Genezing van de ziel (Duurt 21-09-2008)

Genezing van de ziel

 

Ik wil het vanochtend eens hebben over de genezing van de ziel. We hebben in de geest het evangelie ontvangen en is in ons het leven Gods opgewekt/neergelegd, en door die vernieuwing van denken begint jouw ziel daarvan steeds meer de vruchten te plukken en raakt langzamerhand doordrenkt van het wezen van God.

Ik neem even het voorbeeld van een fruitboom die regelmatig gesnoeid wordt.

We zingen hier wel met overgave: Gods snoeimes laat ik toe……Heb je dat wel eens gedaan? Er komt een knip, en nog een knip, of een zaag, en dan wordt er iets weggehaald, met de bedoeling dat er steeds meer vruchten komen. Dat vindt die boom heel eventjes vervelend, maar daarna vergoedt de vrucht dit werk. Ja toch?

Maar als je een heel jong boompje hebt, met een lengte van zo’n decimeter, en dáár wordt wat afgeknipt, nou, dat voel je dan wel.

Of, als er iemand op gaat staan, en er knakt iets in je vroegste leven; ja, zelfs als je 70 of 80 jaar bent, dan weet je dat nog, want die breuk, die knik, dat zit heel diep. Ik bedoel, alle mensen hier boven de 60 jaar, en dat zijn er heel veel, weten nog van gebeurtenissen uit hun vroegste jeugd; wat dat geweest is en wat dat voor sporen heeft nagelaten. Dat is niet ergens een afgeknipt takje, maar dat heeft je heel diep geraakt. Tot op hoge leeftijd kan dat.

Als je dat met een Grieks woord wil benoemen, dat één keer in de bijbel voorkomt, is dat het woord ‘trauma’. Dit woord komt één keer in het nieuwe testament voor bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Daar staat ‘trauma’. En een trauma is een gewelddadige inwerking van buitenaf.

Meestal betrekken ze dit woord op iets met het lichaam, dan heb je een trauma-helikopter; maar het gaat vooral om de geestelijke shock, die je oploopt. Daar is iets van buitenaf met geweld op je ingebeukt. Dat kan een klap zijn of een slag. B.v. de bekende slag: ‘Het wordt met jou helemaal niks’…… Of: ‘Wat het met jou moet worden…..’

Wie kent zo’n klap? Ik zie verscheidene vingers. Je weet het nog zo goed hè? En jij maar je best doen om het tegendeel te bewijzen: (met stemverheffing) ‘Nou, ik kan heus wel wat hoor’…. Ja, dat is het gevolg en dat is ook een verkeerde levenshouding. Dat wordt ook niks.

Het woord ‘trauma’ betekent ook ‘doorboring’.

Eén opmerking, van een leraar, of van een familielid of van een “vriend”, is een dolk in je ziel, en sommigen lopen nog met die dolk rond, als je goed kijkt.

Door één opmerking….

Dat jonge boompje heeft zó’n knauw gehad!

Het betekent ook het lek van een schip. Dat is ook een doorboring. Je zinkt weg in de golven van je eigen wanhoop; daar gaat je bootje.

Je kunt je hoofd ook niet meer boven water houden en voor je het weet zak je weg.

Er zijn heel veel mensen, heel veel jonge mensen, waar ik als vertrouwenspersoon heel veel mee te maken heb gehad, die het niet meer zien zitten. Dat heeft dus een oorzaak. En dat is verschrikkelijk.

Hoe help je nou zulke mensen?

Ik vertel maar wat dingen uit mijn eigen leven of uit mijn directe ervaringsomgeving.

Het opzij geschoven kind. Dat voelt dat kind zó goed. Dan denkt het: ik tel niet mee.

Als je het niet erg vindt vertel ik iets over een paar trauma’s, want ik wil me niet op het terrein van de psychiatrie begeven; maar misschien herken je iets daarvan uit je eigen leven; dat bedoel ik er mee.

Want ik wil zó graag, en misschien zeg ik het wat krom, neem me dat dan maar niet kwalijk, maar ik wil zó graag dat de ziel kan genezen. Jouw mooie ziel. Want dat bèn je.

Als je b.v. in het gezin waar je opgegroeid bent, geen veiligheid beleefd hebt. Het gaat me er niet om wie de schuldige is, het gaat me niet om te verwijten, het gaat erom dat ik gewond ben, en dat ik hulp zoek, dáár gaat het om.

Als je geen veiligheid beleefd hebt in je gezin, met al die ruzies, ook onderling tussen de kinderen, dan ga je op het laatst je eigen piep-kleine leventje leiden. Maar je bent niet meer verbonden. Het verband is weg.

Of, waar ik uit kom, een gesloten gezin, en dat is ook niet zo best hoor. Schatten van ouders, maar zo gesloten als een pot. Alles wat ànders was dan bij ons, dat deugde niet.

Alles wat vreemd was, dat was niet normaal in hun ogen. Daar komt ook de xenofobie uit voort, dat is vreemdelingenangst of vreemde-lingenhaat.

Daar gaan een heleboel Nederlanders onder gebukt, je kunt er wel mee in de Kamer komen, maar het is gewoon vreemdelingenhaat, je bent niet één van ons….

Als gemeente moet je er ook voor oppassen. Anders wordt het een sekte.

Stel dat wij als gemeente een gesloten gezin zijn, dat zou jammer zijn.

Er kan ook in een gezin onderlinge rivaliteit zijn. Ouders kunnen kinderen met elkaar vergelijken, b.v. rapporten naast elkaar houden. “Je broer, dié kan leren, of je zus, dié kan werken…”. Jij dus niet….

Rivaliteit onderling is levensgevaarlijk voor de samenhang.

Of, wie kan mooier preken, die of die? Wat heb je daar nou aan? Het gaat er om of jij verandert.

Of je bent in een gezin grootgebracht waar je klein gehouden wordt, dan ga je dingen stiekem doen. Heel veel dingen stiekem, want je weet wat allemaal niet mag. Op het laatst ervaar je alles als stiekem.

Ik betrap mezelf er wel eens op dat als ik naar de kast ga omdat ik een koekje wil, en als ik de kastdeur open doe, kijk ik eerst om me heen….Dan denk ik: zó, dàt is lang geleden…. Aan zulke simpele dingen merk je gewoon hoe dat vroeger ging.

Ik sluit thuis haast nooit een deur, en Mariet lacht zich er altijd wild om, maar ik laat altijd alle deuren op een klein kiertje staan, dat gaat vanzelf. Waarom? Omdat wij vroeger altijd stil moesten zijn, want mijn moeder had òf hoofdpijn òf sliep.

En dat met vier jongens en een meisje in zo’n hut…. a l t i j d  stil!

Ik loopt nog steeds op m’n tenen de trap op, dat zit er in gebakken.

Nou heeft dat gelukkig mijn persoonlijkheid niet ondermijnd, maar ik wil dit als voorbeeld aangeven hoe diep ingesleten gewoontes kunnen zitten.

Maar als je hebt geleerd om veel dingen stiekem te doen, dan heb je ook geleerd veel te liegen. En kom dáár maar eens uit…, dat je niet meer liegt, alsmede je woordkeus.

En maak je maar eens los uit zo’n verleden. Dat is soms een hele worsteling.

Je kunt in een asociaal milieu hebt verkeerd, ik bedoel niet ‘Tokkie’, maar ik bedoel mensen die niet sociaal zijn. Je kunt van hele hoge adel of van kouwe kak zijn, wat ook asociaal is. Die kijken altijd uit de hoogte naar andere mensen.

Maar jij moest altijd tegen andere mensen opzien. Beide houdingen beïnvloeden je.

Weet je wat ook erg is? Als er als kind nooit naar je wordt gevraagd. En àls je er naar vraagt, dan krijg je als commentaar van iemand uit de omgeving: “oh, die…”. Dan weet je al hoe dat ligt in de interne verhoudingen. Dat zegt zelfs de broer van de verloren zoon. Hij zegt tegen z’n vader: ‘Die zoon van u’. Daar hoor je de grote minachting in. En wat kun je dat voelen als je geminacht wordt.

Het helpt ook niet als je je daartegen teweer stelt met: ‘ik tel wel mee…’. Dat helpt niet; je brandt op.

Ik heb zoveel jonge mensen ontmoet met zo veel verdrietige en ook gewelddadige ervaringen. Ervaringen in de ziel. Want je kan wel eindeloos doorpraten over incest, maar wat denk je over geestelijke incest! Ja ja, dat is dat  je iets moet openbaren, iets baren, iets wat niet bij jouw persoonlijkheid past. Omdat dat van bovenaf opgelegd is.

“Ik wil dat jij dat en dat wordt….”.

Nou, dan krijg je vluchtneigingen, ja toch? En sommigen gaan dat letterlijk doen, dat worden dan zwerfjongeren. Veroordeel ze niet hoor, want het zijn vleesgeworden problemen.

Wanneer heb je vluchtneigingen? Als je nergens een thuis hebt.

Je kunt je ook zo gemanipuleerd voelen, zo misbruikt. Zo bèn je helemaal niet.

Zo ontkent ook; je moet een ander zijn dan je eigenlijk bent. Het kan zó complex zijn.

Sommigen hebben dat zelfs met het evangelie. Dan willen ze een ander zijn dan dat ze zèlf zijn. Dan zit je op een verkeerde route. Dat is heel erg, dat kun je voor jezelf helemaal uitwerken: ‘doe ik een ander na, of bèn ik iemand?’

Je kunt je ook zo schuldig voelen, zo vies van jezelf; zo besmet. De schande van de familie… Wat moeten de buren wel niet denken. Onze taal is er mee doorspekt, helemaal zwanger van allerlei dingen die te maken hebben met wat een ander van jou denkt: ‘wat zullen ze wel niet zeggen’.

Je kunt ook een paar overbeschermende ouders hebben gehad. Je bent als kind suf-geknuffeld. Of stierlijk verwend. Wat krijg je dan? Dan krijg je onzekere kinderen. Ze zijn niet weerbaar. Ze zijn te zwak gehouden. Ze hebben nooit geleerd om iets weerbaars op te brengen.

Je hebt ook mensen die zich overal aan ergeren. Van hondenpoep tot Balkenende. Ze blijven zich ergeren. Hollanders zijn daar goed in. Er wordt in dit welvarende land wat afge-mopperd. Als je dat doet, en je betrapt jezelf daarop, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar.

Of als je zegt dat je niemand vertrouwt, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar met iemand.

Er zal toch wel zo iemand zijn. Dáár begint jouw genezingsproces.

Durf je jezelf onder ogen te komen?

Heb je elkaar als partners, in wat voor verhouding ook, wel eens verteld waarvoor je je schaamt? Het lucht zó op als je dat doet. Zo van: ‘Ik schaam me toch zo voor dit of dat, of wat heb ik toen toch stom gedaan’.

Dit is het begin van een genezingsproces. Als je de wond niet toont, wat moet dan een dokter er aan doen?

Greet heeft dat eens schitterend uitgewerkt, dat je een wond oploopt tijdens iets, wat eigenlijk verboden is. Dan is er altijd wel eentje die zegt: ‘Hoe kan dat dan? Hoe is dat gebeurd dan? Waar heb je dan gezeten? Je mag daar helemaal niet komen?’ Ach, je hoort het allemaal al.  En wat doe je dan?

Nou, gewoon bovenop een gat in de muur een sticker plakken, schilderijtje ervoor. Tja, een keer halleluja roepen werkt ook….

Maar kijk, sommige problemen zitten achter een deur, maar die deur is overgeschilderd in de kleur van de wand; dan valt het wat minder op. En voor die deur zit nog weer een gordijn.

Laat je iemand toe om dat gordijn weg te schuiven, dat gordijn van de schuld en de schaamte. Die deur breek je dus niet open maar je zoekt een sleutel.

Waar is de sleutel voor het uiten van je trauma?

Als ik aan mensen vraag: ‘Hoe gaat het?’ Dan zeggen ze altijd: ‘Het gaat goed hoor’. Nou, dan heb je geen hulp nodig.

En als iemand zegt: ‘Ik ben een held in de Heer’, nou ja…..dan weet je dus niet wat zwakheid is.

Of je lacht alles weg. Daar was ik zelf heel goed in.

Ik hoorde laatst iemand het nieuwste woord zeggen in verband met identiteitskaarten, het begrip ‘identiteitsdiefstal’. Ik dacht: hé, daar kan ik wat mee.

Je weet niet meer wie je bent. Het is je afgejat. Je zegt wel: ‘De Heer is mijn herder’. Je zegt het echt wel, zeker wel! Maar wat daar achter staat: ‘mij ontbreekt niets’, dat kun je niet zeggen als je je identiteit kwijt bent. ‘Mij ontbreekt mijn eigen identiteit’.

Kom tot de ontdekking dat dat zo is!

Dat is heel belangrijk!

Er is een keer een beeld in de gemeente vertoond van iemand die allemaal pasfoto’s had, waarvan hij overal een stukje af knipte en hij maakte daar dan zelf een eigen pasfoto van.

Hij jatte van iedereen een stukje identiteit en probeerde daaruit een eigen identiteit op te bouwen van wat hij in een ander zo mooi vond.

Daarin ontkende hij zichzelf. Die foto klopt dus niet, want dat bèn jij niet! Je krijgt dan een verknipt figuur, wat een bekend begrip is uit de psychologie.

Sommige mensen zijn individualisten. Daar moet ikzelf voor oppassen. Individualisme lijkt sterk; dat lijkt alsof je in vrijheid wandelt. Het lijkt maar zo. Maar het is eigenlijk schijn.

Want weet je wat individualisme kan zijn? Hechtingsangst. ‘Ik sta op mijzelf’. Nou, en die ander dan? Ik durf me niet te hechten aan een groep of wat dan ook.

Dat zal wel een oorzaak gehad hebben.

Als er één zich aan de gemeente gehecht heeft, dan is het onze Heer wel. Hij is het hoofd en wij zijn het lichaam. Hij is zó aan ons gehecht en dat mag niet meer kapot, zegt Hij. Nooit meer! Hij is zó gehecht aan zijn vrouw.

Maar ja, vaak liggen er bij mensen teleur-stellingen aan ten grondslag, dat je dat niet durft.

We zongen het zonet: een parel in Gods hand. Dat kun je honderd keer zeggen, maar wat is de bedoeling van God met die parel? Het is Zijn bedoeling dat daar iets van gemaakt wordt, samen met andere parels. Er kan een parelsnoer van gemaakt worden, of prachtige oorsieraden, of een broche. Ja kan het ook in een gouden setting plaatsen.

Het gaat er dus om dat het een functie krijgt ergens in! Dàt is je waarde!

Als je echt een trauma hebt opgelopen, en dat zijn er verschillende van ons, hier staat er ook één, noemt de bijbel dat ‘gebrokenen van hart’. Het lijkt dan of je leven aan scherven is geslagen. Met één klap is de kruik aan scherven geslagen. En weet je wat er gebeurt als zo’n kruik aan scherven wordt geslagen? Dan loopt de inhoud weg.

En als er dan iemand tegen je zegt: ‘Goh, je bent  gewoon iemand zonder inhoud’… Wat gebeurt er dàn met je?

Of de bijbel noemt dit ‘verslagenen van geest’. Ik zie het niet meer zitten. Iedereen kent dat wel. En soms zie je jezelf niet eens meer zitten. Ga er maar aan staan. Allemaal trauma’s. En die veroorzaken in de geest verdriet en pijn.

Ik hoor het mijn moeder nog zeggen, ze kreeg van alles tegen de pijn; maar op het laatst kwamen ze tot de ontdekking dat ze eigenlijk zielepijn had, maar toen zei ze: ‘Ik ben de enige die dat voelt, en jullie weten niet wat ik voel’. Dat klopt. Hoe kun je zo iemand helpen?

Zoek eens op Matth. 8:17.

De bijbel noemt die hele verzameling trauma’s en verdriet: “smarten”.

In de NBG-vertaling staat: ‘Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zei: Hij heeft onze ‘zwakheden’ op zich genomen’.

Jesaja 53:4 spreekt over: ‘onze smarten heeft Hij gedragen’. Deze NBG-vertaling is beter want de vertaling uit Jesaja: ‘Hij  heeft ze gedragen’, kan een beetje distantie hebben. Maar Hij heeft het òp Zich genomen’.

Hij ziet jou ergens onder gebukt gaan. En dan komt Hij naar je toe en zegt: ‘Geef maar hier’. En Hij neemt dat óp Zich! Dat is zo’n teer en liefdevol gebaar, want op het moment dat Hij dat op Zich neemt, kun je eindelijk weer adem krijgen, anders ga je er zo onder gebukt.

Ik heb het hier niet over de ziekten hoor. Die tekst is veel te vaak geciteerd en heeft weinig uitwerking gehad.

Eérst die zwakheden in je ziel. Je ontkenningen. Je pijn en je verdriet.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: ‘Hij heeft het op Zich geladen. Dat is eigenlijk nòg mooier, want dat betekent dat het een zware last is, waar je zelf onder gebukt kan gaan.

Ja, hoe kun je nou innerlijk genezen van de wonden in je ziel? Want daar gaat het toch om.

Ik heb eens een uitspraak van een psychiater gehoord die zei: ‘Als ik niet van mensen houd, dan is mijn therapie waardeloos, dan is mijn therapie theorie. Misschien dat iemand ergens toevallig beter van wordt, maar als ik niet van mensen houd…..’. Dat is mooi hè? Dan is dàt z’n light-motief geweest, het allereerste begin, waarom hij aan die studie begon: Hij hield zo van mensen.

Je kent allemaal de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan; de barmhartige allochtoon. Hij bevond zich op vijandelijk gebied. De mensen liepen met een boog ook om hèm heen. En daar ligt iemand kapot. Een verslagen mens. En de priester en de Leviet lopen er met een boog omheen. Waarom? Nou, omdat hun godsdienst regels had….! Ze hadden bepaalde regels en daar hielden ze zich keurig aan.

Ze zaten zelf, notabene twee zeer gods-dienstige tempelgangers, gevangen in hun godsdienstige opvattingen. Regels zijn regels. Wat is er dan in hen verloren gegaan? De barmhartigheid.

Was die Samaritaan een gelovige…? Zei hij tegen die kapotgeslagen man: ‘De Heer is bij je, ik zal voor je bidden?’ Schrale troost, het helpt allemaal niets. Het gaat om een handeling.

Er zijn mensen uit de wereld barmhartiger, veel barmhartiger, dan mensen die zich zogenaamd christelijk noemen.

Er is zelfs een uitspraak van een profeet, ik meen Ezechiël; daar vergelijkt God zijn eigen volk met een stel heidenen. Hij zegt: ‘Die heidenen denken beter over het leven dan jullie’. Alsjeblieft!

Regels kunnen je zó gevangen houden. Als je de barmhartigheid binnen de perken houdt van jouw godsdienstige regels, dan belemmer je God in Zijn bewegingsvrijheid. Je belemmert dus God!  Je moet God niet belemmeren in Zijn bewegingsvrijheid. Hoe ver reikt Zijn barmhartigheid? Nou, in de gebeden kun je het horen, oneindig. Laat het dan ook van jou uitgaan. Oneindige barmhartigheid. Dan ben je een kind van God. Wat doet die (vijandige) Samaritaan? Hij ontfermt zich in vijandig gebied over een inwoner van dat gebied, en hij gebruikt olie en wijn.

Olie is altijd een prachtig beeld van balsem voor de wonden, dat heelt alle smart (uit een oud liedje).

Er staat in Spreuken: ‘De tong der wijzen is medicijn’. O ja? Ja! Eén opmerking kan je zó goed doen, in tegenstelling tot de trauma’s die je hebt opgelopen.

Eén opmerking kan je hele leven ineens de wending geven waar je zelf zó naar uitgekeken hebt. Daar kan geen preek tegenop. Dat is het verschil tussen logos en rhema.

Logos is het woord Gods, het algemene, voor iedereen bestemd. Maar rhema, dat is ook woord, dat is het persoonlijke; wat op jou slaat.

Stel dat iemand zomaar ineens tegen jou zegt: ‘wat hou ik toch van je’. En je ziet dat het waar is. Dan is dat balsem voor je ziel. Want met de ‘tong der wijzen’ wordt niet de tong van een filosoof bedoeld, maar dat is iemand die iets aanwijst. Wijzen, daar komt het werkwoord ook vandaan.

En die zegt: ‘Ik zie dat je dáár last van hebt, wilt je er wat aan doen, mag ik er wat aan doen?’ Dat is medicijn.

Zeg nooit: ‘God is bij je… of de Heer is bij je….’ Wat bedoel je dan?

Bert heeft het laatst eens kort maar krachtig gezegd: ‘Als ik bij een ander ben, is God bij die ander’. Het gaat erom dat God gestalte krijgt in jou!

Anders is het weer een stuk theorie en ‘als een ster in donkere nachten zal ik op je wachten’…

Nee, ik ben bij je, hier en nu. Dáár gaat het om en zó is God in de wereld.

En wat doet die Samaritaan nog meer? Hij brengt hem onder dak. Er zijn geestelijk gigantisch veel daklozen. Breng ze maar onder dak, waar ze zich veilig weten, want dáár gaat het om. Het is toch mooi om iemand in veiligheid te brengen?

Psalm 25:1 ‘Tot U, Here, hef ik mijn ziel op’. Heb je dat wel eens gedaan? Eigenlijk een rare uitspraak, ik heb het nog nooit zo uit mezelf gezegd. ‘Ik hef mijn ziel op tot U’.

Het is trouwens een prachtige psalm over de geheimenissen van God.

Het gaat hier eigenlijk om, dat jij je ziel durft te laten zien – tot  U hef ik mijn ziel op – , hij is zó gewond.

Moet je eens kijken, Vader, hoe hij er uit ziet, het is verschrikkelijk.

Ik weet niet eens meer wie ik ben, ik ben zo gewond! David weet waar ik het over heb.

Maar hoe doe je dat?

Durf ik mij zo kwetsbaar op te stellen, want kwetsbaar betekent dat een ander het alsnog kan kwetsen en verwonden. Dat betekent dus kwetsbaar.

Durf jij je zielsverdriet te tonen, al is het nòg zo lang geleden. De schuld is weg, daar heeft die wijn van de Samaritaan voor gezorgd, de schuldvergeving.

Als Jezus iemand genezen wil, dan zegt Hij vaak: ‘Jongen, je zonden zijn je vergeven’.

Stel dat je een aidspatiënt hebt; hoe zou je die ontvangen? ‘Had je maar niet…..enz.?

Barmhartigheid.

Je zielsverdriet tonen, maar aan wie?

Er is zoveel onuitgesproken verdriet en pijn. Je hebt het nooit gezegd. Je toevertrouwen aan een ander is een enorm waagstuk.

Kijk, ik kan wel in mijn binnenkamertje ergens mijn ziel opheffen, wat ik ook vaak gedaan en gezegd heb. En dan krijg je ook huilbuien, maar welk advies krijg je dan?

Durf ik mijn hart te openen, openhartig; durf ik mijn ziel te overhandigen?

Ken je die gekke uitdrukking: ‘je hart aan de Heer geven?’ Dat staat nergens in de bijbel, maar ik snap hem wel. Ik heb wel een antwoord. Als jij je hart aan de Heer geeft, krijg je het schoon terug. Er kunnen nog een hoop wonden in zitten, maar het is wel schoon.

Schuld weg, schaamte weg. Dan blijft alleen nog de wond over.

Ik heb me nl. zelf een keer gruwelijk vergist. In de wond die ik had, werd nog een keer een mes gezet, en die wond werd toen nòg dieper, toen vreesde ik voor mijn leven. Ik dacht toen echt: ‘nu ga ik dood’. Ik voelde me geestelijk gewoon leegbloeden. Want het zat in de kern van mijn bestaan.

Voor mij was het geestelijk, en ik overdrijf niet, een bijna dood-ervaring.

Toen heb ik drie dingen gedaan.

Het eerste was dat ik de band verbrak met degene die me dat had aangedaan, ik wil niets meer met je te maken hebben; ik ben ziek, doodziek. Het leek een vriendschapsband maar dat was het niet.

Het tweede wat ik deed was dat ik ontzettend veel heb geschilderd en al mijn verdriet en mijn pijn aan het doek heb toevertrouwd. Dat betekende voor mij een manier van uiten.

Eén van onze kinderen kwam een keer kijken en had het over mijn horrorkamertje. Toen kon ik er gelukkig al weer om lachen.

En toen ik dat allemaal gedaan had, heb ik een grote, witte verfroller gepakt en heb toen alle schilderijen met witte verf overgedaan, ik was zó blij. Alles is bedekt met onschuld. Het zit er wel onder, maar het doet me niets meer. Ik herinner me het nog wel, maar ik kan nu weer opnieuw beginnen!

Toen kwamen er landschappen en andere heel mooie dingen uit. Tenminste, ik vond ze mooi.

Maar kijk, ik was mijn innerlijke landschappen kwijt geraakt. Dàt was ik kwijt geraakt.

Ik ben toen het gesprek aangegaan met mensen die mij veiligheid en barmhartigheid gaven. Want je geeft je…..; je heft je ziel op, je geeft je dus bloot, laat ik het zó zeggen.

Je laat je helemaal zien. En als je daarin zwaar bent teleurgesteld….

Maar ik dacht toen: ‘ik moet genezen; het gaat om mij, want anders verdwijn ik straks mopperend onder een zerk, daar had ik ook niet zoveel zin in’. ..Zijn dàt nou mensen? Zijn dàt nou christenen? Mopper de mopper.

Maar ik genas niet. En nu zit ik in dat genezingsproces.

Dus als je teleurgesteld bent ga dan wel weer zoeken. En wat zoek je dan? Dan zoek je eigenlijk iemand in wie Gods genade en barmhartigheid gestalte heeft gekregen. Een mens zoals jij en ik. Een vertrouweling, want anders genees je niet.

Nou heb ik een vraag: ‘Wil jij dat jou barm-hartigheid wordt bewezen, wil je dat?’ Of red je jezelf? Wil je dat? Want wie is je naaste? Dat staat ook in die gelijkenis. Dat is iemand die jou barmhartigheid bewijst. Dus als ik mijn naaste liefheb, dan heb ik degene lief die mij barmhartigheid bewijst. Dat is mijn naaste. Niet iedereen is je naaste. Ik kijk wel uit. Een hoop naasten kunnen ook geen barmhartigheid bewijzen.

Maar mijn vraag is: ‘Wil je genezen?’ Het is de vraag aan de man in Bethesda geweest.

Wil je dat wel? Of zeg je: ‘Nee, het gaat met  mij goed hoor…, in de Heer….”.

De Heer is in ons midden. Hoe dan? Kijk maar links en rechts naast je. Als je goed kijkt dan zie je Hem. Ja, vertrouwelingen.

Maleachi 4:2. “ Er zal genezing zijn onder de vleugels van de zon”.

Stel je de warmte van de zon voor, met vleugels, dat geneest.

Jezus zegt: ‘Willen jullie genezen?’ “Ik wil jullie graag onder mijn vleugels verzamelen, kuikens”. Maar je hebt niet gewild, zegt Hij.

Wil jij onder Zijn vleugels? Die kalveren uit de tekst laat je maar even buiten beeld want we wisten al dat we dat waren.

Maar de Heer is in ons midden. Er is veiligheid onder Zijn vleugels, in de gestalte van je naaste; je broer of je zuster, die jou barm-hartigheid bewijst. Ben je bewogen met elkaar?

Jezus zegt: “Wat je aan de minste van mijn broeders doet, de zwakste, de knakker die het minste meetelt, wat je aan hem doet, dat doe je ook aan mij”. Ontferm je over het onooglijke. Zo kun je elkaar tevoorschijn beminnen.

Dan kun je de protheses, waarmee je jezelf overeind hebt gehouden in dit leven, een keer afschroeven. Zodat je kan zeggen: Ik wil op mijn eigen benen staan.

Ga het gesprek maar aan. Laat je gezicht beschijnen door het lieflijke gezicht, het lieflijke licht van de barmhartigheid. Dat gesprek doe je altijd bij een bron.

Denk aan Jacob en aan Hagar en aan de Samaritaanse vrouw. Je zit aan weerszijden van die bron.

We zijn dan ook elkaars gelijken. Je neemt niet elkaar in therapie….Vergis je niet: ‘ik zal wel effe met je bidden…. Ja, dan ben je van de behandeling af.

Ga het gesprek aan als gelijken.

Matth. 18: 19 en 20. Daar laat Jezus zien wat de setting is van pastorale hulp: “Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren….”. Dus waar zit de sleutel? In die eenparigheid. Er staat in het Grieks een woord: ‘Symfoneo’, eensgezindheid, denk maar eens aan het woord ‘symfonie’.

Dus niet dat de één boven de ander staat. Je buigt je samen over dat trauma. Het enige wat er van je gevraagd wordt, is, dat je dat samen verlangt. Mooi hè? Méér hoeven we niet. ‘Dan valt het jullie ten deel’. Er staat ‘jullie’, dat is toch meervoud. Dat is ook een doordenker.

‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam’, dat is een gemeente. Iemand zei eens tegen mij: ‘ik kom nooit in een gemeente, toen zei ik: ‘ja maar, je praat toch met mij?’O ja! Dat is nou de gemeente, vergis je niet hoor, want daar verkijk je je gauw op.  Twee mensen in Zijn naam. Drie mag ook.  ‘Daar ben Ik in hun midden’. Jezus zit dan niet ergens als een onzichtbare gast op een kruk. Onzichtbaar. Want stel dat er een miljoen mensen even bij elkaar komen 2 aan 2, dat wordt lastig voor de Heer.

Het gaat er om dat je die gezindheid hebt; dat je dáártoe Zijn Geest hebt ontvangen om elkaars waarde op te zoeken. Samen bidden.

Ik eindig met een beeld wat een poosje geleden vertoond werd. Iemand stond in een tuin waarin van alles stond te bloeien en te groeien, maar in het midden van die tuin was een gigantisch gat. Daar werd water in gegooid met gieters, met emmers en met slangen. Maar er gebeurde niets. Een gat; een bodemloos bestaan. Alle goeie adviezen, alle preken verdwenen. Dat kan. En degene die er bij stond was een beetje wanhopig, ja, de rest was wel goed…, maar dàt niet.

Ik vond het heel ontroerend. Toen kwam er iemand aangewandeld met een touwladder, die haakt hij over de rand van het gat en daalt die ladder af. Degene die daar bij stond keek in het gat en zag die persoon helemaal in het niets verdwijnen. Hij wachtte een poosje. En ineens kwam daar heel langzaam diezelfde persoon omhoog. Hij rolde de ladder op en zei: ‘Gooi hem nou maar vol’.

Later was er iemand die dat beeld ter plekke gehoord had, en hij zei: ‘ik heb het vervolg gezien. Ikzelf kon nog horen wat die persoon nog meer zei: ‘Maak van dat gat maar een vijver’.

En het wèrd een vijver; daar dreven lelies op en het werd mooier dan ooit.

De herinnering aan het bodemloze bestaan was er nog wel, maar moet je eens kijken wat er van gemáákt is….

Degene die dat vervolg zag, zei: weet je hoe die vijver vol kwam? Met allemaal gieters en slangen? Nee, er zat een bron onder, een verborgen bron, en heel langzaam steeg dat water en kwam omhoog. Toen konden er lelies in groeien.

Het klinkt wat vreemd wat ik nu zeg, maar ik bedoel dit: ‘maak van die bodemloze put een vijver, want degene die daar wegliep met die touwladder zei ook nog: ‘Wat ik voor jou gedaan heb, is de grond van je bestaan. Je had geen bodem. Wat Ik voor je gedaan heb, omdat ik zóveel van je hou, dat is de bodem’.

Mooi hè? Het werd een bron, en moet je eens kijken hoe mooi God jou maakt.

De herinnering aan het trauma zal altijd blijven. Daar is ook helemaal niets mis mee.

Jezus herinnert zich zijn eigen kruisiging natuurlijk ook nog, als je er naar zou vragen. Maar wat heb je er van gemaakt, dank zij het evangelie.

 

Duurt Sikkens d.d. 21-09-2008

 

 

Gelijkenissen/beeldspraak (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen 10-12-2008)

Gelijkenissen/beeldspraak

 

We zingen: Jezus, de Leidsman van ons leven. Is dat zo? Waardoor worden we geleid? Door de Geest!

Hij heeft eerst Zijn mensen begeleid, maar daarna, zei Hij, komt de Geest, die zal jullie leiden. Dus we worden geleid door de heilige Geest, en in die zin is Jezus een voorganger. Hij liet Zich óók leiden, door diezelfde Geest.

Onderscheid dit dus goed en helder.

 

Voordat ik over het eigenlijke onderwerp begin, dat te maken heeft met beeldspraak, wil ik eerst even wat aandacht besteden aan het begrip: ’Bijbelstudie’. Om dat een beetje te ontdoen van een duf gedoe, alsof je alleen maar met een boek bezig bent.

Dat boek is uiteindelijk verschenen, en daarin staan uitspraken van mensen, die het een keer gezegd hebben.

Het belangrijkste daarvan zijn de profetieën.

Dus wat is nou eigenlijk Bijbelstudie, dat is niet om Bijbelkennis op te doen, want dat had ik vroeger al heel veel, maar ik had er niets aan.

Maar eigenlijk om de Vader te leren kennen, de Zoon te leren kennen, en jezelf ook; en ook andere mensen. Daar gaat het om; het gaat om een leefwereld.

Laat ik het zó zeggen: sommige mensen kennen de bijbel van A tot Z, maar het is de bedoeling dat je de Alfa en de Omega leert kennen, want dat is niet iets, maar dat is iemand.

Wat zeggen woorden over onze Vader en wat zeggen ze over ons. Daarom houd ik zo van het begrip: ‘close reading’. Dat is een Engelse term, wat betekent: van heel dichtbij lezen, wat staat er nu eigenlijk?

Sommigen lezen hele lappen, en wat gaat er dan wel niet allemaal verloren. Maar als je één klein stukje neemt, of één uitspraak, dan kun je daar eindeloos over door-denken.

Laat ik het zó zeggen: eigenlijk kruip je dan onder de huid van de profeet.

Hun uitspraken bestuderen, dat deed Jezus ook.

Anders heb je alleen maar ‘weetjes’.

En ik heb vroeger heel wat rare weetjes geleerd.

Echt stomme dingen b.v. wat is de kortste tekst en de langste, en rijen koningen van Juda en Israël, en alle richteren, ik moest het allemaal opdreunen. Maar je hebt daar helemaal niets aan.

Paulus haalt ook een keer uit: wat een stomme vragen, geslachtsregisters, waar ben je mee bezig.

Jezus had het heel vaak over dè Schrift.  Schrift betekent gewoon: het geschrevene.

Zoek Joh. 7:38 eens op. Daar staat de sleuteltekst. Daar staat iets merkwaar-digs: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”.

Maar het gaat mij om: ‘gelijk de Schrift zegt’.

De Schrift was eigenlijk de leidraad voor Jezus. Hij zegt notabene tegen schrift-geléérden, die ècht alles wisten, en hele lappen uit de Thora konden opdreunen: “Jullie kennen de Schrift niet”. Zullen ze zich toen beledigd gevoeld hebben? Ik denk van wel.

Jezus zegt zelfs: “Jullie dwalen, jullie kennen Hem niet, want de Schriften getuigen van Mij”. Dat is me toch een uitspraak!  “En toch willen jullie niet tot Mij komen”.

De Schrift getuigt niet alleen van de Zoon, en niet alleen van de Vader.

Petrus zegt zelfs: “De Schrift getuigt ook van òns”. Ze hebben over òns geprofeteerd.

Dan moet je dus nagaan, als er over de Christus geprofeteerd is, dan is dat èn Hoofd èn het Lichaam. Dat is een door-denker hoor.
Dus die profetieën wachten op vervulling.

Toen Jezus in het stikke donker stond, in de hof van Gethsemané, kwamen daar honderden soldaten op Jezus af, met fakkels etc.

Het was al duidelijk dat Hij was verraden. Petrus trok al z’n zwaard, maar op dat moment zegt Jezus: “De Schriften moeten in vervulling gaan”. Vind je dat nou een plek om dat te zeggen? En waarom zegt Hij dat? Het wilde er bij de discipelen niet in dat die prachtkerel moest lijden.

Jezus zei verscheidene keren dat de Christus moest lijden, maar dat wilde er bij hen niet in. Nee, dat kan niet. En daarom zei Jezus dat.

Hij wist dat, als het niet vervuld wordt, dan staat het stil, het moet dus in vervulling gaan.

In Matth. 26 zegt Hij het nog een keer.

Twee keer achter elkaar: “het moet gebeuren”.

Na Jezus’ opstanding geloofden de discipelen de Schrift en het woord dat Jezus had gesproken. Dus pas ná Zijn opstanding. Toen werd het langzamer-hand allemaal duidelijk.

“Oh, bedoelde Hij dát…nóu snappen we het”. Dus er kan een heleboel onduidelijk zijn, dat je pas ná je opstanding begint te snappen; dat geldt ook voor ons.

Voordat ik geestelijk was opgestaan begreep ik  haast niets; nu ik geestelijk ben opgestaan…., nou, je krijgt dan gewoon een hartstikke nieuw mooi boek.

Als je nou zó de profetieën hoort en leest, dan gaat er een wereld voor je open. Eigenlijk gaat Gods wereld voor je open, en dat is een mooie wereld. Dat is Zijn denk- en Zijn leefwereld!

We gaan immers met Hem om, en als je je daar steeds meer beweegt, in die denk- en leefwereld van God, of je nou gestorven bent of niet, dan wordt dat ook ònze wereld, het ìs ook onze wereld.

Ik stel me zo voor dat Jezus zo’n profetie leest en dan denkt: ‘Dàt moet Ik vervullen, en dàt stukje moet Ik ook vervullen’.

Hij  heeft het leeuwendeel van de profetieën vervuld. Hij heet ook niet voor niets de Leeuw van Juda. Hij heeft het leeuwendeel op Zich genomen en dat is héél veel!

Wat is vervullen? Nou, b.v. een taak vervullen, een opdracht vervullen.

Jezus vervulde dus de profetieën, Hij dacht: “Dat ga Ik doen, daar kies ik voor”.

Niet zomaar wat, want de duvel wilde Hem al veel eerder te grazen nemen, maar Hij zei: “Mijn uur is nog niet gekomen, hèt moment is er nog niet, tot zolang word Ik beschermd, anders vraag Ik Mijn Vader wel of de engelen voor Me strijden, dat doen ze wel”. Denk maar aan het moment dat ze Jezus van de rotsen wilden duwen na een toespraak.

Dus tot zolang wist Hij zich beschermd, maar op een gegeven moment valt die bescherming weg. Daar moest Hij wel voor kiezen. Dat vind ik nogal wat.

Dus het voorspelde, wat hier allemaal in staat, dat ga je verwezenlijken. Dàt is vervullen. Doen! 

Zelfs als Hij aan het kruis hangt, citeert Hij twee teksten uit de bijbel, Hij citeert dus niet een tekst, maar Hij vervult een profetie, laat ik het zo zeggen, dat is veel duidelijker.

Hij zegt op een gegeven moment: “Mijn God, waarom hebt  U Mij verlaten?” Dat staat in Psalm 22. Dat heeft Jezus dus gelezen en denkt dan: ‘dat gebeurt dus een keer’.

Hij zegt zelfs: “Ik heb dorst”. Dat is ook een citaat uit Psalm 69. Ze gaven Hem toen smerige azijn. Daar zat Hij ook niet op te wachten.

Kun je nagaan. Altijd was die duvel in de hoop Hem te kunnen prikkelen tot een explosie of tot een ontploffing. Of dat Hij wonderen zou gaan doen.

Er zijn nu nog een heleboel profetieën die nog vervuld moeten worden. En wie gaan dat doen? Wil ik dat? Kies ik daar voor? Daar ben ik op het ogenblik over aan het denken.

Want in Joh. 10:35 staat dat Jezus zegt: “De Schrift kan niet gebroken worden”. Ken je die uitspraak?

B.v. zoals je een wet breekt, nood breekt wetten, zeggen we wel. En breken is opheffen.

De Schrift kan niet gebroken worden betekent eigenlijk: ‘het kan niet opge-heven worden’. Je kan hem niet ongeldig verklaren. Je kan hem ook niet ontbinden.

Jezus zegt: “Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om te vervullen”. En dat heeft Hij gedaan.

In één van de eerste christengemeentes in Berea had Paulus drie zondagen achter elkaar gesproken over de Schriften, niets anders dan drie zondagen alles uitleggen wat hem te binnen kwam. Maar in die gemeente Berea zijn ze daardoor zó aangestoken, dat ze dagelijks de Schriften bestudeerden. En dan niet om Bijbel-kennis op te doen, maar om te kijken of het waar was dat het vervuld werd; dat Paulus’  woorden klopten. Want hij bewees vaak uit de Schriften dat Jezus de Christus was.

Jezus zou b.v. aan ons kunnen vragen: ‘Hoe lees jij de bijbel?’ Hoe doe je dat!

Er waren vaak mensen die graag met Hem wilden discussiëren,  op een heel vrome manier. Dan komen ze bij Hem en zeggen: “Wij weten dat U zich aan niemand stoort”. Nou, denkt Jezus, daar gaan we weer, Ik stoor me juist aan alle mensen, alle mensen trek Ik Mij aan.

Maar hun vraag was een binnenkomertje: ‘U stoort zich aan niemand’. En dan komt er een vraag.

Jezus zegt zó vaak: “Hebben jullie niet gelezen dat of dat, jullie weten er alles van; hebben jullie dat dan nog nooit gelezen?”. En dan verwonderen ze zich, of zijn verbaasd, of ze gaan weg.

De heilige Geest heeft de profeten geïnspireerd. Als nou de heilige Geest dat heeft gedaan, van David wordt gezegd dat de Geest op hem rustte, niet blijvend, maar hele perioden rustte die Geest op hem; als nou die Geest hen heeft geïnspireerd, wat ze soms zelf niet snapten, dan kan die Geest het ons uitleggen, want dat is dezelfde Geest.

Dus de bedoeling is dat ons nieuwe gedachten worden aangereikt,  èn oude; zodat die oude weer nieuw worden.

Kun je me volgen?

Je hebt dus nieuwe gedachten gekregen, en nu ga je b.v. hele oude geschriften lezen, die worden dan  ineens helemaal nieuw. Dat wordt uitgelegd, verklaard. En verklaren is ‘helder worden’.

Dàn kun je ze uitwerken en toepassen in je leven. Weet je hoe Johannes dat noemt: “Dat is nou de waarheid doen”.

Weten is één ding, maar doen  is uit-voering geven aan de gedachten Gods.

In dat eerste stukje van Johannes 7 zegt hij:

“Gelijk de Schrift zegt. :37 Kom tot Mij en drink”. Wanneer riep Hij dat?

Moet je eens kijken in vers 37. Het was een knoert van een Loofhuttenfeest, en drùk dat het was! En daar staat Hij in z’n dooie eentje en roept: “Als je dorst hebt dan moet je hier wezen!”

Dat moet jij eens doen op Koninginnedag in Kampen, en je brengt een geestelijke boodschap, en jij staat daar te schreeuwen: “Als je me gelooft, dan zullen er ook stromen van levend water uit jou komen”.

Zouden ze dan de GGD bellen of zo, daar heb je weer zo’n gek…..

En Jezus is ook heel vaak voor gek verklaard hoor.

Dus daar moet je straks ook rekening mee gaan houden dat, hoe meer wij ons uiten, hoe meer je te horen krijgt. Want we zitten nog aardig beschermd hier in Nederland.

Maar nou staat er: “Indien iemand dorst heeft, kom tot Mij en drink!”

Waar haalt Hij dat vandaan? Aan welke profetie denk je dan? Dat is Jesaja.

Jesaja 55. Dat is best leuk om te lezen, zó bekend dat je het haast niet meer leest.

Jes. 55:1 : We gaan nu even aan ‘close reading’ doen. “Hebben jullie dorst? Kom tot de wateren, en jullie, die geen geld hebben, kom, koopt en eet. Kom, koop zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Dus brood, wijn en melk kun je krijgen”.

Dat is natuurlijk geestelijk bedoeld, maar in de Naardense Bijbel staat iets heel leuks. Tussen het woord ‘koopt en eet’ staat ‘koren’; dus ‘koopt koren en eet’. Dat is een hele mooie. Dit stukje gaat over brood en wijn, en als iets brood en wijn genoemd wordt, dan weet je over wie het gaat: over het lichaam en het bloed van Christus.

Dan komt nu het eerste beeld waar we het over zullen hebben.

Wat kun je met koren doen? Je kunt het zaaien, of malen.

We hebben een keer een beeld gehad voor VOX, dat was heel leuk en heel simpel. Er werden maiskolven uitgedeeld. Onze boodschap werd vergeleken met maiskolven. Dat is een beeld wat de hele wereld snapt. En wat zagen we in dat beeld? Er waren mensen die dat hele ding opaten, achter elkaar, zó’n honger hadden ze, moet je nagaan.  Anderen aten de helft op en zaaiden de rest uit; die hebben doorgedacht. En weer anderen maakten er pap van.

Maar iedereen ging er op z’n eigen manier mee aan de gang. Dit beeld was zo duidelijk.

Als je nou koren krijgt, ga het dan malen. Eén zak kun je uitstrooien over het land, en de rest ga je malen tot meel.  En wat doe je bij dat meel om brood te krijgen? Water en gist.

Ik vind het spijsoffer in het oude verbond zo prachtig. Daar wordt de meel flink gekneed met olie en daar wordt dan brood van gebakken.

Dat kun je ook niet meer scheiden. Het is niet meer te scheiden; je kunt het wel op laten drogen, maar dan wordt het waardeloos. Het moet gebakken worden. En dat bakken gebeurt als je onder druk staat.

Een hoop mensen van ons, vind ik, staan onder druk. Of het nou ziekte is of gewoon geestelijke pressie, of zomaar.

Het gebeurt gewoon in de gemeente. Ik heb het niet over de grote verdrukking, maar over onder druk staan. Beschouw dat alsjeblieft als een bakproces, want je gaat tóch een heerlijke geur verspreiden.

Je wordt weliswaar gebakken, maar aan de andere kant heb je ook wat uit te delen, brood. Wat dat betreft zijn wij een voedsel-bank. Dat is ook gratis.

Nou iets leuk, je gaat zelf ook eten, kauwen. En de oude kerkvaders noemden dat ‘ruminare’,  mag je weer vergeten, maar dat is letterlijk: ‘herkauwen’, ‘opnieuw kauwen’. En dat is afgeleid van een heel leuk woord: ‘ruma’, wat betekent: ‘de zogende moederborst’.

En die kerkvaders dachten, wat ik nu eet, daar ga ik over denken, en nóg eens over denken, dàt noemen ze dus ‘ruminare’. In het woordenboek stond: ‘opnieuw genieten’.

Kijk, dàt is nou ‘herkauwen’. Dus opnieuw er van genieten.

Dat heb je met uitspraken in de Bijbel, maar trouwens ook met uitspraken in de gemeente.

Dus lappen tekst lezen heeft helemaal geen zin. Ik heb het wel eens gedaan, maar je hebt er niets aan. Dat gaat op den duur het ene oor in en je neus uit.

Eén opmerking waar je zóveel aan kan hebben, wat iemand tegen je zegt, dat kan soms zo’n verandering in je bestaan teweegbrengen. Slechts één zinnetje.

En daar was Jezus goed in. Dus is het heel belangrijk dat je de profetieën in de gemeente, de beelden, de uitspraken, de gebeden, de dromen, wat dan ook, zoals wij opgevoed worden, bestudeerd. Het is aan òns gegeven en wat doe ik er mee? Wat kan ik er mee doen? Of wij.

Het is niet voor niets dat ze gegeven worden. Want sommigen zeggen: ‘o, mooi beeld, volgende bladzij’. Dat schiet niet op natuurlijk. Maar bedoelt het mij iets te zeggen.

Wat zegt een uitspraak in een Psalm mij. Je verandert dan wel.

Dan nu de beeldspraak. Een heel bekend terrein voor mij, want ik heb er mijn hele leven les in gegeven.

Een hele eenvoudige is de vergelijking, en alle talen van de hele wereld zitten vol met vergelijkingen.

Als ik vraag aan jullie: hij heeft een kop als….., nou wat je dáár allemaal niet voor kan invullen….  en: hij is zo lui als…., of zo dom als……

Vaak zijn het dan negatieve eigenschap-pen. Dat is altijd met het woordje ‘als’.

Ik heb er twee uit de bijbel gehaald:

De ene is: ‘een spreuk uit de mond van een domkop is als een man met lamme benen. Wat wil dit nou zeggen, waarom nou dat beeld? Nou, die uitdrukking, die spreuk, ‘staat’ niet, die valt. Heeft geen uitwerking, er gebeurt niets, er zit geen beweging in. Hij weet niet wat hij zegt.

Dus zomaar iets zeggen vanuit de bijbel is dom, het gaat om nadenken.

En nog een uitdrukking: ‘een babbelzieke vrouw is als een lekkende dakgoot’. Hoe vind je die? Als er ’s nachts bij de buren de dakgoot lekt, en dat gaat maar door; en als je er naar luistert, dan slaap je niet meer. Je wordt er gek van.

Vergelijkingen gebruik je dagelijks. Dus iets met ‘als’.

De tweede komt ook heel veel voor, en dat woord  mag je wel eens onthouden voor de aardigheid, dat is metafoor, dat betekent overdragen, transporteren, dat is allemaal hetzelfde.

Dit betekent dus: ‘overdrachtelijk’.

De bijbel gebruikt dit overdrachtelijke heel veel, en jij ook.

Je bent zo lui als een varken is een vergelijking. Maar zeg je tegen iemand: ‘Go, dat is me een varken zeg’, dan weet je ook al genoeg eigenlijk.

Hij is niet ‘echt’ een varken, het is dus overdrachtelijk. Je kunt ook zeggen: het is niet letterlijk, maar figuurlijk.

Nou wordt Jezus in Openbaring 5:5 de Leeuw van Juda genoemd. 

En iedereen identificeert zich heel graag met een leeuw. Ja toch? Lekker stoer!

Zo vond ik vroeger Simson geweldig. En Ezau vond ik ook een kerel. En Jacob altijd in die tent bij z’n moeder, en z’n vader beduvelen.

Maar een Ezau als jager sprak je als kind wel aan.

Maar Jezus wordt de Leeuw van Juda genoemd, en ook de ‘wortel van David’.

Ik zal dit even uitleggen.

Genesis 49:9. Als Jacob dood gaat en hij voelt dat aankomen, dan geeft hij z’n kinderen een zegen mee.

Er staat: “Een leeuwenwelp is Juda, hij legt zich neer als een leeuw, of als een leeuwin”.

Daar komt die profetie uit Openbaring vandaan. Dus Jezus heeft dit Schriftwoord vervuld. Maar hoe zit dan dan? Nou, het is best leuk als je het in andere vertalingen leest, en zeker in Raisel, daar staat: “hij legt zich neder als een leeuw èn als een leeuwin”.

Daar staat het woordje en tussen. En een leeuw en een leeuwin vormen samen een paar. Dus welke vraag komt er dan omhoog? Wie is de leeuwin? Nou, vul maar in, als je snapt wat ik bedoel. Dat is toch mooi!

Als Jezus brood breekt, en vaak dopen ze dat daarna nog in een schaal, ik weet niet of je het wel eens goed gelezen hebt, dat spul wat wij bij het avondmaal gebruiken slaat eigenlijk nergens op, maar die gebakken broden, die zij hadden, waren echt wel wat dikker, en dat brood doopten ze dan ook altijd in allerlei schaaltjes en kommetjes.

Hij doopte z’n brood in een schaal met een saus tegelijk met Judas. Heb je dat wel eens gelezen? Moet je nagaan, hij werd nooit voor het avondmaal geweigerd. Met hem doopte Hij in.

Ze hadden allemaal sauzen, en vlees aten ze er ook bij. Maar het gaat om het brood en die wijn.

Nou zegt Jezus van het brood: ‘Dit is Mijn lichaam’.

Kijk, dat is nou een metafoor. Dus niet echt.  En van die wijn zegt Hij: ‘Dit is Mijn bloed’. Niet ècht dus. Maar wie hebben dan gezegd dat het wèl echt is?

Dat is de Rooms Katholieke kerk. Dat heet de transsubstantiatie-leer. Dat wil zeggen: het veranderen van de ene substantie in de andere. Dus die ouwel wòrdt het vlees? Dat kan toch nooit?

Ja, zeggen ze,…maar dat is een mysterie. Ja, zo lust ik er nog wel meer….Luther heeft het over de consubstantiatie-leer.

Dat beiden aanwezig zijn. Het is echter allemaal zo’n onzin.

Het is een beeld, en daar kauw je op! Snap je? En dat overweeg je, en wij vormen Zijn lichaam.

Dan heb je dus zoveel stof om dóór te denken. Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed.

In Lucas 22 staat zo’n leuk verhaal, daar zegt Jezus: ‘Nou, het enige wat je eigenlijk nodig hebt dat is een zwaard’. Dat zegt Hij bij het eten. En wat doen ze? Ineens heeft Hij twee zwaarden naast z’n bord liggen (:38). Ze begrepen het dus niet.

Jezus bedoelde een geestelijk zwaard, en Petrus zal er wel één losgegespt hebben. Tussen 2 haakjes: Jezus heeft er nooit wat van gezegd dat Petrus altijd een zwaard bij zich had.

Stel je eens voor dat Jan Bax, een zeer vredelievend mens, hier altijd met een pistool rondliep; zou je er wat van zeggen of niet? Jezus deed het niet. Jij moet zelf maar van gedachten veranderen. Totdat je weet van het zwaard des Geestes, en daar timmer je niet mee op los, wat wij vroeger moesten leren. En maar om je heen sabelen en weet ik veel wat; het meeste ketste trouwens toch af.

Het zwaard des Geestes is alleen maar om scheiding te maken tussen goed en kwaad. Dáárvoor dient het Woord. Want het Woord is het zwaard des Geestes en Jezus hanteerde het Woord, en zo gauw Hij wat zei, kreeg je een scheiding van geesten; onder mensen en ook in de onzienlijke wereld.

Dàt is de kracht van het Woord:  een scheiding maken tussen goed en kwaad.

Dat doet een zwaard.

En Jezus heet ook de wortel van David, het Griekse woord is ‘arisa’.

Wat betekent nou wortel hier? Dat is niet moeilijk meer, dat is het beginsel. En waarom van David? Aan David kon God Z’n gedachten kwijt. David slaat op een geestelijk geslacht. David is een beeld van ons, gelovigen.

Wat dat betreft vind ik Maria, de moeder van Jezus, ook een beeld voor gelovigen. Wat dàt betreft heb ik haar hoog. Ik aanbid haar natuurlijk niet, maar zij is zo’n prachtig beeld van de gemeente als moeder.

Ze zei: “Mij geschiede naar uw wil”.

En ze overweegt die woorden en bewaart ze in haar hart. En dan krijgt ze die profetie: ‘Er gaat een zwaard door je hart, meid, jij moet scheiding maken tussen jouw aardse zoon  en jouw hemelse Verlosser”. En dat is niet gemakkelijk.

Daarom zeiden ook veel mensen in die dagen wat smalend: “Jezus, dat is toch die zoon van die timmerman, die zoon van Jozef, uit Nazareth?” Die keken alleen maar naar het uiterlijk.

Daarom zucht Jezus ook een keer en zegt: “Een profeet is niet geëerd in zijn eigen land”.

Hier zit voor mij de les in: bekijk elkaar geestelijk, en niet zo van: o, dat is er eentje van die, of: die heeft ook een strafblad gehad, en: dat is ook niet zo’n beste, en meer van die aardse beoor-delingen. Ze slaan nergens op en je kijkt niet goed.

En wat is de wortel van alle kwaad? Dat is de hebzucht. Het grote verschil tussen God en de duivel, dus God versus duivel, vind ik het werkwoord ‘zijn’  en het werkwoord ‘hebben’ .

Op school stonden ze op het bord geschreven, het werkwoord ‘hebben’ en het werkwoord ‘zijn’.

In God ‘ben ‘ ik iemand, en de duivel wil altijd ‘hebben’ . Dus hebzucht. En zucht, denk maar aan geelzucht, is gewoon een ander woord voor ziekte.

Geelzucht is gele ziekte, drankzucht is drankziekte. Noem alle zuchten maar op. Het is dus ‘ziekte’.

En nu krijgen we de derde, en daar ging het mij eigenlijk om: dat is de ‘parabel’.

Een ander woord voor gelijkenis, of, er naast leggen. Maar ik vond in het woordenboek nog een prachtige uitdrukking voor parabel, dat is samen-vallen. Er valt iets samen.

Als iemand echt lui is, en jij vergelijkt hem met een lui varken, dan valt dat helemaal samen, dan is dat ook helemaal duidelijk.

Als ik hem alleen al een varken noem, dan kun je daaruit al opmaken dat hij zo lui is.

Samenvallen en parabel betekent: er naast leggen; waar naast? Naast de onzichtbare werkelijkheid.

Dat heb je hier toch ook al? B.v. de werkelijkheid is koppig. Iemand is hartstikke koppig. 

 

Nou, ik vergelijk hem met iets anders wat koppig is, een ezel of een bok.

Het zijn eigenlijk altijd beesten.

Nou is de grap, dit (koppig zijn) is de werkelijkheid en dit (ezel of bok) is het beeld.

Er was eens een meneer, Jean de la Fontaine, dat was een hofdichter in Frankrijk. Hij heeft een heleboel van die verhalen uit het Grieks vertaald van ene Esopus uit Griekenland. Deze Griek heeft een heleboel verhalen bedacht waar alleen maar dieren in voorkomen, maar iedereen weet dat dit over mensen gaat.

En dàt zijn nou fabels. Daar worden dieren ten tonele gevoerd, en dan lees je dat, en dan denk je: ‘zo, dan heb je wel inzicht in de menselijke ziel, als je zulke verhalen weet te schrijven’.

Er zitten prachtige slimme verhalen tussen, en hoe ze elkaar dwars zitten….

Ken je b.v. de fabel van de ‘vos en de raaf?’ Zo mooi, hoe je met vleien iemand iets kan ontfutselen.

Of die van die man, die op de kermis stond met een spiegel. Hij zei: “Als je in die spiegel kijkt dan zie je jezelf in je ware gedaante”. O, nou, effe betalen, en dan  gaat iemand naar binnen… en dan ziet hij daar een ezel staan…. Dan wordt hij me toch kwaad, hij trapt haast die spiegel kapot.

Dan gaat er nog iemand naar binnen en ziet daar een rund staan, of een vos.

De klandizie viel toen weg, en eigenlijk stond hij voor niets op die kermis.

Dus hij dacht, dit moet ik anders aan-pakken.

Op de volgende kermis gaat hij staan met een tent, ook met een spiegel, en zegt: ‘Als je voor de spiegel staat, dan zie je je buurman’.

Iemand stapt naar binnen en ziet een ezel in de spiegel, en hij reageert: ‘precies mijn buurman,  die man is zó dom!’ Hier komen dus heel veel mensen op af. Geweldig!

Maar wat leer je van zo’n fabel? Dat je jezelf niet wilt zien en dat je een ander beschuldigt van datgene, waar je zelf fout aan gaat.

En dáár heeft Jezus wel eens van gezegd: “Waar je een ander van beschuldigt, daar heb je zeker een scherp oog voor….”

Het bekende verhaal van de balk en de splinter.

Zo gauw je iemand beschuldigt, moet je eerst je hand in eigen boezem steken. Het is zo gemakkelijk gezegd van een ander. Of als je iets leest, een profetie bijvoor-beeld, dat je dan denkt: ‘O, dat mag die  wel eens in z’n zak steken’.

Doe dat eerst zelf! Ja, dat zit diep hoor.

We hadden het over de fabel.

Die zogende moederborst, waar ik het eerder over had, vind ik zó mooi, we zijn en we blijven kinderen.

Maar mijn vraag was, waar leg je zo’n parabel naast? Het antwoord was: ‘naast de werkelijkheid, de realiteit’.

En de werkelijkheid is van Christus. Dat heet ook wel het koninkrijk Gods.

Er zijn meerdere koninkrijken. Hij vertelt ook wel eens een parabel over het koninkrijk der hemelen, er zijn dus meerdere koninkrijken. Het rijk der duisternis, het dodenrijk, het koninkrijk Gods.

Maar het meest heeft Hij het over het koninkrijk Gods, dat is de werkelijkheid. En dan moet er een beeld zijn, dat er mee samen valt, en dáár zoekt Hij naar.

En ik zie Hem staan tegenover allerlei mensen, die Hem niet snappen, en dan zegt Hij: “Waarmee zal Ik het vergelijken”. Je ziet Hem om zich heen kijken.

“Het is als ….. als een boom” zegt Hij.

Ik zie Hem in gedachten met zijn hand tegen die boom slaan.

Het is als een boom, daar kun je in nestelen, voor de vogelen, en dan zegt Hij er iets achter: voor de vogelen des hemels. Waarom zegt Hij nou ‘des hemels?’

Dat is toch een beetje raar als je b.v. kijkt naar de wolken, dan praat je toch niet over de wolken ‘des hemels’, of van de hemel?

Hij bedoelt er dus wat mee. Het gaat over een onzichtbare werkelijkheid. Dus met een zichtbaar beeld, ga je iets onzicht-baars uitleggen.

Wat zijn dan de vogelen des hemels? In sommige commentaren staat dat het engelen zijn. Nou, zie jij engelen nestelen, een nestje bouwen? Engelen planten zich ook niet voort, dus dat is onzin.

Maar vogelen des hemels, een nestje, dat gaat over ons.  Dat zijn allemaal groepjes mensen in die bomen van dat koninkrijk. Je wordt gedragen, je hebt schaduw.

Als je het verhaal over de ark van Noach leest, dan staat er dat dat enorme schip,   verdeeld was in vakken.

In de Naardense bijbel en ook in de Statenvertaling wordt niet gesproken over ‘vakken’ maar over ‘nesten’. Dat is ook veel warmer hè? Ik zie daar een hoop stro en hooi liggen; dat is warmer.

Als we nou toch eens een nest konden zijn, en dat zijn we, want ik ervaar hier heel veel nestwarmte. Dat meen ik echt hoor!

Ik ken geen plek waar ik zoveel nest-warmte ervaar als mensen gewoon van je houden.

Vind je dat geen prachtig beeld? Als nou die ark een enorme verzameling is van levende wezens, (en je mag een dier uitzoeken waar je het beste bij past), dat verdeeld is in nesten, dan is dat een beeld van Gods geestelijke reddingsplan, de ark van ons behoud. Of je er nou bij sterft of niet, maar jij bent behouden, en dáár gaat het om. En niet maar een beetje gered.

Ik zie Jezus daar staan, en Hij kijkt gewoon om zich heen, en Hij zegt een paar keer: “Waarmee zal ik dit soort mensen vergelijken”.

In Psalm 51:8 staat: “God wil waarheid in het verborgene”. Dan moet je eens gaan ‘ruminaren’,  er op kauwen,  herkauwen.

Wat betekent dit: God wil waarheid in het verborgene.

Een hoop mensen zeggen dan: ‘Kom op, de straat op, toeteren, t.v…… Nee, in het verborgene. “Want”, zegt Jezus, “Mijn Vader is ook in het verborgene, en Hij werkt ook in het verborgene, en doe al je dingen in het verborgene”

Opvallen hoeft niet meer. Dan heb je rust.

Wat is nou waarheid in het verborgene?

Jezus verborg de geestelijke werke-lijkheid in die eenvoudige beelden, en daar knapten een hoop mensen op af.

Ze vonden het maar stomme verhalen. Nou zijn er nog gelijkenissen die ik nog niet snap hoor, maar dat vind ik helemaal niet erg, dat komt wel. Maar er zijn gelukkig dingen die ik wèl snap.

Die werkelijkheid stopt Hij in gelijke-nissen, en waarom verstopt Hij dat?

Als iemand ècht honger heeft, gaat zo iemand de werkelijkheid zoeken.

Het gaat aan de oren van mensen voorbij die het eigenlijk niets interesseert,

die alleen maar komen voor wonderen van genezing en toverij, en broodvermenig-vuldigingen, prachtig, geweldig. Maar daar gaat het niet om.

Als de discipelen het niet snapten, dan was Petrus als eerste die dan vroeg: “Leg het alsjeblieft uit”.

Dáár heb je dus discipelen, dat zijn lui die vragen!  Dat is een discipel.

Je kunt naar een school gaan voor discipelschap, naar een training voor discipelschap of wat dan ook. Boeken lezen hoe het allemaal mot. Onzin!

Vragen! Dat is nou alles! Want een discipel is een leerling. En de fijnste leerlingen vond ik altijd diegene die naar me toekwamen, tijdens of na de les, om te vragen het nog eens uit te leggen. En mijn antwoord was altijd: ‘graag’. En niet: ‘snap je het nou nog niet, ik heb het al drie keer uitgelegd’.

Ik vond het altijd fijn om het nog eens uit te leggen, want dat kind had de moed om te vragen naar iets wat hij niet snapte.

De parabels speelden een hele grote rol in het leven van Jezus. Hij deed niet anders dan gelijkenissen vertellen. Eindeloos!

Het koninkrijk Gods is als …. en dan stond Hij weer na te denken, en dan pakte Hij weer een beeld, gewoon om zich heen.

Zoek eens Matth. 13:10 op. Daar staat waarom Jezus altijd in gelijkenissen sprak.

En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem:”Waarom spreekt u toch altijd in gelijkenissen?” Hij antwoordde hun en zei: “Omdat het jullie gegeven is het geheimenis van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en overvloedig”.

Vers 13: “Dáárom spreek spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. Want ze willen het niet begrijpen”.

Iemand van de oude stempel kan zeggen: ‘Ja, maar het mot je toch gegeven worden’. Maar God geeft wel, maar het is maar of je het aanneemt!

Dat is nou het geheim. Het moet je gegeven worden. En dan sta je tegenover iemand, en je wil het hem geven, en hij zegt: ‘ik kan het niet aannemen, ik mag het niet accepteren’.

Dat is toch raar? Dat zullen jullie vast onderweg ook wel eens tegen komen.

Iemand uit de zaal kreeg een gedachte over een persoon die in de gevangenis zit, en de deur is open, maar hij kan er niet uit komen. Dat is nou een gelijkenis.

Dit kun je aan iemand vertellen met de vraag er bij: ‘wil je eruit of niet’.

Ze zitten soms zó vast!

Vers 14: “Met het gehoor zul je horen en je zult het niet verstaan, en ziende zul je zien, en je zult het geenszins opmerken”.

Dit wordt gezegd tegen de mensen die naar Jezus luisterden. “Want het hart van dit volk is vet geworden”.

Nou, kom daar maar eens doorheen.  Ze  zijn vol van zichzelf. “En hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben ze toegesloten”.

Ze willen het niet. Jezus zegt: ‘Mijn woord vindt geen plaats bij jullie, je wil het helemaal niet. Hoe kan dat nou?

Dan versta je het dus niet en snap je er helemaal niets van.

Daarom zegt Hij tegen de schriftgeleer-den: “Jullie snappen er niets van”.

Ik vind het zo leuk dat Koop Wolters, sommigen van jullie hebben hem nog wel gekend, maar hij kwam tot bekering, en toen hij het één keer wist, is hij naar het klooster gegaan waar hij z’n hele opvoeding heeft gehad.

En daar zei hij: ‘Moet je ’s even luustren’, typisch Koop Wolters, hij kon niet lezen of schrijven, maar hij zei: ‘jullie hebben het hélemaal fout’.

Vind je dat niet prachtig? Een analfabeet, die tegen die schriftgeleerden zegt: ‘jullie snappen het niet’.

Ik zal nooit vergeten, dat ik hem voor het eerst zag, na een doopdienst.

Hij stond daar voor me, net jasje met een wit overhemd er onder, hoedje op, hij keek zo naar mij op, want hij was kleiner dan ik. Hij zei: ‘Meneer, dit is wáár’.

Dat heeft me zó ontroerd. Ik dacht: hoe kan iemand, amper onderwijs genoten, analfabeet, hoe kan zó iemand zeggen: ‘meneer, dit is wáár!’ Ik had de tranen in m’n ogen staan.

Voor wijzen en verstandigen verborgen en aan kinderen geopenbaard!

Want dat diepe weten is, dat je merkt dat je je Vader hebt ontmoet. Dat je ineens zegt: ‘Goh, dát is mijn Vader, ik heb zóveel goden gehad, maar dit is ém’.

 

En niemand mag zich ook Vader noemen hè, nou, hoe heet de heilige vader….? Dus dat zag Koop ook allemaal hartstikke scherp.

Met gelijkenissen hou je de werkelijkheid ook verborgen. Dat moet je expres doen, wie honger heeft, die komt wel. Wie uitleg wil, die komt wel.

Kijk eens naar vers 34, wat daar staat:

“Dit alles zei Jezus in gelijkenissen tegen de mensen, en zonder gelijkenis zei Hij niets tot hen”.

Dat moet jij eens proberen, altijd in gelijkenissen. En wanneer kun je in gelij-kenissen spreken? Als je de werkelijkheid weet. Dáár zit het geheim.

De werkelijkheid is van Christus, maar in het Grieks staat daar: ‘soma’, en dat betekent: ‘lichaam’. En dat is het Lichaam van Christus.

Dus wij bevinden ons in de werkelijkheid, onzichtbaar, maar we zijn ook  de werke-lijkheid. Wat ik van ons niet zie, dát is de werkelijkheid.  En wat ik wel zie,  dat kan ik als beeld opvatten.

In Matth. 13:3 staat: “Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen”.

Wat voor dingen zijn dat? Nou, dat zei Hij als 12-jarig jongetje al: ‘de dingen van mijn Vader, ik ben bezig met mijn ding’.

Nou, dat vind ik nogal wat!

Jezus was een keer uitgenodigd bij een farizeeër, waarschijnlijk omdat ze Hem interessant vonden of dat ze graag wilden dat Hij in discussie zou gaan of iets dergelijks.

Hij lag nauwelijks aan, (ze gingen daar dus altijd aanliggen), en Jezus keek zo rond en zag heel veel mensen een  belangrijke plaats uitzoeken, vlak bij de gastheer of zo. Hij komt dan wat overeind en gaat direct een gelijkenis vertellen. Vind je dat keurig als gast zijnde? Maar Hij vertelt bij die maaltijd drie gelijkenissen. En Hij zèt ze toch op hun nummer! Over vele eersten zullen de laatsten zijn enz.

En over een plaats uitzoeken heeft de Spreukendichter in de bijbel al gesproken: ‘Kom hogerop’.

Nou, zegt Jezus, in het Koninkrijk Gods is het net andersom als wat jullie hier uit-vreten. Dat zei Hij gewoon.’

Zou jij, als je daar bij was, niet hebben zitten zweten? Wat denk je? ‘Nou, daar hoor ik even niet bij hoor…’. Ken je dat?

Hij vertelde dus drie gelijkenissen tijdens het diner.

In Marcus 4:2 staat iets grappigs.

En Hij leerde hun vele dingen in gelijkenissen, en Hij zei tot hen in Zijn onderwijs….

Dus Jezus was onderwijzer. Een goeie leraar. Als je als onderwijzer een kind leert dat 3+2 vijf is, en hij leert dat uit z’n hoofd, dan snapt hij er niets van, want als je vraagt: hoeveel is 1+4, dan weet hij het niet. Dus wat doe je dan? Je maakt het aanschouwelijk. Je legt drie dingen neer, en dan nog eens twee, en dan laat je hem tellen.

Zo ga je met een beeld iets duidelijk maken wat een hogere werkelijkheid is. En Jezus deed niet anders. Eindeloos!

Mijn woord wordt hier door een microfoon versterkt, nou, daar kun je over door-denken: wat versterkt jouw woord? Wordt het bereikt door velen? Kunnen ze het horen, dat is vermenigvuldigen.

In Lucas 7 staat zo iets leuks. Onderwijs heb je dus nodig, ik vind het heerlijk om onderwezen te worden. Ik vind het prachtig! Wat ik allemaal al aan de Geest gevraagd heb en wat ik al niet allemaal gekregen heb, dat is ongelooflijk. Als ik iets niet weet, dan vraag ik het direct.

Lucas 7:30 en 31. “De Farizeeën en wet-geleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods”. De raad Gods stond in levende lijve vóór hen, het onderwijs van God stond vóór hen; het aanraden van God: ‘als ik jou was, zou ik dàt doen’. En ze verwierpen het. En als ze de raad verwerpen, verwerpen ze ook de persoon, de Raadsman, de Raadsheer.

En nou komt Jezus, in vers 31: “Waarmee zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken”.  Hoor je Hem zuchten? Ze moesten Hem niet en Hij denkt: ‘Waarmee zal ik ze nóu eens vergelijken?’ En dan komt het. Hij zegt:

“Het zijn net kinderen die op de markt zitten, en dan roepen ze naar elkaar: we hebben wel mooi op de fluit gespeeld, maar je hebt niet gedanst. En we hebben klaagliedjes gezongen, en je hebt niet gehuild”.

Daarmee vergelijkt hij die betweters, die het allemaal zo goed weten. ‘Hoe wil je nou hebben? Je bent niet heet en je bent niet koud. Je bent helemaal niks.

Als ik je roep om te dansen, dan doe je het niet, en als er wat te huilen valt dan huilen jullie niet’. Wat zijn jullie ongevoelig. Openbaring spreekt over lauw zijn. Ach ja, ik weet het allemaal wel…..

Het doet ze allemaal niks. Hoe wil je het nou hebben? En omdat je niet heet bent en niet koud, maar lauw, spuw ik je uit; maar in het Grieks staat voor ‘spuwen’ braken, kotsen.

Jezus legt het dan nog een keer uit in het volgende stukje.

‘Johannes de Doper’, ja, die kent iedereen, ‘die dronk niet, het was ook geen eter, en hoe simpel was hij niet gekleed. En dan komt de Zoon des mensen: ‘Ik drink wèl, Ik hou wel van een glas wijn, ik kom op een heleboel feestjes en partijen, en dan is het ook niet goed. Hoe wil je het nou hebben?’

Het is nóóit goed.

: 34: Hoe wordt Hij uitgescholden: “De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en weet je wat jullie zeggen: Hij is een vreetzak, een vraatzuchtig mens, een wijndrinker; een vriend van tollenaars en zondaars”.

Dat laatste vind ik wel mooi, als zondaars je een vriend noemen, maar zij bedoelden dat natuurlijk negatief.

In Matth. 11:19 staat een vergelijkende tekst dat eindigt met: “En de wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken”. In Lucas staat: “ door al haar kinderen”. In Mattheus wordt gesproken over werken.  Wat zijn de werken der wijsheid? Daar ga je dan over nadenken. Je bent zó één met je werken, daar ben je dus een kind van. En nu kun je door-denken.

Het heeft hier dus met ‘werken’ te maken, de werken der wijsheid, en de kinderen der wijsheid. Die werken en die kinderen zijn gelijk, zegt Hij hier. Dan begint dat proces dus al. Dat vind ik mooi. Gewoon uitzoeken, dan krijg je daar vanzelf licht over.

Marcus 12:13: Dan komen die stiekemerds bij Hem. “Ze sturen een paar van de Farizeeën en de Herodianen om Hem in een strikvraag te vangen”.

Hebben ze wel eens geprobeerd jou te vangen? Nou, mij wel hoor.

“En ze kwamen en zeiden: Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt,                   en dat Gij U aan niemand stoort, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar Gij leert de weg Gods in waarheid”.

Jezus zal wel gedacht hebben: ‘En nou voorzichtig zijn als een slang, eens even kijken wat ze willen’.

En wat zeggen ze? ‘Moet je de keizer nou belasting betalen of niet?’

De keizer was een bezetter, dus in de oorlog zouden ze gezegd hebben, moet je Hitler belasting betalen of niet?’

En wat doet Jezus? Hij zegt: “Laat me eens een schelling zien”. En wat pakken ze? Ze pakken een z.g. dinarius, en daar stond een beeltenis op van de Romeinse keizer Tiberias, met een lauwerkrans om zijn hoofd, dat betekent dat hij geweldig is, en er stonden nog woorden omheen: ‘hogepriester’. Nou, dan bèn je toch iemand!

En Jezus zegt: “Laat me eens zien wat er op staat, nou, dan geef je toch aan de keizer wat van de keizer is?” En dan komt er iets moois. Je geeft aan God, wat van God is. Dus nu even doordenken.

Wat betekent dat? Wie is de hoge-priester? Dat is Jezus, die is afgebeeld in Zijn leven. Hij was Gods munt, laat ik het zo maar zeggen. Dus als je zegt: ‘hoe zal ik God eens omschrijven?’ Nou, kijk maar naar Jezus. Want God schiep de mens naar Zijn beeld en ‘gelijkenis’. Daar heb je het woord ‘gelijkenis’.

‘Hij lijkt op Mij’, zou God zeggen. ‘Hoor naar Hem’. Dus je bent zelf een afdruk van het wezen van God.

Dat wordt in Hebreeën beschreven: een afdruk van het wezen van God. In het Grieks staat daar het woord: ‘karakter’.

Héé…, dus je krijgt langzamerhand Gods karakter! Ja!  En Petrus zou zeggen: je hebt deel gekregen aan Gods natuur.

Hoe Hij over de dingen denkt, hoe Hij op mensen reageert.

Dus, hoe reageer ik op mensen, dat wil ik dan wel even onder de loep nemen, hoe reageer ik daar nou op.

Hijzelf is een prachtige gelijkenis.

De apostel Johannes vertelt nooit gelijke-nissen, ik weet niet of het jullie al eens is opgevallen. Maar wel heel veel beelden.

Hij gebruikt het beeld van de wijnstok, het beeld van de geboorte, wedergeboorte, het beeld van brood, en licht, en water, en een boom.

Enfin, hij gebruikt heel veel beelden, maar geen gelijkenisverhaaltjes.

Maar er is nóg iets. Johannes vertelt ook uitbeeldingen. En ik vind het zo mooi van Johannes, dat hij dat in het evangelie laat doorschemeren.

Jezus begint Zijn werk bij de bruiloft in Kana. Daar verricht Hij een daad. En dàt is nou óók een gelijkenis. Want daar stonden grote potten met water, waar iedereen zich, volgens de reinigingsvoorschriften, eerst moest wassen, alvorens te mogen deelnemen aan het eten.

Allemaal van die voorschriften…..

En wat doet Jezus? Hij verandert dat water in wijn, dat vooruit wijst naar Zijn bloed. Dat reinigt voor eeuwig. Je mag best met vieze handen eten, zegt Hij ook ergens.

Maar die wijn is het nieuwe verbond in Mijn bloed; en aangezien het wijn is, word je er nog vrolijk van ook. Want je wordt toch vrolijk van schuldvergeving?

Dus die daad van Jezus is een gelijkenis.

Zijn tweede daad was de tempelreiniging. Ook weer een doordenker.

Want de tempel van Gods Geest is de mens. Zo is t’ie bedoeld tenminste. Maar ja, daar kan God niet in wonen, want er wordt veel te veel handel in je gedreven.

Je hebt mensen die aan alles denken behalve aan de eeuwige dingen.

In het Grieks staat: je hebt er een handelshuis van gemaakt.

En dan nog iets. Een eigenschap van de duivel vond ik in Ezechiël 28:1-5.

“Daar is een mens, die zichzelf gelijk stelt met God, hij vindt zichzelf wijzer dan David, er is geen geheim voor hem verborgen. En door uw wijsheid en uw inzicht hebt gij u een vermogen verworven”.

Dat slaat ook op de antichrist.

“Gij hebt zilver en goud verzameld in uw schatkamers; door uw wijs beleid, (eigenlijk staat hier: door uw handigheid), en handel…..”

Dáár heb je het. In Openbaring staat ook over die vrouw, dat ze overal in heeft gehandeld, ook gehandeld in mensen.

Handel  is het. Ik heb niets tegen handel, maar jij wil alleen maar ‘hebben’ en daar offer je mensen aan op.

Kijk maar eens naar sommige bankiers tegenwoordig.

Dus: reinig jezelf van verkeerde innerlijke bezigheden. Daar slaat het ook op. Betrap je jezelf daar nooit eens op? Waar ben ik toch mee bezig? Met hele domme dingen van bepaalde zorgen, en dat vreet maar door. En een uur later denk je: ‘waar ben ik mee bezig?’ Reinig dat; dat werkt!

Je hoeft niet op de knieën, maar zoek wat beters.

Al die rituëlen uit het oude testament zijn uitbeeldingen van een hogere werke-lijkheid, de hemelse werkelijkheid.

Op de tabernakel kun je eindeloos studeren, maar het is een beeld van de innerlijke werkelijkheid, waar God woont.  De tabernakel is een beeld van ons; een gelijkenis.

En God woont in je, zeg je? Ja toch? Door Zijn Geest hè? Door de Geest hebben de Vader en de Zoon woning in ons gemaakt.

Het allerheiligste had de vorm van een kubus. De buitenkant bestond gewoon uit planken, het leek een hut, en God woont graag in een hut, lees maar na in de Psalmen.

Maar de binnenkant was bekleed met goud. En dat is jouw inwendige mens. En daar voelt God Zich thuis. Daar woont Hij ook.

Dus je moet tegen de mensen niet brullen: “G o d  w o o n t  i n  m i j!….”. Dat is verschrikkelijk, dan gooi je het te grabbel. Vertel maar een gelijkenis. En verzin die nou maar eens zèlf. En dáár wou ik naartoe vanavond. Want wij wórden gelijkenissen van de Vader. God maakt Zijn beeld af. Hij zegt: “Als Ik mensen (mv) maak naar Mijn beeld en gelijkenis, dan wil Hij van iedereen een gelijkenis maken van Hem, iemand die op Hem lijkt.

Je hoeft dus niet allerlei oosterse beelden te hanteren, want dan moet je ze nog uitleggen ook.

Stel dat je aan de papoea’s moet uitleggen hoe een oosterse druivenpers werkt. Dan zit je eerst verschrikkelijk veel uit te leggen, en dan moet je nog uitleggen wat er mee bedoeld wordt. Kijk gewoon om je heen! En zoek maar iets wat onder druk staat, en wat er uit komt. En vergelijk het dáár maar mee.

Wordt eens creatief in het vinden van gelijkenissen. Zodat je dezelfde vraag stelt als Jezus: ‘Waarmee zal ik het koninkrijk van God vergelijken”.

Met eeehh…. die lamp daar b.v., als licht.

In diepe rust. Mijn Vader werkt tot nu toe. Dat betekent niet dat Hij zich in het zweet jaagt. Maar Hij werkt. Hij doet het! Hij schijnt! Dat is een mooi beeld.

Of, stel dat je iemand tegenkomt die je om raad vraagt. Je hebt een gesprek en je denkt: tjonge jonge. En je zegt: ‘Weet je wat je eens moet doen, tenminste, als je dat wil, maar…, je moet je ramen eens lappen’. Wat bedoel ik dan?

Om beter zicht te krijgen naar buiten toe; anders zit je opgesloten in je eigen wereldje. Je visie op mensen is helemaal niet helder, het is helemaal vertroebeld.

Vanavond zou ik zeggen: ‘joh, je moet je ruiten krabben, want je ziet anders niks’.

Dan gebruik je een gelijkenis om iets uit te leggen.

Als ze dan vragen: ‘wat bedoel je er nou precies mee?’ Dan wil je dat best uit-leggen, dat is geen probleem.

Maar verberg de dingen in beelden.

Als ik denk aan de beelden die in de gemeente getoond zijn in de loop der lange jaren, dan zijn dat allemaal beelden die iedereen snapt; vaak Hollandse beelden.

Ik herinner me dat Gerard een keer een beeld van een molen kreeg, gewoon een graanmolen, water, dijken, een dorpje. Iemand kreeg een beeld van een electri-citeitskabel. Nou, zo’n beeld had Jezus nooit kunnen gebruiken.

Ontleen de beelden maar aan de moderne tijd. Wat is een zonnepaneel niet een prachtig beeld. Een zonnecollector. Dat je de energie ontvangt en daarmee de mensen verwarmt.

Wat ben je liever, een thermometer of een thermostaat? Een thermometer reageert altijd op de omgeving, en een thermostaat bepaalt de omgeving.

Als je het koud hebt dan doe je toch twee jassen aan? Laat je dubbel liefhebben!

Ik bedoel maar: er zijn zóveel beelden.

Ik heb ook eens een beeld gehad van een slagveld, je moet dan, als je er nooit geweest bent, wel eens een foto van gezien hebben. En ik herinner me dat er een stuk glas boven de grond uitstak, en iemand groef dat uit en spoelde dat af onder de kraan. Toen bleek het een prisma te zijn waar een stuk van af was.

Dat beeldde de inwendige mens uit van iemand die zóveel had meegemaakt. Een slachtoffer van een oorlog in de geest.

En de genezing vond ik zo mooi. Dat kapotte ding was schoon, en dat werd alleen in gesloten handen genomen, verder niets. En een poos later gingen die handen open en het hele ding was heel.

Dan denk ik: ‘ach, je hoeft je alleen maar te laten liefhebben, en dan moet jij eens kijken: dan word je weer die je eigenlijk bent!

Met andere woorden: als ik ons vergelijk met die lamp, dan komen diegenen die het licht zoeken, naar jou toe. Ze komen áán het licht, ze schrikken zich misschien te pletter, want ze komen wel aan het licht, en daar kun je wat aan doen, en op den duur word je ook nog een licht.

Zo worden wij herschapen tot mensen die op God lijken, en waarin Hij Zich herkent. Het meest ontroerende wat ik de laatste tijd gekregen heb, is het volgende:

Ik zag God als het ware voor een hele grote spiegel staan. Het kan niet, maar als beeld is het duidelijk te snappen. En Hij keek in die spiegel en wat zag Hij daar? Duizenden, tienduizenden gezichtjes van mensen in wie Hij Zichzelf herkende.

“Ze lijken op Me”. Vind je dat niet mooi?

Ik heb zelden zo’n mooi beeld gehad.

Moet je nagaan wat er door je Vader heen gaat als Hij jou ziet.

 

Centrale Bijbelstudie/Duurt Sikkens d.d. 10-12-08

 

 

Geen bedekking meer (Duurt 29-05-2011)

Geen bedekking meer

 

2 Cor. 3:15-18. Een brief die Paulus schreef.

Ja, tot heden toe ligt, telkens als Mozes voorgelezen wordt, (dat is de wet van Mozes) een bedekking over hun hart, maar telkens als iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.

Ik hou niet van het woord bekeerd hier; eigenlijk kun je hier beter lezen: wanneer iemand zich tot de Heer gèkeerd heeft. Daar zit een beweging in van de één naar de ander, dan wordt de bedekking weggenomen.

De Here nu is de Geest; (daar ben ik nog steeds niet over uitgedacht wat dàt nou betekend), en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer, die Geest is.

 

Wat heerlijk als er geen bedekking, geen sluier meer over je bestaan hangt. Want wat kom je veel mensen tegen waar wat overheen hangt, zodat ik ze niet kan zien.

Als dus die bedekking weggenomen is, zegt Paulus, dan word je óntdekt! Dan doe je de ontdekking van je leven!

Die sluier, of wat dan ook, wordt opgelost, in het niets. Dat noem ik nog eens een oplossing. Ineens kun je iemand zien. Want in vers 12 van ditzelfde hoofdstuk praat Paulus over vrijmoedigheid.

En die vrijmoedigheid betekent dat je innerlijk vrij is. Moed is je ‘gemoed’. dàn hangt daar niks meer overheen.

Geen bedekking meer. Of je ergens welkom bent of niet.

Eén van de ergste bedekkingen is de dood. Die hangt over alle mensen.

Jesaja zegt: die sluier, die alle volken bedekt, is vernietigd! Opgelost!

Timotheus zegt zelfs: de dood is

à f g e s c h a f t ! Wat een uitspraak hè? Dat is de geestelijke dood.

Maar ook de bedekking van het slaaf of slavin zijn!

Je hebt van die mensen die in een soort doorgeschoten dienstbaarheid de slaaf van anderen worden.

Denkende dat ze daarmee goed doen; maar het gaat ten koste van jezelf.

Dat slaafse, dat eindeloos dienstbare….

Dat is niet de bedoeling, je bent dan niet vrij.

Of er hangt iets overheen van het erg op jezelf gericht zijn, egocentrisch. Je zet dan je ego in het centrum.

Er zijn mensen die zó bezig zijn met anderen, dat ze niet meer aan zichzelf toekomen.

Er zijn ook mensen die zó bezig zijn met zichzelf, dat ze niet meer aan anderen toekomen.

Er zijn mensen die zó bezig zijn, dat ze niet meer aan God toekomen. Die rust.

Of, wat je ook wel eens tegenkomt, als je er op let, dat is gespeelde nederigheid.

Gespeelde nederigheid: als het met jou maar goed gaat, met mij hoeft het niet goed te gaan. Ga jij maar vóór, altijd.

Er is een schitterende vertaling van Reisel over zon, maan en sterren: laten de achter nevels schuilgaande lichtbronnen tevoor-schijn komen.

Wát een vertaling zeg. Achter nevels schuilgaande lichtbronnen. Ze zijn versluierd.

God is de Zon, dé lichtbron. Daar zijn in de loop der eeuwen zóveel sluiers voor getrokken, dat je Hem haast niet meer kan zien. Allemaal gordijnen ervoor.

En langzamerhand komen we achter Zijn aard, die zachtmoedigheid. Nou, die God heb ik als puber niet gekend. Ik ben altijd bang geweest.

De maan is een beeld van Jezus. Wat is er over Jezus veel gekletst. En wat een etiketten heeft die Man gekregen. Van ‘goed mens’ tot ‘revolutionair’ etc. Allemaal etiketten.

En uiteindelijk ontdek je ineens dat het de bedoeling is dat het je echtgenoot wordt.

Maar ik wil vandaag even stilstaan bij de sterren. Ook versluierd.

Er is zóveel gelogen over God, en over Jezus. Er zijn zóveel andere goden voor Zijn aangezicht gekomen.

Het barst ook van de andere ‘Jezussen’. Paulus waarschuwt daarvoor.

Maar nu gaat het even over de sterren.

En wat is er al veel gelogen over mènsen!

Heel veel!

De bedoeling is dat jij tevoorschijn komt achter de sluiers vandaan.

Misschien achter maskers vandaan.

Dat beeld wat ik een paar weken geleden kreeg, heeft me wel weer aan het denken gezet. Want Hij geeft dat niet voor niks aan ons, als gemeente.

Er was iemand die alsmaar in kringetjes rondliep van de ene spiegel naar de ander. En dan z’n schouders ophaalde, heel verdrietig; en weer verder ging.

Het was een heel druilerig klimaat.

En in geen van al die spiegels waarin hij keek, herkende hij zichzelf. En dáár gaat het om. Wie ben ik nou eigenlijk?

Even een paar spiegels: een gebroken spiegel. Gooi er maar eens een steen tegenaan, dan krijg je hele mooie fragmenten, weet je niet?

De één zegt dit over jou, de ander zegt dàt over jou. Of je hebt zelf een versplinterd bestaan; een gigantische puzzel, dat je zegt: ik kom er niet uit. Wie ben ik?

Je voelt je innerlijk zo verdeeld.

Twijfel over jezelf is rot hoor, ik ken het heel goed.

Er was ook een holle spiegel. Als je daar in kijkt, wat zie je dan? Een gigantische vergroting van jezelf. Het vergroot en het vervormd.

Stel dat je er behoefte aan hebt om geprezen te worden. Dat je verslaafd bent aan waardering. En de mensen trappen daarin en ze prijzen je, niet de hemel in maar eerder er uit. Maar het wordt allemaal zo vergróót. Maar dat bèn je toch helemaal niet? Daar heeft de wereld vaak behoefte aan, maar wij juist niet.

Ik denk wel eens: in zoveel gemeenten wordt Jezus zó vergroot, dat je Hem haast niet meer als je naaste ziet. Kun je me volgen wat ik bedoel? Dat vergroten van de Heer…, doe dat nou niet!

Ik weet wel dat jullie me groot vinden, zegt God wel eens, dat weet ik nou zo langzamerhand wel. Maar wat doe je?

Dat geldt ook voor Jezus.

Of je kijkt in een bolle spiegel, en wat gebeurt er dan? Dan word je ontzettend klein.

Ik denk dat je dát allemaal wel eens gedaan hebt. Dat je verkleind wordt.

Een ander kleineert je, en je gelooft het.

Die maakt je belachelijk…, en je wordt zó klein. Op het laatst kun je er instinken en je ook klein houden.

Denk eens aan de calvinistische spiegel.

Nou, daar heb ik lang in gekeken hoor.

Maar wat zie je dan? Dan zie je een beetje bleek gezicht, dat witte. Ook met een hoop zwart. Met Bijbelkringen onder de ogen. En dan hoor je: niks mag en alles moet.

Daar heb ik onder geleden hoor.

Altijd vroeg ik mijn ouders: mag dat wel? Mag ik dit, mag ik dat? Eindeloos gedoe…

Niks mag en alles moet!

En trouwens ook nog: eeuwige zondaar. Eeuwig! Dat is lang hoor!

Uiteindelijk trok ik de conclusie: dit deugt niet. Je bent dus een waardeloos figuur. Want dáár kwam het op neer.

En ik dacht, dat als ik aardig deed, dat ik wist dat het maar iets van de buitenkant was; want ze moesten eens weten hoe slecht ik eigenlijk van binnen was.

Als ik dus in die spiegel kijk, vind ik dat geen gezicht. Die ben ik ook niet.

Daar heb ik een hoop verdriet van gehad. Dat is voorbij hoor!

Of je kijkt in de spiegel van het Boedisme.

Wat moet je dan? Moet je horen! Opgaan in de leegte!?! Nou ja, dan blijft er niet veel meer van je over.

Dus opgaan in de leegte, en al je verlangens doden.

Nou, wat blijft er dan nog te wensen over? Je kan niet eens meer verlangen naar God! Het moet allemaal opgelost worden in het niets. En daar ben je dan je Godganse leven mee bezig. Wat een ellendige spiegel.

De spiegel van de Grieken vond ik wel aardig. Daar staan heel veel van die tempels, en de grond is: ken uzelf! Nou, daar kom je een heel eind mee.

Als je jezelf goed en eerlijk leert kennen, dan word je heel mild naar anderen. Dat weet je hè? Wie zonder zonde is, ga maar gooien. Zulke dingen. Jezus wijst daar ook een keer op.

Maar ‘ken uzelf’. We hebben daar een uitdrukking voor: wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Dat je denkt: ach, het is niet zo verschrikkelijk erg; ik kan het wat relativeren.

Dus die Grieken zijn wel een heel eind gekomen hoor.

En tegenwoordig is het erg in, om in de spiegel te kijken van het spiritualisme. We leven in het jaar van het spiritualisme.

Eindeloos op één of andere manier ‘geestelijke’ bezig zijn.

Dat vind ik een bewaasde spiegel, waar de condens overheen hangt. Je kijkt erin en je ziet alleen maar iets schimmigs.

Het is een geestelijke stroming die het werk van Jezus loochent. Ze hebben het wel vaag over een christus…, of een christusgeest… Maar het werk van Jezus, dat Hij echt voor jouw zonden is gestorven en de dood heeft overwonnen loochenen ze.

Zonder Jezus kom je nooit bij de Vader.

En die spiritualisten hebben de mond vol over God, maar je denkt: je hebt een andere god. Want zo gauw je in gesprek raakt, komen ineens de stekels overeind.

En wat heel occult is dat is de spiritistische spiegel; dat je kontakt zoekt met doden; om achter de waarheid te komen of wat dan ook; of achter de toekomst…; of geen afscheid kunnen nemen.

Dat is hartstikke occult.

Er komen steeds meer van die bewaasde spiegels.

Mensen die toch wel ièts geloven, want er môt toch wel wat wezen…., die heten tegenwoordig ‘ietsisten’. Een Intelligent Designe, las ik wel eens. Ja, hoe vaag kan het zijn.

Wie kan mij een naam geven? Wie kan dat? Dat kan alleen iemand die mij geboren heeft doen worden.

Je kunt ook in spiegels kijken die helemaal bewaasd en verweerd zijn. Je hebt zoveel teleurstellingen in je leven gehad, of een verklooid leven, of zo verdrietig, of verdrietig in de liefde. Je voelt je zo gemanipuleerd. Erg is dat. Hoe vaag kan het zijn?

Wie noemt mij? Wie geeft mij mijn naam?

Al die gesluierde spiegels; b.v. schaamte. Er zijn mensen die zich gewoon voor zichzelf schamen, en een reden kunnen ze niet geven, maar ze schamen zich. Ze kunnen er beter nièt zijn, vinden ze.

Sorry dat ik besta! Ik màg er niet eens zijn.

En als ik in die spiegel kijk zie ik er niet uit!

Dat vind ik zelf. Ik lijk nergens op. Dat is heel erg!

Ik ben heel lang een vertrouwenspersoon geweest op scholen, en heb ook met zeer moeilijk opvoedbaren te maken gehad. Jaren lang. Tuig van de richel heet dat in de volksmond.

Als je de dossiers las van die knakkers, dacht ik: goh jongen, dat jij nog leeft. Hoe bestaat het.

Jij hebt helemaal geen jeugd gehad. Geen wonder dat je deze kant bent uitgekomen.

Een meisje zei een keer: ik moet altijd doen wat een ander zegt, want anders wordt ik niet geaccepteerd. De acceptatie hangt dus af van als ik maar doe wat een ander zegt. Dàt is erg!

Haar eigen wil werd de grond ingeboord.

Nog één spiegeltje. Je kent het misschien wel. Je hebt van die spiegels waarvan de hele rand is vol gestoken met familie-kiekjes.

Ken je dat nog van vroeger? Al die fotootjes? Je moet even zoeken voordat je je eigen gezicht ziet. Maar die mensen zijn altijd bezig met familie. Maar dan ook altijd!

Ik vraag me af of dat niet ten koste gaat van jezelf.

Vertrouwenspersoon. Een grondwet is: zeg nooit tegen iemand met wie je kontakt zoekt, die in zo’n ellendige situatie zit, zeg dan nooit: mij kun je vertrouwen.

Nooit zeggen! Dat moet blijken!

Want hoeveel mensen zijn ergens in gestonken en zich gemanipuleerd voelen omdat iemand dat zei. En toen gingen ze die persoon vertrouwen, en het ging mis.

Zeg het nooit. Het is een oude uitdrukking: trouw moet blijken!

Ach, als ik nog denk aan die groepen jongens; in de groep moesten ze zich staande zien te houden, op één of andere manier. Sommigen vaak agressief. Zo van: kom me niet te na.

Ik had één jongen, die liet expres z’n snot lopen, echt in z’n gezicht, altijd weer, om afstand te scheppen. Hij zag er echt goor uit, waste zich ook niet.

Ik dacht: nou moet ik toch die slotgracht eens overzwemmen. Ik gleed wel haast uit.

Ik ben gewoon met hem gaan stoeien. Ik denk: ik zal je laten merken, jongen, dat, al vind jij jezelf zo’n goorlap, ik accepteer je, jij bent een leerling van me.

Ik ben de gracht overgezwommen, Mariet heeft ’s avonds m’n kleding gewassen. Maar dat was voor het eerst dat ik een beetje kontakt met hem kreeg.

Ach, er zijn verhalen zat, maar er waren ook anderen, die in de groep staande bleven vooral ook door leuk te doen.

De grapjas uithangen, daar verschool hij zich achter. Dan zie je wat voor een gebroken bestaan zo’n jongen had.

Er kwam een keer een jongen op me af; de school was al afgelopen en ik zat nog wat te rommelen in de klas. Hij kwam ineens terug; een mooie jongen, uiterlijk.

Hij heette Paul. Ik zei: Paul, ga zitten.

‘Sik’, zei hij, en toen sprongen hem de tranen in de ogen, ‘ik weet niet wie ik ben’.

Ik vond het héél wat dat hij dat durfde te zeggen. Het was een atletische vent, prachtig uiterlijk, maar helemaal leeg van binnen. Dàt is erg!

‘Het is net of ik voor een dichte deur sta’, zei hij.

Ik zei toen: doe die deur eens open, als je wil. Toen zei hij: ‘Sik, jongen, daar zit zo’n lange gang achter, en die ben ik al een keer helemaal afgelopen, en aan het eind weer een deur. Toen heb ik die deur open gedaan, en toen zag ik weer een lange gang. Toen durfde ik niet meer.

Ik zal dat gesprek ook nooit vergeten. Je hebt soms hele vèrgaande gesprekken.

Hij was voor sommige mensen in de psychologie een interessant geval geweest, dat ze uiteraard besproken hebben, maar hij was er niets mee opgeschoten. Hij heeft ook suïcide gepleegd.

Leeg, ik ben leeg, en suïcide, ik noem het altijd moord, de duvel vermoordt mensen.

Ik heb zoveel kwetsbare jonge mensen gezien.

Het meisje wat ik zonet noemde zei: ik weet niet eens meer wat ik zelf wil! Als ze vragen: wat wil je nou? Dan haal ik m’n schouders op.

Of het meisje dat een keer zei: ze hebben zo vaak ‘barst jij’ tegen me gezegd dat ik nu gebarsten ben. En nu zit ik in een inrichting. En wie lijmt me? Ja, een onge-naakbaar meisje. Rookte zich te pletter, sloot zich helemaal af en was ook niet meer te benaderen. Ze vertrouwde ook niemand meer.

Enfin, ik kan tien/twintig/dertig voor-beelden noemen, maar ik pik er maar wat uit, hoe gebroken een menselijk bestaan kan zijn. Wat een versplinterde spiegel het kan wezen.

Je moet ook oppassen dat je in de gemeente nooit een rol gaat spelen, en dat je individueel een ander bent.

Want de kernvraag blijft: wie ben je?

Er zijn mensen die zeggen: nou, ik ken diè en ik ken diè, en diè heb ik ook leren kennen. Maar dat is het punt niet.

Het punt is: wie kent jou! Wie kènt jou!

Dat hangt er vanaf of je je hebt láten kennen.

Je moet iemand zien te vinden die jou ontdekt. Die in het verborgene ziet.

Ken je die uitdrukking? Dat noemt Jezus van Zijn Vader. Mijn Vader, die in het verborgene ziet.

Dat is zó verstrekkend. De verborgen mens. Die uiterlijke mens kan me echt niet zoveel schelen. Maar wel die innerlijke, die vertrouwd is met je verborgen gedachten. Je verlangens, je verdriet.

Een veel geciteerde tekst is: ‘Ik sta aan de deur en Ik klop’. Maar de vraag is: mag Ik bij jou binnen komen? En dàt gaat ver!

Helemaal binnen in je. Op het laatst kun jij in Hem blijven, gelijk ik in U.

Dat gelijk…, in welke mate laat je Hem toe in je leven; laat je iemand toe in je leven?

Durf je dat?

Mag Ik jouw vertrouwen winnen? Mag ik dat doen? Maar dan wil Ik graag dat je alles met Mij deelt. De mooie en de lelijke dingen. Want Ik wil jou leren kennen.

Die angsten van je. Of, en dat vind ik één van de ergste dingen, de ontkenning van jezelf. Wie je zelf bènt.

Want als Ik dan door je huis zou dwalen en Ik kom een kast tegen waar een enorm hangslot op zit. Ik vind een ‘hang’slot altijd iets treurigs hebben, en achter dat hangslot zit ook vaak iets treurigs.

Een kast met verborgenheden waar je je kapot voor schaamt, waar je een hoop in hebt weggestopt.

Een geheime kamer waar je niet mag komen. Ach lief mens, daar schaam jij je voor? Ja, je zal hem toch zelf open moeten doen, want je hebt hem zelf op slot gedaan.

Lieve mens, laat je je eens ontsluieren. Want er is een Geliefde die jou zoekt. Een Geliefde is naar jou op zoek.

Dat kon ik als jongen ook nooit geloven, dat er iemand verliefd werd op mij. Dat kón niet! Ik vertrouwde het geen eens als iemand mij aardig vond.

Kun  je nagaan hoe verwrongen je zelf kunt zijn ten opzichte van andere mensen die het goede willen en het goede doen.

Ja, ik heb mooie mensen ontmoet in mijn leven, maar ook manipulatieve en rare mensen.

Het gaat God erom dat die nieuwe mens, en dat is de èchte, tevoorschijn komt.

Niet dat de kastanje tevoorschijn komt, maar wat daar in zit. Want sinds je opnieuw bent geboren heb je een nieuwe Vader en een nieuwe Moeder. En ouders mogen hun kind een naam geven.

Die nieuwe mens tevoorschijn roepen begint bij je hemelse geboorte. Dáár begint het mee. Anders zie je dat hele Koninkrijk Gods trouwens niet, zegt Jezus tegen Nicodemus.

Je ziet het pas als je van boven geboren bent. Dan zie je ook het licht, wat een beeld is van liefde. En dat God van je houdt. En dat Hij zo zachtmoedig is. En dan durf je te komen.

Van lieverlee word je ontsluierd. En dat is je wáre gedaante, of, in het beeld van de spiegels te blijven, dat is je wáre gezicht.

Je kan het zelfs helemaal mis hebben óver jezelf. Als je jezelf moet beschrijven dat je merkt dat je er helemaal naast zit, hoe kan dat nou? Anderen zien mij ook anders.

Hoe kan dat nou? Je komt uit die verwarring als je je spiegelt aan de liefde, aan Iemand. En dat gaat, en dat vind ik een hele leuke uitdrukking, dat gaat van lieverlee.

Dat is een hele oude uitdrukking, en dat betekent letterlijk: met een lieve, zachte, aangename gang. Van lieverlee.

Het woord lief speelt daar een rol in.

In het beeld met die spiegels, wat ik heb gehad, was ook iemand die aan het eind een ander even bij de hand nam.

Die kwam ook in een ander klimaat terecht. Kijk maar niet in allerlei spiegels.

Ze kunnen je soms een eindje brengen, soms, maar dan komt ineens de vraag: kijk Mij maar aan. Ik ben Iemand.

Als je Mij aankijkt, dan zal ik zeggen wie je bent; en ik zal je vooral vertellen wat jij voor Mij betekent. Dat kun je misschien niet eens verdragen. Dat kun je misschien niet eens aan. Ik zal het dan ook van lieverlee duidelijk maken.

Want Ik ben de levende weerspiegeling van Mijn Vader. Dáár heb je de Zoon.

Als je Mij ziet, zegt Hij, dan zie je de Vader. Ik weerspiegel Hem in z’n handelingen in alles wat Ik doe en in alles wat Ik zeg, ja, dan zie je in Mij eigenlijk de Vader zoals het licht van de maan komt van de zon.

En dan gebeurt er iets heel moois met je, en daar lees je zo gemakkelijk overheen.

Vers 18: Wij allen, met een aangezicht waarop geen bedekking meer is. Wij worden spiegels.

Als iemand wil weten wat de bedoeling van het leven is, dan zou je platweg kunnen zeggen: kijk maar naar mij. Wij weerspiegelen Gods wezen. Vol van ontferming en barmhartigheid. Wat een mooie mensen.

Wij veranderen naar hetzelfde beeld. Het beeld wat Jezus was en is van de Vader; wij veranderen ook naar dat beeld.

Dat is een prachtig wordingsproces, en het gaat weer ‘van lieverlee’.

Mooi hè? Dus daar kun je de tijd voor nemen.

Je kan Gods karakter weerspiegelen.

Dat is toch mooi!

Ik zal nog een beeld herhalen van jaren terug. Toen zat ik een beetje diep.

Toen zag ik een hele grote manshoge spiegel, en daar stond iemand voor.

En hij stond naast me maar ik wist: daar staat iemand, verder niet. En ik keek in die spiegel, en die ander keek ook in die spiegel. En er was iets heel wonderlijks.

In die spiegel waren allemaal gezichten waar licht afkwam. Duizenden! Eindeloos veel gezichten.

En God stond als het ware voor die spiegel, en Hij zag Zichzelf weerspiegeld in mensen. Daarin herken je jezelf.

Dat is wonderlijk mooi hè? Dat God Zich herkent in Z’n kinderen.

Hoe ziet Hij eruit? Nou, kijk maar naar Mijn kinderen.

Wie bent U? Nou, kijk maar naar Mijn kinderen, want die weerspiegelen Mijn karakter, Mijn natuur.

De sluiers zijn weg. Wat mooi om een helder gezicht te zijn; een helder gezicht te hebben.

Ander woord: Zijn beeld en gelijkenis.

Dáár heb je de ware mens die het karakter van God weerspiegelen.

 

Van lied 292 wil ik nog even het vierde couplet lezen.

Toen ik dat maakte, kreeg ik deze twee regels: laat Mij zien het zonlicht in je ogen.

Dat kreeg ik. Want je weet: poëzie is 1% inspiratie en 99% transpiratie. Nog nooit gehoord? Dan weet je het nu.

Dan ga je denken en proberen met rijmwoorden en…., enfin, Gerard heeft er een schitterende melodie aan gegeven. Maar dáár ging het om: mag Ik je zien?

Mag ik je zien achter al die sluiers, die maskers, je uiterlijke gedrag, je leuk-doenerij, je agressie, je verdriet.

Mag Ik je zien? Dan heb je moed nodig om die eerste zin te doen: Kom hier! Durf je te komen bij Mij.

Je zit zó laag, zo hopeloos laag; mag Ik je verhogen? Ik til je gewoon op.

Want God is het die de nederigen verhoogt en daarbij in het licht.

En als Ik naar je kijk, zie Ik zonlicht in je ogen. Omdat Ik je beschijn met het licht van de Vader zie ik het zonlicht in jouw ogen. En dan komt het: dan zie je in Mij jouw lief’lijke gezicht.

Wat een kostelijk evangelie die een mens weer tot z’n recht brengt; zodat ze weer leren dat er van ze gehouden wórdt.

Laat Me je zien, durf je dat?

Zoek iemand op die in het verborgene ziet, net als de Vader. En je zult tevoorschijn worden bemind.

 

Duurt Sikkens d.d. 29-5-2011

 

Zullen we elkaar eens een hand geven? Dan gaan we bidden.

Vader, wij horen bij elkaar, dat vind ik wat. Dat hebt U altijd gewild. Van vóór de grondlegging van de wereld hebt U gedacht aan ons, aan mensen.

En ik bid, Vader, dat we tevoorschijn komen. Dat we ons durven te laten liefhebben.

We zijn zo moe van al die spiegels, en niemand zijn, dat is het ergste wat er is.

Maar U geeft iemand een eigen gezicht weer terug.

Ik bid U dat we ook durven te komen naar iemand die we tot op het bot vertrouwen. En dat we dan in het verborgene zien hoe mooi een mens is. En dat hij net zo mooi kan worden als U. Daar bid ik eigenlijk voor.

En die hoop houden we vast. Want als we eens Uw heerlijkheid kunnen weerspiegelen, ach Heer, wat zal de hele schepping, die nu zo zucht, blij zijn dat U zich openbaart, Vader, in de Uwen.

Amen.

 

 

Enkele losse gedachten (Duurt 4-8-2013)

Enkele losse gedachten

 

Ik heb voor vandaag een heel stel losse gedachten; waar ik zelf over aan het denken ben. Zie zelf maar wat je er mee doet.

Ik begin met een gelijkenis.

Er loopt een man door een stadje, met een karretje, en een paar armen vol maïs- kolven, die hij daar in heeft geladen. Hij komt terug van het land.

En al lopend door het stadje ziet hij op een kruispunt een paar kerels staan, werkeloos.

Hij kijkt naar ze, en die kerels kijken naar die maïskolven.

Hij zet z’n karretje stil en zoekt drie prachtige kolven uit, loopt naar die drie kerels toe en geeft ze alle drie een kolf.

Alsjeblieft; hij knikt dan heel vriendelijk en loopt weer verder.

De eerste man zet onmiddellijk z’n tanden in de kolf die hij heeft gekregen. Hij eet hem helemaal op, achter elkaar.

De tweede man bekijkt het eens, en nog eens, en zegt: ik ga naar huis. En thuis zegt hij tegen z’n vrouw: maal het en maak er een prachtige pap van. Mooi!

De derde bekijkt ook die kolf, gaat ook naar huis. Thuis krabt hij een handjevol van die korrels af en de rest geeft hij aan z’n vrouw. Daar kun je een mooi brood van bakken, zegt hij. Prima!

Eén van de kinderen zegt: pa, wat doe je nou met dat handje korrels?

Pa zegt niks, hij doet ze in een zakje, knoopt het dicht en legt het op een plank.

Het jochie kijkt…., nou, zegt die vader, als de winter voorbij is, zaai ik ze uit.

Dat is de eerste gedachte van vanochtend.

Hoe ontvang je het evangelie.

 

De tweede gedachte:

Er staat in het begin van de bijbel geschreven: Gods Geest zweefde (of broedde) boven de wateren.

Dus het was één en al water, met hier en daar een bergtop er bovenuit; maar de planeet, die aarde heet, bestond enkel uit water, alles lag onder water.

En dan staat er ook geschreven: de aarde was woest en leeg.

Nou heeft een Hebraïcus mij verteld dat je de werkwoorden ‘zijn’ en ‘worden’ kunt omwisselen in het Hebreeuws, of je nou ‘wordt’ leest of ‘zijn’ of ‘is’, dat maakt niets uit, dat is verwisselbaar.

Dus de vertaling kan ook luiden: de aarde wèrd woest en leeg.

Want ‘woest’ is nooit uit God. En ‘leeg’ is ook niet uit God; dus er heeft er één tussen gezeten die de aarde woest en leeg gemaakt heeft; en alles bedekt heeft met die oervloed.

Ja, dát is wat geweest  toen; en als God dan begint, daar moet je eens op letten, dan is Hij constant aan het scheiding maken. Scheppen is scheiding maken.

In de oerbetekenis van het Hebreeuwse werkwoord ‘scheppen’ zit iets van splijten, en dat is scheiden.

Goed en kwaad van elkaar scheiden.

Wateren òp de aarde en water bòven de aarde. Er heeft een enorme koepel bevroren water rondom de aarde gezeten.

Gigantisch! Die is met de zondvloed gebroken.

Maar God maakte ook scheiding tussen dag en nacht. Altijd scheiding maken; vandaar dat het woord onderscheid heel belangrijk is.

Onderscheid je de dingen of ze uit God zijn of niet. Je maakt altijd scheiding; net zolang tot alles één is.

Dus die Geest zweefde boven die wateren, verwachtingsvol, om tevoor-schijn te roepen wat zich onder water bevindt, een prachtig beeld is dat. Van die Geest hebben wij een deel gekregen.

Een heel klein deel, een beginnetje.

Dat is in je geplant, en dat begint zich te ontwikkelen.

Dat heb je aangenomen omdat je het Woord hoorde. En in dat Woord zit leven.

In een maïs- of graankorrel zit leven.

Het moet alleen sterven om tevoorschijn te komen.

Dat was ook de kern van de boodschap van Jezus. Het moet ter aarde vallen, het moet sterven…, en dan moet jij eens kijken wat er dàn tevoorschijn komt.

Neem eens één beukennootje, een dingetje van niks, moet jij eens kijken wat daar uit ontstaan kan…, en hoeveel beukennootjes heb je dàn wel niet?

Dus het vermeerdert!

Als jij gestorven bent, en begraven, en weer opgestaan, dan moet jij eens kijken wie er tevoorschijn komt…

In het Woord is leven, licht; geen aards licht, Goddelijk licht, om de mensen te verlichten.

Je wordt dus lichtgevend. Je kan kletsen over licht wat je wil, maar het gaat er om dat jij lichtgevend wordt. Zodat je de mensen ook aan het licht laat komen, wie ze werkelijk zijn. Dat is mooi, beschijn ze maar met dat Goddelijke licht, dan zul je zien wie je vóór je hebt; en dat licht gaat steeds helderder schijnen.

Licht is een beeld, want God had net zo goed kunnen zeggen: ‘er zijn liefde’.

Maar Hij sprak in beelden. En licht is precies hetzelfde als liefde.

Zonlicht is verwarmend; en ik denk wel eens dat wie niet bemind wordt, geen leven heeft, en dat is èrg hoor.

Waar leef je dan nog voor, als je niet bemind wordt?

En zo, als lichtdrager, als iemand die liefde geeft, die liefheeft, begin jij te veranderen. Jij verandert naar Gods beeld. Dat is mooi, want God is liefde. Nou, op het laatst ben jij het ook.

Wie met jou kennis maakt, maakt dan ook een beetje kennis met God. En wie jou ziet, ziet wat van de Vader.

De duivel is trouwens ook een beeld-vormer; dat is verschrikkelijk.

Die verandert ook mensen naar zijn beeld.

Hij verandert goeie mensen in leugenaars; of in fantasten.

Hij verandert en doet een inbreuk op je persoonlijkheid. Daar kun je behoorlijk onder lijden, als je veranderd wordt tegen je aard in.

Als je nou een slecht zelfbeeld hebt, richt je dan eens op de vormende handen van God. Die vervormt je niet maar Hij roept de originele vorm weer tevoorschijn; wie je ècht bent!

Sommige mensen hebben last van een minderwaardigheidscomplex, en anderen hebben last van een méérwaardigheids-complex. Dat ‘minder’ en ‘meer’ zijn vergrotende trappen. Waarom nou?

God gebruikt die trappen niet. Hij zag dat het goed was; en niet dat het beter was en dat het bèst moest zijn.

Goed is goed! Maar dat meercomplex zit nogal ingewikkeld in elkaar, maar hoe ontstaat dat meer en minder?

Ik denk dat ik het weet, omdat je gaat vergelijken. 

Je vergelijkt je met anderen, en je vindt jezelf meer of je vindt jezelf minder.

Dat is heel gek; waarom vergelijk je je?

Als je eindeloos zegt: ‘ik ben een parel in Gods hand…, ik ben een parel in Gods hand..’, nou, dat werkt helemaal niet.

Dat eindeloze herhalen werkt echt niet.

Je bènt het! Dat hoef je jezelf niet steeds weer aan te wrijven.

Meer en minder, vergelijkenderwijs, dat is echt uit de boze! Want wat dáár niet uit voort gekomen is…. Alle wedstrijden komen daaruit voort.

Vergelijken, rivaliteit, ik ben beter, maar hij is de beste….

Heb je wel eens een film gezien van de verliezers van de Olympische Spelen?

Ik wel. Dan word je wel stil; dat is verschrikkelijk. Die komen ook niet in beeld. Nee, er valt niets te juichen.

Je moet maar eens kijken hoe zij afgaan en hoe ze dat ook beleven.

Meer en minder, dat onderlinge vergelijken is echt uit de boze.

Wees tevreden met wie je bent! Heel simpel, gewoon wie je bent.

Maar dat ‘meer dan’ en ‘minder dan’, als je dat doet, kom je op een verkeerd pad.

Je bent opnieuw geboren, een babytje, en God zag dat het zeer goed was. Meer hoeft ook niet.

Zeer goed zegt Hij van de mensen. Hij zegt het al van een natuurlijk mens.

Wat zal Hij dan wel niet denken van een geestelijk mens?

Dan buigt Hij zich lachend over de wieg.

God zag dat je goed was. Dat geeft heel veel rust.

Ik zou haast iedereen eens een microfoon onder de neus willen duwen met de vraag: ben je ook veranderd? Hoe dan? Waarin?  Ben je echt veranderd? En veranderen betekent niet dat je een ander wordt dan jezelf, maar dat je jezèlf wordt.

Er zat zoveel aangeplakt. Je had zoveel dingen geleerd wat móest en wat je geen bevrediging schonk. Je moest ook zoveel dingen doen en ergens aan gehoorzamen, en je werd gevormd naar het beeld van … ‘Wat lijk je op je vader…, wat lijk je op je moeder.., je lijkt op je opa…. Wat móet ik daarmee… Het zal best, maar ik lijk toch het meest op mezelf?

Ben je ook veranderd? Dat merkt je omgeving.

Je wordt opgevoed met het Koninkrijk van God; dát is nou de hemelse werkelijkheid. Schitterend is dat!

En je Vader bemoeit zich met je opvoeding.

 

Een volgende gedachte. Iets heel anders.

Joh. 16:13: Wanneer de Geest komt, de Geest der waarheid, dan zal Hij jullie de weg wijzen tot de volle waarheid. Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.

Daar staat nogal wat over het werk van de heilige Geest.

In de eerste plaats: Hij spreekt niet uit Zichzelf. De Geest niet? Nee, Hij spreekt niet uit Zichzelf. Hoe kan dat nou?

Gelijk Hij hóórt, spreekt Hij!

En de Geest is in jou! Dus wat hoor je?

Waar is je gehoor op gericht? 

Jezus zegt Zelf ook: Ik spreek wat Ik hoor. Ik spreek niet uit Mijzelf.

Hij zegt ook dat Hij helemaal afhankelijk is van de Vader.

De maan schijnt niet uit zichzelf. Hij heeft het zonlicht, en dát geeft hij weer. En zo schijnt de maan in het duister. Zo schijnt het licht in de donkerheid van de menselijke harten.

Dat niet uit zichzelf spreken, geeft een hoop te denken. En daar ben ik dan mee bezig.

En dat laatste zinnetje: Hij zal je de toekomst vertellen.

In het Grieks staat er ‘Erchomai’. De eerste keer dacht ik: dat betekent ‘toekomst’,  wat is nou toekomst?

Je moet het in ieder geval losmaken van de tijd; het heeft niks met de tijd te maken, helemaal niks!

Eigenlijk staat er in het Grieks: het toekomende. Niet alleen de toekomende dingen zal Hij je vertellen; maar erchomai is de komst van een persóón. Dat geeft veel meer inhoud aan het woordje ‘toekomst’. Je kan het haast vertalen met: Hij komt op je tóe!

Erchomai is de komst van een persoon.

In het woordenboek las ik dat het zelfs verschijnen kan betekenen.

Dus de heilige Geest verkondigt je Zijn verschijning! Nou, dan beginnen de radertjes in je hoofd te werken.

Zijn verschijning gaat tot stand komen; hoe verschijnt Hij dan?  Nou, heel eenvoudig: in de Zijnen!

Jezus verschijnt in de Zijnen. Dat is nou alles.

Als je Internet naslaat, ik doe dat niet veel hoor, maar wat er allemaal staat over de zogenaamde wederkomst van Jezus….

Pagina’s vol gezwets, gezwam, geleuter over de zogenaamde wederkomst.

Het woord wederkomst is ook al een fout.

Niks weder…, het is ‘komst’.  Hij komt in de Zijnen! Hij verschijnt in de Zijnen.

En dát is nou die zogenaamde wederkomst.

Iedereen verbindt het aan allerlei toestanden in de lucht, knallende bliksems, donderslagen etc. etc.

Hij verschijnt in doodgewone mensen.

Kijk, dáár heb je geloof voor nodig, om dát te geloven. Vertrouw daar maar op.

Hij verschijnt in jullie en langzamerhand komt Hij aan het licht; wordt Zijn vriendelijk gezicht openbaar in jou.

Wordt Zijn bescheidenheid openbaar in jou! En dat gaat maar door. Dat voltooit. En als het voltooid is, dan is Hij terug.

Dat is nou eigenlijk alles! En een kind kan dat begrijpen.

In Joh. 16:23 staat: Daar zegt Jezus:

Te dien dage zul je Mij niks vragen, voorwaar Ik zeg u, als je de Váder om iets bidt, zal Hij het je geven in Mijn naam.

Eerst dat ‘te dien dage’, dat is heel eenvoudig de dag na Zijn vertrek, toen Hij ten hemel voer stonden de discipelen daar, niet verweesd, Ik laat je niet alleen achter  zegt Hij, maar Ik kom tot je in de Geest.

‘Te dien dage’ is de periode ná Zijn vertrek. Hij zegt dan: je hoeft Mij niks te vragen.

Hoeveel miljoenen gebeden beginnen niet met ‘Heer’. Maar Jezus zegt: Je hoeft Mij niks te vragen, want de Vader Zelf heeft je lief. Als je het in Mijn gezindheid vraagt, dan krijg je het.

Dat is toch prachtig!

Al die gebeden die met Heer, Heer, Heer, beginnen…, ja, wat moet je daarmee?

Hij voelt Zich niet aangesproken. Je hebt wel gesprekken met Hem, dat is wat anders; het gaat hier over vrágen.

 

Mariet zei een keer: als je nooit een goed geestelijk gesprek hebt met je broer of je zus of je naaste, dan vraag ik me af of je ooit een gesprek met God hebt. Dat kan haast niet; het is het één met het ander.

God zoekt altijd het gesprek; dat zijn korte gesprekken, nooit lange. En zó goed en

to the point; zo verrassend ook.

 

Een volgende gedachte.

Spreuken 17:22. De meeste mensen kunnen deze tekst wel oplepelen, maar ik wil er toch even iets van zeggen.

Een vrolijk hart bevordert de genezing..

Nou, als je barst van de pijn heb je geen vrolijk hart, écht niet hoor!

…een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

Het gebeente? Als ik verslagen van geest ben, heb ik dan dorre botten of zo? Hoe zit dat?

Gebeente, en dat staat in Psalm 6, is eigenlijk het vergelijkbare, het equivalent, van ziel, je karakter. Dát is je gebeente.

Denk je eigen lijf maar eens zonder botten. Dan zakt alles in elkaar. Ja, je botten houden je overeind.

Er zijn geen aanhechtingsplaatsen meer voor spieren; je bent een slappe zak geworden.

Een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

En Paulus zegt: die eerste Adam, dat waren we allemaal, dat is een levende ziel, een psyche.

Dat was de eerste Adam, je natuurlijke zijn, is een levende ziel. Maar, zegt hij, die laatste Adam, dat zijn we geworden, is een levendmakende geest.

Ik kijk dus tegen allemaal levendmakende geesten aan. Want wat uit de Geest geboren is, en dat ben je, is geestelijk.

Dus jij bent geen levende zièl meer, je bent een levendmakende geest.

Dat houdt heel wat in hoor! Jij kan dus levend maken.

En dat doe je door je woorden. Dat is zo’n groot verschil tussen een natuurlijk mens en een geestelijk mens.

Je hebt je natuurlijke zijn verloochend en je geestelijke wezen is opgestaan.

Het beukennootje heb je verloochend, dat is in de grond gezaaid en gestorven, en moet je eens kijken wat er uit komt!

Iets zóveelvoudigs als dat eerste beuken-nootje. Dat is onvoorstelbaar!

Je gaat dan het beeld dragen van de hemelse.

Het is ons ook niet te doen om de natuurlijke Jezus. Wat voor kleren Hij droeg…, of dat Hij een baardje had of niet…., of Hij sandalen droeg.

Ook naspeuringen daarnaar, hoe Hij er heeft uitgezien, interesseert mij helemaal niks.

Het gaat me om de geestelijke Jezus, wie Hij is, een levendmakende Geest.

Wat Hij aanraakte, kwam ook tot leven.

Ja, Hij maakte levend.

Dus voor je verdorde gebeente, voor je ziel, is het hartstikke belangrijk dat je geest uit z’n verslagen toestand opstaat!

Je voelt je verslagen, je wordt aangeraakt, je staat op, en het geeft leven aan je wezen. En met jouw leven, jouw geest wordt  levend, daar ga je leven mee verspreiden. Levend maken door het woord dat je hóórt. En dat hoor je van de Geest, en Die heeft het genomen uit Jezus. Hij zei: Hij neemt het uit het Mijne. En die kennis draagt Hij over.

Dat is nou werkelijk kennis, kennen, weten.

Dat is nog eens wijsheid; want jij spreekt ook niet uit jezelf, toch? Je spreekt gelijk je hóórt! En wat hoor je? Hoe is het met je gehoor?

Levend maken.

Het grote verschil met dieren is, dat wij kunnen denken, en zij niet.

In het Hebreeuws bestaat niet eens een werkwoord voor denken, dat bestaat helemaal niet, dat is zó abstract.

Wel: bedenken, en gedenken, overdenken, en aandenken.

Dat is veel concreter.

Maar ja, wat is dan dat denken? Het bestaat niet in het Hebreeuws.

Jouw geest is levend geworden, en dan ga je ook leven verspreiden. Dat is kennis hebben van de onzichtbare dingen.

Dat is ook nog eens wijsheid; mensen ergens op wijzen.

Jezus noemt je geest: je hart. Als Hij het heeft over hart en ziel en verstand, dan bedoelt Hij met hart je geest.

Tegenwoordig is het erg in om je hart te volgen. Nou, je doet maar, maar wie inspireert je hart?

Waar komt de inspiratie van je hart, van je geest vandaan? Waardoor laat je je leiden?

Als Gods Geest je inspireert, dan moet jij eens zien hoe jij opbloeit! Je ziel bloeit op.

In Jesaja staat: hun ziel zal zijn als een besproeide hof. Nou…., fantaseer er maar op los. Een besproeide tuin, wat daar allemaal groeit en bloeit, de kleuren, het licht, het vocht. En in die tuin mogen vertrouwelingen wandelen.

Alleen vertrouwelingen.

Ik heb er wel eens iemand in laten wandelen die het kapot trapte; van alles trapte hij kapot. Ja, ik vertrouwde die persoon, en die wás niet te vertrouwen.

Dat was verschrikkelijk.

Het heeft me ook wel heel wat gekost om daar weer bovenop te komen.  Van die vertrappers, met slechte bedoelingen, ze plukken.

Maar de besproeide hof die ik nu ben, daar mogen inderdaad vertrouwelingen wandelen en genieten.

Een besproeide hof, volop in bloei.

En het duister is verdreven; het is echt weg hoor. Ook de duistere gedachten zijn echt weg.

Ik weet niet of je het weet, maar na je dood, als je sterft, is het daar dan ooit weer nacht?

Ik denk het niet; nee, dat is zo’n prachtig Goddelijk licht waarin je wandelt, waarin je gelukkig bent.

 

Nu de laatste gedachte.

1 Cor. 13:7. Daar wordt over de liefde gesproken. Ze gelooft alles, ze hoopt alles, en als laatste: ze verdráágt alles.

Dat betekent niet dat je je verrot laat slaan door je huwelijkspartner, en dat je dan zegt: ‘ja, de liefde verdraagt alles…’. Allemaal blauwe plekken…. Dat is toch verschrikkelijk!

Voor dat woord verdragen staan in het woordenboek wel tien/twaalf betekenissen. Heel merkwaardig. Het betekent ontzaggelijk veel, ze hebben er eentje gekozen: verdragen.

Verdragen is ook dulden, het woord ‘geduld’ komt van ‘dulden. Dat is ook verdragen.

Het betekent ook standhouden. Ze houdt stand; ondanks alles blijft die liefde standhouden.

Maar de mooiste betekenis die ik in het woordenboek vond, dat was: in het land blijven.

De liefde blijft in het land.

Kijk, die emigreert niet, die smeert hem niet; die blijft in het land, en dat is natuurlijk het land van God, in het Koninkrijk van God.

Blijf dus in dat Koninkrijk. Blijf in de hemel. Blijf daar waar Hij woont.

Man en vrouw wonen toch samen? Tenminste, je weet het tegenwoordig niet allemaal meer…., maar man en vrouw wonen samen.

Waar woont Jezus? Wij wonen samen met Hem! Hij zegt ook heel simpel: blijf in Mij zoals Ik in jullie.

We wonen samen in dat schitterende Koninkrijk. Want Hij is je Man. En wij zijn Zijn vrouw.

Daar is nog veel over te zeggen, maar het is wel iets héél moois, dat we samen-wonen met Hem.

De kunst is dus: In het land blijven.

Val er niet uit.

Amen.

 

Vader, Uw gedachten zijn zo hoog, zo boven het natuurlijke verheven; en wat is het heerlijk om die gedachten te overdenken, te koesteren; bij U te zijn in de Geest, en de dingen te bedenken die U altijd al bedacht heeft, en dat ze langzamerhand geopenbaard worden.

Ik bid U ook voor ons gehoor, dat we horen wat de Geest, die in ons woont, zegt. Dat ons gehoor daar goed op afgestemd raakt, zodat we de dingen Gods kunnen gaan zeggen, en de woorden kunnen gaan noemen waarin leven en licht zit.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 04-08-2013

 

 

Engelen (Centrale Bijbelstudie Assen Duurt 13-11-2013)

Engelen

Zullen we eerst bidden?

Vader, leidt ons in Uw gedachtewereld. Die is zó mooi, zo onvoorstelbaar mooi.

Ik bid U dat we voetje voor voetje onze weg, Uw weg, kunnen vinden.

Amen.

 

Ik wil het vanavond eens over de engelen-wereld hebben, want daar zijn er nogal wat van. Maar je ziet ze niet, want ze behoren tot de geestenwereld.

God heeft ze geschapen, geesten.

In den beginne schiep God de hemel, dus in die hemel heeft hij die wezens bedacht, maar ze moesten wel wat te doen hebben natuurlijk.

In Colossenzen 1:16 staat er over Jezus: en in Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemel en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare.

Dan noemt hij eerst de onzichtbare dingen: tronen, heerschappijen, overheden en machten. Daar worden geen boze geesten mee bedoeld, daar worden engelen mee bedoeld.

Tronen, heerschappijen, overheden…., er staat in het Grieks het woordje arche, dat betekent ons woord aards; oer, begin.

En machten zijn autoriteiten.

Dat zijn dus allemaal engelen die Hij geschapen heeft, met diverse functies.

Engelen hebben allemaal een verschillende functie. Er is ook een enorme rangorde in de engelenwereld.

Zoals je die ook hebt in de wereld van de boze geesten. Daar is ook een rangorde.

Het woord ‘engel’ is gewoon gemaakt van het Griekse woord ‘angelo’; het Hebreeuwse woord is ‘malak’. Dat vind je nog een beetje terug in de naam van Maleachi. Malak betekent in beide gevallen gewoon ‘boodschapper’.

Nu even goed nadenken: een bood-schapper spreekt nièt uit zichzelf, hij wordt gezonden mèt een boodschap, mèt een gedachte, mèt een woord. En hij wórdt gezonden, dus is er ook iemand die die engel zendt, die die engel stuurt.

Nou maakt God altijd gebruik van engelen, altijd! Zijn stem is vaak de stem van een engel.

Als Abraham bezoek krijgt van een paar kerels, dan blijken dat engelen te zijn (Gen.18), verkleed als gewone burgers.

Ja, dat is een verschijningsvorm.

Engelen worden wel eens afgebeeld met vleugels, maar lang niet altijd zo, vleugel betekent alleen maar dat ze dus in die onzichtbare wereld rondgaan.

Maar ze kunnen zich ook verkleden als gewonen mensen. En sommigen van ons hebben wel eens een engel in burger ontmoet.

Als Mozes door de woestijn zwerft met z’n schapen, dan staat er ineens een braam-struik in lichterlaaie, maar dat was een engel, en hij spreekt namens God.

Een engel is hem verschenen, zegt Stefanus, en Mozes zou ook voortaan er op uitgaan met de macht van dié engel.

Dus de macht van die engel zorgde voor Mozes en voor dat volk, mèt z’n onder-geschikten. Want het stikt van de engelen hoor!

En ook op de Sinaï, waar iedereen denkt dat God met zijn vinger in de rots zit te peuteren, wat helemaal niet waar is; de woorden die gesproken werden, zijn door een engel uitgesproken. Dat staat in de Handelingen 7:38.

Want Stefanus wist wel wat hoor.

In vers 38 staat: Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinaï.

Dus een engel heeft de woorden Gods aan Mozes verteld.

In vers 53 staat: Jullie hebben de wet ontvangen, zegt Stefanus, op beschikking van engelen.

Engelen hebben een zeer aktieve rol hoor. Ook bij de verkondiging van het Woord.

Maar ze spreken niet uit zichzelf; dat kunnen ze ook niet, want ze kennen het geheim wat wij hebben met God, niet. Daar begeren ze een blik in te slaan, zegt Petrus.

Engelen zijn dienende geesten. Wie dienen ze dan?

Je kunt zeggen: ze dienen God, maar ze staan ook ons ten dienste; want de engelen die God dienen, staan óns ten dienste. Het zijn onze assistenten.

En er is een rangorde.

Even iets over die rangorde.

Daar wordt ook weer het woordje ‘arche’ gebruikt. Dat betekent altijd: ‘oer-oud’. vanaf het begin.

Denk aan archief, archivaris, archeologie.

We kennen maar een paar aartsengelen. Bij name kennen we Michaël en Gabriël. En de apokriefe boeken gooien er nog een paar tegenaan; de bekendste daarvan is Rafaël.

Laten we het maar even op drie houden:

Gabriël, Michaël en Rafaël.

Maar die namen zijn niet zo belangrijk, want anders gaan de mensenkinderen hún kind naar een engel noemen.

Hoeveel kinderen heten wel niet Michel, naar Michaël,  ja, dat is een puur Hebreeuwse naam voor een engel. En hij heeft die naam.

Maar dat zijn aartsengelen.

Daniël 12:1. Daar staat een stukje dat ook weer herhaald wordt in Openbaringen.

Even goed lezen!

Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; er komt een tijd van grote benauwd-heid, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op dien tijd toe. En in die tijd ontkomen we.

Dat staat ook helemaal in Openbaringen.

En Jezus waarschuwt ook voor die enorme verdrukking die over de aarde komt. Maar Michaël staat op, de grote vorst.

Vorst betekent: ‘voorste’; hij voert zijn troepen dus aan, want dit zijn strijdende engelen. Er komt oorlog in de hemel; en laat het werkelijke oorlog voeren maar aan de engelen over, dat hoeven wij niet, want het zijn engelen die ons ten dienste staan.

Vorst is voorste, en boven een vorst staat een koning. Ja, en wat zingen wij? Wij zijn koningskinderen. Wij worden ook koningen.

Dus als je je dat eens bewust wordt: verdraaid, het koningschap heeft God weggelegd voor degenen die Hem dienen! Dan wordt het tijd dat die zonen, want hij staat de zonen terzijde, dat die zonen óók opstaan.

Eerst staan de zonen op, zij zien die engelen, die tot hun beschikking staan, en die porren hen aan tot de strijd.

Daar is veel over te denken, maar ze staan óns terzijde, want God heeft de mens bóven de engelen geplaatst.

Dat is een grondwet.

Want God heeft geen gemeenschap met engelen, maar wel met mensenkinderen.

of liever gezegd: Gods kinderen, die door Hem verwekt zijn.

Engelen zijn hier te vinden, bij ons, bij de gemeente, en ze staan ons terzijde, het zijn onze assistenten, en ze wachten eigenlijk totdat wij het initiatief nemen.

Dus dat verruimt je blik in de hemel.

Je bent bezig met hemelse dingen, dus ook met engelen; gedachten Gods.

Want: Uw wil geschiede…, wie voert die wil uit? Dat is een goeie vraag hè?

Wie voert die wil van God uit? Dat doen niet de engelen, tenzij ze een bevel krijgen, een opdracht. Dán gaan ze strijden.

Kijk eens naar 1 Tim. 3:16, daar staat het volgende, dat is een lied over de gods-vrucht; dat gaat dan vooral over Jezus, maar ook over ons.

Dat is waarschijnlijk een lied geweest dat de gemeente, waar Timotheüs was, zong.

Want Paulus haalt dat lied aan.

Dan staat er: Die heeft Zich geopenbaard in het vlees…. Dan denk je natuurlijk in de eerste plaats aan Jezus. Het Woord is vlees geworden. Maar wat gebeurt er nu?

Vandaag? Dat woord is weer bezig in ons geopenbaard te worden. Het wordt wéér vlees in ons menselijk bestaan.

God wil zo graag dat Zijn hemelse waarheid geopenbaard wordt op aarde door mensenkinderen.

…. is gerechtvaardigd door de Geest, en nou komt het zinnetje: is verschenen aan de engelen. Dus door je wedergeboorte, en je bent opgegroeid, begin je lang-zamerhand om je heen te kijken, en je denkt: hé, wij verschijnen aan engelen.

Terwijl miljoenen mensen het leuk zouden vinden als een engel aan hèn verscheen;

en ze dan kunnen zeggen: joh, ik heb een engel gezien…., nou èn!

Het is een assistent. Wij verschijnen aan de engelen.

Want die staan te wachten op werk.

Dus niet andersom. De engelen gaan vanuit de gemeente aan het werk, en niet ergens anders vandaan.

Want waar woont God? In Zijn huis, en dat zijn wij. En dus vanuit dat huis beginnen de dingen zich te ontwikkelen en te verspreiden.

Dat geeft een hele nieuwe dimensie aan je bestaan nu.

Jullie kennen allemaal het verhaal van Jacob  (Gen. 28).

Hij gaat hier overnachten, legt een steen neer, en hij droomt dan over een ladder waarvan de top tot aan, staat er in de bijbel, maar je kunt net zo goed lezen: tot in de hemel reikte, en engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder.

Voor dat woordje ‘daarlangs’ staat in het Hebreeuws ‘op hem’; en ‘op hem’ kan die ladder zijn, maar dat kan ook Jacob zijn. 

Dus neerdalen en opstijgen van engelen.

En de Heer stond bovenaan.

Nou, zegt Jacob in vers 17, dit is het huis van God,  dit is de poort van de hemel! Ik noem deze plek Bethel, huis van God.

En in zekere zin zijn wij ook Bethel. Dat is wel heel zeker, huis van God. Daar woont Hij. Dát is wonderlijk!

En wie haakt in op dat stuk over die belevenis van Jacob? Daar haakt Jezus op in.

Hij zegt in Johannes 1:52 tegen Nathanaël: Voorwaar, Ik zeg jullie, jullie zullen de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen.

Wat voor nut heeft dat nou? Engelen die op je neerdalen, en engelen die weer van je opstijgen. Want Jezus heeft ook over óns geprofeteerd. Niet alleen over die ene Zoon, maar ook over de zonen.

Opstijgen en neerdalen.

Ik heb Klaas Goverts een keer horen zeggen of geschreven: het lijkt wel een soort helikoptervliegveld.

Die helikopters dalen, en ze stijgen weer.

Die krijgen dus opdrachten, want ze dalen neer, ze ontvangen een opdracht, en ze stijgen weer op om hun werk te doen in de hemelse gewesten.

Ze krijgen dus opdrachten. Opstijgen en neerdalen. Ze ontvangen de instructies uit de gedachtenwereld van God. En de gedachtenwereld van God is datgene wat wij ons nu eigen maken.

Gods gedachten overwegen, overdenken. Niet eindeloos met jezelf bezig zijn, laat ik het nog maar eens zeggen, maar met de gedachten van God; dan komt het met jou vanzelf goed.

Zo breng je engelen tot hun bestemming.

Ze wachten op onze opdrachten. En wat zeg je dan?

Kijk eens naar Psalm 103:20. Daar staat het helemaal verdekt opgesteld.

Looft de Heer, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert,

Dus het woord komt van God, en dat volbrengen zij. En dan staat er weer achter: luisterend naar de klank van zijn woord.

In de Naardense bijbel staat: luisterend naar de stem…. Gods stem.

Ja, dan zoekt God monden om te spreken. En die monden zijn wij! Dat zijn de gelovigen. En dié spreken. En die engelen luisteren naar de klank van Gods stem.

Ze horen het en zeggen: hé, dat is Gods stem die wat zegt. Dan ga ik dat doen!

Dus God plaatste de mens boven de engelen hoor! Die engelen begeren een blik te slaan in het geheimenis wat wij delen met de Vader, en dat is een groot en een diep geheim. En die engelen willen dat graag zien en die willen daarvan horen, want de heilige Geest komt nooit in een engel.

De heilige Geest is alleen bedoeld voor wedergeboren mensen; dus ze dienen ons.

En wat te denken van al die profeten uit het oude verbond? Die hebben over óns geprofeteerd. En dan staat er: zelfs de profeten hebben ons gediend.

Dus dat hele oude testament staat vol met dienaars, dienaars van de gemeente van Jezus Christus, waar Jezus zijn geheim in ontwikkelt.

Ja, dat is wonderlijk mooi.

Nu even wat praktisch: je kan dus engelen opdrachten geven, een taak. Ja, hoe doe je dat?

Het handigste lijkt mij om de taal van de engelen te spreken.

In 1 Cor. 13:1 zegt Paulus: al ware het dat ik met de talen van mensen èn engelen sprak…

Dus je hebt mensentalen èn je hebt engelentalen. Dat noemen wij vaak het spraken in tongen.

Het punt is, of je weet wat je zegt, of ratel je zomaar eens een eind weg…., zonder te begrijpen waar het over gaat. Zo deed ik het in het begin. Ik rommelde maar wat aan. Ik begreep totaal niet waar het over ging.

Langzamerhand beginnen de gedachten duidelijker te worden als je zeer bewust…, ja, er staat tongen, maar er staat gewoon ‘talen’ hoor, het spreken in talen, als je zeer bewust in die talen spreekt, dan komen er gedachten in je; dan vormen er zich gedachten Gods in je.

En langzamerhand krijgen die gestalte.

Je kan het ook omkeren; dat je zegt: ik wil eigenlijk dat of dat zeggen, maar ik heb er de woorden niet voor, ik zeg het gewoon in die engelentaal. Daar zeg ik de gedachten die ik nú heb. En die kun je zeggen, die kun je noemen. En engelen verstaan het.

Misschien geef je wel een opdracht tot bescherming van deze en gene. Nou, dat horen die engelen en ze gaan beschermen. In het natuurlijke, maar het kan ook in het geestelijke.

Ze kunnen dus beschermen.

Jezus sprak ook in tongen, want Hij was gedoopt met de Geest. En toen Hij na Zijn eerste preek in Nazareth ging zitten, en toen ze Hem tien minuten later van de rotsen af wilden gooien, zal Hij best in die engelentaal gesproken hebben, terwijl ze Hem beet hadden. Hij zal gevraagd hebben om engelen die Hem beschermen en voor Hem strijden. En dat deden ze!

Bij die rots gekomen, draait Hij zich om en loopt gewoon weg. Ze beschermen Hem, en dat wist Hij ook.

Want na de verzoeking in de woestijn, wat Hij echt in z’n dooie eentje heeft moeten doen, kwamen er engelen, en die dienden Hem.  Ze wisten Wie ze konden dienen.

Of als je zegent. Ja…., benedictus, zeggen de Latinisten, de mensen die Latijn kennen, dat betekent letterlijk: ‘iets goeds zeggen’. En vervloeken is maladictus, dat is iets slechts zeggen.

Dus als ik over iemand praat…, zeg dan iets goeds, of zeg iets goeds tégen iemand; zeg iets moois.

Zegen, zegt Jezus, nooit vervloeken.

Maar ik kan er ook een engel naar toe sturen als die een beetje ver weg is.

Dan stuur je er een engel heen, en maak hem dat en dat maar duidelijk, nou, hij aan het werk!

Als je zou vervloeken, dan stuur je er een boze geest heen, dat deed Paulus wel eens, en iemand sloeg ter plekke blind.

Ja, het gebeurde; wat Paulus zei, dat gebeurde.

Je kunt zegenen en vervloeken.

Je kan ook bidden, spreken dat de engelen deuren openen in je omgeving. Dat je mogelijkheden ziet om zoekers te vinden. Want er zijn een hoop zoekers in de wereld hoor! Erg veel. En hoe zullen ze het vinden?

Dan kunnen engelen wegen maken, wegen openen.

Gerard du Breuil heeft een poos geleden een droom gehad, en in die droom zaten we in een gebouw als dit, en op een gegeven moment klapten de wanden naar beneden en stond hij helemaal in de vrije natuur.

Daarover nagedacht; die mensen in die club stonden niet op, die duwden die wanden niet weg, die bleven gewoon zitten waar ze zaten. Ze gingen er niet op uit; ze bleven waar ze zaten.

Dus de engelen hebben die wanden weg geduwd. En we bleven zitten. We gingen er niet op uit.

En wat gebeurt er? Van heinde en ver kwamen er mensen aangelopen die hun versleten spulletjes inleverden voor betere en nieuwere.

Een prachtige droom.

Mensen met versleten, achterhaalde gedachten over God, over de mens, over zichzelf.

Ze kwamen hier en ze kregen er splinter-nieuwe gedachten voor terug.

Dus wat moest die club, die daar zat, doen? Gewoon bij elkaar blijven! Tja, dat is het hele eiereneten, ze komen wel.

Bidt maar dat die wanden weggaan.

Zeg het maar dat ze wegen openen, zodat we mensen kunnen bereiken. Dat zou prachtig zijn. Zet de engelen maar aan het werk!

In het begin gaat dat natuurlijk stuntelig en stumperig, dat geeft allemaal niks, ze snappen wel wat jij bedoelt.

Een aparte categorie engelen wordt ook genoemd in de bijbel, die zijn nogal hoog geplaatst. Dat zijn de cherubs.

Daar heb je misschien wel eens van gehoord. Dat is een Hebreeuws woord, de cherubiem.

Cherub betekent: ‘glansverschijning’. 

 

Wanneer er voor het eerst sprake is van cherubs is dat in Genesis 3:24.

Nadat Adam gezondigd heeft stelde Hij ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.

Ja, wat had God nou tegen Adam gezegd? In Gen. 2:15 staat:

De Here God nam de mens en plaatste hem – letterlijk staat er: liet hem rust vinden – in de hof van Eden.

Dat ‘plaatste hem’ klinkt nogal zakelijk. Maar Hij liet hem rúst vinden, om haar

– dat is die hof – te bewerken en te bewaren.

Voor ‘bewerken’ staat er ‘awoda’, dat is gewoon verzorgen, beheren.

En bewaren, de hof bewaren, betekent, volgens een heel oud commentaar: ‘wilde dieren op afstand houden’.

Wilde dieren zijn dus boze geesten.

Dát had Adam moeten doen: ‘Jongen, hier is je tuin, verzorg hem en bewaar hem. Maar Adam liet verstek gaan. Hij heeft de hof niet bewaakt. En de boom des Levens stond daar nog.

Nou, denkt God, als de duivel die ook nog weet in te palmen…., dat mag niet gebeuren, dus Hij zet daar cherubs neer om die weg naar die boom, die weg naar de Christus, te bewaren, te bewaken. Want die weg moest bewaard blijven voor de mens, uiteindelijk. Zodat zij die weg naar de boom des Levens zou kunnen vinden, en van die vrucht gaan eten. En dat doen wij.

Maar die andere boom staat er nog vlak bij. Nog steeds; hij is nog steeds niet gerooid. Dat kreng staat er nog.

De boom des Levens is een beeld van de Christus, en de boom des doods, er staat ‘van goed en kwaad’, maar dat is natuurlijk een leugen, want er zit niets goeds aan die boom. Hij schijnt goed, maar hij is zó kwaad en zó slecht. Hij lijkt nl. op de boom des Levens.

Maar dat kreng staat er nog steeds, dus de mogelijkheid bestaat dat, als je eerst op de goeie weg bent geweest, dat je daar toch weer van afdwaalt. Die kans heeft elk mens, want de verleidingen zijn groot.

Adam moest de hof bewaken, dat deed hij niet. Nou, dan maar wat cherubs.

Cherubs zijn heel vaak afgebeeld als wandversieringen in de tempel en op de gordijnen.

In de tempel van Salomo waren allemaal cherubs, palmbomen, cherubs, palm-bomen langs die hele wand.

Wat doe je dan met het gebod: gij zult u geen beeld maken, noch enige gelijkenis van hetgeen boven in de hemel is…, en cherubs dan? Die had je toch? Dus dat waren gelijkenissen.

Maar dat is het gebod niet. Je kunt wel een gelijkenis maken, een foto, of een beeld…, maar, zegt God, je moet je er niet voor buigen; je moet je er niet voor knielen.

Je moet nooit engelen aanbidden. Nou, dat gebeurt wereldwijd, zó verschrikkelijk veel.

Engelen aanbidden…., nou nou nou…

Dat is niet normaal meer. Het is zo duister als de pest.

Engelen aanbidden…., dat is erg hoor!

Die cherubs overal symboliseren de aanwezigheid van God; dát beelden ze eigenlijk uit. Op verscheidene plaatsen in het oude testament staat dat God op cherubs rijdt; tussen de cherubs woont.

Die cherubs wonen dicht bij God, één en al glans. Ze dragen Gods verschijning.

Op de Ark des Verbonds stonden twee cherubs met gespreide vleugels, en in de schaduw van die vleugels was het deksel van die ark.

Wat er in die ark zat, zagen ze niet. Ze wisten natuurlijk wel wat, maar het geheim wat God heeft met de Zijnen, dat kennen zij niet. Net als een vrijgezel die niet weet wat gehuwd zijn betekent, die dat niet kent.

Die gemeenschap die je hebt met de Vader door de heilige Geest, kennen ze niet; al zijn ze er wel nieuwsgierig naar.

Maar ze bedekken die Ark des Verbonds met hun vleugels.

En God sprak altijd van tussen de cherubs op die ark. Nou ja, Hij zocht daar geen plekje, maar dat was natuurlijk de stem van een engel, want dié spreken.

Sommige engelen hebben ook heel veel macht.

Als je het boek Openbaringen leest…., tjonge jonge, wat hebben ze dáár een aktieve rol, onvoorstelbaar!

Grote engelen, kleine engelen, stralende engelen, juichende engelen, strijdende engelen. Van alles komt er voor in de Openbaringen.

Wat doen ze dan? Nou, grofweg komt het hier op neer dat ze altijd bezig zijn goed en kwaad te scheiden.

Vandaar dat de strijdende engelen een zwaard hebben. Een zwaard brengt scheiding aan tussen goed en kwaad, en zij doen dat.

Als Jezus de gelijkenis vertelt van het onkruid en de tarwe, wie scheidde het onkruid van de tarwe? De engelen! Dat hoef jij niet te doen, je zou het koren kunnen vertrappen als je er tussendoor banjert.

Zij plukken het onkruid er tussen vandaan, binden het in bossen en het wordt verbrand.

Wat gebruiken ze voor dat binden? Ik weet niet of je mensen vroeger wel eens hebt bezig gezien om het koren te oogsten, toen er nog geen touw was, ze gebruikten toen de korenaren zelf. Dus ze sloegen een paar korenaren er omheen, even draaien en vast.

Dat wil dus zeggen dat er één, twee of drie van die aren zijn, die de leiding nemen en daar bossen van maakt. Valse profeten. En ze scheiden ook goed en kwaad van elkaar.

Matth. 13:47 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee…(Nou, je ziet het vóór je. De zee is een beeld van de volkeren,) …dat allerlei bijeenbrengt. Als het vol is, halen ze het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goeie in vaten, het ondeugdelijke knikkeren ze weg. Zo zal het gaan bij de voleinding, de voltooiing van de wereld, zegt Jezus. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der recht-vaardigen af te zonderen.

Dát doen die engelen. Ze zijn altijd bezig met scheiding aanbrengen tussen goed en kwaad. En daar komen ze achter omdat wij weten wat het verschil is tussen goed en kwaad.

Als jij kwade dingen bedenkt, gaan engelen bij je vandaan, want daar kunnen ze zich niet in vinden.

Als je goede dingen bedenkt, dan komen ze dichter bij je. Er zitten nu een heleboel hier.

Dus dat sleepnet duidt het wel aan. Er komt in dat sleepnet van alles boven-drijven, en de engelen gaan dat rustig scheiden.

Er zijn ook mensen die engelen zijn gaan aanbidden. Hoeveel ansichtkaarten er ook wel niet zijn met engelen erop, van die klokken met engeltjes, van die bolle baby’s met die idiote vleugeltjes, en een toetertje aan de mond. De raarste voorstellingen van engelen zijn er.

Nou geeft dat niks, maar als je er voor gaat knielen en bidden, en je gaat ze aanroepen, dan ben je gruwelijk verkeerd bezig.

Engelen zijn niet om te aanbidden.

Je hébt een engel! Je hebt een eigen persoonlijke engel.

De engel die bij Jezus hoorde, was Gabriël, en die is daar nòg, want Hij zegt in Openbaringen: Zie, Ik zend u Mijn engel.

Je eigen engel blijft altijd bij je. Ook na je dood. Het maakt allemaal niks uit. Die hóórt bij je. Ja, dat is leuk toch. Ik heb wel eens wat tegen hem gezegd.

En elke gemeente heeft een engel. Die heeft zovele engelen, er zitten zovelen om ons heen, je ziet ze niet, maar daarom zijn ze er wel.

Want Johannes krijgt ook opdrachten: schrijf aan de engel der gemeente te…

De gemeente Kampen heeft ook een eigen engel, en die heeft engelen onder zich.

Daar moeten we best wel eens goed rekening mee houden hoor.

Maar ze mogen dus geen gemeenschap met je hebben; je mag er ook geen gemeenschap mee zoeken. Dat is verboden voor een engel. Zij mogen ook onderling geen gemeenschap hebben; ze huwen niet.

Boze geesten storen zich daar niet aan, die dwingen een mens tot gemeenschap. Die breken in, die randen aan.

Dwingen je tot gemeenschap en dan doe je dingen die jij niet wil.

Je wilt het helemaal niet…, maar je doet het toch, zegt Paulus. Dan ben je een ellendig mens hoor; en je wil juist iets goeds en dat lukt je weer niet.

Als je in zo’n dilemma verkeert, en dat is verschrikkelijk, dan kun je bevrijd worden.

Je kunt bevrijd worden van een boze geest. Soms is dat een langdurige strijd, dat weet ik ook allemaal, een hele lang-durige strijd, maar het kán, want het goede wat je wil, dat blijft; en het kwade, wat je doet en wat je niet wil, dat verdwijnt uit-eindelijk.

Ook bij die strijd, het uitdrijven, het er uitgooien van boze geesten, helpen engelen ook. Die hielpen Jezus, en ze helpen ons ook.

Strijden jullie maar, want jullie luisteren naar de klank van Gods stem, nou, hier hoor je die stem, ga je gang!

Want als God ons verlost van de boze, hoe doet Hij dat dan? Hoe moet Hij dat dan doen? Daar moet Hij toch mensen voor hebben? Daar moet Hij koningen voor hebben, heren moet Hij hebben.

Dán kan het gebeuren.

Paulus zegt in Efeze: want wij strijden niet tegen vlees en bloed, maar tegen overheden, machten en wereld-beheersers,(daar heb je ze weer, want er staat achter: van de duisternis.

Héé…, en God heeft ze geschapen….(?), nee, nee, nee, niet om te heersen….., de boze geesten in de hemelse gewesten zijn nooit door God geschapen. God heeft alleen maar engelen geschapen, en daarna zijn ze aangetast door de boze.

En hoe nou het kwaad in de boze kon ontstaan, is voor mij een raadsel, maar het kon, het is gebeurd.

Jezus noemde hem de vader van de leugen. Dus hij is verwekt door satan.

Maar er staat: tegen overheden…, daar strijden we tegen.

En toen kwamen de Gereformeerden in de tweede wereldoorlog tot een gruwelijke keus, en ik heb ook altijd gedacht dat dat zo was.

In Romeinen 13:1 staat: Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. En toen zaten ze in de penarie, want de Duitser werd de overheid, en daar moet je je maar aan onderwerpen.

Dan staat er nog achter: er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God gesteld.

Dan zak je toch in elkaar als je dat leest?

Wil je zonder vrees voor de overheid zijn, doe het goede; nou, dat deed je dus niet altijd.

Het is nodig om je te onderwerpen, en daarom betaal je ook belasting, zegt Paulus.

Onderwerpen aan de overheid die boven je gesteld is. Hoe heeft God dat van den beginne bedacht?

Nou, dat Hij de planeet aarde maakte, de hemel schiep, en de aarde van die hemel een beeld werd. Dat heeft zo lang geduurd, maar het is een prachtige schepping geweest.

Wat voor opdracht hadden de engelen?

Zij hadden de opdracht om die aarde te beheren; om over de volkeren te regeren, ze te helpen, ze te sturen en ze te leiden met de regering.

En dat zijn allemaal vorsten. Dus al die engelen hadden duidelijk een opdracht voor die aarde en voor die mensen die daarop zouden gaan wonen.

Tussen twee haakjes: je zou haast denken dat Adam en Eva maar twee kinderen hadden, maar dat was natuurlijk ook niet het geval, ze hadden veel meer kinderen.

Want waarom bouwt Kaïn een stad, en voor wie? Voor z’n eentje?

Er zitten nog zoveel raadsels, maar we hoeven ze niet op te lossen; maar ik geloof dat ze veel en veel meer kinderen hadden. Want God zei: Ja, je komt nou onder de vloek, dat is verschrikkelijk, je gaat nou ook kinderen baren met smart.

Natuurlijk wist Eva wel wat kinderen baren was, maar het gaat je nu pijn kosten.

Maar dit is een fantasietje van mezelf, je mag het ook best aan de kant schuiven.

Maar de engelen hadden de opdracht om daarover te regeren, de helpende hand te bieden.

En wat is er gebeurd na de zondeval?

Toen zijn die koninklijke vorsten, engelen, verdreven door andere vorsten uit het rijk der duisternis. En nou heeft elk land boven zich een gruwelijke vorst staan; Daniël spreekt daarover.

Als hij bidt, dan duurde het nogal lang, want de vorst van het rijk van Perzië stond voor Michaël.

Die koninklijke engelen waren verdwenen, Gods engelen waren verdwenen, en die boze engelen kwamen daarvoor in de plaats. Nou, dat ging steeds verder en steeds verder, op het laatst ligt de hele wereld in het duister.

Ik heb wel eens een beeld gehad, veertig jaar geleden, ik zie het nog haarscherp, en het was maar een fractie van een seconde; ik heb hem indertijd nog aan br. v.d. Brink verteld. Er was een aarde die helemaal was ingepakt in donkere wolken; je zag die hele aarde niet meer.

Ingepakt door de boze! Totaal!

En er was een héél klein wit wolkje boven die donkere wolken, en die zakte heel langzaam naar beneden. En op het moment dat hij die rand van die donkere wolken raakte, weken daar de wolken uiteen. Jaha, dat hele kleine onnozele wolkje, maar die was wel wit, en de rest was zwart, en die daalde neer. En de bedoeling is dat hij dwars door die ellendige laag gaat, en op aarde daalt, en dan hebben we de zogenoemde wederkomst.

Ik heb dat beeld nooit losgelaten!

Het heeft me toen ontroerd. Ik weet nog de plek waar het was, op de fiets, net toen ik een bocht omging; toen ik zuchtte: Heer, hoe moet het nou toch verder? En toen kreeg ik dat beeld.

Ik ben het nooit ontrouw geworden; en ik blijf er in geloven dat wij neerdalen. Van boven, want daar zijn we geboren, naar de aarde, zodat wij, in het vlees verschenen, de heerlijkheid van Christus kunnen openbaren.

Het is wel een dikke laag wolken, maar we komen er gewoon door, naar beneden. In zo’n onverstoorbaar tempo naar beneden.

Prachtig!!

Maar wat wij nu hier lazen over die overheden, daar zaten de gereformeerden mee, die moet je gehoorzamen; daar mag je niet tegen liegen, of weet ik veel wat…., het beroerde is dat ze niet door hebben gehad dat een vuile overheid een boze overheid is, een wereldbeheerser, een kreng.

Er waren er ook die zeiden, nou, dat Nazi-rijk van de Duitsers is ook echt helemaal op de duisternis gebaseerd geweest. Het was hartstikke occult hoor.

Ik zie er wel eens een filmpje van, maar dat hele rijk  is zó occult geweest. Ze hadden er allemaal waarzeggers en sterrenwichelaars bij; zo sterk dat Sir Winston Churchil aan z’n eigen sterren-man vroeg: ‘wat zou de sterrenman van Hitler tegen hem gezegd hebben?’

Ja, zo zit je dan te roeren in de duisternis. Een bende is het.

Ook allemaal occulte toestanden, fakkels en bezweringen en samenkomsten, vooral ’s nachts. Geen wonder dat het ‘nacht en nevel’ heet.

Dus de originele vorsten zijn verdreven door de boze geesten. En wat doe jij?

Nou, jij wil dié weer verdrijven, – want Daniël bad totdat dat kreng weg was – om die mensen te redden, want daartoe zijn we geroepen. Om de mensen onder het bewind van de boze vandaan te halen.

Dus als je in talen bidt, in talen der engelen, denk dan aan zulke dingen, dan ben je hartstikke bewust bezig in de hemel hoor.

We hebben het nou toch over de duivel.

We zoeken dan even Ezechiël 28 op.

De duivel noemen we maar voor het gemak Lucifer. En Lucifer betekent letterlijk lichtdrager.

Hij presenteert zich nl. als een engel des lichts. En de duivel weet ongelooflijk veel.

Daar ben je een zandkorrel bij hoor. Hij weet zóveel, want hij is één van de eerste engelen geweest, die geschapen is door God. Een Archangel, een Aartsengel. Hij was zó belangrijk!

In Ezech. 28:1 gaat het in vers 1 over een mensenkind: omdat je hart hoogmoedig geworden is en jij zegt: ik ben een god…

In de Statenvertaling staat: ik zit in Gods stoel.

Moet je nagaan, een mens die zegt: ik zit in Gods stoel, een godenwoning bewoon ik…

Ja, dat gaat over een mens. Nou, ik ken maar één mens die van zichzelf zegt dat hij god is, en dat is de antichrist. Die zegt dat van zichzelf, hij showt er ook mee.

Er staat zelfs achter, in vers 3: wijzer dan Daniël….,  nou, dat is veel. Geen geheim is voor jou verborgen…. Ja, hij weet ontzettend veel.

Hoe komt hij aan die kennis? Dat heeft hij gekregen van de duivel, dat staat in Openbaringen.

Als de duivel op het strand van de zee staat, dan roept hij dat reptiel op, die geest, en hij geeft hem al z’n macht, zodat hijzelf helemaal geen macht meer heeft, die geeft hij aan dat beest, en dat beest klimt in een mens, een groep mensen.

 

Maar nou gaat het even over de duivel.

Dat is vers 12: Volmaakt ben je van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. Nou, mooier kan niet.

In Eden was je, in Gods hof.

Daar was jij, en je had een taak, vers 14: een beschuttende cherub. Daar heb je hem weer.

Adam en Eva hadden bescherming nodig, want de duivel bestond en de dood bestond ook al. Ten dage dat je van die rotboom eet, ga je dood, ga  je geestelijk dood.

Dus die ellende bestond allemaal al. En die cherub moest daarvoor beschermen met z’n vleugels; dat staat er ook: met uitgespreide vleugels.

In de Statenvertaling staat zelfs gezalfde.

Nou kan dat niet; hij kan niet de heilige Geest ontvangen hebben, die ontvangt een engel  niet; maar hij was wel gezalfd met een speciale opdracht.

Zalven is ook een opdracht.

Vers 13: In Eden was je, Gods hof, aller-hande edelgesteente overdekte u, en dan komen er allemaal edelstenen…, van goud was het werkstuk, waarin ze waren gevat.

Als je die edelstenen allemaal leest, dan vind je ze weer terug in de bijbel. Want de hogepriester had ze ook, dezelfde stenen, op een plaat op z’n borst, de efod, daar zaten alle 12 stenen in. Elke stam een edelsteen. Op z’n schouders had hij ook nog 2 stenen.

Dezelfde stenen dus als de hogepriester, nou, wat voor taak had de boze dan wel niet, toen hij nog goed was?

Daar valt over te denken.

Vers 14: Ik had je een plek gegeven, je was op de berg der goden…, dat is in de hemel,  wandelend temidden van vlammende stenen.

De Statenvertaling zegt: stenen des vuurs.

Het kunnen de Serafim geweest zijn, alle engelen. Het krioelde daar van de engelen. Maar er staat ook in vers 15: je was onberispelijk in je wandel vanaf de dag dat je geschapen werd.

God heeft met zoveel plezier die engel gemaakt, een oer-engel, ja, totdat….

er werd onrecht in je gevonden.

Ik denk, maar goed, ik lever het graag in, dat het puur jaloezie geweest is.

Jaloezie van de boze, want God had een ander wezen in gedachten, hoger dan engelen, zwakker dan engelen, maar hoger. Onuitsprekelijk teer, en dat wezen noemde hij ‘mens’, en Lucifer keek naar de mens, en hij keek eens naar God; en hij kreeg de opdracht van God: bescherm dat wezentje.

Moet ik al mijn macht en kracht en heerlijkheid ten dienste stellen van een mensje?

Ik denk dat toen de jaloezie ontstaan is in hem. Ja, nijd, en dan gaat hij geweld gebruiken.

Ik ga even terug naar dat allereerste stukje: Volmaakt zijt gij van gestalte.

Er zijn een heleboel vertalingen voor wat wij hier nou gelezen hebben.

Ook verschillend.

Volmaakt van gestalte; een andere vertaling zegt: ‘je bent een zegel van gelijkenis’, een print van de oermaat.

Je bent een afdruk van de oermaat.

Een andere zegt: ‘je bent de verzegelaar van het kapitaal. Wat is nou het kapitaal van God?

Zijn grootste kapitaal is toch de mens. Nou, zegt God, verzegel dat! Bewaar het! Gewoon bewaren, dat was z’n opdracht. Bewaar de mens.

Anderen hebben het zelfs over de oermaat; verzegel de oermaat; dus in de mens zit uiteindelijk de oermaat van God. Het is verschrikkelijk wat de duivel dus uitgespookt heeft. Zó sluw, zó listig heeft hij Eva verleid…, ja, je kan niet zeggen dat ze dom was, maar Adam had haar natuurlijk wel moeten waarschuwen voor die boom. Maar ja, zij eet, en dan geeft ze ook Adam. In plaats van dat hij weigert…, maar als hij zou weigeren, zou hij z’n vrouw verliezen, want de zonde maakt scheiding.

Dus voor dat dilemma stond hij, en toen heeft hij ook maar gegeten.

En toen zijn ze samen verdreven uit die paradijselijke staat.

Er is zelfs een vertaling dat zegt: het werk uwer trommelen en fluiten was bij u.

Bij de duivel was het werk van trommels en fluiten. De King James heeft het nog over tamboerijnen.

Muziek! En als er eentje gigantisch muzikaal is, dan is het de duivel.

Ik doe een zender bij ons op de tv aan, Family 7, sommigen weten het al wel, wat je daar ziet aan muziek en gedans van kleine kinderen, in aanbidding…, ze weten niet eens waar het over gaat.

Ze staan te dansen, handen omhoog, en raken in trance, allemaal bij de muziek. Praise heet dat.

En er wordt tegenwoordig wat afgepraisd.

In het kleinste gehucht in Engeland, waar wij eens een keer kampeerden, hing een bordje aan een boom: Praise-dienst. Ik heb het over tien jaar terug.

Ik zei: nu al, hier? Dat is als een olievlek door de geestelijke wereld gegaan.

Danken, loven en prijzen; dat zit er in.

En vooral met meeslepende muziek.

De muziek moet natuurlijk wel goed zijn, die moet je ook opjagen, zodat je in een bepaalde sfeer komt, daar moet je ook voor zorgen, je moet in die sfeer zien te komen.

Daniël 3. Nebukadnezar bouwt een beeld, een knoert van een gouden beeld, in een vlakte, 60 el hoog, een knots hoor.

En wat doet hij? Nou, dat beeld moet ingewijd worden.

Dan staat er in vers 4: een heraut riep met luider stem: Aldus wordt u bevolen…, je moet! Je moet, dat is de ellende.

Volken, natiën en talen… Nou, dat zijn er veel in die tijd!

Al die onderworpen volken: jullie moeten en zullen het beeld aanbidden. En als je het niet doet, dan ga je er aan!

Nou, dat is een voorafbeelding van wat er in Openbaringen plaatsvindt.

Je moet allemaal het teken van het beest hebben, je moet hem aanbidden, en als je het niet doet, dan ga je er aan.

Het teken van het beest is de doop met zijn geest hoor.

En wat staat er achter? Zodra gij hoort het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei muziekinstrumenten;

dus er ging een golf van muziek door al die volkeren die daar staan, en ze krijgen het bevel om te knielen. Werp je ter aarde en aanbidt.

En zo gauw die geluiden kwamen, komen ze in de stemming, ze beginnen te bewegen en ze vallen ter aarde en ze aanbidden dat beeld.

In Openbaringen staat: de hele aarde liep er met verbazing achteraan.

De hele aarde! Dat zijn er veel hoor.

De afschuw van Babel brengt het hele volk in een roes. Ja, doe mee…!

En wie gebruikt het woord ‘roes’ in het nieuwe testament? Jezus, heb je dat nooit gelezen?

Dat staat in Lucas 21:34: Zie toe op jezelf dat je hart nooit bezwaard wordt door roes en dronkenschap.

Ik heb wel eens gevraagd aan iemand die naar zulke samenkomsten ging, met een hoop gespring, gezwaai en gejubel en gedans, en halleluja, en maar aanbidden… Sommigen hebben een speciale ‘bediening’, dat noemen ze de dan ‘aanbiddingsbediening’, met gitaren en zo…

Waar ben je toch mee bezig met al dat lawaai….

Toen heb ik gevraagd: hoe voel je je een dag later? Hij keek me aan.

Ik zei: had je een kater? Ja, zei hij. Ik zeg: zó! Dan heb jij in een roes gezeten.

Je hebt een kater. En als je een kater hebt, wat doe je dan? Dan ga je wéér! Je wil constant die roes; dat wil je beleven, ja, halleluja…

Het is treurig hoor, dronken van blijdschap, daverende praisediensten.

Ik heb ergens nog een tekst bij geschreven, daar profeteert God dat daar nog eens een eind aan komt.

Hij zegt: Ik maak een eind aan jullie geklank van je liederen, het geluid van je citers zal niet langer worden gehoord.

Anders kijk je maar naar helemaal aan het eind van de bijbel, Openbaringen 18:22.

Een sterke engel nam een steen op als een grote molensteen (en die zinkt) en wierp hem in de zee en zei: zó zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit meer gevonden worden.

En wat staat er achter?

Geen stem van citerspelers en zangers, van fluitspelers of bazuinblazers zal meer in u gehoord worden.

Einde muziek, althans dié muziek, die de mensen in een roes bracht en ze in Babel hield. Want Babel is de valse stad hoor. De grote tegenhanger van het hemelse Jeruzalem. Een knoert van een stad, en er wordt niks meer gevonden.

Geen lamplicht meer, want je hebt door je toverij alle volkeren verleid.

Vóór je het weet, word je meegesleept.

‘Doe toch mee man’…., vooral als broeders en zusters dat zeggen, ja toch?

Het is toverij!

Ik stop met Romeinen 8:19.

Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping…, dat is veel hoor…. Dat zijn alle levende mensen, dat zijn alle dode mensen; die wachten ook.

Dat zijn ook de engelen, die wachten ook. Waarop? Op het openbaar worden van ons; dat we geopenbaard worden!

Dan kunnen de engelen aan het werk, dan krijgen de gestorvenen weer hoop, en dan krijgen de levenden ook hoop.

Als ze tenminste het evangelie horen.

Ons evangelie durf ik wel te zeggen.

Ze wachten…., en zo gauw wij een beetje openbaar worden, dan gaan wij verder met de herschepping. Zó zie ik het.

Jezus is begonnen, maar het is allemaal in elkaar geslagen.

In de loop der eeuwen zijn er een paar keer oplevingen geweest, hier en daar in de wereld. En het zakte weer in elkaar.

De heilige Geest is weg gebonsjourd, de doop is vervangen door kinderdoop, heiligenverering, engelenverering, een bende is het geworden in de geestelijke wereld, en daarom is het zo’n zoektocht voor ons om precies op die smalle weg te blijven.

Want we worden een keer openbaar. Dat houden we verborgen in ons mens-zijn, dat schreeuw je niet van de daken.

Maar ze wachten wel op de openbaring, ja, en dan begint die herschepping weer wat vorm te krijgen, de kansen.

Het wachten is dus op die zonen. Het is een proces.

 

Wij zingen wel: wij zijn een nieuwe schepping, maar ik denk dat je beter kunt zingen: wij wórden een nieuwe schepping.

We zitten in een wordingsproces. Dat is prachtig! Het groeit. Het begint te bloeien.

Dan gaat het niet alleen om het beeld…, het gaat om de gelijkenis!

In het Hebreeuws staat voor gelijkenis een ander woord dan voor beeld.

Dus ‘laat ons mensen maken naar Ons beeld…’,ja, een mens lijkt ergens een beetje op God. Maar een gelijkenis…, ja, de eerste was Jezus. Dát was een gelijkenis Gods.

En nu gaan wij, met z’n allen, mensen maken naar Zijn gelijkenis. Dat is mooi, dat doe je bij elkaar. Mensen maken!

Dus niet eindeloos bezig zijn met het mens-zijn, maar dat de mens Gods tevoorschijn komt, die nieuwe mens die God bedoeld heeft. Dat die tevoorschijn komt. Daar is het wachten op!

Maar we leren het wel.

Amen.

 

Centrale Bijbelstudie

Duurt Sikkens d.d. 13-11-2013

 

 

Een volk van priesters (Duurt 29-07-2007)

Een volk van priesters Exodus 19:5-6

 

Het woord Exodus betekent: uittocht, een mooiere betekenis is: ‘uitweg’. Dat is wat dichterbij je en dat spreekt ook meer aan.

B.v. : ik zie een uitweg. Maar daar gaat het nu niet over. Kijk eens naar vers 5 en 6: Nu dan, zegt God, als je aandachtig naar Mij luistert en Mijn verbond bewaart, dan zul je uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de hele aarde behoort Mij. En jullie zullen Mij een koninkrijk van priesters zijn, een heilig volk.

Dit moest Mozes tegen de Israëlieten zeggen. Wat valt je nu op in deze verzen? Wanneer ben je een koninkrijk van priesters? Als je luistert! Kunnen wij dat? En het verbond bewaren. Dàn pas ben je een koninkrijk van priesters. Trouwens een mooie uitdrukking: een koninkrijk dat bestaat uit priesters. We zingen dat zó gemakkelijk.

Ik wil het vanmorgen eens over dat priesterschap hebben. Petrus noemt het en haalt deze tekst aan, en in Openbaring wordt het vier keer met nadruk gezegd tegen de hele gemeente.

Dus: ‘indien’, dàn ben je een koninkrijk van priesters, en het geldt hier voor dat héle volk. Dat hebben de meeste kerken totaal verkeerd uitgelegd, want het gaat hier over een heel volk van priesters. Allemaal hebben ze die functie. Dus niet een hele  speciale groep, of de zogenoemde priesterkasten. Ook niet een speciale broederraad die een priesterlijke functie heeft. Of een priesterteam. Noem maar op. In de septuagint staat hier iets heel aparts, nl. ‘jullie zijn een volk Mij ten eigendom’. In de verschillende vertalingen wordt gesproken over: een heel apart volk, in de dubbele betekenis van het woord, nl: een eigenaardig volk. Dat klopt, want wij hebben onze eigen aard. En een apart gesteld volk. En waarom is dat volk apart gesteld? Nou, zegt God, dan kunnen jullie op de aarde tot zegen zijn. Dat is mijn plan.

Het Hebreeuwse woord voor priester is: Cohen. (Je zal burgemeester zijn en Cohen heten). Maar je moet eigenlijk zeggen: coheen, en dat is gemaakt van het werkwoord staan. En zo wordt het woord priester gewoon vertaald met:     ‘die voor God staat’. Dat geldt voor mannen en voor vrouwen. De vraag is dus: wat doe je daar? Het Griekse woord voor priester betekent ‘iemand die heilige handelingen verricht’.  Nou, als ik dat soms zie bij bepaalde kerken…..Wat een poespas! Die ceremoniën, die liturgieën, die voorgekauwde gebeden uit boeken voorgelezen. Speciale kleding, want je moet je toch als priester onderscheiden van het normale volk, niet waar?

Het is zó verworden, net zo erg als in de dagen van Jezus. Hij had ook met speciale priestergroepen te maken, waarin Zijn grootste tegenstanders zaten.

Je kon tot priester gewijd worden. Daar zijn ze in het Oude Testament mee begonnen. Priesterwijding. En het is grappig dat in het Hebreeuws een uitdrukking bestaat voor priesterwijding, wat betekent: ‘de hand vullen’. Priester-wijding moet je helemaal ontdoen van allerlei plechtige bezweringen. Het is gewoon ‘de hand vullen’. En mijn kinderhand is gauw gevuld. Daar ben ik zo blij mee. En hoe gebeurde dat? De kern zal ik noemen. Er werden 2 schapen geslacht, wat altijd wijst op het offer van Jezus, (er zitten 2 kanten aan, vandaar 2 schapen). En dàt staat dus centraal in je bediening, in je bezigheden, het offer van Jezus. Als je dat uit het evangelie haalt, dan haal je de kern uit je bestaan, de kern uit het evangelie. En die tijd gaan wij tegemoet, en Jezus heeft er voor gewaarschuwd. Hij zegt: ‘Als je ziet dat de verwoesting wordt opgericht in het hart van de tempel, dan is het mis. Daniël spreekt er ook over. Hij zegt: ‘Ja, het dagelijkse offer stopt. Als dat eeuwig geldige offer er uit is, dan hebben de mensen de kern uit het evangelie gehaald’.

Er werden dus 2 schapen geslacht. Dat bloed sprenkelden ze overal over,  maar ze hadden een schaaltje met bloed, en dan raakten ze daarmee van de mensen, die gewijd werden, de rechter oorlel aan, en de duim van de rechter hand, en de grote teen aan de rechter voet. Dat zijn mooie zinnebeeldige handelingen. Maar waarom alles rechts?

Als je het woord recht of rechts in het Engels vertaald betekent dat: ‘right’, dus ‘juist’. De rechte weg is de juiste weg. Maar waarom rechts? Nou, er staat een hele leuke uitdrukking, die ik wel eens een keer naar een politicus wil schrijven, in Prediker 10:2 staat: de geest van een wijze richt zich naar rechts, maar de geest van een dwaas naar links. Dat kun je beter niet in de tweede kamer zeggen.

Maar hier zit een diepe betekenis achter. De geest van een wijze richt zich naar rechts, dat betekent: ‘naar iets wat juist is. Het woord ‘wijs’ komt ook van het werk-woord: ‘wijzen’. Iemand de juiste richting wijzen. Waarom nou dat oor?  Dat is heel simpel, daarmee hoor je. Heb je oren om te horen? Geestelijke oren? En niet alleen naar God luisteren, als je het kunt. Maar ook wat de Geest in de gemeente zegt, wat je zo hoort. En kun je ook naar mensen luisteren? Sommigen kunnen dat echt niet. Die komen onmiddellijk met hún verhaal, de beruchte ‘me too button’. Kun je door de woorden van mensen heen luisteren?

De rechter duim slaat op je handelingen. Dus wat je doet. Die heilige handelingen. Het gaat ook over de ‘handelingen der apostelen’, en niet over hun gepreek en hun meditaties. Maar het gaat over wat ze gedaan hebben. Want preken kan iedereen wel.

En die grote teen? Dat is de bereidheid om het evangelie te vertellen. En wat heb je aan die voet? Ik vind het zo leuk dat Jezus zegt: ‘je hoeft geen portemonnee mee te nemen, maar wel sandalen. Waarom? Als je sandalen hebt, betekent dat, dat je een vrij mens bent. Want slaven liepen op blote voeten, daar kon je het aan zien. Laat maar zien dat je een vrij mens bent en geen slaaf meer.

Na de wijding werden die mensen gezalfd met olie. Er staat in Psalm 133: ‘op het hoofd’. Waarom nou op het hoofd? Het gaat over de gedachtenwereld, dat je doordrenkt raakt met de gedachtenwereld van God. En dat gebeurt niet in een week. Rijk worden in Gods gedachtenwereld is een langzaam proces. Je graait dat niet naar je toe maar je overweegt het, je overdenkt het en zo raak je langzamer-hand, ze zeggen: vervuld met Gods Geest, dat is ook zo’n uitdrukking, maar het betekent: vervuld raken van Gods gedachtenwereld. Anders kun je nooit de gedachtenwereld van de boze vermorzelen. Dus, het is een langzaam, maar prachtig proces. Wandelen doe je niet snel, want dan zie je niets meer van de omgeving. Dáárom word je met de Geest gedoopt. Je krijgt het levens-beginsel van God, heel klein, in je.

Ik heb gisteren een cartoon gemaakt van een hele grote stevige muur, en er staan allemaal woorden op: overwinning, blijdschap, sterkte, kracht…. Wat hebben we tegenwoordig nog meer voor kreten. Groot, groter, grootst, we kunnen alles! Woorden, woorden, woorden! Wat moet ik daarmee. En daarnaast heb ik een heel klein plantje getekend met nog maar 2 blaadjes, en daar heb ik onder ge-schreven: woordje! Dat is voor mij het verschil tussen Babel en Jeruzalem; tussen al dat geklets en het waarachtige leven, dat zich ontwikkelt in een kostbaar mens.

Aan priesters werd heel veel toevertrouwd nl. de tempelschatten. Hier zitten zoveel tempelschatten, dat is niet te geloven. Ja, zó kijkt God naar ons. Schatten van mensen, Mijn tempel. Dat kan Hij ook met je delen. De zorg die je aan elkaar besteedt, dan ben je goed bezig in de tempel. En een hoop mensen doen dat, dat weet ik. Heel veel in het verborgene, dat vind ik zo prachtig. Jezus noemt ze schatten. Hij noemt ze ook de geheimen van Mijn koninkrijk. Hij zegt: ‘Mijn Vader heeft het waard geacht om dit hele kleine groepje mensen de geheimen van Zich-zelf toe te vertrouwen, omdat zij Zijn geheim kunnen bewaren. Dat geheim bewaar je en dat laat je alleen zien aan mensen die je totaal vertrouwt.

Cohen, die voor God staat. Je kunt op twee manieren voor God staan, en de meesten kiezen voor de aanbidding. Eindeloze aanbidding. Ja, dat kun je wel doen, maar ik denk dat Mariet het niet leuk zou vinden als ik haar de hele dag zou aanbidden. Dat word je toch zat? Nee, doe eens gewoon. Maar voor aanbidden staat er in het Grieks ‘toe kussen’. Dat moet je natuurlijk ook niet de hele dag doen.

Maar tegenwoordig prijzen ze God weet ik waar naar toe, zo erg, denk ik wel eens, dat ze geen kontakt meer met Hem hebben. Ze raken helemaal in een roes.

Dat God op een gegeven moment zegt: oké, dat weet ik, maar draai je nu eens om priesters. Omdraaien? Ja! En je draait je om en wat zie je dan? De wereld in nood. Kijk dáár eens naar. Want dáártoe heb ik je geroepen om dáár eens naar te kijken. En je zult merken dat, als jij je toedraait naar die arme, zuchtende schepping, dat Ik achter je sta. Je staat nl. vóór God en Hij staat achter je, en dat vind ik nou zo mooi als priester: ‘die voor God staat’.

Dus priesters staan tussen God en wereld. Zo lief heeft nl. God de wereld, dat Hij – en nu geef ik er een draai aan –  Zijn eerst-geborenen geeft, opdat iedereen, die hen gelooft, eeuwig leven krijgt. Zodat Jezus niet de eerste en de enige is, maar dat wij, de eerstgeborenen, geroepen zijn om de schepping eeuwig leven te geven. Te voeden. Dát is nou jouw roeping. Dus hou op over een speciale roeping ergens in Nepal, nee, het is rondom je. Jezus is ook niet de hele wereld door gecrost. Hij zegt: Ik begin bij het moeilijkste punt, de kerk die tegen Me is.

Zo lief heeft God de wereld dat Hij jou geroepen heeft. En dan handel je, en je luistert, en je beweegt je voeten. Je loopt namens de Vader en de Zoon. In de Geest wandel je, dat is in Hun gezindheid. Je bent zó vol barmhartigheid. Daar ga je, weldoende.

Wij hebben die Geest ontvangen om de wereld te overtuigen van zonden, gerechtigheid en oordeel. Want er staat geschreven dat de Geest dat doet. Ja, maar als die Geest werkzaam is in jou, dan ben jij bezig om de wereld te overtuigen van zonde: ‘dat is zonde, en dit is de  gerechtigheid die wij prediken en de scheiding daartussen is het oordeel.

Dat doe jij! Dat zijn nou nog eens heilige handelingen zeg! Iemand vergeven, dat moet je eens doen. Maar ja, als je het tegen de verkeerde zegt, dan stoot je je neus. Stel dat je tegen iemand zegt, zoals Jezus dat ook nogal eens deed: ‘je zonden zijn je vergeven’. Dat zo iemand dan zegt: ‘Wat, hoezo zonde?’ Geef mijn portie maar aan fikkie. ‘Ik zondigen?’ Ik kan diegene dus niet overtuigen van zonden. Dat lukt me niet, dus dan houd ik mijn mond maar. Want tegenwoordig is haast niets meer zonde. Ze kletsen zich overal uit.

Vergeving van zonden. Biedt ze het maar aan. En als ze het opeten dan zeg je: ‘en de dood is ook overwonnen’. Jij vertelt ze dat. ‘Je gaat niet meer dood hoor!’

De denkwereld van de boze, die dit allemaal bedacht heeft, ga jij ontkrachten. Op goede gronden.

De priesters van toen wisten ook wat rein en onrein was. Dat zouden wij niet meer doen. Al die arme beesten die onrein ver-klaard werden. Er zijn mensen die daar nog aan vast zitten en geen varkensvlees eten.

Maar zij wisten wat rein en onrein was. Jij mag dus rein maken. ‘Jullie zijn rein’, zegt Jezus, ‘omdat Ik het zeg’. Zo! Die bevoegdheid heb jij gekregen dat je iemand rein mag verklaren. Mijn vrouw en ik hebben dat verscheidene keren gedaan, naar elkaar, maar ook naar mensen die vuil waren en zich smerig vonden. Verklaar ze maar rein namens je Vader. Dan moet jij eens kijken hoe iemand, die pas gewassen is, er uit ziet. Dat is zó mooi.

Maar ‘rein’ heeft nóg een betekenis. En daar moeten wij wel eens voor oppassen, nl. onvermengd, puur, dàt is het . Er is een ander woord voor onvermengd: ‘onvervalst’. Met wat voor leringen kun jij de leer, die wij hebben, nog vervalsen? Er zijn heel wat rare insluipsels. Ik ben nog steeds bezig om rare ideeën kwijt te raken. Maar dan moet ik eerst een beter idee hebben. Dan wordt het langzamer-hand steeds puurder. Ja, maffe ideeën heb ik gehad, van kind zijn af, maar ook in wat dan volle evangelie heet. Wat een rare ideeën waren er in geramd! Krijg je nou een beter idee, dan trap je die andere weg. Ja, wat er aan rare insluipsels in evangelische kringen zit…..dat wil je niet weten.

Wat deden de priesters nog meer? Zij onderwezen de Thora. Thora is niet zozeer ‘Wet’, het betekent: ‘onderwijzing, leren’. En wat leert ons de Thora? Die leert je, in wezen, te leven! Iemand leren leven! Dàt is wat? Dat is een uitlegging van de uitspraken van de profeten. Dáár hebben de profeten steeds ook op gewezen, en Mozes ook. In verband met de Geestesdoop zegt Jezus: ‘Toen opende Jezus hun verstand, zodat zij de schriften begrepen!’ De profeten zelf begrepen het niet wat ze zeiden. Dank zij de Geest, want dat is een leraar, een onderwijzer, begrijpen wij het wel, Hij leert  ons te leven!

O, nou snap ik wat er staat, wat mooi! Want in Psalm 119:130 staat: ‘Het openen van Uw woorden verspreid licht’. Een hoop mensen denken: ‘Als ik de bijbel opensla dan komt er a.h.w. licht vanuit het openen van Uw woorden’. Maar het openen van Uw woorden wil zeggen dat je achter de betekenis van woorden komt, en dan zeg je: ‘Ja, nu snap ik het’. En licht is altijd een beeld van liefde hoor!. Je komt achter de verborgen betekenis van woorden. In den beginne was het woord, en je komt langzamerhand achter de verborgen betekenis van dat schitterende woord. Want welk woord was dat? ‘Licht’. Dàt is het woord. ‘Licht’. En dat is het prachtigste beeld van liefde wat je bedenken kan.

Wij zijn lichtdragers oftewel liefhebbers. Jezus zegt: ‘Leer eens lief te hebben’. Het grote, alles vervullende gebod, – gebod betekent ‘aanbeveling’ – is: ‘Hebt elkaar lief’.  En blijer kun je de Heer niet maken. Je kunt preken wat je wil en kletsen wat je wil en zingen wat je wil, de voering uit je strot, maar Jezus zegt: ‘Maak Mijn blijdschap nou eens helemaal volmaakt door van elkaar te gaan houden’. En dat is nou alles.

Wat ik net noemde, wat je iemand aanbiedt, dat is de vergeving. Vergeven betekent letterlijk ‘weggooien’. Je vergeeft en het is weg. Je hoeft het niet te vergeten want het is wel gebeurt, maar het werkt niet meer. Net als met littekens, op het moment dat je een wond krijgt, doet het erg veel pijn. Op den duur wordt het een litteken, maar het doet geen pijn meer. Dus als ik ooit eens dood ga, dan weet ik best wat mij allemaal overkomen is in mijn aardse bestaan, mijn geheugen valt niet uit, maar het doet geen pijn meer.

Had Jezus littekens? Ja toch? Waarom heeft Hij ze niet weggetoverd in z’n handen en in z’n zij? Dat is toch ook een traumatische ervaring geweest? Snap je nou waarom Thomas dat wilde zien? Dat Jezus geen toverdokter was, maar een mens die geleden heeft, en daaruit, weliswaar met littekens, tevoorschijn is gekomen, en Zijn identiteit bewaart en vastgehouden heeft.

Vergeving, reiniging, en na de reiniging komt de verzoening. Verzoening met God. Dáár ga je vanuit. Hè, we zijn weer bij elkaar. Er is niets meer tussen ons. Dat betekent ‘verzoening’. Dat komt van het woord ‘zoen’.

Wie kent de uitdrukking ‘de zoen van Delft?’ Dat was vrede. Dat was een verbond dat werd getekend. Zoen betekent dus vrede. Je zoent elkaar niet als je niet van elkaar houdt. Als je dat tòch doet, dan verraad je elkaar.

Daarom zegt Jezus tegen Judas: ‘Verraad jij me met een kus?’ Snap je nu de verbazing van Jezus? Want Judas had ook even kunnen wijzen. Dus geef elkaar nooit een Judaskus.

Die verzoening met God, zodat er niets meer tussen zit, dan is God zo blij dat je weer bij Hem bent.

Maar nu komt nog een stap: ‘De verzoening met jezelf’. Daar kun je een hele preek over houden, maar ben ik met mijzelf verzoend? Vind ik het goed dat ik ben die ik ben, of had ik graag een ander willen zijn? Of beroemd willen zijn, of bekend. Heb ik nog eer van mensen nodig? Kijk mij eens, zo origineel zeg!….

Maar alle originele gedachten die ik heb, heb ik van een ander! Ik heb het allemaal geleerd van mijn Vader in de hemel. Echt waar. Als er iemand tegen mij zegt: ‘Goh, wat een mooie gedachte’, dan heb ik dat gekregen, heel simpel. Alles wat je geleerd hebt, heb je van een ander. Eén en één is twee, dat weet je nooit uit jezelf. Ik zeg dit maar, want sommigen doen net alsof ze iets heel origineels hebben.

Maar wees maar nooit een ander, want je komt jezelf tegen en dan moffel je jezelf weg, dat doe je toch niet? Verzoen je met jezelf. Het heeft lang geduurd voordat ik durfde te zeggen: ‘Ik ben Duurt Sikkens en het bevalt me best’. Jongeren hebben daar minder moeite mee, maar wij komen uit een andere denkperiode.

Priesters worden in de Openbaring ook oudsten genoemd. Van dat woord hebben ze ook al weer ambten gemaakt. Dat is toch zonde, want de hele gemeente bestaat uit oudsten! Wat is dàt dan voor een vogel, eh, voor een meneer of mevrouw?

Altijd wordt de gemeente van Jezus Christus bedoeld. Zij zijn niet namens de gemeente maar zij zijn de gemeente. De hele club bestaat uit priesters en oudsten. Want wanneer word je oudste? Het woord ‘oud’ komt van een werkwoord – je zou het niet willen geloven, maar het klopt precies – en dat betekent: ‘voeden’. Dus een ouder is een voeder. Een opvoeder. Dan ben je dat, tenminste, als je zelf opgevoed bent hoor. Want dat is natuurlijk wel een voorwaarde.

Een ‘ouder’ is dus een opvoeder, man en vrouw. Dus oudste is geen ambt, het is een bezigheid. Je bent eerst zelf opgevoed, en daarna kun je voeding geven. Eerst in de gemeente, daar leer je dat allemaal, en daarna naar buiten, om zo Zijn schepping te voeden, te verzorgen. En wat geef je ze dan? Je geeft ze dan levend water en hemels brood. Je zet de gemeente en alles wat daar buiten is, op water en brood. Dat zijn de levens-voorwaarden om te leven.

Maar sommigen doen toch raar. Die willen geen water, maar dat moet cola zijn en prik en breasers e.d. Er moet altijd wat toegevoegd worden aan die boodschap om het geweldig te maken. Om er iets speciaals, een kledingstuk b.v. aan toe te voegen zodat het lekker is.

Ik wil je wel vertellen dat als je een keer flink dorst heb gehad, dan wil je geen prik en geen breasers, maar dan wil je water. Helder water is zo lekker!  En brood is genoeg. Moet er nu allerlei soorten beleg op? Moet de dienst leuk gemaakt worden? Een opgeleukte kerkdienst? Houd er toch mee op.  Vroeger had je beatmissen in de roomse kerk. Men kwam dus voor die beatband. Niet voor die priester, die hield z’n preekje dan ook héél kort. Daar was geen bal aan.

Ach, Jezus had dat helemaal niet nodig. Dan geloof je nl. niet in de kracht van water en in de kracht van brood.

Oudste heeft niets met leeftijd te maken. Je kunt hele oude mensen hebben die hele domme opmerkingen maken, dat kan. Ik ben 69, maar ik ben nog steeds een jochie hoor. Echt waar. Zo beschouw ik mijzelf.  Dus het is niet: ‘hoe ouder hoe wijzer’. Echt niet hoor. Het is: ‘Hoe wijzer hoe meer je ouder bent’. Wordt eerst maar eens wijs, en groeiend in die wijsheid word je een ouder, die kan voeden.

Je staat dus, als man of vrouw, tussen God en de wereld in als priester. Je verricht je handelingen namens Jezus.

Als je alleen maar gemeentegericht bent, ontzettend introvert, alles voor de gemeente, dan ben je het doel uit het oog verloren. En dat is afschuwelijk. Dan word je een sekte: ‘ònze club’. Een beetje ziek is dat, dan krijg je inteelt. Je hebt dan nl. geen oor en geen oog meer voor de wereld.  Jezus zegt: ‘Ik heb je gezonden in de wereld, gelijk Mij de Vader zendt, zend ik ook jullie’. Ga de wereld maar in, voeding genoeg, vertel het ze maar.

Ik merkte ook in de liederenbundel dat er heel weinig liederen gericht zijn op het ‘naar buiten gaan’. De meeste zijn gericht op aanbidding, naar binnen, maar niet naar buiten toe.

Zoek ze maar op die het evangelie waard zijn, dan kun je tenminste wat geven. Dat zijn nl. de verloren schapen van Israël. Het zijn de verloren christenen, ik bedoel hiermee te zeggen dat God die mensen is kwijt geraakt. Of ze zijn Hem afgejat, of ze zijn verleid. Zoek ze maar weer op, zegt Jezus. Daar krijg je een neus voor hoor. Soms zie je het ineens. Je moet geen voorbede voor de wereld doen. Waar slaat dat op? Helpt dat trouwens? Jezus zegt heel simpel: ‘Voor de wereld bid Ik niet’. Maar waar bidt Hij dàn voor? Hij zegt: ‘Ik bid voor jullie dat je uitkijkt voor de verzoekingen, om naar links te gaan, als je snapt wat ik bedoel, en dat jij je geloof behoudt’. Niet dat dappere geloof zo van: ‘ik ben een held’. Nee, dat je blijft geloven in de kracht van het woord, en dat ben Ik. ‘Dat bid Ik voor jullie’, zegt Jezus, ‘dat jullie overeind blijven’. Voor de wereld bid ik niet, dat heeft helemaal geen zin.

Ja, zegt men, maar we hebben Maria, die doet toch voorbede. Ach dat arme mens. Dat heeft ze nog nooit gedaan. ‘Ja, we hebben speciaal heiligen, die doen ook voorbede’. Ook niet. Je hoeft ook niet tegen Jezus te zeggen: ‘Wilt U voor mij bij de Vader vragen of dat of dat gebeurt’. Jezus zegt hierover: ‘Dat hoef je niet meer te doen, de Vader Zèlf heeft je lief, vraag het Hem zelf, als je wat vragen wil’.

Doet de heilige Geest voorbede voor mij? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Ook zo’n vreemde uitleg. De heilige Geest woont in jou! Je staat met de rug naar God toe en dan moet jij eens kijken wat er gebeurt. Je hoeft daar ook niet al je overtuigingskracht achter te zetten.       Het woord overtuigt. Ga eens geloven in de kracht van het woord wat jij uitspreekt.

Hebreeën 1:3b zegt: ‘die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht’. Dat woord! Ga eens geloven in wat je zelf zegt, tenminste, namens Hem!

Daar heeft Jezus voor gebeden, dat we vasthouden wat we gekregen hebben, waar onze hand mee gevuld is.

Weet je welke apostel het woord ‘wereld’ het meeste noemt? Ik heb het eens geteld, het is Johannes in zijn evangelie. Ik telde zestig keer. Vandaar dat hij zichzelf ook oudste noemt in één van z’n briefjes. Hij dacht: ‘die wereld moet gevoed worden’.

Ik ben gekomen in de wereld om ….

Ik ben gezonden in de wereld om…..

Ik ben als een licht in de wereld gezet om…. Dat is mooi! Jezus zegt ergens: ‘om te behouden, om ze te helpen’.

Ik vind dat wel een leuke kreet voor het Leger des Heils. Ze zeggen daar: ‘Ik ben gered om te redden’. Anders zit je alleen maar aan zelfbevrediging te doen.

Maar gered om te redden is ook óns werk, al moet ik zeggen dat het overtuigen van zonde ons niet altijd in dank zal worden afgenomen. Echt niet. Jezus zegt: ‘ze zullen je haten, want ze hebben Mij ook gehaat’. Ergens anders zegt Hij: ‘Kijk uit voor de mensen’, en ‘Ik zend jullie als schapen onder wolven’. Nou nou! Noem je dàt een herder? Ze vreten me op! Nou, ze hèbben Jezus ook opgevreten hoor! Ze hèbben ook verscheidene apostelen opgevreten! Of niet? Denk eens aan de vervolgingen. Jezus zegt: ‘Je bent zo kwetsbaar als wat’.

Als ik naar vogeltjes kijk in de tuin, dan zie ik dat ze wat oppikken en daarna alsmaar om zich heen kijken. Geen gevaar meer? Weer wat pikken. Zij zijn altijd op hun hoede. Heel verstandig, van die vogeltjes kun je veel leren.

Maar dat is ons werk. Vertel ons evangelie maar. Sleep ze niet naar de gemeente in Kampen hoor, dat gesleep en getrek aan mensen. Niet doen hoor, breng ze het evangelie en dan mogen zij zelf beslissen of zij zich ergens bij aansluiten. Op de gekste plekken breng je dat evangelie. Jezus verloste een krankzinnige man, die vroeg of hij met Jezus mee mocht. Nee, zei Jezus, blijf maar, want het feit dat jij hier loopt is een levend getuigenis voor al die mensen die jou alleen maar als volkomen ‘knots’ hebben gekend, en nu ben je normaal. Als dàt geen getuigenis is? Jezus geloofde dat het wel goed komt met die man. Loslaten is een grotere kunst dan vasthouden. Dat weet je hè? Sleep ze hier dus niet heen, maar geef ze wat. Niet teveel de blik naar binnen richten maar naar buiten! Want als je zó bezig bent om de wereld van gedachten te doen veranderen, dan doe je dat vanuit God, vanuit de hemel.

Ons evangelie gaat van boven naar beneden en haalt de mensen van beneden naar boven. Het is een heerlijk evangelie, met je gezalfde gedachten-wereld, met je gezalfde oren, je ogen. Je leert weer kijken. Je handen en je voeten te gebruiken. Dàn ben je goed bezig, dan ben je een priester. Ik denk dat dan de barmhartigheid van God gestalte krijgt in jou.

Dat God zegt: ‘Tjonge, hoe kan ik de mensen laten merken dat Ik goed ben’.

Dan zoekt hij kinderen, dat betekent ‘degenen die uit Hem gekomen zijn’; Die uit Zijn gedachtenwereld tevoorschijn zijn gekomen.

Maar we zijn toch ‘koningen?!!’ Man, hou je mond, ik wou dat je het in je daden en in je gedachten was. Want het woord ‘koning’ is afgeleid van het woord ‘kind’. Onthoud dat maar goed. Wéér wat geleerd.

‘God, wie bent U?’ O, zegt God, kijk maar naar Mijn kinderen. Vraag het ze maar.

Ken je die reclame van: “Ik zoek de Rabobank?”.  ‘Ja, hier’. “Weet jij waar de Rabobank is?” ‘Ja, hier’.

Waar is God? Durf je het te zeggen: ja, hier. Dan ben je dus goed bezig. Dan heeft de barmhartigheid Gods in jou gestalte gekregen.

Het woord ‘barmhartigheid’, – het is goed om dat te overwegen, te keren en te wenden in je gedachten –  is vlees geworden. Het woord komt in jouw mens- zijn aan het licht. Ben jij een barmhartig mens? Ook naar jezelf?

Daarom zegt Jezus ook: ‘Volg Mij in Mijn handelingen, in Mijn werken. Je hebt nu lang genoeg gedanst en gezongen. Ga eens wat doen, dan ben je een priester!

 

Duurt Sikkens / 29-07-2007