naar de overkant, maar eerst naar links en rechts om niet overreden te worden.

Wat de duivel probeert…,

Als wij leven en overvloed van Hem willen ervaren, zullen wij er rekening mee moeten houden dat de duivel met zijn kwade praktijken dit ten allen tijde tracht te verhinderen.

Jezus was ten allen tijde voor hem op Zijn hoe­de! Hij aarzelde geen moment de duivel te ont­maskeren, te weerstaan en te overwinnen, bij elke gelegenheid die zich voordeed.

Ook Paulus wist van het werk van satan. Hoe had hij eens in zijn strikken gevangen gezeten.

Daarom kon hij later schrijven: “Zijn gedachten zijn ons niet onbekend” (2 Kor. 02:11). Hij wist hoe geraffineerd de duivel soms kan optreden om kinderen Gods te verleiden en te doen struike­len. In 2 Korinthe 11 waarschuwt hij voor “schijnapostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus” (2 Kor. 11:13). Dat die er zijn is helemaal geen wonder, zegt Paulus. Want ook “de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien ook’ zijn dienaren zich voor­doen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Kor. 11:14-15).

De volkomen overwinning van Jezus

Als de duivel zijn kans krijgt, zal hij ieder kind van God trachten te verleiden, te doen struikelen en onder zijn heerschappij te bren­gen. Maar dat hoeft gelukkig niet het geval te zijn! Een waarachtig kind van God weet van de volkomen overwinning van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha. Juist daar werd de sa­tan eens en voor altijd verslagen. “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd” (Kol. 02:15).

De ogenschijnlijke overwinning van satan, door Jezus aan het kruis te nagelen, was in werke­lijkheid zijn nederlaag! Want Jezus volbracht het werk dat God Hem had opgedragen. Hij heeft de zonden met zijn gevolgen (ziekte, angst, dood, etc. ) weggedaan door het aan het kruis te nagelen. Hij riep het uit: “Het is vol­bracht!”. Dit grote ogenblik in de wereldge­schiedenis, was satans nederlaag. Hij was niet in staat Jezus in de dood te houden. Jezus stond op uit de dood en was de grote Triomfator!

Hoe beleven wij leven en overvloed?

Nu weten wij dat wij – die in Jezus en Zijn overwinning geloven – geroepen zijn om in de voetstappen van Jezus te treden. (1 Petr. 02:21). Als wij dat niet doen, gaat het mis, en slaat de duivel zijn slag. Want Jezus heeft hem weliswaar overwonnen, maar zijn “eindvernietiging” moet nog plaats hebben. Daarom behoort een gelovige door het geloof te leven en begrijpen wij dat Heb. 11:06 zegt, dat het zonder geloof onmogelijk is God te behagen. Hoe zouden wij anders de duivel kunnen weer­staan, als Petrus zegt dat vast in het geloof te doen? (1 Petr. 05:09).

Vele kinderen Gods beleven niets van het leven en de overvloed, die Jezus hen geven wil, om­dat zij op dit punt falen. Terwijl Gods Woord volstaat met adviezen, instructies, raadgevin­gen, enz. , slaan zij deze rustig in de wind, met het gevolg dat zij weer onder het beslag van de duivel terechtkomen.

Als Paulus zegt in Gal. 05:01: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt”, geloven velen die met heel hun hart. Maar zij zien over het hoofd, dat Paulus direct daaropvolgend waarschuwt: “Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen”.

Een christen die niet strijdbaar is en de ge­loofsweg niet bewandelt, die lauw is en wereldgezind, die niet geestelijk groeit en vasthoudt aan allerlei dwalingen, is een speelbal van de vijand. Hij ervaart weinig of niets van de vervulling van Gods beloften in zijn leven. De gedachte aan “leven en over­vloed” is hem vreemd. Hij viert misschien nog wel op uiterlijke wijze Goede Vrijdag en Pa­sen, maar heeft geen deel aan de werkelijk­heid van het echte geloofsleven. Onderzoek uzelf op dit punt!

Want wilt u dit jaar echt Paasfeest vieren, bedenk dan dat het Gods bedoeling en wil is voor al Zijn kinderen, dat we de goede strijd zullen strijden, die van het geloof. De strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de gees­telijke vijanden. (Ef. 06:12). Daarvoor is het noodzakelijk dat wij de geestelijke weg bewan­delen en niet vasthouden aan allerlei dwalin­gen en gebondenheden. “Laten wij dan de wer­ken der duisternis afleggen en aandoen de wa­penen des lichts!” (Rom. 13:12).

God heeft ons in Christus alles geschonken. Niet “een beetje leven” en “een beetje over­vloed”, maar leven en overvloed. Dat doet een waarachtig kind van God blij en zorgeloos le­ven. Daardoor straalt hij de heerlijkheid Gods uit en is hij een beelddrager van Jezus. Ontdek de waarheid en de werkelijkheid van dit nieuwe leven. En u zult dit jaar Paasfeest vieren zoals u nog nooit gevierd hebt!

 

Tien adviezen om Leven en Overvloed te ervaren door Gert Jan Doornink

Ga de weg van gehoorzaamheid.

Als wij een kind van God zijn geworden behoort in de eerste plaats het fundament goed te liggen. Het oude leven behoren wij met Christus af te leggen in het watergraf, zodat wij met Hem in nieuwheid des levens kunnen wandelen. (De doop door onderdompeling). Verder behoren wij aan­gedaan te worden met kracht uit de hoogte. (De doop met de Heilige Geest).

Geestelijke groei is noodzakelijk.

Van een baby in het geloof zullen we geestelijk vol­wassen moeten worden. Eerst komt de melkspijs, maar dan zullen we vast (geestelijk) voedsel tot ons moeten nemen. Lees ook Ef. 04:10-16.

Neem iedere dag voldoende tijd voor Bijbelonderzoek en gebed.

Bestudeer biddend het Woord van God, waarvan Heb. 04:12 zegt dat het “levend en krachtig en scherper is dan enig tweesnijdend zwaard”. Ontdek hoe rijk Hij ons gezegend heeft met Zijn talrijke beloften.

Zoek gemeenschap met andere kinderen Gods.

Vooral met hen die de volle weg met Jezus willen gaan. Wissel ervaringen uit, bemoedig en versterk elkaar op positieve wijze, bid voor elkaar. (Eén van de grote “successen” van de duivel is ongetwijfeld het negatief praten over elkaars fouten. . . . en dan ’t liefst nog waar de ander niet bij is.

Wees nooit negatief over uw medebroeder en zuster als deze gebonden is.

Zie hem of haar er niet op aan, maar de duivel. Pro­beer hem in een geest van liefde te overtuigen dat hij “de werken der duisternis af moet leg­gen en de wapenen des lichts aan moet doen”. (Rom. 13:12).

Ga nooit de weg van het compromis.

Jezus heeft gezegd: “Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij”. En: “Niemand kan twee heren dienen. . . . ” Het is bij Hem of het één, of het ander. Jezus haat een schemertoestand. Het is duisternis of licht, gebondenheid of vrijheid, nederlaag of overwinning. De keuze voor Jezus is een radi­cale keuze. Het volgen van Jezus is een radi­caal volgen. De weg van het compromis is één van de gevaarlijkste verleidingen van de sa­tan. Laten we op onze hoede zijn, ook door ons niet negatief te laten beïnvloeden door mede­broeders en zusters die niet de volle weg met Jezus willen gaan.

Heb een persoonlijk geloofsleven.

Hoewel een gelovige niet optimaal kan functioneren zonder gemeenschap met zijn medegelovigen, is zijn geloofsleven in de eerste plaats persoon­lijk. Dat wil zeggen, we kunnen ons niet be­roepen op, of verschuilen achter het geloof van een ander. Paulus zegt in 2 Kor. 13:05:

“Stel uzelf op de proef, of gij wel in het ge­loof zijt, onderzoekt uzelf”. Velen houden zich meer bezig met het geloof van de ander, dan van zichzelf, en dan nog vaak in negatieve zin. Als wij in de rechte verhouding tot God leven en de weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelen, mogen we ervaren dat Jezus ook voor ons – persoonlijk – leven en overvloed schenken wil.

Getuig van Jezus door woord en daad.

Velen hebben het reeds ervaren. Naarmate wij zelf uitdelen, worden wij ook zelf gezegend! “Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven”(Luc. 06:38).

Schaam u niet voor het volle evangelie.

Wees te allen tijde vrijmoedig en volledig aangaande de volkomen verlossing die Jezus Christus aan het kruis van Golgotha heeft be­haald. Waarom zullen wij “een deel” van het evangelie uitdragen, als Jezus ons de ogen ge­opend heeft voor de volle waarheid? Hij wil u ook niet een “beetje leven” en een “beetje overvloed” schenken, maar heel duidelijk en concreet: leven en overvloed!

Geef Hem alle eer!

Geef te allen tijde Hem de eer! Het is geen eigen verdienste als de Heer ons zegent of ten zegen stelt. Het is Zijn werk die ons bekwaam heeft gemaakt een instrument in Zijn hand te zijn. Maak de Heer groot met positieve liederen en in lofprijzing en aanbidding. De duivel heeft er een hekel aan als we de Heer grootmaken en verheerlij­ken. Maar Ps. 050:023 zegt: “Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien. En Gods heil is: Leven en overvloed! Halleluja!

 

‘Gods vaderhart’

De vrucht van Golgotha

Aan Pasen gaat onherroepelijk Goede Vrijdag vooraf. Goede vrijdag, staan wij daar genoeg bij stil? Voor wie was die vrijdag zo “goed”? Voor de Here Jezus die wist dat Hij gekruisigd zou worden? Voor God de Vader die met bloedend hart moest aanzien dat Zijn enige Zoon werd verbroken?

Velen vragen zich af waarom de Vader toestond dat zijn Zoon deze lijdensweg moest gaan. Bestond er geen andere wijze om te lijden (een meer plezieriger manier?) en moest er persé bloed (het doodbloeden) aan te pas ko­men? Was dat allemaal niet erg wreed?’.

‘k Weet niet of u bekend bent met het bloed en haar ken­merkende eigenschap: bloed is een drager van het leven dat redding brengt. Denkt u maar eens aan transfusies in kritieke ogenblikken. Het “geven voor leven” is ook hier geestelijk gesproken op zijn plaats.

Nog een voorbeeld uit de natuur. Alleen als leven “afge­storven” is (bloesem in het voorjaar) komen naderhand de vruchten.

Zo heeft Jezus Zijn bloed afgestaan tot redding onzer ziel en Zijn leven gegeven, opdat uit Zijn dood (en op­standing) wij nieuw leven (opnieuw) zouden ontvangen. Zij, die zich blijven afvragen of deze gang van zaken wel juist is (overigens betreft het hier Gods beleid), kunnen zich beter bezig houden met de vraag wat het Gods vaderhart gekost heeft Zijn Zoon zó te moeten zien lij­den. . . om onzentwille.

Wat denkt u: zou het thema “God is liefde” voldoende tot uitdrukking zijn gebracht in de kruisdood (een straf­maat voor een misdadiger) van Jezus of had er nog méér geofferd moeten of kunnen worden? Joh. 03:16

 

Golgotha gedicht door Judith

Hoe heeft de Vader kunnen aanzien,

Het lijden van zijn enige Zoon –

Die tussen aard’ en hemel hangend

Vernederd werd, door haat en hoon  

 

Hoe heeft Zijn oog kunnen aanschouwen,

De wreed-gevlochten doornenkroon –

Waarmee het dierbaar hoofd “getooid” was,

symbool van ’s mensen bitter loon     

 

Zou het geluid van hamerslagen

niet in de hemel zijn gehoord?

Zouden de nagelen in ’ kruishout

ook niet Gods hart hebben doorboord?

 

Wat moest Zijn liefde méér bewijzen,

Dan Hij reeds deed op Golgotha;

Waar mét het bloed dat uit de wonden –

Nieuw leven vloeide en. . . gena’.

 

Het bloed van Christus door H. J. Glasbergen

Het bloed aan de deurposten en bovendorpel (Ex. 12:01-24)

“En het bloed zal u dienen als een teken aan de hui­zen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij”(Ex. 12:13) . “Wanneer Hij dan het bloed aan de bovendorpel en aan dé beide deurposten ziet, dan zal de Here die deur voorbijgaan en de verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan” (Ex. 12:23).

Dit is het Pasen, dat Jezus bereid heeft, voor Gods volk,, toen Hij de woorden sprak: “Het is volbracht”. Gereinigd door het bloed van het Lam, mogen wij deelhebben aan het paasoffer, en aan Zijn tafel zit­ten, nu en voor eeuwig en altijd. Een ieder die be­sneden is, mag van dit paasoffer eten, maar geen onbesnedene mag er van eten. (Ex. 12:43-51). Geen onreine zal deelhebben aan het avondmaal. Het is al­leen voor Gods wedergeboren volk, geboren uit water en Geest. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.

Toen de Israëlieten gehoor­zaam werden naar Zijn wil, werden zij bevrijd uit de slavernij. Zij werden afge­zonderd, geheiligd in hun God. Zo ook wij, als wij deel hebben gekregen door de wedergeboorte aan Jezus Christus. Dan worden wij geheiligd in Hem en afge­storven aan de zonde.

Hoe wordt ik een christen?

Dit was de vraag, voor de E. O. aan jonge mensen, kort geleden. Het antwoord is, alleen op Jezus’ voorwaar­de: Tenzij iemand wederge­boren wordt uit water en Geest, kan men het Konink­rijk Gods niet binnengaan. (Joh. 03:03-11).

“Hoe wordt ik van Chris­tus?”, zou een betere en meer begrijpelijke vraag zijn, voor veel jonge, maar ook oudere mensen. “Gij zijt van Christus”, zegt Paulus, “indien de Geest van Christus in u woont”. (Rom. 08:08-17).

Veel mensen willen graag een christen zijn, maar van Christus zijn, is toch blijkbaar een heel andere zaak, dit begrijpen zij ook wel. En toch kan het niet eerder werkelijk Pasen voor u zijn, dan wanneer u wer­kelijk uw oude leven – het oude zuurdeeg – uit uw le­ven wegdoet.

Een ieder, die nog bij het oude leven blijft, is zon­daar tot de dood toe en heeft geen deel aan Pasen. Men is geen christen door lid te zijn van een kerk of een bepaalde groep die zich christenen noemt. Paulus zegt: Gij zijt van Chris­tus, gekocht en betaald, en niet meer van uzelf. (1 Kor. 06:14).

De ware besnijdenis is die van het hart, naar de Geest. (Rom. 02:29). Joel zegt: Scheurt uw hart en niet uw klederen. Bekeert u tot de levende God. Er is geen andere weg aan de mens gegeven: Bekeert u, laat u dopen en u zult de Heilige Geest ontvangen.

De mens moet innerlijk ver­anderen. Met een nieuw paaspak aan, ben je nog niet van Christus. Niemand kan zichzelf veranderen, maar de mens moet zich la­ten veranderen.

Het oordeel begint bij het huis Gods

Zoals Israël de natuurlijke woestijn inging, zo wordt Gods volk nu de geestelijke woestijn in geleid. Wij zijn niet van de wereld. Paulus zegt: “Gij dan, ge­heel anders, hebt Jezus Christus leren kennen”. Daarom zullen wij onze kle­deren rein en onbesmet moe­ten bewaren. (Matt. 22:11).

“Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontrei­nigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gerei­nigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeu­wige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?”(Heb. 09:13-14).

Het bloed van Jezus is de enige, levende weg om in te gaan in het heiligdom. Het voorhangsel is gescheurd, het heilige der heiligen is geopend voor het volk van God, hen die leven uit de Geest.

Vrijgemaakt van de zonde

Het is volbracht op Golgotha, tweeduizend jaar gele­den. Niet de dood (de laatste vijand) verlost ons van de zonde, maar wij zijn vrijgekocht, eens en voor altijd, als wij ons leven aan Hem geven.

“Heiligt de Christus in uw harten als Here. . . . “(1 Petr. 03:15). Pasen is het feest van de bevrijding uit de slavernij. De duivel is overwonnen en de laatste vijand, de dood, is over­wonnen. Jezus Christus is Overwinnaar en wij met Hem. Dan is het bloed aan de deurpost en zijn onze huis­genoten mede geheiligd in ons, zoals wij geheiligd zijn in Christus.

Dit is de gemeenschap der heiligen, de door Zijn bloed gekochte gemeente. Zullen wij dan bij de zonde blijven, opdat de genade zou toenemen? Met Paulus zeggen wij: Volstrekt niet. Als wij gedoopt zijn, is de oude mens (het oude zuurdeeg) begraven.

God weerstaat de hoogmoedige

Jezus heeft gezegd: “Leer van Mij, dat Ik nederig en zachtmoedig ben”. En Paulus zegt: “Laat die gezindheid in u zijn, welke ook in Christus was, die – in de gestalte Gods zijnde – Zichzelf heeft ontledigd, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangeno­men. Hij heeft zich verne­derd voor u en voor mij, tot de dood toe. Gehoond en bespot, hing Hij aan het vloekhout, (niet aan het “dierbare kruis”). Hij droeg onze zonde en ziekte weg, met een hart vol lief­de en bewogenheid voor een verloren mensheid.

Wat hebben wij niet ontvan­gen, of zullen wij in ons­zelf roemen? Was die man in Matt. 22:12 ook een hoogmoedige?

Wat zouden wij in Nederland een machtig leger zijn, als alle hoogmoed als vuilnis, als volkomen waardeloos zijnde, werd weggedaan.

Laten wij gaan begrijpen en erkennen wat Hij gedaan heeft voor u en voor mij. Hij stierf in de kracht van Zijn leven, opdat wij zouden leven.

Bij velen is het duister geworden in hun hoogmoedige harten. Velen blijven met een verhard hart rond­lopen en staan Gods heer­lijkheid in de weg. Wij kunnen ons niet meer waar maken door krachteloosheid. De Bijbel zegt dat de lief­de in onze harten is uitge­stort door de Heilige Geest. Daarom behoort deze liefde verder te reiken dan onze “zeer belangrij­ke” eigen groepering, want Gods Koninkrijk is niet verdeeld in eigen kleine koninkrijkjes.

Hoogmoed is levensgevaarlijk

Wij bedoelen niet dat wij met allerlei wind van leer behoren op te trekken. Maar wel dat wij de mensen, die nog bij het oude zuur­deeg leven, (een last van honderden jaren) liefdevol tegemoet zullen komen en niet onnodig relaties zullen verbreken. Wie waren wij toen wij Christus nog niet kenden? In wie zullen wij roemen, dan in Jezus alleen.

Wat zijn wij belachelijk en verwerpelijk voor God, in onze hoogmoed. Lees u de geschiedenis van koning Uzzia maar eens in 2 Kronieken 26.

Laat dit Pasen uw grote verzoendag zijn. Ga naar die broeder of zuster, die u kwaad heeft gedaan, of andersom. Vergeef, zoals Jezus ons vergeven heeft. Kruisig uw hoogmoed, dan is dit Pasen een groot feest voor u.

Geef uw hart opnieuw aan Hem, de Levensbron van uw lichaam. Dit betekent dar u Hem geest, ziel en li­chaam geeft en wat er bij hoort. U wordt er gelukkig van en het is ook gezond. Breng uzelf als een wel­riekend offer, dan mag u van het paasoffer eten en uitdelen.

Jezus, de Christus, kwam op een ezel Jeruzalem bin­nen. Hij de Koning van de schepping, die alle macht heeft in hemel en op aarde. Dan betaamt het ons niet, hoog te paard te zitten.

Hij heeft gezegevierd over de machten der hel en ons geroepen om mee te heersen. Maar alleen op Zijn voor­waarde, zoals Hij ons leert, de minste te zijn.

Breng het bloed aan de deurposten. Dat moet uzelf doen, opdat de verderfen­gel niet in uw huis kan ko­men. “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult be­houden worden, gij en uw huis”(Hand. 16:31) .        .

Zijn bloed kocht ons vrij en allen mogen komen, die hongeren en dorsten, dit is de voorwaarde. Kom uit de slavernij in de vrij­heid!

Jezus Christus is Heer, tot eer en glorie van God de Vader. Hij is waarlijk op­gestaan, de dood is over­wonnen . Hem komt toe, de lof, eer en aanbidding. La­ten wij onze heilige handen opheffen en Hem aanbidden in Geest en in waarheid. Kom tot een Levend Geloof.

 

Exodus (Het bloed aan de deurpost)

Het stond gereed, het volk des Heren;

De reisstaf wachtte in de hand…         

Want heden zou het lot zich keren:

En Jaweh hield Zijn Woord gestand.

 

Zij stonden klaar, geschoeid de voeten;

Hun leven was ermee gemoeid

Die nacht zou God het land doen boeten:

Het bloed van ’t lam had reeds gevloeid.

 

Slechts wie zijn deurpost had bestreken,

Zou voor de dood worden gespaard;

De engel Gods zou zich niet wreken:

Het huis werd door God zelf bewaard.

 

Een God van recht door Nico Goverts

Het karakter van God

Typerend voor deze tijd is, dat God bezig is allerlei vergeten waarheden weer on­der het sof vandaan te ha­len, en opnieuw op de stan­daard te plaatsen. Daaraan kunnen we zien dat het eindtijd is. Want in de laatste dagen zal immers de kennis vermeerderen.

Nu is één ding meteen op­vallend. Al die waarheden die ontdekt worden, concen­treren zich rondom één mid­delpunt: het karakter van God. Daarop spitst zich al­les toe, net zoals in het oude verbond alle tenten van het volk Gods zich groepeerden rondom die ene tent, de tent der samen­komst, waar de aanwezigheid van God was.

Eén van de wezenskenmerken die we in de Bijbel telkens tegenkomen, is: God is een God van recht. Het is bij­zonder belangwekkend na te gaan wat dit betekent, juist in verband met de eindtijd en de gemeente. Want waar is het God om te doen?

Het gaat erom dat in de ge­meente in de eindtijd het wezen Gods zichtbaar zal worden. God werkt aan een volk, waar Zijn karakter, in al zijn facetten en in zijn volle kracht en majes­teit, gestalte gaat krij­gen. Daarom moeten we het wezen van God leren kennen. Eén van de aspecten daarvan is: Hij is een God van recht.

Uitgangspunt is wat Jesaja daarover zegt: “Daarom ver­langt de Here er naar u ge­nadig te zijn, en daarom zal Hij zich verheffen om zich over u te ontfermen, want de Here is een God van ( recht; welzalig allen die op Hem wachten” (Jes. 30:18).

De gemeente gaat het doel bereiken

Opmerkelijk is hier dat met deze eigenschap van de Heer een zaligspreking verbonden wordt. Degenen die op Hem, namelijk als God van recht, wachten, zijn zalig. Dat wil zeggen: degenen die Hem zo, op deze wijze, verwach­ten. Degenen die zo naar Hem uitzien, die zich rich­ten op de openbaring van Zijn recht.

Is het van belang te weten dat de Heer een God van recht is? In feite staat of valt daarmee de hele eind­tijd, èn de gemeente. Want als God een God van recht is, dan is Hij een God van vaste principes, een God die nooit zal afwijken van Zijn oorspronkelijke plan, een God die vasthoudt aan Zijn uitgangspunten.

En daarmee is de garantie gegeven, dat er een gemeen­te komt die het doel gaat bereiken. Gods karakter staat er garant voor.

In Psalm 111 vinden we een machtige lofprijzing. Maar laten we er eens acht op geven wat de reden is van die jubel. Het is bijzonder leerzaam als we, bijvoor­beeld de Psalmen, ont­dekken: Waarom wordt de Heer geprezen? God wordt daar bezongen temidden van Zijn volk: “Ik zal de Here van ganser harte loven, in de kring der oprechten en in de vergadering”(Ps. 111:001) .

Dat woord “kring” heeft een heel diepe betekenis. Het wil eigenlijk zeggen: de vertrouwelijke omgang, het geheim beraad. Het gaat daar dus over het volk van God, dat samenkomt om te overleggen met de Heer. Sa­men met hun Aanvoerder be­spreken ze de plannen; het is topoverleg in het Ko­ninkrijk Gods. De strategie wordt besproken.

Wat is onze taak?

Waar handelt men over, in die volksvergadering? Over de werken des Heren: “Groot zijn de werken des Heren, na te speuren door allen die er behagen in hebben” (Ps. 111:002). Daar zien we: dat is onze taak: bezig te zijn met de werken Gods. Om die na te speuren. En wie na­speurt, kijkt verder dan de zichtbare wereld. Die houdt zich niet bezig met wat in de krant staat. Die gaat opsporen: wat zit er­achter? Wat is de oorsprong van Gods werken? Wat zijn de principes van de Heer? Daarvoor zijn geestelijke ogen no­dig. Want de Heer wil dat we een goed inzicht krij­gen (zie Ps. 111:010).

Wat wordt er dan over de werken des Heren verteld? “De werken zijner handen zijn waarheid en recht, be­trouwbaar zijn al Zijn be­velen, vastgesteld voor im­mer en altoos, volbracht in, waarheid en oprechtheid” (Ps. 111:007-008). Het wezenlijke kenmerk dat hier in verband met de werken Gods genoemd wordt, is: waarheid en recht. Dat is de basis van alles wat God doet. Daar wijkt de Heer nooit van af. Hij sluit nooit een compromis met het rijk der duis­ternis. God is karakter­vast. Hij is enkel licht.

Maar nu is het opmerkelijke dat deze uitspraken ge­daan worden in het kader van een lofzang, en dan nog speciaal een lofprij­zing in de gemeente. Als we dat zien, dan gaan we begrijpen, wat voor volk God in deze tijd zoekt. Het gaat inderdaad om een volk, een kring, een gees­telijke eenheid. Een kring waar de vijand niet tussen kan komen.

God wil een kring, niet losse enkelingen. En het kenmerk van die kring is: het gaat hun om het recht van God. Dat recht van God speuren ze na. Dat recht van God gaan ze volbrengen (Ps. 111:008). Van dat recht gaan ze zingen.

Het volk dat eeuwig standhoudt

En dan loopt het daarop uit: “Zijn lof houdt eeu­wig stand”(Ps. 111:010c). Daarom houdt dat volk ook eeuwig stand. Zij halen de eind­streep. Hun koningschap is eeuwig en gaat niet meer over op een ander.

Een paar kernpunten komen hieruit naar voren. Aller­eerst gaan we heel duidelijk onderkennen waar God vandaag de dag mee bezig is. Waar het Hem om te doen is. God wil openbaring ge­ven. God wil de rechten, de principes van Zijn Konink­rijk bekend maken. Want Hij wil dat er een volk komt dat Zijn rechten kent, dat Zijn gedachten verstaat, dat Zijn bedoelingen be­grijpt.

God sprak daarover tot Jeremia: “Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar Mijn volk kent het recht des Heren niet”(Jer. 08:07).

Wat was het probleem met het volk in die dagen? Ze hadden geen begrip van Gods principes. En de Heer stelt hun de vogels tot voorbeeld. Die houden zich tenminste aan de orde van hun Schepper. Zij kennen hun vaste tijden. Trekvogels weten wanneer zij op reis moeten gaan. Ze weten wanneer er een nieuw sei­zoen aanbreekt.

God is bezig ons Zijn principes te leren

Hoe is het met het volk van God vandaag? Kennen wij on­ze tijd? Merken wij het op, dat er een nieuw seizoen aanbreekt? Onderkennen wij wat God in deze tijd doet? Hoe God bezig is ons Zijn rechten te leren? Want al die zaken die God aan de orde stelt, zoals lofprij­zing, Discipelschap, de or­de van de Heer in de gemeente, gezag en onderwer­ping, de strijd in de he­melse gewesten, het zijn allemaal principes van Zijn Koninkrijk. Het zijn tekenen van de eindtijd.

Tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht. Onderkennen wij dat dit de tijd is waarin de gemeente op haar plaats moet komen? Zien we dat het moment gekomen is om de vleugels uit te slaan en op te trekken als een hemels leger? We leren onze tijd alleen kennen in de geest, als we ‘letten, niet op wat er op aarde gebeurt, maar op het gebeuren in de geestelijke wereld. Ook de gemeente moet de tijd van haar komst in acht nemen: de tijd waarop zij te voor­schijn moet komen als een koninklijk volk.

Daarmee komen we bij het tweede kernpunt. Gods doel is een volk waar Zijn recht regeert. Een volk dat wan­delt in de rechte sporen. Want met dat volk gaat Hij iets doen. David heeft dat begrepen. Hij spreekt over dit plan van God in een heel opmerkelijk lied, een profetisch lied voor de eindtijd, Psalm 101.

David was door God aange­steld als koning en hij zag heel duidelijk, met welk doel. In deze Psalm gaat David zingen. Maar waarover zingt hij? “Van goedertie­renheid en recht wil ik zingen, u, o Here, wil ik psalmzingen. (Ps. 101:001).

De proclamatie van het recht van God

David zingt niet zomaar wat. Hij heeft een bepaald motief scherp voor ogen. Zijn thema is: het karakter en het recht van de Heer.

En David is voorbeeld voor ons. Hij weet: God moet tot Zijn recht komen. Daarom gaat David het recht van de Heer proclameren. Hij be­gint in zijn eigen hart (vs. 2), vandaar gaat hij zijn gebied uitbreiden, het loopt uit op het huis, het land en de stad (vs. 7-8). Want het moet worden een stad des Heren.

David proclameert het recht van God. En hij bindt de strijd aan. “Elke morgen zal ik verdelgen alle goddelozen des lands, en uit de stad des Heren uitroeien alle bedrijvers van onge­rechtigheid” (vs. 8) .

David was zanger en strij­der. Zo oefende hij zijn koningschap uit. Zo bracht hij het recht van God.

God zoekt een gemeente net als David. Van hen wordt gezegd dat ze komen met de lof verheffingen Gods, en met het zwaard in de hand (zie Psalm 149:006) . zij voltrekken het vonnis aan de vijanden. De Statenvertaling zegt: “om het beschreven recht over hen te doen”.

Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Zij zullen recht doen. Gods recht zal zegevieren. Zo zullen zij overwinnen. En daarin bestaat de heerlijk­heid van de gemeente.

Voor hen geldt de belofte dat God hun recht zal ver­schaffen tegenover hun te­genpartij (zie Luc. 18:03). Zij kunnen met David zin­gen: “Hij zal uw gerechtig­heid doen opgaan als het licht, en uw recht als de middag” (Ps. 037:006). Want in Jezus en Zijn volk wordt vervuld: “Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht” (Jes. 32:01).

 

 

1979.03 nr. 191

Levend Geloof 1979.03 nr. 191

Stefanus, een inspirerend voorbeeld door Gert Jan Doornink

Een van de meest inspirerende voorbeelden voor ons geloofsleven, vinden wij ongetwijfeld in de figuur van Stéfanus. Wie zijn geschiedenis leest in Handelingen 6 en 7 ontdekt dat het één van de boeiendste, maar ook één van de leerzaamste en aangrijpendste geschiedenissen uit de Handelingen is.

Toen het aantal discipelen groeide, ontstond er een conflict over de dagelijkse verzorging van de weduwen, tussen de Grieks sprekenden tegen de Hebreeën.(Hand. 06:01). Dit wordt opge­lost door zeven mannen – vol van Geest en wijs­heid – aan te stellen, om deze weduwen te ver­zorgen. We zien hier hoe belangrijk het is dat als er problemen zijn, deze worden opgelost, want God heeft een hekel aan wanorde. Ook le­ren we er uit dat een zekere vorm van organi­satie noodzakelijk is. Er zijn kinderen Gods die iedere vorm van organisatie verwerpen. Als reactie tegenover een dode en vormelijke organisatie bij het naam-christendom, zijn zij naar de andere kant doorgeslagen. Maar de Bij­bel laat ons duidelijk zien dat organisatie nodig is, mits wij maar in het oog houden, dat de “hoofdorganisator” de Heilige Geest is. Paulus schrijft aan de Efeziërs: “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de hei­ligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot op­bouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle ken­nis van de Zoon Gods bereikt hebben, de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Ef. 04:11-13). Ieder heeft een eigen taak in de Ge­meente van Christus, waarbij degenen die een bepaald “ambt” hebben, niet belangrijker zijn dan de “gewone getuigen”.

Van de zeven “diakenen” die in Hand.6 worden genoemd, worden speciaal van Stéfanus een aan­tal kenmerkende en bijzondere eigenschappen genoemd, welke wij nader onder ogen willen zien, omdat het voor ons zulke geloofsstimulerende eigenschappen zijn. Wat wordt er van hem gezegd?

a – Vol van geloof.

Het eerste wat van Stéfanus gezegd wordt, is dat hij een man vol van geloof was. (Hand. 06:05). Kan dit ook van ons gezegd worden? De Heer wil dat wij de weg van geloof zullen bewandelen, want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn. (Heb. 11:06). Daarom zegt Paulus in 2 Kor. 13:05: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, on­derzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk”.

b – Vol van de Heilige Geest.

Stéfanus was ook vol van de Heilige Geest zegt Hand. 06:05. En ook dat is uitermate belangrijk voor elk kind van God. Een kind van God zonder de Heilige Geest is als een auto zonder benzine, een schip zon­der roer. Jezus zelf zei van de Heilige Geest: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”(Joh. 07:37).

c – Vol van wijsheid.

Toen tegenstanders van het evangelie gingen redetwisten met Stéfanus waren zij niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan. (Hand. 06:10). Stéfanus ontleende zijn wijsheid aan het Woord van God en de Heilige Geest, twee bronnen die ook ons Goddelijke wijsheid ver­schaffen .

d – Geen theorie, maar hij deed iets.

Het ge­loofsleven van Stéfanus was geen dode theorie. Hij bewees dat hij geloofde en “deed grote te­kenen en wonderen onder het volk”(Hand. 06:08). Dat zal ook het kenmerk van ons geloofsleven moeten zijn. Jak. 02:14 zegt: “Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft?” “Want ge­lijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”(Jak. 02:26).

e – Vol van genade. Stéfanus was vol van gena­de (Hand. 06:08). Dat wil zeggen, de genade die de Heer hem verleend had, bracht hij over op anderen. Hij bewees genade door overgave en vergevingsgezindheid. Hij had de gezindheid van Christus. Is dit ook in ons leven merkbaar?

f – Vol van kracht.

Behalve genade, was Sté­fanus ook vol kracht. Goddelijke kracht uiter­aard, voortvloeiend uit de volheid van de Hei­lige Geest. Gods kracht was in hem en door­stroomde hem. Ook ons?

g -Vol van liefde.

Juist door de openbaring van liefde bewees Stéfanus zijn volkomen toewijding aan zijn Heer en Meester. Toen hij gestenigd werd waren zijn laatste woorden: “Here, reken hun deze zonde niet toe!”(Hand. 07:60). De lief­de van Stéfanus was geen zoetsappige, goedkope menselijke liefde van voorbijgaande aard, maar oprecht en voor de volle 100%, zoals alleen een kind van God met een toegewijd leven dat openbaar maakt. Stéfanus geloofsleven was in de liefde gedrenkt en daarom zo uitermate vruchtbaar.

De kern van de zaak

Behalve deze kenmerkende en voor ons zo leer­zame eigenschappen van het geloofsleven van Stéfanus, is het voor ons ook zeer belangrijk en nuttig om te letten op wat de eigenlijke reden was, waarom de vijand kwaad werd. Als Stéfanus in Handelingen 7 verantwoording aflegt, is het niet het overzicht van de oudtestamentische geschiedenis, wat de woede en het verzet van de vijand opwekt, maar wanneer Stefanus doordringt tot de kern van de zaak!

Stéfanus wijst er in Hand. 07:48 op dat de Al­lerhoogste niet woont in tempelen met handen gemaakt. Maar “de hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten”(Hand. 07:49). In het gesprek wat Jezus had met de Samaritaanse vrouw had Jezus reeds gezegd, dat de plaats van aanbidding niet belangrijk was, maar wel de wijze waarop: “De ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid”(Joh. 04:23-24).

Bovendien wijst Stéfanus hun er op dat hun afwijzing van Jezus Christus, verzet tegen de Heilige Geest is: “Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd te­gen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij” (Hand. 07:51).

Dit verzet tegen de Heilige Geest resulteerde in het doden van hen die de komst van Jezus hadden geprofeteerd. Stéfanus noemt hen “ver­raders en moordenaars”(Hand. 07:52-53). Krasse woorden, maar uitgesproken onder de zalving van de Heilige Geest.

Toen zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen hem” (Hand. 07:54. De machten van satan werden open­baar, maar Stefanus was er niet bang voor. Vol van de Heilige Geest, zegt vers 55, sloeg hij de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods! Wat een bemoediging en openbaring van Gods liefde!

Stefanus werd uiteindelijk gestenigd, maar het bloed der martelaren is het zaad der kerk! Wat een boodschap gaat er van zijn geloofsleven uit voor ons eindtijdgelovigen. Handelingen 11 vertelt hoe er een zware verdrukking ontstond in ver­band met Stefanus.

Verdrukking en vervolging

Dit betekent voor ons dat, naarmate de kracht en de liefde van Jezus binnen de Gemeente van Jezus groeit, wij rekening hebben te houden met een toename van vervolging en verdrukking Wij zien het reeds in verschillende landen. Maar dat kan een waarachtig volgeling van Jezus niet beangstigen. Een kind van God dat bereid is de volle prijs te betalen, die het volgen van Jezus inhoudt, zal daarom het verlangen kennen, te treden in de voetsporen van Stefanus en andere vertegenwoordigers van Gods Ko­ninkrijk. Toen Stefanus voor de Raad terecht­stond, straalde zijn gelaat als van een engel. (Hand. 06:15). Hij leefde in gemeenschap met de levende God. Hij straalde Gods heerlijkheid uit. Kan dit ook reeds van ons gezegd worden?

 

Het Koninkrijk Gods kent geen compromis door H. J. Glasbergen

“De eeuwige God is u een woning en onder u zijn eeu­wige armen” (Deut. 33:27).

Wat een heerlijke zekerheid voor Gods volk. Wij zijn niet afhankelijk wat mensen van ons zeggen, maar wat God van ons zegt. Het Ko­ninkrijk Gods is alleen ge­openbaard aan hen, die zich hebben onderworpen aan Zijn wetten en instellingen. Aan Zijn Woord en aan Zijn Geest.

God sprak en het was er, God gebood en het stond er. Het is eenvoudig om deze woorden te zeggen, zelfs te belijden, maar om uit deze woorden te leven is een Goddelijke, bovenaardse zaak. Als wij niet gedoopt zijn in water en vervuld en gedoopt zijn met de Heilige Geest, kunnen wij dit niet geloven en tot gehoorzaam­heid komen.

Want de natuurlijke mens verzet zich altijd tegen de Heilige Geest, maar ook de christen die niet volkomen gehoorzaam is geworden. God kan ook geen behagen hebben in mensen die wel geloven, maar niet alles hebben prijsgegeven om Zijnentwil. Zij hebben zelf bepaald hoe zij willen geloven, wat in de meeste gevallen ook wel merkbaar is in hun le­ven.

Gods gedachten in ons

Laat je hervormen in je denken. Als Jezus zegt: Maakt allen, die Mijn evan­gelie aannemen, tot Mijn discipelen en leer hen on­derhouden, al wat Ik u ge­leerd heb, bedoelt Hij dat Gods gedachten in de mens die wedergeboren is (om het Koninkrijk Gods in te gaan) openbaar worden.

Gods gedachten zijn veel hoger dan onze gedachten. Daarom moeten wij opklim­men naar de top van de berg Sion. Wij zijn niet van de­ze wereld, wel in de we­reld, zegt Jezus van ons tot de hemelse Vader in Johannes 17.

Het is het geestelijke ni­veau, waarop wij ons bewe­gen, onze innerlijke staat, onze geest in gemeenschap met Zijn Geest. De nieuwe mens is in ons. (Ef. 02:15).

Wij zelf bepalen de woon­ruimte, waar God in mag wonen in ons leven. Dit is de geestelijke basis van ons geloof om gezond te le­ven, Hem te behagen, Zijn Naam te verheerlijken, zon­der iets achter te houden.

Velen zullen beschaamd tot Jezus Christus moeten zeg­gen: Here Jezus, ik heb nog veel achter gehouden, ik ben nog teveel van mij- – 9 zelf. Mijn hele positie in deze wereld, in elk onder­deel, wil Hij overheersen. Maar alleen met mijn toe­stemming. Hij dringt zich niet op, maar vraagt heel nederig: Mag Ik binnen komen?

U bent niet van uzelf

“Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en be­taald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam”(1 Kor. 06:19-20).

Wij zijn tempels van Gods Geest. Dat moeten wij zijn tenminste. De Vader en Je­zus Christus willen wo­ning in ons maken. Zij hebben hun Woord aan ons gegeven. Of is er bij u nog een voorbehoud ge­weest? Hebt u niet over­zien wat u eigenlijk be­loofd hebt? Dan moet u gauw herstellen wat u te­kort bent geschoten.

God is een jaloers God, die Zichzelf totaal gegeven heeft voor u en voor mij. Wilt u daaraan deel hebben? Vraag God dan om vergeving en breng alle tekortkomin­gen onder het bloed van Je­zus Christus. (Heb. 09:21).

Genezing van geest, ziel en lichaam is een levenshou­ding. Een leefwijze die niet van deze wereld is. Verbaas u niet over deze stelling, want wij spreken van wat wij hebben ervaren. De Heilige Geest geneest.

De oproep van Joël

“Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Here, uw God”(Joël 02:13). Vele christenen blij­ven bewust hun eigen weg gaan, het compromis met de wereld is hun welkom. Al­leen begrijpen zij niet dat er geen einde is aan het compromis. Door het sluiten van een compromis met de zaken van de wereld, lopen wij geestelijk langzaam leeg, net als een lekke band. Jezus sloot geen com­promis, met niemand. Hij leerde dit ook Zijn disci­pelen, dat dit juist het wapen was van de duivel, van de negatieve geesten.

Velen zijn ziek en ontvan­gen geen genezing. Een ie­der onderzoeke zichzelf. God wil geen ziekte, maar een tempel waarin Hij kan wonen en werken. Hij zoekt kwaliteit, geen kwantiteit. Het grote getal is voor de wereld. Nooit zal een volle evangelie prediker worden toegejuicht door honderd­duizenden mensen. Nooit zal de wereld weten hoeveel le­den het “Lichaam (de Gemeen­te) van 5ezus Christus telt. Dat is alleen in de hemel bekend.

Als Zijn levendmakende Geest in ons woont, zal ook het lichaam genezen. (Rom. 08:11). De ziekteverwekkers moeten geen kans krijgen woning in ons te maken. Wij zijn Gods tempel of niet, van Hem of niet van Hem. (Luc. 13:01).

Een geur van Christus

Vele christenen blijven bij het zondofferaltaar staan, hun leven lang. Zij komen zelfs niet aan het wasvat toe, nog minder aan het reukofferaltaar. Zij ver­spreiden ook geen geur ten leven. (2 Kor. 02:14-17) . “Jezus is Overwinnaar”, zeggen zij, wat waar is, maar Hij is geen Overwin­naar over hun leven. Het moet zichtbaar worden in ons, wij moeten de overwin­naars zijn. Want machtig is het leger dat Zijn Woord volbrengt.

Als de mens wedergeboren is, zoekt hij de dingen die boven zijn: het Koninkrijk Gods. Dan is het niet be­langrijk of wij belangrijk zijn of geslaagd. Belang­rijk is of onze naam bekend is en is ingeschreven in het Boek des Levens. En of de buurman, onze familie en de mensen die God op onze weg brengt, dit ook opmer­ken. “Maar gij geheel anders: gij hebt Christus le­ren kennen” (Ef. 04:20).

Juist de angst alles los te laten, staat ons in de weg dat God ons kan gebruiken. Maar dan zijn ook onze woorden en ons getuigenis krachteloos en niet waar. Er worden al zoveel woorden gesproken die net echt zijn maar het net niet zijn. Als wij woorden zouden schrij­ven in “Levend Geloof” waar wij mensen mee zouden beha­gen, zitten wij er goed naast. Dan vragen de mensen honend aan ons: Waar is die God? De God van Abraham, de God, die geopenbaard is in Jezus Christus, zal in ons openbaar moeten worden, an­ders zijn wij verwerpelijk voor God.

Het vreemde woord: zonde

Zonde is een vreemd woord geworden. Weet u dat het reukofferaltaar in het hei­lige der heiligen staat? O, u weet het allemaal. Zou daar een compromis moge­lijk zijn met de talloze zonden waar veel christenen zich aan schuldig maken? Wij gaan een tijd tegemoet dat de meest erge perver­sie, sadisme, verwording, dierlijke seksualiteit, hekserij en duivel aanbidding in onze huiskamers zal worden gebracht. Een vloedgolf uit de hel zal ons land overstromen. Moord en zelfmoord zullen ver­heerlijkt worden. Vele zich noemende christenen zullen overweldigd worden, zij die niet vervuld zijn met Gods Geest.

De verderfengel zal echter moeten wijken bij hen die werkelijk van Christus zijn, waar het bloed van Christus aan de deurposten is. Waar de eeuwige God kan wonen en gemeenschap heeft met Zijn volk, kan de be­smettelijke ziekte – de zonde – niet binnenkomen. Want Hij die in ons, is sterker!

Mag daarom God nu uw leven hebben? Uw huis, uw bezit? Of heeft u nog iets te ver­liezen? U mag zelf de rent­meester zijn en verantwoor­delijk blijven. Kom aan het reukofferaltaar, daar is Hij, de Almachtige. (Hebr. 09:01-10). Luister niet naar negatieve geluiden en wei­ger gemeenschap met mensen die een compromis sluiten. Het gaat om ons gezin en onze kinderen. Be­waar uw klederen, wit, rein en heilig, want dit is Gods wil.

De waarheid alleen kan ons vrijmaken en behouden uit het verderf. Want dit ver­derf komt, niemand kan het nog tegenhouden. Spoedig zal dit bewaarheid worden. Het decadente Europa gaat onder in het vuil. En: “Wie vuil is, hij worde nog vui­ler; wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht”.

Maar: “Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer recht­vaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer gehei­ligd” (Openb. 22:11).

 

Het antwoord op de toenemende agressie

Prof. N. Speyer, emeritus hoogleraar in de sociale psychiatrie van de Leidse universiteit, bestudeert al jaren het -Fenomeen zelf­moord. Reeds eerder schre­ven wij over zijn visies in ons blad. Thans werden wij getroffen door een inter­view in “De Telegraaf” van 6 februari j.l., waarin hij o.a. tot de volgende uitspraken kwam:

“Zelfmoorden zijn de laat­ste tien jaar enorm geste­gen. Het gebruik van alco­hol en heroïne ook. Agres­siviteit in treinen, op voetbalvelden en op straat neemt toe. Ook het grote aantal actiegroepen is een vorm van agressief gedrag”.

Nieuwe regels

Volgens prof. Speyer is dit het gevolg van het afnemende aantal mogelijkheden om onze agressie te uiten, anders dan in het gedrag.

“Vroeger werd onze agressie in het leefpatroon ingepakt. Je leerde dat na het werk pas het meisje kwam, dat je hard moest studeren om later je brood te kunnen verdienen, kort­om dat je je plicht moest doen. Als je de regels volgde ging alles goed.

Sinds de tweede wereldoorlog zijn de leefregels drastisch veranderd, zijn taboes overboord gegooid. Dit zou niet erg zijn wan­neer er nieuwe regels voor in de plaats waren geko­men. Men vergeet dat veel mensen zekerheden nodig hebben. Nu moeten ze steeds weer zelf kiezen, terwijl ze liever iemand, hebben die hen zegt hoe en wat ze moeten doen”.

Het gevolg is volgens prof. Speyer, dat er voor méér mensen in geval van probleemsituaties nog slechts twee mogelijkheden overblijven:

“Vluchten of vechten. Vluchten doen ze in zelf­moord, heroïne of alcohol. Vechten mondt uit in straatterreur en actiegroe­pen. Wanneer de ontstane vacuüms niet door nieuwe regels worden opgevuld, zal de openlijke agressiviteit de komende jaren toenemen”.

Het antwoord

Speciaal op deze laatste opmerking: “Wanneer de ont­stane vacuüms niet door nieuwe worden opgevuld…” willen wij inhaken, omdat hier de kern van het hele probleem ligt. En tevens de oplossing’. Want iemand die

Jezus Christus kent en volgt, weet dat Hij het antwoord is op alle proble­men. Het nieuwe leven wat Hij geeft, aan ieder die in het geloof tot Hem komt, brengt een totale verande­ring in het denken en handelen van de mens teweeg.

Jezus volgen geeft het le­ven zin en inhoud. De sata­nische krachten die de mensen vernietigen, worden dan verdreven door de overwinnende kracht en volheid van Jezus:

Een waarachtige volgeling ‘ van Jezus Christus mag in : deze eindtijd ervaren dat hij met Jezus meer dan overwinnaar is, in iedere situatie of omstandigheid waarin het leven hem plaatst. Het is grandioos Jezus te kennen en te vol­gen. Want Hij is het enige en werkelijke Antwoord!

 

De architect door Judith

Carte blanche

Het is al met het kopen van een woning. Wie een huis laat bouwen, heeft zo zijn eigen ideeën omtrent de indeling en de vormgeving ervan. Toch zal men er verstandig aan doen een deskundige te laten komen, ten einde het ontwerp aan alle kanten door hem te laten belichten. Aan de hand van opgedane ervaring zal deze architect u gaat adviseren, betreffende de zwakke plekken, etc. De beslissingen zijn aan nu. Adviezen kun je aannemen of afslaan. Als de bouwer bovendien geen carte blanche krijgt van u voor wat betreft de uitvoering van het geheel, zal alles uiteindelijk wel tot stand komen, maar de mankementen zullen zichtbaar worden. Bij wie lag de fout? Als wij ons leven aan de Heer hebben overgegeven, Laten we dan toe dat hij ons bouwt? Vertrouwen, wijs zijn deskundigheid en Laten we ons door de Heilige Geest adviseren? Zo niet, Dan zal het materiaal ook niet kunnen dienen tot een schone vormgeving. Kom maar waarvoor het uiteindelijk was bedoeld. En, toch wil God dat wij bereid zullen zijn, hem zijn gang te laten gaan, opdat wij als levende stenen gebruikt kunnen worden tot zijn eer. Door hem geen carte blanche te willen of kunnen geven, laat u blijken hem wel gedeeltelijk te willen inschakelen. Zolang het uw eigen plannen en inzichten niet In de war stuurt, maar als het op de praktijk aankomt, wenst u alles in eigen hand te houden. Maar wiens schuld is het dan als alles verkeerd uitpakt??

 

De architect gedicht door Judith

“Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouw­meester van alles is God”(Heb. 03:04).

“En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken….” (1 Petr. 02:05).

’t Is maar hoe of je het bekijkt:

Of je God toestaat dat Zijn doel –

In dood en leven wordt bereikt,

Of dat je werkt volgens gevoel.

 

Als Hij de architekt mag zijn

Van elke steen en spant,

Dan moet je ied’re hoek en lijn

Ook overlaten aan Zijn hand.

 

Hij heeft omtrent het resultaat –

éér Hij begon – zich vergewist;

Als je de uitkomsten maar laat –

Aan Hem, die zich nooit heeft vergist.

 

Hoe je de zaken ook bekijkt,

Wie zich in het geloof verstout,

Ervaart dat je ermee bereikt

Dat God het heft in handen houdt.

 

Genezing door J. Noë

In aansluiting op vorige artikelen van mij, wil ik thans eens verder ingaan op bovengenoemd onderwerp. Ve­len hebben het er moeilijk mee en zijn teleurgesteld, omdat er zo weinig genezin­gen plaatsvinden, niette­genstaande gebed en handop­legging. Waar ligt het nu aan?

We zullen trachten tot een oplossing te komen aan de hand van Gods Woord. En dat zegt onder andere duidelijk dat het Zijn wil is, dat onze geest, ziel en lichaam dienen te functioneren overeenkomstig Zijn Godde­lijke wetten in ons, dus onberispelijk.

Wat zegt Gods woord?

Nu gaan we eens kijken wat het Woord zegt over kwalen, ziekten en genezing en dan zult ook u opmerken dat aan genezing altijd voorwaarden verbonden zijn. We zullen eens een paar voorbeelden uit het oude testament aan­halen.

In Ex. 15:26 staat: “Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot Zijn geboden en al Zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die ik de Egyptenaren opgelegd heb, want Ik de Here ben uw heelmeester”.

In Deuteronomium 7 (leest u dat vooral) staat dat God Israël wonderbaar zal zegenen en alle ziekten van hen zal afwenden, als het volk doet, wat Hij zegt en geboden heeft.

Alles draait in feite om gehoorzaamheid, aan Zijn woord en wat Hij ons geboden heeft. Houdt men zich daar niet aan, dan zal men de gevolgen daarvan wel on­dervinden.

Dat ervaarde ook Israël, toen ze weer eens opstandig werden en Gods toorn op hun hals haalden. God zond toen vurige slangen onder het volk, waardoor velen stier­ven. Toen de Israëlieten evenwel berouw kregen, be­reidde God een wonderbare weg tot genezing. Hij zei namelijk tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staaf en ieder die daar naar ziet (de voorwaarde) wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven en aldus geschiedde. (Num. 21:04-09). De ogen van de Israëlieten moesten dus vast gericht zijn op de vurige slang. (Ik kom hier later nog op terug).

De overwinning van Jezus

Nu gaan wij naar Jesaja 53. Hier voorzegt God, dat Hij Zijn Zoon zou zenden, om ons te verlossen van satan en zijn duistere machten, van zonden en ziekten, dat de straf, die ons de (God­delijke) vrede aanbrengt, op hem zou komen en dat door Zijn striemen ons genezing zou geworden (geest, ziel en lichaam).

Nu gaan wij over naar het nieuwe testament. Jezus gehoorzaamde aan de opdracht van de Vader en op Golgotha heeft Hij het voor ons volbracht. Hij heeft satan met zijn heerscharen verslagen, ontwapend en openlijk tentoon gesteld en zo over hen gezegevierd. (Kol. 02:15).

Jezus heeft de dood over­wonnen en Hem is nu gegeven alle macht in hemel en op aarde. Als wij dus, door de liefde des Vaders, ons leven aan Jezus (over) geven, dus Hem volgen als het Licht der Wereld, Hem gehoorzamen en Zijn geboden bewaren, (dat zijn dus de voorwaarden), dan wordt Hij een realiteit voor ons en kunnen wij beamen wat Paulus zegt in Rom. 06:06: dat onze oude mens (met zonden en ziekten) is mede gekruisigd.

2 Kor. 05:17 zegt: “Zos is dan wie in Christus is een nieuwe schepping, het oude is voorbij gegaan, zie, het nieuwe is gekomen”.

Jezus droeg ook de ziekten

Nu is het opmerkelijk, dat men over het algemeen, (ook hierbij zijn de nodige uit­zonderingen), wel op grond van het Woord wil geloven, dat Jezus onze zonden op Zich heeft genomen en het eigen liet maken.

Wat de ziekten echter betreft, ofschoon dus in hetzelfde Bijbelgedeelte staat, dat Jezus ook onze ziekten op Zich genomen heeft, komt er onzekerheid, twijfel, dus ongeloof in het hart en kan men dit dus niet in zichzelf waarmaken.  (Hier ziet men dus uit, dat het geloof een kwestie van het opnemen in het hart is).

Er openbaart zich hier een gevaarlijk wapen van satan. Hij wil de mens wijs maken, door aanvallen in zijn gedachteleven en in zijn li­chaam, dat Jezus de ziektemachten niet heeft overwon­nen.

Ook hierbij geldt hetzelfde, als bij de slang in de woestijn, de voorwaarde dat onze blik vast gericht moet blijven op Jezus Christus, de grote overwinnaar, onze genezer en Leidsman en voleinder des geloofs.

Al worden we zwaar aange­vallen, dan moeten we in geloof en vertrouwen het woord des levens hanteren. Het is Gods woord tegenover de duivel met zijn trawanten, die trachten door op onze zintuigen (ge­voel, gehoor, gezicht) te werken, ons geloof in de genezing te ontnemen.

Het Woord zegt: “Geef de duivel geen voet” (Ef. 04:27). “Biedt weerstand aan de duivelen hij zal van u vlieden” (Jak. 04:07). “Weerstaat hem vast in het geloof” (1 Petr. 05:09). Denk er om: Satan met zijn duistere machten zijn verslagen vijanden!

Hoe moeten wij handelen als iemand ziek is?

Wat zegt nu Gods Woord, wat er moet gebeuren als een broeder of zuster ziek is? In Markus 16 zegt Jezus: “Leg zieken de handen op en zij zullen genezen worden”. Let er wel op dat Jezus het hier heeft over de gelovigen.

In Jak. 05:14-16 staat het volgende:

“Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een ge­bed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zon­den heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken wor­den. Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt”.

Deze woorden van Jezus en Jacobus laten aan duide­lijkheid niets te wensen

 

over. Zeg nooit het kan wel eens Gods wil zijn dat ik ziek ben. Als dat zo was, roep dan ook geen dokter en laat je dan ook niet de handen opleggen voor gene­zing, want dan zou je iets doen wat tegen de wil van God is. Dit is een absoluut foutieve gedachtegang. God kan nooit tegen Zijn woord ingaan.

De Heer kan wel dingen toe­laten om ons geestelijk te tuchtigen (Hebreeën 12). Dit is tot ons nut, alsmede om ons geloof te beproeven, ten­einde ons op een geestelijk niveau te brengen, waar Hij ons hebben wil. Die beproe­vingen (verzoekingen van de duivel) zijn als het ware geestelijke examens en kun­nen wel eens zwaar zijn, al naar gelang van onze gees­telijke gesteldheid.

De Heer verwacht dan van ons, dat wij vertrouwen en geloof in Zijn woord hebben en wij zullen staan als een rots in de branding. Hij omgeeft ons met Zijn liefde. Het Woord zegt on­der andere:

a – Dat Zijn ogen over de ganse aarde gaan, om krach­tig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uit­gaat. (2 Kron. 16:09).

b – Dat Hij ons niet zal begeven en niet zal verla­ten. (Deut. 31:06; Joz. 01:53; Heb. 13:05).

c – Dat Hij niet zal gedo­gen, dat wij boven vermogen verzocht worden, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat wij ertegen bestand zijn. (1 Kor. 10:13).

Dit zijn heilige beloften en alleen door Zijn kracht, de kracht van de Heilige

Geest – zijn wij in staat te volharden in de beproe­vingen. En volharding is een belangrijk iets. Heb. 10:36 zegt: “Want wij hebben volharding nodig om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is”. Het zou namelijk wel eens kunnen zijn dat na gebed om genezing en/of na handop­legging, de genezing niet onmiddellijk intreedt. Laat dan ook in zo’n geval de volgende woorden van Jezus, in Mark. 11:22-24, in uw hart gegrift staan:

“Hebt geloof in God. Voorwaar Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden.

Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal u geschieden”. (Lees ook de verzen 25 en 26) .

Wat kan de genezing tegenhouden?

En nu tot slot. Welke din­gen kunnen er nu nog zijn waardoor broeders of zus­ters niet genezen worden? Er moet dan iets zijn, wat de genezing tegenhoudt. Dat kunnen de volgende oorzaken zijn:

Ongeloof, negatieve instel­ling (bijvoorbeeld: ik ben nu eenmaal zwak en zieke­lijk, ik wordt niet beter, steeds het openlijk belij­den en klagen over de pijn en de ziekte, waardoor je de duivel voet geeft), twijfel, zonde (zie ook mijn stukje onder Jac.5), ongehoorzaamheid, onrein­heid, wereldgezindheid, trots, wrok, haat, jaloers­heid, toorn, oordeel (kri­tiek) , niet vergevingsge­zind, liefdeloosheid, tweedracht, kwaadsprekerij (ge­roddel) , onwaarheid, oneer­lijkheid, gierigheid, ge­bondenheid, occulte bindin­gen, enz.

Dit zijn dus allerlei wer­kingen van het vlees en zelfonderzoek is dus zeer zeker gewenst. Men dient dan zo spoedig mogelijk schoon schip te maken en zich zo nodig laten bedie­nen.

Ook de gemeente zelf dient zich aan zelfonderzoek te onderwerpen of een van bo­vengenoemde werkingen van het vlees aanwezig zijn. Hierdoor krijgen namelijk de ziektemachten vrij spel. Lees maar eens Paulus’ brief aan de Korinthiërs. Zo’n gemeente kan moeilijk geestelijk op de bres gaan staan voor een zieke of stervende.

Tenslotte de voorgangers, oudsten, trouwens allen die in de dienst des Heren staan, dienen zichzelf te onderzoeken of ze niet deel hebben aan een of meer van bovenstaande werkingen van het vlees. Ze behoren zui­ver tegenover de Heer te staan, geleid door de Hei­lige Geest, waardoor Deze zich tijdens de bediening van zieken of andere door duistere machten gekwelden, zich ten volle in Zijn kracht kan openbaren.

“Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden;

Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest, die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertie­renheid en barmhartigheid, die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich ver­nieuwt als die van een arend”(Ps. 103:001-005).

Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels! (Efeze 6).

Strijd de goede strijd des geloofs! (1 Tim. 06:12).

God zegene u allen!

 

De Bijbel, ’s werelds meest gelezen boek

Volgens een zo gulst door de UNESCO gepubliceerd on­derzoek is de Bijbel het meest gelezen boek in deze wereld. Vorig jaar werd de Bijbel in 286 talen vertaald. Op de tweede plaats volgen de werken van Lenin.

 

God hééft gegeven door Jan W. Companjen

“De ziel van Jonathan werd verknocht aan die van David; en Jonathan had hem lief als zichzelf” (1 Sam. 18:01b).

Op de drempel

We hebben dit keer een tekst genomen uit 1 Samuël 18, omdat we in dat gedeel­te ook op de drempel staan van een Koninkrijk dat ko­mende is. We willen dit be­lichten omdat daarin een ernstige waarschuwing ver­borgen is. Omdat te zien willen wij de mens Jonathan eens aan u voorstellen.

Hij is zonder meer een ge­weldige dappere krijger, die durft op te trekken op gezag en met de hulp van God. Als daar de legers, van zijn vader Saul en de Filistijnen, tegenover elkaar liggen, trekt hij er met zijn wapendrager in zijn eentje op uit.

Hij maakte een afspraak met God en viel een heel garni­zoen van de Filistijnen aan. Hij beklom daartoe een berg op handen en voeten, maar veroorzaakte zo’n slachting dat het hele Filistijnse leger op de vlucht sloeg. Alles was in verwarring, mede doordat God een hevige aardbeving gaf, die de schrik onder de Filistijnen nog groter maakte.

De overwinning zou volmaakt zijn geweest, als Saul niet zo’n vreemd bevel had uit­gevaardigd, dat men niet mocht eten zolang de strijd duurde. Door de verzwakking van de Israëlieten wisten vele Filistijnen te ontko­men. Jonathan was echter fris en keek helder uit zijn ogen. Hij had het be­vel van zijn vader niet ge­hoord en had tijdens de strijd honing gegeten. Het kostte hem bijna het leven, maar doordat het gehele volk voor hem instond, werd het door zijn vader uitge­sproken doodvonnis, niet uitgevoerd.

Jonathan had inzicht

Dit is één van de verhalen rond Jonathan en zijn vader Saul. Uit alles blijkt dat Jonathan een moedig man is. Hij is een echte konings­zoon met visie én hij is geestelijk. Hij heeft in­zicht in de dingen die ko­men gaan. Hij zag al heel gauw dat het Gods wil was dat David de komende koning zou zijn.

Hij was geen man die tegen het koningschap op zag, neen, hij was blijkens

2 Sam. 01:23 sneller dan een arend en sterker dan een leeuw. Hij had inzicht en zag dat zijn vader het type was van één door het volk gewilde koning. Hij zag het foute in al de systemen van zijn vader en zag de goede dingen bij zijn grote vriend David.

Jonathan vond in David een man die ook op God ver­trouwde en ook niet weg liep voor grote en kleine Filistijnse legers. Hun grote vriendschap begint dan ook al direct na het verslaan van de reus Goli­ath. Het is iets groots als Jonathan ziet dat een nieu­we gezalfde die grote reus verslaat. Hij ontdoet zich van zijn prinselijk kleed, van zijn wapenrok, ja zelfs van zijn zwaard, boog en gordel. Hij erkent vanaf dat moment David als zijn meerdere.

Dan volgt er eerst nog een fijne tijd voor die twee. Hun vriendschap en gezamen­lijke beleving is geen be­vlieging, ze zijn één van Geest. Jonathan (zijn naam betekent: “God heeft gege­ven”) doet zijn naam eer aan en hij ontvangt zijn vriend David dan ook als een geschenk van God.

De grote verandering

Dan komt er een grote ver­andering. David valt in on­genade bij Saul. Hij heeft helemaal niets verkeerds gedaan, maar de geesten botsen, komen met elkaar in strijd. Het draait uit op een radicale scheiding. Da­vid vlucht en komt in de woestijn terecht. Een klein groepje trekt met hem mee.

Zij trekken met David mee van heg naar steg, wetende en vertrouwende dat het door God bedoelde plan volvoerd zal worden. Uiteindelijk worden het er 400. Het zijn zo te zien niet de besten. Het waren mensen met schulden, zij waren verbitterd of hadden andere moeilijkheden.

Kortom, allemaal mensen die in een nieuw begin geloof­den en daarom alles hadden losgelaten en achtergela­ten. Een allegaartje, maar elkaar opbouwend voor een nieuwe toekomst.

Zij zijn de bestuursleden voor de tijd die komen gaat. Ze zijn eendrachtig en trouw. Velen zullen het niet met hun eens zijn. Zij zullen zeggen: Daar zit je nu, afgezonderd van de we­reld, eenzaam en een ver­acht hoopje ontevredenen. Was een beetje meer mee­gaand geweest. Had wat meer begrip gehad voor die men­sen die nog aan het systeem Saul verbonden zitten. Dat was toch veel beter ge­weest. Dan had je daar kunnen prediken en evange­liseren en zielen winnen. Nu zit je daar uitgeran­geerd in de woestijn….

De nieuwe tijd

Zij zien niet in dat bij de groep van 400 man de nieuwe tijd al begonnen is. Zij zien niet in, dat er tij­dens de strijd gegeten en opgebouwd moet worden op de wijze zoals de Geest Gods dat vraagt. Ook Jonathan, de beste van alle achterblijvers, komt niet tot die overtocht. Hij blijft aan het hof van het koninkrijk dat op zijn ondergang wacht. David zou Jonathan geweldig hebben kunnen ge­bruiken, zij waren het daar zelfs samen over eens, dat Jonathan direct de tweede man achter David zou zijn. Maar Jonathan kon de over­stap niet opbrengen. Hij bleef aan het oude hof.

Ook daar doet hij wel een goed werk, onder andere door zijn vader de waarheid te zeggen. Hij zegt ronduit tegen zijn vader dat David de komende koning zal zijn. Het loopt er zelfs op uit dat Saul, in een woede-uitbarsting een speer naar zijn zoon gooit. Maar on­danks alles, ondanks dat hij weet dat een boze geest het huis van zijn vader be­heerst, blijft hij aan die tafel zitten.

Sterke natuurlijke banden verhinderen hem de weg te gaan die de Geest des Heren van hem vraagt. In het ge­heim zoekt hij zo nu en dan zijn vriend op in de woes­tijn. (Lees daarvoor eens 1 Sam. 23:14-18). Zij ver­sterken elkaar, sluiten weer een verbond, maar Jo­nathan gaat terug naar zijn huis. Het is in wezen een tragische zaak. Jonathan is zeer goed op de hoogte met de dingen die komen gaan. Hij weet dat er maar één toekomst is die in overeen­stemming is met de wil des Heren en dat is de komst van het Koninkrijk Gods on­der leiding van Koning David, dat is Jezus Christus. Hij weet dat alle andere vormen van koningschap, zo­als de mens zich die heeft gevormd, zullen ondergaan. De strijd zal steeds hevi­ger worden en het is nu de tijd van kiezen, maar Jona­than keert terug naar het oude. Toen koning Saul viel was Jonathan nog bij hem en hij viel mede in de strijd tegen de Filistijnen. Jo­nathan – God heeft gege­ven – was gevallen en dat enkel en alleen omdat hij niet deed wat hem geopen­baard was. Hij miste zijn geweldige toekomst door vast te houden aan het ou­de.

Vernieuwing van denken

Lezers en lezeressen, ik wil u er ernstig op wijzen dat wij allen die in het Koningschap van Jezus Christus geloven, in de schoenen van Jonathan staan. Het oude, de oude systemen, gaan onder. Een nieuwe tijd breekt aan. Jezus Christus roept u om achter Hem aan te gaan. De woestijn in, om door Hem onderricht te worden. Daarvoor hebben wij de doop in de Heilige Geest nodig. De ontwikkeling voor dat nieuwe Koninkrijk is een groei van binnen­uit. Daarvoor hebben wij inzicht, openbaring en vernieuwing van denken no­dig. Daarvoor is opbouw nodig. Zoals het leger van David werd opgebouwd in de woestijn, zo moeten ook wij samen opgebouwd worden.

Er is een soort opbouw waarbij de mens steeds op zijn fouten wordt gewezen, dat geeft alleen maar mensen met schuldgevoelens die klein blijven en nooit opwassen tot leiders, zo­als die door David in de woestijn gevormd zijn.

Goede opvoeding is, de mens aankleden en krachtig maken en dat is de wil van God. Vrome geesten willen dat de mens dom blijft.

Kijk maar eens om u heen hoe die machten hebben huis gehouden.

Koningen en priesters

De Schepper van hemel en aarde wil, dat wij mensen worden zoals Hij het bedoeld heeft, namelijk gelijk aan het beeld van Christus. De geestelijke mens wordt niet gebouwd op domheid en gebon­denheid, maar op wijsheid en vrijheid.

Dat geeft inzicht en de mo­gelijkheid tot goed en recht opgroeien. Wij zijn in Christus als wij in Zijn Geest gedoopt zijn. Wij zijn door Zijn Geest tot één li­chaam gedoopt en wij mógen ons, aan de waarheid houden­de, opwassen tot zonen Gods.

Tot koningen en priesters, die in het komende Konink­rijk van God zullen functio­neren tot eer en glorie van Zijn Naam.

De mens, die zo in Christus opwast, zal Zijn beelddrager worden. Hij vraagt daarvoor aan u en mij om Hem te vol­gen en niet langer aan de tafel te blijven zitten van koningen en koninkjes die ons niet verder kunnen bren­gen .

Nogmaals: innerlijke groei is de weg die ons zal leiden naar de volle waarheid. Ik wil daartoe allen oproepen die achter Koning Jezus aan­gaan en die zich in de woes­tijn bevinden. Ga rond Ko­ning Jezus staan, leer van elkaar en bouw elkaar op in het geloof. Houd op met af­braak, maar herstel de muren van de stad Gods en begin daar waar u staat. Ik wil bij die woestijntroep horen omdat ik weet dat daar het volk, de bestuurders van de toekomst, gevormd worden.

Ik ben niet bang voor de toekomst, maar wil veel le­ren en inzicht krijgen, want daartoe is de Geest Gods u en mij geschonken.

 

 

1979.02 nr. 190

Levend Geloof 1979. 02 nr. 190

Zijn wij God welgevallig? Door Gert Jan Doornink

“Zonder geloof is het onmogelijk God welgeval­lig te zijn. Want wie tot God komt, moet gelo­ven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”(Heb. 11:06).

De weg van geloof

Als kind van God behoren wij steeds weer onder ogen te zien of wij op de weg van geloof zijn, want Gods Woord waarschuwt ons nadrukkelijk dat het zonder geloof onmogelijk is God welge­vallig te zijn. Paulus zegt in 2 Kor. 13:05: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk”.

Wie de weg van geloof niet gaat bemerkt al spoedig dat er geen overwinning meer is, dat de vijand kan infiltreren met twijfel, vrees, zonde en ziekte. Voortdurend worden we daarom in de Bijbel ook aangespoord de geloofsweg niet te verlaten maar met volharding de wed­loop te lopen die voor ons ligt. Waarbij ons oog alleen gericht moet zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder des geloofs. (Heb. 12:01-02). “Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen”, zegt 2 Kor. 05:07. Let hierbij op het woordje ‘wandelen’. Want ons geloof moet functioneren, met moet “in werking zijn”. Jak. 02:26 drukt het zo uit: “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”.

De vervulling van Gods beloften

Als gelovigen weten wij dat al Gods beloften in Jezus Christus “ja en amen” zijn. Dit bete­kent: God wil ze vervullen in ons leven. Hij is een goede God. Hij zond Zijn Zoon om ons leven en overvloed te geven

Toch hebben heel veel kinderen Gods hier moei­te mee. Als dat zo is, is hun redenering, waarom vervult God dan die-en-die belofte niet in mijn leven? Nu kan het gebeuren dat God het noodzakelijk acht dat ons geloof beproefd wordt. Hij moet zo nu en dan als liet ware ons geloof “testen”, opdat we niet zullen verslap­pen, en omdat het noodzakelijk is dat wij ten alle tijde volharding in ons geloofsleven zul­len kennen. Hij wil dat we geestelijk bewapend zijn en “het schild des geloofs ter hand nemen waarmee wij al de brandende pijlen van de boze kunnen doven”(Ef. 06:16).

Maar de voornaamste reden dat velen Gods be­loften in hun leven vaak niet in vervulling zien gaan is wel dat men God niet ernstig zoekt. Als Gods Woord zegt: “Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” (Heb. 11:06b), moeten wij vooral dit laatste niet over het hoofd zien.

Wat betekent: “Ernstig zoeken”?

Wat wordt nu met dat “ernstig zoeken” bedoeld? Het is niet een soort krachtsinspanning van onszelf uit, want dan komen we al spoedig in een kramptoestand. Dan hebben we ook geen ge­loof meer, want geloof is niet iets krampachtigs, maar betekent “vertrouwen”. Maar dan ook een volkomen vertrouwen, dat hierin bestaat dat wij ten alle tijde gehoorzaam zijn.

Dat begint hiermee, dat wij, als wij een kind van God zijn geworden, ons oude leven afleggen in het watergraf en met Christus opstaan tot een nieuw leven. Dat is de betekenis van de doop door onderdompeling. Maar ook de doop met de Heilige Geest is minstens even belangrijk. Want als we niet aangedaan zijn met kracht uit de hoogte, als we niet de Heilige Geest als Leidsman hebben, zodat we de volle waarheid le­ren kennen, blijft verdere geestelijke groei achterwege.

Bovendien komt bij vele kinderen Gods van dit “ernstig zoeken” weinig terecht, doordat men gebonden blijft en daardoor niet tot de manne­lijke rijpheid, waarvan Ef. 04:13 spreekt, komt. Men kan dan wel allerlei godsdienstigheid in acht nemen, maar bewandelt niet de geloofsweg en zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Paulus zegt: “Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!” (Rom. 13:12b). En als wij dat zelf niet kunnen laten we dan de hulp van medechris­tenen inroepen om ons te bevrijden in Jezus’ Naam. God zoekt in deze eindtijd christenen die werkelijk bevrijd zijn van satans macht en de vrijheid, kracht en overwinning van Jezus bele­ven .

Hoe bouwen wij op het fundament?

In deze eindtijd is het zowel voor de individu­ele gelovige als voor de gemeente daarom zo uitermate belangrijk dat wij toezien hoe wij bouwen op het fundament dat er ligt. (1 Kor. 03:11; Heb. 06:01). Paulus zegt: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kost­baar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Inzien het werk, dat hij er op gebouwd heeft, stand houdt, zal hij loon ontvangen, maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen”(1 Kor. 03:11-15)

Bouwen in geestelijk opzicht betekent: geloof hebben, door geloof leven, levend geloof open­baren. Want alleen door geloof zijn wij God welgevallig!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het is een verheugend feit dat steeds meer lezers en lezeressen zich betrokken voelen bij de “Levend Geloof” arbeid. Wij bemerken dit uit verschillende reacties, zowel mondeling, telefonisch als schriftelijk: Wat in “Levend Geloof” geschreven wordt is ook onze ervaring. Het is een onderdeel van ons denken en handelen. Ook wij verlangen naar de volle openbaring van Gods heer­lijkheid in deze eindtijd In allerlei bewoordingen en bemoedigingen wordt ons een hart onder de riem ge­stoken om volhardend te zijn in ‘het uitdragen van de eindtijdboodschap via “Levend Geloof”.

We zijn hier dankbaar voor, want het spreekt vanzelf dat we aan soms felle aanvallen van de boze blootstaan. Maar dit is de ervaring van alle oprechte kinderen Gods. De beproefdheid van ons geloof werkt volharding uit. De donkere tijd die de wereld tegemoet gaat, kan een waarachtig kind van God niet verontrusten. Hij heeft een ander en heerlijk perspectief. Hij is daarom ook gehoorzaam in het uitdragen van de volle evangelie boodschap, door de vermaning van Paulus ter harte te nemen als deze schrijft aan de Filippenzen alles te doen zonder morren of bedenkingen, opdat wij onbespro­ken kinderen Gods mogen zijn, temidden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder wij – het woord des levens vasthoudende – in deze wereld schijnen als lichtende sterren. (Filip. 02:14-15)

 

Het evangelie van herstel en overwinning door Jan W. Companjen

“Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwam. De nacht is vergevorderd, de dag is na­bij” (Rom. 13:11-12a).

Op de man af

De tijd is nabij, het is thans de tijd dat wij rond­uit over de grootheid van God gaan schrijven en pre­diken. Niet langer behoren wij te spreken op allerlei vage manieren, maar op de man af.

Allereerst moet dan gezegd en beleden worden dat er slechts één God is, name­lijk onze Here Jezus Chris­tus. Hierin heeft zich God de Vader, die Geest is, ge­openbaard. Een andere weg om volk van God te zijn of te worden is er niet. Nie­mand komt tot de Vader dan door/via Jezus Christus, het Lam Gods dat de zonde wegneemt. Besnijdenis des harten is het enige wat geldt. De besnijdenis van de Jood en de kinderdoop van de kerk geeft geen nieuwe scheppingen, die van binnenuit vernieuwd worden. Het geeft slechts mensen die blijven hopen, maar die nog nooit ontwaakt en opge­staan zijn op de morgen van een nieuw begin, als nieuwe schepping.

Het plan Gods

Het evangelie van Jezus Christus voert ons naar het plan Gods. Daar komt uiteraard verzet tegen, dat is duidelijk. Ieder mens die verder wil gaan ontmoet te­genstand. De duivel maakt daarbij van alles gebruik. Mensen die tot geloof geko­men zijn, zoals in Samaria – er was daar door de pre­diking van Philippus veel bekering en veel blijd­schap – zullen niet in contact komen met “gelovi­gen” die het niet nodig vinden dat men ook nog met de Heilige Geest gedoopt dient te worden. Zij zullen dan verkeerd gaan geloven en halfweg blijven steken. Zij staan daarin recht te­genover onze vaderen – de eerste apostelen – die speciaal voor de doop in de Heilige Geest naar Samaria gingen.

En de bewoners van Samaria, die reeds blij en opgelucht waren vanwege hun bevrijding van zondelasten en bo­ze machten en krachten (ziekten en gebondenheden), ontvingen een geweldige doop in de Heilige Geest .

Dit laatste bracht Simon de tovenaar helemaal tot verbijstering en hij bood de apostelen geld aan opdat, als hij iemand de handen oplegde, die ander ook de Heilige Geest zou ontvan­gen.

Het antwoord van Petrus was niet mis. Hij zei: Gij zijt gekomen tot een gal van bitterheid en een warnet van ongerechtigheid. Bekeer u van deze boosheid.

Herstel van de mens

Het plan Gods is: Herstel van de mens. De mens moet beelddrager Gods worden en daartoe heeft hij de Heili­ge Geest nodig. Daarom vindt men bij de tegenstan­ders van de Geestesdoop ook zulke grote bitterheden en warnetten van gedachten. Men heeft, evenals Simon, niet het inzicht waartoe de Geestesdoop dient.

Het evangelie van Jezus Christus is leven. Het is leven in gemeenschap met God. Die Geest, die in Je­zus Gods Woord vervulde, zal dat ook in ons doen.

Daarom is verzet tegen de Geestesdoop en tegen verde­re geestelijke groei zo duidelijk het werk van sa­tanische machten. Als wij dit gaan onderkennen, kunnen wij in alles blij zijn omdat wij visie hebben voor de toekomst, wij zijn niet verontrust omdat niet alles bij het oude blijft. Wij zijn niet gericht op hetgeen was, maar op het­geen komt. Daarom willen wij elkaar opbouwen in het geloof.

Daarbij zal strijd en moei­te ons niet bespaard blij­ven, maar, vrees niet, Hij staat ons bij. Zijn bood­schap is bestemd tot onze heerlijkheid en wijsheid. Het is bestemd om ons op de troon te zetten. Dat is geen evangelie van zondaar tot de dood, maar van over­winning tot overwinning en herstel. Daarmee willen wij doorgaan. Met dat evan­gelie gingen de eerste apostelen op stap. Het volk dat hierop inging werd nieuw. En dat is he­den ten dage nog net zo.

Nieuwe mensen

Het aannamen van het Levende Woord van God, Jezus Christus, geeft nieuwe men­sen die, aangedaan met Zijn Geest, nog éénmaal zullen uitgaan om te overwinnen. Wij moeten daarvoor geeste­lijk worden, dat wil zeg­gen geloven dat die inwo­nende Geest ons kan hervor­men, omvormen, enz. Dan staan wij niet onder de krachten en machten van de­ze wereld, maar onder Zijn kracht.

De Joden hebben dit niet begrepen. Zij brachten of­fers en gaven iets van hun zelf. Zij gaven iets waar­door men bevredigd werd. Zij spanden zich in voor de sabbatviering en legden zich lasten op die allemaal op het natuurlij­ke vlak lagen. Bij zeer veel zogenaamde christenen zien wij nu nog hetzelfde. Het is een godsdienst van witgekalkte graven, van buiten wit, maar van binnen nog alles dood en dor.

Met het evangelie van Jezus Christus kwam de boodschap van de genade. Dat komt naar je toe en de mens kan dat aannemen. God kwam de mens tegemoet. Dat is het unieke en dat is de tegen­stelling met alle andere godsdiensten. God kwam naar beneden en Hij gaf ons een evangelie zonder tempel, zonder altaar, zonder ka­thedraal, enz. Hij gaf zich zelf.

Hij wil in ons wonen, over­al en zonder aanzien des persoons. Het gordijn is gescheurd en wij mogen bin­nengaan zonder besef van kwaad en schuld.

Het andere evangelie

Dat is het andere evangelie wat Hij bracht en wat wij brengen. Dat geeft de moge­lijkheid tot het opwassen tot zonen Gods. Wij maken geen schitterende dingen in de zichtbare wereld, maar wij hebben een boodschap voor de wereld. Een boodschap van uitredding van Gods volk en tot herstel van allen die Hem toebehoren. Wij zijn ontwaakt en willen opstaan, want de dag is na­bij. “Laten wij dan de wer­ken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts (Rom. 13:12b). De genade des Heren Jezus ‘Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen.

 

 

De Heer is getrouw en sterk door J. Noë

“Want Gij hebt, om Uws gro­te Naams wil, Uw toezegging heerlijk gemaakt. Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel”(Ps. 138:002b-003).

Dit is een bemoedigend ge­deelte uit Psalm 138 van David. Trouwens de gehele Psalm is een verkwikking voor de ziel. David heeft in zijn nogal bewogen leven God leren kennen. Hij heeft ervaren dat God Zijn Woor­den waar maakte en hem steeds terzijde stond.

Er is nog een belangrijke figuur, in het Oude Testa­ment, die ik gaarne wil aanhalen, wiens geloof en geduld op de proef werden gesteld, die in nauw contact met God leefde en bij wie God Zijn toezegging heerlijk heeft gemaakt, na­melijk Abraham.

Wij kennen allen deze ge­schiedenis. God had hem een zoon beloofd (en hij en Sara waren op een leeftijd geko­men dat het menselijker wijze gesproken onmogelijk was om nog een kind te krijgen. U weet, ze hebben er zelfs om gelachen. Er moet wel heel wat in hen zijn omgegaan al die tijd en hoe ontroerd zullen zij geweest zijn toen Sara in­derdaad zwanger werd en Izaak baarde. O, hoe won­derbaar zijn Uw wegen!

God maakt Zijn beloften waar

We dienen goed te beseffen, (ik zeg het nogmaals), dat God onverbrekelijk met Zijn, Woord en beloften is ver­bonden en dit waar wil ma­ken in, met en door de mens.

Jak. 04:05 zegt: “De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”. God wil dus dat onze geest volkomen gemeenschap heeft met Zijn Heilige Geest, opdat Hij Zijn heerlijkheid, Zijn kracht, ten volle in ons kan openbaren. Dit vereist de overgave van ons hele wezen, dat wij dus uit ons zelf niets vermogen en van onze eigen zwakheid bewust zijn.

Dat heeft Paulus ook erva­ren, toen de duivel hem met vuisten sloeg. Driemaal had hij de Here hierover gebe­den en de Here had gezegd: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich ten volle in zwakheid” .

Paulus zegt verder: “Zeer gaarne zal ik dan in zwak­heden nog meer roemen, Opdat de kracht van Christus over mij kome” (2 Kor. 12:09b-10a).

In 2 Kor. 04:07b zegt hij: “Zodat de kracht die alles te boven gaat van God is en niet van ons”.

Jezus zegt ook in Joh. 15:05: “Zonder Mij kunt gij niets doen”.

Ik zelf heb in mijn leven ervaren hoe de Here mij be­moedigd heeft met kracht in mijn ziel en Zijn toezeg­gingen heerlijk heeft ge­maakt. Halleluja!

Bij God is niets onmogelijk

Het is over het algemeen zo, dat men niet doordron­gen is van de allesomvattende liefde van God, alsmede van de geweldige kracht, die van Hem uitgaat, dat wat naar mense­lijke begrippen onmogelijk schijnt of is, dat voor God zo iets eenvoudig niet bestaat.

Hij is de Almachtige, de Schepper aller dingen, die alles in Zijn machtige hand houdt.

En de Vader heeft Zijn macht gedelegeerd aan Zijn Zoon Jezus Christus, die de weg naar het Goddelijke voor ons heeft vrij ge­maakt, door satan met al zijn machten te verslaan en te ontwapenen.

En door de volkomen gemeenschap met Jezus hebben we deel aan de goddelijke natuur, ontvangen wij het ware geloof en schenkt God alle dingen in Hem en doet ons te allen tijde in Hem zegevieren en niets zal ons onmogelijk zijn! Halle­luja! . Wij vermogen alle dingen in Hem, die ons kracht geeft. (Filip.  04:13). Dan wordt Psalm 138 een realiteit voor ons.

Ik eindig met Ps. 084:006-008: “Welzalig de mensen wier sterkte in U is, in wier hart de gebaande wegen zijn. Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen; ook hult de vroege regen het in zege­ningen. Zij gaan voort van kracht tot kracht en ver­schijnen voor God in Sion”.

God zegene u!

 

Valse profeten door Gert Jan Doornink

Zo werden wij enkele dagen geleden opgebeld door br. R. Ferwerda uit Kollum, die samen met br. J. Swart uit Sneek, reeds jaren zogenaamde door hen ontvangen profetische boodschappen verspreidt en in verschillende, meestal bijzon­dere samenkomsten, geheel buiten de orde van de gemeente om, probeert door te geven. Na enkele zakelijke inlichtingen gevraagd te hebben, ont­stond een gesprek, waarin wij o. a. hen er op wezen hoe wij ten zeerste verwonderd waren over één van hun zogenaamde profetieën, waarin zij een zuster aanwezen als de “Goddelijke bruid”. Ook wezen wij er op dat wij ons verder niet pro of contra tegen hen opstelden, omdat wij ons uitsluitend wilden houden aan onze eigen opdracht, de verkondiging van het volle evange­lie via “Levend Geloof”.

Hoewel wij ons uitdrukkelijk uitspraken dat wij onze naam in geen enkel opzicht genoemd wilden hebben, meende br. Ferwerda dit telefoongesprek toch te moeten aangrijpen om een zogenaamde “profetische boodschap” over ons te publiceren en te verspreiden. Het spreekt vanzelf dat wij met verbazing hiervan kennis namen en deze “geestelijke onzin” volkomen naast ons neerleggen.

Wij willen als redactie van “Levend Geloof” hierbij uitdrukkelijk verklaren dat wij in het verleden geen enkel contact met deze broeders hebben gehad, en er ook geen behoefte aan heb­ben in de toekomst een dergelijk contact met hen aan te gaan.

Tevens is dit een waarschuwing voor onze lezers en lezeressen, om op de hoede te zijn voor deze zogenaamde “eindtijdprofeten”. Het blijkt name­lijk  getuige o. a. enkele “open brieven” die wij ontvingen van een broeder uit Lisse – dat hier en daar enkele zwak in het geloof staande broeders en zusters zich door hen laten beïn­vloeden.     

 

Wat betekent het Koninkrijk Gods voor u? door H. J. Glasbergen

Het koninkrijk Gods is bij u

Hoeveel christenen geloven dat het Koninkrijk Gods op aarde is en werken in dit Koninkrijk? Jezus heeft ge­zegd: Zoekt eerst het Ko­ninkrijk Gods en alle din­gen zullen u geschonken worden. (Matt. 06:31-34). De voorwaarde om te functi­oneren in dit Koninkrijk is: gehoorzaam aan Zijn wetten en Zijn leer. Als je de mensen vraagt: wat was de leer van Jezus, zijn de meesten met stomheid gesla­gen. Zij weten het niet.

Toch woont Hij als de Koning van Zijn Rijk temidden van Zijn volk. Zijn herscheppende Geest is in ons. Hij heeft ons denken gerei­nigd door Zijn Woord. De kracht om dit te geloven hebben wij ontvangen door de Heilige Geest, die wij ook ervaren. Wij hebben het oude weggedaan, als waarde­loos. Engelen en profeten hebben begeerd te zien, wat wij in Hem mogen bezitten.

Gods volk is een door Zijn bloed gekochte Gemeente. Een volk zonder smet of rimpel, waarin Hij zich wil ver­heerlijken. Het plan Gods, vanaf het begin, is door Hem ontworpen en Hij brengt het ook tot uitvoering.

Jes. 46:11 zegt: “Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering. Hoort naar Mij, gij trotse van hart, die ver van gerechtigheid zijt”. Lees ook Jak. 04:06-10, waar staat dat God de hoogmoedigen weerstaat en dat zij die innerlijk verdeeld zijn, hun harten moeten zuiveren. Het oude zuurdeeg moet weggedaan worden, want leringen, dogma’s en tradi­tie hebben geen waarde.

Van vreemde smetten vrij

Als je een slaaf bent ge­weest, begrijp je wat het betekent vrij te zijn. Wetenschap en techniek, poli­tiek en theologie, kunnen de mensen niet vrij maken van zijn oude bindingen. Alleen het evangelie van Jezus Christus maakt de mens vrij van zonde. Dan wordt Gods Woord waarheid voor de mens: de slaaf wordt een bevrijde. (Joh. 08:29-36). Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in Zijn heilige stad? Die rein is van handen en zuiver van hart.

Jezus Christus kun je al­leen vinden als je Zijn weg wilt bewandelen en niet op zijwegen gaat. Psalm 25 zegt: Here, maak mij Uw we­gen bekend, en leer mij Uw paden, en leid mij in Uw waarheid en leer mij.

Zoekt u werkelijk Zijn weg?

Stel die vraag eens aan U zelf, voor Gods aangezicht. Hij zal antwoorden. God heeft getuigd van Zijn Zoon dat Hij alleen de weg is tot de Vader. (1 Joh. 05:01-12). Als je een andere weg wilt gaan, maak je God tot een leugenaar. Leer dan bidden in Geest en in waarheid. Gij zijt van Christus als de Heilige Geest in u woont. Niet eerder, want Gods Geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. (Rom. 08:07-17). Gij zijt gekocht en betaald. (1 Kor. 06:19).

Wij kunnen geen evangelie kiezen wat in ons denken en levenspatroon goed uitkomt, al wordt dit wel veel ge­daan. Maar. de mens stelt zich dan buiten het kracht­veld van de Heilige Geest. In Gods Koninkrijk wordt Gods kracht openbaar. Daar buiten heerst de overste der wereld. Bereidt de weg ‘ des Heren, maakt recht Zijn paden en wordt gehoorzaam.

Geef uw leven aan Jezus Christus

Het Lam Gods voor ons ge­slacht is de enige Recht hebbende op ons leven. Geen leer van mensen, geen eigen gerechtigheid of oecumene brengt ons dichter bij Hem. Het is een geestelijke zaak, wordt dus heilig, zoals God heilig is. Zonder heiliging zal niemand God zien.

Dit nieuwe leven, de weg tot God de Vader, is door Zijn bloed. Laat u behouden uit dit verkromde en ver­draaide geslacht. God heeft geen behagen in bedenksels van mensen.

Dit evangelie is niet wel­kom, dat weten wij ook wel. Elk mens die dit evangelie van Jezus verwerpt, ver­liest zich in vormendiens­ten en nutteloze uiterlijk­heden.

Bisschop Bluyssen verstaat onder oecumene, samen een weg zoeken naar Jezus Christus. Gijsen wil ook de oecumene, maar dan binnen de leer van de R. K. kerk. Er zijn veel wegen naar Ro­me, maar er is maar één weg naar God de Vader: Jezus Christus. Wij kunnen niet lang een eigen weg de berg beklimmen om de stad Sion te bereiken.

Ons gebed moet zijn: Heer, maak mij Uw weg door Uw Woord en Geest bekend. Ver­geet niet om beneden te be­ginnen, aan de voet van het kruis. Vraag Hem ook verge­ving voor uw eigen wijs­heid. (Matt. 03:01-12; Matt. 04:17; Hand. 02:38-40).

Dit is Zijn gebod voor ie­der. Maar doe wel uw mantel uit. Leg uw waardigheid af, uw positie, kennis en zelfs uw theologie. En zeg met Paulus, alles schade te achten om Hem te kennen. Dan ontvangt u de sleutel der kennis die u tot de volle waarheid zal leiden. Laat trots en hoogmoed u niet in de weg staan om u aan Hem te onderwerpen en Hem te volgen.

Wij laten ons geen lasten opleggen…  

Een veel gebruikt excuus is: wij laten ons geen las­ten opleggen. Ieder is verschillend. Ik heb mijn ei­gen geloofsleven. Ik laat mij door niemand iets opleggen, is hun argument.

Zo komen vele zich noemende christenen, nooit tot een bewuste keus. Zij laten zich niet veranderen. Maar God geeft ons niet de vrij­heid om te geloven zoals het ons uitkomt. Dit geloof heeft ook geen leven in zichzelf, het is dood. Nu is het compromis, gemakke­lijker dan de waarheid be­lijden. Jezus had ook dui­zenden van deze gelovigen achter zich. “Niemand kan die wonderen en tekenen doen en zulke woorden spre­ken, of Hij moet van God gekomen zijn”, getuigden zij. Maar toen Hij de voor­waarden stelde om Hem te volgen, gingen allen heen. Zou het nu anders zijn? De­ze reden is hard, wij laten ons niets opleggen, ook door Hem niet. . . .

Maar als u eeuwig leven wilt hebben, zult u toch de prijs moeten betalen. Gods Woord zegt: Wie zijn leven zal willen verliezen om Mijnentwil, zal het behouden. Wij zijn dan niet meer van onszelf. Hij kocht ons vrij met Zijn bloed en stierf voor ons. Hij wil ook Zijn Naam verheerlijken in Zijn volk. Dit zullen wij moeten doen, niet la­ter, maar nu, in deze god­loze, verdorven samenle­ving.

Er bestaat geen eigen gerechtigheid

God erkent geen eigen wer­ken. Elke plant, die niet door God geplant is, zal uitgeroeid worden. Jezus geeft ons de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden tot lering. (Matt. 25:01-13). Hij vraagt reine maagden, bekeerd, gedoopt door onder­dompeling en gedoopt in de Heilige Geest, want zij verwachten de Bruidegom.

Wees niet als de dwaze maag­den. Zij waren niet alleen in slaap gevallen, maar had- dei. ook geen olie meer. Zij zijn als vele christenen, dodelijk vermoeid van de nutteloze dingen van de we­reld

Toen de dwaze maagden aan­klopten bij de bruiloftszaal en zeiden: Heer, heer, doe ons open! was het te laat. Voor hen gold het: Ik ken u niet.

Wee hen, die het geweten hebben en het niet geloofd hebben. Neen, we zijn niet allemaal hetzelfde, maar we hebben wel allemaal dezelfde opdracht: te groeien naar het beeld van Gods Zoon.

Met dezelfde liefde en bewo­genheid voor het verlorene.

Er is nog nooit een mens geboren die uit zichzelf waarde zou hebben voor het Koninkrijk Gods, laten wij onszelf niets wijsmaken. Want uit Hem en door Hem zijn alle dingen: gerechtigheid, liefde, blijdschap en ; vrede. Zijn herscheppende en genezende kracht wordt in Zijn gemeente openbaar. Het Koninkrijk Gods is voor de wedergeboren kinderen Gods.

Een vloedgolf van vreemde goden

Er gaat een vloedgolf van vreemde góden over Neder­land. Onze hele samenleving is ziek. Velen sterven voor hun tijd. De vreemde góden zijn zelfs in kerkelijke kringen geïnfiltreerd. Wat een volk van overwinnaars zou moeten zijn, is een volk van redetwistende mensen ge­worden, die steeds meer van God vervreemd zijn. Zie on­ze christelijke regeerders van het compromis.

En toch heeft God ons tot een Koninkrijk van pries­ters gemaakt. Jezus had geen boodschap voor keizer Augustus en koning Herodes, maar voor gevangenen en zieken en allen die honge­ren naar gerechtigheid. Hij gaf ons de overwinning over de legers van satan, de overheden, de machten, de wereldbeheersers en de boze geesten in de lucht.

Het Koninkrijk Gods ingaan is een persoonlijke zaak. U zult een bewuste keus moeten doen, wat de prijs ook is. Gods Woord zegt: Ik ben de Here, de God van al wat leeft. Zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? Laat u daarom verbinden aan de levensrivier(Ezechiël 47) en bewandel geen zijpaden of zijwegen. De stilstaande moerassen en poelen zijn niet gezond en hebben ook geen leven in zichzelf. Maar zij die hongeren en dorsten, zullen verzadigd worden.

 

Het enige houvast door Judith

Ps. 46:2

“Je bent te allen tijde welkom”, hoor je vaak zeggen. Dat behoeft niet altijd een frase te zijn; het kan echt gemeend zijn. Toch kan het in de praktijk anders lopen. Als iemand belt of plotseling voor je deur staat kan het voorkomen, dat een en ander niet goed uitkomt. “Had . even een afspraak gemaakt”, zeg je dan, waarmee de an­der het maar moet doen. Het moment kwam ongelegen en de tijd ontbrak om je verder in de zaak te verdiepen.

Geen tijd. Dat is een euvel dat hoe langer hoe meer de kop opsteekt. In de wereld is dat een gewoon verschijn­sel, maar als kind van de Heer moet je oppassen voor dit manco. Het zou evengoed een “wereldse besmetting” kunnen zijn.

God rustte op de 7 e dag van al Zijn werken (Gen. 02:01) en als je Pred. 03:02 leest, word je vanzelf rustig. God schiep de tijd voor ons, maar niet om ermee door te hol­len. Integendeel: Hij gaf er plaats en afmetingen aan. Wie daarmee rekening houdt, voorkomt over-vermoeienis die ziekte(n) tot gevolg zou kunnen hebben.

De mensen stellen je vaak teleur als je met je proble­men bij hen aankomt, maar bij de Heer hoef je daarvoor nooit bang te zijn. De termen “niet thuis” en “geen ge­hoor” zijn er niet bij, want de hemelse telefoonlijn is altijd vrij. (Matt. 07:07).

En weet u wat het fijnst van alle dingen is: je hoeft er de deur niet voor uit; het Rustpunt is vlakbij. In de stille binnenkamer bevindt zich die ene Deur die recht­streeks toegang geeft tot Gods hart.

Er is nog een belangrijk ding dat gebleken is: Hij laat je in je nood niet staan.

Hij is een waarachtige Helper en… het enige houvast.

 

Het enige houvast gedicht door Judith Matteüs 11:28

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”.

Waarom zou je nog langer zoeken:

Er is een rustpunt, dicht bij huis;

Die weg – je zult er nooit verdwalen –

Voert je vanzelf tot Christus’ kruis.

 

Waarom zou je nog blijven kloppen –

Aan ’s mensenhart: het stelt teleur;

Je bent te allen tijde welkom –

Bij Jezus, want Hij is de deur.

 

Waarom zou je niet je problemen

Met Hem bespreken in ’t gebed?’.

De telefoonlijn naar de hemel

Is immers nooit overbezet?

 

Waarom je juist tot God moet komen –

Met al je noden, zorg en last?

Omdat het vroeg of laat zal blijken,

Hij is: het enige houvast.

Het Koningschap van God door Nico Goverts

Wat stelt God aan de orde?

God heeft een bepaald doel voor ogen. Daarom komt God ook met een bepaalde bood­schap. God gaat in deze eindtijd heel duidelijk bepaalde zaken aan de orde stellen.

Jesaja spreekt daarover, als hij zegt: “Hoe liefe­lijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning”(Jes. 52:7).

Daar gaat het over een vreugdebode. Hij brengt een goede boodschap, dat wil zeggen: hij brengt het evangelie. En tot wie spreekt hij? Tot Sion, tot het volk van God. En in welke situatie? Als het volk van God in balling­schap verkeert, in Babel. Dus we hebben hier te maken met een eindtijdsituatie.

Wat is nu de boodschap voor het volk Gods in de eind­tijd? Uw God is Koning. Dat is de sleutel tot het heil en de vrede, waar onze tekst over spreekt.

In de eindtijd gaat het over het koningschap van God. Als we het boek Openbaring lezen, dan ontdekken we dat dit één van de hoofdmotieven is, die voortdurend naar voren ko­men .

Grondthema van het laatste Bijbelboek is de vraag: Wie is waardig om te regeren? Wie heeft recht op de troon? Daarom is het ook veelzeggend dat het eerste wat Johannes ziet, als hij in Openbaring 4 opklimt naar de hemel, is: de troon. “Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de he­mel en iemand was pp die troon gezeten”(Openb. 04:02).

De troon van God

Dat is het vaste punt in de eindtijd, het uitgangs­punt voor het volk des He­ren: de troon van God. En dan eindigt ditzelfde hoofdstuk met de erkenning: Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen”(Openb. 04:11) .

We zien: het begint met de troon van God en het ein­digt met de waardigheid van God. Die proclamatie is de inzet van het hele eindtijdgebeuren. God heeft recht op de troon. Waarom? Om wat Hij is. Hij is waardig. Het zit in Zijn karakter. Want van Hem kan gezegd worden: “Rechtvaardig en waarach­tig zijn Uw wegen, Gij, Koning der volkeren”(Openb. 15:03b). Omdat God recht­vaardig en waarachtig is, daarom is het koningschap bij Hem in goede handen.

In Openbaring 5 wordt de lijn van hoofdstuk 4 doorgetrokken, want daar gaat het om de vraag: “Wie is waardig de boekrol te ope­nen en haar zegels te ver­breken?” (Openb. 05:02b) . Daar is weer de waardigheid in het geding. Wie voldoet aan de voorwaarden om de boekrol te openen, om het plan Gods te ontvouwen en af te wikkelen? Het ant­woord is: Het Lam Gods. Van Hem wordt gezongen: “Gij zijt waardig de boek­rol te nemen” (zie vers 9), En dan klinkt daar de ju­belroep: “Het Lam, dat ge­slacht is, is waardig”(zie vers 12).

De strijd om het koningschap

Daarmee zijn we bij het doel van de eindstrijd. Het is een strijd om het koningschap. Dat is de grondgedachte, die telkens terugkeert. Zo in Openb. 11:15: “En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de he­mel, zeggende: Het koning­schap over de wereld is ge­komen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden”.

Hier, in vers 15, wordt de heerschappij van God geproclameerd. In vers 17 volgt de reactie daarop: “Wij danken U, Here God, Almach­tige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koning­schap hebt aanvaard. Of zoals een andere vertaling zegt: “Gij zijt begonnen te regeren”. Dat is het geweldige van deze tijd. God gaat Zijn heerschappij ter hand nemen.

Maar nu de kernvraag: Waar begint dat? Want God heeft een bepaalde werkwijze. God handelt niet zomaar, bij toverslag. Hij is geen God van willekeur, maar Hij is een God van vaste princi­pes. De Heer is recht in al Zijn weg en werk.

Als we nog even bij Openbaring 11 blijven, dan zien we in vers 15 de proclamatie, in vers 17 de dankzegging, en in vers 19 de sleutel van het koningschap van God. “En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open, en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tem­pel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en don­derslagen en aardbeving en zware hagel”(vers 19).

Waar begint het? In de tempel. En Paulus zegt: De tempel Gods zijt gij. Het koningschap van God gaat beginnen vanuit de tempel, die opengaat en waar de ark, Jezus, zichtbaar wordt.

Waarom de gemeente zo belangrijk is

Daarom is de gemeente zo belangrijk. Want van daar­uit gaat God regeren. Daarom zien we ook dat de strijd zich gaat toespit­sen rondom de gemeente.

In Psalm 110 vinden we dit­zelfde principe terug. “De Here strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers temidden van uw vij­anden” (Ps. 110:002). Dat is Gods plan voor de eind­tijd. God gaat de scepter hanteren, de heersersstaf. En waar? Vanuit Sion, de stad van de Heer.

Vandaar dat punt één op het programma van God is: dat de gemeente een plaats moet worden waar Hij regeert. Want als dat ge­beurt, dan kan God Zijn tweede punt realiseren: dan kan Hij vanuit die ge­meente Zijn koningschap gaan vestigen in hemel en op aarde. Daarom is het derde vers van Psalm 110 dan ook van beslissende betekenis: “Uw volk is een en al gewilligheid ten da­ge van uw heerban”(Ps. 110:003a).

De heerban is de oproep tot de oorlog. God zoekt een volk dat gewillig is om de strijd te leren.

Als wij bereidwillig zijn, gaat Hij onze handen oefe­nen tot de krijg. Dan gaat Hij zich betonen als de, Leidsman, de Aanvoerder, de Veldheer, die Zijn le­ger leidt tot overwinning.

Twee dingen zijn van be­lang om duidelijk te on­derkennen. God wil dat we het doel zien. Waar werkt Hij naar toe?

Het slotakkoord van het plan Gods

Bij de profeten komt het al tot uiting, wat het slotak­koord is van het plan Gods. Zacharia geeft het aan in zijn laatste hoofdstuk, als hij zegt: “En de Here zal koning worden over de gehe­le aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn en zijn naam de enige” (Zach. 14:09). Dat betekent: dan zijn alle machten overwon­nen. Dan is er nog maar één Koning. Want alle vijande­lijke koningen zijn te niet gedaan. De Naam van God, het karakter van God, zal dan de hele aarde beheer­sen.

Ook bij Obadja loopt het daarop uit, als hij zegt in zijn laatste vers: “Verlos­sers zullen de berg Sion bestijgen om over het ge­bergte van Ezau gericht té oefenen, en het koningschap zal zijn aan de Here”

(Obadja 1:21). Gods koningschap dat is het einddoel.

De weg naar dit doel

Maar het tweede wat we dui­delijk moeten zien, is: Wat is de weg naar dit doel? Waar is God vandaag mee be­zig? God maakt een volk klaar. In Sefanja 3 zegt de Heer het zo: “Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen” (Sef. 03:19a).

De Heer is bezig een volk te verlossen, los te maken. Datgene wat hinkt, dat wil zeggen: ze zijn geremd, ze kunnen niet meekomen, ze hinken op twee gedachten. En datgene wat verstrooid is: ze zijn in balling­schap, in Babel, onder vreemde heerschappij.

God is bezig te verlossen en te verzamelen. Zodat daar een volk komt dat niet meer hinkt, maar dat uit de voeten kan. Een volk dat niet meer verstrooid is, maar dat op zijn plaats staat.

Daarom zitten we vandaag in een losmakingsproces. Daarom is er ook veel strijd, want losmaken gaat niet vanzelf. Maar het is wel de moeite waard. Want dat volk dat loskomt, los van het oude, aardse denken, dat gaat de berg Sion -bestij­gen, als verlossers. Zij zullen de schepping her­stellen en zo zal het koningschap zijn aan de Heer.

 

Gods plannen falen niet Getuigenis door W. T. Knoeff

Onzekerheid

Toen ik jaren geleden in Kampen aankwam om daar the­ologie te gaan studeren, wist ik niet wat er zoal aan veranderingen zich zou gaan voltrekken. De groot­ste verandering vond plaats met mijzelf.

In de begin fase van mijn studie dacht ik in ouderejaars studenten puur heili­gen te zien. Hoogleraren konden voor mijn gevoel plaats nemen in de rij van geloofshelden van Hebreeën 11. Maar ik ontnuchterde snel en werd een zoekende temid­den van zoekenden.

Dat heeft zeker een jaar geduurd, terwijl je als eerste/tweede jaars student theorieën op je afgevuurd krijgt, die bijvoorbeeld zeggen, dat het geloof in God slechts vaderprojectie is, etc. Daar stond dan geen enkel geloofsopbouwend college tegenover! In deze eerste twee studiejaren bleek bijna ieder zijn “richting” te gaan kiezen. Marxistische studiekringen waren toen mode en stonden in de belangstelling.

Opwekking

In die tijd ging Gods iets bijzonders doen in Kampen onder de studenten. Er kwam een opwekking bewerkt door Gods Geest, een herleving van het besef dat we een levende God mogen dienen in een levende omgang.

Al spoedig behoorde ook ik bij de groep en we gingen steeds meer ontdekken van de geestelijke mogelijkhe­den, die God zo graag wil geven. De tegenstelling tot de zuiver rationele (en soms rationalistische) mo­gelijkheden, die gegeven werden door de theologie was groot. De confrontatie was soms hard en moeilijk.

We zagen zo nu en dan een enkeling van onze groep af­vallen. Eén ding bleek steeds weer onmisbaar: Je hebt elkaar nodig als groep. Toch was ik ervan overtuigd mijn studie af te moeten maken.

Geestelijke groei

Die tijd was er één van grote groei. Enerzijds hoorde je vele geloofs-af- brekende volzinnen over je komen, anderzijds ontdekte je in Gods Woord steeds meer heerlijkheden, die in de praktijk van het dage­lijkse leven gingen functi­oneren .

Het was in die tijd, dat je juist in een sfeer van flinke tegenstand, geeste­lijk ging groeien. Dat moest ook wel, de andere mogelijkheid was: ten onder gaan.

De vraag of wij nog wel een plaatsje in de gereformeer­de kerk zouden kunnen vin­den kwam evenwel ook steeds meer aan de orde. Wij zagen wel enkele mogelijkheden, maar ook vele schaduwzij­den .

Deze vraag werd des te moeilijker, naar mate het steeds duidelijker werd dat de Bijbelse weg die is van de volwassen doop. Erg groot was de blijdschap op de dag dat ik gedoopt werd door onderdompeling.

Maar de toekomst binnen de kerk kwam daardoor sterk op de tocht te staan. Ik vreesde het ergste. Toch had ik diep in mij het ge­loof dat God een weg zou o- penen, ook al sloot zich het één en ander. Als ik in die tijd het koortje: “Gods weg is de beste”, zong, dan deed ik dat wel van harte met voor en na afloop een diepe zucht.

Slagboom

Na verloop van enige tijd vormde ik met nog twee an­dere studenten uit Kampen een groepje, die alle drie volwassen gedoopt waren, en nu zochten naar een plaatsje in Gods Koninkrijk nu optimaal te kunnen functioneren.

Wat de kerk betreft kwam toen eerst de affaire over het preekconsent. Een ieder die in de kerk wil voorgaan in de dienst, heeft daar­voor namelijk een officiële toestemming nodig. Wat dat betreft voelden we enige nattigheid. Toen we met de desbetreffende hoogleraar hierover spraken, kwam er al snel uit zijn mond: “He­ren, daar zou ik maar niet op rekenen”. Het was alsof de bliksem bij ons insloeg. We hadden jaren gestudeerd en inde loop der tijd eni­ge inzichten gekregen, hoe wit het in de kerk- zouden willen gaan aanpakken en nu viel er meteen een slagboom dwars over die weg. Toch had God Zijn leiding in al deze dingen, hoewel wij er weinig van bespeur­den .

Wij moesten dus op zoek naar andere wegen, maar welke? Een dag later bleek de synode van de gerefor­meerde kerken het besluit te nemen dat een ieder die niet gelooft dat de Kinderdoop een van God gegeven ” ordening is, geen enkel kerkelijk ambt meer mag be­kleden. Dat deed de deur voor ons helemaal dicht en we besloten hiertegen krachtig te protesteren.

Dit was tenslotte duidelijk een on-Bijbels besluit en de kerk groef daarmee zijn ei­gen graf. We besloten een open brief aan de synode te schrijven, die we even­eens in de kranten lieten publiceren. We hadden wei­nig meer te verliezen. Van de kant van de synode le­verde ons dat een korzelige brief op, maar als bijeffect gingen er toch wat nieuwe deuren open en kwa­men er andere contacten.

Bijbels principe

In die tijd hield ik mij vast aan het Bijbelse prin­cipe dat beschreven staat in Hand. 16:06-10, waar staat dat Paulus door diverse landstreken in Klein-Azië probeerde te trekken, ook op zoek naar de leiding van de Heer. Tweemaal is er sprake van in dat gedeelte dat Gods Geest het hen niet toeliet het woord te spre­ken. Er kwam kennelijk geen responsie op zijn predi­king, er kwam geen mens tot geloof. Een keer ging de reis naar het noorden en een keer naar het zuiden, maar Paulus moest beide ke­ren naar -zijn beginpunt te­rugkeren. Op de derde po­ging van Paulus zegende de Heer kennelijk wel, en dat was de weg naar het- westen, naar Troas. Daar aangekomen kreeg hij het bekende ge­zicht van een Macedonisch man, die hem toeriep: “Steek over naar Macedonië en help ons”. Dat moet voor Paulus als een bevestiging geweest zijn dat hij op de goede weg zat.

De conclusie, die mijn vrouw en ik uit dit gedeel­te trokken was, dat wij op zoek moesten gaan, het één en ander moesten proberen en nauwkeurig opletten of Gods Geest het toeliet om verder te gaan of niet.

In die dagen trokken wij er dan ook flink op uit. Be­halve in Nederland kregen wij ook al spoedig kontak­ten in België en Luxemburg. Uit het één groeide het an­der. Maar al deze wegen werden afgesloten. Wij heb­ben honderden kilometers gereden, op zoek naar iets waarvan God zou zeggen: dit is het. Maar we vonden het niet en voelden ons bij tijd en wijle hopeloos en vergeten. Er zijn momenten geweest dat we op een dood spoor dachten te zitten.

Toch had God in dit alles al lang de leiding genomen. In die dagen waren er al enige pinkstergemeenten waar ik zo nu en dan met veel vreugde een spreekbeurt mocht vervullen. Dit was één van de deuren die open was gegaan. Toch zag ik mijzelf echt niet in Pinksteren gaan. Maar op de één of andere wonderlijke ma­nier, voelde ik me er wel thuis.

Steeds meer kwam ik er ook achter, dat, hoewel je met nog twee andere studenten optrekt, je toch alleen je weg met de Heer moet zoe­ken. Dat kost ongelooflijk veel moeite, temeer daar je niet alleen al zoekende van de kerkelijke richting ver­andert, maar het gaat ook om je dagelijks werk: Ter­wijl alles onzeker voor ons was, had God echter onze plaats allang vastgesteld. Wij moesten alleen geduld hebben. Hoe moeilijk is dat soms! Het was een tijd van volharding.

Gods plan

Op een gegeven moment groeide er echter wat vas­tere kontakten met een pinkstergemeente in het westen en wij meenden daar onze roeping te zien. Het spijt mij voor deze gemeen­te dat wij uiteindelijk niet bij hen gekomen zijn, maar God gebruikte hen op dat moment om ons vast te houden en niet te laten af­dwalen op wegen naar links en rechts. Dat gevaar was groot in die moeilijke tijd; er werd stevig aan ons getrokken op velerlei manieren.

Een forse tegenslag moesten wij nog incasseren, ik zak­te voor mijn doctoraal exa­men. Dat is zeer ongebrui­kelijk en is voor zover ik weet zo goed als nooit gebeurd. Zowel ik achter mijn boeken als mijn vrouw ach­ter de typemachine zagen dat we drie maanden lang bijna voor niets hadden ge­werkt. Wij bespeurden niet dat de Heer bezig was, we zaten alleen maar in de put. De drie extra maanden die nodig waren, om een nieuw doctoraalscriptie te schrijven, gebruikte God om Zijn glorieuze weg voor ons te gaan openen.

In die tijd riep de Heer Br. J. W. van Petegem en zijn vrouw om van de pinkstergemeente te Zwaagwesteinde te gaan naar de Stadiongemeente te Amsterdam. Een nieuwe taak wacht daar voor hen.

Tevens wees God op duide­lijke wijze mijn vrouw en mij aan als hun opvolgers in hun zegenrijke, levende gemeente in Noordoost Friesland. Ik was er nog maar twee maal geweest met een prediking, toen het voor allen al volkomen dui­delijk was, dat dit de rechte weg was. Dit was be­slist geen mensenwerk, dit was Gods leiding.

Achteraf blijken vele kleine dingen in dit plan van God te passen. Ook tij­dens ons zoeken en probe­ren bleek de Heer al de leiding te hebben gehad en was al bezig deze weg te openen. Op het moment zelf zagen wij het absoluut niet. Nu kunnen we van gan­ser harte zeggen: Zijn plannen falen niet! We gaan met grote blijdschap.