Uitingen van de Geest (Duurt 6-6-2010)

Uitingen van de Geest

 

Ik ben de laatste tijd bezig met de uitingen van Gods Geest; want God wil zich heel graag uiten door mensen. En ik had het wat nader willen hebben over de hógere gaven van de Geest; want hier zijn heel wat gaven werkzaam hoor.

Maar Paulus zegt: ‘streeft dan naar de hoogste gaven’.

Hoe zit dat dan en waar gaat dat over.

Maar voor het functioneren van die mogelijkheden van God in de mens is er één voorwaarde nodig, en daar wou ik het vanochtend over hebben.

Sommige dingen had ik al uitgewerkt, dus die herhaal ik niet, maar andere dingen zal ik even wat aanstippen. Het zijn wat gedachten n.a.v. 1 Cor. 13.

Een sufgelezen stuk bij bruiloften en inzegeningen. Daar wou ik hier en daar wat bij langs lezen, kijken of er weer wat nieuw leven in kan komen.

1 Cor. 13:1: ‘Al ware het dat ik (Paulus) met de tongen der mensen en der engelen sprak….’

En Paulus sprak in tongen van mensen en engelen. Maar het gaat mij nu om die talen van engelen. Ik heb het wel eens een keer uitgewerkt. Zij verstaan je, het zijn hemelse talen, maar je hebt het dan altijd over de geheimenissen van God. Dus God kan Zijn geheimen met jou delen.

Dus het is heel belangrijk, bij het spreken in die talen: ‘wat dènk je’.

Soms neem ik een gedachte, en die breng ik onder woorden in die hemelse talen; andere keren krijg ik daar antwoord op. En zo worden van lieverlee de geheimenissen van God, de verborgen dingen van Hem, die uiterst kostbaar zijn, jou bekend.

En dan mag jij ze uiten. En dat doe je ook weer in het geheim, nl., die giet je in de vorm van beelden, gelijkenissen, spreuken. Want je wilt ze niet te grabbel gooien. Als je dat tóch doet, ben je het geheim niet waard. Dan kun je het niet bewaren.

Nou, zegt Jezus, en Hij neemt dan geld als voorbeeld, als je al niet met gewoon geld kan omgaan, hoe moet Ik je dan ooit het wáre goede toevertrouwen? Dat kan toch niet? Dat is toch logisch? Ja.

Dus, als je niet liefhebt…, want ze dienen tot opbouw van jou en van de geméénte… Dáárvoor dienen die gaven.

Met natuurlijke gaven bouw je geen gemeente. Wel met gééstelijke gaven!

Maar als ik de liefde niet heb, wat ben ik dan?

Hij zegt hier: ‘schallend koper, een rinkelende cimbaal’. Ik heb het maar vertaald met: ‘druktemaker’, je bent gewoon een druktemaker; een lawaaischopper. Want het gaat nl. niet over jouw liefde, maar over de agapè, dat is Gods liefde. En die heb jij gevoeld en gekregen naar mensen toe. Je gaat ineens van mensen houden. En dát is nou de liefde van God. Die houdt ook van Z’n naaste. Ja.

En God houdt ook van de Thora, de onderwijzing. Daar houdt Hij van. Als iemand kan uitleggen wie Hij is!

Jezus deed niet anders. Dat vindt Hij heerlijk. Dan komen de mensen er eindelijk achter wie Hij is!

God houdt ook van Zijn woning, van Zijn huis. Het is een mooi huis hier.

God houdt ook van vreemdelingen. Ja, Hij is gek op allochtonen. Ja, wie maakt daar nou toch verschil in?

Want hoeveel rassen bestaan er? Eén, het menselijke, en dat is nou alles.

Hij houdt zelfs van vijanden. Niet dat Hij daar vertrouwelijk mee omgaat, maar Hij wendt Zich in vriendschap naar zijn vijand toe. Daarmee bescherm je nl. jezèlf.

En Gods Geest geeft gedachten, maar Hij heeft wel de mond nodig van mensen die die gedachten onder  woorden brengen.

Zodat God Zich verstaanbaar kan maken. Ja, God zoekt monden.

Profeten hebben dat vooral gedaan.

Het is héél belangrijk dat dat ingebed is in de liefde voor de gemeente; want in de gemeente Corinthe knetterden ze tijdens de samenkomst allemaal in tongen door elkaar; en profeteren…..Het was me daar een Poolse landdag zeg! Of een verkiezingsvergadering in Nederland….

Of extatisch in tongen, dat heb ik toevallig eens een keer gezien op tv. Mensen die knoerthard in tongen bidden en zichzelf in extase werken….Waar ben je dan mee bezig?

 

Vers 2: ….’dat ik profetische gaven had, en de geheimenissen en alles wat te weten is, wist’ (dat gaat over de dingen Gods hoor), nou, Paulus wist héél veel. Er zijn hem heel veel geheimenissen toevertrouwd, God kon ze aan hem kwijt.

Het geloof zelfs om ‘bergen te verzetten’. Dan heb je een groot geloof!

Paulus haakt hier in op een voorval dat Jezus een keer zegt: ‘Als je wilt dat die berg weg gaat, (dat stukje moet je eens nalezen) dan staat er, dat die berg zichzèlf verheft!

Jij hoeft geen bergen te verzetten! Nooit meer doen!  Hij moet zich verheffen op het wóórd!  Losmaken en verdwijnen!

Dat doet ie dan omdat jij dat zègt! Kijk, dát is geloof! Geloven in wat je zelf zègt. Dan verplaatst hij zich.

Over geheimenissen ga ik het vandaag niet hebben, over profetie ook een andere keer, wat dat nou eigenlijk precies is. Want Jezus had het er altijd over, altijd had Hij het over de Schriften en de profeten.

Vers 3: ‘….dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde…’.

Ik heb dat nog nooit gedaan, jullie wel? Nee, maar ik heb wel eens mensen gezien die één appel hebben, en die delen gewoon de laatste appel met jou. Dan denk ik: Zo, daar kan ik heel wat van leren.

Mensen in Griekenland, heb ik gemerkt, hebben die gewoonte. ‘O, wat gezellig’, en ze kennen me helemaal niet.

Ze hadden een paar van die vruchtjes liggen: ‘alsjeblieft’. Ik denk: zo, geweldig hè?

In Nederland krijg je altijd één koekje, en je moet oppassen dat je je vingers snel terugtrekt, want anders zit ie klem in die trommel.

Nou staat er: ‘…al ware het dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand..’.

Nou, je kent allemaal monniken die zichzelf in de fik steken, en zelfmoord-terroristen. Maar als je niet liefhebt, heeft het geen zin.

Daar heb ik eens over nagedacht, je lichaam geven om te worden verbrand…

Heeft Jezus dat niet gedaan? Jaha, maar dan moet je onder ‘vuur’ verstaan dat Hij overgeleverd is aan de machten der duisternis. Hij is hèt brandoffer geweest voor de vergeving van onze zonden!

Misschien heeft Paulus hier toch aan gedacht, want anders kan ik niet zoveel met die tekst.

Maar dát is een offer geweest! Wat een opoffering! Maar als je je opoffert voor ‘weet ik veel wat’, zonder liefde, ja, wat heb je er dan aan. Ja, dan wil je misschien zèlf een prijs ontvangen of een ridderorde. Ja, het is wat hoor; een brandoffer.

Wat moet Jezus veel van ons gehouden hebben, en nòg, om dát, als ònschuldige, voor ons over te hebben.

Vers 4: ‘De liefde is lankmoedig, goeder-tieren, niet afgunstig, praalt niet, is niet opgeblazen’. Wat de liefde niet is, en voor de rest mag je het zelf ook aanvullen.

De liefde is niet stiekem. Ben jij een stiekemerd? Ja, ik noem er maar één hoor.

Lankmoedig. Dat betekent gewoon: ‘heeft een lange adem’. ‘Moed’ is altijd je inborst, je aard, je gemoed. Lankmoedig, een lange adem, een eindeloos geduld.

Goedertieren. Dat heb ik ook eens uitge-vogeld, dat heeft te maken met glanzen en met een sieraad. Nou, is dát niet mooi? Dat barmhartigheid en goedertierenheid een glanzend sieraad is waarmee je getooid kunt worden? Het is een eigen-schap van God. En wat staat er in één van de psalmen: ‘Die ú kroont met goeder-tierenheid. Dat is de kroon op jouw werk; op Zijn werk, en dat ben jij!

Als we toch allemaal bekend staan als barmhartige en goedertieren mensen, nou, dan ben je toch een schitterende stad!

Daarom bestaat dat nieuwe Jeruzalem uit schitterende edelstenen.

De barmhartigheid en de goedertierenheid stráált er van af. En dat komt omdat er in die stad een licht brandt en dat schijnsel schittert aan alle kanten de hemel in; èn op aarde.

Niet afgunstig.

Ben je nog wel eens jaloers? Het kan in hele kleine dingen hoor, bv. dat je gewoon jaloers bent op iemand, die wat meer aandacht krijgt dan jij. Dan kun jij pruilend in een hoek gaan zitten; niemand ziet me….

Ja, jaloezie kan je hele leven verpesten.

En pralen. Stel dat je praalt, dat is pronken met een gave, die je hebt gekregen van God. En jij loopt er mee te pronken.

Nou, als je dat doet dan werkt ie niet meer. Op hetzelfde moment werkt ie niet meer.

Stel dat er hier iemand binnenkomt die zegt: ‘Ik ben eigenlijk profeet’… Joh, daar is de uitgang! Ja!

Of: ‘Ik ben de grote sprekerd; en ik zie ook heel veel in de geest’….. Joh, laat je behandelen!

Ja, ik vind dat heel erg, pralen en pronken. Dat werkt toch niet? Jij loopt toch niet met Zijn gaven te koop? Dat deed Jezus ook niet.

Je wilt toch niet in het middelpunt van de belangstelling staan? Dat deed Jezus ook niet, Die vluchtte altijd.

En ze wilden Hem koning maken, Hij smeerde hem gauw. Geweldig vind ik dat.

Hij zou zeggen: ‘als je Me eren wilt, eer dan de Vader’. En de Vader eren dat is: Hem bekend maken hoor, en niet loven en prijzen tot je er bij neer valt.

Maar ja, voor pralende en opgeblazen mensen staat er een woord, dat is ‘inflatie’.

Dat betekent letterlijk ‘opblazen’, een opgeblazen figuur. En die loopt altijd weer leeg. Dat is een doordenker.

En inflatie betekent dat de waarde ophoudt. Ja, dat is inflatie.

En dat opgeblazen gedoe kwam heel veel voor in Corinthe. Dat ‘haantjesgedrag’. Ze wilden een belangrijke rol spelen in de gemeente. ‘Hoor mij eens….. Ach, nou, je hebt er niks aan.

Als je nou in plaats van liefde ‘God’ invult, want God is liefde, dan zeg je dus: ‘God is lankmoedig, Hij is goedertieren, nooit jaloers. Hij praalt niet en God blaast Zichzelf ook niet op.

En vul nu eens i.p.v. God ‘jezelf’ in.

Dat je zegt: ‘Ik weet gewoon dat ik lankmoedig ben, ik ben goedertieren, ik ben niet meer jaloers, ik praal niet, ik blaas mezelf niet op’. Dat laatste lijkt me ook zeer verstandig, maar goed. Stel dat je daar nog last van hebt, dat je eer van mensen nodig hebt. Dat heb ik nooit nodig. Ik heb wel bemoediging nodig, maar dat is héél wat anders. Ja, want reken maar dat je tegengewerkt kan worden.

Vers 5: ‘ze kwetst niemands gevoel’.

Nou, dan kun je nog even: ‘je hebt me zo’n pijn gedaan met en….’. Maar dat staat er niet hoor.

En vooral overgevoelige mensen. Stel dat ik rekening moet houden met àlle over-gevoeligheden. Nou, dan kun je me wel inpakken en opsturen hoor.

Je moet iets aan je overgevoeligheid doen. Maar er staat letterlijk: ‘Zij gedraagt zich niet onbeschoft, zij gedraagt zich niet ongemanierd!’. Dát staat er! Ja, je houdt je een beetje aan de omgangsregels. Net iets voor Balkenende. Je gedraagt je niet ongemanierd.

Zij zoekt zichzelf niet.

Dat is ook een doordenker. Letterlijk staat er: ‘zij zoekt niet de dingen van zichzelf’.

Nou, ik vind dat kwaal van tegen-woordig. Wel begrijpelijk dat eigenbelang.

Maar altijd op zoek naar jezelf…, daar zijn cursussen genoeg voor….

Cursus betekent letterlijk, en dat vind ik zó mooi: ‘leergang’. En ‘gang’ komt van gaan, en ‘leren’, dat was voor mij een oog-opener, dat heb ik nooit geweten, terwijl ik mijn hele leven dat gedaan heb (maar ik leer nog steeds hoor), maar ‘leren’ is een spoor uitzetten. Een spoor volgen. Dát is leren! Een spoor volgen dat uitgezet is door een ander. Dat kan een leraar zijn, en de mooiste leraar vind ik Jezus. En dat ik Hem dus volgen kan. Volgen betekent altijd: ‘begrijpen’. Kunt u me volgen?

Maar er zijn zóveel mensen op zoek naar zichzelf. Wel begrijpelijk; niks mis mee.

Maar vinden ze zichzelf? Of blijven ze eeuwig twijfelen. En ik herhaal wat ik de vorige keer gezegd heb: God zoekt Zichzelf niet, Hij zoekt jou! Ja, dát doet God!  En dan gaat het niet in de eerste plaats om de ontplooiing van je aardse, je natuurlijke leven: ‘wat wil ik, volg je hart, doe wat jij goed vindt en allemaal van die uitdrukkingen…’. Het gaat om je hémelse ontwikkeling! Dat je inwendige mens beschenen wordt met dat licht. Want als je hemels ontwikkelt, als je geest zich ontwikkelt…. , en betere handen kan ik me niet voorstellen dan de handen van mijn Maker!

Als er wat kapot is, dan moet ie naar de maker. En ik heb gemerkt dat hoe meer ik bezig ben, ik praat helemaal voor mezelf, met de gedachtenwereld van God, dat mijn persoonlijkheid zich vanzèlf herstelt!

Dáár zit het geheim van het Koninkrijk Gods. Zoek die dingen, zegt Jezus, de rest komt vanzelf. Het klopt! Ja!

Wie bezig is met deze dingen wordt vanzelf zichzelf! Een beter mens, een goed mens.

Dat doet je persoonlijkheid zó goed. Ja!

Dan word je niet verbitterd. Ken je dat?

Chagrijnig, narrig, iemand heeft een rare opmerking gemaakt….

De kunst is niet dat die ander die rare opmerking heeft gemaakt; de kunst is: kun jij er tegen? Dát is het punt! Leren we dat?

Ja, je kan snel geïrriteerd zijn hoor.

Sommigen irriteren zich gewoon aan mij om mezelf. De manier waarop ik praat of zo, of gewoon mijn gezicht. Dat vinden ze irritant. Dan denk ik: wat is er dan irritant aan?  Nou, dan komt er een lijst.

Als ik me aan zou passen, was ik mezelf niet meer.

Of snel beledigd. Als je geprovoceerd wordt, hoef je je niet te laten provoceren. Jezus is om de haverklap geprovoceerd; zelfs aan het kruis: ‘Kom er dan af als je kan!’ Ja, allemaal provocaties om Hem uit de tent Gods te lokken. Snap je wat ik bedoel?

Hij is zó vaak uitgescholden. Laatst zei Gusta nog: ‘Er is geen enkele reden, ik ben hartstikke onschuldig, en zonder reden hebben ze me gehaat’.

Ja, dat komt omdat God gehaat wordt door de boze, en hij ziet dat God in jou woont. En dat wil hij niet.

‘Niet verbitterd’. Sommigen zijn nòg verbitterd over iets wat veertig jaar geleden gebeurd is. Nou, doe d’r wat an! Het gaat om jou!

‘Zij rekent het kwaad niet toe’.

Dat heb ik al eens uitgelegd, maar ik vond wel een mooie Duitse vertaling, daar stond:  “Trägt nichts böses nach”. Hij draagt niks kwaads jou ná!

Stel dat Theo een keer wat raars heeft uitgevreten. Het is vergeven en vergeten, en ik draag het hem nog steeds ná….

Dan hou ik niet van hem. Zo simpel is het.

Wat onthoud je van een mens? Onthoud je zijn verleden, dan onthoud jij jezelf je toekomst. Dat is een woordspeling.

Reken het kwaad niet toe.

Vers 6: ‘Zij is niet blij over onge-rechtigheid’.

Nou, als je de volle-evangelie-tamtam hoort roffelen in Nederland…., dan denk ik:

‘Sjonge jonge, wat vertellen jullie mekaar?’

Ze komen nooit meer bij mij hoor. Ze hebben twee keer hun neus gestoten: ‘Heb je het al gehoord….? ‘Wat?’

En dan kwam er een raar verhaal los over iemand die ik dan kende.

Ik zei: ‘Nou, wat moet ik hiermee?’

En later kwamen ze nog een keer. En ik zei weer: ‘Wat moet ik met die informatie?’

Ze bellen me nu nooit meer op omdat je een dominosteen bent die dwars staat.

Tjonge jonge.

’Niet blij met de ongerechtigheid, Je  bent blij met de wáárheid!’

En wat is dat nou? Daar kun je eindeloos over filosoferen. Ik heb gemerkt dat ik mijzelf niet kan vrij denken, anders was ik wel vrijdenker geworden. Ik kan mijzelf niet vrij denken, dat is me nooit gelukt. Hoe ik het ook geprobeerd heb hoor, in mijn puberteit zéker. Ik raakte nl. steeds vaster.

En wat gebeurt er? Wij zijn vrij gemáákt! Door een ànder! Dáárom heet ie ‘Verlosser!’

Stel dat je met zèlfverlossing bezig bent, Nou, dan kun je nog effe!

En Jezus zegt: ‘waarom laat jij je niet over je ontfermen? Ik wil je graag vrij máken’. Want wie door de Zoon is vrijgemaakt, die is wáárlijk vrij! Hij heeft mij losgekocht van de boze. Dat is Zijn werk! Hij heeft me alle zonden vergeven.

Hij heeft mij losgemaakt van de dood en ook losgemaakt van de slavernij om maar eh…, heel hard voor de Heer te werken en zo……

Hij heeft mij losgemaakt. Daar zit het geheim. Ja. Losmaken, dat doet die Ander, en sinds die tijd ben ik los, ben ik vrij.

En die weg van die vrijheid, die ontwikkelt zich. Dat is mooi hoor. Je blijft leren. Dat is zo’n prachtige ontdekkingstocht.

Trouwens, hoe is het met je eigen weer-baarheid, geestelijk? Hoe is het met je incasseringsvermogen, Sikkens? Ik zal mezelf die vraag maar stellen, anders lijkt het zo raar.

Hoe lang zijn je tenen, Sikkens?

Die vragen mag je jezelf best stellen. Hoe weerbaar ben ik? Waarom kon Jezus overal tegen? Hij was eigenlijk niet te beledigen. Hij hoorde ze wel. Dat zijn dus geheimen.

‘Blij met de waarheid’.

Trouwens, ben je ook blij met de waarheid over jouzèlf?

En denk dan niet aan rottige dingen, maar wat God vindt van jou! Dáár word je blij van. Dan ben je blij met de waarheid over jezelf.

Ja, het is allemaal een beetje plastisch als ik het zo zeg, maar stel dat ik aan God vraag: ‘Hoe is het met Herman?’ en Hij steekt zijn duim op. Dan word je toch hartstikke blij met zo’n waarheid?

Ik stel het maar plastisch voor hoor.

Ben jij betrouwbaar? Zijn mensen veilig bij jou, met hun verhaal? Ben je eerlijk? Altijd? Hartstikke eerlijk, ook naar jezelf toe? Dan kunnen ze van jou op aan.

Vers 7: ‘Alles bedekt ze’.

Nou, dat hebben we al uitgelegd. Daar staat het woord stego, afgeleid van het woord stegos, en dat betekent ‘dak’.

Dus de liefde geeft mensen onderdak.

Ze zijn veilig bij jou, het dak van de liefde.

Mooi hè?

‘Alles gelooft ze’.

Wàt alles….., want ik geloof niet alles.

Nee, de liefde gelooft alles wat Gòd zegt! Ja, daar heb je het diepste vertrouwen in. En ook ‘hopen’. Dan dus….zou ik haast zeggen, ‘verdraagt ze alles’.

Maar God gelooft het óók. En Hij hoopt óók.

Al sinds de schepping hoopt Hij en gelooft Hij in de mens; dat dat uiteindelijk z’n prachtige partner wordt. Ja. Dus het gaat erom dat wij gaan geloven wat God gelooft en ook hopen wat God hoopt. Dan kun je het verdragen. Wàt er ook tegen je gezegd wordt. Die hoop en verwachting is zó sterk, want het gaat tegen alle ellende van tegenwoordig in.

Mensen zien het haast als hopeloos, dat kan ik me ook goed voorstellen.

Jezus zegt ook: ‘Er komt radeloze angst onder alle volkeren’. Nou dat zijn er nogal wat. Hoe blijf ik overeind?

Jullie kennen de uitdrukking van Jezus: ‘Blijf in Mij, gelijk Ik in u’.

Nou, ik heb hem maar iets langer gemaakt: ‘Blijf in Mij geloven zoals Ik ook in jullie geloof’. Hoe vind je dat?

Dan wordt het helder hè?

Vers 8: ‘De liefde vergaat nimmermeer’.

Daar staat letterlijk: ‘valt niet’. Hoe vind je dat? Het valt niet om.

Gods liefde houdt jou overeind. Dan ben je er uit hè? De liefde van God, wát voor verdriet je ook hebt, wat je ook tegenzit. De liefde van God, werkzaam in je broers en zussen. Niet een verre ster die ergens op je staat te wachten in donkere nachten, nee, het gaat om je broers en zusters om je heen.

Als er staat dat God jou omringt met liefde, dan zit dat in die broers en zusters die om jou heen staan. Dan omringt Hij jou daar-mee met die liefde. En dan val je niet!

En àls je valt, vangen ze je nóg op! Dan geven ze je rust. Dat gaat ver hoor.

Ze hebben zóveel barmhartigheid in zich. En in die liefde houd je mekaar ook overeind.

Maar ja, doe-het-zelvers ontzeggen zichzelf erg veel.

Individualisme is een ramp voor je geestelijke welzijn. Met een lichaam, nou, wat heb ik aan een losse hand….Ja, dan ligt ie daar, het heeft geen functie. Of een losse pols….

Vers 8: ‘Profetieën zullen afgedaan hebben’.

Ja, dat is logisch. Als profetieën vervuld zijn, zijn ze niet meer nodig. Waar of niet?

‘Tongen, ze zullen verstommen’.

Die dienen tot opbouw van jezelf en van de gemeente. Nou, als je totaal opge-bouwd bènt, dan hoeft dat niet meer.

Dan hoeven de geheimenissen niet meer gedeeld en geopenbaard te worden.

Hetzelfde geldt voor de kennis.

Als de kennis een keer vervuld is, ja, dan ben je vol van kennis. Dan hoef je het niet meer te verzamelen.

Al die dingen zijn ingebed in de liefde. Al die dingen waarnaar jij strééft. Want in vers 9 staat: ‘onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren’. Eigenlijk staat er: het is ‘stukwerk’, deels.

Een profetie, ja, de kern heb je meestal wel door, maar de manier waarop het gebracht wordt….

Onze kennis is nog echt niet volwassen. En onvolkomen is ook ons profeteren.

Vers 10: ‘Doch als het volwassene komt….’, (ik hou niet van het woord volmaakt, dan ga ik over m’n nek), maar als het volwassene komt, dan is het onvolwassene afgelopen.

Ja, dat is logisch. Dat geldt voor elk kind.

Prachtig zoals een kind opgroeit, en als het volwassen is, ja, dan is het kinderlijke weg.

Tenminste….., ik hoop dat een heleboel mensen nog echt kinderlijk blijven. Ja, dat hoop ik echt hoor.

Want soms merk ik wel eens dat ik vijf ben, en dan weer vijftien, en dan weer vijfhonderd…..Maar goed.

Maar het is zo logisch dat, als het volwassene er is, dat dan de rest gewoon achter de rug ligt.

En als we volwassen zijn, en nou komt er een geheim los, dan is de Christus dus in ons tot wasdom gekomen. Ander woord voor de aanwezigheid van Christus totaal in ons.

Wie weet het Griekse woord daarvoor? We hebben het daar zo vaak over gehad. Ja, dat is de parousia.

Dus als de mensen…, ik zeg het heel voorzichtig, ooit een keer zeggen: ‘dat Koninkrijk, komt dat nou nog es, wordt dat nog wat?’ Of: ‘wanneer komt de Christus terug?’ Daar zijn fantastische boeken over geschreven. En op een gegeven moment dùrf je te zeggen: ‘Als je het gelooft, Hij is al terug’. Moet je eens kijken wat je dán naar je hoofd krijgt. Maar zó doet God het.

In doodgewone mensen.

Net als bij Jezus, die timmerman uit Nazareth, komt de Christus openbaar. En dàt is nou die wederkomst. Dit is een verkeerd vertaald woord, Het is ‘aanwezigheid’ en ‘komende’.

Vers 11. Daar heb ik al eerder een hele preek over gehouden

Daar staat gewoon: ‘Toen ik een kind was (niet sprekend betekent dat), er staat eigenlijk: brabbelde ik als een kind’.

(Elk kind brabbelt toch?) ‘..en voelde ik als een kind en overlegde ik als een kind. En als ik een man (er staat niet nu), er staat in het Grieks ‘als. En als ik een man ben geworden, dan heb ik natuurlijk afgelegd wat kinderlijk is’. Ja.

Kinderlijk is niet negatief!  Als je nooit echt kind bent geweest, hoe moet je dan ooit volwassen worden. Dus daarom is die wedergeboorte zo’n prachtige uitvinding.

Vers 12: …’want nu zien we nog ‘door’ (er staat letterlijk IN), een spiegel (daar heb ik ook al eens over gesproken)…in raadselen’, (er staat einigma, ons woord ‘enigma’, dat kun je ook vertalen met spreuken, met gelijkenissen, met raadsels of beelden.

Eigenlijk zijn dat bedekte termen. En dat deed Jezus; Hij sprak altijd in bedekte termen. Want de geheimenissen zijn voor Zijn volgelingen; de bedekte termen voor wie het niet wil verstaan.

En dan ook nog even ‘zien van aangezicht tot aangezicht’.

Dat vind ik zo’n ontroerende uitdrukking, want mensen die van elkaar houden, kijken mekaar aan. Die kijken mekaar diep in de ogen. Mooi hoor. Dat is zó mooi!

Daar staat achter: ‘Nu kèn ik onvolkomen’. Dus zien heeft te maken met kennen. En als je iemand wilt leren kennen, dan moet je er maar veel naar kijken. En in die ogen kijken…en wat denk je….en vertel me…., ik wil bij je zijn. Ik wil je leren kennen.

Ik heb wel eens gedacht: ik wou dat ik een paar duizend jaar met Mariet getrouwd was; dan leer je iemand véél beter kennen. Want het is nu gedeeltelijk.

‘en dan zal ik ten volle kennen, en nou komt het: zoals ik zelf gekend bèn’.

Dus in welke mate heb jij jezelf láten kennen! Daar hangt nl. vanaf of je God leert kennen. Dat is wederzijds, dat is altijd zo bij geliefden. Je houdt niets voor mekaar verborgen. Ja, onverbrekelijk bij elkaar.

Vers 13: ‘Geloof, hoop en liefde, de ‘meeste’  daarvan is de liefde’.

De ‘meeste’, ja, er staat ook wel het ‘grootst’, anderen vertalen het weer niet met overtreffende trap, maar het is eigenlijk altijd het meerdere. Groots kan ook nog. Kijk, dat geloof wordt een keer helemaal zichtbaar, wat je geloofd hebt.

Hoop wordt een keer helemaal verwezenlijkt, en dàn is het er.

Dus, die liefde blijft! God is liefde, God blijft ook!

En de laatste tekst, dat is van het volgende hoofdstuk vers 1, en dan alleen het eerste stukje:

‘Jaagt de liefde na èn streef naar de gaven des Geestes’. Daar staat duidelijk èn-èn. Je mag ze nóóit scheiden.

Ik heb wel lief…., en die uitingen van God dan?…. Jaaa, daar kunnen we wel zonder, maar we hebben wèl lief….

Of alleen maar jakkeren naar allerlei gaven, zonder dat je van mensen houdt. Waar leidt dat toe, dat is alleen maar chaos.

Zelfs de Statenvertaling houdt zich aan de originele vertaling. Het is èn-èn.

In vers 1 staat: ‘Al had ik al die gaven, èn de liefde niet’…, met het accent op dat èn. Ja, een combinatie. Het is niet of-of, het is èn-èn.

Ze horen onverbrekelijk bij mekaar.

 

Ik wil nog even een beeld vertellen dat ik deze week kreeg.

Ik zag een beetje een parkachtig bos, gewoon een mooi landschap; maar daarbinnen was één groot stuk zand. En als je goed keek dan zag je dat daar vroeger een beek gelopen had. Je zag nog iets van een oever, wat strepen in dat zand waar ‘t water langs gevloeid had. Maar het gras op de oever was dood. En de struiken waren ook hartstikke dood.

Er lagen wat stenen, dooie takken. Tja.

En toen kwam er iemand aanlopen, stroomopwaarts, voor zover dat nog kon. Maar goed, hij ging tegen de richting in. En hij liep daar, schoof eens een steen aan de kant en gooide eens een tak weg. Hij keek eens om zich heen en ging steeds verder terug naar waar vermoedelijk de bron was van een beek, die daar ooit gestroomd heeft. En daar liggen ook weer takken en dooie struiken, zelfs een doornstruik en een paar stenen. En hij verwijdert ze allemaal en begint met zijn hand daar wat in te graven; en het zand wordt wat vochtiger, en hij graaft nog weer wat dieper, en inderdaad, er komt een heel klein beetje water naar boven. Een stroompje van niks. Als een lekkende kraan.

En toen hield het beeld gewoon op.

En de gedachte daarbij is natuurlijk wel duidelijk: mens, jij bent vroeger een beek geweest. Je stroomde. De oevers waren groen. Er groeiden struiken. Het was een beekje. Ja. En het danste zelfs over de stenen heen en die lagen niet in de weg.

Maar door allerlei gebeurtenissen is alles stil komen te staan. De dooie takken, de doornstruiken, de beledigingen die je te horen hebt gekregen. Je ervaringen, je bent misschien verbitterd, weet ik veel. Maar de stroom is niet meer te herkennen. En ik raad je aan om weer te gaan graven naar het oerbegin. Want het woord oor-sprong heeft een prachtige bij-betekenis, het betekent nl. letterlijk oerbron. Water. Daar hebben ze het in alle godsdiensten over, dus er is wel iets blijven hangen in het collectieve onderbewuste, maar de oerbron, dat is God zelf.

Ga eens graven. Zoek het weer op, verwijder de rotzooi die er omheen ligt en zoek het originele begin. Dan kun je weer gaan stromen. Laat maar rustig komen, dan kun je weer een vruchtbaar leven leiden. Want God heeft water nodig.

En toen schoot mij een prachtige tekst te binnen uit Psalm 46. Daar staat: een rivier, haar beken, haar stromen, verheugen de stad Gods.

Al die stroompjes hier, die verheugen de stad Gods. Dat zijn wij ook.

Al die bronnen. Iedereen heeft zijn eigen bron. Is zelfs een bron.

Dan staat er ook: God is in haar midden.

Daar heb je hem. Dat is al dat water.

En God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. Dat is een ander verhaal, maar dat gaat over de openbaring van de Christus. Daar heb je het nou.

We zijn met zulke mooie dingen bezig, en als er wat opgedroogd is in je bestaan, er komt geen water meer uit je, zoek het eens weer op, graaf maar effe. Moet jij eens kijken wat er gebeurt als dàt weer gaat stromen. Het is de bron van je bestaan. Mooi hoor. Dat geldt voor alle treurenden. Dan ben je tenminste bezig met de dingen van Gòd.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-06-2010

 

 

Tweede brief van Johannes (Duurt 11-7-2010)

Tweede brief van Johannes

 

Ik wil graag eerst een beeld voorlezen plus wat woorden, omdat ik denk dat dat actueel blijft.

Het is een visioen uit 1993.

“Ik zag boven een donker wolkendek dat de aarde bedekte, zoals je soms wel eens op foto’s ziet vanuit een vliegtuig. Een enorm wolkendek. Daarboven zweefde een prachtige grote ballon met een mand er onder, en een heleboel schitterende kleuren. Het had ook geen ballast meer, dat was weg. En de zon scheen op die ballon zodat ie ook dat licht weerkaatste.

Een hele heldere glans. En hij zweefde daar in alle rust en stilte. Precies op de richting van de wind waarheen hij hem blies.

Een groot toonbeeld van doelgerichtheid, van vrede en rust; daar hoog boven die donkere wolken.

En toen, héél langzaam, het was nauwelijks merkbaar met het oog, zakte die ballon wat naar beneden. En het eerste wat door het wolkendek slierde, dat was dat mandje. Dat kwam een beetje in de mist te hangen. Maar het zakte verder, steeds verder, tot het zelfs helemaal in de wolken verdween, en een poos later kwam het daar weer onderuit, en de aarde kwam in zicht. Het zichtbare kwam weer in beeld”.

Later heb ik wat uitleg gevraagd, want ik snapte er een heleboel wèl van, maar één ding niet.

En toen ineens kon ik in het mandje kijken, en daarin lag iemand te slapen. Hij sliep alleen maar, verder niks.

En toen kwam het mooie, er was een advies bij, één advies.

In die ballon zit een brander, dat ken je wel hè? En het enige advies was: wordt wakker, haal die hendel over, meer vraag ik niet van je. Als dan die brander weer begint, stijgt de ballon vanzelf, dat gaat echt vanzelf, meer moeite kost het niet.

Daar horen wat gedachten bij.

Je wilt iets omdat je liefde is gewekt. Die tekst die iemand noemde: Hij bewerkt het willen en het werken in je.

‘Willen’ betekent: verlangen. Dingen kunnen een verlangen oproepen. Ik vind ‘verlangen’ een veel mooier woord dan ‘willen’.

En wanneer wòrdt je liefde gewekt? Je merkt gewoon hoe lief God jou heeft, en dàt is de liefde die er bij jou ook úitkomt; de liefde naar alle mensen.

Er staat dus niet: werk je uit de naad. Het enige wat Jezus vraagt, is: ‘heb lief’. Zó eenvoudig is het nou.

Je bent van God gaan houden omdat Hij zo vreselijk veel van jou houdt. Daar horen nog wat gedachten bij.

Zak niet weg naar de aarde, want dan ben je echt bezig met de problemen van alledag; maar die los je wèl op als je hoog bent. Als je wilt vernieuwen, dan gebeurt dat alleen door nieuw te gaan denken.

Toen zag ik drie sferen.

Er waren mensen bezig op de aarde; er waren mensen bezig ‘tussen’ hemel en aarde, èn er waren mensen bezig in de hemel. Drie sferen.

Dat gold voor ons als gemeente. Dat is in 1993 gezegd.

Degenen die op aarde bezig zijn, die slapen. Degenen die tussen hemel en aarde bezig zijn, die sluimeren. En die in de hemel bezig zijn, die zijn wakker.

En jullie liefde is Mij bekend, daar ben Ik heel gelukkig mee, maar Ik vraag jullie om boven de wereld, die in het duister ligt, te gaan staan. Ook boven de schemer-toestand.

Ik bedoel: verdiep je niet eindeloos in de problemen van de mensen van de aarde, want waarin verschil je anders?

En ook niet in de gedachtenspinsels van de boze. Maar blijf alstublieft in het licht. Blijf in de zon, Mijn genadelicht, en hou de hoop, dat is die brander, brandende.

Daar hebben we een poos geleden ook een beeld over gehad: dat de hóóp wordt aangeblazen. En dat is Gods hoop; dat de Christus…., dat ontroert me altijd zo, waar Hij z’n hele leven al naar uitkijkt, dat de Christus in je wàkker wordt en tot ontwikkeling komt. Want je wordt gevormd door de Geest hoor! Gods Geest!

Daar heeft God z’n hele hoop op gesteld.

Blijf in Mijn gedachtenwereld, dàn zul je zien, dan begin je op je Vader te lijken, want Hij zal niet toelaten dat jouw voet wankelt. Jouw bewaarder zal niet sluimeren. De bewaarder Israëls sluimert noch slaapt. Want wat heb je aan een herder die slaapt. Hij doet dat niet, Hij blijft wakker.

Ik vond  dit zó aktueel dat ik dacht: ik lees het nog een keer voor. Want dáár gaat het uiteindelijk om.

Nou, dan heb ik nog een stukje. Ik wil vandaag een héle brief behandelen.

Het is het kortste briefje van het nieuwe testament, het tweede van Johannes.

Daar hoor je nooit iemand over spreken.

Ik ga gewoon wat proberen uit te leggen.

2 Joh. 1:1. Daar staat ‘de oudste’. Dat wordt ook wel vertaald met ‘ouderling’.

Daar staat: ‘presbyter’. Dat woord ken je waarschijnlijk niet, maar het is ons woord ‘priester’. Gewoon een priester.

En Johannes bedoelde zichzelf hiermee. Het is meestal iemand die vooraan loopt.

En dan iets heel merkwaardigs. Hij schrijft een briefje aan een uitverkoren vrouw en haar kinderen.

Nou, daar is over gedubd, wie mag dat mens wel niet wezen? Is dat z’n eigen vrouw, heeft hij een LAT-relatie met een ander?

Daar staat nl. een heel merkwaardig woord. Het Griekse woord voor onze Heer, Jezus, is Curios. Dat ken je allemaal wel, want iedereen zingt met Kerst Kyrie eleis, nou, dan staat er: ‘Heer, ontferm U’. Dat betekent heer. Maar wat is nou het vrouwelijke van heer?

Eigenlijk staat er: ‘heerin’; er staat ‘kyria’, dat is gek? Maar het woord heerin bestaat in onze taal niet, dus ze hebben gewoon gezet ‘vrouw’. Andere vertalingen zetten daar nog een ‘e’ achter, dat vind ik ook mooier, ‘vrouwe’. Daar zit iets van adel in. Maar ‘kyria’ zette mij wel even aan het denken, want ik ken nòg een woord, wat niet bestaat, en ook voor vrouw gebruikt wordt. Maar dan moeten we helemaal terug naar het begin. Want toen Adam z’n ogen opsloeg en zei: kijk nou eens…, toen stond daar een wezen voor hem, waarin hij zichzelf helemaal herkende, en hij noemde haar ‘mannin’. Nou, ik heb het nog nooit tegen mijn Marietje gezegd: ‘mogge mannin’. Dat kàn toch niet? Maar ik vond de overeenkomst zo prachtig, omdat de vrouw bij de man hoort waar ze uit genomen is, daarom horen ze ook bij mekaar.

Déze vrouw is een beeld van de gemeente. Haar kinderen zijn de gemeenteleden. En dáárom gebruikt Johannes dat woord ‘kyria’.

Want reken maar dat Johannes het Oude Testament door en door kende. Hij wist altijd waarover hij schreef.

Ja, de geestelijke vrouw van Jezus, nu, dat is de gemeente. En de kinderen zijn de gemeenteleden.

En bij die vrouw uit Openbaring 12, in haar baringsproces, wordt de man nooit genoemd, maar ze is wel bevrucht; en ze draagt dat geheim in zich, wat een keer openbaar komt.

Johannes schrijft ook een keer: Thans is het nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar als het nog niet geopenbaard is, is het wèl aanwezig. Het zit in het verborgene. Maar het is nog niet geopenbaard. Goed onthouden, want dan blijft de hoop in je wakker.

Hier staat ook: die de waarheid hebben leren kennen.

Eén notitie: ‘de waarheid leren kennen’. Daar kun je over filosoferen, maar als je nou eens even zegt dat de waarheid niet ‘iets’ is maar ‘iemand’. Want Jezus zegt: Ik ben dé Waarheid! De waarheid is in Mij vlees geworden; in Mijn menselijke bestaan zie je de werkelijkheid van God. Dan zie je de w e r k e l i j k e  God!

Want waarheid betekent ook werkelijkheid!

‘Ik wil God wel eens zien…’. Nou, zou Jezus zeggen: ‘kijk maar naar Mij’. Dat is wat?

En er staat ook ‘leren’. Ik heb de vorige keer al uitgelegd dat leren in het Nederlands zo’n schitterend woord is. Want het betekent nl. van origine: ‘een spoor volgen’. En dat spoor is uitgezet door Iemand die het weet. Het is vaak weer ondergesneeuwd. Er is van alles overheen gegooid, maar wij volgen dat spoor, steeds maar zoekend. En al kronkelt het nog zo, wat geeft dat? Als het maar het goede spoor is! Want Jezus had ook hindernissen op Z’n weg. Héél veel!

Dus we hebben de waarheid leren kennen. Dát is nou een leergang. Ja, een mooie cursus.

Vers 2: …om der waarheid wil, die in ons blijft en met ons zijn zal tot in eeuwigheid: (dubbele punt!) Nou komt het, en wat zegt hij?

Vers 3: Genade, barmhartigheid en vrede is altijd met jou àls je dat spoor volgt.

Ze volgen jouw genade, waarheid en barmhartigheid.

Dat heeft gestalte in jou, in jouw vlees.

Ze zullen toch van jou zeggen, wat ze altijd tegen Maria zeggen: ’vol van genade?’ Ja, zó zul je toch bekend staan.

Hoe stond Dientje ook nog bekend, die overleden is? O ja, Dientje stond in het kamp bekend als barmhartig. Zo zul je bekènd staan. Wat een meid hè? Dat raakt me diep.

Je bent zelf zó afhankelijk van Gods genade, en dat is heerlijk. Er is geen fijner leven dan afhankelijk te zijn van de genade van iemand. Dan moet je eens kijken wat je dan allemaal krijgt. Dan bèn je ook genadig. Dan heb je niet direct je woordje klaar over een ander. Wat jij er van vindt en zo….

Ik vind barmhartigheid de kostelijkste eigenschap voor een vernieuwde schepping.

Iemand gaf me gisteren zó’n dik boek met de mededeling: ‘dat moet je eens lezen’. Er zijn altijd van die  mensen die vinden dat jij dat moet lezen.

Het was van Karen Armstrong, over allerlei godsdiensten en zo…. Ik denk: nou, dat doe ik niet, ik word daar een beetje niet goed van.

Ik bladerde het even door en ik denk: laat ik eens kijken met welke zin zij stopt in dat dikke boek. En wat stond er? Dat ze de kern van een heleboel godsdiensten wel prachtig vond: ‘het mededogen’. Ik denk: zó, ik heb het boek uit.

Ja, als je nou toch vòl van mededogen bent, wat ben jij dan een mooi mens.

Vers 4: Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen.

Het woord ‘gebod’ heb ik wel eens uitgelegd, het betekent letterlijk, in onze betekenis althans: ‘een bekendmaking’.

Hij heeft  u bekend gemaakt, o mens, al wat goed is…etc. Dat is eigenlijk het woord ‘gebod’.

Dan gaat dat hele wettische, je mòt het, die dwang, er helemaal af. Het is een aanrader. Ik maak je bekend!

Daarom vind ik het werk van Jezus zo schitterend omdat Hij de Vader heeft bekend gemaakt! De Vader was onbe-kend. Ze wisten niet wie Hij was. Ze

wisten ook niet wat ze aan Hem hadden. En vandaag aan de dag is dat ook zo.

Wat heeft God al een hoop etiketten gekregen. Hij moet inmiddels volgeplakt zijn. ‘Dat ben Ik niet!!!’

Allemaal andere goden voor Mijn aangezicht…, haal ze eens weg! Dan komt God Zelf in zicht.

Maak Hem maar bekend! De grote onbekende. Ja, en dàt mogen wij doen!

En hoe doe je dat? Nou, je kan er van vertellen, maar het blijkt vooral uit je handelingen. Want reken maar dat de Handelingen der Apostelen nog làng niet zijn voltooid. Dat boek gáát maar verder, ja, door ons.

En dàt bedoelt Johannes nou als hij zegt: ‘wandel in de waarheid’. Dat is zo mooi.

De werkelijkheid van God openbaren blijkt uit wat je doet; ook uit wat je nálaat. Dat is óók heel wezenlijk. Waar kies je voor?

Vers 5: Nu vraag ik u, vrouwe, (hier staat het, mooi hè?), niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven,(kom nou, zegt hij, je weet het best) maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben, dat wij elkander liefhebben.

Nou kun je dat natuurlijk op een aardse liefde laten slaan, maar het kan natuurlijk ook op een hemelse: ‘we hebben samen iets’: wat we gehad hebben, wat we hebben.

Als Mariet en ik wat hebben, dat is dan negatief, maar dan grijpen we altijd weer terug op wat we hadden: die eerste liefde.

Daar begint het altijd mee, dat is het uitgangspunt. Je komt altijd weer bij mekaar als je het begin opzoekt.

Daarom begint God ook altijd met een begin! Hij zegt: ‘ga eens terug naar het begin man! Weet je nog…? Ach ja, dat weet ik nog…., die eerste liefde.

Weet je nog wat er door jou heenging toen je merkte dat Ik van je ging houden? Want dàt is de eerste liefde. De liefde van God voor de mens!

Goh, bent U verliefd op me? Ja! Op mij? Ja! Mag ik daar even over doordenken?

Ik kon mij als puber  nooit voorstellen dat iemand verliefd werd op mij. Nee. Dat heeft wel met je opvoeding te maken, maar ik heb wel gemerkt dat liefde geneest! Daar gaat een genezende werking van uit. Vooral in relaties.

Een begin, daar moet je even over doordenken. In den beginne…

Een hoop mensen verbinden het woord ‘begin’ met ‘tijd’. Daar is niks mis mee.

Want bij een begin heb je ook altijd de afloop. Ik hou niet zo van het woord ‘einde’, maar waar het naar tóe gaat; wat het wordt!

Ik hou ook niet van, laten we zeggen: de eindtijd, de eindstrijd, het zàl allemaal wel, dat geloof ik ook wel, maar het is alsof het daarmee ophoudt!  Het is juist het begin van de heerlijkheid Gods. Het woord ‘einde’ in het Grieks betekent ook cirkel, dan gaat de cirkel weer rond; wat God begonnen is, dat maakt Hij helemaal af!

In de Italiaanse bijbel staan voor ‘begin’: ‘in principio’. Dat is beginsel, dat is levend.

Wat wij van de beginne gehad hebben.

En je moet ook rekenen, wat is het begin?

Jezus zegt het ergens: ‘Ik bèn het!’ Maar Gòd is begonnen, met Hèm! Want God hééft geen begin, en ook geen eind, want Hij is eeuwig. Maar Hij is wel met een wèrk begonnen.

Het eerste werk was de gedachte aan een partner. ‘Het is niet goed dat Ik alleen ben’. Dus dit was het beginsel. Ja, Jezus is het begin van Gods werk, Gods handelen.

Vers 7: Want…(er is altijd iets met ‘want’, zo van: hoe zit dat nou toch, waarom gebruikt Johannes hier nou het woordje ‘want’?)..we hebben elkaar lief vanaf het begin, hou die liefde vast, blijf van elkaar houden. Niet op een aardse manier, want dat is eindig, dat voldoet niet, laat ik het zó zeggen. Maar die hemelse liefde, wat God voor je voelt, als we dat voor elkaar blijven voelen, nou, dan krijg je een grote weerbaarheid hoor.

Er staat: Want er zijn een hoop misleiders uitgegaan in de wereld…

Johannes wijst daar nog wel eens op in z’n brieven. Jezus doet dat Zelf ook.

Misleiders. Ze noemen zich leiders, maar het gaat mis. Ze laten je niet het spoor volgen, ze doen je van het spoor àfwijken.

Er staat in het Grieks een woord ‘planau’, daar is ons woord ‘planeet’ ook van gemaakt, vandaar dat ze het woord ‘misleider’ ook wel vertaald hebben met ‘dwaalster’ en ‘dwaallicht’.

Ze noemen zich wel een ster; ze noemen zich wel een licht, maar het is niet het echte licht; niet het waarachtige licht. Het zijn van die rond zwervende sprekers.

Het woord ‘planau’ betekent letterlijk ‘zwerven’. En er is een Duitse vertaling die het gewoon vertaald met ‘zwerver’. Je hebt van die zwervers.

Het kan ook vertaald worden met rond- spoken. Je hebt van die figuren.

Van die rondtrekkende dwaalleraren, die een hoop volk trekken. En ze doen misschien ook wel wonderen en tekenen. Ga je er naar toe?

Er zijn zóveel misleiders. Ze brengen je op een dwaalspoor, en dan raak jij het spoor bijster. Of je òntspoort, om een trein als beeld aan te houden.

Het spoor vasthouden. Soms aarzel je heel lang, nou, wat geeft dat? Blijf maar wachten totdat je het goeie spoor weer hebt.

Je pakt nog eens een kaart, je pakt nog eens een kompas. Je overlegt: ‘nou, laten we die kant maar uitgaan, als het niet helemaal zeker is, dan kunnen we altijd nog weer terug naar waar we nog goed zaten en dan zoek je weer een nieuwe richting op.

Het is een zoektocht, want we hebben een tegenstander. Ja! En wat belijden die nou? Wat zeggen die kerels? Of vrouwen? Meestal zijn het kerels. Ja, dwaalsterren, dwaallichten, dwaalleraren.

Er staat verder in vers 7: ..die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Hoe lees je dat? Dan denk je misschien: o, dat slaat natuurlijk op de geboorte van Jezus. 

En de Christus in het vlees, dus toen Hij gedoopt werd met Gods Geest, want Christus betekent Gezalfde… toen kon Hij z’n Vader openbaren, bekend maken.

Nou, reken maar dat die dwaalleraren het woord Jezus vóór in de mond hebben liggen. Ja toch?

Maar Paulus zegt tegen de Corinthiers: ‘als er zo’n knakker bij jullie in de club komt, dan nemen jullie hem zomaar aan..!

…‘Fijn, fijn dat je er bent, broeder, dat u op uw geweldige zwerftochten door Europa ook ons nederige plaatsje Corinthe aandoet….

En Paulus zegt: ‘dat is een andere Jezus man! En dat is een andere geest die gepreekt wordt.

Heb het toch in de gaten! Ja, hij maakt zich daar een beetje druk over.

Maar het is ook wel zeer verdrietig, dat, als je mensen op de Weg hebt gebracht, en je ziet ineens dat ze een heel ander kant uitgaan. Nou, dat kan ik me bij Paulus wel voorstellen.

Laat er nou in de grondtekst staan: Niet ‘komst’, maar er staat ‘komende’. Dat is dus een proces. De Christus is komende!

En waar? In het vlees. En het vlees betekent altijd: in je menselijke bestaan, puur natuur, zal ik maar zeggen.

Dus het is mogelijk dat de Christus…., en iedereen heeft het altijd over Z’n wederkomst, maar dat Hij ‘komende is in mensen, waar God een welbehagen in heeft’. En dàt ontkennen de misleiders.

Jezus heeft er zo vaak voor gewaar-schuwd in Z’n beroemde reden over de laatste dingen, rede over de eindtijd, zeggen we vaak. Maar Hij begint met te zeggen: ‘kijk uit dat niemand jullie verleidt’. Dáár begint Hij mee.

Vertel ons eens over het einde, vragen de discipelen, nou, zegt Jezus, kijk maar uit dat je niet verleid wordt. Dáár begint Hij mee.

In het evangelie van Thomas staat dat daar een keer een discipel is die aan Jezus vraagt: ‘vertel ons eens wat over het einde’, ja, iedereen wil altijd weten hoe het afloopt…. En Jezus zegt: hoe zal ik het ooit kunnen vertellen als jullie het begin nog niet eens begrijpen. En het begin staat vlak voor jullie neus, en dat ben Ik!

Tja, dat begrijpen jullie nog niet. Dus ik stop nog maar even met het vertellen over waar het allemaal op uitloopt.

Daar wordt zelfs van gezegd: dè misleider, dè anti-christus. Jezus noemt het pseudo-christussen. En wat zegt Hij erbij? Het zijn er véél! Nou…, vele valse, er staat pseudo, dat is dus net echt, valse christussen, valse leraren, valse profeten.

Dan komt er weer een profetie los. Heb jij er oor voor of het vals is of niet?

Heb je onderscheid?

Ken je die tekst: ‘onderzoekt alle dingen en behoudt het goede?’ Ach, ach, ach. In m’n gereformeerde jeugd werd dat overal op geplakt. Je moest overal naar toe totdat je tot de ontdekking kwam: nee, dat deugt niet. Daar slaat het helemaal niet op.

Die tekst slaat op: onderzoekt alle profetieën, ja, hoe luister je? Wàt hoor je? Of: wat wil je horen?

Het zijn er véél, zegt Jezus.

Vers 8: Waar moet je dus op letten? Op jezelf!

….Eh, ja, ik let altijd op alle mensen in de gemeente….., ik let overal op….ja…., er mag mij niets ontgaan….

Je kent die mensen? Wat is er allemaal gaande….?

Let jij maar op jezelf!

Dat is een wijze les van Johannes. Want anders verlies je wat wij verricht hebben, dat is nl. je volle loon.

En wat is dat volle loon? Laat ik het maar zó uitleggen: dat je vòl bent van genade. Die genade groeit in je; je barmhartigheid groeit.

En op het laatst, en Jezus maakt daar een opmerking over, zegt Hij dan: op een gegeven moment is het zó, dat als ze jou zien, dan zien ze Mij. En als ze Mij zien, zien ze de Vader.

Ik weet van de valse leraar dat hij zichzelf brengt. Hij brengt nooit onze Vader. En hij brengt ook nooit de Zoon, die wij zo goed kennen, omdat wij met Hem gehuwd zijn. Dan krijg je een gigantische scheiding van geesten.

Maar je volle loon ontvangen, wat is dat mooi hè? Dat je vòl wordt van….!

Maar ja, in het volgende vers, vers 9:  komt er nog een waarschuwing: Een ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in die léér blijft.

Sommige mensen knappen al af op het woord ‘leer’, nou is ‘leer’ wel wat taai natuurlijk, maar als je het nou even vervangt door ‘onderwijzing’, dan heb je ook het Hebreeuwse woord bij mekaar:

de Thora.

Ik las gisteren een detectiefje, en in dat detectiefje komt een joodse rechercheur voor, en hij krijgt een heel gesprek met een andere jood, hartstikke leuk, en ineens komt dan iets naar boven in hun denkwijze, dat de héle onderwijzing, de héle Thora, gericht is op het behoud en op het bewaren van mensen. Ja, zó mooi. Ik denk: jongen, detectiefje, je hebt het dóór.

Alles is er op gericht dat God zegt: komt alsjeblieft bij Me en blijf bij Me!

Blijf in Mij zoals ik in jullie.

Ik ben niet alleen gericht op jullie behoud, dat dàt maar veilig is en bewaard, maar ik maak van jullie zó iets moois.

Jullie hebben de Geest ontvangen, en die Geest vormt je tot prachtige mensen Gods; want dáár gaat het om: Gods mensen.

Vers 9: Wie verder gaat…., nou, dat staat er niet hoor, want dan zeg je: we moeten toch verder? Maar dat staat er niet hoor. Er staat eigenlijk: ‘wie zich verhèft’. Nou, die is niet nederig. Die wil ook niet meer uit genade leven.

De Willibrordvertaling vertaalt dit met: ‘een ieder die ver wil gaan. Zó kun je het ook lezen. Zo van: je gaat te ver joh, met je gedoe en je gepreek.

Of: wie nieuwigheden brengt: we moeten toch nodig weer eens wat nieuws hebben in de gemeente. Wat zullen we nóu eens verzinnen om de zaak wat bezig te houden. Ja, oppimpen die bende!

Tjonge jonge, dan ben je die prachtige leer, die barst van het leven, kwijt. Dan denk je dat er van buitenaf weer wat leuks bedacht moet worden. Ja, en ik ken zulke gemeentes. Uitgeput zijn ze door allerlei bezigheden die verzonnen worden.

En je kan het zelfs zó uitleggen: dat zijn mensen die zeggen: ‘jaah…., ik ben dieper ingeleid…., ik ben zó wijs…., ik heb het allemaal dóór…. Ja, die mensen.

Zó kun je het ook uitleggen.

Ach, ach, ach, dan heb je de eenvoud losgelaten. Het is aan kinderen geopen-baard, zegt Jezus. Dat betekent mensen met een kinderlijke instelling; dié komen er achter. Het is een wijsheid niet van deze wereld.

Goed, vul het zelf allemaal maar aan hoe je het leest.

Spreuken 30:6 zegt: Doe niets aan zijn woorden toe. Voeg er dus niets aan toe! Niet doen! Anders word je een leugenaar.

Nou staat er aan het eind van Openbaring ook zo iets: Indien iemand afneemt van de woorden…., er staat niet: ‘van de bijbel’, er staat: Indien iemand afneemt van de woorden van het boek van deze profetie!

De waarschuwingen aan het eind van de Openbaring slaan alleen op het boek van de Openbaring. Want er zijn toch dingen in de bijbel waarvan je zegt: nou, dàt had eigenlijk anders gezegd moeten worden, want we weten nu beter.

Ja, want de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is meer dan de grootste van het Oude Verbond.

Je bent zó nieuw geworden in je denken.

Dus: verhef je niet, alsof jij alles weet en zo…, enfin, je vult het maar voor jezelf in.

‘Leer’ is onderwijzing, en waar vind ik die onderwijzing?  Heel simpel, waar Jezus het altijd over had. Hij zegt: dat zijn de profetieën, die slaan allemaal op Mij; en dus ook op ons. De Psalmen, die staan ook bol van de profetieën, en de Spreuken.

Als je per dag één spreuk zou nemen uit dat mooie boek, dan moet je eens kijken als je dàt gaat herkauwen, wat er dan los komt aan smaak. Ja, goed kauwen. Want schaapjes van de Heer zijn herkauwers.

Vers 10: Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt…. Dus het is iemand die een léér brengt, die gewoon een antichristelijke leer brengt. En maar kletsen over God; en maar kletsen over Jezus. Maar dat is mijn Vader niet, het is onze Heer niet.

Weet je wel wat het éérste woord is wat de duivel zegt in de bijbel? ‘God!’ Dat is het eerste woord wat hij gebruikt.

‘God heeft zeker wel gezegd dat jij niet….’.

Pas dus op voor mensen die God vóór in de mond hebben. Die brengen een andere leer, een andere Jezus en een andere geest. Heet hen niet welkom.

Dus niet: ‘ga alsjeblieft vóór en vertel’. Nee, niet doen.

Dat betekent niet dat je hem de stoep afschopt, maar jij komt hier niet aan het woord, jij mag deze leer hier niet brengen. Johannes was daar heel strikt in.

Anders krijg je daar ook deel aan.

Het gaat over iemand, een leraar, de beroemde spreker.

Vers 11: Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.

Dus wàt heet je welkom….?

Er zijn zelfs mensen die dat geestelijk ook hebben hoor, dat is heel gek, die zeggen dan ineens: ‘Jaah, ik word erbij bepaald’…, en dan komt er iets waar ze bij bepaald zijn’ of: ‘ik  had in mijn harrrt….’.

Ja, dat zal allemaal wel, maar wie heeft het er in gelegd? Dáár heb je onderscheid voor nodig! Wié heeft je er bij bepaald? Anders kun je straks de gekste dingen zeggen….! Dus je hebt onderscheid nodig!

Je hebt anders deel aan zijn boze werken. Spreuken zegt: ‘je staat te liegen!’

Ja, als je deze onderwijzing niet aanhoudt, sta je te liegen.

Hoe weet je nou dat ik lieg of niet? Hoe weet je dat nou? Hoe moet je dát nou weten?

Stel dat iemand mij een misleider noemt. Is het dan waar of niet?

Vers 12: Ik heb je veel te schrijven, natuurlijk, maar ik wil dit niet doen met papier en inkt, maar ik hoop tot u te komen, en dan vind ik zo’n schitterende uitdrukking: en van mond tot mond te spreken.

God heeft het van het gesprek hè? Maar laat me je gezicht zien als Ik met je spreek.

Je kan desnoods gaan skypen, maar in levende lijve elkaar aanschouwen, en dan in de Geest. Ach, er is niks mooiers.

Elkaar zien van aangezicht tot aangezicht.

Ja, van mond tot mond te spreken.

Het is natuurlijk van mond tot oor wederzijds. In vind mond tot mond-reclame ook zo gek, ik zie dan altijd zoenende mensen, maar goed, dat is mijn probleem. Ik vind: het gaat van mond tot óór!  En dan komt het weer uit de mond van een ander en dan gaat het weer naar het oor van een ander.

Opdat onze blijdschap volkomen zij.

Kijk, als je Mij nou wèrkelijk blij wilt hebben, zegt Jezus ergens: ‘maak Mijn blijdschap nou eens hélemaal vol, ga eens van elkaar houden!’

En vraag het maar aan ouders, je krijgt ze niet gelukkiger, bij wijze van spreken, dan dat ze zien dat hun kinderen gelukkig zijn. Dat is zó mooi.

Wat kijk je naar kleine kinderen als ze aan het spelen zijn, en ze hebben het naar hun zin, dan word je vanzelf blij.

 

Nou, als je naar mekaar kijkt en je ziet het bij elkaar, ja, dan wordt die blijdschap sterk hoor!

Dan wordt je blijdschap vervuld. Dat zing je zo gemakkelijk, ‘en uw blijdschap wordt vervuld…’. Ja, wanneer word ik nou vol? Intens blij! Nou….als Oranje wint….? Dan zijn er heel veel mensen verschrikkelijk blij, meer verschrikkelijk dan blij. Hoe lang duurt die blijdschap….?

Laatste zinnetje: U groeten de kinderen van uw uitverkoren zuster.

Nou, wie is die zuster? Dat is de zuster van die vrouwe, dus dat is ook een gemeente. En die heeft ook kinderen, dat zijn de gemeenteleden. En toen schoot me te binnen, kennen jullie die tekst van ‘Dochters van Jeruzalem?’ Nou, in het begin werd een dochter genoemd en hier heb je er nog één, want Jeruzalem is de moeder, de city in de hemel, de moeder-stad.

Lees maar na in Psalm 87:5: ‘ze zijn daar allemaal geboren in die heilige stad’.

Als er sprake is van een heilige stad, dan gaat het over een groep mensen in de hemel. En jij woont daar niet, ook zo raar, maar God woont daar. Hij woont in de mensen. En als die stad een keer neerdaalt, dan wil dat zeggen, dat Gods hemelse heerlijkheid op aarde zichtbaar wordt in al Zijn facetten en wel in mensen, in gelovigen, in Zijn kinderen, getooid als een bruid.

Dàt is nou het geestelijke Jeruzalem. En deze bruid van God is nú de vrouw van het Lam (Openb. 21:10). De Kyria uit het briefje van Johannes. Daarover zullen we later nog meer vertellen.

Amen!

 

Duurt Sikkens d.d. 11-07-2010

 

 

Tekens en symbolen (Duurt april 2007)

Bijbelstudie over tekens en symbolen.

Onderwerp: Tekens, zinnebeelden, symbolen. Daaraan kan nog worden toegevoegd: parabel oftewel gelijkenissen.

Para-bel betekent: het ernaast gelegde. Ik heb dus iets, en ik leg er iets naast om het duidelijk te maken. Ik heb dus een christen, en leg daarnaast als beeld een boom die aan het water is gepland. Dat maakt het dus duidelijker.

Jezus heeft ongelofelijk veel gelijkenissen verteld, om maar te vertellen in een aards beeld, wat eigenlijk de hemelse werkelijkheid is. Dat geldt dus voor tekens, gelijkenissen, symbolen.

Ik ga maar eens even heel kinderlijk beginnen, want ik vroeg mij af, terwijl ik mij hier mee bezig hield: wie schreef de eerste letter. En hoe zag die letter er uit en welke klank had die letter. Het is best aardig om daar eens over na te denken, maar over het algemeen zijn de archeologen wel tot de conclusie gekomen, dat als iemand iets in een tekening wilde weergeven, dat hij dan b.v. een boom of een steen tekende, met een paar takken. Dus een beeld.

De oudste schriften waren beeldschriften. Egyptische schriften bestonden uit b.v. allemaal vogeltjes, of graan. Aan de Chinese karakters/letters kun je nog zien wat vroeger de tekens geweest waren. Dan tekenden ze een put of een huisje en dat betekende dan iets. En ik vind het wel leuk om even met een letter weer te geven hoe dat werkt. Ik ben nl. al mijn hele leven gefascineerd geweest door beeldgebruik.

Een voorbeeld. Het gouden kalf was een stierkalf, en dat heette in het Egyptisch Apis. Toen hebben ze van lieverlee, als ze de letter A bedoelden, die getekend als de kop van dat stierkalf. Van lieverlee werd dat schematischer. Maar iedere letter/afbeelding had zo z’n  eigen geschiedenis. Het is best leuk om dat eens te bestuderen, dan heb je enig idee van wat men probeerde te zeggen.

Want hoe kom je nou tot een klank. Want als ik deze letter nu voorleg aan een Noor, dan spreekt hij de A anders uit dan een Engelsman, of een Fransman of wijzelf.

Zo heb je allerlei schriften, maar dat is leuk voor de geschriftkundigen.

 

Maar de wereld is hartstikke vol met tekens. Denk alleen maar eens al die pictogrammen, als je b.v. op een station loopt en je zoekt de uitgang, dan zoek je een pictogram. En waar je de weg moet verlaten, dan zoek je een hollend kereltje. Dat zijn allemaal pictogrammen, maar ze betekenen iets. Daarom is het zo leuk om bij dat teken, dat woord, de betekenis er bij te halen, dus de achterliggende gedachte. Daar zit dus iets achter.

Denk eens aan verkeersborden. Leg eens een paar verkeersborden voor aan een Papoea, die snapt daar helemaal niets van, hij weet niet wat ze betekenen. Dat moet dan eerst uitgelegd worden. Dus hij moet de betekenis zien te krijgen.

 

Zo zijn we aan letters gekomen. Een ander woord voor letter is karakter. Dat is ook een doordenker.

We hebben zóveel verkeerstekens,  clubemblemen, vlaggen, familiewapens, allerlei gebaren.

Het gebaar van iemand begroeten (zwaaien) betekende origineel: ik heb geen wapens, dus mijn komst is vredelievend. De buiging betekende: ik bied jou mijn nek aan. Je mag mijn kop eraf hakken. Het optillen van een hoed, onbeschermd, uit beleefdheid. Het is verworden tot een tikje tegen een pet, of tegenwoordig, tegen het voorhoofd (?), nou ja……

Maar zo zijn de alfabetten ontstaan. Als je A/B zegt in het Grieks, dan zeg je alfa-betta, dan haal je de laatste A eraf, dan houd je het alfabet over. Zo is het ABC ontstaan.

Wij hebben hoofdzakelijk met het Romeinse schrift te maken. En als je studie maakt van de bijbel dan heb je ook het Hebreeuwse alfabet en het Griekse.

Jezus hanteerde dat ook. Hij zegt op een gegeven moment: Ik ben de Alfa, de eerste letter. Hij had ook in het Hebreeuws kunnen zeggen: Ik ben de Alef, dat had ook gekund.

Hij had ook kunnen zeggen: Ik ben de A. Hij wilde alleen maar zeggen: Ik ben het begin ergens van. De allereerste.

Alfa is Grieks, Alef is Hebreeuws. De laatste letter in het Grieks is Omega en de laatste letter in het Hebreeuws is Tauw.

Kijk eens naar Ezech. 9. Dat verhaal ga ik nu niet uitleggen, maar dat gaat over de grote verdrukking die over de kinderen Gods komt. Er breekt in de geestelijke wereld allerlei geweld los.

In Ezech. 9:4 staat: De Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden.

In het Hebreeuws staat er: Nigan, ze hebben zoveel verdriet om wat er met het christenvolk gebeurt. Maar de Heer zegt: geef ze een teken op de voorhoofden, en hier wordt het tekentje genoemd van de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet, de Tauw.

Een kruisje op het voorhoofd.

Moet ik dat letterlijk of figuurlijk opvatten. Nou, zeggen de roomsen, letterlijk, maar dan met as, als het kan.

Maar hier wordt geen askruisje bedoeld, maar hier wordt een verzegeling bedoeld.

Het is een beeld van de doop met de Geest. En waarom op je voorhoofd? Omdat dit alles heeft te maken met je denken. Het is dus beeldspraak van de bovenste plank.

Als Jezus zegt: Ik ben de Alfa, de eerste letter, en de Omega, de laatste letter, dan hebben wij daar in Hem deel aan gekregen. En dat is een heel mooie gedachte.

Wij hebben deel gekregen aan de allereerste gedachte Gods. Dat beginnen we ook langzamerhand te ontvouwen. Maar ook de Omega, wat de uiteindelijke mens is, zoals hij van oorsprong is bedoeld.

Jezus zegt: Ik ben het begin, maar ook het eindresultaat. Dus zoals Ik begonnen ben als een jochie van vlees en bloed, eindig ik als een volwassen zoon van God. Dat kan dus. Je kunt van een gewoon mens een kind van God maken en een volwassen kind van God.

 

De eerste keer dat er sprake is van tekens in de bijbel is Genesis 1:14. Daar staat dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden (seizoenen) als van dagen en jaren.

Daar is sprake van tekens. Dat worden tekens genoemd. In plaats van het woord aanwijzing, mag je ook het woord teken lezen. Dat is logisch, want een verkeersbord is een teken, maar het is ook een aanwijzing.

Dus de zon, de maan en de sterren zijn allemaal tekens. Dát is mooi! Want een teken is een zichtbaar iets van een hogere werkelijkheid. Dus de zon is een beeld van God. Hij maakt scheiding tussen licht en donker. Hij is de Koning van de dag.

En de maan is een beeld van Jezus en van degenen die mét Hem zijn. Die schijnen dus in de nacht. Wij zijn dus lichten in de duisternis. Wie het maanlicht ziet, ziet eigenlijk zonlicht, want het weerkaatst. Zo weerkaatsen wij Gods licht op aarde.

Je mag ons ook sterren noemen, maar dit woord is helaas wat verziekt. Het zijn eigenlijk lichtbronnen, en dat is een mooi beeld. Je bent een lichtbron.

Maar wat is licht? Waar is licht een beeld van? Licht is een beeld van liefde.

In Jesaja 60:1 staat: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht gaat schijnen”. Dus je wordt eerst verlicht en dan ga je schijnen. Je wordt eerst liefgehad, je eerste liefde, en daarna kun je liefhebben met de liefde waarmee jij wordt liefgehad.

Vroeger draaide ik het om en dacht dat God pas van me houdt als ik van iedereen houdt. Dat is krom. Maar ja, als je niet beter weet.

 

Openbaring staat trouwens vol met tekens.

Het tweede teken wat wordt genoemd is het teken van Kain in Genesis 4:15. Kain is zo geschrokken van wat hij uitgevreten heeft, en hij zegt in vers 13: Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Eigenlijk staat er: om de afbuiging te dragen, ik ben afgeweken, wat verschrikkelijk, ik heb mijn broer vermoord.

Toch bleef hij in kontakt met God, die dan tegen hem zegt in vers 15:’Iedereen die Kain doodt zal daarvoor boeten’. God houdt niet van wraak. Hoe vind je dat? Zou je die moordenaar van die universiteit in Amerika, die 32 mensen vermoord heeft, ook om zeep helpen?

God houdt dus niet van wraak in die zin. Hier geeft de Heer Kain een teken dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. Wat dat teken is geweest weet niemand. Maar Kain had dus iets over zich, of in zich, dat ze hem niet zouden doden. Dus dat teken beschermde hem. De moordenaar wordt hier beschermd, dus dat is positief.

God sloot hier een verbond en wil ook nooit dat zo’n verbond stuk gaat. Daar heeft Hij zo’n hekel aan. Dat is eigenlijk het ergste wat God kan overkomen, dat iemand zich los maakt van Hem. Hij wil graag een verbinding aangaan met mensen. Want hij heeft iets met mensen. En daarvoor heeft Hij heel veel tekens gegeven. Denk eens aan het teken van de regenboog. Dat is een teken van Gods trouw, van Zijn licht in alle schakeringen. Dat is iets heel moois. Dat wijst vooruit op een wolk waar het zonlicht op schijnt. En die regenboog krijg je zo gauw het gaat regenen.

En wanneer regenen wij? Als wij het evangelie verkondigen, dus regenen. Wij zijn goede gaven van God aan de mensheid. Wij zijn Gods gift aan de mensheid. Dus als je verteld, ben je aan het regenen, en dan komt Gods heerlijkheid van lieverlee tevoorschijn. De vroege en de late regen. Want het regent uit een wolk (wij) en nergens anders uit. Mooi hè?

Het wijst dus op onze uiteindelijke heerlijkheid. Als Jezus zegt: Vader, verheerlijk Uw naam, dan bedoelt Hij dat.

De sabbat is ook zo’n teken van Hem. Een dag rust. Dat hebben ze helaas verfrommelt tot een dag rust in de week. Maar de sabbat wijst op de geestelijke rust. De rust die God heeft.

Sommige mensen praten over rust, wat ze dan soms zeer onrustig doen. We hebben ze gekend: “Ik laat me niet uit mijn rust halen”. Dat zijn soms van die kreten.

Maar wanneer heb je echt rust? Je hebt echte rust als je bij de geliefde bent. Dus bij je geliefde zijn, bij elkaar zijn. Het is een lange zoektocht geweest, maar we hebben elkaar gevonden. Je was vermist, spoorloos, maar Ik heb je weer gevonden, er is nu rust.

Een boer heeft pas rust als hij heeft ingezaaid, dan kan hij de pet over de ogen trekken. Nu gaat het verder vanzelf.

 

De besnijdenis is ook zo’n raar teken. Paulus zegt hierover dat het werk is van mensenhanden. Je hebt er niets aan. En het werd dan nog alleen bij jongens gedaan. En de vrouwen dan?

Maar waar wijst de besnijdenis op? Op de geestelijke besnijdenis, dat is de besnijdenis van je innerlijke mens. Je inwendige mens. Reinheid van je hart. Je hart is een beeld van je inwendige mens.

En het is een teken van een verbond. Achter elk teken van Hem gaat de bedoeling schuil van een verbinding leggen. Een brug tussen God en de mens.

God zoekt altijd kontakt. De besnijding zelf is ook eigenlijk een eigendomsteken. Je behoort tot Mijn volk. Dat is mooi hoor.

Het is fijn dat jij ook het eigendomsbewijs hebt van God. Jezus zegt: Wees maar niet bang, niemand rooft jou ooit meer uit Mijn handen.

 

Er zijn echter ook mensen die  “Godsbewijzen” willen hebben. Dat zit zo diep dat je God moet bewijzen. Bewijs eens dat God bestaat, wordt dan gezegd. Nou, al zou je een wonder doen, dan heb je God nog niet bewezen hoor. Want door welke geest wordt een wonder geproduceerd?

Grote tekenen zeggen me allemaal niets. Ik heb het laatst wel eens verteld, dat iemand mij hijgerig opbelde dat er iemand uit de dood was opgewekt in een bepaalde gemeente. Ik zei toen: Nou en! Of dat nu het einddoel is van ons geloof.

Ik ben veel te blij als iemand zich laat dopen en inderdaad is opgestaan uit de doden.

Maar de mensen willen tekens en Jezus maakt daar zeer korte metten mee. Hij moest steeds maar bewijzen dat God bestaat. Nou, jullie willen een teken? Ja, ja!

Nou, zegt Jezus, ik heb een heel mooi teken, het teken van Jona. Dat is het teken, want een kwaadaardig en overspelig geslacht wil altijd tekenen. Daar moet je eens over nadenken, wat er door je hoofd gaat  als je beslist grote tekenen wil zien, dan ben je dus kwaadaardig. Dan heb je een kwaaie aard en je pleegt overspel in de geestelijke wereld.

En wat is de be’tekenis’ van Jona’s verhaal? Dat gaat over de opstanding van Jezus. Jona betekent ‘thuis’. Dit is een beeld van Jezus, Hij werd op een gegeven moment ook uitgespuugd. De dood kon Hem niet langer verdragen, Hij lag hem te zwaar op de maag. Hij kon Hem niet vasthouden en Hij heeft zo het oordeel tot overwinning gebracht.

Dus Jona is een prachtig zinnebeeld van Jezus’ sterven en opstanding. Schitterend. Denk daar maar eens over na, zegt Jezus. Overspeligen!

Sommigen waren natuurlijk daarna direct beledigd.

 

Pak eens Jesaja 8. Die man heeft ook heel wat moeten verdragen om tegen de heersende mening in te gaan. Jesaja had 2 kinderen met heel ‘maffe’ namen.  De ene heette Shehariashoep, en de ander heette Mahirsjalauwgasbas. Die namen zal ik nooit vergeten. Maar ik noem ze expres. De ene naam betekent: ‘haastig buit, snelle roof’. De ander betekent: ‘een rest keert terug’.

Stel je eens voor dat die kinderen ’s avonds worden binnengeroepen. Door het hardop roepen van de namen van deze kinderen konden de mensen horen wat er werd gezegd. Dus dan klonk door de straten en door de wijk: ‘haastig buit, snelle roof!’ En: ‘een rest keert terug!’ Tja, je moet wat als je geen microfoon hebt. Stel je dit even voor. Jesaja betekent: God redt.

En daar staat van geschreven in vers 18: ‘Zie, ik en de kinderen die mij de Here gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot zinnebeelden onder Israël. Dus die kinderen en Jesaja zelf zijn zelf  tekens, ze zijn zelf zinnebeelden.

Een andere invalshoek, wat is de mooiste gelijkenis? Jezus zelf! Want Hij was naar de gelijkenis Gods. Kijk maar naar Mij, zegt Jezus, dat is de mooiste gelijkenis die er bestaat in een mens. En hier geldt dat ook.

En als je dat niet helemaal geloven wil, dan moet je eens kijken naar Hebr. 2:13. Daar wordt die tekst geciteerd. ‘Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft’. Op wie slaat deze tekst in het nieuwe testament, in het nieuwe denken? Op Jezus en Zijn kinderen.

Dus die profetie van Jesaja wijst vooruit op Jezus en ons! Wij zijn de levende tekenen van de Vader! Voor wie het zien wil.

Nu even terug naar Jesaja 30, dan zie je wat verbanden. Dat is zo leuk om te zien. Want Jesaja heeft vergeefs geroepen: ‘haastig buit, spoedig roof’, want het is uitgekomen, dat betekent dat het volk heel snel de buit werd van een ander en heel snel geroofd en beroofd werd. Dus hij kondigde de ballingschap aan. En dat is ook gebeurd. En een rest mag zich bekeren. Hoe groot was die rest? Dat staat in Jes. 30:15: Want zo zegt de Here, door bekering en rust zullen jullie verlost worden, in stilheid en vertrouwen, maar je hebt niet gewild. Nee, je wilde voortvliegen, geweldige samenkomsten houden. Nou ja, dan zullen jullie vluchten, je achtervolgers zijn snel.

Vers 17: Duizenden zullen er vluchten voor het dreigen van één, totdat je overblijft als een seinpaal op een bergtop. Dat is dus alles wat er overblijft: één seinpaal. Ik denk wel eens: die eenzame Jesaja heeft zo vaak een sein gegeven. Dat is het enige wat nog over is. Een ander noemt het een banier.

Dat is één vlag, dat herinnert nog aan een volk dat bestaan heeft. Dat is alles. Hoeveel geloven er nog.

Toen God kontakt zocht met de wereld om te zien aan wie Hij Zijn Zoon kon toevertrouwen, heeft Hij de hele afgehouwen tronk van Isaï afgespeurd. Het hele volk was ongeestelijk geworden, maar Hij vond nog een heel klein beetje leven, nl. Maria, en Simeon, en Anna en gedeeltelijk ook Jozef, en toen hield het op. En dáár sloot God bij aan. Bij Maria, want Hij zag dat ze graag wou doen wat God vroeg. Dus op het laatste moment kon er een loot opschieten uit het afgehouwen volk.

Johannes de Doper had al gezegd: ‘de bijl ligt aan de wortel’. Dan duurt het dus niet lang meer. Of dan gaat alles dood.

In Lucas 2:34 zegt Simeon tegen Maria: ‘Jezus is gesteld tot een teken dat weersproken wordt’. Hier staat het woord Sema, (van semafoon), een teken, je mag het ook een ‘zinnebeeld’ noemen, dat weersproken wordt. Dat betekent dat er tegenin wordt gegaan.

Zo gauw je b.v. zegt: ‘God is goed’, dan krijg je gelijk tegenstemmen. Dat is echt waar.

De verschijningsvorm van iemand die verteld over onze Vader, roept enorm veel weerstanden op.

Er is een film die ik heb gezien: ‘As it is in heaven’, daar roept het verschijnen van één mens in een dorp ontzaggelijk veel los uit het verleden. En hij wordt aan de ene kant verguisd en aan de andere kant wordt hij aanbeden. Dat is hetzelfde effect, je krijgt een scheiding der geesten. Een scheiding van meningen. Want wat staat achter dat woord ‘weersproken’? ‘Opdat de overleggingen openbaar worden’. Zo gauw Jezus verscheen werden ze heel kwaad. Het fatsoen hield hen altijd nog tegen, maar toen puntje bij paaltje kwam, toen barstte de bom en moest er gekruisigd worden en verraden. En ze zochten Hem te doden. Maar wat had Hij dan misdaan?

Hij had nooit iemand geslagen of uitgescholden. Nooit gedreigd met wraak of zoiets.Het is dus alleen al je tegenwoordigheid. Jij bent een teken. Een teken van God, een aanwijzing.

Die arme profeten moesten ook de gekste dingen doen. Als je leest wat Ezechiël moest doen om het volk iets duidelijk te maken. Hij heeft fortjes zitten bouwen met muurtjes. Ze hebben zich wild om hem gelachen. Hij bouwde Jeruzalem na en gooide er met steentjes naar toe. Hij heeft op uitwerpselen moeten koken. Hij heeft 30 dagen op één zij moeten liggen. Die arme man.

En op een avond zei God: ‘Doe dat’, en dat deed Ezechiël dan. Hij moest een pak nemen van een balling, dat betekent de rugzak van iemand die op de vlucht slaat. Hij moest dan naar de muur van de stad gaan, er een gat in boren en naar buiten gaan. Dat is een gelijkenis.

Dat staat in Ezech.12:1: Daar zegt God: Man, je woont temidden van een moeilijk geslacht, weerspannig, niet te harden. Vers 3: Weet je wat? Trek voor hun ogen in ballingschap, misschien komen ze tot het inzicht. Vers 4: Breng wat je nodig hebt als het pak van een balling bij dag voor hun ogen naar buiten en zelf zul je bij avond naar buiten komen te hunnen aanschouwen, als iemand die in ballingschap gaat. Maak een gat in de muur, voor hun ogen en ga daardoor naar buiten. Je zult het pak voor hun ogen op je schouder laden en bij dikke duisternis zul je het wegbrengen. Je gezicht zul je bedekken zodat je de grond niet ziet. Want Ik stel u tot een zinnebeeld voor het huis Israëls. Hij moest een toneelstukje opvoeren zodat ze deze gelijkenis begrepen. “Als jullie zo doorgaan, moeilijk volk, dan ga je in ballingschap”.

Allemaal zinnebeeldige handelingen. Even het woordje ballingschap: Hoeveel mensen zeggen dat ze geloven, maar ze zijn in ballingschap. Hun ziel is in ballingschap. En ballingschap betekent: ‘Je bent van je eigen grond verdreven, maar je hebt ook vreemde overheersers’. Meer hoef ik hierover niet te zeggen, want dat beeld snapt iedereen.

Je wordt overheerst door vreemden. Dan móet je altijd wat. Dan ben je een slaaf of een dwangarbeider.

Het is geen wonder dat Petrus of Jacobus schreven aan de Joden, de gelovigen, in de verstrooiing. In de Diaspora.

Er zijn zóveel gelovigen om je heen die in ballingschap leven. Wil je ze terugvoeren naar hun huis en haard?

Dus alle gelijkenissen zijn beeldspraak. Je spreekt dus in beelden. Toen ik vroeger gedichten schreef zat ik altijd beelden te zoeken om aan te duiden wat voor mij het beste beeld was om weer te geven wat ik eigenlijk bedoelde. Dat heet dus beeldspraak. Om iets aan te duiden.

Het zit in de mens om beelden te gebruiken. Bijvoorbeeld spreek je over een man met ‘pit’. Dan vat je dat toch niet letterlijk op? Of je hebt het over een ‘uitgeblust figuur’, dan denk je toch niet een vuur doven met water? De taal is doorspekt met beelden.

Heel veel dingen moet je echt niet letterlijk opvatten. Als Jezus zegt, als Hij een stuk brood pakt: ‘dit is mijn lichaam’, dan vat je dit toch ook niet letterlijk op? De roomse kerk zegt dat dat stukje brood ineens Zijn lichaam wordt. Maar dat kàn toch niet? Jezus gebruikt alleen maar beelden om een hogere werkelijkheid aan te duiden. En ik vind het heel ontroerend dat Jezus bij de laatste maaltijd zegt tegen zijn discipelen: drink het allemaal maar op, het is mijn bloed, niet echt natuurlijk.

Hij zegt dan dat hij deze vrucht van de wijnstok niet meer zal drinken tot het moment dat ik het met jullie opnieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader. Dat zal zijn op het moment van de uitstorting van de heilige Geest. Want toen waren de geliefden verenigd.

Je leest dat Jezus vurig begeerd heeft om het pascha te eten. Waarom? Sommigen zeggen dat je vurig moet zijn…..Maar wat zit daar achter? Omdat Hij verenigd wil zijn met Zijn geliefden! Dat is het! Hij verlangde er naar om met Zijn geliefde samen te zijn.

 

Dus het mooie is dat Jesaja met zijn kinderen en Ezechiël allemaal levende zinnebeelden zijn. En Jezus is het zinnebeeld van God.

Zo zijn wij ook bedoeld. Zo zijn er vele symbolen. Neem b.v. de regenboog, die hebben we al behandeld. Dan heb je nog het V-teken, teken van de vrijheid. Het teken van het gebroken geweertje duidt het pacifisme aan, tegen oorlog. Dan het rode kruis wat hulpposten betekent. Dan nog het teken van een kruis waar Jezus aan werd opgehangen, een overwinningsteken. Twee ringen door elkaar is het teken van trouw(en).

Waarom wordt de heilige Geest nou afgebeeld als een witte duif? Er staat nergens geschreven dat het een witte duif was, ik vermoed dat het een doodgewone tortelduif is. Ik geloof dat, gezien de bescheidenheid van Jezus en de bescheidenheid van de heilige Geest, en zelfs van God, dat het een gewone tortelduif is. Onopvallend!

Nog een beeld van 2 bekers en wat brood als een teken van het avondmaal. Het is een beeld van het hebben van iets gemeenschappelijks. In Openbaring staat een stukje dat Jezus klopt op je deur: ‘ben je thuis? En jij doet open, en daar staat Jezus met een fles wijn onder zijn arm, en jij zegt: ‘ik heb nog wat brood. En dan staat er:’ik zal maaltijd houden, hij met mij en ik met hem’. Allebei heb je je bijdrage, en dat staat op tafel. Denk je dat Jezus met lege handen zal komen. Dat is niet voor te stellen. Kom op, aan tafel! En dan uitwisselen van gedachten.

Zo zijn er vele tekens of symbolen.

 

Ik ben zo blij dat wij in onze groep maar weinig symbolen hebben. Nou ja, het enige symbool is natuurlijk het avondmaal. Dan zit je op een koekje te knabbelen, maar eigenlijk is het een maaltijd hoor. Bij het laatste avondmaal dat Jezus vierde was een hele hoop vlees, en sauzen en van alles was daar. Jezus pikte daar het brood en de wijn even uit als een teken van Zijn lijden en sterven. Ik zie ons dat op zondagmorgen nog niet doen. Hoewel in de gemeente van Corinthe het wel zo werd gedaan. Maar dat werd een zooitje. Sommigen kwamen al zo vroeg dat ze al dronken waren voordat de laatsten kwamen.

Maar denk eens aan mensen die met zo’n kettinkje lopen van geloof, hoop en liefde. Een kruisje, een   ankertje en een hartje.

De religieuze wereld barst zo’n beetje uit z’n voegen van de symbolen, de religieuze handelingen, de rituelen, de liturgieën, de kleren. Alles is voorgeschreven van hier tot ginter. Echt. De paus leest een gebed voor uit een boek. En moet je eens kijken hoe hij er uitziet. Dat is gewoon verschrikkelijk. Maar dat doen ze in alle godsdiensten hoor! Zo gauw de inhoud verdwijnt gaan ze het in uiterlijke dingen zoeken.

Petrus zei: ‘Kijk eens wat een schitterende tempel’. En Jezus zei: ‘Er blijft geen steen op de ander’. Hij bedoelde daar niet de tempelverwoesting mee, wat ook zou gebeuren, maar dat er van het gebouw wat mensenhanden hadden opgetrokken niets meer zou overblijven.

Er is zoveel troep bedacht, maar kennelijk hebben mensen houvast nodig. Symbolen, heel devoot met allerlei dingetjes bezig zijn. Het mag van mij hoor, maar wat bedoel je? Wat zit daar achter? Heb je wel léven?

Kijk eens naar al die begrafenisceremoniën met al z’n symbolen. Met hoeveel ceremoniëel is Jezus begraven? Hoeveel mensen waren er op Zijn begrafenis? Hoeveel toespraken zijn er gehouden? Ik vraag het maar om het maar eens goed te relativeren.

Een ander symbool wat wij nog hebben dat is de handoplegging. Een zeer bescheiden symbool. Soms gepaard gaande met wat olie op je voorhoofd.

Ik ken een prediker die over het toneel rondliep met een kruikje olie, en dat werd dan geheiligd of zo, misschien moest het ‘ingestraald worden’, dat zijn dan wel Jomanda-taferelen. Wat moet ik daarmee?

‘Heilige’ zalfolie werd het dan genoemd. Tja, je kan die olie gewoon bij de supermarkt halen.

Daar is Wijntje Klaasdochter, één van de eerste martelaressen in Nederland, een doodgewone eenvoudige vrouw, om verbrand. Toen iemand stond te ‘blaten’ over dat brood, de z.g. heilige hosti, dat dat het lichaam van Christus zou zijn, zei ze dat dat brood bij diè bakker vandaan kwam. Dat zei ze gewoon. En dat kruis is van hout en die wijn komt dáár vandaan.

Dat werd dus een verschrikkelijke godslastering gevonden. Om zoiets onnozels werd ze verbrand.

Jezus werd ook beschuldigd van het feit dat Hij God lasterde.

 

Ook van de waterdoop als teken blijft niets zichtbaars over. Och, sommigen willen er een foto van maken. Maar er blijft geen steenhoop achter, er staat niet ergens een vlag te wapperen omdat jij gedoopt bent. Er blijft dus zo weinig van achter. Dat vind ik zo iets boeiends hebben. Op aarde laten we daarvan geen sporen na. Daarom zijn er ook zo moeilijk dingen te vinden van de eerste christengemeente want ze lieten geen zichtbare sporen achter. Ze laten alleen geestelijke indrukken achter.

Laten we eens een paar symbolen/aanduidingen noemen waarmee Jezus wordt omschreven om Zijn wezen weer te geven:

Het licht, een lamp, de goede herder, een lam, de bron, de weg, de wijnstok, de morgenster, de hoeksteen. Er zijn zoveel beelden om Jezus’ wezen te omschrijven.

Noem nu eens een paar beelden van gelovigen?:

Schapen, lammeren. Je mag ook koeien zeggen hoor, ik zou in Nederland het woord koe gebruiken.   Je zal toch in een gebied komen waar ze geen schapen kennen, dan moet je ze eerst uitleggen wat een schaap is. Dan gebruik je toch het vee wat daar rondloopt? Een kudde van een Palestijnse herder, of een Israëlische herder, bestaat uit allerlei soorten kleinvee: geitjes, bokjes, biggetjes, kippen. Het is toch verschrikkelijk godslasterlijk als de zoon van God zichzelf vergelijkt met een kip. Dat doe je toch niet? Maar gelukkig heeft Hij het Zelf gedaan. Ik heb jullie bij elkaar willen halen, zegt Hij, daar zit het woord synagoge in, bij elkaar halen als een kip.

Als iemand tegen mij zegt: ‘je bent een kip’, dan vind ik dat een compliment. Want als jij nou een kuiken wordt, dan wil ik je graag onder mijn hoede nemen. Het is dus de omgekeerde wereld van die pompeuze godsdiensten. Hoe gewoner hoe mooier.

 

Wij worden ook wel vergeleken met bomen, stenen, kandelaars, vissen, want we zijn toch een keer gevangen? En op den duur worden we een tempel.

Zo zijn er ook nog veel getallensymbolen en kleurensymbolen. Ik wil een enkele kleur noemen, b.v. wit is de kleur van de onschuld, dat is zo iets moois. En rossig, de kleur van vuur, dat is de satan, dat zijn de boze geesten. Als de wereld vergaat door vuur betekent dat dat de boze geesten alles overheersen. En daar begint het vandaag aan de dag een beetje op te lijken. Vooral in de godsdienstige wereld.

De religies barsten van de liturgieën. Bepaalde handelingen die op een bepaalde manier worden uitgevoerd. Het is altijd langzaam.

In Hebreeën staat: ‘gij zijt geroepen tot een feestelijke, plechtige vergadering van gelovigen’. Weet je dat het woord ‘plechtig’ er helemaal niet staat? Er staat alleen maar feestelijk! Maar ja, calvinisten willen het graag ‘plechtig’ houden. En vooral die staatsgodsdiensten.

Constantijn de Grote, een bekend Romeinse keizer, stond voor een gigantisch grote veldslag. En de christenen zaten nog steeds in de catacomben. Zij moesten stiekem bij elkaar komen in die onderaardse gewelven rondom en onder Rome.

Constantijn de Grote had daar wel wat mee, ook met wat ze vertelden. Hij vervolgde ze niet.

Het is dus echt gebeurd. Hij stond voor die grote veldslag en dacht, als die God inderdaad zo sterk is, dan moet Hij mij maar eens helpen. Want van die veldslag hing dus af of hij de troon kon bestijgen of niet. Hij gaat dus bidden en wat ziet hij: een kruis, en bij dat kruis stond geschreven: Inhoksignovinsit,

wat betekent: ‘In dit teken zult gij overwinnen’.

Toen is hij dus die slag aangegaan en hij overwon. Was God dan met hem? Welnee, natuurlijk niet.  Constantijn snapte er helemaal niets van. In het teken van het kruis zal hij overwinnen, dus niet met wapengekletter. Maar ja, als je vlak voor een veldslag dit ziet, dan denk je, ja, onze God is machtig en sterk, Hij kan alles boem, boem….. Het is verschrikkelijk. Hij won, en toen is die sekte staatsgodsdienst geworden. Er zijn toen een hoop mensen als de donder christelijk geworden. Hebben zich snel laten dopen. En dat noemden ze dan een opwekking, maar ze deden dat gewoon voor de baantjes. Het is een anekdote wat ook nog echt is gebeurd, maar het heeft niets meer met ons geloof te maken.

 

In Joh. 3:14 zegt Jezus: ‘Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebben. Je mag ook lezen: opdat een ieder die gelooft in Hem, eeuwig leven hebbe.

En nu gaan we naar Numeri 21:8, want het gaat mij om het woordje ‘gelijk’. Jezus gebruikt daar het woord ‘gelijk’. Dus zoekt hij in het oude verbond een gelijkenis over zichzelf.

Zou jij dan op het beeld zijn gekomen van een slang op een paal? Niet bepaald. Maar wat betekent  verhogen? Als het een galg was zou Hij gezegd hebben ‘opgehangen’. Want verhogen betekent aan een paal hangen en wie aan een paal hangt, is vervloekt. Dus Jezus spreekt hier over de vloek die Hem treft, opdat, wie dat gelooft, eeuwig kan leven. Daarom zegt Paulus ook: ‘ik heb besloten om niets anders te verkondigen dan de Christus, en die gekruisigd.

Iedereen wil het zo graag over een koning Jezus hebben…. Hou toch op, Hij is gekruisigd! En dat is de start geweest van òns leven.

In Numeri 21 wordt dit wel in een ander licht gezet. Jullie kennen de geschiedenis van al die mensen die zo aan het mopperen waren, en dan door slangen gebeten werden. Zodat er velen stierven, staat er in vers 6.

Vers 7: Daarop kwam het volk tot Mozes en zei: ‘We hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bidt tot de Here dat Hij de slangen van ons wegdoet’. Waarom baden ze zelf niet? Waarom moet dat altijd via via?

(Wij kennen het toch ook wel? Wil jij voor mij bidden? Jij voelt je dan misschien wel vereerd als dat aan je wordt gevraagd, en je wilt best een medium zijn tussen God en jou. Maar kijk hier voor uit. Kinderen Gods praten zelf met hun Vader. Maar goed, dit was even een zijspoortje.)

Toen bad Mozes ten gunste van het volk, wat hij trouwens altijd al deed. En de Heer zei tegen Mozes: ‘maak maar een slang, dat was een serafslang, en zet hem maar op een staak’. Een andere vertaling zegt: ‘Maak dit tot een teken’. Dan krijgt het een betekenis. En een ieder die daarnaar ziet, als hij gebeten is, zal in leven blijven.

Laten we dit beeld nu eens verplaatsen naar de onzienlijke wereld. Naar de werkelijkheid! Want dát  is de werkelijkheid. Die staak waarop iemand hangt die vervloekt is, dat is Jezus. En waar beet de slang ons ook al weer? In de hielen. Hij is dus  een hielenbijter. Een slang is altijd een hielenbijter. Ze kronkelen achter je aan, pakken je aan bij je hiel om je voortgang te belemmeren.

Toen dacht ik, nou, wie niét meer gebeten wordt, of wie tòch gebeten is en kijkt naar die slang, die blijft leven. Daarom zegt Jezus: ‘Opdat wie in de Zoon gelooft, eeuwig leven heeft’.

Eigenlijk een eenvoudig voorbeeld, maar het gaat over Jezus. Toen Hij dat verhaal voor het eerst las of er van hoorde, moet Hij dat ook wel gedacht hebben. Hé, het gaat over Mij!

Dus Jezus vergelijkt zichzelf met een slang. Een vervloekt beest.

In de Statenvertaling wordt gesproken over een banier i.p.v. paal, om af te kondigen. Wij spreken liever over verkondigen. Kijk maar naar Jezus en je hebt het eeuwige leven. Begrijp je Zijn werk? Sommigen zeggen: ‘Ja, je moet kiezen voor Jezus’. Dat vind ik zo’n dooddoener. Dan zou ik vragen: ‘Nou èn, wie mag dat dan wel weer wezen? Jan, Piet of Klaas? Maar het gaat om Zijn werk, dat is het. Het gaat om wat Hij voor je gedaan heeft. Dus alleen zeggen dat iemand moet kiezen voor Jezus is een loze kreet. En zo zijn er zoveel kreten.

En nu iets merkwaardigs. In het boek der Wijsheid, dat is een apocrief boek. Ik zal in het kort uitleggen waar apocrief voor staat. Er zijn honderden van die geschriften over God en Jezus, de ene nog fantastischer dan de ander. Toen hebben ze in de loop der eeuwen een spulletje bij elkaar geharkt en dat heet nu bijbel. En ze zeggen nu: dit is het. Maar er zijn ook andere boeken waar best mooie dingen in staan, maar die hebben ze er niet in gezet. Dat zijn dan de apocriefe boeken.

Dus in het boek der Wijsheid, die in de nieuwe apocriefe boeken staat, haalt de schrijver van dit boek dit verhaal aan. En dan doet hij zo iets leuks! Hij gebruikt het woord ‘symbolon’. Wij zeggen symbool. En wij denken dat dit allemaal symbolen zijn, maar de originele betekenis van symbool is vele malen mooier dan wat wij ervan gemaakt hebben.

Dit zijn wat kentekens, werken.

 

Ik begin met een anekdote. Mijn vader vroeg ons, als kleine kinderen, wel eens een keer: ‘Als ik nu een rode kool dwars doormidden sla, en dat deed hij dan. Hij liet dan die helft zien en vroeg aan ons: ‘waar lijkt dit nu op?’ Nou, we zeiden van alles: een doolhof, of een bord spaggetti en nog wat andere dingen. En wat was het antwoord? De andere helft!

En wij maar denken en raden. En had hij gelijk of niet? Ja toch?

En nu zitten we precies bij het hart van de betekenis van symbool.

Kijk, hier heb ik een stukje steen, meegenomen uit Kreta, van een oude tempel. 700 tot 400 jr. v.Chr.

Je kunt hieraan nog zien dat iemand met een vinger, 500 jr. v.Chr., dit gevormd heeft.

Nu hadden de Grieken een leuke gewoonte. Als ze b.v. een deal maakten, hoe konden ze dan elkaar legitimeren en identificeren. Ze namen dan een potscherf die ze in tweeën braken. De ene persoon hield dan de ene helft en de ander de andere helft. Er zijn dus maar 2 helften die precies op elkaar aansluiten, nl. die 2 helften die zij samen gebroken hadden.

Men deed het ook wel eens met een stuk bankbiljet, maar ook wel met een brief. Je kunt dus nooit de 2e helft verzinnen of te kopiëren, dat lukt echt niet. Er zijn maar 2 helften die precies op elkaar aansluiten. Dat is dus een afgesproken legitimatiebewijs.

Je kan zeggen: dat zijn 2 kentekens. Tekens waaraan je de ander kunt herkennen. Het woord symbool betekent ook: onderpand.

Ik vind dat heel mooie betekenissen. Want van heilige Geest wordt gezegd dat wij die als onderpand hebben gekregen.

Nou staat er in het woordenboek het volgende: Een symbool is origineel twee werkelijkheden die op elkaar zijn afgestemd. Want het linker deel past precies op het rechter deel. Er is niets anders wat daar op past. Het zijn dus 2 werkelijkheden.

Nu heb ik er, buiten het woordenboek om, van gemaakt: die 2 werkelijkheden zijn een onzichtbare werkelijkheid en een zichtbare werkelijkheid. Twee werkelijkheden die samenkomen, want het komt van het werkwoord: ‘symbolon’ en dat betekent ‘bijeen brengen’. Samen komen, combineren, en nog een hele mooie betekenis is ‘samenvoegen’.

Sommigen leggen de tekst: ‘Wat God samengevoegd heeft scheidde de mens niet’, helemaal verkeerd uit. Die denken dat die tekst op het huwelijk slaat. Maar huwelijken worden niet in de hemel gesloten.  Misschien heb je die illusie gehad, maar huwelijken worden op aarde gesloten en bevestigd.

Kijk, als iemand de overspelige kant uit gaat, stel dat de man dat doet, en de vrouw zegt dan: ‘ik wil je niet meer’, dan heeft ze groot gelijk. Maar als je in een huwelijk zit waar de man zijn vrouw elke dag in elkaar slaat, moet ze dan bij hem blijven? En wachten totdat hij overspel pleegt om dan bij hem weg te kunnen? Dat druist toch tegen elk menselijk gevoel in? Denk daar maar eens over na, want ik leg nl. de klemtoon op God.  Wat Gòd samengevoegd heeft, dàt mag een mens niet scheiden.

Heeft God ons als groep samengevoegd? Ja toch? En stel dat ik ga stoken, zodat er gescheiden clubjes ontstaan, dàn ben ik verkeerd bezig.

Trouwens, hoe wordt een huwelijk gesloten? Heeft God die 2 mensen dan samengevoegd? 

Ach, er zijn zoveel van die vooraf afgesproken huwelijken tussen 2 goede partijen, waar je dan mee trouwt. Die zijn door mensen samengevoegd. Door rare ideeën.

Mijn vrouw en ik zijn ons een jaar geleden suf geschrokken van een heel groot aantal huwelijk van kinderen Gods, met een heel hoog scheidingspercentage. Men kan wel zeggen: nou, je bent toch een kind van God, dan gaat het dus toch altijd goed?  Toch een heel hoog scheidingspercentage.

Maar je wordt toch niet verliefd op een kind van God? Je wordt toch verliefd op een mens op aarde?

Je mag natuurlijk met mij van mening verschillen. Maar het gaat om wat Gòd samengevoegd heeft. Huwelijken worden niet in de hemel gesloten. Je kunt een zegen meekrijgen maar je moet er zelf wat mee doen.

 

Maar samenvoegen en combineren hoort bij elkaar. En als er iets of iemand bij elkaar hoort dan is dat God en mens. Dat is het mooiste van wat er bestaat. God hóórt bij mensen en mensen horen origineel bij God. Je houdt het ter vergelijking naast elkaar want origineel horen ze bij elkaar. Jezus en Zijn gemeente, God en mens. Of, geestelijke gezien: Jezus en Zijn gemeente als man en vrouw (beeld).

Het tegenovergestelde van ‘symbolon’ is ‘niabolos. Daar is het woord ‘duivel’ van gemaakt. Hij trekt dus alles weer uit elkaar. Hij accepteert de mens niet als partner van God, en hij forceert je tot gemeenschap, Paulus schrijft daarover in de Romeinenbrief, en dan baar je zonde. Het past dus niet, de duivel hoort niet bij de mens, en de mens hoort ook niet bij de duivel. Het enige wat bij elkaar past is Gods Geest en die tere menselijke geest. Die twee tederheden ontmoeten elkaar.

Hoe zit dat dan met die werkelijkheden? Laten we dit eens lezen in Coll. 2:17: Daar staat de sleuteltekst. Daar waren ze ook zo bezig met allerlei aparte zaken zoals feestdagen, eten en drinken en andere toestanden. Paulus zegt dat dit allemaal schaduwen zijn, beelden van hetgeen komen moest.

En dat komt het: ‘De werkelijkheid is van Christus’. In het Grieks staat daar: ‘Soma’, en dat kennen we allemaal. Soma betekent ‘lichaam’, denk maar eens aan psychosomatische ziekte. Daar heb je vast wel eens van gehoord, dat is als je ziek bent in je psyche, dat is je geest, dan reageert je lichaam.

Letterlijk betekent soma dus ‘lichaam’.

Waarom hebben ze dat zo raar vertaald? Het is een schaduw van hetgeen komen moest, dus een vóór-beeld; en het lichaam is van Christus. Dat is toch geen vertaling? Toen hebben ze het vertaald met werkelijkheid. De Schlachterbibel  vertaalt dit woord  met ’das wesen’, het wezen. Dat komt van het werkwoord ‘zijn’. De werkelijkheid.

 Prof. Brouwer vertaalt dit in ‘de volle werkelijkheid’. Maar met ‘vol’ (dat is ook zo’n kreet) daar wordt de ‘vervúlde’ werkelijkheid mee bedoeld.

Dus al die oude dingen, de sabbat, en offers en de hele mikmak, daarvan zegt Jezus: ‘houdt daar maar mee op want het is vervuld’. En die vervulling, dat volle, dat speelt zich af in de gemeente. Wij leven nl. uit die volheid, uit de vervulling.

Dank zij wat Jezus allemaal gedaan heeft, hoef ik niets meer te doen dan dat alleen maar te vertellen. En dat is nou het hele evangelie. Wij zeggen toch: ‘Hij heeft het volbracht’. Nou dan. En voor wie? Toch voor ons mensen. En ik vind daarom dat woord ‘soma’ zó mooi.

Nou heb je die breuk, iets zichtbaars en iets onzichtbaars. Hoe overbrug ik nou die breuk? Hoe krijg ik die twee bij elkaar? Dat is heel eenvoudig. Dat gebeurt als ze aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. Dat is nou de verliefdheid van de Zoon op de mens en van de mensen op de Zoon. Die wederzijdse liefde is een enorme aantrekkingskracht. Na zó lang zoeken heeft Jezus ons gevonden. En het merkwaardige is, dat toen ik dit evangelie hoorde, na zoveel gelezen te hebben, en overal m’n twijfels over had, en ik toen maar een klein beetje van dit evangelie hoorde, toen wist ik: ‘dit is het’. Wat is dat nu voor een ‘weten’? Zóveel gelezen, verzopen in de literatuur en in de filosofie. En ineens: ‘dit is het’.

Dat weet je, omdat achter die vergeving liefde zit.

Lees het maar na in Hooglied. Die vrouw gaat op zoek naar haar zielsbeminde. Eigenlijk staat er dat ze op zoek gaat naar iemand die haar ziel bemint. Want als jij bemind wordt, kom jij tot je recht. Dàt staat er eigenlijk. Dat is toch prachtig!

Jezus heeft die breuk hersteld. Hij heeft die hele oude belofte: ‘Daarom zal een man z’n vader en moeder verlaten en z’n vrouw aanhangen. En wat heeft Jezus gedaan? Hij heeft z’n Vader verlaten (“waarom hebt U mij verlaten”, zei Jezus aan het kruis, nou,daarom dus), en wie was z’n moeder? Dan waren de mensen die Hem ondersteunden, die noemt Hij z’n moeder. De mensen in de zichtbare wereld. Hij heeft alles moeten verlaten, en is op zoek gegaan, door de dood die overwonnen moest worden. En daar stond z’n vrouw. Een meisje nog, maar daar stond ze. Snap je de ontroering van hen toen Hij voor het laatst die maaltijd hield met z’n discipelen? “Ik heb zólang naar je gezocht en dan ben je daar eindelijk. We zijn weer bij elkaar, en als je geliefden bij elkaar brengt, dan hebben ze rust. Er staat ‘een vrouw aanhangen’. Een andere vertaling zegt het veel mooier: ‘Hij hecht zich eraan’. Ze zijn zo aan elkaar gehecht en het paste precies.

Dus wanneer ben ik één? Als ik mij verbind! Ra ra, hoe kan dit. Het is krom geredeneerd, maar ra ra. Zuurstof op zich is mooi en waterstof is ook mooi, maar als je die twee bij elkaar brengt, wat krijg je dan? Water!. Ik wil zo graag water zijn. Het is maar een beeld, maar die twee samen vormen iets.

 

Ik ben niet meer in ballingschap. De ballingschap van mijn ziel was voorbij. Ik ben weer teruggekeerd en woon nu in mijn eigen land, in het koninkrijk der hemelen.

De werkelijkheid van God valt naadloos samen met ons leven. Daarom mag de heilige Geest nooit aan een ongelovige gegeven worden. Er gebeuren op dat gebied vreselijke dingen als dat toch gebeurt onder handoplegging.

Ja, zegt men dan, Hij zal toch van Zijn Geest uitstorten op alle vlees….. Ja, maar dat moet dan wel bekeerd vlees zijn. Eigenlijk staat er: ‘op alles wat lééft’. En je leeft pas als je gelooft en gedoopt zal zijn. Dàn leef je en dàn kun je vervuld worden met heilige Geest, want het is een geest, zegt Jezus, die de wereld niet kan ontvangen. De wereld màg het  niet eens ontvangen, maar kan het ook niet ontvangen.

De mens mag als enige gedoopt worden met Gods Geest, want dan word je werkelijk mens.

Pilatus sprak het al uit: ‘Zie, de mens’. Misschien zag hij het op dat moment, in een flits. Het kan ook een uitdrukking van minachting zijn hoor, ik weet niet hoe Pilatus het bedoeld heeft. Maar hij was natuurlijk ook een politieke bangerd.

Want veel mensen maken een God naar hùn beeld, naar hùn gelijkenis. Hij moet vooral menselijk zijn en Hij moet ook op een mens lijken. Het is hùn idee en dan krijg je een Gods-idee zoals o.a. een Intelligent Design (I.D.), zoals Hij tegenwoordig heet. Zo wordt je Vader dus genoemd, een iets(?). Een vrouw, of een man, of alleen de letter G, zo wordt Hij ook al genoemd. Dat zijn mensen die daar mee bezig zijn, die dat erg interessant vinden. Maar ze leven niet. Ze weten vaak ook niet beter.

Maar het is net andersom. God maakt een mens naar Zijn beeld en gelijkenis. En de

eerste bij wie Hij dat deed dat was Jezus. Uiterlijk zag je het niet, maar van binnen wel.

Toen Petrus dat een keer zei, was dat nog nooit door Jezus zelf gezegd. Petrus  zei: ‘U bent de Christus’. Houdt je mond, zei Jezus toen, dat is nl. een geheim en een geheim moet je geheim houden.

Voor de bewijsvoerders staat in Hosea 11:9 letterlijk: ‘Ik ben God en geen mens’. Hij kan Zich wel helemaal invoelen in mensen, want God heeft een geweldig empathisch vermogen. Maar Hij zegt: ‘Ik maak van jou wat ik eigenlijk van den beginne bedacht heb’. ‘Mijn Alpha wordt een Omega’. Dat is  Zijn belofte. En zodoende worden we samen kompleet. Dat is nou vervulling.

Ik word soms een beetje misselijk van het woord volmaakt. Paulus was ook op zoek en op jacht naar de volmaaktheid. Maar 1 tekst verder staat: ‘Wij dan volmaakt zijnde. Heb je dat wel eens gelezen? Dat betekent: ‘Wij dan samengevoegd zijnde’. En we groeien vanzelf groter. En vanzelf betekent: ‘Uit zichzelf!’ Dat kan toch niet missen?

Zodoende worden we samen kompleet!  God wordt kompleet en wij ook.

En toen dacht ik ineens aan: ‘Zijn wil geschiedt op de aarde net als in de hemel’. Zou dàt het geheim zijn van: uw wens wordt vervuld op aarde gelijk in de hemel, zodat ze samenvallen. Zodat je in je mens-zijn God kunt openbaren. Zodat God zich in jouw mens-zijn kan openbaren, want die twee zijn geen twee meer, want ze zijn één! Mooi hè? Wat een evangelie hè?

Ja… maar….? Dan lees je in díe toespraak van Jezus aan het eind, waarop Hij op een bepaald moment zegt, als al die ellende bezig is zich te voltrekken, dan verschijnt er opeens een teken in de hemel van de Zoon des mensen. Een hoop mensen hebben gedacht dat dat een wolk met een kruis er op is. Maar het teken van de Zoon des mensen is absoluut geen kruis. Datzelfde teken wordt genoemd in Openbaring 12:1: “En zie, ik zag een teken in de hemel en een vrouw, met de zon bekleed. Er staat echter niet: een vrouw, er staat één vrouw, dus een telwoord. Die vrouw is één geworden. Dus wat is het teken van de Zoon des mensen? Dat is Zijn heerlijkheid! En wat is de heerlijkheid van Jezus? Dat is Zijn eigen vrouw.

En als je het nog niet gelooft, dan citeer ik Paulus: Wat is de heerlijkheid van de man? De vrouw!

Dus de vrouw is de heerlijkheid van de man. Een prachtige uitdrukking. Paulus had het door!

Ik stop, maar ik heb nog één aardige opmerking.

Jezus reflecteerde Gods wezen. Hij weerspiegelde Gods wezen. Als je naar mij kijkt zie je het spiegelbeeld van mijn vader, zoals je in een plas water kijkt, en je ziet de zon. Toen vroeg ik aan mijn leraar, dat is nog steeds de heilige Geest: ‘Hoe leg ik dat uit, want ik vind het eigenlijk een heel mooi beeld’.

Toen heb ik een beeld gekregen en dat was zó leuk. Als je een aap een spiegel voorhoudt, wat doet hij dan? Hij grijpt dan erachter om te kijken wie daar zit. Kinderen doen dat in het begin ook wel eens. Want hier is zijn werkelijkheid en daar heb je een spiegel en daar achter is niets. Het wordt wel weerspiegeld. En toen kreeg ik de volgende gedachte, die ik hier maar even neerleg. God stond voor de spiegel en keek erin, en wat ziet Hij? Zijn beeld! Maar God is Geest. Dus het is precies andersom, wij zijn de werkelijkheid op aarde, laat ik het zó zeggen, en wij weerspiegelen Zijn hemelse werkelijkheid. Wij zijn wel een reflectie, achter die spiegel zitten wij. Wie het vatten kan, die vatte het, maar ik vond zó leuk dat ik God als het ware voor de spiegel zag staan. En wie ziet Hij? Hij herkende zich in Zijn spiegelbeeld, en dat zijn wij!   Dus wie reflecteer je? Mooi hè?

Ik vond dat beeld zó leuk, dat God voor de spiegel staat en Hij herkent Zichzelf in Z’n beeld.

Jezus zegt: ‘Wie Mij ziet, die ziet God’, en God zou zeggen: ‘Wie jou ziet, die ziet Mij’.

‘Als iemand Mij zoekt, laat ze dan met jou omgaan’.

 

Duurt Sikkens april 2007

 

 

Studie over het boek Job (Duurt 1-12-2016 Assen)

Studie over het boek Job

 

Ik ga het nu over onze broer Job hebben.

In Daniël staat geschreven: de kennis zal toenemen.

Welke kennis? Verstand hebben van de Bijbel? Alle profeten op een rij kunnen opdreunen? Wat een onzin! Maar ik moest het vroeger allemaal leren.

‘Kennen’ is in het Hebreeuws een woord dat te maken heeft met gemeenschap; iemand kennen. ‘Ik heb kennis aan een vrouw, je hebt kennissen en vrienden’, maar het gaat dieper. Het woord ‘kennis’ in het Hebreeuws betekent gemeenschap. Adam bekende Eva, zijn vrouw, en de kennis zal toenemen.

Dat is de kennis over de Vader en de Zoon.

En we hebben de heilige Geest gekregen om de Zoon te leren kennen, èn de Vader te leren kennen. Dát is de bedoeling van de Geest.

Hem kennen! Dat is wat! Kèn je God?

Gedeeltelijk, maar ik kén Hem! En dat is een hele rustgevende gedachte, want Hij kent jou ook! Hij kent je zitten, je opstaan, je strijd, je moeilijkheden, je verdriet, je blijdschap.

Hij kent je van binnen en van buiten, en dat is zó’n rustgevende gedachte. Gekend zijn!

Er zijn mensen die denken over levenseinde en levensvoltooiing; ik denk dan: ‘ze zijn niet meer gekènd; wie geeft er nog om ze? Want dan zouden ze nog wel willen blijven leven.

Dus kennen gaat vèr hoor!

Het boek Job is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament. Ze schreven het al vóór Genesis hoor. En Job leefde, dat vermoedt men, in de tijd van de Aartsvaders.

Dus dat is ver vóór Mozes.

En de auteur van dat boek, ja, gooi het maar in m’n pet, ik zou het niet weten. Hij heeft wel al die redevoeringen van die vrienden van Job genoteerd. Nou, die hadden nogal wat te

vertellen. Maar het is allemaal genoteerd, en niemand weet wie het gedaan heeft.

Weet je wat Job z’n naam betekent? ‘Gehate’. Je zal zo’n vader hebben die dat zegt van het kind dat net geboren is: ‘nou, die noem ik ‘gehate’. Dat is toch raar? Vijand.

Dan ben je een rare vader, ja toch?

Hoewel, soms krijgt het kind een naam, zeker in het oude Testament, die later bewaarheid wordt; een soort profetische naam.

Als je nou bijv. de naam van Jezus neemt, dat komt uit het Hebreeuws, Joshua, en dat betekent: ‘God redt’.

Nou, dan noem je je kind ‘God redt’, wat nog een wurm van één dag is; en dat ‘God redt’ laat je op hem los; ja, want véél en véél later is dat vervuld. Véél later, maar het is wel gebeurd.

Een nog stugger voorbeeld is Lamech, dat was toch een boef, een wraakgierige man die er op los sloeg; en die krijgt een zoontje die hij Noach noemt, en dat betekent ‘Troost’.

Dus dat wurm noemt hij ‘Troost’.

En wat is er gebeurd? Noach troostte ook, hij gaf zijn volk ook rust, tenminste, dat probeerde hij. Want hij heeft ontzettend lang aan die ark zitten timmeren; hij zal de plank wel eens mis-geslagen hebben, maar dat geeft helemaal niet, hij bouwde rustig voort. En die hele periode dat hij timmerde aan die ark, heeft hij de mensen, die met hem gingen spreken, gewezen op de ramp die komen zou, en over de God die Zich ontfermt over degene die Hem liefhebben. Zijn boodschap was eenvoudig.

Al die jaren lang heeft hij dat gedaan; en hoeveel bekeerlingen maakte hij? Géén!

Er is geen onbekende met hem meegegaan de ark in, alleen z’n familie.

Dus je kunt een naam krijgen die later bewaar-heid wordt.

En welke naam hebben wij gekregen? Want God kent je bij je naam!

Het is niet een naam die je ouders je hebben gegeven. Het is een naam die bij je wezen past. En die naam kent Hij, èn Hij kent degene die die naam gekregen heeft.

Dus het is leuk om een keer op zoek te gaan naar hoe je èigenlijk heet! Wat inhoud is van je wezen; dát is een naam. Want God heeft Zich ook bekend gemaakt door Zijn Naam.

Job wás geen gehate, en hij wás geen vijand. Als je het boek uit hebt, zeg je: ‘hij wás geen vijand, hij hád een vijand’.

De schrijver van dit boek is één van de héél weinigen die de satan noemt.

Wie noemt nou de satan? Dat betekent ‘tegenstander’ in het Hebreeuws, en het staat maar een paar keer in het oude Testament,

maar hier wordt hij handelend op dit toneel opgevoerd. Hij noemt hem dus wel, hij kende hem kennelijk; hij wist dat het een engel was, en een hele belangrijke ook, ja, een boef, maar hij noemt de satan als engel.

Nu even naar Job 1:1.

Er was in het land Uz een man, wiens naam was Job, en die man was vroom…,in het Hebreeuws staat daar het woordje ‘Tam’, en dat betekent: ‘eenvoudig’. En wat is een eenvoudig mens? Die is niet gecompliceerd; die is niet dubbel, heeft geen drie gezichten; eenvoudig, en je weet precies wat je aan zo iemand hebt.

Die uitdrukking ‘Tam’ wordt ook toegeschreven aan Jacob, Jacob was ook eenvoudig; dat eenvoudige is iets Goddelijks.

….godvrezend en wijkend van het kwaad.

 

Dan krijg je het beroemde gedeelte waarbij de duivel met God praat, en God met de duivel.

In vers 8 staat:… Het gaat over Mijn knecht Job; dat is iets wat God zegt. Job is Mijn knecht! Dat moet je goed onthouden, Hij is van Mij!

En dan komt dat merkwaardige verhaal waarbij God een deal sluit met de boze; en dan mag de boze iets schofterigs uithalen, en God geeft hem daarvoor de vrije hand…..

Nou, als je zo’n Godsbeeld hebt, dan zit je raar in elkaar; dat is verschrikkelijk!

God, die onder één hoedje speelt met de boze om een mens dwars te zitten. Dat is raar!!

Dat klopt niet! Ja, voordat je dát door hebt dat dat beeld niet klopt….., ik had als kind ook een vreselijk Godsbeeld, ik was heel bang, ik durfde niks meer. En ik vroeg aan m’n vader: ‘ben ik nou altijd zondig?’ ‘Ja’, zei hij, ‘altijd’.

Ik zei: ‘als ik nou slaap en ik droom, dan niet?’ ‘Dan ben je nóg zondig?’ Daar vond ik helemaal niks aan, je bent dus altijd zondig.

Mijn vader is later veranderd, en ik gelukkig ook, maar ik moest in al die dingen geloven, in die eeuwige uitverkiezing.

Wat een bagger heb ik allemaal moeten horen, en je moest wel bang zijn, want als je dood ging, dan kwam je voor de rechterstoel van God, en daar stond je dan met je knikkende knieën, en Hij kijkt je eens aan onder z’n zwarte wenkbrauwen, en ik denk: ‘wat heb ik nou weer gedaan….?’

Er zijn nog miljoenen christenen die denken dat je voor de rechterstoel van God komt, maar dat is onzin! Je wordt daar wel geopenbaard, zegt Paulus, maar….: wij worden daar geopenbaard als rechters! Wij mogen dan ook over engelen oordelen, en dat doen we al; over boze geesten oordeel je ook al, en jij mag dan het oordeel uitspreken over mensen, maar je bent dan zó vol van barmhartigheid…..Ja, dat is een prachtige toekomst!

En Job was vroom, oprecht en integer.

Het boek Job is eigenlijk één grote worsteling om onder allerlei traditionele en verwrongen Godsbeelden uit te komen; rare Godsbeelden.

Moet je maar eens kijken wat die vrienden van Job er niet allemaal uitkakelen.

Ze zeggen prachtige dingen over God, wijze dingen, en er zit altijd een adder onder het gras in hun woorden, altijd!!

Net als de ontmoeting van Jezus met de Schriftgeleerden, zij stelden Hem altijd een strikvraag; eens kijken of Jezus Zich er uit kon redden. Dat is toch gek?

En wat is het ellendige van de inhoud van de preken van die vrienden van Job? Daar is maar één woord voor, dat is ‘schuldgevoel’.

Als er iets is waarmee je eindeloos kan kampen, dan is dat het schuldgevoel.

Geen aanwijsbare schuld, want dat vereffen je wel; maar schuldgevoel, iets vaags. En dáár speculeerden de vrienden van Job steeds op.

Toen er een hele poos voorbij was, Job 2:9, toen zei z’n vrouw tegen hem: Zeg God maar vaarwel en sterf. Wat heb je nou aan zo’n God? Je kan beter doodgaan, dit is toch geen leven?

In Job 1:22 staat: In dit alles zondigde Job niet.

En dan staat er iets merkwaardigs: Hij schreef God niets ongerijmds toe.

Dat is trouwens een mooie uitdrukking.

In het Hebreeuws staat er letterlijk: Hij gaf God geen zouteloze kost te eten. Dus geen laffe praatjes, want de tegenstelling van zout is laf.

Dus hij hield geen laffe praatjes zoals: ‘och, U kent me toch, U weet het, ik heb m’n zwak-heden…, en ouwe Adam…, en weet ik wat ze allemaal prevelen…..

Nee, hij schreef God niks ongerijmds toe.

In de Septuagint staat: hij schreef God geen onverstand toe.

Het is een merkwaardige tekst, maar dat had Job wel door: ‘Ik schrijf God niks ongerijmds toe, het rijmt niet’. Als het niet rijmt, dan loopt het kreupel. Weet je wat ongerijmd is? Als God kapot slaat én verbindt.

In Job 5:18 staat: Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en Zijn handen helen.

Dat rijmt dus niet! Je zal zo’n huisarts hebben die bij gebrek aan patiënten de buurt rondgaat en daar wat in elkaar timmert, mensen bloed-neuzen bezorgd en kreupel slaat, en dan zegt: ‘kom bij mij en ik zal je genezen’. Dat is toch raar!

Hij slaat en z’n handen helen…. Nou nou! Zo’n huisarts wil ik niet hebben; hij werd natuurlijk onmiddellijk ontslagen.

Uitverkiezing is bijvoorbeeld ook ongerijmd. Dat God van tevoren al heeft vaststaan wie er naar de hel gaan en wie niet. Dat zou van eeuwigheid al besloten zijn…..

Toen ik daarover in discussie ging met mijn dominee zei ik: ‘ik hoef niet meer naar de kerk, want als ik uitverkoren ben om naar de hemel te gaan, dan kom ik daar wel. Als ik niet uitverkoren ben, dan heeft het naar de kerk gaan geen zin’.

Hij had daar geen goed antwoord op, maar ik denk: ‘het is zo onlogisch, het is zo ongerijmd’.

In Job 2:10 zegt z’n vrouw: ‘zeg God vaarwel’, dan zegt Job tegen haar: ‘je praat als een zottin’.

Dan komt die merkwaardige tekst: zouden wij van God het goede aannemen en het kwade niet?

Ach ach, wat is die tekst veel geciteerd!

Je hebt het maar te vreten, je hebt het maar te slikken. Als het goed is, neem je het, en als het kwaad is ook. Maar dat staat er niet!

Er staat in het Hebreeuws, heel merkwaardig: zouden wij het goede van God aannemen,en het kwade niet verdragen? Aha! Dus je neemt het goede van God aan, en het kwade: nou, je moet zien dat je dat verdraagt! Je moet zien dat je je dáár tegen wapent, ja, dat is lijden!

Lijden komt altijd van de boze. Dát klopt wel.

Maar hier staat: ‘verdragen’. Het is heel belangrijk om die notitie erbij te maken.

Nou is het logisch! Nou rijmt het! Want er komt inderdaad een hoop kwaad op je af waar je niet om gevraagd hebt, en wat niet van God komt. Nee, het kwade komt nooit van God.

Typisch hè? Job schreef God niets ongerijmds toe.

In Job 4:7 staat een heel merkwaardig, griezelig gebeuren. Elifaz gaat praten.

Hij vraagt aan Job: Kwam er ooit iemand onschuldig om?

Je moet toch wel ergens schuldig aan zijn, en je moet jezelf eens goed onderzoeken,en als je het vindt, dan klopt het dus; ‘ik wil dat jij je schuldig voelt over…..’.

Dat is iets heel geks, want dan komt hij met een nachtgezicht in vers 13: …toen een diepe slaap over mensen was gevallen….14: Schrik en beving overvielen mij…, daar gleed een geest mij voorbij, die deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.

Hè, dat is een boze geest Elifaz, dat had je dóór moeten hebben.

….hij bleef staan, ik kon z’n gestalte niet onderscheiden…, nee, dat kun je nooit bij die krengen; …een gedaante stond voor m’n ogen, en ik vernam een fluisterende stem.

Nou, enger kan toch niet? Je zal het vannacht meemaken! Dan schiet je toch terug!

En wat zegt die stem: zou een sterveling recht-vaardig zijn tegenover God?

Je bent sterveling, die kán niet rechtvaardig zijn! Dat is het geloof van die geest.

En Elifaz neemt dat over en beschuldigt Job daarmee. Ja, het is verschrikkelijk dat hij dat allemaal zegt!

Vers 18: In dienaren stelt Hij geen vertrouwen en zelfs bij z’n engelen vindt Hij dwaling.

Nou nou Elifaz, fijne preek…..

In dit boek komt het woord Almachtige héél veel voor. Dè Almachtige!

Wat stellen jullie je eigenlijk voor bij almacht?

Almachtige God. Dat almachtige, ja, dat is niet te bevatten; Hij doet alles, Hij kan alles…

Het is heel raar dat almachtige, het is maar een term om iets héél groots uit te drukken. Het hoogste en het grootste wat er is.

Nou is dat een vertaling van het Hebreeuwse woord El Shaddaj; en El Shaddaj komt in dit boek 31 keer voor.

Een Hebra’ïcus heeft dat eens een keer helemaal uit elkaar gepeuterd en ontleedt,      en hij zegt: ‘almachtig is een foute vertaling, dat is niet goed’. Er zitten drie aspecten aan dat woord El Shaddaj, het ene aspect is:

God, de berg; daar kan ik me wel wat bij voorstellen, de berg Sion, waar Hij woont.

Een tweede omschrijving is: Hij is Zichzelf genoeg; er hoeft niet méér bij. Hij is volmaakt. Er hoeft niet meer bij gedacht te worden.

Hij is Zichzelf genoeg.

Dat is ook wel eens een belangrijke les voor jezelf: ben je jezelf ook genoeg, of wil je altijd méér? Of moet het altijd hoger? Of zeg je: ‘ik schiet zo vaak tekort’. Je vindt dat je altijd tekort schiet, nooit te lang.

Onthoudt dat er in Genesis 1 staat: God zag dat het goed was. Dus niet beter, en niet best.

Daar deed Hij niet aan. Goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, is onzin.

Dat is een goeie gedachte voor jezelf: ‘ik mag zijn wie ik ben, en verder hoeft het niet; hoger hoeft niet.

Derde aspect van El Shaddaj, onbegrijpelijk bijna, is: moederlijke borst. Dat zit ook in die naam verscholen; het moederlijke.

Dan zit er dus iets vrouwelijks in God, ja, absoluut; want er zat in Adam ook iets vrouwelijks toen hij geschapen werd, daarna is dat eruit gehaald en uitgebouwd tót een vrouw.

Maar het zat in Adam. Waar of niet?

Het zit ook in God; het zit ook in Jezus. Want Hij zegt op een gegeven moment: Ik heb zo geprobeerd jullie te verzamelen als een hen haar kuikens. Hij zegt niet: ‘een haan’. Hij zegt: ‘een hen’.

Erasmus schreef al in zijn boek ‘De lol der zotheid’: er staat ‘hen’, zegt hij; en bovendien wordt de heilige Geest voorgesteld als een duif, schreef Erasmus, en niet als een adelaar.

Een adelaar spreekt tot de verbeelding, een machtige vleugelslag, ‘hij zal me op zijn vleugels dragen…’.

Het gaat echter over een ‘duif’.

En in het Grieks staat er nog niet eens ‘duif’,

daar staat: ‘een duivin’, een vrouwelijk duifje.

En dan niet een schitterende witte toestand, maar een doodgewone tortelduif. Want Jezus was zo’n doodgewoon bescheiden mens; Hij viel niet op; Hij zou tussen ons echt niet opvallen.

Haast niemand gelooft in die eenvoud.

Dit is dan even over die naam, het is dus eigenlijk een foute vertaling.

Dan staat er in Job 6:8: Ach, zegt Job, ik wou dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.

Wat hoop je dan Job? Ja, om hier uit de ellende te komen natuurlijk.

Maar ‘hoop verwezenlijken’ gaat veel verder hoor. Verwezenlijken is ‘gestalte geven’; en als er Iémand is die hoopt, dan is het God.

1 Cor. 13: Geloof, hoop en liefde. Het gaat hier over het geloof van God, en de hoop van God, en de liefde van God hoor! En dat vergeet iedereen die dit stuk voorleest bij bruiloften of zo….

Gods geloof, Gods hoop. Wat hoopt U dan? Wat gelooft u dan? Nou, zegt Hij, Ik geloof in jullie! Je gelooft misschien niet in jezelf, maar Ik geloof wèl in jou! Wat Ik begonnen ben, dat maak Ik helemaal af, en niemand houdt Me tegen!

En de hoop, die in jullie is, zal Ik ook verwezenlijken, want dat is ook Mijn hoop.

En wat is die hoop, dat staat in de Colossenzenbrief: de Christus in ons.

Dat is de hoop der heerlijkheid, de Christus in ons, dat is zó kostbaar, want je hebt deel gekregen aan de Goddelijke natuur.

Christus betekent: gezalfde, gezalfd met Zijn Geest die in je is komen wonen, die maakt ruimte, die maakt het huis bewoonbaar en richt het in. Dat is dan de Vader en de Zoon.

Dus dat is Gods geloof, hoop en liefde.

De hoop wordt een keer verwezenlijkt; en Z’n geloof ook. Liefde blijft.

Nog een kanttekening hierbij: het gaat over Gods hoop.

Dan gaat het niet over zélfverwezenlijking, even goed opletten wat ik bedoel, maar de verwezenlijking van Gods hoop.

Want met zelfverwezenlijking zijn al miljoenen mensen bezig. Die vragen zich af: wie ben ik, en wat doe ik hier en hoe zit ik in elkaar? Goeie vraag, en wat ga je nu doen? Ja, ik ga zoeken. Ik doe aan mindfulness, en Yoga en nog meer, om er maar achter te komen wie ik eigenlijk ben, welke identiteit ik heb.

En verder ook: wat is het doel van je leven?

Dat zijn wel goeie vragen, maar de mensen worden allemaal op een dwaalspoor geleid.

Juist kapotte mensen gaan er naar toe, zij gaan daar naar op zoek. Dat is zo logisch.

Kapotte mensen, die niet tevreden zijn met zichzelf of zoveel verdriet te verstouwen hebben gehad, dat ze uitgeput ergens neer-liggen.

Ik heb één advies: als een horloge kapot is, dan moet je naar de maker; dus: ga terug naar je Maker, en de bijbel zegt: ‘Je man is je Maker’. Dus Hij maakt je, en Hij herstelt je ook.

Want de heilige Geest wordt in de Franse bijbel reparateur genoemd. Dát is een mooie uitdrukking! Een reparateur, een hersteller, de heilige Geest! Wonderlijk hè?

Repareren, weer maken als nieuw, zoek dus niet naar zélfverwezenlijking, maar het gaat God om de mens Gods! Niet om een perfect natuurlijk mens, dat zijn we allemaal niet.

Maar het gaat om de mens Gods!! Die uit God geboren is, en opgroeit in de hemel, en dáár z’n voeding krijgt, en wandelt in de hemel met z’n hemelse Vader.

Dus dat is een hele wezenlijke, geen zelf-verwezenlijking, èn maar kletsen over je mens-zijn, en je moet toch een waarachtig mens zijn, en: Hij schiep toch een mens naar Zijn beeld?

Ja, maar er staat achter: gelijkenis, en die gelijkenis was nog nooit vertoond; en Jezus was de eerste gelijkenis Gods.

Het is hardnekkig hoor, dat eindeloos met jezelf bezig zijn.

Maar goed, die vrienden van Job beschuldigen hem constant.

In Job 16:2 zegt Job, na al die toespraken, hartstikke mooie dingen soms, maar hij zegt: jullie zijn jammerlijke vertroosters, letterlijk staat er kwaadvertroosters.

Nou, daar heb je wat aan…

‘Jullie troosten mij met kwaad, met slechte dingen, jullie wijzen steeds op mijn schuld.

Nou, daar heb ik wat aan…., wat moet ik er mee?’

En in vers 3: Komt er geen eind aan jullie ijdele woorden? Maar Job blijft overeind hè, in al z’n aanvechtingen. Wat prikkelt u toch, dat je weer het woord neemt? ‘Er is iets waardoor je telkens weer wat tegen mij moet zeggen.’

Hoewel, toen ze pas hoorden dat Job in zak en as op een mestvaalt zat, hebben ze eerst een paar weken bij hem op de grond gezeten, en niks gezegd. Dat zijn wel goeie troosters hoor…..

Ja, nou kan niks zeggen best wel eens wat troost geven, maar zó…., ze keken natuurlijk wel eens naar hem, en denken: wat zou hij allemaal uitgevreten hebben dat hem dit allemaal overkomt?

Wat prikkelt jullie toch? Wel een goeie vraag, daar had Jezus ook mee te maken. Als Hij rondtrok kwamen er altijd schriftgeleerden en farizeeërs bij Hem en legden Hem een vraag voor.

Jezus zou ook zeggen: ‘wat prikkelt jullie toch, dat jullie alsmaar weer Mij opzoeken?’

Waarom zoek je Mij op? Ja, dat zit diep!

We hebben een tegenstander, dat is de boze, en die zoekt jou ook op; kijken of hij je ergens van kan beschuldigen.

En zo gauw jij je handen wast in onschuld, wandel je maar vrolijk verder. Dat is nou alles!

Het bloed van het Lam reinigt van alle zonden.

En dat is een juridische term; we hebben over-wonnen, staat er in Openbaringen; het is een juridische term dat de overwinning aan jouw kant is!

Job 16:9: Hij knerst met zijn tanden tegen mij, en mijn Tegenstander (moet met kleine letter, want God is niet zijn tegenstander, maar de boze), dus: mijn tegenstander, dat is de satan, scherpt zijn ogen tegen mij.

Nou, dat heeft God nog nooit gedaan.

En hij kijkt, en hij tuurt, en daar heb je hem hoor, zoeken of hij iets bij jou kan vinden…

Job had dat goed door; hij vocht tegen een tegenstander, de satan.

In vers 7 staat ook nog een hoofdletter, dat moet ook een kleine letter zijn, dus: doch nu heeft hij mij alle kracht ontnomen.

En nu Job 19:26, dat vind ik zo ontroerend:

Nadat mijn huid zo geschonden is…,en wat zegt hij dan? Ik zal God zien!

Hoe vind je die uitspraak? Dan springen je de tranen toch in de ogen? Die man daar op die vuilnisbelt, zo vol zweren, zich krabbend met een potscherf, die zegt: ‘ik ben zo geschonden, maar ik zal God zien! Dát is het, God zien, van aangezicht tot aangezicht.

Zoals Mozes God zág! En Paulus er naar joeg om God te zien. We zien nu nog in donkere spiegels en raadsels, maar dán van aangezicht tot aangezicht, zegt hij.

Nou, je kan vandaag aan de dag God zien van

aangezicht tot aangezicht. En als je het niet gelooft, dan moet je je broer of zus maar eens aankijken, als je begrijpt wat ik bedoel.

In vers 25 staat: Mijn Losser leeft! Er is iemand die mij losmaakt, zegt hij. En ten laatste zal Hij, in de Statenvertaling staat: ten laatste dage zal Hij op het stof optreden.

Wie is dát dan? Dat is natuurlijk Jezus, maar dat zág Job! Hij profeteert hier over Jezus, en ‘Hij treedt op het stof op’, betekent dat Hij de materie overwint, ja, op het stof! Hij staat bóven de materie. Dat heb je met goeie leraren.

Maar Job geloofde in de opstanding, nou, hij was één van de weinigen uit het oude verbond.

Abraham geloofde ook in de opstanding, hij was de eerste die in de opstanding geloofde, dat is wat! Nog nooit had iemand met hem gesproken over de opstanding uit de doden.

In Job 27:5 zegt hij het nog een keer: Ik geef mijn onschuld niet prijs. Hij hield vast aan z’n onschuld. Moet jij ook doen; niet tegenover God, tegen God hoef je je nooit beschuldigd te voelen! Nee! Waarom, sta je bij Hem in de schuld dan? Ik zou niet weten waarmee.

Je gelooft toch de Zoon? Nou, dan ben je onschuldig!

Maar dat houd je de dúvel voor, als hij je beschuldigt; dan zeg je: ‘Ik ben onschuldig’.

Dat is makkelijk gepraat….., ja, dat is ook makkelijk gepraat!

Job zegt dan: ‘Als God mij toetste, dan kwam ik als goud tevoorschijn!’

Dat is waardevol hè?

Job 28 gaat eigenlijk over: ‘waar is de wijsheid?’ Het is een prachtig hoofdstuk.

Vers 11: De bronnen der stromen damt hij af, en hij brengt het verborgene aan het licht.

Dát is wijs! Als je bij een mens het verborgene aan het licht kan brengen. Niet wat hij stiekem verstopt, maar waar hij zich voor schaamt, of wat hij verborgen houdt; dat is te erg om over te praten. Voor het gezicht van God brengt hij dat aan het licht.

Licht is goed voor je ogen; niet in de duisternis maar het licht. Dan kan hij het zien en kan hij het helen.

Vers 12: De wijsheid – waar wordt zij gevonden? Er staat in vers 23: God kent de weg tot haar, Hij weet haar verblijfplaats.

God kent de weg tot de wijsheid. Wat is wijsheid? Paulus is daar simpel over, dat zegt hij in de Corintebrief, daar noemt hij Jezus ‘de Wijsheid Gods’.

Dus als je Gods wijsheid wil weten, ga dan om met de Zoon, dan word je wijs. En dat is een wijsheid nièt van deze wereld; dat is een wijsheid waarvan Hij zegt: ‘Ik maak het aan kinderen bekend’.

Aan mensen met een kinderlijk idee, een kinderlijke opvatting; dié geef ik de gedachten die de wereld zullen redden.

Dát is de wijsheid Gods; en die is heel anders dan die van de wereld.

De Christus, dát is de wijsheid Gods.

De vleesgeworden wijsheid Gods; het Woord is vlees geworden. Je kan ook zeggen: ‘het Woord is in het vlees geworden in die mens”.

Dat is een wonderlijk gebeuren. Welk Woord?

Als je het woord ‘woord’ opzoekt in een woordenboek, dan staat er niks achter…., dat is typisch! Ja, er staat Woord Gods, ja, maar dat is wat anders; maar het woord ‘woord’.

Ik heb het eens uitgevogeld. Onze taal is afkomstig uit het Indo-Germaans, dat is een oertaal, en daar is er een woord voor ‘woord’.

Dat had een betekenis: ‘Gelofte’.

Ik denk héé…., God heeft een belofte, een gelofte, geloven! Tjonge, dat woord begint nou te leven!

Dus het Woord is vlees geworden, het heeft gestalte gekregen in Jezus Christus.

Hij geloofde God, en God geloofde Hèm ook!

Dat ging samen op!

God had alles op één kaart gesteld, één Zoon.

Dan Job 31. Dat moeten we samen even lezen, dat is zo’n raar stuk, maar ook een heel duidelijk stuk.

De Wijsheid is dus Jezus Christus.

Als de Christus de Wijsheid is, en de Christus woont ook in jou, dan word je ook wijs; dan geef je soms hele wijze antwoorden, waar je niet eens aan gedacht had. Je geeft echt een wijs antwoord waar een ander wat aan heeft.

Job 31:35: Ach, zegt Job, ik wou dat iemand naar me luisterde…

Ja, een diepe zucht, en krabben met die potscherf, en niemand luistert naar hem hè.

Niemand, net als bij Noach.

En dan zegt hij verder: Zie hier mijn onder-tekening. Dus hij heeft nog wat getekend; hij heeft z’n handtekening ergens onder gezet.

Waaronder denk je? Onder zijn geloof in zijn onschuld!

Misschien heeft hij maar een heel kort zinnetje geschreven: ‘Ik ben onschuldig’. En dáár staat z’n handtekening onder. Daar tekent hij voor.

En nou komt er iets geks:- de Almachtige ant-woordde mij –  ook het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

Ja, de duvel schrijft ook wel, boeken vol.

Nou staat er in de Amerikaanse bijbel iets heel leuks: Het stuk dat mijn tegenpartij heeft geschreven…, daar staat letterlijk: hij zette z’n vage beschuldiging in verwarde vorm in een boek. (het woord ‘boek’ komt ook in het Hebreeuws voor).

Vage beschuldigingen in een ingewikkelde vorm heeft hij in een boek gezet.

Hoe ingewikkeld zijn vage beschuldigingen?

Vage schuldgevoelens zijn levensgevaarlijk, ze nemen de blijdschap uit je leven weg en je hebt altijd het idee dat je het nooit goed doet.

En er gebeurt iets niet waar je op gehoopt had, nou, dan zal het wel aan jou liggen….

Dat is heel erg hoor, ik ken dit zelf ook wel; ‘waar ben ik fout gegaan?’ Als ik de fout in ben gegaan, moet je het maar zeggen, als ik de verkeerde weg ben ingeslagen, zeg het dan alsjeblieft! Want dat wil ik niet.

Dus Hij kent je, en dan wijst Hij je wel de weg.

Job zegt in hoofdstuk 31:6: Laat God mij maar wegen op een zuivere weegschaal, dan zal God mijn onschuld erkennen.

Maar hij heeft het hier nu over een stuk wat hij zèlf heeft geschreven, en wat is dat?

Vers 36: Voorwaar, ik zal het op mijn schouder nemen…,-  wat dan? Nou, dat papiertje, dat ondertekend is door mij – dat zet ik op mijn schouder en – ik zal het als een diadeem ombinden.

Een diadeem is een prachtig voorhoofdsiersel.

En Job tooit zich met z’n onschuld. Kijk maar.

Het staat op m’n voorhoofd, dat is mijn bewust-zijn, mijn denken. Totaal onschuldig!

En staat er: Van al mijn schreden zal ik hem rekenschap geven, en als een vorst hem naderen. (2x Hem moet met kleine letter).

Zie je hoe Job in de Geest, met zijn onschuld, de duivel tegemoet treedt, en die diadeem laat blinken.

Dát is wat, wat Job doet! Als een vorst hem naderen! Prachtig hè, wát een geloof.

Ik ben onschuldig!

Die vage beschuldigingen zijn erg hoor. Weet je wat er voortkomt als je je een beetje vaag schuldig voelt? Dan wil je ook altijd van alles doen ‘voor de Heer’. Dat is ook zo’n kreet van niks.

Je hoeft niks meer voor de Heer te doen, Hij heeft alles al voor jou gedaan! Ga daar maar van genieten; dat is een heel ander leven.

Maar als je last hebt van vage schuld-gevoelens, dan wil je altijd wat doén! Je moet jezelf toch nuttig maken? Het zou niet best zijn als je niet nuttig bent…..

Je moet dié nog bellen, en dié nog mailen, en piekeren over anderen; hoe moet het nou met dié…., en waar gaat dát naartoe….?

Dat zegt Petrus ook tegen Jezus, en dan wijst hij naar Johannes, en zegt: ‘Wat moet er nou met die Johannes gebeuren?’ En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘Wat kan jou dat nou schelen, volg jij Mij!’

Dus het hoeft niet altijd inclusief anderen te zijn, anders draag je allerlei mensen op je nek die daar niet horen! Dan kun je niet zeggen: ‘Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht’. Dat kun je dan niet zeggen, je zucht onder die last.

Het voorhoofdsiersel is je bewustzijn.

Trouwens, er is nog een stuk dat geschreven is, uitgaande van de wet, dat heeft de boze gedaan, en dat getuigt tegen ons: ‘je doet dit niet en je doet dat niet, en je deugt dáár niet in’.

Wat heeft Jezus daarmee gedaan? Dat staat in de Colossenzen, daar staat in het Grieks: ‘dat is met de hand geschreven’, dat heeft Jezus aan het kruis genageld, want jouw gerechtig-heid is véél meer dan de tien geboden!

Echt waar! Veel en veel meer!

Het stijgt er zó ver bovenuit, want je wilt toch niet iemand zijn die bekend staan om wat je niét doet: bijv.:‘ik kijk geen televisie,(ja, ik noem maar een paar van die gekke dingen), ik rook niet, ik drink niet, ik ga niet naar theater, ik ga niet naar die familiefeestjes, ikke…, doe een heleboel dingen niét….

Hé jongen, kom je uit de bijbelbelt of niet?

Waar sta je nou om bekend? Om wat je niét doet? Ik wil graag weten waarom je wél bekend staat!

Want er zijn mensen, die geen moer geloven, maar hartstikke goed bekend staan.

Lieve mensen, prachtige mensen, die van nature doen wat de wet zegt; schitterende mensen dus. Daar kun je toch niks tegen hebben? Nee, helemaal niks!

Als je aan hen ook nog het evangelie kwijt kunt raken, dan hoeft er niet zoveel hersteld te worden, dat scheelt.

Maar de met de hand geschreven schuld-bekentenis heeft Jezus aan het kruis getimmerd, genageld.

In Job 40 wordt een monster beschreven, daar zal ik mij niet in verdiepen.

Het wordt zelfs in de Septuagint ‘een hoofdstuk van de schepping genoemd’. Het is zo’n verschrikkelijk belangrijk wezen geweest, dat toén geschapen is!

Een hoofdstuk van de schepping. Maar waar gaat het over?

Job 40:14: Hij is de eerste van Gods werken,

dat geloof ik niet, maar Hij heeft wel een schitterend wezen gemaakt, maar die is helemaal verpest. En wat is dat voor wezen?

Job 40:20: Daar staat ‘krokodil’, maar je kunt beter zeggen ‘serpent’, of een leviathan, dat is ook zo’n monster, hij is een draak, maar die wordt beschreven in Job 41: 10, daar kom je hem tegen. Uit zijn muil komen fakkels, vuurvonken schieten er uit. Uit zijn neusgaten komt een damp als uit een kokende en dampende pot.

En wat voor monster zie je dan? Dan zie je een draak.

En die draak wordt genoemd in Openbaringen.

Een monster, het is een raar beest hoor!

En hij zwiept met z’n staart door de hemel, en jaagt heel wat christenen weer terug naar de aarde. Die zijn hun hemelse afkomst vergeten, ze zijn niet meer met de hemelse dingen bezig, ze wandelen niet meer in de hemel, maar ze zijn op aarde gekukeld. Nou, daar gaan ze dan weer. Ze hebben het dan verloren.

Ze zijn alleen maar met het mens-zijn bezig.

Je moet vooral aardig zijn als mens.

Ach, een mens Gods is sowieso een goed mens! Maar het gaat er om dat die mensen Gods in de hemel blijven, en dat zijn er niet zoveel. Die draak wordt hier beschreven.

Het woord ‘draak’ komt uit het Griekse ‘derk’, mag je vergeten, maar dat betekent ‘zien’.

Dus die draak moet het van zijn ogen hebben.

Net als bij Adam en Eva, hij heeft ze toen gehypnotiseerd, en ze deden precies wat hij wilde. Dus gehypnotiseerd met z’n ogen!

En daarom, als dat ook afgelopen is, als die vrouw gebaard heeft, in Openbaringen, dan wordt de vrouw gebracht naar een plaats in de woestijn, buiten het gezicht van de slang!

Hij  heeft het nakijken.

Buiten het gezicht betekent dat hij dan niet meer betoverend kan aankijken.

In Job 42:5 staat: mijn oog heeft U aan-schouwd.

Nou, kun je het hem nazeggen? ‘Ik heb God gezien’.

Als iemand dat op straat zegt…, nou, dan zullen we even de GGD bellen…., ja toch, die mannen met hun witte jassen halen je wel op.

Ik heb God gezien…, dat hou je natuurlijk geheim.

Jezus deed ook wat Hij de Vader ‘zag’ doen.

Ja, zien is zo’n mooie eigenschap.

Ons woord ‘gezicht’ is ook afgeleid van ‘zien’.

Zicht, niet ‘gehoor’; mijn  hoofd heet niet ‘gehoor’, mijn hoofd heet ‘gezicht’.

Dus ‘zien’ is zo iets wezenlijks.

En dan staat er iets geks in vers 6: Daarom herroep ik…. Wat moet Job dan herroepen?

Z’n onschuld? Nee, er viel voor Job niks te herroepen! Hij hield juist z’n onschuld vast!

In het Hebreeuws staat er niet ‘herroepen’, maar ‘verwerpen’; daarom verwerp ik…, en wat verwierp hij? Omdat God hem in de laatste hoofdstukken overtuigt wie Hij is! Daarom zegt Job: ‘Dan heb ik toch een beetje verkeerd beeld van U gehad, dát verwerp ik!

Hij verwerpt dus de verkeerde Godsbeelden; die ellendige Godsbeelden, die overal in de wereld bestaan; hoe men over God praat.

Die strenge man met die baard, hoe goed en een heilige man, dan krijg je sinterklaas.

Er zijn zulke rare opvattingen over wie God is.

En Job zegt: ‘dát verwerp ik!’

Die verkeerde beelden gooi ik gewoon weg.

Dan staat er iets achter: …en doe boete…

Nou, even uit elkaar peuteren. Wat is boeten?

Repareren, netten boeten, daar komt de reparateur om de hoek, de heilige Geest.

Er staat dus niet: ‘ik doe boete’, maar in het Hebreeuws staat er: ‘ik wordt getroost’.

Dat is een betere vertalling. Ook in de Franse vertaling staat: ‘ik word getroost’.

Wat goed van jou, Job, je gooit je Gods-beelden weg, en je bent niet bang voor Hem; want God praat dan wel uit een onweer, maar Job laat zich geen angst aanjagen, want onweer is altijd de tegenstelling van de duvel als God z’n mond open doet. Ja hoor, echt!

Even een zijstraatje in. Wat was er op de eerste Pinksterdag aan de gang? Het geluid van een geweldige windvlaag. En er staat inderdaad: ‘een vlaag van geweld’. Reken maar dat de duvel daarachter zit, want hij wil niet dat een mens gedoopt wordt met Gods Geest. Dat is ook allemaal geweld geweest.

Een tégenklap van de boze! Maar hij kreeg het niet klaar.

En hier wordt Job getroost door die prachtige woorden van God. Hij zegt: ‘Ik heb U gezien hoor’.

Dat staat er nog: ‘ik word getroost….’, maar dan staat er niet in het Hebreeuws ‘in’ stof en as, maar ‘boven stof en as’.

Dat woordje ‘in’ kun je gewoon veranderen in ‘boven’.

Boven de stof, en op de as waar ik in zit.

Ik wordt getroost in mijn deplorabele toestand, ik zie er niet uit. Ik stink volgens mijn vrouw en de buren, het is meer dan verschrikkelijk.

Maar boven de stof en de as word ik toch door U getroost. Wat is dat ontroerend!

Die man daar zien, en dan horen dat hij dit gelooft.

En dan zegt God: ‘Die kerels die jou hebben dwarsgezeten….,

Zou jij ze niet van je erf geschopt hebben? Als het jou op een of andere manier verschrikkelijk tegen zit, moord en doodslag, of weet ik veel wat, en er komt zo’n trooster aan, die zegt: ‘het zal je eigen schuld wel wezen’…., zou je hem dan niet de hut uitschoppen?

Ik denk wel dat ik de deur dicht zou doen; dat ik zou zeggen: ‘aan jullie heb ik helemaal niks, dáár is de deur’.

En dan zegt God tegen Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en tegen je beide vrienden, je hebt niet recht van Mij gesproken zoals Mijn knecht Job. Die sprak dus wèl goed van God, maar jullie niet.

Dan staat er in vers 8: Mijn knecht Job moge voor u bidden, want slechts hèm zal Ik ter wille zijn.

Dus Ik ben jullie niet ter wille, maar hem wel, en laat hij maar voor jullie bidden.

Dus Job ging ook nog bidden voor die vijanden. Als dat niet een lichte afschaduwing is van Jezus, die ook voor Zijn vijanden bad.

Hij bad gewoon voor ze: ‘ze weten niet wat ze doen’.

Dus Job is toch een beetje beeld van de Christus; een prototype van Jezus.

Dat is mooi hè? Wat hem ook allemaal is overkomen, toch niet te geloven! Het is meer dan verschrikkelijk!

Ik denk wel dat hij bij diezelfde vrouw ook weer dochters heeft gekregen, maar de bijbel praat daar verder niet over.

Alleen Jacobus noemt Job nog wel eens. Hij heeft het over de volharding van Job.

In het Grieks staat er over volharden: ‘blijven verwachten’.

Wij zijn dus allemaal in verwachting van dat zoonschap. Het betekent ook: ‘dulden’, het kwade verdragen. Ja, dat doe je. Het betekent ook: ‘in het land blijven’.

Dus dat werkwoord heeft in het woordenboek een stuk of zes betekenissen.

En in welk land zitten we? Wij wonen in het land der belofte. Daar wonen wij en daar wandelen wij.

Dat is het land wat Hij ons beloofd heeft, maar ook het land dat Hij Zichzelf beloofd heeft.

Ik eindig nou toch maar, ik ben altijd zo enthousiast over die dingen.

Ik lees nog één stukje, dat is Psalm 56, dat slaat op deze overdenking.

Het doel van verzoekingen, dat mag je ook wel in je hoofd prenten, is altijd om je los te maken van God. Dát is het doel. Dus los van God komen!

 

 

En nou staat er in Psalm 56: 2: Wees mij genadig o God, (het is alsof je Job hoort) want de mensen vertrappen mij, de ganse dag benauwen mij de bestrijders, en wie mij benauwen, vertrappen mij de ganse dag. Velen zijn het die mij uit de hoogte bestrijden. Het gebeurt van bovenaf, uit de hoogte. Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U, op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen?

De ganse dag verminken ze mijn woorden, al hun overleggingen zijn tegen mij ten kwade. Zij willen aanvallen, ze spieden, ze nemen mijn schreden waar, ze loeren op mijn leven.

Zou er voor hen, bij zoveel boosheid, ontkoming zijn. Mijn omzwerving hebt U te

boek gesteld.

En dan het verschrikkelijk ontroerende zinnetje in vers 9: doe mijn tranen in Uw kruik.

Er wordt heel wat in stilte gehuild. En deze bidt: doe ze maar in Uw kruik.

Ik denk dat er in de hemel een ongelooflijke lange plank staat vol met kruikjes van mensen die zoveel verdriet hebben gehad.

Dan zegt hij ook nog: ‘ze staan toch ook nog in je boek hè? Ja, die tranen van mij; God ont-gaat dat niet hoor! Hij ziet dat, Hij weet dat.

Vers 10: Dan zullen mijn vijanden terugwijken ten dage dat ik roep, en dit weet ik, dat God met mij is. De God, wiens woord ik prijs.

Vers 13: Op mij, o God, rusten geloften, U hebt mijn leven gered van de dood, immers ook mijn voet van aanstoot.

Dus hij heeft zich ook niet eens geërgerd aan wat die mensen allemaal tegen hem zeiden.

Zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelen

in het licht des levens.

In de Septuagint staat: in het land des levens.

Daar wandel ik, dus je hoeft niet meer te hollen, je mag wandelen met God.

Doe dat, dan moet jij eens kijken hoe je opleeft en hoe je tot rust komt.

 

Duurt Sikkens d.d. 01-12-2016 (Assen)

 

 

Stof-vrucht-slang (Centrale Bijbelstudie Duurt 12-03-2008)

Stof – vrucht – slang

 

Toen Jezus al wandelende met de Emmaüsgangers sprak, die de hoop al een beetje hadden opgegeven, gaat Hij hen de Schrift uitleggen, beginnende bij Mozes. Dat begint dus bij  Genesis 1:1.

Jezus probeert dan die mensen op andere gedachten te brengen dan hun eigen gedachten; op hoge gedachten, de hemelse.

 

Gebed vooraf: “Vader, dat is eigenlijk het mooiste wat er is om vertrouwd te raken met Uw gedachten en dus ook met Uw woorden. Ik bid U, leidt ons door Uw Geest in Uw gedachtenwereld, die de Zoon ons heeft gegeven. Amen”

 

Laten we beginnen bij Genesis 2. Want dat is Mozes, want hij heeft dat opgeschreven. Ik denk wel eens dat hij dat nooit uit zichzelf kon weten, want hij was er zelf niet bij geweest.

Gen. 2:7: Daar staat geschreven over de vorming van Adam, want er was geen mens om de aardbodem te bewerken. Een prachtige uitdrukking, omdat Jezus de eerste mens was om de aardbodem te bewerken, want de aardbodem is de akker, en dat is de geest van de mens.

Er steeg echter alleen maar een damp op uit de aarde die de bodem bevochtigde.

“Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem, en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen”.

Letterlijk staat er: ‘Hij ademde op zijn gezicht’.

Dat vind ik een heel teer gebaar, in plaats dat iemand  heel hard staat te blazen op een pop.

Hier staat dus dat de mens is gevormd uit stof.

In het Hebreeuws staat daar het woord ‘appaar’, dat mag je vergeten, maar het heeft een hoop vertalingen: zand, aarde, kluiten, as en stof.

Even een zijsprongetje naar ‘zand’.

Een wijs man bouwde zijn huis op een rots. Dat is een belijdenis. Maar een dwaas bouwt zijn huis op zand. Dat lukt ook wel, daar kun je wel een huis op bouwen, alleen als de vloed opkomt redt dit huis het niet. Zand is een beeld van mensen, een menselijke organisatie, waarin onderling geen samenhang is. Het is allemaal zand, alleen maar natuurlijke mensen. In Nederland zeggen wij wel eens: dat hangt als los zand aan elkaar, en daar kun je nooit een geestelijk huis op bouwen.

Zelfs in één van de Psalmen staat: ‘Vestig op prinsen geen betrouwen’.

Kluiten vind ik ook een leuke vertaling; daar hebben we ook een uitdrukking van: ‘Uit de kluiten gewassen’. Gewassen betekent ‘gegroeid’. Betekent ook gewoon stof hoor.

Ook wordt het wel vertaald met ‘as’. Als ze in de rouw waren, namen ze gewoon stof van de grond, veegden het op en gooide dit omhoog, bedekten hun hoofd ermee. Ze zagen er niet uit…

Jezus zou zeggen: ‘hun gelaat is ontoonbaar’. En dat is erg, als je geestelijke gelaat ontoonbaar is. Als je altijd in de rouw bent ergens over. Dan kun je je gezicht niet laten zien.

‘Aarde’ is de bekendste vertaling. Maar ik vind ‘stof’ wel een leuke, maar dan moet je het even los maken van dat spul waar vrouwen een hekel aan hebben, en die altijd de boel willen afstoffen.

Maar dit betekent ‘materie’. Grondstof. Kijk, dan krijg je dus materiaal. Een mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water, en dan nog enkele andere bestanddelen. Ik geef het je te doen om daar een mens van te maken.

‘Bouwstof’ vind ik ook een prachtige uitdrukking. Bouwstoffen.

Een ook een hele mooie vind ik ‘weefsel’. Dan denk ik aan Psalm 139, daar staat dat je geweven bent, hoe kostbaar dat is, en dan volgens een bepaald patroon.

Maar de eerste mens is stoffelijk, wat betekent dat dat een natuurlijk mens is, en verder niets.

Als je 1 Cor. 15:45 leest, waar Paulus over die dingen schrijft, want die gemeente snapte er niets van, dan legt hij dat nog maar een keertje uit.

“Is er een natuurlijk lichaam? Ja, nou, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Dat is voor Paulus zo eenvoudig, alles wat in het natuurlijke is, dat bestaat ook geestelijk, elk mens heeft een geestelijk lichaam, of je het nou gelooft of niet, Want als het stoffelijk overschot ergens in de grond is verdwenen, of verwaaid in de wind, dan is er nog een geestelijk lichaam. Dat bevindt zich voor een heleboel mensen in het dodenrijk. En dat wezentje noemt Jezus: ‘worm’. Ken je die uitdrukking: ‘Wiens worm niet sterft’. In het Grieks staat er het woord: Scolex. Dat betekent niet alleen worm, maar ook made, een engerling, een rups. Het is een woord dat aangeeft dat iemand niet opnieuw geboren is. Het is nog in een natuurlijk stadium.

Bij de wedergeboorte ontstaat er iets nieuws.

Dan staat er verder achter: ‘Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; in het Grieks staat er “psyche”. De laatste Adam – en dat is niet alleen Jezus – een levend makende geest, en daar staat het woordje “pneuma”. Dat heeft met adem en wind te maken, met lucht. Dàt is dus het verschil.

Dus eerst komt de natuurlijke mens. Daar gáát het ook om, dat kòmt ook eerst. Als je dat niet de kans geeft, dan groeit er iets scheef.

Met de opvoeding heb je eerst met het natuurlijke kind te maken. Die bestook je niet met alles van het evangelie. Laat dat kind, met fijne ouders, die er een of andere hobby op na houden, dat moeten ze zelf weten, maar dat kind moet bevestigd worden in z’n natuurlijke staat. Anders krijg je toch geestelijk mismaakte kinderen.

Tracht er dus eerst maar eens een goed, natuurlijk, en een beetje zelfdenkend mens van te maken, dat is al moeilijk genoeg in deze tijd. En die levend makende geest geldt niet alleen voor Jezus, dat geldt ook voor degenen die geestelijk zijn geworden. Wij zijn levend makende geesten! Daar kun je heel lang over nadenken, en dat doe je vooral met het woord. Je vertelt iemand de woorden Gods en dan kan zo iemand tot leven komen. Dat is nou een levend makende geest. Dat zijn hemelse mensen. Dat staat er ook. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk; maar de tweede mens is uit de hemel. Dat is mooi. Dus als ze vragen waar je vandaan komt, dan tast je eerst de boel af, maar Jezus zou zeggen: ‘Ik kom van boven’. Stel dat je dat in gezelschap zegt, dan kun je wel ergens op rekenen, dan sta je even later alleen. Maar dat is Jezus ook zo vaak overkomen. Hij zei het dan maar gewoon.

Dus dat zijn hemelse mensen, het stoffelijke, het vergankelijke, staat tegenover het hemelse, het eeuwige. Dat onvergankelijke leven zit in jou. Wat? Jij bent onvergankelijk èn je hebt al een nieuw lichaam. Dat nieuwe opstandingslichaam hebt je al.

Dat zien b.v. de engelen, die zien jou wel.

‘Stof zijt gij….’ach, waar staat dat ook al weer, ik hoorde dat alleen op kerkhoven: ‘Ashes to ashes, dust tot dust, stof zijt gij…’, en dan kwam de grote belofte: ‘tot stof zult gij weder-keren’. (Gen. 3:19) Wat moet je daar nou mee? Dat is toch helemaal niks? Je bent uit de aardbodem gekomen en dat is toch helemaal niets? Je keert terug tot stof.  Atheïsten die dit lezen, zeggen: ‘Zie je wel, dood is dood, het houdt gewoon allemaal op’.

In Jesaja staat een uidrukking over een ontrouwe vrouw, daar wordt de kerk mee bedoeld, het ontrouwe Jeruzalem, en daar zegt God: ‘Weet je wat je moet doen? Zet je eens neer in het stof, ga eens rouw bedrijven. Heb bèrouw’. En bèrouw betekent dat je een poosje in de rouw bent over datgene wat je hebt uitgevreten. Berouw en rouw hebben iets met elkaar te maken.

Ik ben zo blij dat Adam en Eva berouw hadden, want ze zagen dat dit fout was

gegaan.

Dat betekent dat hun geest, hun geweten, goed functioneerde.

In Jesaja 52 staat: ‘Als die jonkvrouw, dat is Jeruzalem, de gemeente, tot inkeer is gekomen, dan zegt God: ‘hou maar op met rouwen, schudt het stof van je af’. Dat had ze natuurlijk over haar hoofd gegooid.

Schudt het stof van je af, einde van de rouwtijd, en daar pal achter staat: ‘de banden los’. Dus geen slavin meer, slavin van krachten die jou aanzetten tot iets wat je helemaal niet wil eigenlijk, maar wat wel verleidelijk was.

En dan nog iets over stof, dat zette mij op het spoor. Tegen die slang wordt gezegd: ‘Stof zul je eten’. Heb je het een slang ooit zien doen? En trouwens, al deed hij dat, hoeveel voedingswaarde zit daar in? Nou, je krijgt hoogstens een hoestbui, denk ik. Grond eten? Aarde eten? Dat is toch helemaal niets?

Daar heb ik dus eens over nagedacht.

Stoffelijk is dus het aardse, en de wereld, de aarde, ligt in het boze. Wij wonen op bezet gebied.

Jezus sprak wel eens tegen de satan, enfin, dat doen wij ook wel eens, dan zeggen we iets tegen hem, of tegen een andere boze geest. Maar Jezus zei een keer tegen de boze: ‘Jij bent bedacht op de dingen van de mensen’. Dáár zit de kern van de denkwereld van de boze. Hij is altijd bedacht op menselijke dingen; op het aardse. Dàt geeft nou stof tot nadenken. Maar dàt is nou stof eten! Je vreet ze op, satan! En vooral in hun gedachten-wereld. Want wat zijn nou de dingen der mensen? Het woord dat Jezus gebruikt over ‘bedacht zijn’, in het Grieks ‘vroneo’, dat betekent: ‘vol zijn van’….

Dus als iemand brult: ‘ik ben vol van de geest’, dan ben ik zo vriendelijk om te vragen: ‘van welke geest’. Ja toch? Dat zegt toch niets? Waar zit je met je gedachten?

Het betekent ook: ‘Overleggen’. Al die overleggingen… Ik heb vroeger wel vreselijke overleggingen gehad, maar ze waren niet van mij. Want een normaal mens denkt dat niet. Dus wat is dat dan? Nou, de sleutel is dit, dat Jezus in Lucas 16 zegt: ‘Wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God’.

Ik heb het woord ‘gruwel’ eens opgezocht en daar staat letterlijk: walging, je maag draait er van om. En wat is nou ‘hoog bij de mensen?’

Aanzien, macht, invloed, rijkdom, tv-persoon-lijkheid, de eerste willen zijn, succes, prestaties, jagen naar de top. Noem alles maar op. De idolatrie, oftewel de afgodverering van allerlei mensen. Geweldige bewondering. Grote sprekers. Het komt ook voor in allerlei kerken en kringen hoor. Beroemde sprekers. De nummer één willen zijn. Als je beroemd bent, dan wil je wereldberoemd zijn, en niet, zoals Paulus, bekend staan in de hemel. Nee, je wil wereldberoemd zijn. Algemeen geacht en geprezen. Je kan het samenvatten met persoonsverheerlijking, dàt is hoog bij mensen. Dat kan ook in het klein hoor. Die persoonsver-heerlijking kan ook in het klein.

Zelfverheerlijking is sowieso al fout. Maar waarom zet je  bepaalde mensen in je kleine kringetje omhoog?. Waarom doe je dat? Daar zit dus de boze achter.

Ja, wat hoog is bij mensen, in het Grieks staat daar: ‘huupselos’, dat is een werkwoord wat ik een paar keer ben tegengekomen in Thessalonicensen, en dat betekent: ‘zich verheffen’. Nou zijn we er: ‘zich verheffen’. Die vernedert zichzelf niet, die verhoogt zichzelf: ‘hoor mij eens’.

Of je bent zó vriendelijk dat andere mensen jou verheffen, en dat bevalt je best. Dat worden straks mooie toespraken bij je graf.

Maar, heb dat maar door.

Ik wil een heel klein voorbeeld geven uit een heel klein kringetje. Je hebt mensen die tegen jou zeggen: ‘Als ik jou niet had, dan wist ik niet waar ik het zoeken moest’…..

Streelt dat je ego? Je maakt de grote fout dat je anderen afhankelijk maakt van jou. Boor dat de grond in. Dat is heel gevaarlijk!

Het verstoort menselijke verhoudingen.

Stof zul je eten, daar leef je van. Wat is eten? Je neemt gedachtengoed op, daar heb je gemeenschap mee.

In 1 Cor. 10:16 spreekt Paulus daarover i.v.m. het avondmaal: ‘Is niet de beker der dankzegging een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood gemeenschap met het lichaam van Christus?

Gemeenschap hebben met….is veel meer dan wat  fast-food naar binnen proppen.

Eten heeft een heel diepe betekenis en daarom eindigde Jezus Zijn leven ook met een ‘eten’ ’s avonds. Dat was echt een feestmaal hoor. Er stond van alles op tafel.

Dus als de satan eet, dan wil hij gemeenschap hebben met de geest van de mens. Met z’n gedachtenwereld. En als hij gemeenschap heeft met jouw geest, dan doe jij wat hij wil, want hij is sterker.

Ken je dat beroemde stukje uit Openbaring van een gemeente die helemaal is weggezakt? Ze hadden hun mond vol van al hun activiteiten, maar ze bakken er helemaal niets van.

God zegt van deze club: ‘Ik spuw je uit mijn mond’. Hier staat ook letterlijk ‘braken’. Daar heb je dus de gruwel van God. Snap je?

Hoe zou je het vinden als God van jullie gemeente zegt: ‘Ik kots van jullie”. Dan schrik je je toch te pletter? Vooral de vromen. Jullie zijn helemaal verkeerd bezig, het is niet heet en het is niet koud.

Geestelijk hebben jullie helemaal niets.

Je bent naakt. Kom eens op andere gedachten.

En tegen die gemeente zegt Hij: ‘Ik sta aan jullie deur en Ik klop’. Dat betekent dat Hij buiten stond. Dat is wat? Misschien konden ze daar wel heel mooi preken, maar Jezus stond buiten!

En wat vraagt God? Maaltijd houden. ‘Ik wil met jullie delen wat Ik heb, en delen jullie, wat jullie hebben, met Mij’. Dat staat er letterlijk, Hij met mij en ik met jou. Dat is nou dat gemeen-schappelijke, die gemeenschap die je hebt. Dus eigenlijk is eten een heel zwaar geladen woord. Het heeft veel meer diepgang dan je zo zou denken.

Nu hebben we de sleutel te pakken i.v.m. het woordje ‘vrucht’. Want daar wilde ik even naar toe.

Genesis 3. Ik begreep als puber al niet dat die stomme Adam en Eva van die appel hadden gegeten en dat toen de hele wereld naar de knoppen is gegaan. Dat geloofde ik niet, dat kàn toch niet?

(Bij Adam is t’ie in z’n keel blijven steken, vandaar ‘Adamsappel’…. Is maar een legende hoor. Dat gaat ook nergens over).

Maar stel je eens voor dat een groente- en fruit-handelaar aan het eind van de dag thuis komt, en dan tegen z’n vrouw zegt: ‘We hebben nou toch zo’n rare gast gehad zeg, een rare peer in m’n fruithal, die vroeg of ik ook vruchten had waar je verstandig van wordt’.

Nou, die heb ik niet. Hoe kan dat dan? Hoe kun je nu een vrucht bekijken en zeggen: ‘Dat is goed voor je verstand’. Daar klopt toch iets niet? Maar dat staat er wel. Lees maar eens even mee.

Gen. 3:6. ‘De vrouw zag dat die boom (die rotboom) goed was om van te eten, een lust voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden’.

Letterlijk staat er: ‘inzicht te krijgen, te begrijpen, en ze nam van zijn vrucht’.

Wat heeft zij gedaan? Begeerlijk om van te eten.

Ik stel het me zó voor. Adam en Eva hadden al zó lang rondgezworven in de Hof, hadden alle dieren een naam gegeven. Hij had Eva heel veel verteld. Ik weet niet hoe lang ze daar geleefd hebben, want oud werden ze niet.

En ik denk dat er toen zo langzamerhand het idee rijpte dat er nog meer moest wezen dan alleen dàt wat ze zien.

Er zijn toch veel mensen die dat ook hebben, dat is toch zo? Er is vandaag aan de dag een gigantische spirituele beweging, enorme opwekkingen. In het klein en in het groot. Men wil eigenlijk méér dan het zichtbare. Het onzichtbare is toch onbekend terrein.            En toen de duvel dàt zag en dàt merkte, sprong hij er in. En ik denk dat iedereen wel een soort bekeringsverhaal heeft, hoe dan ook, maar dat hij op de momenten dat hij zocht, er toen van alles op hem af kwam.

Dat moet je ervaren hebben. Of je hebt het verschrikkelijk moeilijk gehad, juist op die momenten. Omdat er van nature een honger is in de mens naar meer dan alleen het zichtbare. Dat zit in elk mens. Er staat in Prediker dat dit van God komt.

 De mens heeft een eeuwigheidsverlangen in zich. Dus als je met de tijdelijke dingen bezig bent, met het zichtbare, en dan zegt: ‘Ik zoek eeuwige dingen’, dan heb je met mooie mensen te maken, die niet alleen bij brood leven, en met de t.v. en met feestjes en ‘wat gaan we dit weekend weer voor leuks doen’. Die hebben alleen maar een leeg leven.

Om die geestelijke wereld binnen te gaan en te leren kennen kon op 2 manieren. Of via de boom des levens of via die andere ellendige boom.

Via de boom des levens kwam je in het rijk van het licht en via die andere boom in het rijk der duisternis.

Kun je je het voorstellen dat de duivel die 2 zwakke mensenkinderen bekeek met z’n harde ogen; zonder te knipperen, denk ik wel eens, want dat doen slangen niet. Die kijken maar en kijken maar. En dan word je een beetje betoverd, want hij zorgde ervoor dat die vrucht in de eerste plaats begeerlijk was, en in de tweede plaats dat ie ook nog goed zou zijn. Dat is de grote leugen.

Toen dat eerste mensenpaar was uitgekeken op de zichtbare wereld (zal ik maar zeggen), wilden ze naar die onzichtbare wereld. En toen richtte de satan hun blik op die boom. Wat voor boom dat geweest is, weet ik niet, maar het was geen appelboom. Dat zegt iedereen en het staat op honderden schilderijen. Maar het was géén appelboom! Als je dan toch een boom wil hebben dan zou ik zelf, dus mijn keus, voor een wijnstok kiezen. Die kunnen heel groot worden, met een enorm wortelstelsel. Wel 21 meter, heb ik een keer gehoord, en dan is het bovengronds ook 21 meter. Dat groeide maar langs die muren, prachtig om te zien, met die grote trossen er aan. Schitterend. Ik hou het dus op een wijnstok. Waarom? Nou, Jezus zegt van zichzelf: ‘Ik ben de ware wijnstok’. Hij gebruikt dus zelf dat woord ‘wijnstok’, en laat nou de boom des levens Jezus zèlf zijn in het paradijs Gods. Dat is Hij zelf, de boom des levens. Want we hebben allemaal van die vruchten gegeten en we zijn tot leven gekomen. Ja toch? Je bent zelf ook een boompje des levens geworden.

Maar er is nl. nog een andere wijnstok.

Deut. 31:18 en 19. Daar staat  iets heel merkwaardigs. Het gaat helemaal fout met het volk; ze hebben zich tot andere goden gewend, en dan staat er in vers 19: ‘Nou, Mozes, schrijf dit lied op en leer ze dat maar’. Dus van wie is dat lied? Dat is van God! God houdt van liederen? Ik heb het kopje boven hoofdstuk 32 doorgekrast en i.p.v. ‘Het lied van  Mozes’ heb ik God neergezet. Mozes was zo vriendelijk om het op te schrijven. God zei tegen hem: ‘Leer ze dat maar’. Het wijsje moest hij zelf bedenken.

Het is dus een lied waarvan je wat kan leren. Een leerdicht. Leer de Israëlieten dit lied, leg het op hun lippen. Het is een getuigenis van Mij, zegt God.

Vers 22: ‘Toen schreef Mozes dit lied op. Hoe zou hij dat gedaan hebben, denk je. Het gebeurde altijd, onthoud dat maar, op beschikking van engelen.

De tien geboden, lees Stefanus er maar op na, gebeurde op beschikking van engelen. Als je stemmen hoort, hoor je nooit de stem van God, dat gaat altijd via engelen of mensen.

Het zijn altijd engelen die daar een rol in spelen. Ja, zij luisteren naar de klank van Zijn woord, staat er in één van de Psalmen, en die doen wat God behaagt. Dus Mozes werd voorgezegd voor wat hij opschreef, en als je het niet gelooft, sommigen zijn niet zo bezig met onzichtbare dingen, dan moet je maar eens de Openbaringen lezen van Christus, die God Hem heeft gegeven, om aan zijn dienstknechten te tonen, en Hij heeft het aan Zijn engel verteld, en die engel zegt: ‘Johannes, schrijf op’. Openb. 1.

Maar nu even terug naar Deuteronomium, daar was ik mee bezig.

Deut. 32:1. Ach, ik vind het zo verdrietig dat God zó moet beginnen, maar Hij zegt: ‘Ga nu eens luisteren’. Dat vraagt Hij.

‘Neig je oor’. Hij heeft niet staan brullen. Hij zegt: ‘Luister nou eens’. Hij legt dan uit waar ze allemaal mee bezig zijn. En kijk nu eens in vers 32: ‘Waarlijk, hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodom’.

Zo! Er is dus nog een wijnstok. Ja, zegt God, en die stamt uit Sodom, om maar een beeld te gebruiken.

Jesaja zegt: ‘Hoort, bestuurders van Sodom’. Tegen wie zegt hij dat? Tegen de (valse) kerk. ‘Goede morgen, bestuurders van Sodom’. Vind je het gek dat Jesaja klonten naar z’n hoofd gesmeten kreeg. En dat ze zich bescheurden als hij die dingen vertelde. Echt hoor, ze hebben staan lachen om die gasten.

Je moet je eens voorstellen hoe die profeten dat hebben volgehouden en uitgehouden. Ik ben het ook niet eens met Wilders, maar hij  krijgt wel de smaad van het hele land over zich heen.

Maar het gaat mij hier eigenlijk alleen maar als voorbeeld van iemand die overeind blijft met z’n eigen ideeën en van alles incasseert.

Jezus zegt: ‘Ze hebben mij gehaat, en dat doen ze jullie ook hoor’. Maar zeggen wij al dingen waarom wij gehaat zouden worden? Soms hoef je niet eens wat te zeggen om al gehaat te worden.

De wijnstok van Sodom. En waar is Sodom een beeld van en wat is de zonde van Sodom? De zonde van Sodom is dat ze je dwingen tot gemeenschap, die ook onvruchtbaar is. Maar ze dwingen je tot gemeenschap. Dat willen ze. En ze hebben geen ontferming.

Ze dwingen je om te gaan geloven wat zij geloven. Zó is het en niet anders. Vind je het gek dat een ander dan zegt: ‘sodemieter op?’ Dáár komt dat werkwoord vandaan.

Niks dwang. Zo gauw wij dwang gaan uitoefenen, stel dat het in deze gemeente zou gebeuren, dan loop ik weg. En er is veel dwang in kleine clubjes. En ze kennen geen ontferming.

En wie is de dupe geworden van dat denken?

Zeg maar gewoon het antwoord wat kinderen van de lagere school en van zondagscholen altijd zeggen, ze zeiden: altijd als er een vraag werd gesteld, hoefden  we alleen maar te zeggen: ‘Here Jezus, en dan was het altijd goed’. ‘En wie is er dan zo goed geweest voor de mensen?’ ‘De Here Jezus’, blaat het hele stel dan. Zie je het vóór je?

Maar dit keer is het ook geldig. Want daar is Jezus gekruisigd, op de plaats die geestelijk genoemd wordt: ‘Sodom’. Dat staat in Openbaringen. Sodom en Egypte. Ze hadden geen ontferming met Hem, en ze wilden Hem dwingen om te gaan geloven wat zij geloofden.

Deut. 32:32: Onthoud het maar, dit is een wijnstok, die vruchten heeft uit de wijngaarden van Gomorra; moet je maar eens kijken: het zijn giftige druiven, bitter zijn hun trossen en hun wijn is slange-venijn. Venijn is gif. In de Staten-vertaling staat: ‘drakenvenijn’. En het woord draak is wat de duivel betreft identiek met slang. Ze praten altijd over gemeenschap, je wordt daar misselijk van.

Dat levert wijn op. En wat doet die wijn? Daar kun je grote opwekkingsfeesten van bouwen hoor, en praisediensten. Ja hoor, iedereen gaat mee in de roes.

Wil je het eens lezen? Jesaja 28:7: Daar zie je die kerk. Vrolijke boel hoor.

‘En deze waggelen van wijn en tuimelen van bedwelmende drank: priester en profeet waggelen van bedwelmende drank, zijn verward door wijn, tuimelen van bedwelmende drank, waggelen bij een gezicht, wankelen bij een rechtspraak. De tafels zijn vol walgelijk braaksel, er is geen plek meer over’.

Dat is niet letterlijk hoor! Al kan het er wel eens op uitlopen. Maar ken je dit? Dit is zó verschrikkelijk. En dan zeggen ze ook nog wat.

Ik heb eens een keer een tv-opname gezien van een prediker op een toneel, die door z’n assistente overeind gehouden moest worden, want hij stond echt te waggelen, want de ‘geest’ was werkzaam…..Ze gaf hem steeds een duwtje, en wat deed die man? Ik zag het gebeuren. Hij blies, het was in Toronto, en een kwart van de zaal, waar hij heen blies, viel plat. Gruwelijke dingen gebeuren er. Dat is nou dronkenschap ten top.

Gerrit, vanuit de zaal, geeft aan: ‘In de nieuwe vertaling staat waggelen en visioenen’.

Duurt: Ja, visioenen zat. Ik kreeg eergisteren nog een brief, ik heb hem Wim laten lezen, van een vent, ach, een beetje verwarde jongen, ik had het ook wel met hem te doen, maar hij wilde van z’n vrouw af en nou had de Heer hem visioenen getoond, van o.a. het gescheurde voorhangsel, en van trouwringen, en hij had wonderen en tekenen meegemaakt, etc. , maar hij wilde van z’n vrouw af.

Ach, ach, allemaal visioenen en beelden. Ik heb hem puntsgewijs heel duidelijk verteld hoe wij er over denken.

Het is niet te geloven. Hij was al bij z’n ex-vrouw  weggelopen hoor, omdat de Heer hem getoond had dat hij met die ander moest gaan trouwen…Enfin, visioenen, beelden. Hij had ook nog profetieën gehad dat hij met die ander moest trouwen.

Tja, zo lust ik nog wel een paar. Totaal geen onderscheid van geesten, ze vinden alles prachtig. Als het maar van de Heer is en als het maar een beeld is…..

Het is toch triest? Daar heb je nou de slacht-offers.

Er staat nog wat achter in Jesaja 28:9: ‘Wie wil hij kennis leren?’ Dat zeggen die priesters. Wie is die ‘hij’? Dat is Jesaja, want hij had gezegd: ‘Het gaat niet goed’. Nou, domme man, zeggen de priesters, wie wil hij kennis leren, en wie wil hij een openbaring doen verstaan? Hun die van de melk gespeend, aan de borst ontwend zijn? Want het is wet op wet, eis op eis, hier wat, daar wat’. Zo ervaren zij het tenminste.

In het Hebreeuws is het òf  een bespotting van de tongentaal, toen al, of een woordspeling. En die woordspeling heeft een kenner van het Hebreeuws mij eens uitgelegd. Het kan ook vertaald worden als: ‘stront bij stront, braaksel bij braaksel en wel bekome je het’.

Dat zeggen ze tegen Jesaja.

Ja, als puntje bij paaltje komt, als het zich toespitst, moet jij eens kijken wat er los komt.

Daar heb ik de volgende praktische les over, want dit allemaal is natuurlijk geen theorie. Als ik nou onder druk sta, hoe dan ook, wat komt er dan bij mij uit? En wat zeg ik? Hoe behandel ik degene die mij onder druk zet? Wat gebeurt er? Hoe kort is m’n lontje?

Ik heb het wel eens gezegd, het is het beste om helemaal geen lontje te hebben. Zelfs helemaal geen kruitvat.

In vers 14 zegt Jesaja: ‘Ach, luister nou eens naar het woord van de Heer, gij spotters, heersers over dit volk in Jeruzalem’.

Dan staat er in vers 15, want daar beroemen ze zich op: ‘Omdat jullie zeggen, we hebben een verbond met de dood gesloten’. Wat stel je je daarbij voor? ‘En met het dodenrijk een verdrag gemaakt; Denk hier ook eens over na wat dit is. Dan die derde: ‘Want wij hebben een leugen tot onze schuilplaats gesteld’.

Wat een merkwaardige uitdrukking. Een leugen waarin je schuilt. Wat is nou die leugen? Dat zal ik je vertellen en dat zit heel diep in mensen: ‘Zoals God willen zijn’.

‘Ten dage dat gij daarvan eet, zul je als God zijn’. En van de boom des levens is haast hetzelfde te zeggen, maar wat is nou het verschil? Als God willen zijn!

De dichter Willem Kloos dichtte eens: ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’.

Sommigen kennen het wel.

Heb je het volgende wel eens gehoord? (met nadruk): ‘Wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht’….. Hier klopt dus iets niet. De manier alleen al waarop ze het zeggen.

‘Ik ben de koningin des hemels’, staat er in een profetie van Jeremia, ik ben de koningin des hemels, dat wordt van die gemeente gezegd. En die gemeente wordt in Openbaring de grote hoer genoemd, want ze heeft gemeenschap met alle geesten. Maar de woorden zijn mooi.

‘God is met ons’. En de Heer…..

Ik heb in die brief aan die jongen ook terug-geschreven: ‘je praat veel over de Heer, maar welke heer is dat?’ Wie is jouw heer?’

Het zijn woorden. Kijk er doorheen, luister er doorheen.

Als God willen zijn. En dan de toevoeging van de boze: ‘kennende goed en kwaad’.

Nou, dat bestaat niet! Want kennen is in het Hebreeuws ook gemeenschap hebben. Iemand kennen, bekennen, elkaar kennen, God kent me.

Hoe kan dat nou met twee tegelijk? Met goed en kwaad, dat kan toch nooit?

Jezus zegt: ‘Het is of de één of de ander’. Je kunt geen twee heren tegelijk dienen. Je kan geen gemeenschap hebben met twee tegelijk.

Ja, veel mensen willen als God zijn, en misschien prikkelt dat ook wel de harten van een hoop christenen.

Wat is dan de leugen? Dàt is nou de leugen!

Toen Henk afgelopen zondag uitgesproken was, heb ik opgeschreven: ‘Veel mensen willen zó graag goddelijk zijn, maar ze beseffen niet hoe menselijk God is’.

Dáár heb je het verschil.

Maar de duivel wil dat zelf. Via de mens wil hij God spelen, en wat zegt hij in Jesaja?

‘Ik wil opstijgen en mij aan de Allerhoogste gelijkstellen’. Dat is dus nogal wat.

Maar dat zullen z’n volgelingen ook zeggen!

‘We stijgen op, we gaan de berg op, steeds hoger en hoger……Het woord ‘hoog’ komt steeds weer voor in die oude liederen.

Hoogst! De topper! Maar wat wil je dan? Wil je heersen of niet? Wil je je aan de Allerhoogste gelijk stellen?

Dan zet ik de woorden van Jezus er maar tegenover. Dat staat in Johannes en daar zegt Hij het, geloof ik, zes keer achter elkaar. ‘Ik ben neergedaald’. Dáár heb je onze Heer. ‘Ik ben neergedaald’. Dat is het grote verschil. Mooi hè? Daar heb je nou onze voorganger.

Het is een oerwens van God dat Hij mensen krijgt die op Hem lijken. Dat lijkt Hem zó mooi! En het is ook een oerwens van een goed mens om op God te gaan lijken; maar dan die barm-hartige, die milde, die vriendelijke God.

Ja, maar de duivel sprong er tussen. En God had gehoopt dat de mens via de heilige Geest, want daartoe is de Geest ook bedacht, zal ik maar zeggen, zich zou laten leiden; zich te laten begeleiden; Hij is een Gids. Jezus is niet de gids; dat zijn ook van die kreten. Nee, Hij is de eerste die gegidst werd! Zo worden wij ook geleid. Dus als Hij zegt: ‘Volg Mij’, dan bedoelt Hij: ‘laat je ook leiden door die zelfde Geest, want zo ben ik ook geworden.

En de duvel zegt: ‘Maar ik heb ook een sterke geest achter de hand, die dat ook kan’. En dat is nou de geest van de antichrist.

Jenzo wees mij op een tekst, ja, je moet een keus maken met teksten, maar hij zei dat er een prachtige tekst staat in Jesaja, dat God de mens hoofdsieraad zal geven in plaats van as.

Ken je die uitdrukking? Dat betekent dus kostelijke gedachten voor je hoofd i.p.v. al die natuurlijke gedachten die alleen maar as opleveren, al die soapseries in je hoofd. Wat moet je er mee?

Er was nog iemand die iets opmerkte. Ik had gezegd: die maffe priesters en profeten, waar Jezus ook heel veel mee te maken had, en ergens verderop in Jesaja staat ook dat ze waggelen, maar niet van de drank, dat staat er ook expliciet bij. Ze zijn dronken van hun feest in de Heer, met God en zo; maar die hebben een verbond gesloten met het dodenrijk.

Adrie vroeg: hoe zit dat dan met die gekke verschijningen van mensen, doden opwekken en weet ik veel. Nou, die hele spiritistische bewegingen, daar gaat straks die valse kerk ook aan doen. Dat ze kontakten willen hebben met ….., want ze hebben een verbond gesloten met de dood en het dodenrijk.

Maar een dode verschijnt niet.

Stel b.v. dat ik, een puur natuurlijk mens, altijd behept ben geweest met een bepaalde geest. Nou, als ik sterf, dan ben ik er niet meer, maar die geest nog wel. Dus als iemand z.g. kontakt zoekt met mij, dan springt die geest er wel tussen, want die weet alles van me. Die geeft zich dus uit voor mij. Dan krijg je dus spiritistische seances. En die komen op de t.v.

Maar een verschijning als Mozes en Elia op de berg der verheerlijking komt niet op de t.v. Nooit, dat zijn geheimen. En dat is een heel ander soort verschijning.

Dat moet je voor jezelf maar eens uitdokteren, want het occulte trekt. Maar het trekt ook de christenen die niet weten waar ze mee bezig zijn. Levensgevaarlijk!

 

We waren gestopt met de gedachte dat de Geest dus jou opvoedt. Dat doen we ook bij elkaar, want de Geest is werkzaam in iedereen. Uiteraard. Je leert zoveel van elkaar.

Er is wel een kanttekening: je hebt de heilige Geest niet ontvangen om op aarde je natuurlijke leven zo gladjes mogelijk te laten verlopen. Dat is doodjammer.

Weet je hoe Paulus die mensen noemt? De beklagenswaardigste schepselen. Die bidden ook voor alle natuurlijke dingetjes.

Hele families komen voorbij. Ik heb nauwelijks gebeden voor mijn kinderen. Ik heb voor mezelf gebeden dat ik ze kon opvoeden.

Jezus zegt vaak: ‘Bidt maar voor jezelf, want anders krijg je de discussies van b.v. als iemand iets naars heeft, en dat een ander dan vraagt: ‘Heb je er wel voor gebeden?’ O, nee. ‘Nou, dat had je moeten doen’. Dan krijg je dus zulke discussies.

Het is zo laagstaand. Lijsten…., over banen, verhuizingen, etc. etc.

Jezus zegt: ‘Je Vader weet wel wat je nodig hebt, man, wees toch met andere dingen bezig, met de dingen van je Vader’.

Ik wil die scheidslijn maar eens een keer heel duidelijk zetten, want dat hoeft niet. Dacht je dat God dat niet wist.

Er staat in het ‘Onze Vader’ geen enkele wens voor een vervulling van iets natuurlijks.

Ja, zegt iemand, geef ons heden ons dagelijks brood. Ja, maar dat gaat niet over je brood, dat gaat niet over je voedsel. Dan weet je niet wat brood is. Snap je? Ik heb het wel eens uitgelegd. Als ik de wil van God doe, zegt Jezus, is dat eten en drinken voor mij. Dus als je bidt; ‘geef ons heden ons dagelijks brood’,  en je zit net achter een bord stampot met een stuk worst, dan klinkt dat erg vals.

Maar het betekent dat mijn voedsel is, dat ik de wil van mijn Vader doe, en voedsel heb voor een ánder. Dat is dat dagelijkse brood. En dan wordt het heel eenvoudig: je hoeft nooit meer voor het eten te bidden. Tenzij het niet deugt natuurlijk als je vrouw gekookt heeft. Sorry, als ik gekookt heb, dan bidt Mariet.

Maar als je het niet geloven wilt, het staat in

1 Cor. 15. Ja, want sommigen willen er altijd  een tekst bij. Maar je gebedsleven is er mee afgeladen, en het is geen bidden. Bidden is bezig zijn in de hemel. Vergis je daar niet in. Vandaag is er, geloof ik, ook biddag voor het gewas. Al is de oogst mislukt van hier tot gunter, en liggen de aardappels te rotten op het veld, dan houden ze nòg een dankdag. Hier klopt toch iets niet? Maar dat wordt bijeen gehouden door de angst hoor.

 

Spreuken 3:18. ‘Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden zijn gelukkig te prijzen’.

Daar ben ik eens ingedoken. Wie is die ‘zij’? Dat staat ervoor, vers 13: wijsheid’. Dàt is nou waar Eva naar keek! Dat ze dacht: ‘Ach, nou word ik verstandig, nou word ik wijs, dáár wil ik gemeenschap mee hebben want dat ga ik eten’.

Dus het is geen symbolisch verhaal, goed onthouden hoor. Sommigen zeggen dat dit een mythe is, een godenverhaal, en dat dit allemaal symbolisch is bedoeld. Maar Petrus zegt in één van zijn brieven dat we geen ‘fabels’ zijn nagevolgd. Hier staat datzelfde woord ‘mythen’.

 Het is dus de werkelijkheid die uitgedrukt werd in een beeld. En ze hebben door dat beeld te ‘doen’ uitdrukking gegeven aan het feit dat ze gemeenschap hadden met die geest.

Ik zal het zo nog een keer uitleggen.

Maar hier staat ‘wijsheid’, en de vraag is niet: ‘wàt is wijsheid’, maar de vraag is: ‘wie is wijsheid’. Jezus wordt door Paulus de wijsheid Gods genoemd.

Nou, een boom des levens is de wijsheid. Dan is Jezus, heel logisch geredeneerd, die boom des levens. Maar nu staat er: ‘aangrijpen’. Eigenlijk staat er een veel mooier woord: omarmen. En dat is een liefdesdaad, een omarming.

Wie haar vasthouden, in het Hebreeuws staat er: ‘wie daar de hand opleggen, wie dat aanraken’, die zijn gelukkig te prijzen. Dat is mooi! Omarmen, je omarmt iemand. Daar speelt de liefde een rol. Dus wijsheid heeft niets te maken met bijbelkennis maar of je iemand kent.

Wat kan mij jouw bijbelkennis schelen? Helemaal niets. Maar het gaat erom of je de Vader kent. Dan begin je Zijn woord ook te kennen. Dan durf je ook rustig te zeggen als je iets leest: ‘Nou, dat heeft God nooit gezegd’. Je slaat een bladzij op en zegt dan van iets anders wat je leest: ‘Nou, dat kan mijn Vader niet gezegd hebben’.

Leuk hè, dat je dat durft te zeggen. Ik dacht vroeger dat ik dan door de bliksem getroffen zou worden, als ik zoiets zou zeggen. Dat zou nog eens slecht met me aflopen. Kennen jullie die profetieën nog? Ja, ja, je moet de onderste weg gaan en nog meer van dat fraais.

Omarmen is gemeenschap hebben met….

Ik heb het eens in een gedicht geschreven over gelovigen, ik heb het wel eens voorgelezen: ‘In mijn gezicht zijn adem, ontroering zo zacht ruisend van zijn aanwezigheid, in ogen van geliefden’.

Dat is toch mooi? Waar is God? Dan zou ik zeggen: ‘kijk eens rond man’. Hun omarming geneest mij. Daar heb je het geheim.

Die omarming is zo goed voor je. Ergens in Spreuken staat ook nog een tekst i.v.m. die omarming, dat dat medicijn is voor je. Je wordt daar echt een mens van wie je eigenlijk bent. Het doet je zó goed.

Jezus is de boom des levens in het hemelse paradijs, waar wij ook wonen. De andere boom is de antichrist. Die staat ook nog in òns paradijs. Daar staat ie echt nog!

Begin er maar niet op in te hakken. Jezus zou zeggen: ‘Laat maar geworden, hij komt wel aan z’n eind, net als bij het onkruid in de akker’.

‘Zullen we het verkeerde er uit halen?’ Nee, zegt Jezus, doe maar niet, laat maar opgroeien. Bij de oogst zal Ik de maaiers wel waarschuwen. Mooi hè?

Maar welke vruchten pluk je? Stel je een vrucht voor. Die bestaat uit vruchtvlees en sap. En in de plantkunde noemen ze zelfs het sap van sommige planten, bomen en vruchten: bloed. Dan is de stap dus gauw gemaakt.

Vruchtvlees en vruchtensap. Wat zegt Jezus op het laatste avondmaal: “Dit is Mijn lichaam, Mijn vlees, en dàt is Mijn bloed. Daar heb je het nou. En dat heeft zo’n diepe betekenis, die hemel en aarde deed veranderen.

Ja, misschien heeft God z’n adem wel ingehouden toen Jezus daar aan het kruis hing en Hij die strijd streed.

Er staat ergens in Openbaring dat er een half uur stilte was in de hemel, maar ik denk dat het toen ook wel een half uur stil was.

En wat daaraan vooraf ging: die daad van Jezus. Hoe belangrijk dat is. Het zit hem niet in dat stukje brood, maar het gebaar is duidelijk. Die wijn en dat brood.

In het Grieks staat er letterlijk: ‘Eet en drink Mij maar op!’ Het is een veel sterker woord dan er maar een beetje aan nibbelen. Snap je? Wij zitten dan met zo’n raar koekje en wat vruchtensap, dat maakt me niet uit hoor, maar het gaat er om met welke intentie je het doet. Weet je zeker dat we dan dus die gemeenschap hebben met de Vader en de Zoon. Want anders ben je op een onwaardige wijze bezig. Dan ben je het dus niet waard. Kijk, als een kind er van snoept, gebeurt er niets. Vroeger dachten ze: oei, dat is erg….

Een prediker vertelde mij vlak na mijn bekering een verhaal van een man die stiekem avondmaalswijn had gedronken uit de kelder van een kerk, en hij was toen van de trap gevallen en had z’n nek gebroken.

Zie je wel, zei die prediker, eigen schuld, kapotte nek ….zo’n God predikte hij. Had hij maar niet aan de avondmaalswijn moet zitten.

Met zulke gruwelverhalen werden we in het begin mee doodgegooid. Niet bepaald levend gemaakt.

Vlees en bloed. De vrucht. Wat mooi hè?

In Johannes 13 staat iets merkwaardigs waar hij op wijst, en dan zie je wat er in de onzicht-bare wereld gebeurt. Want veel mensen zijn met hun geloof en hun christelijk gedoe nog veel te veel bezig met de aardse, de stoffelijke, de zichtbare dingen. Echt waar hoor!

‘Als dat maar goed gaat, als dit maar goed gaat’, dàt vult hun leven.

Tjonge, er gaat toch zóveel goed zonder dat je er voor bidt.

In Joh. 13:21 staat er iets merkwaardigs:  Jezus werd ontroerd in de geest en Hij zegt: ‘Voorwaar, één van jullie gaat me verraden’.

En waarom wisten de anderen dat niet? Waarom zagen ze dat niet? Omdat die verrader zich perfect gedroeg net zoals alle anderen. Ja, hij heeft ook zieken genezen en doden opgewekt. Ja, dat hebben ze allemaal gedaan. Het was dus niet te merken, en Jezus had nog nooit gezegd: ‘Ik heb toch zo’n moeite met die en die, daar heb Ik helemaal geen kontakt mee’. Op die manier.

Één van de discipelen die Jezus liefhad lag vlak bij Jezus, ze lagen daar, en hem gaf Simon Petrus een wenk, want die wil altijd alles weten en zei: ‘Over wie heeft Hij het?’

Toen antwoordde Jezus met iets heel merkwaardigs: ‘Die is het voor wie Ik het stuk brood indoop en wie Ik het geef’.

Er waren sausen en Hij brak een stuk van het brood af, dompelde het in een saus en toen gaf Hij het. Wat is er door Jezus heen gegaan toen Hij dat deed? Het was een laatste reddingspoging aan een verrader. Hij zocht de gemeenschap met een mens.

En Jezus wist; en Judas wist ook. Zouden ze elkaar aangekeken hebben?

Stel je dat gebaar eens voor. Indopen en iemand wat geven. Moet je maar eens kijken wat er gebeurt. Hij doopte het stuk brood in, en nam het, en gaf het aan Judas, en na dit stuk brood voer de satan in hem. De satan persoonlijk; de grote tegenstander van God kruipt in Judas.

Wat is er in de ònzienlijke wereld gebeurd? En Jezus wist!

De satan zag z’n kans schoon om bij Judas binnen te dringen, want Judas stond daar voor open. Dus Judas dacht heel anders dan de anderen.

Vraag uit de zaal: ‘maar de boze was toch al in Judas?’ Nee, dat gebeurde toen! Het was satan zelf, die dacht, ik moet heel dicht bij de boom des Levens zijn.

Want wat is het verschil tussen Judas en de andere discipelen geweest? Daar heb ik eens over nagedacht.

Ik denk dat Judas wel eens hevig teleurgesteld is geweest in Jezus. ‘Is dàt nou een zoon van God? En Hij heeft ook nog gezegd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’….

Grijp toch die kans man, je kunt indruk maken door genezingen en opwekking van doden en wonderen en tekenen. Dat trekt een hoop mensen naar de club….die moet je hebben….

Als je daar nog gedachten over hebt, die verkeerd zijn, schroei ze dicht hoor. Want ik moet er niet aan denken dat, als er hier iemand uit dood echt is opgewekt, dat dáár de mensen op afkomen. Nee toch?

En hoeveel predikers willen dat graag?

Stink er niet in! Eet niet van de verkeerde vruchten; de sensatie. Daar snap je helemaal niets van, maar Jezus was de bescheidenheid zelf. Als Hij iemand genas, zei Hij heel vaak: ‘loop even mee joh’, dan ging Hij buiten het dorp of ergens achter een muurtje, dan genas Hij hem en zei dan: ‘mond dicht’.

Dat is Jezus, zo’n bescheiden man, onopvallend. En wij worden net zo onopvallend als Hij, doodgewoon.

Wat voor vruchten eet je? Vlieg niet overal op af, op grote biljetten met beroemde sprekers. Stink er toch niet in. Het is òngeloof, want dan heb je nl. geen geloof in je broers en zusters waarin de Geest van God werkzaam is.

Vlees en bloed, vruchtvlees. En de satan kruipt op dat moment in Judas.

Dan zegt Jezus: ‘Wat gij doen wilt, doe het maar snel’. En nòg had niemand het door.

Dacht je dat Jezus dat niet voelde en niet zag? Hij zei niet tegen Petrus: ‘Een hoop druk hier’. Ken je die uitdrukking? Dat zijn oude kreten. We kennen ze wel. Maar we hebben geleerd, en gelukkig meer afgeleerd.

Wat is dus de vrucht van de Geest? Dat zijn de eigenschappen Gods. En de vrucht van de antigeest zijn de eigenschappen van de duivel. En de duivel kan ook wonderen en tekenen doen. Ja, en die komen op de t.v. Die van ons niet. Dat zou je toch nooit willen?

In Spreuken 13 staat, dat vond ik in de septuagint: ‘Een goed verlangen is een boom des levens’. Dus wat doe je met zo’n tekst, zo’n uitspraak? Is mijn verlangen goed?

Mariet is bezig met het samenstellen van een boek over zichzelf. Vreselijk leuk, met fotootjes, zulke mooie dingen. En ik mag het uittypen. En zo hoor je nog eens wat. Zo ontroerend. Het is voor niemand anders, maar alleen voor ons.

Maar ik heb een stukje getypt, dat een preek haar zo had aangesproken van dominee van Es in Beilen; en die preek had heel veel indruk op haar gemaakt, want die man stelde: ‘Wat kun je allemaal wel niet doen met een hamer en met spijkers. Nou, met een hamer en wat spijkers kun je mooie meubels maken, en huizen bouwen. Maar je kan er ook iemand mee op een kruis timmeren.

Je kunt met alle dingen iets goeds doen of iets verkeerds. Wat kun je met je handen doen? Daar kun je dus mee zegenen en je kunt er mee slaan. Wat kun je met woorden doen? Daar kun je iets moois mee zeggen maar ook iemand vervloeken.

Zo had deze dominee een heleboel voorbeelden. Toen heeft Mariet voor zichzelf gezegd: ‘Ik kies voor het goede’. Zie je haar zitten in die kerkbank? Dat was een beslissing. Het is gelukt! We zijn wel eens op dwaalsporen geweest, maar we zijn toch, door altijd maar de goede keus vast te houden, steeds weer op het goede spoor terecht gekomen.

Dus wees altijd hartstikke eerlijk naar jezelf toe: ‘Wat is je verlangen, wat wil je eigenlijk’. En dan niet met vrome kreten aankomen, want daar word ik ook wel eens een beetje misselijk van.

 

Ik wil nog een opmerking maken over ‘stof eten’. ‘Stof zult gij eten’.

Volgens mij zit daar ook al een veroordeling in verborgen. Want er is nl. in Psalm 72 een uitdrukking: ‘De vijanden likken het stof’. En dat betekent: ‘Ze lijden een nederlaag’.

Wij hebben in Nederland daar een hele leuke uitdrukking voor: ‘in het stof bijten, of, in het zand bijten’.

En weet je wat een heel gevaarlijke manier is waardoor iemand in het zand bijt?      

Als je iemand over het paard tilt.

Even doordenken. Dan valt hij dus aan de andere kant met z’n hoofd naar beneden.

Maar als jij iemand (te) hoog vereert, komt hij nooit in het zadel. Dan bijt hij in het zand. En ik zie dat in de opvoeding héél veel gebeuren. Dat spijt me echt. Kinderen die de hemel in geprezen worden.

Ik hoorde kleuters op t.v. antwoorden op de vraag: ‘Wat wil je later worden’. Dan zeggen ze: ‘Beroemd’. De sukkels. Nou ja, misschien door domheid, daar kun je ook beroemd mee worden, maar….’Beroemd’….

Kinderen die door de ouders steeds de hemel in worden geprezen met o.a.: ‘dit is top wat je doet’. Alle kindertekeningen worden opgehangen aan wanden en koelkasten, kijk eens wat hij gepresteerd heeft. Het lijkt wel of die ouders willen geuren met iets wat zij gepresteerd hebben. En dat arme kind zie je wegschrompelen. Die worden over het paard getild. Die maken dus later allemaal een dreun. Echt waar, je kan het zo zien aankomen.

‘Mijn zoon kan zo veel!…’ Ja. En mijn dochter kan zo mooi zingen…..

In Ezechiël 28 staat trouwens een hele beschrijving van de boze, hoe hij begonnen is, daar heb ik nu geen tijd meer voor, dat doe ik graag de volgende keer.

Ik wil wel één opmerking maken. In Ezech. 28 wordt de engel beschreven zoals hij was voordat hij viel. Volmaakt van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon, dat geloof ik ook wel. Maar in Ezch.28:12 staat in de septuagint: schatbewaarder, de verzegelaar van het kapitaal. Dus die geweldige cherub was aangesteld als verzegelaar van het kapitaal. Met die prachtige vleugels. Bekleed met edel-stenen, en die 12 edelstenen droeg ook de hogepriester. Dezelfde 12 edelstenen. Kun je nágaan wat voor functie die engel had. Daar moet je eens over doordenken, wat een functie! Die efod met al die stenen, alle volkeren. Tjonge, tjonge.

Verzegelaar van het kapitaal. Wat is het kapitaal? Dat heeft 2 betekenissen: hoofdsom en ook hoofdpersoon.

Wat zou nou de verzegelaar van de hoofdpersoon zijn? Wat is de hoofdpersoon? Dat is de mens! Absoluut! Hij moest die mens beschermen. Verzegelen, bewaren. Dat was z’n opdracht, want God  had gezegd: ‘De mens, dáár richt ik Mij op’.

Dat is toen helemaal mis gegaan. Maar hoe vind je die uitdrukking?

In het Hebreeuws voor slang staat er ‘nahash’. En als je tegen een beest zegt: ‘Voortaan zul je kruipen’, hoe heeft hij dan vóór die tijd gelopen? Dat moet dan toch rechtop geweest zijn. Dan moet je die slang even vergeten, op dat puntje van die staart kan natuurlijk niet. Het gaat dus over die engel, en symbolisch laat je dat gebeuren in die slang.

Hij stond dus rechtop met beschermende vleugels.

Maar ik las ergens dat het woord ‘nahash’, wat vertaald is met slang, ook vertaald kan worden met het goddelijke, het glanzende en het betoverende. Alsjeblieft!

Zie je Eva daar zitten? Ze kijkt zo eens rond en daar komt hij aan. Een helemaal betoverend wezen. En hij begint te praten tegen haar, en hij verschool zich in die slang. Maar waarom keek ze òp toen die slang begon te praten?

Hij heeft haar helemaal gebiologeerd, gehypnotiseerd. En zó is ze er ingetrapt.

En het woord draak is gemaakt van het Griekse werkwoord ‘derk’, en dat houdt verband met het werkwoord ‘zien’. En op het moment dat die vrouw uit de Openbaring in barensnood is en schreeuwt, want de kinderen Gods komen tevoorschijn, staat hij daar maar te kijken, te kijken en te kijken; om je te verlammen, om het maar òp te geven.

Of, als ze eenmaal geboren zijn, om ze dan op te vreten.

Dáár hebben wij mee te maken. En als hij dan toch geboren wordt, enfin, een heel verhaal, wat gebeurt er dan met de rest van de gemeente? Die komt buiten het gezicht van de slang. Er wordt niet voor niets over gezicht gesproken. Dus uit zijn blikveld. Mooi toch.

Hij is niet veranderd, daarom staat er ook ‘oude slang’. En het woord ‘dubbel’, dat is zo occult als de pest; weet je wat het woord occult betekent? Geheim, verborgen. Daar hebben wij het ook altijd over, maar van welke kant?

Enfin, het was een ongelooflijk indruk-wekkende gestalte. Het is geen wonder dat ze er ingetuind is.

Kennen jullie het woord seraf? Dat is een engelensoort. Dat is een gestalte die licht geeft, tenzij hij een gevallen engel is, dan wordt het een vurige slang. Snap je? Z’n huid is veranderd. Een vurige slang, brandend. Van de duistere kant heten ze zelfs ‘vliegende draken’.

Of je het nou over een slang hebt, of over een cobra of over een pithon, het is altijd een beeld van de satan.

Eigenlijk moest Lucifer onze lijfwacht zijn. Dat is de oorspronkelijke bediening van de engelen. Lucifer betekent lichtdrager. Dienende geesten, en boze geesten heersen. Engelenvorsten zouden origineel de volken moeten leiden. Zo is het bedacht. Ze zijn vervangen door boze vorsten; vorsten der duisternis en het werden heersende vorsten. In die wereld leven we. En bij onze gemeente staat ook een engel ons terzijde met zijn engelen. Die beschermen ons.

Engelen spelen een zware rol hoor.

Een duidelijke rol, en we mogen best eens veel meer aan die engelen overlaten, want je organiseert je soms suf.

Dat hoeft niet altijd. We hebben zo vaak het ingrijpen van engelen meegemaakt. Laat dus eens wat meer aan hen over.

Trouwens in de gelijkenis van het onkruid en de tarwe verzamelen de engelen de kwaden, en ze voeren ook de oorlog.

Ik stop met Spreuken 22:17, dat neem je maar mee. Heel iets moois. Dat moet je thuis maar eens kauwen en herkauwen.

‘Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen, richt uw hart op mijn kennis. Want het is lieflijk, als (geen dat) gij ze in uw binnenste bewaart.

Heb je ooit wel eens gehoord van wijsheid en kennis die lieflijk is?

Mariet was mijn eerste lieflijke kennis. Ik had er kennis mee gemaakt. Dat heeft met warmte en liefde te maken. Dat is zó persoonlijk.

‘Zodat ze bestendig op uw lippen zijn’.

 Het wordt te laat als ik verder ga, maar in vers 21 staat wat Jezus altijd zegt: ‘Opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden’. En wie is je zender? Nou, zegt Jezus, dat is Mijn Vader.

En dan staat er: ‘die kun je antwoorden geven’.

Dat is toch fijn om over door te denken? Dat je antwoorden kunt geven aan je zender?

 

 

Spiegel en raadselen (Duurt 28-04-2009)

Spiegel en raadselen

 

Ik wil beginnen met 1 Cor. 13:12.

Want nu kijken we nog door een spiegel in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend bèn.

Een heel bekende tekst. Neem het goed in je op, want dit is eigenlijk het light-motief van vanmorgen.

Wat is het kenmerk van een spiegel? Dat het een beeld geeft van de werkelijkheid. Het is niet de werkelijkheid zelf.

Niemand heeft ooit God gezien. Iedereen kent die uitspraak. Maar wèl Zijn beeld! De eerste was Jezus. En ná Hem kwamen en komen er meer; zodat ze ook een keer kunnen zeggen: Ja, als je mij ziet, zie je eigenlijk de Vader. Ik ben een spiegel.

Maar dan staat er dat merkwaardige woord: ‘in raadselen’.

Kennen jullie het woord ‘enigma?’ Dat is raadsel, maar in het Grieks staat er ‘ainigmatie’, dat betekent dat je er naar moet raden. Raadselen dus.

Maar dat woord betekent ook: ‘spreuken’, ook sprookje, maar daar bemoeien we ons vandaag niet mee; het komt allebei van het werkwoord ‘spreken’.

Spreuken komt van een werkwoord, dat betekent: ‘praten in bedekte termen’.

Even goed doordenken!

Dus je vertelt iets in bedekte termen, in de hoop, dat, wat er gezegd wòrdt, dat dàt duidelijk wordt.

Ik ken er maar één die dat ontzettend veel deed, en dat was Jezus. Hij praatte altijd in bedekte termen en die noemde Hij gelijkenissen. Dus je vertelt een gelijkenis, het beeld, en je bedoelt er de werkelijkheid mee. En dáár gaat het om, dat je die vindt.

Als je daar eens een heel mooi voorbeeld van wilt zien, dan moet je eens Matth. 12:3,4 lezen. De discipelen lopen door het korenveld. Ik vraag me altijd af waar die farizeeërs zaten toen die discipelen door het koren liepen? Zaten ze soms op hun hurken er tussen en komen dan ineens overeind….: ‘Jullie doen werk op zondag, jullie eten…..

Waar komen ze zo gauw vandaan? En toen zei Jezus tot die religieuze betweters: ‘Hebben jullie nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen hij, en die met hem waren, honger kregen; en toen het huis van God binnen gegaan zijn, en ze de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij en die met hem waren niet mochten eten, alleen de priesters’. Heb je dat nooit gelezen? Ja natuurlijk hadden ze dat gelezen.

Nou, wat deed David dus, hij ging gewoon die tabernakel in en graaide het brood daar vandaan en deelde dat uit.

Is dàt geen mooi beeld?

Hier wordt een gelijkenis geboren!

Kijk er eens doorheen! Wat is nou de waarheid die Jezus wil vertellen met dit voorbeeld van David.

David ging de tempel in en at dat brood en deelde uit. Nou, farizeeën, doen jullie dat nou ook eens. Ga die geestelijke tempel eens binnen, want daar is brood.  En de tempel stond voor hun neus! Jezus Zelf, met dat brood!

Jezus zei: ‘Als je bij Mij komt, zul je nooit meer honger hebben en kun je nog uitdelen ook’.

Schitterend beeld hè van de werkelijkheid; dit is een spiegel. Hij is het levende brood. Hij kon altijd zeggen: ‘Neem Mij en eet Mij’. Dat had Hij kunnen zeggen; Hij hééft het ook wel eens gezegd’: ‘Wie Mijn vlees eet…’. Ja toch?

Toonbroden!

Het is eigenlijk zo’n ongelukkige vertaling, want waar denken jullie aan bij toon-broden? Een soort show? Een soort etalage? De tafel met toonbroden?

Raad nou eens wat er in het Hebreeuws staat voor toonbroden. ‘De broden van het aangezicht van God’. Je kan ook zeggen: ‘vóór het aangezicht van God’. Maar God heeft geen brood nodig.

Dus de broden vàn het aangezicht van God. En aangezicht betekent altijd dat de hele persoon aanwezig is. Ja toch?

Als ik zeg: ‘ik ga hier even de neuzen tellen’, dan bedoel ik alle mensen, maar ik noem alleen een zeer opvallend kenmerk. Dus de broden van het aangezicht van God. En nu vertel ik de spiegel.

Die broden lagen altijd in de tabernakel. Dat is één ding. Je snapt nou wel wat ik bedoel hè? Altijd aanwezig in de tempel. Elke dag vers! Geef ons heden ons dagelijks brood..… is elke dag vers. En ze waren gemaakt van manna; dat is van boven.

En ze waren gebakken.  Door het vuur heen gegaan.

Je snapt nu zeker wel de werkelijkheid.

Dàt is het ware brood van God. En over dat woord ‘aangezicht’ moet je eens doordenken. Er staat niet aangehoor of aangereuk, maar aangezicht; het heeft met zien te maken. Dus je gezicht wordt ook nog genoemd naar datgene wat het meest opvallend is en dat zijn de ogen.

Het Hebreeuwse woord voor aangezicht komt van een werkwoord dat betekent dat er een beweging in zit. Dat is mooi.

Je vraagt om de aandacht van iemand, je tikt iemand aan of je roept eens, en dan wendt hij zich tot degene die om aandacht vraagt. Wat een mooie beweging dat hij z’n gezicht naar je toewendt. En als je de aandacht van God zoekt, dat Hij zich naar jou toewendt.

Als iemand jou om aandacht vraagt, om jouw aandacht, en dat, terwijl je praat met iemand, je ogen nog weer alle kanten uitschieten, om de boel maar weer onder controle te houden, zal ik maar zeggen, dan geef je geen aandacht.

Het gaat om dat persoonlijke gesprek.

En zó heeft God Zich gewend tot Zijn volk. Ken je die uitdrukking: ‘zich wenden tot…’. Van Jezus wordt ook gezegd: ‘Hij kwam tot het Zijne’. Die zocht Hij op.

Dus God ziet om naar de wereld in de gedaante van een mens. En die mensen zijn wij. Kijk je nog om naar de wereld, of niet meer?

Heb je de wereld nog zó lief zoals Jezus hem liefhad?

In het Grieks staat er voor ‘gezicht’: ‘prosopon’, dat mag je weer vergeten, maar het bestaat uit twee stukken. Het ene is ‘in de richting van’… en het andere woord betekent gewoon ‘oog’. Dus precies hetzelfde als het Hebreeuws.

De ogen gaan in de richting van…, zeer bewust.

Het grappige is dat het Hebreeuwse werkwoord waar ‘gezicht’ van gemaakt is, nóg een zelfstandig naamwoord heeft, en dat betekent letterlijk: ‘het binnenste’.

Dus ‘gezicht’ hoort ook bij ‘binnenste’.

Dat woord werd altijd vooral gebruikt voor de tempel; de binnenkant van de tempel. Kijk, dan gaat er een wereld voor je open. Je hebt dus een uiterlijk gezicht én een innerlijk gezicht.

Mensen zijn gewend elkaar op het uiterlijk te beoordelen. Ja toch? Hoe ziet hij er uit, of, wat is z’n beroep, en wat is je status? Of: heb je ook een ‘functie’ in de gemeente…? Heb je ook een ‘speciale bediening’….?

Of de kleur, de godsdienst.., en wat door Hilde vanochtend al gebeden is: God ziet het hart aan! De vraag is dus: doe ik dat ook? Zie ik het hart aan van de mensen of let ik weer op hoe ze zich vertonen?

Denk maar aan Samuël; want de grootste profeet kan zich vergissen hoor. Samuël moest een koning benoemen, nou, hij ging naar al die zonen van Jesse. En daar stond Eliab, een grote, rijzige figuur, een soort kroonprins. Een dappere kerel.

Nou, denkt Samuël, dàt is hem. Die heeft tenminste een voorkomen. Ja. Kan goed preken; ik noem maar wat. Ik heb het wel eens gehoord hoor van mensen, dat ze zeiden: ‘Dàt is een fijne predikant’. Waarom dan? Nou, hij heeft een stem als een bazuin…en weet ik wat voor lintjes hij allemaal kreeg.

Ik denk dan: man, het gaat toch om de ‘inhoud?’

Jezus had geen gestalte, Hij was geen rijzige figuur. Hij viel niet op.

‘Nee’, zei de Geest tegen Samuël, want luisteren naar de Geest kon Samuël wel hoor, ‘dat is hem niet’. ‘Die jij zoekt, staat er niet eens bij, die zit bij de schapen’.

Wij leren dat nou ook. Kijk, wat zag Jezus zonet, in dat stukje wat we lazen? Allemaal fraai geklede mensen, want ze lieten zich hun werkelijke ambt wel aanleunen, en ze hadden status, religieuze kopstukken, eerbiedwaardig, gesteld op belangrijke plaatsen en begroetingen.

Dáár staat Hij tegen te praten. En toen zag Hij hun hart aan en zegt dan: ‘Jullie kennen de Schrift niet’. Wat een brutaliteit!

En Hij zegt ook nog: ’Jullie zijn blinde wegwijzers. Nou, nou…. ! En waar wijst een blinde wegwijzer heen? Naar de put! Nooit gelezen? De put in!

Blinden die blinden leiden. En wat is de put? Even doordenken. Het gaat erom dat je doordenkt en niet zomaar over teksten heen leest.

Op een gegeven moment zegt Hij zelfs: ‘jullie willen me doden’. Nou, nou….de verontwaardiging….

Maar ze hébben het gedaan! En eigenlijk hadden ze God willen doden.

Maar ja, Jezus wist wat in hen was; Hij zag het hart aan.

Het is zo dood als een pier bij jullie van binnen, zegt Hij. Maar aan de buitenkant ziet het er prachtig uit hoor.

En waar vergelijkt Hij het dan mee? Met een wit gekalkt graf! Nou, je zal zo uitge-maakt worden voor een wit gekalkt graf!

Maar Hij hoopte dat ze dat zouden oppikken en dan zeggen: ‘wat kan ik er aan doen, help me alsjeblieft!’

Hadden ze maar ‘hosanna’ gebruld, want hosanna betekent: ‘Heer, help!’ En verkijk je niet op het gedans en gespring.

Maar Hij vertrouwde Zich hun niet toe.

Het Hebreeuwse woord voor gezicht: ‘panim’, staat altijd in het meervoud, het is een meervoudig woord.

Denk b.v. eens aan het woord ‘zaad’. Dan denk je nooit aan een zaadje; dat heet een collectivum, daar wordt een heleboel mee bedoeld. Dát staat er nou. ‘Gezichten’. En het is zo mooi, want God heeft heel veel menselijke gezichten. En er zijn er hier heel wat, van die lieve, vertrouwde gezichten, waarin je een aspect van je Vader ziet.

Ik had er net met Gerard nog over: eigenlijk is God undercover in de wereld. Wij zijn Zijn bedekking. Wij zijn Zijn bedekte termen. Ja, in menselijke gedaanten. Mooi hè, dat God undercover in deze wereld is. En die cover zijn jullie; zijn wij.

De liefde van God heeft alles te maken met zien en kennen. Dan moet je maar veel naar elkaar kijken, denk ik. Ik heb de koningin wel eens gezien, maar ik ken haar niet. En de paus heb ik ook wel eens gezien, maar die ken ik ook niet.

Maar als je veel met elkaar omgaat….

Er zijn een heleboel uitdrukkingen in onze taal met zien en oog, en ik heb er een paar opgezocht.

Kijk, je hebt mensen met een eerlijk gezicht, met een zuur gezicht, met een nors gezicht, een bewolkt gezicht, of een eeuwige glimlach, (daar word ik altijd ontzettend moe van, ja, ik denk dan: hoe hou je het vol). Maar als die mensen zulke gezichten hebben, zegt dat nou iets over hun innerlijk of niet? Misschien een beetje. Het zegt lang niet alles.

Het gaat er om dat je het hart aanziet.

Hoe komt het dat hij zo’n bewolkt gezicht heeft? 

Soms kun je aan gezichten van mensen zien dat je daar beter niet mee kunt praten. Of je staat ’s ochtends op, en je man heeft een gezicht, dat je denkt: nou, dat wordt vandaag weer aanpassen geblazen…..

Ach, je kent dat wel: ‘hoe staat z’n pet, hoe staat z’n muts’…..Nou, er zijn echt zulke huwelijken hoor. Dat de één zich alleen maar aanpast aan de ander.

Het vertelt soms wel iets over iemand, maar er zit soms veel meer achter. En om dat nou te vinden.

Ken je die uitdrukking: ‘iemand verdwijnt uit het zicht?’ Er wordt zelfs gezegd: ‘uit het gezicht’, als ik denk aan de verloren zoon. Hij was wel uit het oog verloren van die vader, maar niet uit z’n hart. Natuurlijk niet.

Want aan het eind van het verhaal staat: ‘toen de zoon nog veraf was, toen zàg de vader hem’. Dan zie je geestelijk iemand veraf, maar hij komt! Als ik die oudere broer geweest was, had ik dus gezegd:  ‘daar hèb je hem weer’. Ja toch?

Hoe reageer je op iemand die ver weg geweest  is.

En er staat dan: ‘z’n vader liep hem tegemoet’; maar dat staat er niet hoor. In het Grieks staat er: ‘z’n vader rende hem tegemoet’. Kun je zo God voorstellen? Met een wapperende mantel? Daar komt ’ie!

Ja, zó stel ik mij mijn Vader voor. Wàt een God.

Er zijn ook mensen met twee gezichten, en dat is link. Jacobus praat daarover.

Die zijn innerlijk verdeeld. Twee gezichten: een zondags gezicht en een dagelijks gezicht. Of: hier een vroom gezicht met mooie liedjes zingen en ondertussen niemand iets vergeven….

Dan heb je twee gezichten.

Je kan ook met oogkleppen oplopen. Die zien alleen maar de gemeente…., de gemeente…, de gemeente…..

Ach, lieve mensen, dan weet je niet eens het doel meer van de gemeente.

God had de wereld zo lief; verbreidt je visie nou eens. Verruim je blik eens. Je bent, als je niet uitkijkt, ziende blind!

ziende blind!

Johannes zegt: ‘wie niet liefheeft, is blind’.

Dus liefhebben heeft alles te maken met zien, kennen. Wie niet liefheeft, is blind.

Nou, zegt Hij tegen een ingedutte club via een engel, dat staat in Openbaringen, dat is zo’n saaie club, daar gaat niets meer van uit; daar wordt God een beetje misselijk van; dat staat er ook. Hij zegt: Ik spuug jullie naar buiten. Er staat letterlijk: ‘braken’.

Hij zegt dan: ‘Ik raad jullie aan om ogen-zalf te kopen, en daarmee je oogleden te bestrijken, opdat je zult zien’.

Dus ogenzalf, opdat je kunt zien. Dus ze waren blind. Ze hielden niet meer van elkaar. De liefde was op sterven na dood. En ik raad sommigen in deze club aan om ook ogenzalf te kopen. Dat raad ik gewoon aan, opdat je weer gaat zien.

Het is nog gratis ook.

Als je blik vertroebelt, je kijk op mensen en op elkaar, dan heb je zalf nodig. Ik heb het ook regelmatig gebruikt, en dat bevalt me best.

En denk nou niet aan anderen, nee, denk aan jezelf: ‘heb ik ogenzalf nodig, ja of nee’.

Liefde heeft dus alles te maken met zien. Dus hoe kijk je?

Ach, ik kwam uit school als jochie, toen zei m’n moeder:  je vader wil even dat je bij hem komt. Nou, ik met hangende pootjes naar die kamer, naar het bureau, naar de stoel waar m’n vader zat. Ik wist natuurlijk wel wat er aan de knikker was.

Hij wendde zich tot mij en zei: ‘wat heb ik gehoord?’ En wat gebeurde er dan? Ze vroegen dan altijd: ‘kijk mij eens aan!’

Nou, dat durfde ik niet, dus ik stond zó, met de ogen naar beneden, te kijken. Dan deed hij z’n vinger onder m’n kin, zodat m’n hoofd weer omhoog ging. Ik wist dan niet waar ik kijken moest

Als je wat op je geweten hebt, dan sla je de ogen néér. Dat is altijd zo. Je durft dan niet echt vrij en open iemand aan te zien.

Nou zijn er ook mensen die knalhard terugkijken. Ze zijn wel schuldig, maar ze kijken je staalhard aan. Dan denk ik: jouw geweten functioneert niet. Je weet niet wat berouw is en spijt.

Maar als je iemand open en frank en vrij aan kan zien, dan is je geweten schoon. En wat is er heerlijker dan iets als een schoon geweten te hebben.

Dus mensen die elkaar liefhebben, kijken elkaar aan. Ze willen a.h.w. iemands gezicht lezen.

Ken je de uitdrukking: een sprekend gezicht? Dan wil je het gezicht ook horen. Je wil het lezen; je wilt elkaars ziel lezen, aftasten.

Denk in dit verband nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. En dat is een groot en een diep geheim. Daar vertel ik dus niets over. Hoogstens in een spiegelbeeld.

Jezus en Zijn vrouw.

Ken je de uitdrukking: ‘wij gaan Gods aangezicht zoeken?’ Dit is een oud testamentische uitdrukking. Maar wat denk je van andersom? Hij zoekt toch ook jouw gezicht? Het zijn toch geliefden?

Je hebt mensen die eindeloos vragen: ‘wat is Uw wil?’ Daar moet je eens mee ophouden; dan kan Jezus eindelijk eens wat terugzeggen, zal ik maar zeggen.

‘Wat wil je zelf, hoe denk je er zelf over?

‘Ik wil met jou omgaan op voet van gelijkheid’. Want waren Adam en Eva gelijk of ongelijk? Ze waren gelijk! Als je je dat eens bewust wordt, dan haal je al dat afgodische gebrul en geroep van ‘Jezus is Koning’ en weet ik veel wat allemaal, dan haal je dat allemaal weg en dan wordt het iets tussen een man en een vrouw.

Jouw aangezicht zoekt Hij. Hij wil zo graag weten wat jij denkt.

Ik ben nogal een gesloten type geweest wat dat betreft, maar Mariet heeft zo vaak aan mij gevraagd: ‘wat denk je? Zeg eens wat je denkt’. Ik zei dan: nou, niks.

Welles, zeg eens wat je denkt. Altijd zoeken, en dat was ik niet gewend van vroeger. Inmiddels wel hoor.

Dus de vraag is: ‘hoe kijk je naar elkaar? Hoe kijk je naar mensen; hoe kijk je naar medemensen, hoe kijk je daar naar?’

Dat is een kunst hoor.

Neem nou het verhaal van die Emmaüs-gangers, uitgekauwd tot en met, maar goed, neem dat verhaal nog eens even in  je hoofd. Want ineens voegt zich iemand bij hen. Met z’n tweetjes waren ze aan het praten over die ellende wat in Jeruzalem gebeurd is. Ze hadden zó gehoopt dat Jezus Koning werd. Ze waren diep teleur-gesteld: ‘moet je nou eens kijken hoe het is afgelopen’….

Dus teleurstelling en verdriet.

En wat staat er heel opvallend: ‘Hun ogen waren bevangen, dus ze zagen niet wie er naast hen liep’.

Nou was Jezus ook, na Zijn opstanding, verschenen in een andere menselijke gedaante. Dat is een ander stemgeluid en een ander gezicht, en ook andere kleren. Want Jezus verscheen in verschillende gedaanten na z’n opstanding. Maar ze herkenden Hem dus niet.

En toen ging Hij hen de Schrift uitleggen.

Ja, daar loop je met z’n tweeën op het Pieterpad in het donker, en dan komt er iemand bij je, en die begint de Schrift uit te leggen. Hoe zou je reageren?

Hun ogen waren bevangen. Ze zagen niet dat het de Christus was in mensen-gedaante. En hier zitten er zoveel in mensengedaante. Ja toch?

Herken je in elkaar de Christus? En daarom loop je met elkaar òp. Daarom is een wandeling ook zo iets leuks. Met elkaar oplopen, zodat je in elkaar Gods gezicht gaat zien.

Of zijn je ogen bevangen? Ben je in van alles teleurgesteld? Zie je nog degene die naast je loopt? Kijk naar elkaars innerlijk gezicht. Zie het hart aan, want dàt is de werkelijkheid. En daar kom je bij de kern van de boodschap van Paulus: Christus in ons! Dat is nou alles! En wie gelooft dat?

Er staat nog een leuk stukje in

2  Cor. 3:18, misschien wel vaak gelezen; ‘Wij allen, die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is (dat is je innerlijke gezicht) de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen’. Wat weerspiegel je? Gods karaktereigenschappen! Doordenken!

Hoe geduldig ben je? Hoe barmhartig ben je? Hoe vergevingsgezind ben je? Dàt zijn karaktereigenschappen.

En dan word je mooi! Heel mooi!

Dat is nou je innerlijke schoonheid.

Ja, wij veranderen naar datzelfde beeld. Zie je? Daar heb je dat woord ‘beeld’.

Via het beeld kan iemand de werkelijkheid zien.

Dus denk hier goed over na: je wordt niet een ander dan je eigenlijk bènt, er staat wel verànderen, maar je wordt wie je eigenlijk bent, een kind van God dat Zijn Vaderschap weerspiegelt. Dus wie je ècht bent, door de Geest. En als je dàn aan het veranderen bent, is dàt de weg naar de vrijheid. En dáár is het wachten op.

Lees maar na in Romeinen 8; de hele schepping die zó kreunt; of het nou de zichtbare schepping is of de onzichtbare schepping, het dodenrijk. Alles kreunt en zucht, en ze wachten op de vrijheid van de kinderen Gods; op ónze vrijheid.

Dan ben je een levende gelijkenis, en niet een gesneden beeld. Wat heb je nou aan een gesneden beeld van God?

Maar je bent dan een levende gelijkenis die zich wendt tot ….. Wat mooi!

Dus ‘zien’ heeft alles te maken met je ogen; jouw kijk op de wereld.

Je kan wel achter de beeldbuis gaan zitten mopperen, maar heb je nog lief?

Jouw kijk op de wereld heeft te maken met  Gods kijk op de wereld, en dàt is nou je ware gezicht.

Mooi hè, dat jouw ware gezicht zichtbaar is voor degene die jou liefhebben.

Als ik ergens mee zit, zoek ik iemand op met het ware gezicht. Dat laat ik ook alleen zien aan mensen die het waard zijn hoor. Want wie het niet waard is, daar vertrouw ik mij niet aan toe. Dat deed Jezus ook niet.

Nou zeg je bijvoorbeeld: ‘Jaaa, ik zie de dingen allemaal ontzaglijk scherp en goed, ik ben eigenlijk een ziener, dat is mijn speciale bediening……Ja, ik weet hoe ’t allemaal zit, ik zie het scherp….’.

Je hebt van die mensen. Maar dan ben je een solist. Wat moet God met een los oog? Wat moet je zelf met een los oog? Dan functioneer je toch niet, als solist?

Je functioneert alleen in het lichaam.

We kunnen niet zonder elkaar. En God ook niet. Dat is zó’n samenwerkings-verband.

Er staat toch duidelijk geschreven: ‘samen met alle heiligen?’. Dan pas kun je de diepte Gods doorgronden. Mèt elkaar.

Je kan in theorie hele mooie dingen vertellen hoor, of hele mooie dingen zien…, en mooi preken…en weet ik veel wat… Ja, dat kan in theorie allemaal.

De grootste boef kan prachtig theoretisch preken hoor.

Judas heeft zieken genezen, doden opgewekt; heeft altijd geluisterd naar de Heer, en noem alles maar op. Niemand had het dóór.

Maar wat doe je in de praktijk, dàt is het punt! Wat doe je nou? Geef je God voldoende bewegingsvrijheid?

‘Wat noemen jullie me toch Here Here’, zegt Jezus een keer.

Nou, waar ik het vaakst Here Here gehoord heb dat was in zware kerken en in springerige pinksterkerken.

Eindeloos dat geheer….het wordt een beetje onbeheerst.

Maar Jezus zegt: ‘Waarom noem je mij alsmaar Here, en je doet niet wat zeg!’ Daar gaat het om!

Als mijn visie vertroebeld is, dan ga ik ogenzalf halen; maar je moet eerst tot de ontdekking komen dat je visie niet deugt; of dat je misschien wel blind bent!

‘Wie Mijn woord hoort en het doet’, zegt Jezus, ‘dàn word je gelukkig!’

Dus als ik terug ga naar de allereerste tekst waar we het over hadden, dan komt de vraag: ‘durf ik mij te laten kennen’.

Ik ken wel de uitdrukking: ‘Laat je niet kennen!’ Maar durf ik mij te laten kennen, dat heet in de bijbel: vernederen. Durf ik mijn zwakheden te vertonen?

Niet om daarmee te koop te lopen, maar dat gebeurt in persoonlijke gesprekken.

Als je naar een huisarts gaat en hij zegt: ‘Zeg het eens..’ en jij zegt: ‘dat zeg ik lekker niet’, dan zegt hij: ‘dan zijn we gauw uitgepraat, dan moet u naar een psychiater, want u heeft een ander probleem’. Ja toch?

Maar sommigen durven hun kwaal niet te vertellen. Dan heb ik het vooral over iets geestelijks. Misschien ben je wel half blind en je durft het niet te zeggen. Je doet net alsof je ziet.

Maak het eens kenbaar, dat is de eerste stap van de genezing. Zeg het tegen een vertrouweling.  En elke vertrouweling heeft een ambtsgeheim. Dan ben je het waard.

En dan zal God Zich aan jou laten kennen, dan zal Hij je troosten of je helen, of je ergens los van maken. Dat gebeurt onder-ling. Juist in die persoonlijke gesprekken, en daarom is pastorale zorg zo belangrijk en zo teer.

Jacob met die geweldige gevechten bij Pniël, noem het maar even een tweestrijd, maar hij zegt dan aan het eind: ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered’.

En wat zei het Joodse volk na die tijd? ‘Als je God ziet van aangezicht tot aangezicht dan ga je dood’.

En wie jou ziet van aangezicht tot aange-zicht, gaat’ ie dood of wordt hij gered?

Hij wordt toch gered, door jou?

Dan staat er een heel merkwaardige zin achter, ik weet niet of je die wel eens gelezen hebt in dat gevecht. Want Jacob loopt dan verder z’n hele leven mank, maar dat kon hem niets schelen want hij had God van aangezicht tot aangezicht gezien, en hij leefde. En met een beperking kun je ook leven.

Maar die geestelijke beperking was weg. En dan staat er zo’n leuk zinnetje, achter die zin van: ‘mijn ziel is gered’: ‘en de zon ging over hem op’.

Waarom staat dié zin daar nou? Want de zon was elke dag over Jacob opgegaan… Maar juist op dàt cruciale moment, als hij mank uit de strijd komt, waar hij zegt: ‘ik ben verlost, en de zon ging over hem op’. De schrijver die dàt genoteerd heeft, ik dacht, wat moet jij een lieve man geweest zijn, jij hebt het dóór, want God doet Zijn aangezicht over u lichten, en Hij is je genadig.

Als je nou eens een spiegelbeeld van God bent, dat je je aangezicht doet lichten over mensen. Geef ze maar genade.

Jezus komt met hele mooie voorbeelden, ik heb er maar één vertaald voor mezelf. Als iemand een paar narcissen uit je tuin jat, dan klop je tegen het raam en je zegt: ‘je bent de crocussen vergeten’, en dan niet met een keiharde smoel, nee, je brengt ze hem nog na. Neemt iemand iets van je, geef hem ook …..

Nou, heb je het ooit gedaan? Zo van: die mag je ook wel meenemen….. Dàt!

Maar Mariet zegt: ‘een beetje dimmen hè?’ Iemand vindt een schilderijtje van mij mooi, dan zegt ik: ‘nou, neem maar mee’.

Dan kijkt Mariet al een beetje …..

‘Ja, en die vind ik ook mooi’. Nou, neem maar mee. Ja, dat kan niet hè….?

Het staat toch in de bijbel: ‘Neemt iemand het uwe….’. Hoe staat het in onze termen?

Dat is ook stelen hoor. Hoe reageer je?

Geweldig hè? Je hebt nog een hoop om over na te denken. Anders verschil je niet van de gewone mens.

God doet Zijn aangezicht over jou lichten en Hij zag dat het goed was. Daar moet je eens over doordenken. Als Hij Zijn aange-zicht over jou laat lichten….

En Hij zag dat het goed was. Goed is. En van lieverlee kunnen wij Zijn gezicht óók weerspiegelen.

De laatste tekst is: Openb. 22:3,4.

Daar staat waar het op uitloopt. ‘Er zal niets vervloekts meer zijn’ – dat is wat! Mariet heeft wel eens een vloek naar d’r hoofd geslingerd gekregen, en het is een heel karwei geweest om daar weer los van te komen. Iets kan als een vloek op je rusten: ‘het wordt met mij toch helemaal niets’…Dat kan als een vloek op je rusten. Ja toch? Iets wat vroeger gezegd is. Of wat een voorganger misschien zei: ‘Je moet de ‘onderste’ weg gaan…’. Ken je die uitdrukking? Dat kregen sommige mensen nageschreeuwd als ze zeiden: ‘ik ben het niet meer met je eens’.

Dus niets vervloekts!  – En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn, in die stad.

En dan staat er: Zijn dienstknechten zullen Hem vereren. Ik denk: ‘dienstknechten’… daar gáán we weer…. Ik moet weer dienstbaar zijn…Ik moet weer een knecht zijn… Waarom nou weer ‘knecht’?

Mariet noemt mij toch ook geen ‘knecht?’ Ze zegt het wel eens voor de grap als ik de afwas doe, of de kinderen, als ik daar in m’n eentje stond af te wassen.

Ik dacht echter dat wij uit het diensthuis uitgeleid waren!  Zo ga je als man en vrouw niet met elkaar om. Als baas en knecht. Ja, sommigen doen dat wel, maar dat is geen goed huwelijk.

Kennen jullie de uitdrukking van Jesaja: ‘Zie, mijn knecht, die ik verkoren heb’, en raad eens wat dáár achter staat, mijn geliefde. Dat is mooi!

Zie mijn knecht, die ik…, dat betekent: iemand die de wil van God doet. Dan staat er ‘mijn geliefde’, en dan staat daar weer achter: ‘in wien Mijn ziel een welbehagen heeft’. Nou, dan ben je knecht-af.

Nou heb ik dat woord eens opgezocht in het Grieks, en je gelooft het niet, maar je hebt het maar te geloven, daar staat een woord dat kan zelfs vertaald worden met goden.

Dan wordt de tekst dus: ‘en zijn goden zullen Hem vereren’. Dus goden!

Mag je mensen goden noemen? Ja, de wereld kent ze, al die idolen, maar dat zijn àfgoden, die voeren je van God àf.

 

Jezus zegt tegen de farizeeërs: hebben jullie je eigen schrift niet gelezen? Heb je wel eens gelezen dat daar staat: ‘gij zijt goden?’

God staat in de vergadering der goden! Ken je die uitdrukking in één van de Psalmen? Die goden doen het niet zo goed, maar wat zijn die goden? Dat zijn mensen die zeggen dat ze godsdienstig zijn of zo.

De Engelsen hebben daar een prachtig woord voor, en de Fransen ook assembler en in het Engels assemble. Daarmee wordt dat Hebreeuwse woord ook vertaald, voor die vergadering.

Assembler betekent ‘bij’ en semble betekent ‘lijken op’. Ze lijken op Hem, ze lijken op God. Dat staat er eigenlijk. Dus hoe vereer je God? Toch niet eeuwig die palmtak, witte soepjurk en een harp…. Daar moet je toch niet aan denken? Het is verschrikkelijk! Dan blijf ik liever hier.

God vereren is gewoon: vertellen aan de mensen wie Hij eigenlijk is, en dat Hij gemakkelijk vergeeft, en dat Hij inderdaad geen boekhouding bijhoudt van alle overtredingen. Dat Hij gewoon hartstikke blij is om  je te zien.

Dat is God vereren. Dus niet eindeloos juichen en prijzen, maar draai je nou eens om, ga met je rug naar God staan, dan staat Hij ‘achter’ je, als je snapt wat ik bedoel, maar je blijft voor Gods aangezicht staan en je wendt Zijn gezicht naar de wereld, en je laat zien hoe mooi God is. Hoe goed Hij is! Dat kunnen zij, die goed naar jou kijken, lezen!

Dus ze zullen Zijn wezen weerspiegelen.

Jij bent leesbaar in de Geest; leesbaar in je denken. En zo verklaar je, verhelder je God Zelf! Je gaat Hem uitleggen; je gaat gewoon zeggen wie Hij is.

Dat is mijn diepste, allerdiepste wens. Daar heb ik ook het meeste plezier in. En ik weet dat velen van ons Gods karakter weerspiegelen. Want ze zullen Zijn aangezicht zien, en Hij ziet jouw aangezicht en Zijn naam op jouw voorhoofd. Niet letterlijk natuurlijk, maar

in hun denken. En wat is Zijn naam?

Ach, noem één van de mooiste karakter-eigenschappen van God; Hij heeft er miljoenen. En al die mensen dragen een naam, een karaktereigenschap van God, op je voorhoofd, in je denken.

En die draag je als een diadeem op je voorhoofd. Daar heeft Joske al eens over geprofeteerd.

Denk nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. Beiden getooid met een diadeem. Hoe bewust ben jij je van het feit wat jij voor Jezus betekent als vrouw.

Hoe bewust ben ik mij daarvan. Allebei getooid met dat onvergankelijke diadeem.

En dan dat zonlicht wat er op valt. Een prachtig beeld van Gods genade.

Jezus en Zijn vrouw horen bij elkaar.

Je mag het ook vergelijken met de maan, want Jezus zegt: ‘dat licht wat ik geef, heb ik eigenlijk van God hoor; en daarmee schijn Ik in de donkere wereld. In de donkere gedachtenwereld van de mensen.

Schijn in die donkere wereld. Wat is het een voorrecht om een heldere spiegel te zijn.

 

Duurt Sikkens d.d. 28-4-2009