Bewaak je hof 2019.07.14

Bewaak je hof

Ik heb een keer aan de hand van een beeld gesproken over genezing van de ziel. Ik had toen een visioen verteld dat er van alles scheef kan liggen of kapot kan zijn in je ziel.

Daar wil ik een beetje over doorgaan aan de hand van (Hoogl. 05:01a): Ik ben gekomen tot mijn hof, mijn zuster, bruid.

In het Hebreeuws staat er voor het woordje hof: ‘Gan’: In Genesis 2 wordt dat woord ‘Gan’ ook gebruikt: God maakte een hof. Dat is precies hetzelfde woord.

Later is dat woord door een Perzisch woord vervangen, en dat is het woord Paradijs geworden. Dat woord gebruikte Jezus ook als Hij aan het kruis hangt, Paradijs.

Het woord ‘tuin’ betekent letterlijk ook omheining, een afgesloten hof.

Maar het gaat hier over die ‘Ik’,  dat is de Christus, die een bruid zoekt.

“Hof”. Denk eens bijv. aan het woord ‘binnenhof’ of ‘buitenhof’, of binnenplaats. Het zijn allemaal hele mooie termen.

De vraag is nu: ‘hoe is het met jouw binnenhof? Jouw tuintje? Daar moet je maar eens goed over nadenken.

Er zijn tuintjes die er niet uitzien, echt niet. Een ander mag er nooit een blik in slaan. Er zijn beelden genoeg in de bijbel over die binnenplaats. Dat is je ziel, dat ben jij!

Over sommige tuinen kun je zeggen: ‘Dat is toch geen tuin meer’. Er groeien distels en dorens en allerlei grassen; het is een wildernis, een bende.

Een paar huizen verder bij ons woont een alleenstaande dame, en ze heeft een tuin die bedekt is met grijze tegels. Dat is geen tuin! En er groeit alleen maar gras tussen.

Ik stond er laatst naar te kijken, ze zei toen: wat sta je te doen? Nou, zeg ik, ik sta je tuin te bewonderen. Ze begon te lachen, nee, dat is helemaal niks!

Als die tuin er nou zó uitziet, dan verdient het die naam van ‘tuin’ ook niet.

Stel je voor dat je je ziel hebt toegedekt met allemaal grijze tegels, dan wil daar niks groeien of bloeien.

Of een ander heeft een keer door je tuin gebanjerd en de boel vertrapt. Dat is ook erg! Het zal maar gebeurd zijn in je leven, dat iemand inbrak en de boel vernielde.

In elke tuin hoort een bron te zijn, dat is de geest van de mens, daaruit zijn de oorsprongen van het leven, zeg de Spreukendichter. Werkt die bron nog?

Is hij verstopt of opgedroogd? Je levens-fontein? Want met je geest voed je je ziel, en geest en ziel horen bij elkaar.

Het is heel verdrietig als die levensbron opgedroogd is, of verstopt door allerlei teleurstellingen en verdriet, dat je zegt: ‘het leven hoeft van mij niet meer’.

Er zijn zo verschrikkelijk veel mensen op dit ogenblik die dit denken.

De duivel gaat als een razende tekeer, en die ruiters daveren op dit ogenblik door de hemel. Er zijn nu al meer zelfdodings-gevallen dan verkeersongelukken in Nederland. Je kunt dus nagaan hoeveel mensen het niet meer zien zitten.

En dan de Hof van Eden, die God schiep, en inrichtte voor een paar mensen.

Eden betekent trouwens: ‘gelukzaligheid’.

Geluk en zalig; en zalig betekent: ingelukkig.

Maar daar kwam ook een bezoeker die inbrak. Nou, zegt Jezus, dat is er één die alleen maar wil slachten, stelen en verdelgen. Zo’n gruwel is dat!

En wat kan hij mooi praten.

Het eerste woord wat hij gebruikte was het woord ‘God’. Ja ja!

Kijk uit voor mensen die God vóór in de mond hebben liggen!

Maar die rover wilde die mens hébben.

Hij gunt die mens niet aan God.

God had gezegd: ‘met die mens wil Ik omgaan’. Toen dacht de duivel: ‘dan pak ik die mens’. Hij was sterker dan de tuinman Adam. Het oudste beroep van de wereld is tuinman hoor, en niets anders.

Na de opstanding van Jezus was Maria in de hof, en ze dacht dat ze de tuinman zag.

Vind je dat niet leuk? Dus deze geest, de boze, was sterker dan de tuinman Adam. Hij moest de Hof bewerken, maar in het Hebreeuws staat daar het woord ‘dienen’, dat is veel mooier.

Hij kwam om de schepping te dienen. Dat is een hele mooie houding ten aanzien van alles wat groeit en bloeit.

Maar die boef roofde eigenlijk de wapenrusting van Adam en Eva.

Hun wapenrustig was het Woord van God. En God had gezegd: ‘Raak die boom niet aan, want ten dage dat je daarvan eet, zul je sterven’. (Gen. 02:17)

Jezus zegt daarover het volgende: Wanneer een goede, sterke en goed-gewapende man zijn eigen hof bewaakt, is zijn bezit in veiligheid. Maar wanneer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. (Luc. 11:21-22)

Over deze tekst wordt haast nooit  gepreekt. Maar hij is sterker geweest dan de wapenrusting van Adam. En hij rooft, en verdeelt de buit, en maakt alles kapot.

Ik denk dat Adam ook wit weggetrokken is van schrik, maar hij bedekte alles wat er gebeurd was. Maar de ziel van die mens wordt zó uiteen geslagen.

In één van de Psalmen bidt David een keer: Neig mijn hart en voeg het samen.

Zoek de onderdelen die bij elkaar horen, zodat dat weer een eenheid wordt. Dát wil Hij zo graag!

Hoeveel mensen zijn er in hun leven  verdeeld geraakt, die tegen de scherven van hun bestaan aankijken. Ja, je komt een hoop leed tegen hoor, een hoop verdriet. Men doet er aan wat men kan, maar het lukt niet altijd. En toch laat God een mens niet in de steek.

Dan wordt er eigenlijk aan je tuindeur geklopt. Je loopt naar de tuindeur en haalt de grendel er af, de deur van je hart. En wie staat daar? Eigenlijk de tuinman, de eigenaar staat daar, de Bruidegom.

Nu is aan jou de vraag: ‘durf je hem binnen te laten?’ Je hebt dus wel eens lui binnen gelaten die bij jou de boel vernield hebben. Of je bent overvallen, en er is je iets overkomen wat je niet gewild had, je hebt er een trauma aan overgehouden.

Wat kan er allemaal in je jeugd gebeurd zijn? Je hebt het misschien verstopt, maar durf je die Bruidegom binnen te laten?

Of, als hij daar heel bescheiden aan de deur staat, en je zwaait de deur open, en je ziet dat hij naar binnen kijkt, dat je je onmiddellijk verontschuldigd met: ‘wilt u niet op de rommel letten?’. Al het onkruid!

Eigenlijk klopt God daar aan, in de gedaante van een mens. En die eerste mens die bij je aanklopte, was Jezus!

Maar Jezus is ten hemel gevaren.

Dan zullen het andere mensen zijn die in de naam van de Vader bij jou aankloppen, want dáár gaat het om!

Dus eigenlijk klopt God aan in de gedaante van een mens.

In Matthéus 10 (Matt. 10:40) staat iets heel moois: Wie jou ontvangt, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt de Vader.

Dus zó zit dat in elkaar.

Als iemand bij je aanklopt, ontvang je dus eigenlijk Jezus, of nog beter, eigenlijk ontvang je God.

Er komt iemand naar je toe, een mens, in de gestalte van God. Hij vráágt, hij breekt niet in, maar hij vraagt: ‘mag ik bij jou binnenkomen? Mag ik je tuin eens zien?’

De kunst is om een vertrouweling in je leven toe te laten. Misschien heb je je wel eens vergist, dat kan, toch maar weer doen! Of ben je bang dat er ontzettend veel los komt in je leven. Er komt zoveel los….., het is een puinhoop!

Ik heb veel met die puinhopen te maken gehad in mijn leven. Ik was hoofd van een school voor zeer moeilijk opvoedbare jongens. Allemaal met een justitiële beschikking op die inrichting gekomen. Nou, als je die levens ook zag, en die dossiers las, dan rezen je haren ter berge wat hen was overkomen. Dan word je toch met ontferming bewogen.

Ik werd ook wel door hen bedonderd, liegen was hun eerste natuur, geen tweede.

Ik heb vanaf het begin tegen ze gezegd: ‘je kunt van me vinden wat je wil, sukkels, (dan begonnen ze te grijnzen), maar ik lieg niet tegen je, je zult me nooit op een leugen kunnen betrappen.’

Je moest ook hun taal spreken want anders geloven ze je toch niet.

Als je misschien bang bent dat alles los komt, dan denk ik: ‘wees er maar blij om dat het lós komt’.

Dat iemand zegt: ‘zal ik door jouw wildernis eens een pad banen?’.

Want daar heeft Jesaja over geprofeteerd.

‘In jouw wildernis wil Ik een paadje maken, daar beginnen we vast mee’

Maar ja, als je nou geen mens vertrouwt, en die zijn er, hoe moet je dan ooit leren dat jij wel betrouwbaar bent.

Het is een lange weg hoor, dat mensen zich aan jou kunnen toevertrouwen.

Laat de tuinman in je leven toe.

Hij wandelt daar wat rond, handen op de rug, en begint met wat te wieden. en wat onkruid er uit te halen.

Onkruid is iets wat niet in je tuin thuis hoort. Dan kijkt hij jou eens aan, en vraagt: ‘wat zullen we doen? Dat vraagt hij aan jou hoor! Zullen we samen die bron eens opzoeken? We zullen het heel voorzichtig doen en we nemen alle tijd.

Wat zullen we zaaien? Je kunt zaaien op de akker van je geest, schrijft Paulus.

Dat is niet de heilige Geest, wat in sommige vertalingen met een hoofdletter staat. Ik snap ook niet hoe je zou kunnen zaaien op de akker van de heilige Geest.

Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Maar op de akker van jouw geest, dat kan ik me wel voorstellen. En daar plant hij die zaadjes in. En je zoekt samen die bron weer op.

Er vielen ook een hoop dorre bladeren, die in het verleden zo veel invloed op je hebben gehad. Dat zijn dorre bladeren.

Die worden weg gehaald, zodat de monding van die bron zichtbaar wordt.

En als de bron is opgedroogd, dan boren we een nieuwe bron aan, want in elk mens zit de mogelijkheid tot het aanboren van een bron. Dat zit in elk mens. Een bron van water! En hoe komt dat? Omdat in elk mens  eeuwigheidsverlangen zit. Verlangen naar eeuwig leven.

Ik heb pas nog van iemand gehoord, die zei: ‘ik snap er niks van, jij hebt het altijd over dat eeuwige leven, maar daar is toch niks aan?’

Ja ha, maar ik heb het niet over de aarde!

Oké, maar dan toch….

Het was een gesprek van niks, maar hij kon zich het eeuwige leven ook niet voorstellen. ‘Moet je dan in de hemel op een stoel zitten en liedjes zingen?’

Ze hebben de raarste voorstellingen van die dingen.

Maar van binnenuit begint die bron weer te borrelen, en de heilige Geest verbindt Zich aan die bron in jouw bestaan. Hij verbindt Geest aan geest. En dan begint het leven weer te borrelen, een genezingsproces komt op gang. Dat gebeurt van binnenuit. Dus kijk uit voor mensen die je zomaar de handen opleggen, Je weet niet wat je dan naar binnen haalt? Niet doen dus!

Die fouten hebben we in het begin ook gemaakt. Mensen met een speciale zalving…..(?)

Genezing gebeurt van binnenuit, door de Geest. En dan van lieverlee komt jouw geest overeind, je zielenleven komt weer tot bloei, en je lichaam volgt vanzelf!

Je genezingsproces is begonnen, en wat heerlijk als alles aan het licht komt!

Alles wat je hebt verborgen, bedekt door sluiers van schaamte of van verdriet.

Laat die vertrouweling toe die alleen maar eerst luistert, en nooit veroordeelt, want dat doet Jezus ook niet, en God helemaal niet. Als dan alles aan het licht komt, word je wie je eigenlijk bent. Jezus heeft je zó lief, Hij is zo gek op je!

In Hooglied 2:13 staat:

Sta op, kom, mijn liefste, mijn schone, kom!

In het Hebreeuws staat er voor ‘kom’:

‘ga voor jezelf’. Je eigenste ‘zelf’.

Ga er voor, kom maar op! Sta op, en dan noemt Hij je ook nog ‘mijn liefste’, dat is de overtreffende trap, en mijn ‘schone’.

Dat is mooi hé? Dat je schoon wordt bevonden. Dat is toch heerlijk!

God geeft je je identiteit weer terug.

En wie ben je dan? Dan ben je! En als je  kunt zeggen: ‘ik ben’, dán begin je op God te lijken, want Hij zegt ook: ‘Ik ben’.

Als je je tuintje overziet, en je trekt vragend je wenkbrauwen op, je ziet het onkruid door de kieren heenkomen; je kijkt gewoon naar je eigen leven.

Durf dat maar eens! En in de nood leer je je vrienden kennen. Dán heb je broers en zusters, en die broer of zus die jou kent, en de liefde van God, heeft in Hem gestalte gekregen.

De gestalte Gods. In het Grieks staat er: ‘de vorm Gods’. Ik vind gestalte mooier.

En daar durf ik mij aan toe te vertrouwen.

De discipelen hebben zich ook toevertrouwd aan Jezus. En wij kunnen ons toevertrouwen aan de discipelen, aan Zijn volgelingen. En hier zitten volgelingen.

Jezus zocht ook steun. Hij werd een keer heel erg bang, z’n ziel werd ook ontroerd, terwijl hij net tegen de discipelen gezegd had: ‘uw ziel worde niet ontroerd’, even later werd Hij Zelf ontroerd.

Toen Hij bang werd, zocht Hij steun bij z’n Vader, en dus bij z’n vrienden.

Ik hoor het Hem zeggen: ‘blijven jullie hier en waak met Mij’. Blijf wakker. Ze vielen echter in slaap. Daar heeft de boze ook achter gezeten.

‘Waak met Mij’, maar ze hebben het niet gedaan. De tegenstander was te sterk.

Heel diep in je zit zo’n sterk verlangen naar liefde. Een verlangen naar bemind te worden. Iemand die naar jou kijkt en met ontroering vervuld raakt, omdat hij jou ziet en naar je verlangt en bij je wil zijn.

Een hunkering naar jou, het kan ook een schreeuw zijn hoor. En die wordt door God beantwoord in de gedaante van hemelse mensen, een mens Gods. Zij kunnen die roep beantwoorden. ‘Hier zijn we, voor jou!’

Hunkeren we nog naar die manier van ‘zijn’? Waarin iedereen veilig is bij jou, omdat je een liefdevol mens bent?

Vertrouw jezelf toe om een vertrouweling te wórden. En als je een vertrouweling bent, dan kan God ook dingen en mensen aan jou toevertrouwen.

Jezus bidt ook: Vader, de schapen die Gij mij gegeven hebt.

Dus het zijn schapen geweest die Hij aan Zijn Zoon gegeven heeft. Jezus zegt: ‘U hebt ze Mij gegeven, Mij toevertrouwt, Ik zal voor ze zorgen en over hen herderen.

De geheimenissen Gods worden dan ook aan jou toevertrouwd, want je kunt het áán! Niet alleen de zielsgeheimen hoor; maar ook de geheimenissen van het Koninkrijk van Zijn liefde.

Petrus heeft eens gezegd: ‘U weet dat ik U liefheb’. Jawel, ‘dat weet Ik, maar Ik hoor het zo graag’ zegt de bruidegom’.

Stel dat je alleen bij je huwelijksaanzoek zegt: ‘ik hou zielsveel van je’. En later in je leven wordt dit nooit meer herhaald.

Dat is kaal hoor.

Jezus hoorde het ook zo graag uit de mond van Petrus. Daarom vraagt Hij dat, zoals een man verlangt naar de liefde van zijn vrouw.

Heb elkaar lief zoals Jezus jóu liefheeft!

Besef je wel hoeveel Hij van je houdt?

Hoe diep dat zit bij Hem? Hij is zó gelukkig met je.

Dan lezen we nog in (Hoogl. 05:01): Ik ben gekomen tot mijn hof, mijn zuster, bruid.

Hij is gekomen, en dan noemt hij z’n zuster z’n bruid.

Eerst was het zijn zuster, en dan zijn bruid. En hoe is het nu? Mijn vrouw!

Ja, we zijn gehuwd door de Geest. We hebben gemeenschap met de Zoon.

Daarom vraagt Hij ook heel gewoon: Blijf in Mij gelijk Ik in jou.

Dat is nou alles! Dan zijn we in elkaar.

Ik stop met een dichtregel waar Hij vraagt aan jou:

Laat Mij jou zien, het zonlicht in jouw ogen. Dan zie je in Mij jouw lieflijke gezicht.

Dat is een doordenker, ‘laat me je zien’. Dat doe je dan met het zonlicht in jouw ogen. Waar kijk je naar? Dan zie je in Mij jouw lieflijke gezicht.

Amen.

 

Belial (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen. 12-11-2014)

Belial

 

Vader, dank U wel dat we bij elkaar zijn en zo langzamerhand Uw gedachtenwereld gaan ontwikkelen. Leidt ons door Uw Geest op die prachtige weg. En geef ons oren om te horen naar wat Uw Geest tegen ons zegt. Amen.

 

Ik wil het vanavond hebben over een naam, die zo’n 25 keer in het oude testament voorkomt, in het origineel, maar in de vertalingen maar 1 of 2 keer.

Dat is heel gek, maar die naam wordt eigenlijk niet genoemd. En die naam is Belial. Het is vaak onvertaald.

Maar wat hebben ze er dan voor in de plaats gezet? Het woord: ‘nuttelozen, waardelozen, nietswaardigen. Dat is niet zoveel soeps meer.

Daar worden dus mensen mee bedoeld. Mensen die kennelijk Belialskinderen zijn; dat zijn mensen.

Zelfs David, op z’n sterfbed, heeft daar een prachtige profetie over.

Zó schitterend. Dat gaat over de wording van de Christus, en ineens heeft hij het over die kinderen van verderf, Belials-kinderen. Die noemt hij in z’n laatste woorden.

In Psalm 18:5 staat bijvoorbeeld:

Banden des doods hadden mij omvangen, en stromen van verderf…..

In een andere vertaling staat: …stromen van ongoddelijke mensen.

Eigenlijk staat er Belials. Dat staat ook in de Statenvertaling.

Belials hadden mij te pakken, en dat heeft te maken met de dood; het gaat over stromen van het dodenrijk.

Nou, eerst die naam maar even uitleggen.

Beli betekent: zonder. Het tweede stukje van dat woord, dat is het woordje Beli-ool, en ool heeft verschillende betekenissen; het betekent waarde, we hadden het woord ‘waardeloos’ al, en het betekent ook ‘licht’.

Dus het is een verschrikkelijke boze geest; misschien staat hij wel naast de duivel, die door ons genoemd wordt: zonder licht.

Dan is het dus alleen maar duisternis.

Maar de beste vertaling van Beliool vind ik: zonder juk.

Nu heb ik het niet over een slavenjuk, en ook niet over een juk waar je melkemmers aan draagt; maar dat is het juk wat Jezus bedoelt, als Hij zegt: Mijn juk is zacht en mijn last is licht. Dan vorm je een gelijk span.

En je loopt met dat juk van Hem, met z’n tweeën, door het Koninkrijk der hemelen.

Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

Dus het zijn twee gelijkwaardige mensen die daar wandelen. In het Grieks zeggen ze: Beliar. Dat betekent letterlijk: Heer der lucht. Nou is de lucht het domein van de slang. De lucht, die de aarde bedekt, is het gebied van de boze. Hij wordt ook de overste van de macht der lucht genoemd.

Maar Belial is kennelijk de macht der lucht; misschien dat de duivel daar net nog boven staat. Maar het is een gruwel, die hele Belial. Daarmee wordt natuurlijk de satan bedoeld, maar die Belial is zo’n beetje één met de duivel. Hij wordt haast nooit genoemd, maar hij bestaat wel. Ze denken precies gelijk; zowel de duivel als Belial.

De duivel heet ‘satan’, maar het woord satan is een gewoon Hebreeuws woord; het betekent alleen maar tegenstander.

Ik heb zoveel tegenstanders, zegt David; dan bedoelt hij gewoon satans.

Dus het woord ‘satan’ is alleen maar ‘tegenstander’. Hij heeft wat tegen God.

Maar Paulus noemt Belial in één van z’n brieven aan de Corinthiërs. Want in de Joodse traditie bestaat die Belial wel hoor. en daar is Paulus helemaal in opgevoed. Hij wist er echt alles van, en heeft zich daar dan ook tegen verzet.

In 2 Cor. 6:14 zegt hij: Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met…..- en nou komt het – wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial?

Dáár heb je ze! Het is een geweldige tegenstelling; gerechtigheid tegenover wetteloosheid, licht tegenover duisternis, en Christus en Belial, en dát zet je aan het denken. Want Belial wordt hier tegenover de Christus gesteld. Niét de satan, maar Belial; één of ander monster. Dat is dus een antichristelijke geest.

En het woord anti betekent niet alleen tegen, anti betekent ook in plaats van…

Maar dat is in ons spraakgebruik ook zo.

Je hebt een president-kandidaat en je hebt een tegen-kandidaat. Nou heeft die ene kandidaat wel wat tegen die ander, maar hij bedoelt: ‘ik wil z’n plaatsvervanger zijn’.

Dus deze Belial wil de plaatsvervanger zijn van de Christus. Daar zit de kern van zijn denken.

Ze hebben jaren geleden de Dode Zee-rollen gevonden. Een herder, die een paar geiten kwijt was, vond ze. Hij smeet een paar stenen in een kloof, toen hoorde hij wat breken. Hij ging er op af en vond een paar kruiken waar de Dode Zeerollen in zaten. Geleerden  hebben zich daar allemaal op gestort, en van alles vertaald. Dat zijn prachtige boeken geworden.

Een stukje van die Dode Zeerollen is de oorlogsrol. Daar wordt een strijd beschreven. De strijd tussen de zonen van het licht tegenover de zonen der duisternis. Dus twee groepen in de eind-tijd, die tegenover elkaar staan.

Het gaat dus over mensen; zonen van het licht, en de kinderen der duisternis.

Denk maar aan de oeroude tegenstelling die God geschapen heeft  tussen de vrouw en de slang, gelukkig maar.

Hij dacht: die moeten nooit met elkaar in overeenstemming komen. Nooit!!

Weet je wat? Ik zet er vijandschap tussen. Dat is een prachtige daad van God geweest. Anders zou je totaal vermengd raken met iets duisters, en dat is het zaad van de vrouw en het zaad van de slang.

Het zaad van de vrouw zijn dus haar nakomelingen, dè vrouw, en de nakome-lingen van de slang. Die heeft ook kinderen. God heeft kinderen, maar de slang ook. Nooit vergeten hoor!

Je mag ze Belialskinderen noemen, maar het zijn wèl mensen.

En in die strijd, die oorlogsrol, staan de zonen van de duisternis onder leiding van Belial. Die wordt daar expliciet genoemd.

Belial is hun aanvoerder. Nou, kun je nagaan, als hij de aanvoerder is van de zonen der duisternis, door wat voor geest laten die zonen zich dan inspireren….?

Ondertussen sluit Belial ook nog een verbond, in die oorlogsrol. Hij sluit een verbond met Egypte. Egypte wordt in Openbaringen genoemd: ‘grote stad’. Dat is natuurlijk een geestelijke stad.        Zoals Babel een geestelijke stad is, en Jeruzalem een geestelijke stad, is Egypte dat ook. En Sodom en Gomorra.

Dat zijn allemaal geestelijke bolwerken van de boze.

Want waar is Jezus gekruisigd? Op de stad die geestelijk Egypte wordt genoemd. Die moesten Hem niet. Dood aan die rechtvaardige.

In Romeinen 1 gaat Paulus nogal flink van leer tegen de wetteloosheid.

Hij zegt daar: ‘je kan God wel doorzien met je verstand.. ..(21) Hoewel zij God kenden…, moet je nagaan, dat zijn dus mensen die God kènnen, zeggen ze.

Kennen! Dat gebeurt vaker in de bijbel dat mensen zeggen: ‘ik ken God’, en Jezus sluit op een gegeven moment de deur voor die mensen; en ze zeggen: we hebben in jouw naam geprofeerd en van alles gedaan… Nou, zegt Jezus, Ik kèn jullie niet! Dus hebben ze Hem ook nooit ècht gekend!  Ja, z’n Naam, z’n wonderen en de tekenen die Hij deed…., en profetiën, kom maar op…. Ja, maar je hebt Me niet gekend!

En hier staat het: Hoewel ze God kenden, hebben ze Hem niet als God verheerlijkt,

het is duister geworden in hun onverstandig hart.

En nou komt het: … ze zijn dwaas geworden, en ze hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door iets wat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens.

Dat is ook een doordenker. Even denken: ze hebben God vervangen door een beeld, en er een mens van gemaakt; en duidelijk staat in één van de oude profeten: Ik ben géén mens! Dat zegt God. Ik ben géén mens. Nee! Dus dat is wel een doordenker. Ja, vervangen door een schepsel. Dat kan ook van dieren zijn.

Ja, dat vervangen is eigenlijk de zonde van Sodom; maar daar is onze Heer ook gekruisigd. De stad die geestelijk Sodom genoemd wordt.

Jesaja zegt: het geestelijke Sodom…, raadt eens wat dat is? Nou, zegt hij: dat zijn jullie! Jullie, die zeggen dat je Jeruzalem bent. En hij gáát dan tekeer tegen de profeten van Jeruzalem.

‘Bestuurders van Sodom’, zegt hij. Nou, dat hebben ze hem niet in dank afgenomen.  Zo was die stad gekelderd. Het was niet meer het geestelijke centrum; het was een goed georganiseerde stad geworden, met allemaal profeten, hoge-priesters, hele families.., het werd allemaal aan elkaar overgedragen, eeuwenlang.

Eeuwenlang geofferd en een gedoe in die tempel….

De laatste profeet was Maleachi. Raadt eens hoe lang het geduurd heeft voordat er weer een profetie klonk? Vierhonderd jaar! Dat zijn dus vijf geslachten.

Vierhonderd jaar geen woord van boven!

Er waren geen profeten meer.

De eerste die z’n mond weer open deed om te profeteren was Simeon, en de vader van Johannes. Er waren nog maar een paar mensjes waar God nog kontakt mee kon hebben, Maria ook.

De tronk van Isaï was vrijwel afgehouwen.

Alleen uit de afgehouwen stronk van Isaï kwam nog één loot tevoorschijn; het aller-laatste. En die loot werd de Christus.

Maar God moest wel aansluiting vinden bij mensen om een geestelijk mens te creëren. Hij stuurt niet zomaar een Christus van boven. Nee, áánsluiten bij de mens, en uit die mens zal het geboren worden.

Het is allemaal zo verdorven en zo wetteloos als de pest. Een bende is het geweest. Wat moet God daar een verdriet over gehad hebben. En wie droogt de tranen van God? Wie troost God?

Ze geloven dus de grote leugen.

2 Thess. 2, daar staat nogal wat, Paulus heeft daar vaak over gesproken in allerlei gemeentes, dan zegt hij in vers 3: …eerst moet de afval komen, en de mens der wetteloosheid zich openbaren, 2e titel: de zoon des verderfs, 3e titel: de tegen-stander, 4e titel: hij verheft zich tegen alles wat God of voorwerp van verering heet, en op het laatst: zet hij zich in de tempel Gods, om aan zich te laten zien dat hij God is. (het woordje ‘een’ staat niet in de grondtekst).  Wat een showfiguur. Wetteloos als de pest. Totaal verdorven.

Ja, dat is nogal wat! Het geheim van de wetteloosheid,wordt in al die verzen beschreven.

In vers 11 staat:  God zendt hun een dwaling, die bewerkt dat ze de leugen geloven.

Even denken hoor. Stuurt God nou een dwaling…..? En die bewerkt dat zij de leugen geloven?

Dat klopt dus niet, want God zendt geen dwaling.

Volgens de grondtekst kun je het veel beter vervangen door: mee geven, overgeven, of laten gaan.

Ze hechten zó aan die leugen, dat God zegt: nou, Ik moet ze loslaten…, Ik laat ze maar gaan…, Ik geef ze er maar aan over. Ze willen ook niet anders.

Want wat is nou de grote leugen? Met welke leugen is Eva om zeep geholpen? Jij wordt God, kennende goed en kwaad.

De grote leugen is: jij zal als God zijn, ja, kennende goed en kwaad.

En daar komt de aap uit de mouw, want ‘kennen’ is gemeenschap hebben met…., in alle betekenissen.

En God is natuurlijk goed, maar God heeft geen enkele gemeenschap met het kwaad. Daarom is het oude testament voor beginners zo hartstikke moeilijk. Want je denkt dan: verdraaid, God doet allemaal kwaaie dingen, èn Hij doet goeie dingen.

Hij is zo onberekenbaar…. Het ene moment is Hij hartstikke lief en aardig, en het andere moment slaat Hij er op los….

Dus dat oude testament moet je met verlicht verstand lezen, anders kom je er niet uit. Dan kom je er ècht niet uit.

Nog even terug naar 2 Thess. 2:11 naar aanleiding van een vraag over de dwaling die God zou zenden.

In de grondtekst staat: God geeft ze over aan een leugen, aan een dwaling. Want je moet eerst dwalen, voordat je de leugen geloofd. Die grondtekst is heel belangrijk; en trouwens, wat voor belang zou God er bij hebben om iemand met een leugen op te zadelen. Dat kan toch niet in Hem opkomen? Zo is mijn Vader niet!

Eerst dwalen, daar gaat het om; dus die grote leugen is al zo oud als de mensheid bestaat, en die leugen houdt de boze in stand. Die weet op een gegeven moment mensen te vangen mèt die leugen, en dát is de wetteloze, de zoon des verderfs.

Wie is in de bijbel nog meer, behalve Belial, de zoon des verderfs? Judas.

Jezus noemt hem de zoon des verderfs.

Dus het verderf is een engel, en een kind van die engel, die hem gelooft en die hij verwekt heeft, heet een zoon des verderfs.

En wat is verderf? Dat loopt altijd uit op dood en verrotting.

Waar loopt de brede weg op uit? Op het verderf! Die mensen lopen hun dood tegemoet.

Maar wat voor mensen lopen er op die brede weg? Allemaal gelovige mensen hoor! Ja, allemaal religieuze mensen.

Die brede weg is een religieuze weg. De heidenen halen hun schouders op: je zoekt het maar uit…

Maar er zijn er zóveel die die brede weg pakken, omdat het verderf, en de dood, en de wetteloosheid, hoe je het ook noemen wil, een prachtige mantel aan heeft, waar hij mee schittert.

In Openbaringen staat dat de hele aarde er achteraan loopt. En hij laat het zich welgevallen, hij laat aan zich zien dat hij god is.

In vers 4 staat 2x het woordje ‘zich’, in vers 7 en 8 staat ook ‘zich’.

Hij zet zich in het middelpunt van de belangstelling. Hij wil dat alle energie en alle aandacht op hèm valt, want hij zegt: ‘ik ben het’.

En hij kán mooi preken…., heel mooi. De slang kan prachtig praten hoor!

Dat staat in Openbaringen, hij ziet er uit als een lam, maar hij spreekt als de draak.

En hoe spreekt een draak? Niet met allemaal vuur en vlammen hoor, wel nee. Hij spreekt zó vriendelijk tot het hart van de mensen. En hij heeft het over de liefde…, maar het is een boef hoor! Daarom is het zo moeilijk om het te onderscheiden. Als iemand spreekt over liefde moet je altijd zoeken naar wat voor geest daar achter zit.

Want hoe worden kinderen misbruikt? (Laten we dit als beeld er maar bij halen).

Doordat een volwassene praat over liefde, waar of niet. Houden van…, prachtige woorden…., en het kind stinkt er uiteraard in. Ja, het is allemaal zo verdorven.

Dat is het verderf; dat is het einddoel van de brede weg. En onthoudt het maar goed: die wordt bevolkt door allemaal religieuzen.

Trouwens, muziek speelt daar ook een gigantische rol bij. Ik las een artikel waar iemand zei: waarschijnlijk is de duivel origineel een geest geweest die de aanbidding kon leiden. In Ezechiël staat een stukje over hem. In sommige vertalingen is dat wèl vertaald, maar dat gaat allemaal over trommels en fluiten;     hij weet ongelooflijk veel van muziek. En met muziek kun je een volk in trance brengen, dat kan!

Als je ziet wat ze tegenwoordig aan muziek produceren, een pestherrie, maar ze zijn wel allemaal in trance, het jonge volk. Ze zijn helemaal weg!

Nou, wat denk je, zou dat op het religieus niveau nièt lukken?

Ik heb het in tv-uitzendingen ook wel gezien dat ze daar allemaal staan te zwingen en te draaien en te springen; en die muziek flink er tegenaan…., ze zijn

hélemaal wèg! De duvel moet het waarschijnlijk ook wel van muziek hebben.

Maar goed, het is een enorme lokker.

Eli, die dikke Eli op z’n stoel, die een keer omvalt en waar hij z’n nek breekt, had twee zonen, Hofni en Pinehas. Het waren ook nog Egyptische namen.

En ze verrichtten de dienst in de tempel. Ja, dat was hun werk. Maar ze gedroegen zich als boeven. Die worden Belials-kinderen genoemd in de grondtekst.

Ze deugden voor geen hout.

Ze stalen het beste vlees van de mensen, ja, het is treurig.

Maar nota bene, twee Egyptische namen; dat zegt misschien toch wel wat…

Maar je krijgt genoeg te denken hoor, als je nadenkt over die wetteloosheid. Wat is dan wetteloosheid? Nou, hij stoort zich aan geen enkele norm. Alles moet kunnen…., en alles moet ook mogen…

Ben je daar tegen…? Nou, dan deug je niet…

In het Grieks wordt daar een woord voor gebruikt: stoicheia, mag je allemaal vergeten, maar dat zijn de grond-beginselen van de aarde.

Petrus noemt ze: elementen. De grond-beginselen van de aarde, de elementen, gaan brandend naar de knoppen, die vergaan. Dus dat betekent dat de elementaire dingen aangetast worden en dat het allemaal zomaar verdwijnt, het vervliegt, het vergaat.

Die wetteloze tast alles aan, maar daar zal ik het een andere keer eens over hebben.

Het is verdorven, het is één en al dood.

Wanneer overkomt je dit nou?

In Spreuken 6:12 staat in de grondtekst: Een Belialsman. In de NBG staat nietsnut. Ik weet niet wat er in de andere vertalingen staat, maar het is dus niks.

Ook waar David het over heeft in z’n laatste woorden. En wat sticht die man? Onheil. Nou, daar zit ie niet op te wachten, een onheilstichter, die met bedrieglijke mond rondgaat, met z’n ogen knipt, met z’n voeten schuifelt, met z’n vingers wijst, in  wiens hart draaierijen zijn, die aldoor kwaad smeedt en die twist stookt.

Dáár heb je hem. Een beschrijving van een Belial. Het is helemaal niks!

Moet je eens kijken hoe precies hij beschreven wordt, dat bedrieglijke, wijzen met vingers…

Ja, wie is dat? Dat staat in Spr.6:11. Daar komt uw armoede als een snelle loper en uw gebrek als een gewapende man.

Dus je wordt overvallen door een gewapende man; die richt z’n pijlen wel op jou. Wanneer komt hij dan?

Dat staat in vers 10. Nog even slapen, nog even sluimeren…, en dan ook nog: nog even liggen met gevouwen handen.

Misschien lig je wel te bidden, of niet, maar je ligt, en je slaapt.

Mijn broer zei altijd, als hij gewekt werd, dan citeerde hij deze tekst naar mijn vader, als hij zei: ‘jongen, wordt wakker’. Nou, zei hij: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen….

We hebben er toen braaf om gelachen, maar het is wel een ernstige waar-schuwing om als gemeente nóóit, en nóóit in slaap te vallen. En dat kán makkelijk.

Paulus roept: Ontwaakt, slapers, wordt wakker!

Jezus zegt het zó verschrikkelijk vaak: wees wakker, let op, waakt, zie toe dat….

Hij doet dat heel vaak, want Hij weet hoe gemakkelijk je in slaap valt. In je gewoontes; slapen, het allemaal maar best vinden; als het zo maar doorgaat.

Als er maar niks verandert.

Ik denk dat slapen betekent: je bent niet meer aktief in de hemel.

Je hebt je aktiviteiten neergelegd. Je bent ermee gekapt. Je zegt: pfff, wat moet ik er mee in de hemel, dat is zo ver weg….

Niet meer aktief in de hemelse gewesten. Je ontplooit je daar ook niet meer. Je hebt daar ook niks meer te zeggen…, je hebt het maar druk op aarde. En dat kan jou, als gemeente, overkomen. Dat kán.

Hoeveel gemeentes zijn er in slaap gevallen?

Als je die zeven gemeentes leest uit Openbaringen, nou, aan al die gemeentes mankeert wel wat hoor; een enkele die er uitspringt.

Bekeer je! Dat staat er wel een keer of vijf in. Kom toch terug, verander van gedachten! Ik weet je werken wel, maar die werken gaan nergens over. Jullie hebben het maar druk met allerlei toestanden in de club, en regels.

Ja, als het in het natuurlijke alles maar op rolletjes loopt…., nou, dan heb je toch een prettige gemeente?

De vijfde gemeente is Sardes. En aan de gemeente Sardes staat iets heel merk-waardigs: Jullie hebben de naam dat je leeft. En naam is ook anders vertaald met de roep. Dus van die club ging een roep uit dat ze leefden. Dus wat zeiden degenen die dat hoorden? Tjonge, wat een geweldige aktieve gemeente is dat..! Niet normaal! Want die roep verspreidt zich.

En dan komt een schokkende mededeling er pal achteraan: Je hebt de naam dat je leeft, maar je bent dood!

Nou…, dat zal toch eens een keer uit-gesproken worden als een profetie hier!

Ik geef maar een voorbeeld hoor. Dat er een profetie klinkt op zondagmorgen:

jullie hebben de naam dat jullie leven, maar je bent dood.

Wie zou dát geloven? Of word je de club uitgezet! Dat kan ook nog.

Dat is allemaal wat hoor! Die Belial zit niet stil. Die heeft het vreselijk druk om zichzelf langzamerhand te manifesteren als de wetteloze.

Paulus zet hem tegenover de Christus. Hij zet hem er pal tegenover.

Dan denk ik: verdraaid, dan is het waarschijnlijk de geest van de antichrist. En de geest van de antichrist wordt beschreven in Openbaringen.

Dat is dat gruwelijke monster uit zee, met al die koppen; wát een reptiel zeg! Een monster!

Als hij uit de zee komt, de satan roept hem daar uit op, dan komt hij uit die zee; en reken maar dat dat heel wat deining veroorzaakt als hij zich verheft, als hij uit die afgrondput komt. De golven slaan om hem heen, en die golven slaan ook op de kust, dus dat is dát gebied waar het religieuze het natuurlijke raakt.

Die twee gebieden. En die branding slaat op de kust.

Nou, zegt Jezus, de mensen worden bang; radeloze angst onder de volkeren vanwege het bulderen van de branding.

Ja, die branding slaat in het natuurlijke leven.

Ik vind dat er nou toch al heel wat radeloze angst onder de volkeren is hoor. Wij zitten dan in een prettig landje, Nederland, maar als je in de wereld om je heen kijkt, al die miljoenen vluchtelingen. Vijftig miljoen alleen al, die op de vlucht zijn. Hoe vaak is dat de bevolking van Nederland? Bijna vier keer!

Allemaal op de vlucht, wat een angst! Hoe kom ik morgen aan eten…., waar slapen we…, wat moeten we doen?

De wereld schiet wel te hulp, en doet z’n uiterste best om die mensen wat te helpen…, maar ik kan me voorstellen dat leidinggevenden op een gegeven moment zeggen: ‘ik weet niet meer hoe dat moet hoor, er is geen beginnen meer aan’.

Daar heeft Jesaja over geprofeteerd.

De stut en steun valt weg, waar de mensen op leunen.

De ordenende wereldgeesten vervallen, die breken. Ze verliezen hun kracht.

Paulus noemt die wereldgeesten zelfs armelijk.

Ze werken wel, tot op zekere hoogte, maar op een gegeven moment houdt het een keer op. En dan sta je hartstikke machteloos.

Kijk ook eens naar Spreuken 24:33.

Daar staat het nog een keer: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen, daar komt je armoede aangelopen als een gewapende man. (een roofoverval).

Hij rooft alles. Maar hoe komt dat nou?

Dat staat in vers 30. Ik ging langs de akker van een luiaard…; in het Engels staat er zelfs: de akker van een luiwammes.

….een lamlendige slaaf, een verstandeloos mens.

Dit is nou de parabel van een verkeerd gebouwde gemeente; helemaal begroeid met distels en netels.

En wat staat er in vers 31? … de muur was neergehaald.

Er was geeneens meer bescherming. Je werd niet eens meer beschermd, de afscheiding is kapot.

Dat is toch geen gemeente meer?

Misschien lijkt het voor de wereld nog wel wat, maar in de loop der eeuwen…, noem het maar kerken, dat is het makkelijkste, wij vormen ook een kerkje; ‘kerk’ komt van ‘kyriake’, dat betekent letterlijk: ‘van de Heer’.

Welke kerk is nou van de Heer? Dat is een vraag. Maar goed, in al die kerken, en dat hebben ze eeuwen lang volgehouden…., en wat hebben ze gekweekt? Distels en dorens. Wat een gebrek krijgen ze dan. :34:.. uw gebrek als een gewapend man.

Gij zijt de arme, zegt de profetie tegen die kerken, en de blinde en de naakte; je zegt dat je rijk bent, maar je bent het niet.

Je zegt het allemaal wel, maar het is niet zo. En die tegenstelling doorbreken, valt om de  drommel niet mee.

Maar dat is wel schokkend hè? Je hebt de roep dat je leeft, maar je bent dood.

Ik vind dat een schokkende mededeling hoor. Dat zul je toch een keer horen…., bij wijze van spreken op een zondagmorgen.

Nog even naar Sardes in Openb.3.

Ik weet je werken, dat je de roep hebt dat je leeft, maar je bent dood. Wees wakker en versterk de lui die dreigen te sterven.

Laat dáár je aandacht eens op vestigen;

want Ik heb geen van jullie werken vol bevonden bij God. Bedenk hoe je het ontvangen hebt. Bewaar het, bewaar dat woord en bekeer je.

Ze hebben de roep dat ze leven, dan denk ik: hoe leef je dan in de wereld?

Nou, dan moet je geweldig aktief zijn, en overal je handen uitsteken, heel veel goeie werken doen op aarde, maar ze zijn hun wandel in de hemel kwijt. Dát is het punt!

Ze zijn daar niet meer bezig.

Er zijn echter een paar mensen in die club die er niet aan meededen, die hebben zich niet bezoedeld. Dat is mooi hè? Ze zijn wel in die club gebleven, ja, waar moet je heen? Maar ze hebben zich niet vermengd met de gedachtenwereld van de anderen. En daar is Jezus trots op hoor. Hij zegt dan ook: die zullen met Mij in witte kleren wandelen, want ze zijn het waard.

Even iets uit Psalm 82, daar heb ik wel eens over gesproken maar ik kan daar wel even iets uit herhalen.

Daar staat God in de vergadering. Dus je ziet al die mensen daar zitten en God gaat staan.

Die vergadering van mensen bestaat uit goden, dat zijn mensen hoor.

Hij staat daar in die club van goden en kijkt eens om Zich heen, en dan zegt Hij: hoelang zullen jullie nog op een onrecht-vaardige manier oordelen! Zó, dan wordt het wel even stil.

Ja, we hadden het net zo gezellig!

En dan gaat God staan. Er staat zelfs: De goddelozen gunst bewijzen.

In de Statenvertaling staat: Het aangezicht van de goddelozen aannemen. Die denkt al net als zij, aanzien des persoons.

Hij zegt: richt je nou eens tot de wees en tot de ellendigen, en de geringe en de behoeftige…, tot lui die niks zijn, die zichzelf een waardeloos figuur vinden,

en bevrijdt nou eens de geringe en de arme, en redt hem uit de goddeloze hand.

Dan heeft Hij z’n toespraak gehouden, en heeft dit gezegd, dan zegt Hij ineens, zo’n beetje tegen Zichzelf: Ze weten niks en ze begrijpen niks.

Dat zegt Hij er pal achteraan. Die goden snappen er helemaal niks van!

In duisternis wandelen zij rond.

Nou, dat is wat! Dan zeg je: ja, wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht..

Maar Hij zegt: jullie wandelen rond in duisternis! Ja, Ik heb het gezegd: jullie zijn goden. Ja, dat klopt, dat heb Ik gezegd.

Maar jullie sterven als mensen.

Want goden sterven niet.

Galaten 6:7. Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten, laat Zich niet bedriegen.

Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.

Wat zaai ik? Want wie op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van de geest zaait, zal uit de geest eeuwig leven oogsten.

In sommige vertalingen staat Geest met een hoofdletter, nou, daar is helemaal geen aanleiding toe. Dat moet een geest zijn met een kleine letter; dat staat ook in de Lutherse vertaling en ook in de Petrus Canisius vertaling.

Geest moet met een kleine letter, want ik kan me niet voorstellen dat ik sta te zaaien op de akker van de heilige Geest; wat moet ik me daarbij voorstellen? Dat is toch krom? Wie op…, letterlijk kun je ook lezen: wie in de akker van zijn vlees zaait…; dan ben je bezig met eindeloze aardse dingen. Wat oogst je dan? Verderf staat er! Je  oogst dus verderf, dat is verrotting,

er zit geen leven in, het stinkt en het is ook niet eetbaar, het loopt eigenlijk altijd uit op de dood.

Je oogst dus niks, dorens en distels brengt het op; en je hebt niks in je vingers. Je wordt zelf wel gered als door vuur heen, dat is geen punt, maar er is eigenlijk niks hemels uit je vingers gekomen.

En er staat hier: wie op de akker van de geest zaait, dat is de kleine letter geest.

Jij zaait in de geest, dán oogst je.

En wat zaai je? Je zaait het woord Gods.

Maar nou de cruciale vraag voor vanavond. Die gewapende man uit Spreuken, die de akker overvalt, en niks meer overlaat van die akker.

Waar komen die Belials vandaan? Die Belialskinderen.

Nahum 1:11: Uit u is voortgekomen één die kwaad bedacht tegen de Heer, één die snode plannen beraamde.

In de Statenvertaling staat: een Belials raadsman. Dát staat er!

Waar kwam die vandaan? Uit u! En wie zijn die u? Dat is het volk dat geloofde! Dat de tempel diende; dat offerde.

Hij zegt: verdraaid, dat komt uit jullie eigen midden! Je bent toch niet blind?

Een Belials raadsman.

In Deut. 13 staat een heel stuk over valse profeten.

En Mozes zegt in dat stuk zelfs: Je hebt van die profeten, het kan best zijn dat ze gelijk hebben ook, het kan ook waar zijn wat ze zeggen…, en als ze zoveel wonderen en tekenen doen, en het komt allemaal uit…, prachtig…

Maar als ze ondertussen zeggen: laten we eens andere goden achterna lopen, dan deugt hij niet.

Ja, bedrieglijke wonderen; het wonder komt waarover eens gesproken wordt.

Laten we even vooraan begnnen.

Deut.13:1: Als onder u een profeet optreedt, of iemand die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt ook nog, waar-over hij u gesproken heeft met de woorden: laten we andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten we die dienen, dan zul je naar de woorden van die profeten en die dromer niet luisteren, want de Heer, uw God,  stelt je op de proef. De Heer zul je volgen.

En er staat in vers 5: hij heeft afval gepredikt.

Deut. 13:13: Er zijn snode mannen uit uw midden voortgekomen.

Daar staat ook weer Belialskinderen. Dat is een gruwelijke monstergod hoor; een gruwelijke engel is dat. Onderschat hem niet! Want hij komt altijd met raad- gevingen.

Belialskinderen, die de inwoners van hun stad tot afval gebracht hebben, door te zeggen: laten we andere goden dienen, die je niet gekend hebt.

Dat noemt de schrijver zelfs in vers 15:

Een gruwel! Dat heb ik opgezocht in het nieuwe testament, daar staat letterlijk dat God daar misselijk van wordt; daar moet Hij van overgeven. Dat is een menselijke term.

Jezus heeft het ook over een gruwel in een tempel. Hij zegt: er komt een keer een gruwel in de tempel! Dus in de tempel!!

Waar woonde God? En Hij is er heel langzaam uitgegaan; bedroefd en teleur-gesteld heeft Hij Zich teruggetrokken, en de gruwel gaat daar zitten, en die laat zich in de mens als god vereren.

De gruwel der verwoesting, waarover Daniël spreekt. Hij zegt: weet je wanneer dat gebeurt? Als het dagelijkse offer gestaakt wordt.

Dan begint die gruwel op te treden.

En wat is het dagelijkse offer? Het altijd durende offer?

Ik ken maar één altijd durende offer, en dat is het offer van Christus, van Jezus geweest.

Zijn offer, Zijn kruisdood, enzovoort, is hèt centrum van ons evangelie.

Waar komen die snode mannen vandaan?

Vers 13: uit uw midden! Ze komen dus bij ons vandaan! En ze dwingen tot afval.

Wat is afval? Denk eens aan vruchten en bladeren die vallen.

Als je afvalt, laat je dus iets los. Je laat de boom los en je valt naar de aarde.

En wat is een val? Dat gebeurt van boven naar beneden. Je wordt eigenlijk ontrouw.

Liever gezegd: je verloochent de boel.

Het woord ‘afval’ betekent ook ‘verloochening’. Afvallig worden.

Maar het gekke is, dat de afvalligen niet degenen zijn die zeggen: nou jongens, ik zit hier al zó lang in die club…, ik weet het nou wel zo’n beetje hoor…., ik smeer ‘em.

Veel plezier, ik doe verder niet meer mee.

Dat is één vorm van afval.

Maar déze vorm van afval is wat anders.

Dat zijn mensen die zich aktief tégen je keren!

Paulus heeft het over die mens, die afval die moet komen, die keert zich tégen je!

Nou, dan ben je een zoon des verderfs.

Dan ben je een Judas.

Vraag: Geloven ze dan niet meer in de Christus? Bijvoorbeeld dat ze zeggen: die verlossing is voorbij, die hebben we niet meer nodig, we hebben God…

Antw.: Maar het offer van Jezus is altijd geldig. Maar het woord Christus wordt op zóveel manieren geïnterpreteerd.

Als iemand zegt: ik ben een christen, dan geloof ik dat nooit direct, want een christen is letterlijk iemand die gedoopt is met Gods Geest.

Dát is een christen, dat betekent het woord christen ook. Maar er zijn duizenden mensen die zich christen noemen, maar ze zijn het dus niet in wezen. Dat weten ze ook helemaal niet, en dat geeft ook niet.

Maar deze wetteloze heeft het óók over de Christus, want hij is een anti-christus. Dus noemt hij zich de christus. Anders verliest hij z’n geloofwaardigheid.

Dus hij zegt: ‘Ik ben het, de christus waar jullie op wachten’. ‘Ik ben het’, en hij doet wonderen en tekenen, hij doet geweldige dingen. Misschien kan hij wel zweven.

De aarde holt daar wel achteraan.

* Vraag: Waar keren zij zich tegen?

*  Antw.  Tegen de Christus in de anderen, want hij wil niet dat de Christus openbaar komt. Hij is een anti-christus, die zich in jou ontwikkelt.

Hij wil niet dat de Christus geopenbaard wordt!!

* Vraag; Het klinkt alsof het een bewuste  aktie is.

* Antw. O ja, zéér bewust, nou en of, dat is niet zomaar wat! Ze keren zich tegen ons, ze weten heel goed wat ze doen. Ze moeten er niks van hebben.

Hij gedraagt zich vijandig tegen het volk van God.

En als je weet hoe de Christus, waarin wij geloven, Zich openbaart? In een stelletje doodgewone mensen, onopvallend, dan is de tegenstelling heel groot.

Als je de aarde achter je aan krijgt…, nou, dan zit je fout!

* Opmerking: Heel typerend is: ben je dienend of ben je heersend.

* Antw. Ja, wil je heersen of wil je dienen; en dienende mensen vallen niet op; het zijn echte mantelzorgers hè?

Jeremia 23:13: De profeten profeteren door de Baäl en misleiden mijn volk Israël; bij de profeten van Jeruzalem heb Ik gezien wat afschuwelijk is: echtbreken en met leugen omgaan; ze sterken de handen van boosdoeners, dat niet één zich van z’n boosheid bekeert.

En dan komt het: Ze zijn Mij allemaal als Sodom geworden, als inwoners van Gomorra.

Wat verschrikkelijk!

En nou komt het aan het eind van vers 15, daar staat: Van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis uitgegaan!

Zó, profeten worden er op aangekeken, en daar is de heiligschennis vanuit gegaan.

Uit ons midden!

Paulus herhaalt het in Hand. 20, dan neemt hij afscheid van de oudsten van Efeze, hij heeft daar het evangelie gebracht, heeft er van alles verteld, en dan ontmoeten ze hem op het strand. Dan komen de oudsten…., Paulus reist dan, gebonden door de Geest naar Jeruzalem, maar weet niet wat hem dan overkomt.

Dan zegt hij in Hand 20:29: Ik weet dat na mijn heengaan, grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen.., en nou komt het: uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.

Uit uw eigen midden!!

Nou, ik denk dat die oudsten niet zo blij waren met die opmerking van Paulus, maar het was wel wáár!

Die gemeente is ook naar de knoppen gegaan.

1 Johannes 2:19, daar schrijft Johannes: Er zijn veel antichristenen opgestaan…,zij zijn van ons uitgegaan, maar ze waren niet van ons.

Het was niet één van ons soort. Ze zijn van ons uitgegaan, want als ze uit ons geweest waren, zouden ze bij ons gebleven zijn.

Judas  noemt ze: slaapwandelaars, dat staat in de Naardense bijbel; dat zijn van die dromenzieners hè?

Dwaalsterren, als je dus een dwaalster bent, kun je nooit je richting bepalen, maar dan ook nooit! Je weet niet waar je naar toe gaat.

En hij noemt ze scheurmakers.

Natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben. Die veroorzaken scheuringen.

Ik stop met het tweede briefje van  Johannes, vers 7-11. Er zijn veel misleiders…, letterlijk staat er: misleidende lichten. Ze zeggen dat ze licht zijn.

….uitgegaan in de wereld, die de komende Jezus Christus in het vlees niet belijden.

Dus Jezus Christus komt terug in het vlees, en dat vlees zijn wij.

Dát is de misleider en de antichrist. Let op jezelf, dat je niet verliest wat we verricht hebben, maar je loon ten volle ontvangt.

Een ieder die verder gaat, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet.

Voor ‘verder gaan’ staat er in de grond-tekst: zich verheffen, te ver gaan, nieuwigheden brengen.

Ze willen altijd met iets nieuws komen, die verheft zich!

Wie in die leer blijft, heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in je huis (huis is je gemeente hoor) en heet hem niet welkom.

Niet doen, want die leer deugt niet.

 

Dit alles geldt als een waarschuwing, in ál die boeken, waar het over misleiders gaat, en dat volk  eeuwenlang heeft misleid, zouden wij ons dat dan niet ter harte moeten nemen? Paulus zegt: wat het volk Israël heeft meegemaakt, is tot ons voorbeeld geschied. Dus dan komen er in de gemeenten op aarde misleiders; die komen er, gegarandeerd.

Daar moet je een oog voor hebben, en een oor.

 

Duurt Sikkens C.B. 12-11-2014

 

 

Beelden en verhalen

Beelden en verhalen

Vanmorgen geen preek, ook geen toespraak, maar ik zal wat beelden vertellen.

Sommigen heb ik gekregen, anderen gelezen, met een verhaaltje.

Ik begin met een Deense filosoof, dominee Kierkengaard. Hij heeft z’n hele leven geleden onder depressies.

Heeft moeilijke boeken geschreven.

Hij heeft zich altijd fel verzet tegen de staatsgodsdienst in Denemarken.

Hij trok zich het lot aan van de armen van geest, de onaanzienlijken, dat was een mooie eigenschap.

Het volgende beeld heb ik gevonden in zijn dagboek.

Er waren eens een paar wilde ganzen.

Bij het begin van hun trek bemerkten ze een koppel tamme ganzen. Ze begonnen deze zó aardig te vinden dat ze het jammer vonden om zomaar weg te vliegen.

Ze hoopten dat ze hen zo ver konden brengen, dat ze met hen mee zouden vliegen als de trek zou beginnen. Daarom lieten ze zich geheel met hen in, en trachtten hen er toe over te halen om ook hoger te gaan vliegen, telkens een beetje hoger, zodat ze in ieder geval een kans hadden om de trektocht vol te houden, verlost van het jammerlijke middelmatige leven, dat zij als respectabele tamme ganzen rond waggelend op de aarde, doorbrachten.

In het begin vonden de tamme ganzen deze situatie erg amusant, ze hielden wel van de wilde ganzen.

Maar het duurde niet lang dat ze het toch zat werden. Ze begonnen hen te beledigen, en beschouwden hen als fantasierijke dwazen, als wereldvreemde wezens zonder levenservaring of wijsheid.

En ach, de wilde ganzen hadden zich toen al zo sterk door de tamme ganzen laten beïnvloeden, dat zij macht over hen hadden gekregen, en ze geleidelijk aan in hun woorden waren gaan geloven.

Het liep er zo op uit dat de wilde ganzen tam werden.

In ’s hemelsnaam, mens Gods, pas op voor één ding: zo gauw je merkt dat tamme ganzen macht over je beginnen te krijgen, maak dan dat je weg komt!

Ga mee met de trek, anders loopt het er op uit dat je als een tamme gans geluk-zalig blijft rond waggelen in laag-bij-de-grondse jammerlijkheid.

Helderder kan deze gelijkenis niet zijn.

 

Gedachten van God en gedachten van de aarde

Jaren geleden kreeg ik een beeld, waarmee de gemeente er op gewezen werd om goed onderscheid te maken tussen gedachten van God en gedachten van de aarde.

Ik zag twee handen, die allerhande stenen aan het sorteren waren, en duidelijk was dat er edelstenen en gewone grindstenen op een tafel lagen.

Ze werden stuk voor stuk bekeken. Je zag eigenlijk geen verschil, maar je had een kennersblik nodig om het verschil te zien.

De grindstenen werden afgezonderd en de aandacht richtte zich op de edelstenen.

Ze werden gerangschikt en kregen allen een eigen plaats.

Toen ik vroeg wat hiermee bedoeld werd, zag ik een plaatje van een hogepriester die de efod draagt. Dit heet het borstschild der beslissingen.

Het was versierd met 12 edelstenen die in goud gevat waren.

Deze stenen, met de namen van de 12 stammen van het geestelijk Israël er op gegraveerd, droeg de hogepriester op zijn borst.

Het schild was dubbelgevouwen en vormde een soort buidel, tot bewaring van de Urim en de Tummim, waarschijnlijk 2 stenen die het antwoord bevatten wanneer God om raad werd gevraagd.

Je kunt het allemaal nalezen in Exodus 28. Maar de kern van de bedoeling is drieledig.

Ten eerste ging het om het sorteren van gedachten, hemelse en aardse, deze zijn vaak nog vermengd bij veel christen-mensen.

En ze worden opgeroepen om ze soort bij soort te leggen.

Ten tweede ging het om christenen zèlf.

Sommigen hebben een eervolle bestemming, anderen een mindere eervolle. Dit laatste hing af van hun eigen keuze.

Paulus schrijft daar heel helder over in

2 Tim. 2. Hij toont het verschil tussen natuurlijke en geestelijke christenen.

Ten derde, wat ik het meest ontroerende vond, besefte ik dat Jezus, onze Hogepriester, ons zó ná aan het hart draagt als maar mogelijk is. Dat de beslissingen vanuit het hart komen van Zijn geest, en dat de edelstenen waarmee Hij zich tooit, Zijn waardigheid vertegenwoordigen, schitterend in het licht.

Met zulke mensen kan God voor de dag komen. Wát een bestemming!!

De keuze is aan ons!

 

Onderweg

Nu een verhaal dat ik een keer heb geschreven n.a.v. de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Het heet: ‘Onderweg’.

Uit nieuwsgierigheid had een kwajongen zich op verboden terrein begeven aan de rand van het bos.

Bij het klimmen over een hek met prikkeldraad was hij ongelukkig ten val gekomen, en tot overmaat van ramp in een ellendig woekerende braamstruik.

Hij zat dus vast en kon niet voor of achteruit. En als hij probeerde los te komen, werd het alleen maar erger en deed hij zich alleen maar pijn.

Een man op een fiets passeerde, en zag de jongen. ‘Zo’, zei hij, ‘dat is niet zo best, er staan toch borden met verboden toegang, kun je niet lezen?’ En hij liet de jongen zitten.

Een stel wandelaars hoorden de jongen roepen. Ze spraken hem bemoedigend toe met de woorden: ‘Joh, wat beroerd voor je, nou, sterkte hoor’.

Even later kwam er een mountainbiker langs, die in het voorbijgaan riep: ‘Ik zal voor je bidden hoor’.

Een poos later kwam op zijn hulpgeroep een voorbijganger naar hem toe, raakte z’n voet aan en zei: ‘God houdt van je hoor, dáág’.

Het werd later op de middag toen er weer iemand langs kwam op de fiets.

Aan z’n kleding kon je zien dat het iemand van de Plantsoenendienst was.

Hij stapte af en liep naar de jongen toe, en keek.

‘Jij vastzitten?’ vroeg hij in gebroken Nederlands. ‘Ja’, kreunde de jongen.

De man haalde een snoeischaar uit z’n zak en knipte de jongen los.

Bebloed en beschadigd stond hij even later weer op z’n eigen benen, en hij bedankte zijn weldoener, die toen zei:

‘niet weer doen, jij nu vrij’.

Hij stapte op de fiets en wees op z’n bagagedrager: ‘Ik jou thuisbrengen!’.

En daar gingen ze samen.

 

Vlag

Het volgend beeld dat ik heb gehad, gaat over een vlag. en er staat boven:

‘Hou de vlag in top’.

Ik zag een groene heuvel in een landschap. Op deze heuvel had zich een groep mensen verzameld, terwijl er rondom hen zich een ring van dreigende figuren bevond

Er was afstand tussen de mensen en de figuren die hen omsingelden.

De aandacht viel op een vlag midden op die heuveltop. Ik hoorde hem echt klapperen in de wind.

Deze vlag was rood en wit. Niet in afzonderlijke banen, maar de ene kant was rood en de andere kant was wit.

Het rood was een beeld van het bloed van het Lam, en het wit een beeld van je onschuld en de gerechtigheid Gods.

Wanneer de vlag zakte langs de paal, kwamen de levensbedreigende figuren dichterbij. Kwam er dan iemand uit de groep mensen de vlag weer hijsen, dan weken ze weer terug.

Alleen door de aanblik van de fier in de wind wapperende banier waren de mensen op de heuvel rustig en kalm.

De begeleidende gedachten waren:

“Hou die vlag in top! Jullie zullen overwinnen door het bloed van het Lam en door het getuigenis in de hemel”.

Later schoten mij nog een paar schrift-woorden te binnen.

Die noem ik even.

Psalm 60:6:

Gij hebt hun die U vrezen, een banier gegeven, om zich bijeen te scharen vanwege de boogschutters, opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn.

Hooglied 2:4b:

Zijn banier over mij was de liefde.

Dat betekent: ‘de Here is mijn vlag, mijn banier’.

Jesaja 11:10:

En de wortel van Isaï, dat is natuurlijk Jezus, zal staan als een banier der natiën, en Zijn rustplaats zal er heerlijk zijn.

Ik las Psalm 45, dat begint met: Mijn hart trilt van blijde woorden….., in het eerste stuk gaat het over een koning, en in het tweede stuk over een koningin, een beeld van Jezus en van Zijn gemeente.

De koning en de koningin staan naast elkaar.

Dan wordt er over de koning geschreven in vers 3: Lieflijkheid is over uw lippen uitgegoten.

Lieflijkheid is het hart van God, tedere liefde, en het is over uw lippen uitgegoten.

Dus het komt van binnen naar buiten, en daarmee maakt hij de lieflijkheid van God bekend.

Van de koningin wordt gezegd in vers 12: Laat de koning uw schoonheid begeren.

Dan staat er nog een prachtige tekst in vers 14: omdat het samenhangt met de efod, die de hogepriester draagt:

Van goudbrokaat is haar kleed.

Een andere vertaling luidt: Het zijn gouden kasjes waarin edelstenen zijn gevat.

Daar heb je die efod weer. Dat wordt gezegd van die koningin.

Dat zijn allemaal prachtige geestelijke gaven, eigenlijk ben jijzelf een gave van God.

Jacobus schrijft: Elke gave van God komt van de Vader der lichten.

Jij bent een gave aan de schepping, en ze kunnen je aannemen of verwerpen.

Dat is aan hen!

Maar er wordt nog iets moois van die vrouw gezegd: Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, het is hier vertaald met: ‘daarbinnen’. Dan denk ik: ‘waarbinnen?’ Dat wil dan altijd weten.

Maar de Statenvertaling is veel mooier:

Louter pracht is de koningsdochter inwendig.

Inwendig! Van binnen is ze zo mooi.

Het gaat over jou hoor!! Van binnen ben je zo mooi! Je weet niet half hoe mooi je bent.

Zó kijkt God naar je, en ook Jezus kijkt zo naar je!

 

Nu even iets anders.

Twintig jaar geleden kreeg ik ook dit beeld.

Je voelde toen in de gemeente, waar ik deel van uitmaakte, dat er hier en daar zich wat haarscheurtjes begonnen te vertonen, kleine barstjes.

Een barst begint altijd klein, dan wordt het steeds wijder en op den duur kan het een kloof worden.

En je moet ze niet veroordelen, natuurlijk niet, maar mijn vraag is dus: ‘wat wil je, wat wil je zélf nou?’

Als God je totaal onschuldig heeft verklaard, helemaal onschuldig, los van de wet.

Wist je dat je los bent van de Mozaïsche wetten? Anders zit je onder de vloek.

De Vader haalt je onder de vloek van de wet vandaan en geeft je Zijn genade.

Genade is veel meer dan wat voor gedrag je ook vertoont: ‘dit hoort niet en dat hoort wel’…. Waar haal je het vandaan?

Hoe hoort het eigenlijk? Jezus gedroeg Zich ook niet altijd zoals het hoorde. Wat hebben ze zich kapot aan Hem geërgerd.

Hij zit te eten op zondag, nou èn!

Het is voor ontzettend veel mensen een must om te bidden voor het eten. Als je het nou een keer overslaat, voel je je dan schuldig?

Alles wat je doet is één en al onschuld.

In Openbaring 21:18 staat: Doorschijnende goud, dat gaat over jou!

Moet je eens nagaan: ‘doorschijnend goud’. Wat een kleur straal je uit omdat dat licht er op valt.

Toen kreeg ik twintig jaar geleden dit beeld: Ik stond op een perron, zo’n 100 meter verder begon de overkapping van de gebouwen en de trappen naar de uitgang.

Het was een rustige, ietwat grijzige dag, zoals je dat hebt als de zon achter de sluierbewolking schijnt. Achter mij, rechts, kwam de trein langs het perron glijden.

Hij stopte, de deuren gingen open, en alle reizigers stapten uit. De meesten lopen even later de trappen op en verdwijnen naar de uitgang. Zij hebben hun bestemming bereikt.

Eén klein groepje bleef staan op het perron. Even later kwam er van achter mij weer een trein binnen, langs de ándere kant van het perron.

De deuren gaan open, en het groepje op het perron pakt wat bagage op, ze stappen in die trein, die zich weer in beweging zet.

Eigenlijk stapten ze over op een trein, die weliswaar uit dezelfde richting kwam, maar op een ander spoor doorging.

De bijgaande gedachten zijn:

Durf jij van gedachten te veranderen.

In het Grieks staat er voor het woord ‘bekering’: metanoya’, wat betekent: ‘veranderen van gedachten, van denken. Het kunnen denken is een prachtige eigenschap van de Geest, dat kunnen dieren niet.

En dan de gedachten van God langzamer-hand overnemen.

Heb geloof ván God staat er in het evangelie.

Een heleboel mensen geloven in Jezus, maar heb je ook het geloof van Jezus?

Het gebed van God.

De gedachte bij dat beeld is dus: ‘durf jij te veranderen van gedachten?’

We zijn op het ogenblik met prachtige dingen bezig, maar durf je de oude structuren en gedachtenpatronen los te laten? Zoals je altijd hebt gedacht?

Zodat de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen binnen in je verder gaat!

Wil je wisselen op je perron?

Van de mensen die waren uitgestapt, omdat ze meenden hun eindbestemming te hebben bereikt, werd duidelijk gezegd: ‘ze zijn binnen’.

Dat kleine groepje durfde over te stappen en op een nieuw spoor verder te reizen.

Durf je te wisselen? Mariet, mijn vrouw,  heeft 16 jaar later ook weer dit beeld gekregen, en ging er ook mee verder.

Ze zag een trein die een bepaald spoor volgde, maar het spoor hield op.

Er zaten mensen in de trein, ja, wat nu?

Er stapten toen een hoop mensen uit. Ze hadden tenten bij zich en richten daar een heel tentenkamp in, want ze wilden daar wonen, ze dachten: ‘we zijn op onze bestemming aangekomen’.

Een ander groepje keek eens om zich heen en zeiden: ‘Ja, wat moeten we nou?’

En weer een ander groepje bleef in de trein zitten, ze bleven gewoon hangen in die trein.

De bestuurders waren uitgestapt (even doordenken hè?), en die stonden ook naast de trein: ‘en nu?’

Op een gegeven moment ging het kleine groepje aan het wandelen en vonden een klein smal paadje, waar ze toen met elkaar opgingen. Ja, het was hun eigen keus, maar ze gingen achter elkaar aanlopend het paadje op.

Toen dit uitgesproken werd, kreeg Mariet een profetie, dat was een bekend gedicht:

Door de nacht van smart en zorgen

schrijdt een stoet van pelgrims voort

zingend liederen van de morgen

nu het nieuwe licht weer gloort.

Dat groepje, dat wandelend verder ging, zong een lied. Ze lieten het tentenkamp achter zich. Ze lieten achter zich degene die in de coupé bleven hangen, en daar gingen ze, een paadje zoekend door de wildernis.

Bereidt in de wildernis een baan.

Het is prachtig dat je geleid wordt in de wildgroei van opvattingen, de ideeën, de rare godsdiensten.

Ik denk dat alle godsdiensten door de duivel zijn uitgevonden. De mensen moéten allemaal wat….

Dit is de enige weg waar je niks meer moét! Ontmoeten, dat doen we well!

En in elkaar het gezicht van de Vader ontdekken, zodat je dat kunt weer-spiegelen.

Dat kleine groepje bad ook: ‘Leidt ons op die smalle weg’.

In het Grieks staat er voor ‘smal’ eigenlijk een ander woord. Daar staat ‘versmald’.

Hij staat aan weerzijden onder druk.

Op die smalle-weg-gangers wordt druk uitgeoefend aan weerskanten.

Jullie kennen dat wel. Dat je zomaar onder druk staat.

Het komt zomaar ergens vandaan. Soms kun je het aanwijzen, maar soms vraag je je af waar het vandaan komt, maar ik sta op één of andere manier onder druk.

Het beeld wat ik daarbij kreeg, was heel eenvoudig: een geboortekanaal, als een smalle weg staat dat onder druk.

Dus al die druk zijn weeën, want de duivel wil niet dat die vrouw baart, wat in Openbaring 12 staat.

Hij staat er ook bij te kijken, en te wachten, om, zo gauw het kind  tevoorschijn komt, het te verslinden.

Die vrouw schreeuwt, want reken maar dat ze een zware bevalling heeft, want ze baart een volwassen kind.

Ik denk dat ze schreeuwt: ‘Geef mij recht tegenover mijn tegenpartij, ik heb het recht om deze zoon te baren’.

Dus wij gaan die smalle weg. Op die brede weg sjouwt iedereen. En die leidt naar het verderf, zegt Jezus.

Het leidt naar de ondergang, niet naar de hel, dat staat er niet hoor. Er zit nog niemand in de hel, echt niet!

Er zijn wel een hoop mensen die nu al de hel op aarde ervaren.

Tjonge, als je dat soms ziet of hoort op het nieuws, dan denk ik: ‘mens, je leeft in een hel’.

Dat is een concentratie van boze geesten.

Maar er zit nu nog niemand in de hel, die is voor de duivel en zijn engelen bereid, en niet voor mensen. Wat er ook geschreeuwd en gemompeld wordt.

 

Nog één ding

Nog een ding wat ik er bij wil vertellen.

Toen ik een jaar of 16 was, en opgevoed in de verschrikkelijke leer van zonde en vernietiging.

Ik heb schatten van ouders gehad, maar die leer……, dat was helemaal niks!

Je was zondaar tot de dood. Ik kreeg toen ook nog suïcidale neigingen, dat was niet zo best. Ik dacht: ‘mijn leven heeft tóch geen zin’.

Het enige wat me tegenhield was dat ze hadden gezegd: ‘wie zelfmoord pleegt, gaat naar de hel’.

Dat hield me dus tegen, hoe krankzinnig kan het wezen!

Kort daarna werd ik verliefd en heb Marietje leren kennen.

Maar dat kon er bij mij ook niet in, hoe kon ze nou verliefd worden op een sukkel?

Op iemand die zichzelf niet ziet en een zondaar is tot de dood, geneigd tot alle kwaad, tot niets goeds in staat.

Toen ze een keer vroeg: ‘vertel eens iets over jezelf, toen schrok ik me dood’.

Ja, als ik dat doe, dan maakt ze het uit.

Het is gelukkig niet zo ver gekomen.

Ze heeft me ook leren praten en leerde me te uiten.

Maar dit heb ik weleens verteld.

 

Ik lees nog een stukje voor over wat liefde is.

Johannes schrijft: God is liefde, en niet iets anders.

De liefde is mild en teder, zij is niet hard.

Zij  heelt wat bij elkaar hoort.

Zij heelt wié bij elkaar horen.

Zij scheidt het goede van het kwade.

De liefde is zonder schuld, ze vergeeft graag.

Zij zoekt de verloren dingen en de verloren mensen weer op.

Ze is zo helder als kristal.

De liefde is zo sterk als het licht.

Zij is sterker dan de dood.

De liefde is echt, geen namaak,

is onvervangbaar.

De liefde vergelijkt niet.

Ze spreekt mèt mensen, niet óver hen.

Dit is een doordenker hoor, hoe gauw heb je het niet over een ander. Dan ben je zelf z.g. beter.

De liefde hoeft geen gelijk te hebben.

Wie zich aan haar stoort, is blind.

En wie zich aan haar stoot, verwondt zichzelf.

Ze zoékt de ander, ze erkent de ontkenden.

Ken je dat? Je ontkent voelen? Ontkend zijn? Je leven heeft geen zin, je bestaan heeft geen zin…..

Maar de liefde geeft naam aan de vergetenen.

Ik weet hoe jij heet, je krijgt een naam die bij je past!

Ze luistert en ze vraagt naar je.

Dit is zó waar: Hij is, Ik ben, en wij zijn!

 

Lied Duurt

Tot slot het lied wat ik hier had willen zingen, maar dat doen we nu niet.

Twee coupletjes die gaan over God.

Uw geloof, Uw hoop, Uw liefde,

zo oorspronkelijk, zo licht

Kuste wakker en verhief de mensen naar Uw aangezicht.

Wij aanbidden, lieve Vader, in zacht-moedigheid zo rein, komen wij elkander nader, kunnen wij zó samen zijn.

 

Geniet van je inwendige schoonheid, zó kijkt de Zoon naar je!!

Amen!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens d.d. 20-09-2020

 

 

Beek – Bron – Water (Duurt 26-09-2010)

Bron – Beek – Water

 

Op15 december a.s. is er Centrale Bijbelstudie, dan wil ik gaan uitwerken: ‘hoe wakker je nou de hoop in je aan?’

Hoe blaas je nou aan wat God hoopt, hoe gaat dat? Ik wil het dan ook hebben over de ontwikkeling van de geestelijke gaven in de gemeente. Want dat kan nog mooier en beter en meer. Maar hoe doe je dat nou? En over je bezigheden in de hemel. Want tot mijn verdriet merk ik dat sommigen helemaal niet weten wat dat betekent, bezig zijn in de hemel. Dat heet dan officieel wandel in de hemel, maar wat is dat nou?

Want velen zijn echt met dit evangelie alleen maar met aardse dingen bezig, om dàt een beetje kleur te geven.

Enfin, wat bleef liggen, en daar heb ik flink over na kunnen denken, dat was één van de laatste beelden, een beek. Herinner je je dat nog? Een stromend beekje.

Ze zouden bij de supermarkt kunnen zeggen: we hebben nou een artikel in de aanbieding…., het smaakt nergens naar, het heeft geen kleur, het heeft geen geur, niks! Wilt u dat hebben? Het is gratis.

Joh, dat kan toch niks wezen….? Maar

dat is water.  En ik vind de prachtigste eigenschappen van water, behalve dat het vloeibaar is, dat het kristalhelder is.

Water is zo iets geweldigs, en van levens-belang.

Nou ja, laat ik het zó zeggen, als een preek, een toespraak, een gedachte, uit water bestaat, dan zijn er ook mensen die zeggen: ik heb toch liever cola hoor, of Fristy of….., geef het maar een naam.

Het moet toch een beetje opgepimpte bende zijn. Er moet wat prik in; er moet wat kleur en smaak bij…..

Jezus heeft het alleen maar, net als z’n Vader, over water!

Als je vergaat van de dorst, je sloft door de woestijn…, en eindelijk is daar een bron, dan ga je toch niet janken: ik wil cola light?

Dat is toch raar? Water lest het best.

In het land Eden in het Paradijs, was een hele lage heuvel. Daar ontsprong een rivier die zich splitste in het Paradijs zelf in vier stromingen. Ik zeg expres: stromingen. Want het is altijd een beeld van een hemelse werkelijkheid.

God is de oorsprong van alle dingen.

En oorsprong betekent letterlijk: ‘Oerbron’.

Dat is toch mooi? En dan splitst zich de oerbron. Gihon, Pison, Eufraat, Tigris.

Niemand weer wat die Pison is, sommigen mompelen iets van de Nijl. Nou, geestelijk gezien is de Nijl helemaal geen leuke rivier. Er zit ontzaglijk veel agressie in.

De Eufraat en de Tigris zijn bekend. Dat zijn twee enorme rivieren. En aan het eind daarvan ligt de stad Babel. Dat was toen een Metropolis hoor, het centrum van religie en handel. Een wereldstad.

Onderschat dat niet. Een schitterend beeld van wat er geestelijk op dit ogenblik aan de hand is aan de monding van de geestelijke Eufraat en Tigris.

Daar ontwikkelt zich ook een enorme stad in de hemel. Dat is de antichristelijke stad.

Daar kan dat hele kleine stadje Jeruzalem nooit tegenop op aarde.

De Gihon bestaat nog. Wie weet waar de Gihon loopt? Welk beekje heette Gihon?

Dat is het beekje van de tempelberg in Jeruzalem. Leuk is dat hè?

Kijk, de scheiding begon al bij het Paradijs; de stromingen. Dat begon al uit elkaar te lopen. En de Eufraat en de Tigris ontwikkelden zich als enorme religieuze stromingen. Mensen zijn ook gek op zulke rivieren. Dan kun je lekker raften, dan ga je toch naar zo’n raft-dienst? Dan ga je toch flink te keer? Ja, totdat je er bewuste-loos bij neervalt.

Dat trekt ook héél veel jongeren.

En dan die Gihon, zó klein, zo terug-gedrongen.

Jesaja 8 spreekt daarover: Ach, zegt Jesaja, heel verdrietig namens God: ‘ze willen dat zacht vloeiende water niet meer. Het moeten bruisende, ruisende, schuimende, sprankelende diensten worden’.

Ja, zegt God, en dan verlies ik ze. Dan kennen ze me niet.

Ja, zacht vloeiende wateren.

Die Gihon heette ook wel, en dat is bekender: Siloam. Daar ging die blinde heen, die door Jezus genezen was.

Die blinde heeft Jezus nooit eerder gezien.

Hij zegt: was die modder maar van de ogen af, en die jongen gaat daar heen, en spoelt z’n ogen af. Hij moest ze wel dicht houden want er zat modder op en spuug. En dan veegt hij ze schoon en doet hij voor het eerst z’n ogen open….,

en voor het eerst ziet hij wat!

Wat was het eerste wat hij zag? Zijn eigen gezicht, vind je dàt niet wonderlijk? In dat hele stille badwater zag hij z’n eigen gezicht.

Toen dacht ik: als er iets is wat het evangelie doet met water, dan is het, dat jij weer gaat zien wie je zèlf bent!

En bij wat voor water brengt de Goede Herder je? Stille wateren. Niet bij een moeras. Dat is ook een stil water hoor, maar dat is een ander soort water, dáár moeten we het niet van hebben, van mensen die er uitzien als een moeras. Van moerassen zeggen ze: stille wateren, diepe gronden, nou, moeras niet hoor, nee, je zinkt er in weg.

Maar water is het beeld van de Geest en het Woord. Woord en Geest horen onver-brekelijk bij elkaar.

Jezus zegt toch ook: neem één slok, en het wòrdt in je als een bron. Eén slok nemen.

Psalm 65:10b: De beek Gods is vol water. Er staat niet ‘rivier’, maar ‘beek’.

Naast ons huis loopt ook een beek. Nou, reken maar niet dat ik daar ook maar één slok van neem, want dan word ik gegaran-deerd ziek. En ik ga er ook niet in zwemmen. En soms stinkt het vreselijk.

Maar hier gaat het over de beek Gods die vol water is.

Ken je het verhaal van Jezus dat Hij praat met Nicodemus? Hij zegt: de wind hoor je, maar jij weet niet waar hij vandaan komt en jij weet ook niet waar hij heen gaat.

Nou nee.

Nou, zegt Jezus, zoals de wind is, zó zijn de gelovigen. Jij weet niet waar Ik vandaan kom en jij weet ook niet waar Ik naartoe ga; tenzij je van gedachten verandert.

Hetzelfde kun je zeggen van water. Je weet niet waar het vandaan komt, en je weet ook niet waar het heen gaat. Dat wéét je helemaal niet!

Zó zijn de gelovigen. Maar als je één keer van gedachten bent veranderd, dàn weet jij waar jij vandaan komt, de oerbron. En jij weet ook waar je naartoe gaat, uiteindelijk naar de zee. En wat wordt die zee? Heb je dat wel eens gelezen? De zee gaat weer leven! Het wordt zoet!

Maar goed, dat is een ander beeld.

Maar het gaat er om dat alle dingen een keer goed worden. Dat is zó mooi!

Je zal toch een beekje hóren als je dorst hebt. Het geluid alleen al.

En anders vertaal je het woord beek maar in het Duits, dan klinkt het je toch zéker als muziek in de oren: Bach.

Dit is een grap hoor, maar ik vond hem wel leuk. Het klinkt je dan toch als muziek in de oren.

Als iemand dorst heeft in Kampen en omstreken, en die hoort een beekje ruisen, laten zij dan jou hóren!

In Spreuken 13:14 staat ook een behartenswaardige opmerking, want het onderricht van de wijze is een bron des levens om de strikken des doods te ontwijken.

Wil je gered worden van de dood, zoek dan die bron op en laat je onderrichten! Volg onderwijs. Jezus wordt genoemd de ‘wijsheid Gods’, want onderwijs heeft te maken met wijsmaken.

De oudste betekenis van ‘laat je iets wijs maken’, was een positieve betekenis, tegenwoordig is het negatief.

Wij laten ons wijs maken. En onze onderwijzer is niet de Heer; onze Heer was de eerste Leerling die Zich heeft laten onderwijzen door de Geest. Want Hij zegt: Ik weet al die dingen niet uit mezelf, Ik heb het allemaal gehoord en geleerd. En trouwens: 1+1= 2 heb je toch eerst moeten leren voordat je daar onderwijs in kunt geven?

De heilige Geest is de Onderwijzer, en Die hoor je, door allerlei dingen of gesprekken heen. Soms direct binnen in je, en anders weer via anderen. Maar het gaat om onderwijs. En Jezus was altijd bezig om onderwijs te geven. Z’n discipelen heetten dan ook leerlingen. Dat is toch mooi? Het is toch heerlijk om goed onderwijs te krijgen? Anders vraag je het maar in de ontwikkelingslanden, in Nederland durf je het niet altijd te zeggen.

Een wijze wijst je de weg, dat is dus een wegwijzer. En waar wijst hij je op? Dat je de Vader leert kennen, want dáár gaat het uiteindelijk om.

Je kent die gelijkenis van de dwaze maagden? Aan het eind doet Jezus de deur voor hen dicht. Er staat voor ‘dwaze maagden’ ‘afgestompt’.

Hij zegt: Ik heb je niet gekend. Dat betekent dus dat die dwaze maagden Hem ook niet gekend hebben, met al hun religieuze gedoe.

Dáár zit de sleutel tot het begrijpen van die gelijkenis. Je hebt Hem niet gekend! Je bent met religie bezig geweest, en je had het er maar druk mee.

In Psalm 104:10 staat de sleuteltekst voor vanochtend. Hij zendt de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen.

Er staat niet ‘beken’, er staat ‘beek-beddingen’. Dat is wat anders. Dat is droog. Een bron is de Geestesdoop; dat is water. Dan word je een bron. Dus zonder Geestesdoop: geen water!

Maar er staat ‘beekbeddingen’ in de grondtekst. En een bedding onderscheid zich van het landschap. Dat kun je zien. Daar hoort water te lopen, maar het is er niet. Je ziet het hier en daar nog.

En elk mens is een bedding. Elk mens is een beekbedding!

Als God ooit een keer alles wordt in allen, dan zijn alle beddingen voorzien van water.

Het woord ‘bedding’ stamt af waar ook ons woord ‘bed’ van afstamt, en dat betekent ‘slaapplaats’. Het betekent ook ‘graf’. Het was een uitgegraven holte, origineel.

Dus wat doe je? Je gaat de slapenden wakker maken! Toch? Ontwaakt gij die slaapt! En over het graf: ‘sta op tussen de doden uit! En dáárvoor is Jezus gekomen.

Hij heeft gezegd: Ik heb woorden van léven; dus Ik breng tot leven.

Elk mens, daar begin Ik mee, de rest komt vanzelf, maar eerst de mensen tot leven brengen.

Dat is zó mooi, onthoudt dat maar goed als je praat met iemand, en denk dan maar: dat is een beekbedding.

Elk mens is dat van nature.

Dan staan er voor het woord ‘weder-geboorte’ in het nieuwe testament verschillende woorden:

Van boven geboren, een hele belangrijke.

Je denkt dan: ben ik boven geboren? Nou, dan blijf ik toch boven?

Totdat we neerdalen.

Maar er staat ook een woord: palin genesia. Genesia, denk aan Genesis, is worden. Het is vertaald met wedergeboorte, dat is jammer.

Genesia is ‘wording’, je bent aan het worden op dit ogenblik, je zit in een wordingsproces. Prachtig! Dat wordt nog eens wat.

Maar ‘palin’ betekent eigenlijk ‘terug’, dat staat in het woordenboek. En dan staat er nog tussen haakjes achter: naar de oorsprong. Naar een begintoestand!

Ik denk: hé, wat een diepe betekenis krijgt dat dan. Dat wie opnieuw geboren is, dat zeggen we dan, eigenlijk weer geboren is vanuit de begintoestand zoals God het bedacht heeft. O, nou snap je het.

Daar leg je dus getuigenis van af in de waterdoop (grapje: gooi ze maar in de beek), en je staat op tot een nieuw leven. Water is ook een beeld van het vrucht-water. En je komt er uit tevoorschijn; je wordt geboren, en dáárna komt de Geestesdoop.

Het woord ‘christen’ betekent ‘gezalfde’, maar alle mensen die zich christen noemen zijn lang niet allemaal gedoopt met Gods Geest. Het is een lege term geworden.

En dan gebeurt het: jij wordt een bron van God.

Ken je de uitdrukking uit Openbaringen: Ik zal ze sturen naar de waterbronnen des Levens? Nou, hier zitten al die bronnen! Al die bronnen zitten hier! Ja! Al die aanzien-lijke bronnen. Wat een feest dat je een bron bènt!

En wat doet die bron? God brengt een bron naar de bedding, naar die mens. Hij zegt: en nou kun je worden wie je eigenlijk bent. Nu kun je beantwoorden aan je bestemming. Ik heb je bestemd om een beek te worden. Ik geef je de bron.

Zie je hem ontspringen? Zie je hem weg-kronkelen? En er staat zo mooi achter: ‘tussen de bergen’. Het gaat nl. door de dalen.

Waar Wim het zonet over had, over die put, daar was zelfs een zinnetje bij dat die put een bron werd. En de meeste mensen die je ontmoet, zitten in een dal.

Ga dus maar stromen! Ga maar gewoon stromen! Verder niks. Laat maar gewoon merken dat er iemand is die om hen geeft, en dat bent jij! Verder hoef je niks.

Jezus liet Zich pas dopen in water toen Hij dertig was. Daar kun je een voorbeeld aan nemen. Je moet je nooit bewusteloos als puber laten dopen hoor.

Jezus was dertig. Hoe stond Hij dan bekend vóór die tijd? Gewoon als een hartstikke aardige wijze vent. Verder niet.

Hij groeide op in wijsheid. Hij was gewoon een aardige kerel.

Jammer dat Hij niet getrouwd was. Hij zal wel gewoon door het dorp gegaan zijn; Hij was bescheiden.

In die tijd heeft Hij nederigheid en bescheidenheid geleerd.

En Hij heeft voor die tijd nooit het evangelie verkondigd. Met geen woord. Hoogstens zei Hij: ‘Ik ben bezig met de dingen van Mijn Vader’. Nou ja, wie vroeg dan verder?

En toen is Hij Geestgedoopt. Hij moest daarna eerst alle verzoekingen doorstaan. Wat een stage-periode zeg. Sjonge jonge. Ieder van ons kent verzoekingen. En soms verlies je het, maar je komt weer overeind. Echt waar hoor.

Maar op het moment dat Jezus z’n mond open deed met dit evangelie, en vertelde wie Hij was….., toen kreeg Hij voor- en tegenstanders. Dan krijg je in de hemel een scheiding der geesten. Ja. Dan krijg je vijanden en vrienden.

En we hebben een gevaarlijke tegen-stander. Mag ik dat nog één keer accentueren?

Als hij brult als een leeuw, dan hoort iedereen hem wel hoor. Maar als hij op kousenvoeten en op z’n teentjes de gemeente insluipt, en probeert hier iets anders te brengen dan de gezonde leer, dan heb je hem niet zo gauw door, want het lijkt zo lief en aardig.

Jezus vonden ze echt een aardige man.

Maar toen Hij het evangelie ging verkon-digen zeiden ze: Hij is nou ècht gek.

Je bent gewoon een timmerman joh. Je hebt een verbond met de duivel gesloten.

Hij dreef boze geesten uit, en die brulden wat af!  Nou, daar wil je toch niet bij staan hè…? Dat is toch schocking…?

Ze zeiden dat Hij gek was.

Denk eens aan een droge bedding, een natuurlijk mens, misschien wel een gelovige; maar nog niet met de Geest gedoopt.

Maar je mag ook denken aan een bedding waar al wat water door stroomt. Dat zijn de Geestgedoopte mensen.

Er kan daar heel wat rommel in gegooid zijn. Ja toch?

Er kan ook van alles in drijven, wat ze er in gesmeten hebben. Het kan ook gewoon nog in die droge beekbedding liggen.

Er zijn veel mensen met innerlijke pijn. Echt innerlijke pijn.

Of er zitten rare dingen bij jou van binnen. Een steen op mijn maag, zeggen ze wel eens. Maar het zit er dan toch maar.

Of…, wie weet waar ze die bedding ooit voor gebruikt hebben…., maar niet voor water. Hij is misbruikt.

Hoeveel mensen voelen zich misbruikt? Dat kan ook geestelijk hoor. Het kan zelfs ná je bekering; het kan zelfs ná je Geestesdoop. Echt waar.

Toen ik een keer een artikel schreef, zat daar ook één zinnetje in: sommige mensen zijn er nu nog beroerder aan toe dan vóór hun bekering. Wat heb ik dáár een respons op gekregen van verdrietige mensen.

Verdrietige mensen die mishandeld en misbruikt zijn, want ze moesten geestelijk lopen doen, wat ze helemaal niet konden; en ze moesten de voorganger gehoor-zamen, en meer van dat moralistische gezwets. Het is verschrikkelijk!!

Het waren zulke verdrietige brieven. Dan word je als mens toch ontkend? Dat is toch niet de bedoeling? 

Je bestemming is alleen maar om een beekje te worden! En als de duvel èrgens een hekel aan heeft dan is het aan stromend, fris en helder water. Dat wil hij vervuilen.

Er kunnen obstakels in die rivier gegooid zijn, zodat dat water weer wat afgeremd wordt. Of er zijn stenen in geplonst.

Als het te zwaar is, dan laat je anderen jou maar helpen. Met z’n allen lukt het wel om de rotzooi op te ruimen hoor.

Een heleboel drijft ook weg. Gooit er iemand een zak dooie bladeren in, dan drijft het vanzelf weg! Die scheldwoorden doen je niet zo veel.

Maar er kan ook van alles in vernield zijn.

Ten diepste zit daar dan de ontkenning van je wezen. Er zijn mensen die kunnen er niet tegen en hebben nooit geleerd dat iemand hen aardig vindt. Daar kunnen ze helemaal niet tegen.

Als je zegt: ik vind je hartstikke aardig, dan kijken ze je aan met een blik van: ‘dat kàn niet’. Want ze vinden van zichzelf dat ze niet aardig zijn.

Wie heeft je dat rare idee bijgebracht?

Dat heeft heel veel oorzaken. Maar het gaat er om dat je laat merken dat God van ze houdt.

En wat denk je van een bevroren beek? Die geeft géén water. Als kind was je misschien al in een ijzig klimaat opgegroeid; maar het kan ook een ijzig klimaat zijn ná je Geestesdoop. Zodat de boel toch bevroren is.

Hoe ontdooi je zulke mensen? Met jouw klimaat! Ja.

Al mijn plantjes zijn verdord, zeggen ze dan, ik ben ijzig geworden. Durf je, en heb je de moed nog, om je door de zon te laten beschijnen?

Of het is vervuild, dat kan ook. Net als die beek naast ons huis.

Tja, er is wel eens stiekem mest en gier in geloosd. En dan komen al die vissen met hun buik bovendrijven. En dat stinkt verschrikkelijk. Dat lokt niet hè? Maar het is vervuild.

Als er door jouw woorden, door jouw verhaal, altijd een beetje kritiek zit op die en op die…, op de gemeente, of op jezelf.

Dan lach je dat weer weg…. Maar er zit altijd wat van kritiek in….

Of er zijn mensen die altijd wel wat hebben om zich aan te ergeren. Dan heeft dat water een bijsmaak. Dat is niet drink-baar. Dat smaakt dan smerig.

Je moet dus oppassen voor al die ergernissen, want die staan alles in de weg.

Jezus noemt dat gewoon ‘zonde’. Het komt van het woord ‘erg’, ‘arg’, en dat is ‘kwaad’.

Of kwaadsprekerij; dat kan in een gemeente. Als je dat doet dan verspreid je het kwaad. Jij verspreidt het. De beek wordt vervuild, in plaats van een andere oplossing te zoeken.

Trouwens, een woordenstroom, daar heb je het woord ‘stroom’ weer, van ergernissen, dat maakt jou vuil!

Dat maakt jou vuil als bron en als beek.

Niet wat de mond ingaat, maakt de mens onrein, zegt Jezus ergens, maar wat rolt er uit de mond.

Die rioolroddel zou toch verschrikkelijk zijn? Dat komt op het riool uit en dan begint het hier te stinken. Ja, en dat is ondrinkbaar.

Of je hebt een prachtig minderwaardig-heidskomplex. Zó gaaf…. Ja, zeiden ze vroeger, ik heb een heleboel vergade-ringen gehad binnen een inrichting met psychologen en de hele handel…., maar die hadden het altijd over: ‘dat is een gave psychopaat’. Daar bedoelden ze mee: volgens het boekje. Die beantwoordt aan alle kenmerken van een zieke.

Maar stel dat je zelf een gaaf minderwaar-digheidskomplex hebt, een mi-wa-ko, dan wil je jezelf toch laten gelden.

Zo van: ‘ik ben heus wel iemand, hoor mij effe’.

Dan heb je een soort geldingsdrang, en dat moet er dan steeds weer doorheen spelen.

De pest van geldingsdrang is dat je de aandacht vestigt op jezelf in plaats van op het water, op God.

Jij geeft alsmaar een getuigenis van jezelf: ‘hoor mij eens’. In plaats van het getuigenis te gunnen aan Degene die het jou gegeven heeft.

Och, ik hoor het nog iemand zeggen: ja, die en die is genezen, jaha…, daar heb ik nog mee gebeden…..die toon!

En die anderen dan, waar je ook mee gebeden hebt, en die niet beter zijn geworden? En die weggelopen zijn omdat je zo nodig met ze moest bidden?

Ben je wel eerlijk? Ere wie ere toekomt! En dat is zó simpel. Jezus deed niet anders. Hij had het altijd over z’n Vader; Hij gaf z’n Vader echt alle eer!

Wat ook vervelend is, dat er een dikke steen op de bron is gegooid. Dat is erg! Ach, je wil je zó graag uiten, en iemand ploft daar een steen op. Het water kan er niet meer uit. Het verstikt. Er komt niks uit. Ach, dat is verschrikkelijk hoor.

‘Met jou wordt het toch helemaal niks…. Aan jou hebben we in de gemeente niet veel….’

Stel dat je zo’n gruwelijke opmerking maakt. Dan gooi je een steen op de bron.

Je kan ook zèlf de oorzaak zijn van een steen.

Als jij niet vergeeft…, ik heb het niet over ‘niet vergeven kunnen’, nee, je wil het gewoon niet, want je vindt dat die ander bij jou in de schuld staat….., dan stop je de bron.

Het begint allemaal met vergeven. Vergeven is nl. afwassen, en dat doe je met water.

Als je dat niet wil, wat komt er dan uit je?

En één van de belangrijkste dingen vind ik dat het beekje zo ondiep is bij sommigen.

De beek van God is vol water, je hoeft ook niet buiten je oevers te treden, zo van: ‘halleluja, hier ben ik….’. Maar als het zó ondiep is, dan heeft het geen diepgang! Het is een oppervlakkig christendom. Als het op aarde maar een beetje goed gaat, en het weer zit ook mee…., nou, je kan dan niet dankbaar genoeg zijn…..

Nou, als het op dàt niveau moet…. Dat is dus geen niveau.

‘Mij ontbreekt niets’, zeggen ze dan, en daar bedoelen ze vaak zichtbare dingen mee. Als het met je huis, je tuin, je boom en je beestje maar goed gaat…

Maar diepgang is zó wezenlijk!

De wijze man, die een huis wilde bouwen, die grááft, maar er staat letterlijk: ‘hij groef en verdiepte’. Dàt staat er!

Want kijk, je kunt best een huis op zand bouwen. Dat is toch geen probleem? Maar als er een tyfoon of een modderstroom of een andere ramp losbarst, dan blijft dàt huis niet staan. En over zand gesproken, er is wel een onderlinge verbinding, jawel. Maar als het er op aankomt, is die verbinding weg. Er is geen onderlinge samenhang.

Die mensen kun je psychologisch wel met elkaar verbinden, of op grond van nationaliteit of één of andere religie, dan is dát het bindmiddel, maar dat houdt niet als het moeilijk wordt, daar heb je niets aan.

Dus psychologie is wel mooi…., maar als de psychologie een belangrijkere rol gaat spelen dan de binding door de Geest, de werking van Gods Geest…, dan zak je toch weer op aarde.

Ik vind, en dan praat ik voor mezelf, dat Kampen daarvoor moet oppassen! Want de menselijke geest weet wat in de mens is. Ja, dat heet psychologie, zegt Paulus.

Maar de Geest van God weet wat in God is!

En ik heb gemerkt, laat ik het nog maar eens herhalen, dat als je je verdiept in de gedachten van God, schitterende gedachten, genezende gedachten, ze je  weer héél maken! Je wórdt weer iemand.

En als je dit doet, herstelt jouw persoon-lijkheid zich vanzelf, van binnen uit.

Dat is kort samengevat zoals ik er, wat dat betreft, over denk.

Graaf! Graaf net zolang door totdat je bij die rots bent!

Dan zeggen ze: ‘ja, die rots is Jezus’.

Dat is helemaal niet waar.

Jezus zegt: op deze rots zal Ik Mijn tempel bouwen, Mijn Gemeente. En daar bedoelt Hij de uitspraak van Petrus mee. ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’. Op die uitspraak bouw Ik Mijn Gemeente! En daarom noem ik jou ‘rots’, Petrus, want dàt is een overtuiging die staat! Rotsvast!

Dus als je je dáárin verdiept….?

Waarom is dát nou de rots van onze gemeente, de basis? We zeggen dus: Zoon, Christus, gezalfd, levende God.

Dié woorden. Als dié een rol gaan spelen, dan moet jij eens kijken wat er gebeurt, dan klimt jouw geest uit het dal, en jouw ziel uit de put, en jouw lijf uit de misère. In die volgorde. Echt waar hoor.

Nou, daar word je toch gelukkig van?

Er zijn een stel mensen, Van der Leij uit Franeker, die bellen wel eens op. En hoe vaak zij wel niet gezegd heeft, in het Fries vaak, maar goed, dan zegt ze: ‘het gebeurt hè, van  binnen uit!’

Dat vind ik zo schattig. Het zijn stokoude mensen, ze komen haast hun huis niet meer uit.

Maar ‘het gebeurt hè, van binnen uit’.

Ja, dan ben ik ontroerd. Zij zien het! Dus niet van buiten af!

Met andere woorden: Je bènt een beek, en wie jou proeft, die proeft en smaakt dat de Heer goed is. Vind je dat niet prachtig? Daar hoeft geen kleur bij; daar hoeft geen smaak bij….., nee, en gooi ze maar in de beek, bij wijze van spreken, maar ze springen er wel in.

In dat beeld was er ook iemand die er in sprong, dat vond ik zó leuk. Die dacht, nou word ik hartstikke schoon in het bad der wedergeboorte.

Nou, een lekker bad…., dat doet je toch  wat hè, vooral als je vuil bent. Dan is een bad zó heerlijk! Je wordt schoon en je komt er als herboren weer uit.

Het wordt zelfs wel eens vergeleken met het vruchtwater van een zwangere vrouw.

Kennen jullie het gedicht van Vasales, ‘De idioot in bad?’ Dat moet je echt eens lezen, zó ontroerend! Alsof die man elke keer weer opnieuw geboren wordt vanuit de baarmoeder.

Het wast ook de zonde af. Dat zeggen de Belgen altijd zo leuk: ‘gij zijt een schoon mens’. Schoon is mooi, maar je bent ook van binnen zo mooi.

En laat de mensen maar het eeuwige Leven proeven! Want daartoe zijn we gekomen om mensen het eeuwige Leven te geven. En uit allerlei geloofsrichtingen zullen mensen aan komen lopen, de zoekers. Op zoek naar zuiver, kristalhelder water.

Ze komen hoor! En geef ze dan van dàt water.

Wij zijn de waterbronnen des Levens.

En ken je uit Openbaringen die term: Ik hoorde een stem van zeer vele wateren.  Hoe moet dàt nou klinken? Nou, daar heb je ze, àl die monden van God, al die bron-nen van God. Al mijn bronnen zijn in U.

Het zit zó mooi in elkaar en eenvoudig.

Deut. 8:7-10 gaat over het beloofde land. Ik vind het geen mooie uitdrukking. Het staat ook nergens in de bijbel. Maar wel het land der belofte. En belofte kun je verbinden aan de Geest der belofte. Dus het is een geestelijk gebied waar wij op dit ogenblik in zitten.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-09-2010

En er staat: in een goed land, een land van beken, (hier zitten ze), bronnen, (hier zitten ze), wateren, (daar zitten ze), die in de dalen en op de bergen ontspringen.

In een dal kan een bron ontspringen, hoe diep dat dal ook is. Maar dat kan, en ook op de bergen.

En dan krijg je vanzelf wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels…. Aan niets gebrek.

Het gaat vooral om dat slot: Je zult de Heer prijzen om het goede land dat Hij je gaf. Het beloofde land.

En dat heeft God niet alleen aan jou beloofd. Aan wie nog meer? Ook aan Zichzelf. Want Hij wil zo graag in mensen wonen. Hij heeft het ook Zichzelf beloofd, mooi hè.

En, wat Theo zegt: Iedereen gaat geloven!

Een beloofd land. Ik heb zó iets moois achter de hand voor jullie! Daar heb je je Vader.

Ja, het land van het verlangen van God zal een keer worden zoals het daar beschreven staat.

Dus een prachtig beeld, en een ander woord voor het beloofde land is: ‘het Koninkrijk Gods’. Daar woont God.

Zó kan dat dus!

Ik zou zeggen: ‘wees een heldere beek en een zuivere bron’

Amen.

 

 

Alles heeft zijn tijd (Duurt 21-10-2007)

Alles heeft zijn tijd  (Pred. 03:01-08)

 

Toen ik als puber Prediker las, vond ik het een waardeloos depri-boek. Het begint met de diepste zucht van de wereld: alles is ijdelheid en het najagen van wind. Vrouwen deugen niet… dat staat er gewoon in hoor. Vreselijk. Ik kon hier helemaal niets mee. Totdat er langzamerhand, dank zij de heilige Geest, licht over valt.

Ja, het is een mooi boek, dat waarschijnlijk geschreven is door Salomo. Maar die man praat daar over de dingen onder de zon, en dat is op aarde.

En wat is er met ons aan de hand?  Daar gaan we het over hebben.

Pred. 3:1-8: ‘Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om uit te rukken, een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen, een tijd om te wenen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwklagen een tijd om te dansen, een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen bijeen te zamelen, een tijd om te omhelzen en een tijd om zich van omhelzen te onthouden, een tijd om te zoeken en een tijd om te laten verloren gaan, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen , een tijd om te scheuren en een tijd om dicht te naaien, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken, een tijd om te beminnen en een tijd om te haten, een tijd van oorlog en een tijd van vrede’.

En zo kunnen we nog uren doorgaan. Ja toch?

Ik had het over de zon, alles wat onder de zon is, dat is op aarde. Eigenlijk zegt de schrijver: ‘er is niets nieuws’. Alles herhaalt zich eindeloos. Maar het grote verschil met ons is, dat in Openb. 12:1 staat: ‘een vrouw met de zon bekleed! Dát is wat? Wat stel je je daarbij vóór? Want hier wordt gesproken over de gemeente! En ze heeft de zon als een mantel om zich heen geslagen. Is dat een mooie vrouw of niet? Dát is nou de vrouw vol van genade. Dat is niet Maria maar dat is de Gemeente. En als wij in de zon zitten, dan straalt de genade van ons af.  Wie met  jou kennis maakt, en dus met God kennis maakt, wat ervaart hij dan? Mooi hè?

Maar wat er gebeurt in de hemel heeft vaak z’n weerslag op aarde. Wat er gebeurt in de geest, openbaart zich vaak in het zichtbare. Of nog dichter bij huis: wat in jouw ziel plaatsvindt, dus onzichtbaar, openbaart zich op aarde, en dat is altijd de bedoeling van God: openbaring. Laten we dat stuk uit Prediker eens met andere ogen bekijken. Dus met de ogen van de vrouw, die met de zon bekleed is.

Het begint met: Alles heeft z’n uur en ieder ding onder de hemel heeft z’n tijd. In het Hebreeuws voor ding staat er eigenlijk verlangen.  Dat verlangen heeft te maken met je wil, want je moet het wèl willen. Maar sommige dingen overkomen je. Maar onder de hemel heeft het z’n tijd of beter gezegd: ‘periode’ of  ‘seizoen’, moment.

 En dan komt de eerste tekst dat zegt:  er is een tijd om te baren. Maar vóór het baren vindt er eerst iets anders plaats. Daar staat ook in het Hebreeuws eigenlijk: verwekken.

Ik zal bij al die dingen even heel kort stilstaan. Anders wordt het te veel. Letterlijk betekent baren: vrucht dragen. Baren is: iets moois tevoorschijn brengen waar de duvel een hekel aan heeft en daarom kost het pijn, weeën. Want weeën bestonden niet vanaf de beginne. Dat heeft de duvel er bij bedacht. Dus onder druk komt er iets mooi tevoorschijn. Je mag het ook omdraaien als je het moeilijk hebt. Als jij onder druk staat, komt er waarschijnlijk iets moois tevoorschijn.

Als je Galaten 4:19 eens bekijkt, waar Paulus onder druk staat, zegt hij: ‘Mijn kinderen, terwille van wie ik opnieuw weeën doorsta’. Daar heb je Paulus, een moeder voor de gemeente. Hij heeft een hoop doorstaan. En waarom heeft hij het doorstaan? Met dit doel: ‘totdat Christus in jou gestalte krijgt’. Dus nu snap je waarom je soms onder druk staat. Anders kijk je maar eens naar Joh. 16:21, daar staat ook iets heel moois. Daar zegt Jezus het volgende: ‘Een vrouw die baart heeft droefheid, (Hij bedoelt daarmee pijn) omdat haar uur gekomen is’. In de grondtekst staat: de vrouw. Maar wanneer ze het kind ter wereld heeft gebracht, denkt ze niet aan haar benauwdheid, uit vreugde dat een mens ter wereld is gekomen.

De volgende tekst, die hier bij hoort, is vers 22: ‘Ook jullie hebben nu droefheid, maar Ik zal je weerzien’.

Wie is hier in dit verhaal de moeder? Dat waren zijn discipelen, die om Hem heen stonden. Want dáár zegt Hij het tegen. Hij zegt dat ze vergaan van de pijn, máár…Ik zal jullie weerzien! Dat betekent dus: ‘Jezus werd geboren’, als je snapt wat ik bedoel, toen Hij uit de dood werd opgewekt. De nieuwe mens was mogelijk, de opstanding. En dan pakt niemand jouw blijdschap meer af.

Dus Jezus beschouwde de mensen die Hem ondersteunden als z’n moeder.

Ik heb trouwens nog een vraag: wat vind je nou belangrijker, een natuurlijke of een  geestelijke geboorte?

Een geestelijke geboorte toch? En wat vind je het belangrijkste, het vergankelijke of het onvergankelijke? Vul zelf maar in.

Voor baren staat eigenlijk ‘verwekken’, en verwekken is ‘het begin van alles’.

Dan staat er verder in Prediker: een tijd om te sterven. Iedereen sterft een keer. Jezus ook. Maar in dat dodenrijk zitten miljarden mensen op dit ogenblik, zo verschrikkelijk veel. En wat doen ze daar? De ganse schepping zucht, dus ze zuchten in de gevangenis. Jezus noemt het dodenrijk gevangenis. Ze zuchten om verlossing uit dat ellendige concentratiekamp, het dodenrijk. De hele schepping zucht, maar er staat wat achter: die schepping is ook in barensnood. Wat wordt er dan geboren? Waarom staat de schepping zó zwaar onder druk? Wat wordt er dan geboren? We zitten te wachten op de vrijheid van de kinderen Gods. Daar moet je eens over doordenken. Hoe meer God zich gaat openbaren in doodgewone mensen, hoe meer de schepping onder druk wordt gezet, en niet alleen de zichtbare            – iedereen denkt bij schepping altijd aan die mooie aarde – maar het is zo’n rotzooi in de hemel, vandaar dat het ook zo’n rotzooi op de aarde is op het ogenblik.

Maar gelukkig zijn wij al gestorven, daar ben ik maar wàt blij om. Ik ben dood geweest en dat was voor mij een hele opluchting, daarom heb ik mij ook in water laten dopen.

Er is een tijd om te planten

God begon de herschepping met één plantje. Eén onooglijk plantje. Gestalte noch aanzien. In Maria. Dan heb je toch een groot geloof, als je alle dingen weer wilt oprichten – dat staat in de Handelingen – de wederoprichting van alle dingen, en dan zó klein beginnen. Eigenlijk is Jezus het beginsel Gods. Als je nou beginselvast bent, houdt Hem dan vast, dàn ben je beginselvast.

Maar ik heb nog iets leuks. Het gaat hier over planten. In Prediker staat in vers 2 dat er ook een tijd is om te planten.

Vraag: ‘Hoe is het met jouw tuin?’ Je tuintje van binnen. Wat heb je er in geplant? Of wat is er in geplant waar je niet om gevraagd hebt, in je ziel. Ander woord voor ziel vind ik altijd nog ‘je tuintje’. De hof. Want het oudste beroep van de wereld is tuinman hoor! Adam was tuinman. Hovenier. Eigenlijk is Jezus, door de Geest, de tuinman van je ziel. Zover durf ik zelf wel te gaan, want Hij is de betere Adam.

En dan vind ik het zó leuk dat Maria van Magdala zich vergist, en Johannes is zo vriendelijk geweest om de vergissing van Maria van Magdala te noteren.

Joh. 20:14,15: ‘Na deze woorden keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: vrouw waarom ween je? Wie zoek je? Zij meende dat het de hovenier was’.Ik vind dit zo ontroerend. Ze dacht dat het de tuinman was.                  En het was nog waar ook. ‘Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen’.Maar zij vergist zich op zo’n mooie manier. En dan spreekt Hij haar toe en dan ontdekt ze ineens dat het Jezus zelf is.

Hoe vind je die vergissing? Prachtig toch? Het is nl. nog waar ook.

We gaan weer verder met Prediker, na het planten komt: rooien, het geplante uit te rukken.

Iedereen weet wat rooien is. Er kan onkruid, een boompje of struiken in je tuin zitten, die nog nooit gerooid zijn, en die hebben zich in je leven geworteld, en je krijgt ze er haast niet uit.

Iedereen weet wel voor zichzelf iets, maar noem eens b.v. schuldgevoelens, voordat je die er echt helemaal uitgerooid hebt, uitgeroeid, dat kan haast een mensenleven duren. Mensen die zich altijd op een vage manier toch een beetje schuldig voelen dat ze ergens in tekort schieten. En dat is geen leuk leven. Je denkt altijd dat anderen een hoop van je verwachten. En als er dan iemand een preek houdt met als thema dat God dat of dat van je verwacht, dan word je steeds kleiner. Dat is geen ontspanning.

Onschuldig zijn is het begin van Adam en Eva. Ze wandelden in onschuld.

Het geplante uitrukken, dus gewoon rooien. Je zal maar een minderwaardigheidscomplex hebben.

We hadden vroeger in ons dorp een winkel die heette ‘Miwako’, dat vond ik een perfecte samenstelling van minderwaardigheids-komplex. Het zijn minderwaardigheids-gedachten, je minder waard voelen.

Ik vergelijk die graag met een klimop. Als je de klimop z’n gang laat gaan, wat gebeurt er dan? Op den duur verstikt ie alles. En dan zijn er nog van die domme mensen die zeggen: ‘o, wat heb je een mooie groene tuin’. Je hebt van die mensen. Maar ze benemen je het licht. Ze kosten heel veel energie en het heet ook nog ‘klim-op’. Want je doet het toch voor de Heer?? Als compensatie.

Geef mij dan maar een hangplant. Dat heb ik veel liever. En dat is niet iets treurigs, want het mooie van een hangplant is, dat hij z’n wortels boven heeft, en wàt hij heeft, laat hij beneden zien. Wie het vatte kan, vatte het.

Er staat nog één boom in het Paradijs die nog nooit is gerooid en dat is de boom van kennis van goed en kwaad. Die verduistert zoveel mensen in hun denken, want dat doet ie, het is een beeld van de antichristus. Maar hij wordt echt een keer gerooid hoor!

Vers 3: ‘Er is een tijd om te doden’. Nou, wij doden liever niet. In het Hebreeuws staat er: kwetsen. Wat kwets ik graag?                      Bezeren is kwetsen. Wat bezeer ik graag? De kop van de slang! Graag! Ja toch?

Denk eens aan dat monster uit Openbaring, waarvan één van de koppen ten dode toe gewond was. Die heeft dus een keer een klap gekregen, maar ja, die wond herstelt zich.

Kwetsen. Daar is een hoop over te zeggen, want sommigen voelen zich om niks gekwetst. Die zijn overgevoelig. Maar hier wordt duidelijk gesproken over: ‘ga maar eens wat kwetsen, koppen vermorzelen’.

En wat doe je met ongedierte? Die verdelg je toch? Die verpesten je leven!

Mijn buurman zei een keer tegen me: ‘ik heb gevreet in de tuin’. Toen ik dat voor het eerst hoorde dacht ik: wat? Maar hij bedoelde dat hij ongedierte in z’n tuin had, die al het mooie wegvreten. Ze mogen bij mij niets meer uitvreten.

Een tijd om te helen. Ik wil dit naar jezèlf toebrengen. Jij hoeft niet zozeer mensen te helen, maar laat jezelf eerst eens helen, heel maken. Dus ik stel me rustig de vraag: ‘ben ik heel, ben ik half, ben ik verdeeld?

David merkte dat hij op een gegeven moment zo dubbel dacht, zo verdeeld. En dan zegt hij iets heel moois: ‘Neig mijn hart en voeg het samen’.

Ach, dan denk ik, wat een kerel hè? Eerlijk zijn naar jezelf toe, anders ontvang je nooit heling. Het gekwetste in je helen. Er kunnen zoveel dingen in je vernield zijn, verwrongen, ontwricht. Maar het punt is: durf je je te laten zien. Is het klimaat bij jou, rondom je, de wind die bij jou waait, zo uitnodigend dat iemand durft te laten zien waar de ontwrichtingen zitten? Want anders krijg je een gemeente met allemaal doe-het-zelvers, en dat is geen gemeenschap.

Durf je dat? Nou, ik wil je wel zeggen dat ik er alles voor doe, om zo’n klimaat om me heen te scheppen, dat een ander zich durf te vertonen. Want ik heb gemerkt dat als een ander dat klimaat heeft, en ik vertoon mij, met m’n verdriet en ook met m’n plezier, dat ik niet veroordeeld wordt. Onvoorwaardelijk.

Durf ik het zelf? Daarom zegt Paulus ook: weet je wat een eerste vereiste is voor iemand die zich christen noemt? Betrouwbaar te zijn.

Er is een tijd om af te breken.

Wat ik het liefste afbreek is het systeem-denken. Een duur woord hiervoor is een iconoclast. Een iconoclast is een beelden-verbrijzelaar. Al die beelden die er van God zijn…..

Ik heb al gemerkt dat je hier niet met een moker op hoeft in te slaan, maar vertel maar gewoon wie God is, en die andere beelden vallen dan vanzelf in puin. Laat maar verbrijzelen, afbreken.

Reinig die tempels, want het zijn mensen.

Ik ben zo blij dat dat Calvinistische schuld en boete, zonde en erfzondesysteem helemaal ter ziele is in mijn denken. Dat is helemaal kapot, mooi!

En wat denk je van een hiërarchisch systeem? Grote wereldkerken hebben een hiërarchisch systeem, één bovenaan en het domme volk onderop. Maar in kleine sektes komt precies hetzelfde voor! Hele kleine gemeentetjes, één aan het hoofd, een topfunctionaris. Snap je wat ik bedoel? Die rottige sektes! Die kleine clubjes.

Er is een tijd om te bouwen. Daar hebben we al zoveel over gesproken, maar ik wou alleen maar zeggen dat God bouwt.

Jezus zegt: ‘Ik bouw een huis, en die bouw-stenen  zijn mensen, je bent een bouwsteen, en nog levend ook. En wat leeft dat groeit, dus het groeit en het groeit maar. Het wordt een mooi huis, een levend huis. Gods woning bestaat uit mensen

Er is een tijd om te wenen.

Jezus huilde. Waarom huilde Hij? Hij keek naar Jeruzalem en toen sprongen de tranen Hem in de ogen. Hij zegt: ‘Jeruzalem, Jeruzalem’. Je ziet Hem daar staan. Mensen die iets héél moois voor jullie hebben, die schoppen jullie dood, die stenigen jullie. Je hebt alle profeten vermoord. Waarom, waarom nou toch? Dáár huilde Jezus om. En ik denk dat wij ook wel eens zullen huilen om deze dingen. Het religieuze systeem dat mensen van hun vrijheid berooft.

Door wie worden kinderen Gods vermoord?

Door wie zijn ze op de brandstapels gegooid? Door wie worden ze vandaag aan de dag vermoord? Door mensen die zeggen dat ze in God geloven. Nou, zegt Jezus, je kent Hem niet.  En jullie willen mij ook doden, en dat hebben ze gedaan.

Er is een tijd om te lachen.

In Psalm 126:1, 2a  wordt gelachen. Zó mooi. Dat is niet dat stomme gelach wat je tegenwoordig op tv alleen maar hoort, of dat braaklachen, zo noem ik het maar, dat zijn mensen die leedvermaak hebben en een ander uitlachen.

Toen de Here de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die dromen, toen werd onze mond vervuld met lachen.

Je zal toch verlost worden uit een concentratie-kamp. Je ziel zal maar uit de ballingschap tevoorschijn komen. Je zegt: ‘Hè, ik ben er uit, moet ik huilen of moet ik lachen’. Doe maar alles door elkaar, maar dit is waarachtig lachen van zo’n diepe vreugde, dat ze uit het systeem zijn, uit de gevangenis, wat een feest. En wie heeft dat gedaan?                             Dat heeft God toch gedaan? Zie je Hem bij de poort staan? Hij zegt: ‘Kom maar’, want Gods vriendelijk aangezicht geeft in de eerste plaats vrolijkheid. Dan ziet Hij al die mishandelde mensen tevoorschijn komen.

Als wij nog eens een keer afdalen in het dodenrijk, met de sleutels van de opstanding en van het leven, dan mogen wij ze ook vrij laten. Wat een feest! Kom maar! Jullie hebben zo verschrikkelijk veel geleden in je leven, en een ellendige dood gestorven, ‘sta op, kom op’. Dàt zijn nog eens grote dingen! Vrij laten!

Een tijd om te rouwen.

Ik vind dat je voor rouwen de tijd moet nemen. Als je dat niet doet, bid je dat niet weg hoor.

Ik heb wel eens gehoord en was er wel eens bij, dat iemand die verdriet had naar voren werd geroepen en toen werd de geest van verdriet gebonden…. Ach, alsof dat niet mocht, dat is erg, dat kan toch niet?

Rouwen, leed, of verlies. Want rouwen heeft haast altijd te maken met verlies.

Mensen die scheiden, wat ze eigenlijk niet willen, maar het gebeurt, zitten allebei in een rouwverwerkingsperiode. Dat is echt waar. Scheiden doet lijden. Of wat denk je van een vriendschap waar de glans van af is. Jeremia zegt: ‘Ach, hoe is het goud verdonkerd’, de glans is van het goud af.

Weet je waar je ook over treuren kan? Over jezelf! Ken je dat? Nou, ik wel. Met een diepe zucht zeg je: ‘het wordt niets met mij’. Dat is de basisgedachte. Die komt ergens vandaan, dat weet ik wel, maar je kent het toch wel: ‘ik ook altijd…., ik in de bocht…., daar heb je mij weer…., zie je wel….’ Alsmaar om te bevestigen dat het eigenlijk jammer is dat je bestaat.

Je kent wel de gevoelige mensen, juist de gevoelige mensen, die dan zeggen: ‘laat ik er maar een eind aan maken’. Dat is niet omdat ze zo graag dood willen zijn, maar omdat ze dit léven niet willen.

Als je toch in de rouw bent over jezelf, wandel dan maar naar de tuinman toe, wandel naar iemand waarin je ziet: ‘die kan mij weer oprichten’.

Er is een tijd om te dansen.

Er wordt genoeg gedanst. Maar ik heb wel een leuke vraag. Er staat letterlijk huppelen,(van zielevreugd?) Nou, ik vind dit geen huppelen van zielevreugd. Ik vind het trouwens zo’n gekke beweging.

Huppelen, daar willen ze alles mee verklaren.

Die bruiloft in Kana duurde 7 dagen. De helft was al teut door de wijn, en wie maakte van water wijn? Jezus!

Wat denk je, zou Hij die 7 dagen in een hoekje gezeten hebben met een bleek en vertrokken gezicht, helemaal wit, en hoofd-schuddend? Stellen jullie je Jezus zó voor? Nou, ikke niet! Er werd daar vaak gevolksdanst bij het leven. Die gasten hebben heel mooie dansen, die Israëlische dansen zijn heel moeilijk, Mariet heeft ze wel eens ingestudeerd. Maar reken maar dat Jezus er tussen gestaan heeft, want zo was Hij. Van nature een vrolijke vent.

Maar hedendaagse zogenaamde dansen in de geest doet me altijd denken aan het dansen rond het gouden kalf. Dat is een verhaal apart.

Er is een tijd om stenen weg te gooien.

De harde stenen in je akker. Misschien heb je wel heel versteende opvattingen. Misschien heb je nog wel last van jaloezie, dat is een steen. Je snelle oordeel, je hebt onmiddellijk commentaar op wat er gebeurt; wat jij er van vindt. Dat is een steen. Dat is niet leuk. Een ander die door jouw tuin wandelt stoot zich daaraan; en, misschien geldt dat voor een enkeling van ons, er kan iets als een steen op je geweten liggen. Misschien wel van héél vroeger, en je hebt het haast weggedrukt; je zegt dat het vergeven is, natuurlijk, maar hoe kan het dan dat die steen nog steeds op je geweten ligt? Al is het voor mij part een moord, maar het ontneemt je werkelijk je levens-vreugde. Zoek dan iemand op die volkomen betrouwbaar is, want Jezus heeft gezegd: ‘kom tot Mij als je belast bent, en wanneer kunnen wij dit Hem nazeggen zodat je tegen mensen durft te zeggen: ‘kom maar bij mij hoor, als je belast bent, ik zal je rust geven’.

Er is een tijd om stenen te verzamelen

Daar kun je een hoop verhalen van maken, ik maak alleen deze opmerking: God is stenen-verzamelaar, edelstenen, die verzamelt Hij. Prachtig! En wat maakt Hij er van? Lees maar na: een hele stad! Als er één schitterende stad is dan is dat wel het hemelse Jeruzalem en dat zijn wij! En dat innerlijke licht wordt gescha-keerd door talloze kleuren, en dàt schittert naar buiten. Niet het innerlijke licht wat je van nature hebt, maar het licht van Gods Geest. Moet je eens kijken wat dàt met jou doet! Je bent een schitterend mens. Het betekent dus dat je gemeenschappelijk die stad vormt.

Ik heb een leuke zin, die schoot me gisteren te binnen in de auto. Even goed over nadenken. ‘Als je met z’n allen stenen zoekt, dan kun je het samen goed vinden’.

Een lollig zinnetje hè, en hij klopt ook nog.

Als wij het samen goed kunnen vinden, dan moet jij eens kijken wàt we vinden.

Omhelzen.

Daar kun je je van alles bij voorstellen.

Ik hou het er maar op dat je in de stilte bent, zo stil met je hemelse Man, dat is het diepste geheim wat je samen deelt en wat je niet hoeft te noemen. Dàt is nou een geheim.

En om je van omhelzen te onthouden.

Paulus zegt daar wat over, hij zegt: ‘er zijn mensen die onthouden zich bewust om die tijd te besteden aan gebed. Ja, ieder z’n meug. Maar dat betekent niet dat hij zegt: ‘Mannen mogen niet trouwen, of nonnen niet enz….. Het celibaat heeft al zoveel  rotzooi veroorzaakt.

Maar in omhelzen zit het woord ‘hals’, omarmen is het eigenlijk. Kijk uit wat je omarmt. Je kunt hele rare ideeën omarmen, maffe ideeën, zo van: ‘oh, dit is het’. Kijk dus uit wat je omarmt.

Een tijd om te zoeken.

Wij doen niets anders. Pak Jesaja 65:1,2 eens.

Daar zegt God: ‘Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten. Ik zeide tot een volk dat Mij niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik. De ganse dag breidde ik Mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleg-gingen wandelde op een weg die niet goed is’.

Zoeken is  iets heel moois, en dan heb je een karaktereigenschap van God te pakken. Want de vraag is: ‘wat zoek je?’

Leuke vraag om hier te stellen: ‘wat zoek je hier?’ Ik hoop dat je hier vindt  wat je zoekt.

Hier staat zo iets moois, als je je dat goed voorstelt.

Dit gaat over mensen die zeggen dat ze in God geloven, maar ze zijn zó hardnekkig. Ze zitten wel in de samenkomst, ze zingen hun liedje, offeren in de tempel. Ze kunnen ook hele aardige gesprekken houden, maar ze veranderen geen spat. Ze zijn hard-nekkig.

En dan staat God naar dat volk te kijken. En wat doet Hij? Stel je dat eens voor. Hij staat daar en zegt dan: ‘Hallo, Ik sta hier! H i e r !! Hallo! Ken jij zo’n God? Ikke niet!  Maar nu wel. Ik was er voor hen die naar Mij niet vroegen. Ik was te vinden voor hen die Mij niet zochten. Ik zei tot een volk dat Mijn naam niet aanriep: ‘Hier ben Ik’.  Stel je dat even voor.

Ze vinden dat ze geen hulp nodig hebben. Er zijn ook mensen, ook hier, die nóóit om hulp vragen. Die komen dus ook niet verder, want je kan niet zonder hulp.

Je zègt wel: ‘onze hulp is in de naam des Heren’, maar je laat je niet helpen. Ik vind dat zo verdrietig. Toen ik dit voor het eerst las, kreeg ik tranen in mijn ogen.

Zie je God daar staan: ‘H i e r !!’ En allemaal met die harde nekken en die ruggen naar Hem toegekeerd.

Ik ga weer terug naar vers 6 van Prediker 3.

Er is een tijd om verloren te laten gaan.

Wat laat je graag verloren gaan? Wat wil je graag verliezen? Wat niet bij je hoort. ‘Ik ben mijn minderwaardigheidscomplex verloren’. Mooi!! Ja, maar ik heb er een meerwaardig-heidscomplex voor terug…..O, dat is minder! Zo van: ‘ik vind altijd dat ik meer ben dan een ander’. ‘Ik doe wel heel bescheiden, maar ik ben eigenlijk meer’….. Dàt! Op die manier!

Maar goed. Verloren laten gaan. Er zijn op de aarde ook talloze mensen die ter wille van hun ideaal een hoop dingen hebben prijsgegeven. Denk alleen maar eens aan Petrus. Hij had akkers, een baan, en heeft alles opgegeven. Nou, zegt Jezus, je hebt nu toch een akker terug? Zaai maar. In deze tijd en in de toekomende tijd. Er zijn ook veel puur natuurlijke mensen die ter wille van  een ideaal veel hebben opgegeven. Die ook een hoop hebben doorstaan aan tegenwerking. Denk maar aan Artsen zonder grenzen. Of je bent ergens hulpverlener en omdat je hulpverlener bent, word je gegijzeld. Het is gewoon de omgekeerde wereld.

Maar goed, er zijn genoeg mensen die bewust alles prijs geven. En soms verlies je vrienden. Ken je dat? Jezus zegt hier iets over. Hoe noemt hij Judas vlak voordat Hij gekust wordt?

Vriend! Hij was een vriend. Hij moest hem loslaten, want die vriend liet Hem los. Soms doe je dat.

Een tijd om te bewaren.

Daar hebben we het wel eens over gehad. Ik vind, heel simpel, bewaar jezèlf. Wat voor idee heb je over jezelf, bewaar dat, het is zó kost-baar. Reken maar dat God Zijn edelstenen goed bewaart. Bewaar je je vrouw? Ben je er zuinig op? Je man, je kinderen? Relaties?

Bewaren, goed houden, in takt houden.

Schatten van mensen bewaar je toch?

Een tijd om weg te werpen.

De hedendaagse wegwerpmaatschappij vind ik nou niet zo’n goed voorbeeld. Er wordt een hoop waardevol spul weggegooid. Maar wat je weggooit is waardeloze rotzooi. Ja toch?

Noem eens wat vuilnis. Als iemand z’n zonden bekent aan mij, dan gooien we het samen weg. Nooit meer over praten. Nooit meer! God gedenkt onze zonden niet meer, nou, dan wil ik het ook niet.

Ja, dat is die…..weet je nog wel….vroeger….

Dat is vullis! Geroddel over elkaar. Dat is slecht hoor. Dat is zonde. En zonden moet je nooit meer opdiepen. Ook niet verder vertellen, want het stinkt als de hel.

Nog een zijdelingse opmerking over het gooien van stenen, steniging, iemand dood gooien met stenen Waar is die steen een beeld van? Van woorden!

Denk eens aan David die gladde stenen zoekt. Goede woorden zoeken om de tegenstander te treffen. Stenen is een beeld van woorden hoor! Ik heb eens een vader bij me gehad die me vol trots vertelde dat hij z’n kinderen nooit had geslagen, want hij was een christen, maar met woorden had hij ze grondig vernield.

Dat zijn andere stenen. Dus kijk uit met wat je zegt. Als ik echt iets fouts zeg, dat moet ik dan van een ander horen, want dat heb ik dan niet dóór, dan wil ik het altijd weer in orde hebben.

Een tijd om te scheuren.

Dat is niet van het lachen. Ik kan nu wel over allerlei scheuringen gaan praten, daar heb ik helemaal geen zin in. Het mooiste voorbeeld van scheuren vind ik nog steeds een loodzwaar kleed, van het plafond tot aan de grond, naadloos, en ineens wordt dat dikke gordijn van bovenaf aan gescheurd. Het voorhangsel in de tempel. Dat scheurde van bovenaf, dáár ligt het initiatief, naar beneden. En toen werd God toegankelijk voor de mens. Dáár heeft Jezus voor gezorgd. Mooi hè? De mens kon bij God komen.

En als je je toch ergens van los wil scheuren, soms moet je je van iets losscheuren, of van iemand, soms van je verleden, maar je scheurt je los van iets waar je aan vast zit en wat niet goed is voor je. Dáár scheur ik me los van. Van je verleden moet je je soms gewoon los scheuren.

Het volk Israël heeft zich nooit losgescheurd van Egypte. Ze waren wel uit het land, maar Egypte zat nog in hun hart. Want waar is Jezus gekruisigd? Op een plaats die geestelijke genoemd wordt Sodom en Egypte. Dus ze hadden Egypte meegenomen. Het systeem-denken, de religie, de afgodendienst. Ze hadden het allemaal meegenomen. Het kostte Jezus z’n kop.

Een tijd om dicht te naaien.

Dicht naaien is gewoon herstellen. Het is de oudste betekenis van ‘wraak’. Het herstel van een oorspronkelijk gave relatie. Dat is wraak. Ik ben zó blij met de God der wrake.

Er staat zo’n maffe tekst in Hebreeën: ‘Het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God’.

Dat heeft die Hebreeënschrijver dus niet begrepen. Er is niets heerlijker dan te vallen, àls ik val, in de handen van mijn lieve, levende God. Hier zit dus nog wat oud denken bij die Hebreeënschrijver.

Een tijd om te zwijgen.

Ach, wat kun je genieten van stilte. ‘Voor U is stilte een lofzang’, staat er in één van de psalmen. Tot rust komen, tot stilte komen, werkelijk stil van binnen. Ken je dat? Nou, dat beleef je niet de hele dag hoor. Dat trek ik ook niet.

Maar echt stille tijd, nou prima hoor als je dat wil, maar is het stille tijd in je? Is het tot rust gekomen? Hoef je niet meer zo nodig?

Een tijd om te spreken.

Waar Jezus van hield dat was het gesprek aan tafel. Het laatste avondmaal bv, Jezus had wel

vaker avondmaal gevierd.                    

Gewoon praten aan tafel. Het gesprek.

Is er in de moderne gezinnen nog tijd voor? Mariet heeft er altijd voor gevochten, maar het lukte niet altijd. Als er maar één maaltijd is waar je wat kunt uitwisselen.

Weet je waar Jezus ook heel vaak zat te praten met Zijn discipelen, alleen met zijn discipelen? Dat was in de hof van Gethsemané. Hij was het gewoon daar altijd te komen.  Nu was het daar áárdedonker. Dus stommelend en strompelend komen ze daar binnen en gaan op die olijfbomen zitten, dat gaat heel gemakkelijk. En je ziet elkaar niet maar je hoort elkaar wel. Dan hadden ze gesprekken. Het gesprek is zo wezenlijk!

Een tijd om te beminnen, liefhebben.

Daar heb ik vaak genoeg over gesproken.

In één opmerking staat er dan verder:

Een tijd om te haten.

Haat nooit jezelf. Dat meen ik. Al die gevoelige mensen die aan zelfhaat ten onder zijn gegaan. Zo link. Dan kun je het persoon-lijkheidsstoornis noemen, het zal allemaal wel, dat geloof ik onmiddellijk. Maar jezelf haten wil zeggen dat je wordt gehaat.

Verdiep je dáárin. Hoe komt het dat ik gehaat wordt? Zelfhaat is dodelijk hoor.

Een tijd van oorlog.

Eén opmerking: laat dat oorlogvoeren in de hemelse gewesten maar over aan de engelen. Dat staat in Openb. 12:7, Er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak, en zijn engelen voerden oorlog…..Die worden waarschijnlijk opgeroepen door Jezus.

De scheiding tussen onkruid en tarwe op de akker, wie doet dat? Dat doen engelen. Bindt het maar bij elkaar in bossen.

Goede vis scheiden van slechte vis? Dat doen engelen. Laat het echte oorlog voeren maar aan de engelen over. Wij hebben vaak veel meer van doen met een persoonlijke worsteling. Dàt zijn worstelingen. Dàt bedoelt Paulus.

 

Een tijd van vrede.

Ik heb één opmerking. We wonen in de stad des vredes, Ander woord is Jeruzalem. Dat heette vroeger Salem. Dat is hetzelfde als Sjalom en sjalom heeft 25 betekenissen……

 

Hier stopte helaas de CD.

 

Duurt Sikkens  d.d. 21-10-2007

 

 

Bij de studies van Duurt Sikkens introduktie

Duurt Sikkens

Een bekende spreker in het Volle Evangelie is Duurt Sikkens geweest.

In het blad levend Geloof vind u heel regelmatig een artikel van Hem.

Naast de artikelen van Duurt stonden er in Levend geloof vaak heel duidelijke tekeningen. Helaas zijn die niet op de site te zien.

Een van de mooiste vond ik persoonlijk een tekening van een vogelkooitje. Maar een heel gewoon vogelkooitje. Wat een raar woord eigenlijk. Zeker als met die vogel een mens bedoeld word. Het deurtje van de kooi stond open en onder de tekening stond: De vogel is gevlogen. Vrij. Zoals je bedoelt bent.

Ook de verhalen die hij deelde zijn heel mooi. Ze nemen je mee naar hoe het in de werkelijkheid vaak is. Zoals in het verhaal van een jonge man die over het prikkeldraad heen was geklommen bij een terrein waar te lezen stond: Verboden toegang. Tussen braamstruiken kwam hij vast te zitten waar uiteindelijk zijn maatje hem vond en losknipte. En samen gingen ze terug naar huis. Dat samen komt ook terug in een bijzonder mooie gedicht van Duurt met de titel Stilte.

 

 

Stilte

Daar zitten ze, die beiden, aan de vijver

waarbij de wind zacht door de bomen ruist;

een vis springt op en slaat met grote ijver

het spiegelende oppervlak aan gruis.

 

Ze lachen samen, kijken elkaar aan

en lezen hun geheim in beider ogen.

Zo drijven langs de sterren, zon en maan,

een eeuwigheid is eig’lijk omgevlogen.

 

Dan, hand in hand, met vogels in het licht

en gras onder hun voeten, lopen zij

langs koele meren, onder hoge bomen,.

Altijd elkaar verwacht in stille, sterke dromen.

Daar gaan ze dan, zó mooi, zó echt, zo zij aan zij.

Zijn aangezicht, mijn aangezicht, wij, Gods gedicht,

dat, eens gedroomd, tot aanzijn is gekomen..