Samen op weg naar Gods voltooiing (Duurt 12-05-2013)

Samen op weg naar Gods voltooiing

Ettelijke weken liep ik al na te denken over Psalm 56 totdat Henk Moorman 14 dagen geleden al het gras voor mijn voeten wegmaaide.

Dus vanochtend heb ik een buffet en u pakt er maar uit wat van je gading is.

Er is één opmerking in die psalm die ik nog wel even nader wil bekijken.

David zegt: Mijn omzwervingen hebt U te boek gesteld.

Dat moet je je even voorstellen: God met een boek waarin Hij begint te schrijven.

En wat schrijft Hij? Jouw omzwervingen. Dat slaat er niet op of jij van gemeente naar gemeente gaat; maar het gaat er over dat je zo rond kan zwerven in jezelf.

In je hoofd. Eindeloze zwerftochten.

Vooral in de pubertijd hoor. Als ik me dat herinner hoe ik rond gezworven heb. Plekken zoeken, veiligheid zoeken, zeker-heden zoeken; die je dan niet vindt.

Die enorme besluiteloosheid op die leeftijd. Ik vond het verschrikkelijk.

Ook over de toekomst.

En op een gegeven moment leek het me allemaal verschrikkelijk zinloos. Zó zinloos, dat ik de afschuwelijkste gedachten kreeg.

Totdat de liefde van Mariet mij redde.

Maar je hebt twijfels over het nut van je leven. Waar ben ik nou voor geboren? Het kan net zo goed zonder mij.

Je raakt dan in jezelf gekeerd. Je hebt er verdriet over, maar dat mag je niet laten merken. Want er wordt heel wat verdriet weg gelachen. Weglachen van de dingen die niet in orde zijn.

Of je krijgt zo’n slecht zelfbeeld, een raar en krom beeld van jezelf. Je moet dan oppassen dat je niet verslaafd raakt aan waardering door andere mensen. Want dat is wat hoor, dat je er altijd op uit bent om gewaardeerd te worden door andere mensen. Dat is raar.

Jezus zegt ergens: eer van mensen heb Ik niet nodig. Nee, daar kun je makkelijk zonder.

Er lopen mensen, ook in de gemeente, rond, met werkelijk afschuwelijke gedachten over zichzelf.

En dan ook nog dat vervloekte schuld-gevoel, waar een hoop mensen mee zitten. Altijd maar weer dingen doen uit een soort schuldgevoel.

Dat zit heel diep hoor!

Je voelt je schuldig om iets te doen, en je overal mee te bemoeien.

Het zijn gaten in je bestaan.

Terwijl Jezus niet alleen je zonden heeft vergeven, die zijn echt helemaal weg, maar je schuld heeft hij ook vergeven.

Hoe vaag het ook in je kop zit.

Je moet altijd maar wat dóen…., je mag gewoon niet niksen.

Nou heeft ieder mens een verhaal.

Elk mens. Ieder mens heeft een boek; of nog stugger: ieder mens is een boek. Sommige dik, andere dun.

God verzamelt al die boeken. Er moet in de hemel een giga bibliotheek zijn….., niet normaal meer. Maar er wordt druk gebruik gemaakt van die bibliotheek, want al die mensen die daar zijn, kunnen die boeken gewoon openen; dat werk daaraan gaat gewoon door.

In de Openbaringen staat ook: de boeken worden geopend.

Dan kun je wel zeggen dat dat de boeken van de duivel zijn, maar hij is een boekhouder van het kwaad, hij noteert alles. Maar het staat er heel neutraal: de boeken worden geopend.

En wie doen dat? Dat zijn wij hoor!

Wij mogen boeken openen; verhalen, mensen leren kennen.

Je mag je verhaal vertellen; en dan komen de tranen los. En die bewaart God ook.

Hij bewaart tranen in Zijn kruik.

Dus in de hemel zijn ook ontzaglijk veel planken met kruiken met tranen.

Er staat zo mooi in Openbaringen: alle tranen zal Hij afwissen; maar er staat letterlijk: traan voor traan wis Ik van je gelaat. Van elk verdriet een traan, wis Ik weg.

Dat is toch prachtig!!

Maar daarom is nu mijn vraag: hoe gaat het met jou zelf? Je bent met zoveel andere mensen bezig, je hebt je kop vol met andere mensen, maar hoe is het met jou?!

Wordt nou eens stil. Stille tijd in jezelf. Nu! En dan merk je dat God kontakt met je zoekt. Hij is een echte Zoeker.

Hij zoekt kontakt met je en Hij zoekt het gesprek, en waarbij je elkaar aankijkt.

Bij een gesprek kijk je elkaar aan.

Je wordt stil, je zit tegenover elkaar.

En dan legt Hij Zijn prachtige gedachten in de gaten van je bestaan, en je onzeker-heden, en je twijfels. Ook in je wanhoop, je verdriet.

Hij legt daar Zijn gedachten in en in hele tedere liefde raken Zijn handen jou aan.

Dan legt Hij wat ín je. In jouw ontredderde leven legt Hij Zijn levensbeginsel. Dat is zo’n prachtig woord.

Die beginnetjes heeft Hij allemaal in Zich, en Hij geeft er één aan jou. Hij legt Zijn Woord in je. Want in dat Woord zit Leven. En dat gesprek, dat wederzijdse tussen vraag en antwoord; Gods vragen aan jou, die jij beantwoordt, en jouw vragen aan Hem, die Hij beantwoordt.

Dat wederzijdse, dat gaat toch over wezenlijke dingen? Niet over andere mensen. Als dat je gespreksonderwerp is, altijd andere mensen waar je het over hebt, je doet maar…., maar je blijft zelf buiten schot. Je verschuilt je erachter.

Maar hoe gaat het nú met jou?!

Kijk eens naar je leven. Hou je je groot, of hou je je klein, of ergens tussenin; God houdt van jou.

Die hand, die vingers van God proberen jouw gevoelige snaar te raken.

Als je je elk mens voorstelt als een harp, waarvan sommige snaren geknapt zijn, gesprongen, en andere snaren missen; soms is het een hele kale bende; maar  die hand zoekt naar die ene gevoelige snaar van jouw leven. Zodat, als Hij wat zegt, die mee vibreert.

Dan gebeurt er wat heel diep in je. Er wordt iets aangeraakt.

Als jij zou zeggen: Vader, ik hou zo verschrikkelijk veel van U, dan kijkt Hij je aan en zegt: dat is wederzijds! En die liefde van Mij zal jou genezen.

Want God is Geest. En wat zoekt Hij?

Hij zoekt een gelijksoortige geest. Want geesten zoeken elkaar altijd op. Dezelfde soorten altijd bij elkaar. En God zoekt de menselijke geest. Dáár gaat Zijn verlangen naar uit.

Zoals een duif nestelt in de gaten van de ruïne van een tempel, zo brengt Hij het leven in je terug. Leven, écht leven.

Het begin van het leven in de gaten van je bestaan. Heel voorzichtig, heel teder, zodat jij ook begint te leven. Dat rustige leven. Niet dat onrustige leven. Dát is geen leven.

Jezus was altijd rustig.

Soms mag ik wel eens een hoofdstuk lezen in een boek. Anderen klappen hun boek dicht, houden hem stijf gesloten; daar mag niemand in kijken.

Nou ja, dan komt dat later wel, maar het zou zo fijn zijn als je iemands vertrouwen kon winnen, en dat je dan een hoofdstuk mag lezen in dat boek.

En ik heb heel wat hoofdstukken gelezen van iemand, van mensen die mij vertrouwen.

Ik weet dat ik behoorlijk goed kan luisteren. Ik kan ook behoorlijk goed lezen. Maar ik vind het moeilijker om de woorden te vinden die die ander troosten. Dat vind ik veel moeilijker.

Dan moet je je echt laten leiden door de Geest, want uit jezelf weet je dat niet.

Jezus zegt ook: vanuit Mijzelf weet ik niks.

Hoe wist Hij dat nou van die Samaritaanse vrouw met haar gedrag? Dat kun je toch niet weten? Dat moet je geopenbaard worden.

Maar om woorden te vinden die iemand raken, waardoor die snaar mee gaat trillen.

Dus iemand ècht troosten. Niet kakelen over God en Jezus.

Woorden vinden om te troosten zodat die ander opgericht wordt; zodat hij weer leven krijgt in z’n ogen.

Om een voorbeeld te geven:

Jezus liep door de straten van een stadje, met allemaal mensen aan de kant die roepen en schreeuwen.

En in dat stadje was ook een kleine, rijke tollenaar, Zacheüs. Die klimt in een boom om Jezus te zien.

Maar Jezus wordt door de Geest geleid; Hij staat ineens stil en ziet Zacheüs staan, en zegt: Ik wil graag bij je komen eten.

Hoe stond Zacheüs bekend in het dorp? Als vieze vuile tollenaar, stinkend rijk.

En Zacheüs wordt geraakt. Want iemand uitnodigen om te eten, dat betekent heel wat in het Oosten; dan heb je een gesprek.

Als Jezus zegt: Ik sta aan de deur en Ik klop, Ik wil graag maaltijd met jou houden; dat betekent veel meer dan effe een hamburger wegwerken hoor.

Dat betekent een opening tot een gesprek.

Elkaar aankijken, hoe gaat het met jou?

Vertel mij eens over jezelf; of durf je dat niet meer? Ben je te bang geworden?

Heb je zo vaak op je donder gehad?

Is iets wat je een keer vertelde helemaal verkeerd opgepakt?

Dat is ons een keer overkomen. We vertrouwden iemand totaal, en dat is ook totaal verkeerd opgepakt en uitgelegd.

Nou, dan moet je oppassen dat je niet dichtklapt.

Toch maar weer zoeken en vinden.

En Jezus kijkt eens naar die Zacheüs, want Hij zág iets in Zacheüs, wat Zacheüs zèlf wist, die ene snaar die mee vibreerde, want Jezus noemt hem: ‘zoon van Abraham’.

Zó! Dat had nog nooit iemand tegen Zacheüs gezegd. Terwijl zijn naam eigenlijk betekende: ‘de zuivere’.

Dus die zuivere snaar trilde mee.

Je bent een zoon van Abraham, dè gevoelige snaar.

En Zacheüs veranderde helemaal op slag.

Hij gaat geld uitdelen…., hij verandert, hij is geraakt.

En om nou dié woorden te vinden die een ander werkelijk raken, vind ik niet altijd even makkelijk. Maar ik blijf zoeken.

Jezus brengt dus het levensbeginsel in Zacheüs.

Jes. 44:6.

Zo zegt de Heer, de Koning en Verlosser van Israël, de Heer der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.

Hier zegt God dat van Zichzelf.

Ik vind een veel mooiere vertaling: Ik ben het begin, en het einde.

Eigenlijk is het veel beter te praten over:

Ik ben het beginsel, dat is een beginnetje, en Ik ben de voltooiing.

Want het woord ‘begin’ en ‘eind’ zit zo aan tijd vast.

Maak het woord ‘begin’ nou eens helemaal los van de tijd. Want God kent geen begin. Dus los van de tijd maken.

In de Italiaanse vertaling staat het ook veel beter voor ‘in den beginne’, Genesis 1; daar staat ‘in principio’.

In principe, en dat is een beginsel. En een beginsel is een beginnetje.

God zegt: Ik ben de eerste. Wat was er dan vóór die tijd? Toen was Hij er ook.

Het is heel raar, maar verbindt eerste en laatste niet meer aan tijd; begin en einde ook niet.

Het leuke is dat Jezus die woorden van God overneemt, want Hij zegt ook: Ik ben het begin en het einde.

Hoe kan dat nou? Dat is toch voor God alleen? Maar Jezus zei: dat is ook voor Mij. Daar moet je eens over nadenken.

En wat schrijft Johannes: Het Woord was God, het Woord was bij God, ja, het Woord wás God.

Dus God en Woord zijn één, die zijn niet te scheiden.

Woord en Geest kun je nooit uit elkaar trekken. Dat is één!

Het Woord was God, die twee zijn één.

In Openbaringen staat een hele mooie tekst over Jezus: Het begin der schepping Gods. Nou ja, dat weet je dan.

Maar de Engelse vertaling is veel mooier,

dat zegt: Gods scheppende origineel.

Dus Hij is het origineel van wat God voor ogen had, en het schept ook nog.

En Jezus schiep. Ja, Hij herschiep.

Z’n rondwandelingen waren altijd herscheppend; opnieuw maken, weer herstellen zoals het geweest is.

Wat een leven heeft die man geleid.

Eindeloos herscheppen.

Gods creatieve origineel. En daar ga jij op lijken!

Dat is een gedachte die gewoon moet inslaan. Je gaat lijken op Hem!

Hij zoekt jouw geest, en als Hij daarmee verbonden is, en jij begint ook bij dat beginsel te horen; het allereerste begin, gedachten van God, dan begin jij ook tot de voltooiing te behoren.

God is Geest; Hij zoekt jouw geest; en als je gevonden bent en in Hem bent opgenomen, dan kijk je elkaar eens aan; en je leest in elkaars ogen dat prachtige geheim wat je samen deelt, God en jij; dan begin jij, namens God, ook te zoeken.

Jij gaat dan ook op zoek naar de menselijke geest; naar de kapotte snaren.

Jij gaat zoeken, en dat is dan je naaste.

Gewoon de mensen die vlak bij je leven.

Kijk, Iemand die sjouwt door het leven, daar zit geen kraak of smaak aan. Plichtmatig verzet hij z’n benen en z’n handen. Die man is gewoon geestelijke verlamd. Die leeft helemaal niet.

Probeer nou eens eerst die geestelijke lamme tot leven te wekken, op te richten.

Met een paar woorden iets te beroeren, iets aan te raken. En ineens gaat hij lopen.

Die lamme gaat lopen.

Probeer eerst eens iemand geestelijk de oren te openen; je vertelt hem wat dingen.

Hij kan z’n oren sluiten, maar je kan ook proberen die oren open te krijgen. En ineens kan hij horen. Hij begint de dingen te horen. De wèrkelijke dingen waar het om gaat.

Dat geldt ook voor de ogen.

Je kan iemand geestelijk de ogen openen, zodat hij zegt: verdraaid, ik kan zien! Ik zie m’n Vader; ik zie een heleboel dingen.

Dat is toch prachtig!

Of je treft iemand aan die in een ontzettend klein wereldje leeft, en alles wat daarbuiten valt, daar kan hij zich aan ergeren. Die in een heel klein aangeharkt bestaan leeft; nou ja, dat is het dan, tot de dood er op volgt.

Breng hem de ruimte in! Dat is zo iets wonderbaarlijks.

Mensen geestelijk overeind helpen. Gewoon vertellen wat God van ze vindt. Hoe God over ze denkt, hoe jij dus over hen denkt.

De lichamelijke genezingen volgen uiteindelijk echt vanzelf; daar hoef je je niet meer als een malloot op te richten.

Laat ik het nog maar eens zeggen: in het volle evangelie zijn ze gewoon aan de verkeerde kant begonnen: eindeloos bidden voor lichamelijke genezingen; en hoeveel zijn er genezen?

Dan moet je eerlijk tot de conclusie komen…., nou ja, je mot er toch voor bidden? Of God niet wéét dat iemand in de gemeente ziek is.

Het gaat er om dat je ze geestelijk aanraakt.

Het zichtbare, lichamelijke genezingen, volgen uit het onzichtbare, zegt de Hebreeënschrijver.

Dus wees eerst met de ónzichtbare dingen bezig, de rest komt wel.

In jou is het beginsel van de Christus geplant (Psalm 139). Die werkt dat helemaal uit.

Mijn gebeente was voor U niet verholen toen ik in het verborgene gemaakt werd.

Uw ogen zagen mijn vormeloos begin.

In Uw boek waren ze allemaal opgeschreven.

Moet  je nagaan wat God een schrijver is.

Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten, o God.

Het gaat dus over de vorming van de Christus in ons. Gods grootste en diepste en mooiste geheim.

Mariet had het er zojuist over: je bent die deur doorgegaan, en waar ben je dan terecht gekomen? In het Koninkrijk van het licht. Je bent in die geestelijke wereld terecht gekomen.

De geestelijke wereld is de wereld der geesten. Dáár wandel je nou.

Dat is het land der belofte. En het land der belofte is het land van de heilige Geest.

Dáár ben je terecht gekomen.

Eigenlijk leidt je een wonderlijk mooi leven.

De dood is er ook niet meer, die speelt geen rol meer.

In het evangelie van Thomas vraagt Thomas een keer aan Jezus: vertel ons eens van het einde, van de voltooiing.

En Jezus kijkt hem aan, misschien lachte Hij wel een beetje, maar Hij zegt: wat vraag je Mij naar het einde als je nog geen weet hebt van het begin.

Je hebt het hele begin nog niet door, Thomas. Dan kan Ik je ook niks over het eind vertellen.

Verdiep je in het beginsel, het principe van de Christus.

Begin en einde moet je je echt voorstellen als een cirkel. Want je hebt een beginsel, dan komt er een weg, en die weg bereikt de voleinding. Want beginsel en voleinding vallen samen.

De oorsprong en het uiteindelijke resultaat.

De oergedachten van God worden eens tot stand gebracht. En als ze samen vallen, dan is de cirkel rond. Dan kan God weer verder.

Prachtig is dat!

Ik vroeg vorige week eens aan God: mag ik U eens vragen, wat doet U nou de hele dag?

Ik flapte deze vraag er zomaar uit.

En bij het woordje ‘dag’ moet je aan God Zelf denken, want Hij is de dag.

Duisternis noemt hij nacht. Maar dat licht noemde God ‘dag’. Hij is dè dag, de eeuwige dag, altijd licht.

Prompt kwam er een antwoord op mijn vraag aan God: Hij zei: Ik openbaar en Ik verheerlijk Mijzelf in mensenkinderen, en dat is Mij een grote vreugde.

Dat is wat hè? Hij heeft zo’n plezier in jou, daar geniet hij van; gewoon al om naar je te kijken.

Nou is er tussen beginsel en voltooiing een weg. Dat is altijd zo, een weg heeft een begin en een weg heeft een eind-resultaat.

Wat is dat voor weg? Dat is de weg van de Christus in ons!

Het gaat om de Christus in je. En Jezus zegt Zelf: de Christus moet lijden.

Dat is het lot voor degenen in wie de Christus woont.

Die komen echt onder druk te staan.

Dus als jij je afvraagt: waarom sta ik zo onder druk? Dat komt omdat de Christus in je woont.

Waarom heb je het soms zo hartstikke benauwd? Omdat de Christus in je woont. Waarom zie je soms haast geen uitweg?

Dààrom!  Er is tegenwerking en gedoe.

Ik moet altijd heel erg oppassen voor geraas en gedonder in mijn hoofd. Wat zich daar niet allemaal afspeelt…., tegen het raarste af, het meest triviale; het spookt dan door je hoofd…, en toch die weg volhouden; die weg vasthouden.

Want Jezus zegt: Ik ben die weg. Dat is Hijzelf!

Hij is die weg gegaan, maar Hij is die weg ook. En nu kunnen we hem samen gaan.

Want Hij heeft gezegd: Ik ben bij je hoor, ik blijf bij je zolang jij die weg gaat, tot aan de voltooiing blijf Ik bij je.

Het is dus een grote troost dat je hem sámen gaat.

Hij weet wat je voelt, Hij kan goed met je meevoelen, zegt de Hebreeënschrijver.

Als het allemaal tegenzit…, dat je zegt: wat nu? Als het hartstikke slecht gaat met je, dat je zó in de benauwdheid zit.

En tóch ben Ik bij je! We komen er doorheen. Niet jij alleen.

Dat is het heerlijke dat je niet in je eentje  staat te tobben en te hannesen, zo van: ‘ik red me wel’ en zo; dat is allemaal zo’n onzin. Nee, We gaan hem samen.

Niets is kostbaarder dan dat eeuwige leven binnen in ons.

Dus wij gaan vanuit de oorsprong, letterlijk betekent dat woord: oerbron, dus vanuit de oerbron, dat is God, gaan wij naar Gods voltooiing.

Er staat ‘einde’, maar dat is een kaal woord; het is de voltooiing van Zijn werk.

Wat een heerlijkheid om dat geheim in je te hebben. Het zit in je, het gaat er ook niet meer uit.

Jesaja 46:10.

Ik, die van den beginne de afloop verkondig……

Hoe vind je dat? Dat doe je niet bij een toneelstuk. Als iemand al de hele afloop vertelt, dan is de lol er wel af.

En toch zegt God: Ik verkondig de afloop vanaf het begin.

Maar die voltooiing is een geheim.

…en vanouds wat nog niet geschied is;

Ik die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen.

Dus dat raadsbesluit heeft God nooit los gelaten. Dat is Hij van plan geweest en dat doet Hij!

En ik blijf het verkondigen, want dat is het kostbare van het evangelie.

En dan zegt Hij ook nog: Ik zal Mijn welbehagen doen.

Dat is net het antwoord wat ik vorige week kreeg: Ik doe Mijn welbehagen; Ik voel me behaaglijk in mensen. En daar kan Ik mij in verheerlijken, en het is Mij tot een grote vreugde.

Amen.

 

Vader, wat is dat raadsbesluit van U, wat U bedacht hebt, wonderlijk mooi. Dat gaat zo diep. Dat gaat ook zo ver, dat is eeuwig. Ik ben blij dat we deel mogen uitmaken van Uw idee, van Uw oorsprong, van Uw voltooiing. En nooit hebt U het los gelaten.

U blijft in mensen geloven.

U blijft ook op mensen hopen, want U hebt ze zo lief.

Wat mooi, Vader, dat dat niet kapot te krijgen is.

Alvast bedankt!

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 12-05-2013

 

 

Prediker 11 (Duurt 09-09-2007)

Prediker 11:1-6

 

Ik wil wat gedachten ventileren a.d.h. van een stukje uit Prediker, een heel boeiend stukje.

Prediker 11:1-6. ‘Werp je brood uit op het water en je zult het vinden na vele dagen’. Dit is een veel mishandelde tekst. ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten, want je weet niet welk kwaad er op aarde zijn zal. Als de wolken met regen gevuld zijn, gieten zij die uit over de aarde; en als een boom valt, zuidwaarts of noordwaarts, ter plaatse waar die boom valt, daar blijft hij liggen. Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien; en wie steeds op de wolken ziet, zal niet maaien’.

En dan de kerntekst: ‘Zoals je de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin kent gij het werk van God, die alles maakt’.

Zaai uw zaad in de morgen en laat uw hand niet rusten, want gij weet niet of het ene gelukken zal of het andere, dan wel of beide tezamen goed zullen zijn’. 

 

Daar staat nogal wat, maar ik wandel er maar even doorheen.

‘Gooi je brood uit op het water’. Dat doe ik nog wel eens voor de eendjes, maar ik heb hier eens over na zitten denken. Je ziet die beweging van het brood gooien op het water, maar reken maar dat het voor de vissen is. En vissen is altijd het beeld van mensen die God niet kennen. (Vissers van mensen). Dus je geeft dan van je overvloed,  want het is jouw brood en je hebt over, en strooi dat maar uit naar de mensen.  Jezus zou zeggen: ‘Armen heb je altijd, wees goed voor mensen die helemaal niets hebben. Denk eens aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Herinner je je dat nog? De zaken van die man gaan niet zo goed, en wat doet hij? Hij gaat dan van al de  schuldenaars van zijn heer hun schuld kwijtschelden. Vroeger kon ik nooit uit de voeten met dit verhaal.

Lucas 16. Ik ga niet het hele verhaal voorlezen, maar die man had geen zin in werken en spitten, dat was hem veel te zwaar. En wat doet hij dan? Hij scheldt van een heleboel mensen hun schuld bij die heer van hem kwijt. En dan staat er: ‘die heer prijst die man’. Hoe vind je dat? Hij vindt het geweldig wat hij had gedaan. Ik heb ook de titel, die in de bijbel staat, veranderd. Daar staat ‘de onrechtvaardige rentmeester’, maar ik heb het veranderd in de ‘slimme’ rentmeester. Want de kinderen van deze wereld gaan t.a.v. hun geslacht veel meer met overleg te werk dan wij, want wij noemen ons kinderen des lichts.

Maak je maar vrienden, zegt Jezus, met behulp van dat brood, die onrechtvaardige Mammon. En dan komt het: ‘Opdat, als die poen, of de aardse zekerheid je ontvalt, men u opneemt in eeuwige tenten’.

Wie is ‘men’? Dat zijn die mensen die iets gekrégen hebben.

Heel plat gezegd, dan staat hij voor God bij het laatste oordeel, wel een rare term, maar goed. Maar dan wordt er gevraagd: ‘wat heb je gedaan?’  En dan zijn er een heleboel mensen die zeggen: ‘Nou, hij heeft mij uit de problemen getrokken, en toen ik arm was, heeft hij me brood  gegeven’.

Wat is dan de beloning? Eeuwige tenten. Want dàt is het. Mooi hè? Ja! We weten niet half hoe goed God is! Voor het minste of geringste zegt Hij: ‘Je hebt een goede instelling’. Jezus heeft gezegd: ‘Zalig de barmhartigen’. Dit is een uiting van barm-hartigheid.

Die rentmeester is heel slim. Hij denkt: ‘barmhartigheid werkt’. Het gaat hier over mensen van de aarde hoor! Er achter staat: ‘hen zal barmhartigheid geschieden’. En dat is dat opnemen in die eeuwige tenten, want wij zijn van nature al barmhartig. Ja toch? Wij hoeven toch niet meer beloond te worden? Als je nog zó denkt, ben je helemaal verkeerd bezig.

 

We gaan nu weer even terug naar Prediker 11:2. Daar zegt hij: ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten’. Dat slaat op jezelf. Je moet ook wel hier en daar, (behalve dat je het kan verdelen onder anderen, delen mèt, je rijkdom, of wat je hebt, je mogelijkheden), maar je moet ook een voorraad aanleggen voor jezelf. Ja, een voorraad voor kwade tijden, welk kwaad er op aarde zijn zal. De mieren doen dat, de eksters doen dat, de vlaamse gaai doet het, de eekhoorns doen het. Zouden wij het dan ook niet doen?

En wat is nou ‘een voorraad aanleggen? De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden is daar een goed voorbeeld van. Wat is het verschil tussen wijs en dwaas. Ze waren allemaal gedoopt met de Geest. Ze hadden allemaal een brandend lampje. Maar het duurde nogal lang, wat de komst betreft, (dat is nog een heel verhaal apart). Voor wijs staat er in het Grieks: ‘inzicht hebbend’. Voor dwaas staat er: ‘afgestompt’.

Dus je kan 40, 50 of 60 jaar meehobbelen, en je weet het allemaal wel. En je zingt eens wat en je roept eens wat en je juicht eens wat en je springt eens wat….

Maar wat is ‘inzicht hebben?’ Dat is inzicht hebben in de bedoeling van God, hoe Hij die herschepping begint en uiteindelijk voltooit. Dat je ziet hoe dat zit.

Dat betekent niet dat je het boek Openbaring uit je kop leert, maar dat je de Vader leert kennen.

Iedereen brult wel eens: ‘Geef mij olie in mijn lamp’. Nou, dat hadden die dwaze maagden niet. Wat is dan olie? Ja, zegt men, dat is de Geest… Ja, maar wat wil de Geest? Ons alleen maar de Vader doen kennen. Dat is uiteindelijk de bedoeling van de Geest. En zó kunnen wij de mensen de Vader doen kennen. Zo eenvoudig is het. Jij overtuigt de mensen van zonden, gerechtigheid en oordeel. Dàt is nou je priesterfunctie. De Vader doen kennen. Dit is ook hèt item geweest van Jezus. Ik vind het elke weer zo’n ontroerende scene, de tranen springen me steeds weer in de ogen als ik dit lees, dat Hij bij een groepje mensen is, die ook de Vader willen doen kennen, en dan tegen Zijn Vader zegt: “Ze gelóven Me, ze geloven dat Ik van U ben uitgegaan. Ze geloven Me dat U goed bent.”

Het heeft Hem zo diep geraakt dat Zijn woord ingang vond. Blijer kun je Hem  ook niet maken.

Maar ja, wel Geest gedoopt, maar toen hield het op, verder geen inzicht, geen kennis gekregen.

En wat gebeurt er dan? Dat lees je bij die maagden, dan dooft het licht, en dat is erg. Als de wolken met regen gevuld zijn, wolken, prachtig beeld van de gemeente. Weten jullie wat al die druppeltjes van een wolk bij elkaar houdt? Die wolk blijft een prachtige compacte massa, maar wat houdt die wolk bij elkaar? Dat is de onderlinge aantrekkingskracht. Hoe vind je dat nou ten aanzien van ons? De onder-linge aantrekkingskracht. Dus het is de liefde die verbindt.

Een wolk met regen vervuld. Dan zie je hem komen boven de aarde, want wij zijn van boven, en werp je een schaduw over de aarde. Dat is toch prachtig! Die mensen kunnen dan in die schaduw op adem komen. Die geeft schaduw aan de volken, en ze zijn gevuld met regen. Dus ze kennen God. Die kreten die er zoveel bestaan: ‘Ben je vervuld met de heilige Geest?’ Wat is dat dan? Het zijn kreten mensen! Het gaat er om of je God kent of niet, en dat de Vader jou ook kent. Dat is toch een troostvolle gedachte? Het is zo mooi om gekend te zijn; en niet ontkend zijn.

Ja, gevuld zijn met regen; en dàt is nou de leer van het koninkrijk der hemelen. Dàt wil God ons nou leren. Daar was Jezus altijd mee bezig, dagelijks in de tempel legde Hij dat uit.

Dan gebeurt er iets moois, uitgieten! Dat is voor de aarde hoor! Wij zijn vol en wij kunnen uitgieten. Dat gaat van boven naar beneden. De vroege en de late regen, waar ze in het oosten altijd op zaten te wachten. En die vroege regen dient om die allereerste beginnetjes te doen ontkiemen, de beginselen, de worteltjes. Dat gebeurt haast onzichtbaar. Dat is een mooi gebeuren. Het gebeurt wanneer er de regen op valt. Dat heet de vroege regen. En later komt de late regen, en dat is de vruchtzetting. Daarna komt er nog een poos zonneschijn, dat heet dan verdrukking, want dan rijp je.

‘Maar’, staat er achter, hier staat ‘en’, want wat heeft dat er nu mee te maken? Nou, als een boom valt, dan plettert hij neer. Tja, dat is een waarschuwing.

Mocht je een prachtige boom zijn, maar waarin sla je je wortels uit? Wat zegt Paulus daarvan? Waar sla je je wortels steeds verder in uit? Geworteld en gegrond in de liefde. Dat is niet zomaar een kreet. Maar dat je steeds verder je wortels uitslaat in wat God voor jou voelt. Dàt is de liefde! Wat God voor je voelt. Hij is zó gek op je, wortel daar nou maar eens in en wordt er dan maar steeds meer bewust van. Hoe meer je je dàt bewust wordt,  is dàt je groei.

Maar Paulus zegt tegen de gemeente Corinthe, want daar wisten ze het zo goed: ‘Wie meent te staan, kijk uit dat je niet valt’.

Je hebt van die mensen die denken dat ze staan, de helden….. Maar ‘wie meent te staan’, kijk uit, zegt Paulus, dat je niet valt. En dat zegt hij i.v.m. afgodendienst. Die Corinthiers lieten zich door de ene prediker, een geweldig rondreizende apostel, naar de andere schijnapostel op sleeptouw nemen.

‘Dáár heb je een aparte dienst en dáár is een genezingsdienst. Dáár wordt iets heel speciaals verricht, dus er heen jongens’. En het gaat maar door, ze lieten zich zo gemakkelijk op sleeptouw nemen.

Daar heb je het dus, en dat zegt hij i.v.m. de afgodendienst. Nou, die stáán dus niet, maar die worden steeds verpland. Dat moet je eens 3x per jaar doen met een boom, dan gaat ie dood.

Samengevat heb ik wel eens gezegd: ‘Die maken van het Lam van God een gouden stierkalf.

 

Vers 4: ‘Als je altijd maar op de wind let..’.

Je overlegt bij jezelf: Zal ik iets over het evangelie vertellen? Ja of nee? Die let altijd op de wind: ‘nee, het  is nu niet gunstig’. Altijd naar de wolken kijken, nou, dan maai je ook niet’.

Dat zijn mensen die niet durven. Die hebben hun vrijmoedigheid prijs gegeven.

Als ik naar het eind van dit gedeelte kijk dan staat er: ‘Zaai maar in de morgen hoor, en ook ’s avonds, je weet het toch niet’. Zó is Jezus bezig geweest. Prachtig hè? Je hebt toch genoeg? Strooi het maar uit, of het nou op stenen valt, plat gezegd kun je opdonderen met je evangelie, want dat heb ik wel eens gehoord. Of ik strooide het naar iemand die mij aankeek en heel raar begon te doen over Jezus. Hij stond toen als een flippende haan tegenover me. Ik bleef onverstoorbaar en dacht, nou ja, als ze kwaad zijn is dat hun verantwoor-delijkheid. Of je nou op platgetreden paden strooit, mensen die alles al weten, of tussen dorens of distels, er valt allicht wel iets op goede aarde.

En daar gaat Jezus, uit Zijn hand komt het woord. Ik vind dat mooi, gewoon doen! Waar het valt, die is verantwoordelijk. Mijn verantwoordelijkheid is dat het goed zaad is. Dat je niet zomaar wat loopt rond te strooien en te roepen. Maar dat het goed zaad is. Dàt is mijn verantwoordelijkheid.  Je hebt toch genoeg?

Ik heb naast het huis een berk staan waar in één seizoen heel veel zaadjes afkomen. Zo verschrikkelijk veel, dat wil je niet weten. Honderdduizenden. Maar hoeveel nakomelingen ik van die berk  heb gezien? Slechts één in al die jaren. Die kwam net boven de grond uit. We hebben het er wel uitgehaald hoor, ik wilde niet nog een berk hebben.

Maar goed, het gaat mij er om dat de natuur al zo overweldigend rondstrooit. Hoeveel eikels komen er op van één eikenboom?

Het gaat er dus om of wij goed zaad zaaien. Dáár zit het geheim.

En nu de kern. Merkwaardig dat hier de wind in één adem wordt gecombineerd met een zwangerschap (vers 5). Dat is leuk? Wie heeft daar in het nieuwe testament aan gedacht? (Joh. 3:8). Ik wed dat Jezus hieraan gedacht heeft toen Hij dit aan Nicodemus vertelde.

Ik vond dit in mijn puberteit, maar ook na mijn bekering het meest boeiende gedeelte van Johannes.

Wind en geboren worden. Zie je de combinatie? Ik denk dat Jezus aan Prediker heeft gedacht. Want dáár ligt die combinatie. De wind blaast. Ik ben zo blij dat er blaast staat en niet waait. Want bij blazen zit er iemand achter die blaast. De wind is Gods adem; dat is Zijn Geest, uit Hem.

De wind blaast waarheen hij wil en je hoort zijn geluid. Wie maakt dat geluid? Dat zijn wij, wij maken dat geluid. In Joh. 3:8c staat van die wind: ‘zó is een ieder die uit de Geest geboren is’. Dus die ergens vandaan komen, je wortels, je roots, en weet waar je heen gaat, het einddoel van je leven.  En wie horen het? Dat is de aarde; de mensen die het geluid horen; want jij maakt nl. dat geluid.

De wind blaast waarheen hij wil, je hoort zijn geluid, en Nicodemus, jij weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat. Nou, zegt Jezus, zo is een ieder die uit de Geest geboren is.

Natuurlijk moest Nicodemus wel even slikken. Hij denkt: ‘waar gaat dit nou over’. Hij zegt dan: Moet je dan opnieuw de baarmoeder in?

En mij is dit vroeger verteld als ‘die dòmme Nicodemus’, met dat van der Hulst-toontje: ‘die dòmme Nicodemus. Ja, zo is het mij als kind verteld.

Het was helemáál niet zo dom van Nicodemus. Hij dacht goed na en zegt: ‘opnieuw de baarmoeder in?’ Ja joh, je hebt gelijk! Je ziet het goed! Later staat er dat hij een discipel van Jezus is geworden. Het landde bij hem. Opnieuw geboren worden. Opnieuw in de baarmoeder tot ontwikkeling komen. Dat kan toch nooit, zou je als klein kind zeggen. Ja, maar wat niet mogelijk is bij mensen is wel mogelijk bij God. Dat zijn nou Gods mogelijkheden.

 

Blazen, daar zit iemand achter. Eigenlijk staat er: ‘jij bent als die wind’. Uit Gods mond ben je voortgekomen. Het begint in Hem. Je bent uit Hem, dat is je oorsprong. Toen Hij sprak, was het er. Toen Hij je naam riep, je noemde, wàs je er. Dit ontroert mij altijd zo. Hij heeft je tevoor-schijn geroepen. Vind je dat niet mooi?

Hij noemt je bij je naam en daar stond je ineens, als een kleutertje. Je bent als die wind.

Ik las in de encyclopedie over winden dat zij het klimaat en de seizoenen bepalen in die bijbelse landen. Dat leidt tot een hele leuke vraag. Wat voor wind waait er in je leven? In je gezin en in de gemeente? Ons gezin?

De vier winden. Hier wordt altijd de vier hemelstreken mee bedoeld hoor. Ja, men heeft het maar ingedeeld met noord, oost, zuid en west.

Die noorder en oostenwind waren voor Palestina en de landen daar omheen,

v r e s e l i j k, onaangenaam. Vaak schroeiend heet.

Als er nou in je leven, in jezelf of uit jezelf, een schroeiend hete wind waait, dan verdort de boel. Dat is toch duidelijk?

Er zijn soms bij die 2 winden vaak ook zandstormen, dan zie je niets meer. Je ziet niet meer wie je broeder of je zuster is. En je hebt dan zelf ook nauwelijks adem meer.  Hoe overleef je een zandstorm?

En heb je wel eens gehoord dat in bepaalde streken van die wervelwind-samenkomsten zijn? Een wervelwind is een tornado. Die vernielt alles. Ik ga dus maar niet naar zo’n wervelwind-samenkomst. Kijk anders maar eens naar de TV-beelden. Ze laten nl. niets héél van je. Dat is een doordenker hoor!

De westenwind werd gezien als weldoener, echt waar, want hij bracht dauw en regen. Dat is toch heerlijk om gewassen te worden. Het is toch mooi als jouw leven zó is. Jij brengt dauw en regen, dan waait er een mooie wind in je leven. Je verkwikt de boel.

En de zuidenwind? Ach, dat is zo iets teers. In Hooglied zegt dat verliefde meisje, die jonge vrouw: ‘Zuidenwind, doorwaai mijn hof, opdat de balsem-geuren stromen’. Zij vergelijkt zichzelf met een hof, dat doen wij ook. Het paradijs Gods, daar zitten we nú in; in de Geest. En die zuidenwind gaat helemaal niet hard. Dat is een hele vertederende, verkoelende wind, en die pikt de geuren op. En wat voor geuren zijn dat in je leven? Dat zijn balsemgeuren. En wat doet balsem, waar staat balsem altijd voor? Genezing, het heelt, het doet je zo goed. Dus als jouw woorden balsemend zijn, hoe vind je dat?

En bovendien ga je met balsemgeuren  lekker ruiken. Dat noemt Paulus een geur van Christus. Dat is een heel mooi beeld. Het is een tedere, verkoelende bries. Daarvan is sprake in Genesis 3, het geluid van God in de hof. Daarvan is ook sprake in het boek van 1 Koningen 19 geloof ik. Dat Elia niets van die geweldadige God moest hebben, met vuur en gedonder en stormwinden.

Maar een gewoon koel briesje is zo goed voor je ziel.

Weet je dat dat woord “geluid” ook in het Hebreeuws kan vertaald worden met ‘een zachte stille stem?’ Dàt is de stem van de Geest. Als jij dus dingen uit de Geest verteld, dan doe je dat met een zachte, stille stem, zal ik maar zeggen. Je hoort z’n geluid, het geluid van God, die het gesprek zoekt, met iemand ergens over kunnen praten. Je brood kunnen delen, samen die wijn drinken van het leven van Jezus.  

Je hoort Z’n geluid, Zijn stem. En hier gaat het om: “Jij geeft stem aan de gedachten Gods”. Want God zoekt stemmen.

Die wordt niet gekozen! Maar God zoekt stemmen! En dat is nou het geluid van de wind. En die wind loeit niet, hij huilt niet, hij raast niet. Maar dat is zo’n koel briesje wat zo heerlijk is na de hitte. En wie reageert daarop? Dat zijn mensen die fijngevoelig zijn hiervoor. Een steen reageert niet op zo’n windje. Als jij een keihard figuur bent, dan mis jij enige vorm van fijngevoelig-heid.

Als jij een geloof hebt als een blok beton, merk je niets van dat windje.

De fijngevoelige gewassen reageren hier wel op. Het gras, wat een beetje wuift in de wind. Het graan ook. En van die grote stoere bomen bewegen al die bladeren, daarom klinkt het geluid van de wind in die bladeren zo mooi.

Ergens staat er: ‘De moerbei-toppen ruisden’. God ging voorbij, nee, Hij ging niet voorbij, Hij toefde en dan bleef Hij, want er zit een mens onder.

Dat is het geruis van de adem van de Geest. Jij geeft stem aan Gods gedachten. Jij wordt bewogen door de wind, dit is eigenlijk een zin met een dubbele betekenis. Je bent bewogen met de mensen. Meeleven is ‘bewogen zijn met’.

Maar ik las een paar weken geleden dat ze mensen, die die last, gewoon uit medelijden, op hun schouders nemen,  tegenwoordig “atlaspriesters” noemen.

Je kent het wel, zo’n drager met de atlas op z’n schouder, dat drukt uit dat ze het leed van de wereld op hun schouders dragen. Dat noemen ze “atlaspriesters”. En die mensen gaan er aan kapot. Het drukt hen naar beneden. Dat hoeft dus niet meer.

Je wordt bewogen met de wind, je bent bewogen met elkaar.

En die wind waait waarheen hij wil. Dus ik moet weten waarheen ik wil. Want ik ben gelijk die wind. Het gaat hier om de wind-richting, dat het doet waartoe God het zendt. Jezus noemt zichzelf ‘Woord’, en zegt: “Ik doe altijd wat mijn Vader behaagt”.

 ‘Doen wat God behaagt’, want woord en Geest horen bij elkaar.

Ik heb de uitdrukking ‘door zijn Woord en Geest’ nog nooit ergens in de bijbel gevonden alsof het twee aparte dingen zijn. Nee hoor. Waar Zijn woord wordt verkondigd, is Zijn Geest en waar Zijn Geest is, hoor je Zijn woorden. Dat staat niet los van elkaar. Je kunt toch niet het leven uit een zaadkorrel halen? Probeer je het toch, dan gaat het woord dood.

Woord en Geest vormen één geheel, net zoals de Vader en de Zoon. Die kun je toch ook in één adem noemen? En in diezelfde adem worden wij ook genoemd.

Genesis zegt: ‘En de zon, en de maan en de sterren. Zon is een beeld van God, de maan is een beeld van de Zoon en de sterren zijn wij.

Geen Superstars hoor!

En wat deed Jezus nou? Hij zegt: ‘Ik wil dat Zijn wil gebeurt’.

Daar heb ik veel over nagedacht. Wat wil jij? Wat is volgens jou ‘vrijheid’? Nou, dat ik kan doen wat ik wil….

Dan is de volgende vraag: ‘wàt wil ik?’ Het woord vrijheid is afgeleid van het werkwoord ‘bewegingsvrijheid’ of ‘lopen’. Toen heb ik dat ingevuld met: ‘ik wil wat God wil’.

Dus nu de vraag: ‘wat wilt U?’ Ja toch? ‘Wat wilt U nou?’

Je kunt heel veel nadenken en filosoferen over vrijheid, dan praat ik alleen voor mezelf. “Ik ben vrij sinds ik mij aan Jezus heb verbonden, want Hij zei:’Ik ben vrij’, en ik zei toen: ‘dan verbind ik me aan U, dan ben ik het ook’. Want werkelijke vrijheid bestaat uit een verbinding. Dat is wonderlijk hè?

Punt twee: ‘Wat wilt U? Nou, zegt Jezus, ‘Ik ben bezig de schrift te vervullen. Ik had het ook niet kunnen doen. Maar Ik heb het wel gedaan. Want Ik zat er toch echt niet om te springen om dood te gaan. Er moet iets zijn wat Hem overtuigd heeft. Hij zegt toch duidelijk: ‘Niet Mijn wil geschiedt’. Dus die was toch een beetje anders. Liever niet. Maar God heeft Hem toen overtuigd, en toen zei Jezus: “Ja, Uw wil geschiedt, Ik doe het”. En er zijn nog heel wat profetieën die nog op vervulling wachten. Ja, daarom zijn we daar ook zo mee bezig. Er moet nog heel wat vervuld worden. Wil jij dat? Of zeg je gewoon: ‘Nou, ikke…poe, ja, God is met me en ik zing het wel uit tot het graf….

Ja zeg, heb je niet een taak of zo? Nou, dan brullen er altijd wel een paar vrome mensen: ‘God heeft een plan met jou!’  Ken je dat? En het liefst zo ver mogelijk. Het is zo’n geschreeuw om niets.

Dan word je toch weer door een verkeerde  wind naar een verkeerde richting gestuurd. Neem nou eens als voorbeeld dit: je bent zo langzamerhand verlost uit je slaafse denken, uit het diensthuis uitgeleid. Niet eindeloos vragen: ‘God, wat wilt U, wat wilt U, wat wilt U?’ Ga zelf maar eens denken, ga zelf maar eens leren lopen. En dan bèn je daaruit verlost, en waar zet Hij je dan vóór?  Een woestijn! Nou, zeiden de Israëlieten, leuk is anders. We dachten dat we direct in het beloofde land zaten. Joepie, halleluja! Maar ik sta voor een woestijn….!

Jezus, gedoopt met de Geest, het eerste wat de Geest tegen Hem zei dat was: “Ga de woestijn in”. Dat is geen boze geest geweest hoor, dat is de heilige Geest geweest, Hij moest daar stage leren lopen, en alle verzoekingen doorstaan. Ga er maar aan staan.

Trouwens, weet je wat de grootste verzoeking is? (even een zijsprong). Dat je God verzoekt. Dat is de grootste verzoeking. God verzoeken. Dat Hij moet doen wat jij wilt, om indruk te maken op mensen.

Ja, wonderen verrichten, tekenen, van stenen brood maken. ‘Kom op, naar de derde wereld, bidden met stenen’.

Er staat zelfs in de Psalmen dat God zegt: “Wat een volk, Ik heb me er 40 jaar aan ‘geërgerd’. Nou heb ik dat opgezocht in de grondtekst en er staat: ‘Ik heb er 40 jaar verdriet van gehad. Ze hebben me meer dan 10 keer verzocht”.

En dan komt Paulus met de opwekkende mededeling: ‘Het is ons allemaal tot voorbeeld geschied’. Zo, nou, dan mogen wij ook wel uitkijken dat we niet scheef gaan. Precies, zegt Jezus, ‘zie toe dat je niet in verzoeking valt’. En: ‘wacht u voor de mensen’, en: ‘kijk uit’, en: ‘bewaar je geloof in Mij, en ik bewaar Mijn geloof in jou’.

“Dus ik moet ook eerst de woestijn door?” Ja, anders red je het niet. Je wordt in die zin opgeleid. En overigens, denk jij dat je dat niet nodig hebt? Denk jij dat een slaaf boven zijn heer staat? Je gaat jezelf toch niet een held noemen? Wie zichzelf verhoogt ……Je bent zo afhankelijk van de Geest, dat was Jezus ook in àl die verzoekingen. Want toen Hij die allemaal doorstaan had, kon hij alle verzoekingen, van later in Zijn leven, afweren. Want er is heel wat op Hem afgekomen.

Ik vond een heel mooi woord: we worden inherent aan elkaar. Ken je die uitdrukking? Letterlijk betekent het: van nature innig verbonden. Mooi hè?

God is van nature innig verbonden aan de Zoon en andersom. En als we inherent raken aan elkaar, en dan wordt niet de menselijke natuur bedoeld, maar de Goddelijke natuur, waar Petrus het over heeft. Het Goddelijke karakter.

 

Nog even terug naar Prediker. Winden. Ken je de uitdrukking: ‘God maakt de winden tot Zijn boden?” Dat staat in de Psalmen. Er wordt altijd gezegd dat dit de engelen zijn, maar zouden wij het ook kunnen zijn? Boden! Wij zijn postboden, en brengen het evangelie rond.

Pred. 11: 5. ‘….het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw’. In het Hebreeuws staat helemaal niet ‘een zwangere vrouw’, daar staat ‘een volle’. Natuurlijk zal dat wel een vrouw zijn, maar er staat dus ‘het gebeente in de schoot van een volle’.

Vraag: ‘Waar ben jij vol van?’ Want waar je vol van bent, daar loopt je mond van over.  Vul zelf maar in waar jij vol van bent.
Familie? De rampen van deze tijd? Hoe slecht het gaat in de wereld? En de politiek? Eindeloze verhalen over je caravan?  Over relaties?

Waar ben jij vol van? En dan niet vroom lopen doen: ‘ik ben vol van de Geest’…. Nee, waar ben jij nou vol van?

Voor gebeente staat er in het Hebreeuws: ‘lichamen’. Body’s. Dat is dus meer dan een tweeling, denk ik. Mooi is dat hè? Lichamen; al die christenen, zoals wij, in de baarmoeder, want we vormen met elkaar ook een moeder, een baarmoeder, maar we worden ook in de baarmoeder opgevoed, totdat we volwassen worden. Dat gebeurt allemaal in de baarmoeder, want die vrouw uit de Openbaring baart een volwassene. Dat staat er in het Grieks.

Dus of je nou man of vrouw bent, we zijn allemaal in verwachting. Als je het niet gelooft, lees Psalm 110 er maar eens op na: ‘uit de schoot van de dageraad stijgt de dauw van uw jonge mannen op’, ook vrouwen natuurlijk.

Je zal toch uit de schoot van de dageraad komen….de baarmoeder van het licht. Dan is die vrouw ook licht, als haar baar-moeder ook zo is. Het mooie woord voor baarmoeder is ‘lieflijkheid’ in het Hebreeuws. Je bent uit lieflijkheid geboren. Er wordt zóveel van je gehouden, dat je dáárin volwassen wordt. Wat een proces! Wat mooi! Kinderen van het licht, Zijn licht! Kinderen van de dag, die zijn de dag! Dat is nou de dag des Heren!  Het morgenlicht. De schepping is natuurlijk ook op een morgen begonnen. Zo gauw God zegt: ‘Er zij licht’, is het morgen uit Zijn mond. Wij zijn kinderen van de morgen. De herschepping ook.

In Psalm 139 staat: ‘in de baarmoeder word je gevormd’. Maar de vraag is: ‘Laat jij je vormen?’ Kun je merken dat je verandert?

Langzamerhand krijgt dat wezen Gods binnen in je handen, voeten, ogen, oren. Het begint vorm te krijgen. De Duitsers zeggen: ‘bildung’, het wordt een beeld ergens van, hij lijkt op z’n vader of z’n moeder. De Christus krijgt gestalte in je. En dat is nou het koninkrijk Gods binnen in je. Dat is nou het grootste wonder waar al de profeten van het oude testament naar hebben uitgekeken. Waar God mee begonnen is met Zijn belofte. Het zaad van de vrouw komt e i n d e l i j k  tot zijn recht. En zo worden Gods woorden weer vlees. In jouw menselijk bestaan krijgen de barmhartigheid en de nederigheid gestalte. De kracht van God om mensen weer gelukkig te maken. Dat is Zijn grootste kracht en dat krijgt in jou gestalte. Vertel het ze maar, in al je eenvoud. Je bent in verwachting. De vrouw is in verwachting. Het is er en het moet ook nog komen, maar God had het al lang van tevoren bedacht.

Nu snap je zeker wel het zinnetje: ‘Die was, en die is en die komen zal’. Dat is het nou, een kind kan het snappen! Dàn heb je het evangelie te pakken.

Het vreemde woord voor dit proces heet: ‘Parousia’. Merk je het bij jezelf? Dus niet alleen de eerste zoon, want bij een bevalling komt altijd eerst het hoofd, maar ook wie ‘inherent’ zijn aan hem. Innig met elkaar verbonden.

Ik kreeg een hele mooie gedachte, het is haast een geheim, en wie het vatte kan die vatte het. Maar de Geest maakte me duidelijk, helemaal geen sensatie, maar het kwam er eigenlijk op neer dat er werd gezegd: ‘Mijn ‘ik’ wordt ‘wij’. Jezus zegt: ‘wie Mij hoort, hoort de Vader. En wij gaan langzamerhand naar het moment dat wie ons hoort, hoort de Zoon, en wie de Zoon hoort, hoort de Vader. Deze drie zijn daarin één. Snap je het? Dit is zo’n mooie gedachte, die wil ik nog eens uitwerken.

Mijn ik wordt wij.

Als Jezus bidt: ‘Onze Vader’, dan heeft Hij het over Zijn Vader en over onze Vader.

Ons. Hij is zo innig verweven met ons. Dat is onvoorstelbaar.

Ik eindig met nog 2 vragen.

Naar welke ‘gave’, karaktereigenschap, van God streef jij? Dat mag je zelf invullen want het is iets wat bij je past. Dan kost het ook geen moeite meer.

De andere vraag is ontleend aan Ps. 110, over die geboorte uit de dageraad, daar staat bij: ‘Uw volk is een en al gewilligheid’. Wil ik het? Ben ik bereid-willig? Wil ik waartoe God het zendt? Want Jezus zegt een keer: ‘Ik stuur jullie nog eens een keer als schapen tussen de  wolven’. Dus, wil je dat wel?

Je kunt wel mooie kreten roepen die je hebt geleerd, zoals: ‘met mijn God spring ik over een muur’. Hoepel toch op met dat gedoe! W i l  j i j ?

Jezus werd een prooi! Nou? Pfff.

Uw volk is een en al bereidwilligheid. Dat zijn dingen om eens goed over na te denken. Wil ik dit? Wil ik met de heerlijkheid ook het lijden aanvaarden?

Maar goed, als je dit leest word je wel gelukkig hè?

God is bezig jongens!

Amen.

 

 

Duurt Sikkens, 9 september 2007

 

Over dood en dodenrijk (Duurt 15-04-2009)

Over dood en dodenrijk

 

Vanavond gaan we het hebben over een paar dingen waar vraag naar was.

Ik wil beginnen met Psalm 88. Een depressievere psalm ken ik niet. Het is de meest donkere psalm van de 150 die in de Bijbel staan. Ik probeer wat helderheid te krijgen over dood, over dodenrijk en wat er mee samenhangt. En ik ben Mozes heel dankbaar, omdat hij er wat over heeft gezegd; en Ezechiël en Van de Brink, en Mattheus, en Klaas en Petrus en Johannes en Job, en Jezus uiteraard.

Vanavond gaat het over de geestelijke dood. Dáár gaat het over. Want die is door Jezus overwonnen. En de natuurlijke dood, wat elk mens beschoren is, is daar een afbeelding van. Het zichtbare is altijd een beeld van het onzichtbare, en elk mens gaat dood; dat is nog steeds de vloek die over de aarde heerst, het was niet de bedoeling.

Met andere woorden: als je geestelijk dood bent, dan leef je niet ècht.

Eerst maar eens iets over het dodenrijk. Daar heerst een boze engel en die heet in het Hebreeuws ‘Abaddon’ en in het Grieks ‘Apollyon’. Beide woorden worden in de Bijbel gebruikt en ze betekenen allebei ‘verderf’, en als je een moderner woord wil hebben: ‘verrotting’, ‘bederf’. Je hebt een bedorven leven; bedorven in je denken. En die engel staat onder gezag van de boze.

Dat dodenrijk heet in het Hebreeuws: ‘sje’ool’, en de meeste vertalers vermoedden dat het zoveel betekent als ‘het grote hol’. Dan moet het wel erg groot zijn voor die miljarden mensen natuurlijk. Het grote hol, een holte.

Ik zocht naar een vergelijkend begrip en kwam uit op ‘het zwarte gat’. Het gebied van de doodse stilte. Een gebied waar alle leven verdwijnt. Dat is erg? Waar ook alle energie in verdwijnt.

Dat dodenrijk heeft een centrum, dat heet de afgrond. Het koninkrijk Gods heeft ook een centrum, dat is de tempel, waar God woont; dus het gaat dan over ons.

En daar, in dat dodenrijk, heb je ook een centrum, de afgrond. Het Griekse woord is ‘hades’. Het zijn allemaal Bijbelse begrippen, maar ze komen ook voor in het spraakgebruik van die dagen.

Als je kijkt naar Psalm 88 dan zie je een stel synoniemen staan. In vers 4 staat doodgewoon: ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’. Die man is hartstikke depressief, heel erg; en ik ken nog iemand die zoiets gezegd heeft: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe, tot aan de dood’. Dat heeft Jezus gezegd. Dat kàn dus.

‘O, mijn ziel, wat buigt g’u neder’, eigenlijk staat er: o, mijn ziel, wat word je neergebogen’. Een zware hand in je nek en daar ga je….. Het is sterker dan jezelf.

In vers 5 staat: ‘De groeve’, en als uitwerking staat daarbij: ‘een man zonder kracht’.

Vers 6: ‘onder de doden is mijn verblijf’. Maar die man leeft als hij dit gedicht maakt. Kan dat dan?

Er staat nog wat achter: ‘die aan uw hand ontrukt zijn’, daar zit geweld achter.

Het woord ‘verslagenen’ is hier van toepassing, je hebt de slag verloren. Iedereen verliest de slag met de dood, elk mens. Ik heb het over de stervelingen; daarom heten ze ook stervelingen, en dat zijn wij niet meer.

Vers 7: ‘diepste kuil, duistere plaatsen, diepte’.

Vers 8: ‘baren’, dat zijn golven, dat wijst in de richting van de zee.

Vers 9 en 10: ‘Geen kontakt meer, er staat: ‘ik ben ingesloten’.

We hebben net gezongen: ‘Geen graf hield Davids zoon omkneld’. Je kan geen kant meer uit, je bent ingesloten. Ik kan niet ontkomen, staat er dan ook achter.

Vers 12: ‘de plaats der vertering’, en daar staat nu het woord ‘Abaddon’. Dat is erg voor mensen, verschrikkelijk. En één van de allerergste vind ik wat staat in vers 13:

‘het land der vergetelheid’. Je kan een grafsteen oprichten, maar je wordt vergeten.

Natuurlijk zetten de mensen in een rouw-advertentie: ‘we zullen altijd aan je denken’, maar wat als die ook overleden zijn? Tja, het land der vergetelheid. Ze zijn ook verdwenen.

De dichter schrijft dat op tijdens z’n aardse leven. Hij ervaart dus de macht van de dood op aarde. Nou, dat noemen wij tegenwoordig: een zware depressie, een hele zware depressie.

Kijk eens wat er staat in vers 11: ‘Zult gij aan de doden een wonder doen?’

Dat is voor hem een vraag, voor ons een weet. Ja, voor ons een weet.

Tóen was het een vraag: ‘Schimmen, zullen die opstaan en dan ook nog God loven?’ Dan moet God ze zelf opwekken!

Schimmen betekent hetzelfde als ‘schaduw’. Geestverschijning. Mijn moeder zei wel eens: ‘je ziet er uit als een geest’, als ik erg mager was. Maar een schim; ken je de uitdrukking: Hij is een schim van wat hij vroeger was? Dus hij is helemaal de oude, zichzelf, niet meer. En schaduw komt van een woord dat ‘duisternis’ betekent. En duisternis is altijd de afwezigheid van licht. Dus als je een schim bent, ervaar je geen licht, en licht is altijd het beeld van liefde. Dus het is gruwelijk dat die man helemaal geen lichtpuntje ziet, helemaal niets!

Nu staat er een woord: ‘rephaiem’, dat wordt haast altijd vertaald met ‘reuzen’. Reuzen in het dodenrijk, geweldenaars. Maar er is nog een vertaling, waar iemand naar gezocht heeft, en gepeuterd, en die vond het volgende: het betekent ook: ‘slappen’, en dan moet je het vergelijken met een leren zak, een lege leren zak, zonder inhoud. Slappen, alsof ze geen geraamte meer hebben dat hen overeind houdt. En nu komen we heel dichtbij hetgeen wat ik eens verteld heb met Ezechiël: als je je botten mist, dan is dat  in het joodse denken een gebrek aan identiteit, je eigenste zelf. Dat zijn de botten. Daarom vind ik het altijd heel gek dat de dood altijd in allerlei illustraties wordt voorgesteld als een geraamte… met een zeis of met een zandloper….

Daar kan ik helemaal niets mee.

Rephaiem: ‘slappe zak’. Dat is erg! Je identiteit.

Jezus gebruikt weer een ander woord, Hij gebruikt het woord: ‘skolex’, en dat is vertaald met ‘worm’. Wiens worm niet sterft, ken je die uitdrukking?

Het betekent ook: ‘made’ of ‘larve’, ondergronds. En de bedoeling van made of larve en rupsen is: dat ze opnieuw geboren worden. Dàt is de bedoeling! Dus wij bevinden ons allemaal op aarde tussen allemaal rupsen, mag ik het zo zeggen? Ik was ook een rups, door de wedergeboorte heb je je werkelijke identiteit gekregen.

Die overgang heeft Jezus wel gepredikt, maar Hij zegt: ‘Als ze Mij niet geloven, blijven ze een worm, dan blijven ze een larve’. Dat is dus onder de grond.

Het opnieuw geboren worden is eigenlijk, zoals het er ook staat, van boven geboren worden. Je ziet dus het hemelsbrede verschil tussen het van onderen zijn, op de aarde, en van boven geboren zijn. En ‘boven’ betekent in ‘kwaliteit’. Want als ze in Australië naar boven wijzen is dat bij ons naar beneden. Dus je moet het niet letterlijk nemen. Boven betekent altijd een hogere kwaliteit van denken.

De sje’ool: de macht van het dodenrijk, daar hoort benauwdheid bij; dat je in het nauw gedreven wordt, de angst, en angst komt van het woord ‘eng’. Je wordt in de engte gedauwd, je kan nergens meer heen. De dood is onontkoombaar.

In Psalm 18:5, en dat heeft Jezus ook ervaren, staat: Banden des doods hadden mij omvangen.

Banden, daar heb je die knelling weer; je bent geboeid, je zit vast. Een andere vertaling zegt: ‘snoeren’. Dan staat er nog achter: stromen van verderf hadden mij overvallen. En laat daar nou in een andere vertaling staan: stromen van ongoddelijke mensen. Belialskinderen. Mensen die in dienst staan van de dood. En dáár is Jezus mee geconfronteerd geweest.

Hij zegt een keer tegen de mensen die zeiden dat ze in God geloofden: ‘Jullie reizen stad en land af om één bekeerling te maken; en heb je er één gevonden, dan maak je hem nog erger dan jezelf, een kind van de hel. Heb je dat wel eens gelezen? Daar heb je die Belialskinderen. Die gunnen je het leven niet, want waarom is Jezus vermoord? Waarom is Paulus vermoord, en Petrus gekruisigd, en Jacobus van een tempelmuur gegooid? Waarom? Omdat wij met een tegen-stander  te maken hebben in de onzien-lijke wereld en die gebruikt het liefst godsdienstige middelen.

Banden des doods wurgen je. En dan staat er zo mooi als tegenhanger in de Handeling 2:24, over de opstanding: ‘God heeft Jezus doen opstaan’, denk er goed om dat God dat heeft gedaan, ‘Want Hij verbrak de weeën van de dood’, en dat zijn afschuwelijke pijnen, ‘omdat het onmogelijk was dat Hij door hen werd vastgehouden’.

Hij hàd Hem wel vast, maar hij kon Hem niet vasthouden; de dood moest Hem loslaten. En trouwens, ik las net in Psalm 18:17 nog iets, ik heb zonet het woord ‘zee’ genoemd, en hier staat in vers 17: ‘Hij reikte van omhoog, (daar heb je God), greep mij en trok mij op uit grote wateren’. Je kan ook lezen: ‘opgehesen’. Dus de hand van God komt van boven en grijpt iemand die in de diepte zit, pakt hem beet en Hij trekt je er uit. Dat is een goeie Nederlandse uitdrukking.

Maar hier wordt de dood vergeleken met water, of liever gezegd: wateren, en dat is typerend voor het dodenrijk. Wateren als meervoud. Daarvan is het allereerst sprake in Genesis. Gods Geest, maar dat is God zelf, en niet gescheiden van Zijn Geest,  zweefde boven de wateren.

Een andere psalm zegt: ‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk. Bij zinken denk ik altijd aan water.

Toen die krankzinnige van Gardara bevrijd werd, en dat hele legioen boze geesten in de varkens mochten gaan zitten, waar storten die zich toen in? In de wateren, de zee. Er staat in de wateren, de vloed. Dat staat in Matth. 8:32.

En van Jezus staat er, ik vind het aan één kant jammer dat dit in de bijbel staat, dat Hij over het water liep, want alle cabaretiers maken zich daar meester van, maar Hij liep er wèl op, terwijl het stormde. Maar daar staat niet ‘water’, daar staat ‘wateren’. En nou ga je doordenken: Jezus liep over de wateren, en dat geeft een link met het dodenrijk. Hij beeldde uit, dat Hij daar liep, dat Hij boven de chaos stond en boven de dood en boven het verderf. Dàt beeldde Hij uit voor Zijn discipelen. Dat konden ze natuurlijk nooit verzwijgen. Wàt een gelijkenis! Hij staat bóven de onder-wereld! Daarna heeft Hij besloten dat ook voor òns te willen; dat is een volgende stap. Maar Hij stond er boven!

Dat geldt ook voor onze toekomst.

In Openbaring 15:2 staat: ‘Ik zag iets als een zee van glas met vuur vermengd’. Ken je die uitdrukking? Wat voor kleur had glas in die dagen van Johannes? Iedereen denkt dan aan wit, maar het was groen hoor. Het was groen glas. Dus moet je je even voorstellen: groen, en dan ook nog met vuur vermengd.

Daar slaan de vlammen doorheen. Nou, dat is gruwelijk. Dat is chaos en dood en verderf.

En er staat: ‘die overwinnaars staan aan de glazen zee’. Maar in het Grieks staat er: op de glazen zee.

Dan hebben wij ook die status bereikt die Jezus had. Dat is wat? Er staan ons dus nog een hele weg te wachten. Maar Jezus stond boven de woestheid en de leegte; dan ben ik weer bij Genesis: ‘de aarde nu was woest en leeg’, ja, de onderwereld.

En nu zweeft de Geest van God, die in ons is, weer boven de wateren. Het zijn allemaal beelden. Wij proberen de mensen uit de dood te krijgen. Ja toch? Met ons evangelie. De mensen boven water te zien krijgen, want ze zitten onder water.

Iedereen die dit evangelie nooit gehoord heeft, is geestelijk dood. Dat is gewoon zo.

Doodsangst heeft iedereen misschien wel eens ervaren. Dat kan midden in de nacht, dat kan tijdens je leven zomaar op straat zijn. Ik heb het tenminste wel eens gehad, en dat is niet best.

Maar denk eens aan de oorlogsgebieden op dit ogenblik. Die miljoenen vluchte-lingen …., die leven niet. Denk eens aan de gevangenissen, nog niet eens de Nederlandse, maar die andere, wat staan die mensen daar uit?

Denk eens aan de holocaust, de moorden in Afrika, al die joden die omgebracht zijn. Zovelen zijn vermoord, dood gemaakt. En er zijn ook zoveel mensen die dat vandaag aan de dag meemaken. Doe de tv maar aan, dan doe je hem het liefst weer uit. Het dodenrijk is veel groter dan je denkt. De dood heeft  z’n invloedsfeer uitgebreid over de aarde, en hele stukken van de hemel. Dat is de onzienlijke wereld, dat zijn de zielen van de mensen; of ze nou in het dodenrijk zijn nadat ze gestorven zijn, of dat ze nu zogenaamd leven, maar ze liggen allemaal onder het beslag van de dood, want de wereld leeft in het duister. Dus je moet de grenzen van het dodenrijk wijder gaan zien. Hij heerst over de aarde.

En wij zingen uit volle borst: ‘Al vallen duizenden rondom mij neder…’. Nou, het letterlijke, dat je de mensen om je heen ziet vallen, maar dan vraag ik mij af òf je staat te zingen….., maar het kan geestelijk wèl.

Je ziet een heleboel mensen met hele vreemde ideeën, gewoon geestelijk als

het ware vallen.

Kun je volgen wat ik bedoel? Alleen al gewoon de verkeerde leringen; ze vallen!

Ik las in de krant van een Palestijnse theologe, die zei: ‘Ons land is één gigantische gevangenis en één reus-achtige begraafplaats. En ze heeft gelijk. Al die arme mensen daar, en wij die joden maar vereren……, nou ja, wij, ik hoor daar niet bij.

De dood is de kern die de duivel er in gestopt heeft. Jezus noemt het: ‘het hart van de aarde’. Heb je dat wel eens gelezen? Dan moet je eens opzoeken Matth. 12 vanaf vers 38: ‘Wij willen wel eens een teken zien’. Nou, zegt Jezus: ‘Jullie ontaard en verbasterd geslacht’, geestelijk dan hè, altijd maar die tekens, ‘Nou, Ik geef je een teken van Jona, gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zó zal de zoon des mensen in het hart der aarde zijn’.

Dus van dááruit wordt de aarde geregeerd. Het centrum, het hart. En dáár ging Jezus binnen, want Hij moest de oorzaak in het hart treffen.

En omdat Hij het beeld gebruikt van dat zeemonster, wat geen walvis is hoor, er staat zeemonster, en de dood wòrdt ook voorgesteld als een monster, in verschil-lende teksten; het is een alles verslindend monster, hij vreet alle mensen op.

In Spreuken 27:20 staat: Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk. Ze hebben nooit genoeg. Dàt staat er van dat dodenrijk. Dat is dus een monster.

Kijk, de mens had z’n onsterfelijkheid verspeeld in het Paradijs. De bedoeling was onsterfelijk te zijn; dat het lichaam van Adam  b.v. ook langzamerhand anders zou worden. Maar hij was van God af-gesneden, en als je van God afgesneden bent, een typisch Hebreeuwse term van dood zijn, dan ben je van het leven afgesneden. Dan ben je afgesneden van het leven dóór de duivel. Hij gebruikte de zonde als mes. En toen gingen ze in bal-lingschap. En de uitdrukking ‘in balling-schap gaan’ betekent dat je niet in het land der levenden bent. Dat is dus de geestelijke dood ervaren. Want ze vielen niet om na het eten van die vrucht; het was een geestelijke dood.

Ik las een hele mooi vertaling van het woord ‘satan’. Meestal wordt het vertaald met tegenstander, dat was ook in het spraakgebruik: ‘je bent mij een satan’, dan moet je niet direct aan de duivel denken, maar je bent gewoon een tegenstander. Maar een andere vertaling vond ik heel mooi: ‘hinderaar’. Daar moet je eens over doordenken: ‘hinderaar’. Hij verhindert van alles; hij werpt allemaal hindernissen op. Hij verhindert de omgang tussen God en mens. En wat  God samengevoegd heeft mag de mens niet scheiden, maar de duvel ook niet.

In het Duits noemen ze een invalide een ‘behinterde’, dan heb je dus geen kwaliteit van leven.

Even een zijstraatje in: ‘Heeft God ons samengevoegd?’ Wat denk je? Zó, daar ben je toch gelukkig mee dat Hij ons bij elkaar gebracht heeft? Ja toch?

Nou, als ik nou een scheiding ga maken, een scheuring veroorzaak, waar ben ik dàn mee bezig…. Partijschappen in een gemeente….ach, wat hebben we dàt de laatste halve eeuw vaak gehoord.

Dat is dus de ballingschap ervaren.

Vandaar die profetie over de ballingen van Ezechiël 37, dat dal vol dorre doods-beenderen. Dat is dat geestelijke volk in ballingschap. Dood.

En God zegt: Ik geloof dat we dat tot leven gaan wekken. Nou, zegt Ezechiël, Jij zegt het, ik wil het wel doen, maar Jij zegt het. Ik doe het wel.

En dan ‘voegen ze zich aaneen’.

Dus de dood is een breuk met God. Andere beelden van het dodenrijk zijn’

‘Stof’, onder het stof (Num.16:30). Het is waar als ze zeggen: stof ben je en tot stof zul je terug keren. Het klopt, want iemand die God niet kent, is stof.

Petrus gebruikt het woord ‘gevangenis’,

(1 Petr. 3:9). Daar kun je je ook van alles bij voorstellen. Je zit gevangen.

Ik las ergens in de Psalmen: ‘de dood weidt hen’. Dat is me een herder?

In Spreuken 7:27 wordt het voorgesteld als een huis met kamers. Toen moest ik onmiddellijk denken: ‘in het huis van de dood zijn vele woningen’.

Vraag van Mariet:  wat is er dan over als iemand niet geestelijk is, en hij sterft?

Antwoord.: Dan is het alleen zijn larve, dat is zijn geest, zijn ziel wat er over is;

maar het is nooit tot ontwikkeling gekomen.

Het is daar niet leuk in het dodenrijk.

Ik ga nog even verder, dan wordt het wat duidelijker.

Een huis met kamers. Dat is dus een groot huis, een monster. En wat zit er in die kamers?

Jezus gebruikt het beeld van een stad met poorten. Duur woord voor een dode stad ‘Necropolis’. Jezus zegt in Matth. 16:18:

‘ De poorten van het dodenrijk zullen de gemeente niet overweldigen’. Letterlijk staat er in het Grieks: Neerkrachten, nou, dat woord kennen wij niet, maar daar zit dus een macht achter die iemand naar beneden duwt. Misschien is over-meesteren een goed synoniem. Er zit dus wel iemand achter.

Tja, de poorten van het dodenrijk; dat gaat over de geestelijke dood hoor. Jij gaat geestelijk niet meer dood, je leeft.

Ik dacht vroeger: poorten? Zou dat wel goed vertaald zijn? Maar de poort was vroeger, in die dagen, altijd de plaats van de rechtspraak. Daar werd altijd recht gesproken. Daar kwamen ook de wijze mannen bij elkaar. En daar word jij, als het ware, aangeklaagd door de boze, dat is de aanklager. En in of bij die poort heb jij nl. iets tegen die aanklacht, nl. het bloed van het Lam. Dat is de kern van het evangelie; want al onze overwinningen hebben dàt als centrum, als kern; het bloed van het Lam. Maar dan moet je wel weten wat dat betekent. Dat Jezus Zijn leven gaf voor ons enz….

En dàt toon je, dàt zeg je, dàt is jouw getuigenis; en de heilige Geest getuigt met jou dat je een kind van God bent. En dan komt er wel een hoop lawaai op je af, maar jij staat daar doodgewoon te vertellen: ‘ik ben een kind van God, ik ben zonder zonde en nu jij weer’. En dan wordt het stil. Dat vind ik zo mooi.

Overwinnen is in de Openbaringen, in die gedeelten, altijd een juridische term, en daarom verleent de heilige Geest jou rechtsbijstand. Hij getuigt met jou en geeft rechtsbijstand. Je staat in je recht.

Je zult de dood dus niet zien. Misschien heb je hem wel eens in het gezicht gezien, maar hij krijgt je niet!

Ik zat even te denken: ‘poort’; zou dat nou die poort zijn die naar het verderf voert?

Dan denk ik aan het merkwaardige verhaal van die brede en die smalle weg. Want je moet strijden om in te gaan door die smalle poort; dat is een geestelijke strijd, dus geen strijd met allerlei schilden en zwaarden e.d.; maar het kost je strijd om binnen te gaan. Ik denk ook wel eens: het kost je ook strijd om binnen te blijven; die weg te blijven gaan; maar over het ingaan door die brede poort lees ik niets over strijd. Die poort is zó wijd; dàt is een poort die wijd open staat. Iedereen kan zonder strijd op die achtbaansweg mee gaan. ‘Halleluja, kom op’… En die voert ook naar het verderf. Zo kwam ik er op dat die poorten van het dodenrijk de poorten zijn van het verderf.

Daar staat geen ‘hel’ hoor. Er staat verderf. Je bederft weer.

Heeft de dood macht? Nou, me dunkt! Het is hem nog steeds gelukt om mensen dood te krijgen. Hij heeft ontzaglijk veel macht, maar dat uit zich op verschillende manieren.

In Openb. 6:8 en Hosea 13:14 worden vier  aspecten genoemd van de dood.

Kijk, een leger heeft verschillende mogelijkheden om oorlog te voeren.

Kennen jullie de term: abc-oorlog? Atomaire, biologische en chemische oorlogsvoering. Enfin, ze hebben dus verschillende mogelijkheden. Zo heeft

de dood dat ook; en die worden hier genoemd.

Het zwaard, de honger, de wilde dieren en de zwarte dood. Deze vier aspecten worden genoemd voor het doodmaken van mensen. Ook het dood-zijn.

Het zwaard is altijd een beeld van woorden, van een lering. Het zwaard des Geestes is heel simpel: de leer van het evangelie van Jezus Christus. Dat is nou een zwaard. Want dat maakt scheiding tussen licht en donker, en tussen zonde en gerechtigheid. Dat is een prachtig zwaard. Dat hanteer je.

Maar er is ook een valse leer; en hoeveel duizenden zijn er wel niet om jou heen gevallen door de valse leer van de uit-verkiezing. Er kwamen mensen in inrichtingen terecht omdat ze niet wisten of ze er wel bij hoorden of niet. Een rotleer!

Calvijn heeft heel veel geschreven, ook mooie dingen; maar dat ene artikeltje heeft de meest verwoestende uitwerking gehad.

Ik ben ook doodsbenauwd geweest voor deze horrorleer. Want God wist alles van te voren. We hadden thuis hele discussies hierover. Als ik nou op die tafel sla dan weet Hij dat al van tevoren, en als ik doe net alsof, dan weet Hij dat ook. Als kind zat je zó te redeneren met je ouders.

Als je nou stiekem iets doet? Ja, God ziet alles….  Dit heeft een hoop slachtoffers geëist. Een rotleer!

Hoeveel kinderen zijn er niet bang gemaakt met de hel. Anders moet je ‘Het verdriet van België’ maar eens lezen. Zoveel kindertjes bang gemaakt, en dan een afschuwelijke Jezus met een doornen-kroon aan een kruis in een kleuterschool… Nou, dan ram je het er wel in hoor. Ze werden zo bang gemaakt.

Je bent door angst voor de dood en angst voor de hel tot slavernij gedoemd. Je gaat ineens slaafs gedrag vertonen. Je moet het goed maken en dat vertaal je dan in allerlei goeie werken en erg je best doen. Het is meer dan verschrikkelijk. Want God was ook zo verschrikkelijk boos op jou…

Nou, dan heeft God inmiddels wel een hartaanval als Hij overal boos over moest zijn.

Ook in evangelische kringen kunnen ze er wat van hoor. We hebben brieven van slachtoffers gekregen. Ik heb ze verscheurd, dat doe ik uit piëteit voor die mensen, maar daar lees je verhalen in, daar is de predestinatieleer niets bij.

“Als je niet kiest ben je voor eeuwig verloren”. Daar heb je er al één. O ja? Dan ken je de barmhartigheid Gods niet.

Ach, ach, en al die mensen die niet hebben kunnen kiezen. Alleen al om ze gewoon idioot of imbeciel zijn. Ja, ik noem maar wat.

Afgelopen zondag sprak ik nog een meisje in de gemeente die zei opgevoed te zijn met het eeuwig zondaarschap.

Eeuwig notabene! Je komt er nooit af…, dat is wat! Wat een ellendeleer.

We hebben brieven gekregen van mensen die zo gruwelijk zijn behandeld, waarbij hun identiteit naar de filistijnen is geholpen. Dáár kan ik kwaad om worden.

Hadden ze zich maar nooit bekeerd, dan waren ze tenminste nog een normaal mens geweest.

Enfin; het zwaard.

Dus je moet uitkijken met wat je zegt tegen iemand, om het heel dicht bij huis te houden.

Wat zèg je? Richt het iets aan bij een ander, of richt het iets uit?

Jezus zegt: ‘Als je de geringste van mij iets aandoet, dat doe je dan ook aan Mij’.

Een prachtige uitdrukking: de geringste volgeling van Jezus. Maar wat je de geringste aandoet, dat doe je Jezus ook aan. Dus kijk uit, let op je woorden.

En wat denk je van de honger? Het is de geestelijke honger die talloze slachtoffers maakt. Ik heb er maar één bij gedaan: de dorst. Waar Jezus het vaak over heeft.

Honger en dorst. Geen geestelijk voedsel. Of een héél klein beetje, een kruimeltje, een getuigenisje van 40 jaar terug, daar moeten ze hun hele leven mee doen. Dat is toch geen eten meer hè? Dat is geen dagelijks brood meer.

En de dorst; een beetje water.

En dan worden nog genoemd: de wilde dieren. Dat zijn gewoon de boze geesten die jou naar het leven staan, heel ordinair. Eén van de ergste vind ik, dat in verband met depressiviteit: zelfmoord. Ik heb dit een paar keer van erg dichtbij mee-gemaakt. En ik heb ontdekt dat zelfmoord niet bestaat, maar dat het ‘moord’ is, door een boze geest.

Ik las in dit boekje dat een psychiater zegt: ‘Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de depressie een ziektebeeld is, dat voor sommigen dodelijk afloopt’. Verdrietig hè? Ze zijn zó depressief dat ze de hand aan zichzelf slaan, zoals ze dat noemen. Door valse leringen is daar van gemaakt: dat wie dat doet, naar de hel gaat… Ik ben hiermee opgevoed.

Hoe haal je het in je hersens om zo de zwaksten uit de samenleving naar de hel te verwijzen. Kinderen uit onechte huwelijken, of verkeerd geboren of weet ik veel, in ongewijde grond begraven…..

Er zijn hierover vele verhalen, en dat is niet alleen het verdriet van België maar dat is het verdriet van de hele wereld.

Er worden maar oordelen uitgesproken. Zelfmoord, ja het is gruwelijk, maar het is moord.

En de zwarte dood, dat is op dit ogenblik in; die maakt z’n duizenden slachtoffers. Dat is magie, toverij, spiritisme, occultisme, noem het allemaal maar op.

Er zijn zelfs tv-programma’s waar ze doden oproepen……

Ze zijn op zoek. Dat is de drang van de mens. Het op zoek zijn naar het leven is goed. De drang van een mens om òm te blijven gaan met mensen die je lief zijn, en die door de dood zijn weggesleept, die drang dus, is goed. Maar de duivel buigt die drang òm, zodat jij aan spiritisme gaat doen. Op zoek naar de dood….’Ja, ik heb kontakt met m’n neef die de vorige eeuw is doodgegaan’…. en nog meer van dat spul. Het zijn dan vaak boze geesten die zich uitgeven voor die neef, en die houden je wel aan de praat.

Maar het is de zwarte dood! Je gaat daar aan wèl geestelijk dood. Het is een rotzooi, dat occultisme.

O, dat tv-programma heet geloof ik ‘het zevende zintuig’. Het is één van de mooiste zintuigen die een mens heeft, maar als je die in dienst stelt van de duisternis, is dat erg jammer.

Iets aanvoelen is een mooi zintuig hoor.

Het is een beetje ondergesneeuwd, maar je merkt gewoon dat dat zintuig bij jou gewoon weer nieuw leven krijgt.

Dat zijn nou de grijparmen van de dood. Als hij je maar pakken kan bij je leven op aarde.

In Psalm 49:15 en 16 staat iets aardigs.

‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen’, dat betekent: hij vreet ervan, en in vers 16 staat: ‘dat Hij mij losgekocht heeft uit de hand van het dodenrijk’, er staat ‘macht’ , maar er staat letterlijk: uit de hand van de sje’ool, dus de dood heeft een hand! Ik heb het net al over z’n grijparmen gehad; maar de dood is iemand, ook dat nog.

En wat hij verspreidt is ook de dood.

Maar dat geldt ook voor Jezus, Die zegt van Zichzelf: ‘Ik ben het Leven’. Durf dàt maar eens te zeggen. En wat Hij verspreidt is ook het Leven.

Over alle mensen, of ze nou geboren zijn, geleefd hebben, of gestorven zijn, en die dit prachtige woord van God niet kennen, hangt de sluier van de dood. Arme, arme mensheid. Als je je dat realiseert wordt je ontferming alleen maar groter.

Denk eens aan iemand die volkomen getraumatiseerd, op een gruwelijke manier om het leven gebracht wordt, en hij is dood. Waar is ’t ie dan? In het dodenrijk.

Denk je dat hij dan van het trauma af is? De dood lost niets op hoor. Daar is geen troost. Daarom is het allereerste wat wij ooit gaan doen, het afwissen van de tranen van de ogen van al die mensen. Er staat dat God dat Zelf zal doen, maar daar heeft Hij z’n mensen voor; dat gaan wij doen. Maar dat is een apart verhaal.

Maar wij zijn losgekocht uit de hand van het dodenrijk; want we waren gegijzeld.

En wij zitten nu in dat ontsluieringsproces.

Wij worden ontsluierd; eerst de geest, zodat je zegt: ‘ik kom tot leven’, en nou zitten we nog in het ontsluieringsproces van de ziel, wat daar nog overheen hangt aan sluiers. Mensen die ontoegankelijk zijn in onze gemeente, dat je zegt: wanneer wordt iemand toegankelijk. Dat zijn mensen die vrij veel liegen, die willen wel eens van de leugen af. Mensen die hartstikke bang of schuw zijn. Daar moet de sluier af. Mensen die niemand vertrouwen, ook een sluier.

Zo gaan we bezig met dat ontsluierings-proces naar geest, ziel, en uiteindelijk het lichaam. Want die sluier is een beeld van de sterfelijkheid, van de dood.

En het is zó mooi dat jij in dat proces zit. Durven wij ontsluierd te worden? Dat is de durf. Na alles wat je hebt meegemaakt. Durf je het alsnog?

Wij zitten in dat ontsluieringsproces; in die volgorde. Ja, natuurlijk is dat niet streng gescheiden, maar je komt langzamerhand helemaal overeind.

Ken je de uitdrukking uit het oude testament: ‘ze worden tot hun vaderen verzameld’,  als iemand stierf? Dat is ook zo.

Jacob zei, toen hij hoorde van de dood van Jozef: ‘Als ik dood ga, zoek ik Jozef op’. Gen. 37:35: ‘Ik ga naar mijn zoon Jozef als ik dood ga’.

Het waren gelovige mensen…, en toch in het dodenrijk?

Nou, kijk, ze hadden een verbond met God, toch? Noem ze maar op, ik denk dat dat bij Adam begint; en al die mensen die daar apart genoemd worden. Abraham, Izaäk en Jacob is een soort samenvatting van al die gelovigen.

Maar ze hadden toch een verbond met God gesloten. Denk je dat God ze dan in de steek laat?

Nee toch? Ze hadden in dat dodenrijk, tijdens hun leven ook wel op aarde natuurlijk, een plaats van wat licht. Er was ook water. En als je dat niet gelooft, zelfs de bomen van Eden zitten in het dodenrijk (dat is wel een apart hoofdstuk). Bomen zijn altijd beelden van rechtvaardige mensen die toch onder het beslag van de dood zijn gekomen; niet onder de directe invloedsfeer.

Als je de zee voorstelt als de dood, dan heb je de diepzee en denk ook eens aan de rode zee met al die kleurige vissen, dat is vlak onder de oppervlakte. Daar is licht. Dus er zitten gradaties in het ‘dood zijn’.

Denk maar aan het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus. Dat is geen gelijkenis, maar een verhaal over de realiteit. Het is een beschrijving van de onzichtbare werkelijkheid. (Luc. 16)

En waar zit Lazarus? In Abrahams’ schoot. En hij werd daar getroost.

En wat zegt die rijke? ‘Laat hij z’n vinger in water dopen om hem te troosten’. Maar Abraham zegt: ‘Geen sprake van, je hebt het op aarde goed gehad en Lazarus niet, en nu is het andersom’.

‘Ja maar, ik lijd pijn in deze vlam’ zegt de rijke man.

Ik dacht vroeger dat dat de hel is, maar dàt is die vlam niet; die vlam dat is de spijt die die rijke man verteerde, door wroeging. Die rijke man had tijdens z’n leven barmhartigheid moeten tonen, dan had hij naast Lazarus gezeten. Maar hij vertikte het om werkelijk mens te worden tijdens zijn leven. Want als je barmhartig bent, word je ècht mens hoor.

Abrahams schoot wordt ook wel ‘de bundel der levenden’ genoemd, ik meen dat het een vrouw was die dat tegen David zei. Dat is een mooi woord: ‘de bundel der levenden’. (1 Sam. 25:29) En bundel betekent: ‘verbonden’ met elkaar. Die zaten dus in het dodenrijk; nog aan de mooie kant daarvan. Ja, wat je mooi noemt, dat was het nog niet, maar ze gaven nl. de hoop nog niet op. Daar waren ook engelen Gods, en die engelen hebben Lazarus naar Abraham gebracht.

Ze hielden de hoop vast want: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’, zegt Jezus.

 

 

En hij heeft hem gezien, hij dacht toen: ‘wat gebeurt er nou?’, want er was enorm veel beroering in het dodenrijk, en de boze geesten waren zenuwachtig enz. enz.. En Lazarus, de vriend van Jezus, is weer teruggeroepen door Jezus. Ik weet niet of je je dat wel eens voorgesteld had. Waar was hij toen hij dood was?

In een andere vertaling staat het heel mooi: ‘Abraham is van vreugde òpgesprongen’. Opgesprongen! En dat is het grondwoord voor de vertaling van Pasen. Pesach! Niks ouwe Abraham met een baard daar; daar zat een geestelijke Abraham hoor. Hij sprong overeind! Want Gods dag brak aan.

Jezus zegt: ‘Ik ben de opstanding’. Dat is, wat Maria noemde: ‘de jongste dag’. En de jongste dag is de eerste dag. En de eerste dag, dat is de dag dat God zei: ‘Er zij licht’. Zo zie je de verbanden weer. Jezus is dat Licht.

(Vraag van Rudi: Zijn ze daar dan herkenbaar? Antw: niet aan hun uiterlijk, maar aan hun geest, aan hun ziel zijn ze herkenbaar.

Vorig jaar zijn er verscheidenen overleden, als je die dan weer tegenkomt, herken je ze natuurlijk niet aan hun uiterlijk, met bril of zo, maar aan hun geestesgesteldheid, aan hun wezen.

Dat is dus het eerste licht van de nieuwe schepping. En al die bondgenoten van God, zo noem ik ze dan maar, zijn met Jezus’ opstanding ook opgestaan en overgeplaatst in het koninkrijk van God.

Je kunt ook zeggen: de bomen van het Paradijs hebben hun originele plek weer gevonden. Jezus praat zelfs aan het kruis over het Paradijs van God. ‘Ga maar mee’ zegt Hij tegen die ene knakker.

Die rijke man zag Lazarus van verre. Daar moet je eens over doordenken. Van verre! Zo ver weg is de ònbarmhartigheid verwijderd van barmhartigheid. Daar zit een kloof tussen.

En waar zit je dan als mens? Je zit in die sfeer waar je op aarde ook zo’n beetje zat. Want je hebt hele aardige, vriendelijke, goeie mensen, die bestaan gewoon. En je hebt boeven.

Dan denk ik dat mensen, die op hun manier goed geleefd hebben, daardoor nog wat licht hebben, ze hebben nog wat aanspraak.

Ja, waar hebben ze het over, ze kunnen het eigenlijk alleen maar over aardse dingen hebben, herinneringen ophalen, daar word je ook niet zo vrolijk van als je het over de aarde hebt.

Maar het wordt steeds donkerder in dat dodenrijk. En helemaal onderin is de buitenste duisternis, daar zitten natuurlijk de grootste tirannen; die treffen elkaar daar. Dat treft!

Daar zit dus een gradatie in. Ik heb wel eens gehoord dat iemand zei: bij de sleutels van het dodenrijk zit ook een verdeelsleutel. Snap je wat ik bedoel?

Je zit dus daar, in dat dodenrijk, waar je je al op aarde bewoog; en dat geldt ook voor ons. Dat is zo mooi man. En dat is eeuwig. We zitten dus eeuwig met elkaar opge-scheept. Ja, we zitten nou eenmaal in het schip.

Dood wil dus eigenlijk zeggen: ‘je leeft niet echt’. Dàt is dood. Want je kent God niet en Zijn Zoon niet. Dat is triest hoor.

Van de verloren zoon zegt de vader, bij z’n thuiskomst: ‘hij is dood geweest’. Is je dat wel eens opgevallen? En toen hij weer thuis kwam, ging hij weer leven, bij God.

Ik ga nu nog even de ‘hel’ noemen. Die heet in de bijbel ook wel de tweede dood, de ‘gehenna’. Dat is genoemd naar een dal, dat lag zo’n beetje half om Jeruzalem heen, ten zuiden en westen, dat is het dal van Hinnom. Het kenmerk hiervan is dat er geen water doorheen stroomt.

Maar in de tijd van de koningen, die in het oude testament beschreven zijn, werden daar kinderen geofferd aan een god, en die heette Moloch. Op die god werden de kinderen geslacht, er op gelegd en verbrand, op een plek die Tofeth heette, dat betekent: ‘brandstapel’.

Je eigen kind……

Koning Achab deed het met z’n eigen kinderen. Kinderen verbranden!….

Hoe zijn die kinderen in het dodenrijk terecht gekomen, denk ik dan. Dat is toch verschrikkelijk? En ze zitten er nòg!

Ik moet er maar niet teveel aan denken.

Het was dus een offerplaats voor kinderen.

In Psalm 106:37,38 wordt dat helemaal uitgewerkt.

 Daar staat: zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten, ook vergoten zij onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän’. Allemaal kinderoffers.

Dat is toch zó duivels. Ongelofelijk.

Ik las in een boekje dat iemand die zwaar depressief is niet het vermogen heeft om van wàt dan ook te genieten.

Ik ken dat zelf ook wel, en verschillenden van jullie ook wel. Je kunt niet meer genieten. Dan sta je dus zwaar onder druk.

Maar goed, wat denk je wat er met die kinderen gebeurd is? Denk eens aan bepaalde psychiatrische patiënten; hoe die leven, waarvan jij zegt: ‘Ach, dat is toch helemaal geen leven’.

Een psychiater heeft eens gezegd: ‘ik heb één patiënt, die denkt dat hij al dood is’. Dan denk ik: ‘die heeft meer inzicht dan een levende, en hij heeft nog gelijk ook’. Maar hij dacht dat hij al dood was.

Afschuwelijk hè? Wat een bestaan.

Een uitspraak van de Dalai Lama: Tibet? Dat is de hel! En hij heeft gelijk. Wat een angst; wat een dood en verderf wordt daar rondom gezaaid.

Denk eens aan al die angstige kinderen, die zoveel hebben meegemaakt, en vermoord zijn, al die mensen. Het zijn er teveel om op te noemen. Eeuw na eeuw is dat gedaan. Paulus vat dat samen door te zeggen: ‘de hele schepping zucht en kreunt in al haar delen’. De héle schep-ping, dus niet alleen de aarde, maar ook het dodenrijk. Ze zitten daar te zuchten en te kreunen, want daar is geen troost.

Dat prikkelt mij om steeds harder te zoeken naar het koninkrijk Gods. Dàt prikkelt me. Je bent toch ook over die mensen bewogen?

Als ik soms hoor, het spijt me om te zeggen, maar waar sommige kwesties bij ons in de gemeente over gaan, dan denk ik: ‘waar gáát dit over? Waarom ben je niet bezig met de dingen van je Vader? Dàt is interessant!  Dàt zet zoden aan de dijk!

Wees toch onverstoorbaar en laat je niet hinderen door de hinderaar op die weg, want hij is constant de boel aan het verhinderen dat jij maar je gedachten-wereld besteedt aan allerlei aardse rotzooi, in plaats van de smalle weg te gaan die Jezus bedoelt. Zó, dat is er uit!

Maar wat mensen elkaar niet kunnen áándoen….

Er is geen diersoort die zó wreed is voor hun soortgenoten als de mens. Heb je die uitspraak wel eens gelezen? De meest verfijnde martel-methoden hebben ze.

Toen heeft ene meneer Sartre, een Franse fylosoof, een boek geschreven met als titel: ‘De hel? Dat zijn de anderen’. En ik snap hem nou. Wat mensen elkaar áán kunnen doen. Zó bang gemaakt.

De hel, de poel des vuurs.

Weet je voor wie die is? Voor de duivel en zijn engelen, Matth. 25:41. En als je het niet gelooft, dan heb ik nog een oude wijze man, meneer Henoch, die met God wandelde, die een boek heeft geschreven, en dat is een apocrief boek, maar er staat heel veel in. Want hij heeft allemaal visioenen, met sommigen kan ik niets mee, maar bij anderen denk ik: hé…!

En hij zegt: ‘Wat is dat een verschrikkelijke plek waar ik naar kijk. Een groot vuur dat brandend oplaait, kloven en zuilen van vuur en een bende. En één van de heilige engelen zegt tegen mij: ‘Henoch, waarom kijk je zo benauwd jongen?’ En Henoch zegt dan: ‘Nou, ik wil graag weten wat dit is’. Dan zegt de engel: ‘Deze plaats is de gevangenis van de engelen en daar zullen ze voor eeuwig vastgehouden worden’.

En dat zijn de boze engelen. Dáár is dus de hel voor. En wat is dan de hel? Een concentratie van boze geesten. Daarom kan iemand helse pijnen hebben, terwijl hij op aarde is.

En ga eens naar Centraal Afrika, daar leven ze dag en nacht in een hel.

Dan mopperen wij een keer over honden-poep….ja, het is wat?

Maar die gaan uiteindelijk naar de hel; die is bereid voor de duivel en zijn engelen. En weet je wie er ook in verdwijnt? De dood! Goed onthouden. De dood zelf gaat een keer naar de hel. Dat staat aan het eind van Openbaringen. En het hele dodenrijk gaat ook een keer naar de hel, en een bepaalde categorie mensen, die wordt samengevat onder het kopje: ‘de valse profeet’. Maar dat is een ander verhaal. Het gaat hier dus om een uiterste concentratie van alle boze geesten en alle ellendelingen bij elkaar.

Ik ben met Jezus opgestaan. Jezus heeft een strijd geleverd op leven en dood. Maar wat is nou opstaan uit de doden? Dat betekent gewoon: ‘tussen de doden uit’.

Laat ik maar eens een beeld gebruiken: alle doden liggen, en jij gaat staan. Dat heb je al gedaan toen je dit evangelie aannam. Jij stond op tussen de doden uit. Waar is Jezus nou opgestaan? Op de bodem van het dodenrijk. Hij is niet naar de hel geweest, hij is dus niet neder-gedaald ter helle…., maar Hij is in het dodenrijk opgestaan. Zo diep heeft Hij gezeten. En als je dus opstaat tussen de doden uit, dan is dàt de exodus! Een ander woord is uittocht, maar een nog mooier woord is ‘uitweg’. Aha, dàt is een uitweg.

Eerst sta je geestelijk op, je ziel volgt en je lichaam komt. En Paulus praat altijd over die cyclus, daar moet je maar eens op letten. Haast in al zijn brieven jaagt hij naar zijn doel. En wat is dat nou? Hij zegt: ‘de onsterfelijkheid van m’n lijf’.

Als dàt onsterfelijk is geworden, dus ik sterf niet zoals een gewoon mens sterft, maar ik verander, dan heb ik het einddoel bereikt. In haast al z’n brieven tipt hij dit aan. Dan wordt alles nl. eeuwig. Eeuwig levend.

Want wie opnieuw is geboren, heeft al een geestelijk lichaam, dat hebben wij hier allemaal, want na je wedergeboorte begint er ook een geestelijk lichaam te groeien. Dus twee lichamen, één dat ik zie en één dat ik niet zie. En dat groeit. Dat staat allemaal uitvoerig beschreven in

1 Cor.15:20-49

En aan het eind van het 1000-jarig rijk staan alle doden op. Wie roept ze er uit?

Dat doen wij! Wij zijn echt niet meer bang.

Dus je roept ze allemaal op, de groten en de kleinen. Met de groten worden de kleinen bedoeld, en met de kleinen worden de groten bedoeld. Kun je me volgen?

Wat op aarde onaanzienlijk is, die noem ik groot; en wat op aarde geweldig is…..

Wat hoog is bij mensen….dàt zijn de kleinen.

En dan komen de goede en de slechte mensen. De goede mensen, de mis-maakten, de getraumatiseerden en de kapot geslagenen, en die amper meer leven kunnen;

die zóveel hebben meegemaakt, die staan op ten leven; dat staat er duidelijk hoor; en de anderen staan op ter oordeel: ‘Vertel maar eens’…..

En wij mogen uitmaken, maar dan ben je wel bevoegd. Dan worden wij richters.

Er staat nog een heel mooi stuk in Mattheüs over de opstanding, maar daar kan ik een preek van maken. Ik sla dat nu over.

Wie was de eerste die in de opstanding geloofde? Dat was God Zelf. Ja ja, Hij was de eerste die in de opstanding geloofde. Want het ging dood, en daar moest iets tegenover staan.

De tweede was Henoch; want wat zegt de schrijver van de Hebreeënbrief in hoofdstsuk 11:5: ‘Door het geloof is Henoch weggenomen’.

Hij zei dus: ‘ik word wel weggenomen; ‘zodat hij de dood niet zag’. Zó! Had die man een geloof of had hij een geloof in de opstanding! En het leven was bij hem sterker.

De derde die er in geloofde was Abraham. Hij had ook geen boekjes en geen predikers, want van zijn geloof wordt gezegd in Hebr. 11:18,19: ‘hij heeft overwogen dat God bij machte was Izaäk uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken terug gekregen’.

Abraham heeft dat dus overwogen; je zal toch zo iemand hebben die zegt: ‘Ja, als mijn zoon dood moet, dan moet daar iets tegenover staan’. Want op die zoon rust een belofte. En daarom is Izaäk een schitterend voorbeeld van Jezus.

En Mozes geloofde er in, er is van hem nooit een graf gevonden; dat scheelt je een pelgrimstocht…..

Ook Elia is nooit gevonden, nooit begraven; en uitgerekend die twee verschijnen bij Jezus op de berg der verheerlijking.

Nou nog één stukje uit Matth. 27, want daar staat iets héél merkwaardigs.

Vers 59: ‘Toen beval Pilatus het lichaam aan Jozef te geven (rijke kerel hoor, die Jozef), en Jozef nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in een nieuw graf’.

De volgende tekst is Marcus 15:46.

‘Hij schonk het lichaam aan Jozef, deze kocht gloednieuw linnen, nam Hem af van het kruis, en wikkelde Hem in linnen’.

Dit staat er dus twee keer.

Nu pak je Joh. 11:44, dat gaat over de opwekking van Lazarus, en daar staat dat Jezus zegt: ‘Lazarus, kom er uit!’ Waaruit? Uit het dodenrijk hè? Want daar zat hij. Dus Jezus riep verder dan het graf.

‘Kom naar buiten, en de gestorvene kwam naar buiten’, en wat staat er dan? ‘de voeten en handen gebonden met graf-doeken’. Hoe komt die vent er uit, zou je zeggen, en nog een zweetdoek om het hoofd,  hij moet dan wel zo’n beetje waggelend er uit gekomen zijn, want hij was vastgebonden….

Maar nu verder, ook bij Jezus. Joh. 20:3-7.

Daar staat iets merkwaardigs.

‘Petrus ging op weg, en ook de andere discipel, dat was Johannes, ze begaven zich naar het graf; en die twee liepen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich voorover buigend, zag hij de linnen windsels liggen, hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam ook bij hem en ging het graf binnen en zag de windsels liggen en de zweetdoek opgerold’.

Toen geloofden ze al dat hij opgestaan was. Hoe kan dat? Heeft Jezus Zichzelf los gewikkeld op zo? Z’n handen en voeten waren gebonden; hoe stel je je dat voor? Dat Hij wakker werd in al dat linnen?

Ze zagen de windsels en toen zeiden ze: ‘Hij is opgestaan!’ Hoe kan dat nou; als je de windsels ziet liggen. Het had een ander kunnen doen, het lijk kunnen jatten of zo.

Het lag daar als een soort cocon waar niemand in zat. Misschien was die cocon ook een beetje ingezakt, want het was ook bewerkt met zalven, met mirre en olie e.d.

Sommigen zeggen zelfs dat het zo sterk bewerkt is met een bepaald soort mastiek, dat het hard wordt.

Maar daarin is Hij niet wakker geworden. Want Zijn verheerlijkte lichaam kon elke gedaante aannemen wat Hij ook maar wou. Later staat er ook dat Hij verscheen in een andere gedaante. Soms in z’n oude gedaante, met die wonden; dat deed Hij voor Thomas.

En dan weer bij de Emmaüsgangers die Hem ook niet herkenden. Hij had een ander stemgeluid en ik vind dit een schitterend beeld van: ‘waar is Jezus, hoe stel je je Jezus voor?’

Dan denk ik: ‘kijk naar je broers en je zusters en in al die gedaanten openbaart zich de Christus. Dàt is de opstanding.

Er zijn mensen die zeggen: Jezus is niet lichamelijk opgestaan. Oh, maar wel met Zijn verheerlijkte lichaam, en Hij kon sterfelijke lichamen aannemen als Hij dat wou. Zichtbaar of onzichtbaar.

Want bij de hemelvaart stond Hij daar gewoon in een sterfelijk lichaam, denk ik, dat moet haast wel. Er staan een paar mannen bij Hem, en die twee mannen spelen ook een rol bij het graf. Ik denk dat dat Mozes en Elia geweest zijn. Het is best de moeite waard om daar eens over door te denken. Het oude en het nieuwe horen bij elkaar.

En toen Jezus dus opsteeg hebben alle rechtvaardigen Hem feestelijk ingehaald, dat heet dan ‘wolk’.

Ik wil maar zeggen: als jouw ziel opstaat, tot leven komt, dan is dat jouw eigenste, mooie zelf. Al is het nòg zo toegetakeld en heb je soms nog diepe wonden; maar ze komen allemaal tot leven, echt waar.

Jouw mooie karakter, en je wil, worden ook weer helemaal nieuw. Dat je niet zegt: ’wat wil ik nou eigenlijk?’ Het is zo mooi om te zeggen: ‘wat wil ik nou eigenlijk?’ Dat je verstand zo verlicht wordt, je hoeft niet intelligent te worden. Er zijn sommige mensen die verschrikkelijk dom zijn, dat is erg hoor. Dan hangt er een deken over iemands verstand.

Ik heb het één keer meegemaakt van een jongen die op een LTS zat, hij had altijd slechte cijfers. Hij is toen bevrijd, er zat a.h.w. een deken over z’n verstand, en daarna haalde hij altijd voldoendes. Je zou kunnen spreken over een geest van domheid, maar die geest kon allang weg zijn, maar die had z’n werk over die jongen gelegd en z’n hele leven was die jongen dom. En dat gebeurt bij zoveel mensen.

Je verstand wordt verlicht, en wat denk je van je geweten? Hoe zuiver dat wordt? Dat luistert steeds nauwer, leuk is dat hè?’

En je gevoelsleven? Wat heeft dat veel schoppen gehad, en is een rare kant uitgebogen.

Weet jij veel wat er met je is gebeurd? Maar je zit wel met de brokken. Die brokken worden weer bijeen gevoegd.

En je beoordelingsvermogen? Waarop grond jij je beoordelingsvermogen? Als het zuiver is, dan kun jij aan het eind van het duizendjarig rijk dat zuivere beoordelings-vermogen toepassen.

Dan kun je de uitspraak van Jezus beamen die gezegd heeft:  ‘waarom oordeel je niet uit jezelf wat goed is?’

Mooi is dat hè? Dát kan dan!

Ik maak al jouw dingen nieuw! Jouw dingen!

 

Centrale Bijbelstudie d.d. 15-4-2009/Duurt Sikkens

 

 

Oordeel niet (Duurt 06-05-2012)

Oordeel niet!

 

Een bekend verhaal uit Joh. 8:2-11.

’s Morgens vroeg was Hij weer aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en Hij zette Zich neer en leerde hen.

En de schriftgeleerden en de farizeeën brachten een vrouw op overspel betrapt, en ze stelden haar in het midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel, en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulke te stenigen. Gij dan, wat zegt Gij? En dit zeiden ze om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zei tegen hen: Wie van jullie zonder zonde is, werpe het eerste een steen naar haar. En weer bukte Hij neer en schreef op de grond. Maar toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zei tegen haar: vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld? En ze zei: niemand, Heer. En Jezus zei: Ik veroor-deel je ook niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!

 

Ja, in de tempel was Hij haast altijd te vinden. En daar komen een hoop mensen die graag uitleg willen hebben van deze leraar.

Wij hebben nu de heilige Geest als Leraar in deze tempel. Zo eenvoudig is het. Want dat is onze Leraar. En die legt ons van alles uit. Vooral de bedoeling van de Schrift.

Jezus zit daar rustig les te geven, maar ze braken gewoon in, en Zijn les wordt botweg onderbroken.

En dan staat er in vers 3: Ja, we hebben een vrouw betrapt op overspel.

Dan denk ik: wie heeft dat dan gedaan? Heeft er iemand staan loeren en gluren, en is toen direct naar de farizeeërs gehold: ‘ik heb een vrouw op overspel betrapt…’.

Nou, lekkere jongen…., direct verder vertellen als je de zonden van een ander ziet… Dat is gevaarlijk hoor. Dat moet je nooit doen.

Die vrouw is betrapt, dus heeft iemand zitten kijken, zitten gluren, zitten loeren. Misschien was het zelfs wel een farizeeër.

1 Joh. 5:16:

Als iemand z’n broer ziet zondigen, een zonde niet tot de dood…

Dus jij ziet iemand zondigen, je hebt het niet van horen zeggen. Al die verhalen over anderen, wat ze uitgevreten hebben.

Nee, jij moet het zèlf zien, zien zondigen. En wat doe jij er mee? Je stapt op diegene af die gezondigd heeft, en je zegt: ‘dat gaat niet helemaal goed hè?’

Dan moet hij bidden (met die ander), en God zal hem (die gezondigd heeft) het leven geven.

Dat is dus een hele andere benaderings-wijze. Stap er maar op af en praat er over. En zullen we samen bidden? Dan krijg je het leven weer terug.

…die zondigen niet tot de dood.

Een zonde tot de dood is een zonde tegen de heilige Geest, maar dat is een heel ander verhaal. Daar moet je niet voor vragen, want dat werkt toch niet.

Een zonde tegen de heilige Geest is: dat je bewust de dingen Gods toeschrijft aan de duivel en andersom.

We gaan weer terug naar Johannes 8.

Dan sleuren ze die vrouw naar het midden toe. Hoe zal die vrouw zich gevoeld hebben zeg….Natuurlijk, ze zondigde, maar al die harde koppen om haar heen… Want ze had gezondigd èn ze was betrapt. Maar waarom nou alleen die vrouw?  Waarom nooit die vent? Waarom wordt dié niet naar het midden gesleept?

Wat is overspel?

Matth. 5:28: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

Dat geldt ook voor mannen, hoor.

Dus je kijkt naar iemand, en je begeert die persoon, dan heb je al overspel gepleegd. Met je ogen? Nee, met je ziel! Want een mens zondigt met z’n ziel. Dáár speelt zich de zonde af, èn de gerechtigheid. Dus het is maar hóe je kijkt.

Hoe kijk je? En zondig niet!

Joh. 8: 4b: En zij zeiden: deze vrouw is betrapt op overspel en Mozes heeft gezegd: stenigen dat mens! Dan zoek je dat op in Deuteronomium, en daar staat:

Man èn vrouw moeten gestenigd worden.

Allebei! En niet alleen die vrouw.

Wat is dat toch, dat de vrouw altijd de schuld krijgt van overspel, en niet die man!

Tja, mannetjes hè? Haantjes.

Vrouwen zijn altijd de klos wat dat betreft, dus stenigen!

En dan bukt Jezus weer, vers 6, en dan schrijft Hij in de aarde, op de grond.

Dus Jezus bukt zich…, de mensen die les van Hem kregen, gaan maar in een kring staan, de farizeeërs hier en de schrift-geleerden daar…; en dan gaat Jezus Zich bukken en begint op de grond te schrijven. Wat zou Hij nou geschreven hebben?

Dan vind je in Jer. 17:13: Allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden, omdat ze de bron van levend water, de Heer, verlieten.

Dus de afwijkenden, de zondigen, worden in de aarde geschreven, en dát deed Jezus.

Wat schreef Hij daar? De mensen die afweken. Wie weken er nou af? Dat waren de farizeeërs, die weken af. Die hebben het levend water verlaten. Er kwam echt geen levend water vanuit hun mond hoor.

Beslist niet!

Er gingen veroordelingen van uit.

Wees blij, zegt Jezus, dat jullie namen staan opgeschreven in de hemel.

Wij staan in het Boek des Levens, het Boek van het Lam. Daar staat je naam. En dat is jouw innerlijke naam. Je wezen!

Vers 7: Nou, zegt Jezus, als je zonder zonde bent, gooi dan maar!

Ga maar gooien als je zonder zonde bent. Daar raakte Hij de gevoelige plek.

De enige die zonder zonde was, dat was Jezus Zelf, en Die schreef, Hij gooide niet.

Er zit een grondwet in deze houding dat barmhartigheid het wint van elk oordeel!

Al zie je iemand zondigen…, laat dan de barmhartigheid spreken. Dat is prachtig!

Dan hou je het ook binnen de perken.

Trouwens, in Nederland gooien ze niet met stenen, dat is hier zo’n beetje afgeschaft, maar wij gooien wel met woorden, en die kunnen raak zijn en doel treffen tegen je kop aan, dat geeft dan een diepe wond.

Wat vroeger eens tegen je is gezegd, misschien door de schoolmeester, of een ouder…, en dat is zó hard aangekomen, dat je daar nu nog het litteken van hebt. Misschien doet het geen pijn meer, maar het heeft je wel heel erg geraakt.

Dat herinner ik me wel: ‘het wordt met jou helemaal niks joh’. En: ‘wat stel jij nou voor?’ Zulke dingetjes.

Oordelen in die richting, die jou kleineren en die je verwonden.

Waarom zijn zoveel jongeren moeilijk opvoedbaar? Ik heb er tot m’n strot in gezeten. Als je de dossiers las, dan zag je altijd dat er in het begin iets fout is gegaan tussen de ouders, waar zij het slachtoffer van werden. Voor 99% was er sprake van echtscheiding.

Als ouders gaan scheiden, dan scheurt er ook wat in een kind. En anderen maar weer partij kiezen, een heel gedoe.

Woorden kunnen heel veel uitrichten, negatief, maar ook positief natuurlijk.

Jezus bukte Zich weer en schreef op de grond. Hij schrijft weer die namen op.

En dan staat er iets merkwaardigs in vers 9, dat staat nl. niet in de Bijbel, maar wel in de grondtekst, en ook in de Naardense Bijbel en de Statenvertaling.

Daar staat: Toen zij dit hoorden, van hun geweten overtuigd zijnde, gingen ze één voor één weg.

Een andere vertaling zegt: toen hun geweten hen berispt had…

Dus zij hoorden Jezus dat zeggen: Als je zonder zonde bent…, gooi maar!

En toen ging hun geweten spreken. Dat is toch geweldig! Want geweten betekent: weten; en dat heeft een dier niet. Maar een mens weet iets héél diep. Dat zit er al in vanaf de geboorte. Gewetensopvoeding is nl. ook heel belangrijk.

Weten is de dialoog tussen ziel en geest.

Afwegen, en dan ‘weten’. Dit is goed…, en dat is niet goed.

De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘geweten’ in het Grieks en in het Latijn is: samen weten.

En je kan het ook nog toetsen aan het geweten van een ander.

In hun geweten overtuigd zijnde…

Dus die gasten kijken elkaar eens aan: ‘tja, zonder zonden…, daar zeg je wat…

Nou nee, ik ben niet helemaal zonder zonde…

Tot die conclusie komen ze, want als ze zonder zonde waren geweest, dan waren ze blijven staan.

Zelfs Jezus veroordeelde de farizeeërs niet. Ook dat niet! Hij schreef hun naam in het zand. Maar Hij liet hun geweten spreken, dat riep Hij op door die opmerking.

Op de Griekse tempels stond altijd geschreven: ‘Ken uzelf’. Nou, daar kom je een héél eind mee.

Ken je jezelf? Ben je hartstikke eerlijk naar jezelf toe? Of oordeel je nogal makkelijk over anderen.

Op onze tempel staat geschreven: ‘Ken je Vader!’ Dat gaat veel hoger.

Maar ken je jezelf? Ja, daar begint het wel mee.

Want het oordelen over mensen zit heel erg diep ingevreten in de menselijke ziel, zo van: ‘wat vind jij er van?’

Je kan de t.v. niet aanzetten of er wappert weer een microfoon: ‘wat vindt u ervan?’

Of: Wat is uw opinie? En al die opinies en al dat gevind…, de één vindt dit en de ander vindt dat…

Duurt, wat vind je van Jan, en van Piet en van Mina? Moet ik daar wat van vinden?

Er wordt ineens een oordeel gevraagd, wat moet ik daarmee? Geef het niet!

En als je dan kijkt naar een ander…, het verleden kan natuurlijk ook een rol spelen bij die ander.

Ja, wie is dat? Ja, dat is die en die, die heeft vroeger eens gezeten….

Nou, daar gaan we al….

Of: die z’n vader was NSB-er…

Kinderen op school ook. Er zat een jochie in het lokaal te huilen. Ik er heen en vroeg: ‘wat is er joh?’ ‘Nou, omdat m’n broer zo’n rotzak is, krijg ik ook op m’n donder’.

Ja, dat was er één uit een slechte familie.

Getekend en wel; direct oordelen

Etiketten er op plakken, dat zit helemaal niet goed.

Mozes was een moordenaar, hij heeft eens iemand vermoord.

David zette aan tot moord en pleegde overspel.

Gideon heeft het volk verleid tot afgoderij, gigantisch veel.

Simson ging naar de hoeren.

Saul pleegde zelfmoord.

Salomo met ál die vrouwen en ook nog een enorme afgoderij. Tjonge jonge, met die afgoderij had hij het maar druk.

Petrus heeft de Heer verloochend, staat hij nog zo bekend?

Paulus, dreiging en moord blazende tegen de leerlingen der Heren.

Mattheüs was een collaborateur met de vijand.

Speelt het verleden nog een rol als je iemand ziet of niet?

Speelt het nog een rol wat je ervan vindt?

Of wat je van mij weet of zo?

Praat zó over anderen alsof hij er zelf bij staat. Je kan natuurlijk beter mèt hem praten.

Hoe mild praat je over anderen?

Hoe barmhartig ben je? Het oordelen zit zit zó diep!

Het kan over je broers en zusters gaan, over mensen, alles en iedereen, dat is wel verschrikkelijk hoor.

Denk even aan die gelijkenis van het onkruid en de tarwe. Daar is prachtig zaad gezaaid, maar de duvel zaait er iets verkeerds tussen.

Dat zijn kinderen van de boze. Ze noemen zich wel kinderen Gods, maar het zijn kinderen van de boze. En die groeien samen op.

De dienaren hebben dat het eerste door.

Ze zeggen: ‘hé, dat klopt niet’. En ze gaan naar hun Heer toe en zeggen: ‘moet je eens kijken, je hebt toch wel goed zaad gezaaid? Kijk nou eens wat er tussen staat!’ Nou, zegt de Heer, ‘dat heeft een slecht mens gedaan’.

‘Zullen we het er dan tussenuit halen?’

‘Nee, doe maar niet, want anders trek je ook andere dingen mee, laat maar geworden, laat maar opgroeien’.

Al zie je dat het foute boel is, niks zeggen, want dat is belangrijk.

Jezus wist vanaf het begin wie hem verraden zou, maar Hij heeft niks gezegd!

En hij heeft er toch altijd tussen gestaan als Hij les gaf. Heeft Hij Judas nog op een speciale manier aangekeken, of een opmerking gemaakt? Nee, Hij liet hem meegroeien.

Later zei Hij: één van u is een duivel.

Dat is nogal wat, want dat was dus Judas.

Laat maar geworden, blijf barmhartig.

Hoe kijk je naar mensen, dat is de vraag vanochtend.

Hoe kijk je? Ja, zeggen sommigen: ‘met de ogen van God’, nou, hoe kijkt Hij dan?

Of let je op uiterlijk, en dan nog niet eens op uiterlijke verschijning, maar op uiterlijk gedrag.

Iemands gedrag hoort ook bij het uiterlijk.

Ik kan je wel vertellen dat het gedrag niks zegt. Als je een leerling hebt die een vreselijk moeilijk gedrag vertoont, ga er dan eens mee praten, want dat heeft een oorzaak.

Of iemand die totaal niet opvalt, altijd wegduikt achter een ander, dan denk je dat dat een rustige leerling is, maar dat is niet zo; nee, daar is iets mee aan de hand.

Pik die er maar eens een keer uit.

Gedrag zegt zo weinig!

Mooi zingen hier, nou, dat is gedrag, maar meen je het met je hart?

Mooi bidden…, wat moet God met mooie gebeden? Dat zegt toch helemaal niks!

Jezus zegt: Jullie denken dat je verhoord wordt door de veelheid van woorden.

In het Grieks staat er: door het herhalen.

E i n d e l o o s  herhalen…, tot je er bij neervalt. Sommigen vallen er ook echt bij neer. Die vallen in de ‘geest’ van al het geloof en geprijs…

Wat moet je met ‘mooie’ toestanden?

Wat moet je met fraaie woordkeuzes?

Het gaat om het hart! God ziet het hart aan. En wat geeft het dan hóe je het zegt?

Al komt het nog zo ongelukkig uit je strot, God ziet het hart toch aan?

Zo kijk je ook naar elkaar.

In Matth. 7:1,2 staat een uitspraak van Jezus: Oordeel niet, trouwens het oordeel waarmee jij oordeelt, wordt op jezelf toegepast.

En niet in de toekomst, maar dat is nu.

…en met de maat waarmee jij meet, word je zelf ook gemeten.

Nou, als je zo’n maatje hebt waar niemand in past, dan pas je er zelf ook niet in.

Het gemak waarmee jij je kunt verheffen boven een ander, en een oordeel kunt uitspreken. Dat is levensgevaarlijk!

Je ziet de misstanden wel, en de leugen onderscheid je wel, en het verkeerde zie je wel, maar je hoeft het niet te zèggen!

Dan zegt Johannes: toen gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten.

Dus bij hen sprak het geweten het sterkst. Ze zijn tot de slotsom gekomen dat ze niet zonder zonden waren.

En Jezus heeft de hele tijd z’n hoofd naar beneden gehouden hoor. Als je het goed leest, dan lees je dat in het verhaal. Hij kijkt alleen maar op de grond en Hij schrijft maar. Hij wacht gewoon.

En op een bepaald moment heft hij Zijn hoofd op en ziet alleen die vrouw nog liggen, of staan. Ik denk dat ze gelegen heeft, in het midden.

En dan zegt Hij tegen die vrouw: waar zijn ze toch gebleven? Heeft niemand je veroordeeld?

En ze zegt: nee, niemand.

Wat woorden niet kunnen uitrichten als je ze terugkaatst op mensen zèlf! Je zegt dit nou wel, maar wat denk je nou zèlf?

Hoe is het met jou?

Het gemak waarmee je oordeelt, kaats dat eens terug naar jezelf. Tot welke slotsom kom je dan? Heb ik het wel bij het goeie eind? Oordeel niet! Laat alles maar groeien.

En niet weer doen, zegt Jezus.

Eenvoudig hè?

Het zal haar nog wel een poos achtervolgt hebben; en de buren zullen het misschien ook wel levend gehouden hebben; en de farizeeërs misschien ook wel; ‘ja, die hebben we een keer op overspel betrapt’…, dat is niet zo’n beste…..

Als je nou op Jezus wil lijken, en dat wil iedereen, dan moet je niet meer oordelen.

Het is wat om dat helemaal af te leren.

Blijf maar helder en blijf zelf zonder zonden.

En waar je ook niet over moet oordelen, maar dat is een verhaal apart, dat doe ik nu niet, maar dat is het oordeel wat je hebt over jezèlf! Hoe oordeel je over jezelf? Zeg het eens in gedachten.

Wat vind je van jezelf? Ja, goeie vraag.

Moet je anderen vragen wat die van je vinden? Dat is ook een beetje link hè?

En bovendien: heeft hij gelijk of niet? Is het waar? Of zegt hij dat maar om aardig gevonden te worden?

Wat is nou je oordeel over jezelf?

Misschien moet je dan een goeie spiegel hebben om naar jezelf te kijken.

Misschien heb je dat wel eens gedaan, spiegelen.

Ik heb het regelmatig gedaan met iemand die ik volkomen vertrouw. Spiegel mij eens, want mijn spiegel is bewasemd of bevlekt. En vertel het mij: ‘Ik heb dit gedacht en gedaan, wat vind jij daarvan?’

En zo spiegel je, zodat je een helder beeld van jezelf krijgt, dat is heel belangrijk.

Jezus deed dat ook: Wat zeggen de mensen dat Ik ben? Ja, Elia of Johannes..’

En wat zeggen jullie?  Hij spiegelde dus ook.

Dat is een mooie bezigheid, maar dan moet je elkaar wel tot op het bot en in het merg vertrouwen, anders durf ik dat ook niet.

Dus is het belangrijk dat je elkaars vertrouwen wint. Het waait je niet aan, dat win je.

Of stel dat je tot de ontdekking komt dat je een mi-wa-co hebt, een minderwaardig-heidscomplex van hier tot Tokyo.

En dat je alles doet om dat complex te verbergen of weg te drukken, of te compenseren met: ‘ik ben heus wel iemand…, en ik zal m’n best doen…, en ik zal zus en ik zal zo…

Dat zit heel ingewikkeld in elkaar. Maar je hebt een gevoel alsof je minder waard bent. Dan wat? Dan een ander?

Dan heb je jezelf dus steeds vergeleken met een ander. Dat is ook niet zo best. Vergelijken? Nee, je vindt jezelf meer of minder.

Maar een minderwaardigheidsgevoel kan heel diep zitten. En op zo’n lege plek, zo’n gat in je bestaan, nestelt zich graag een boze geest. Die houdt dat levend.

Je wordt daar depressief van als je niet uitkijkt.

Op de tempel van ons staat dus: Ken je Vader! En Jezus zegt ergens in Johannes: Ook de Vader oordeelt niemand.

Dan heb je dus een prachtige God!

Want met de God waarmee ik vroeger ben opgevoed…., nou, Die oordeelde er op los zeg! Maar dat kom je in onze kringen ook nog tegen.

Misschien niet hier, maar in kringen waar ze zeggen: ‘wat zou de Here Jezus er van vinden, van wat jij nu hebt uitgevreten?’

Of: ‘wat zou God daarvan vinden?’ Dat vindt God niet goed hoor!….

Je hebt helemaal geen autoriteit, je sleept God er bij en die moet dan jouw autoriteit bevestigen. Dat is toch vreselijk!

Mijn Vader oordeelt niemand!

Stel dat zo’n knulletje dat kon zeggen tegen z’n ouders, die hem veroordelen…

 

 

 

 

 

 

Ik sluit af met Joh. 12:47.

Als er iemand is die naar Mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, dan oordeel ik hem nóg niet.

Jij bent verantwoordelijk voor wat je hoort en voor het bewaren van het woord.

Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, Ik ben gekomen om te behouden.

Dus als je woorden zó vol van barmhartigheid zijn, dat je er altijd op gericht bent om iemand te behouden, te bewaren, in takt te laten,  dan ben je hartstikke goed bezig. Dan denk je goed na voordat je wat zegt. Dat leer ik ook.

Het is heel eenvoudig wat ik vanochtend heb verteld, maar denk eens na over het oordelen, wat jij ervan vindt, waarop dat is gebaseerd. Waarop stoelt jouw oordeel. Hoe barmhartigheid ben je? Laat maar geworden.

Dan denk ik aan het lied:

Hoe daalt Zijn milde regen op vriend en vijand neer.

Hoe daalt Zijn milde lichtglans op vriend en vijand neer.

Wat is een vijand?

Als iemand mij wijst op een fout, en ik pik dat niet, is die dan mijn vijand?

Nee, dat was een vriend.

Je kan gemakkelijk iemand tot vijand verklaren omdat hij iets bij jou heeft aangetoond wat niet deugt.

Wat is nou een vijand? Vul dat zelf maar in, want je kunt zelf allemaal denken.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-05-2012

 

 

 

Ontsluiering van Gods geheim (Duurt 30-09-2012)

Ontsluiering van Gods geheim

 

Ik begin met de woordjes: ‘en toch’.

Toch gaan we maar rustig en onverstoorbaar verder met de ontwikkeling van de boodschap, onze boodschap, van het Koninkrijk der hemelen. Daarvoor zijn we geroepen.

Dat wil ik doen aan de hand van een boekje dat een beetje verwaarloosd is in onze gemeente, nl. het boekje Openbaring.

Er wordt eigenlijk nooit uit gesproken en ik wil er maar eens een inleiding over houden.

Openbaring, in het Grieks staat er: apocalyps. Dat betekent eigenlijk: ontsluiering. Er hangen dus sluiers voor, en het gaat er om dat die sluier weg genomen wordt.

Maar waar hangt die sluier voor? Die hangt voor geheimen.

Het boek is door Johannes opge-schreven en het is gestuurd aan de gemeenten. Er worden zeven gemeenten genoemd, maar dat is natuurlijk de gemeente van alle tijden.

Hij heeft het gehoord van de engel Gabriël, die het hem heeft verteld.

En die engel heeft het van Jezus, want die engel weet ook niets uit zichzelf.

En Jezus wist ook niets uit zichzelf. Jezus heeft het van God ontvangen.

Dus zó zit de trap in elkaar. God, Jezus, Gabriël, Johannes; en nu wij.

En het is geen geschiedenis met allemaal jaartallen. Dat boek kun je niet in de tijd plaatsen. Beslist niet!

Want de komst van het Koninkrijk is niet te berekenen. Dat zegt Jezus zelf.

Het heeft wèl een begin, en het heeft een eind; dat is héél duidelijk.

Het begin is: God is alles in Eén, en het einde is: God is alles in àllen.

Paulus schrijft: Want in Hem woont de ganse volheid van God lichamelijk, dat is nogal wat. Maar er staat nog wat achter: Jullie hebben de volheid verkregen in Hem!

Nou, voordat dat zóver is…, maar we zijn bezig.

Het begin is er dus geweest, en nu zijn wij op weg naar het einde.

Want Openbaring, hoe je er ook over denkt, maar het is wel een troostboek hoor.

Een troostboek. Als je al die visioenen leest dan slaat de schrik je om het hart; maar lees er tussendoor. Lees wat er omheen staat.

Een troostboek, want, en dat is een zilveren spoor in al die ellende daar, wij worden door de liefde van God er doorheen gedragen.

Zie je de handen van God die ons dragen? Want het zijn allemaal beelden van een onzichtbare werkelijkheid die zich afspeelt in de hemel.

Sommige van die beelden worden weer eens wat uitvergroot, of wat duidelijker uitgelegd. Dan komen er allerlei details boven. Maar je kan het ook alleen maar begrijpen als je een hemelburger bent.

Je kan het alleen maar begrijpen als je gewend bent om geestelijk te denken; bezig zijn met de dingen van de Geest.

Want wat voor verklaring je ook opslaat over dat boek Openbaring…; er zijn zoveel mensen die zich daaraan gewaagd hebben, maar ze geven allemaal natuurlijke uitleggingen.

Ik wil wel een voorbeeld geven.

Er is bijv. een ster, die met een enorme vaart uit de hemel valt en verwoes-tingen aanricht op aarde. Nou, zeggen ze, dat is een atoombom….

En er is sprake van sprinkhanen, nou, dat zag Johannes natuurlijk niet goed, maar dat zijn dan helikopters…..

Of het gaat over Jeruzalem, nou, dan kijken ze allemaal naar die stad in het Midden-Oosten, een aards Jeruzalem.

Waar slaat dat nou op? En een aards Babel. Er is sprake van een tempel, nou, dan is dat een aardse tempel die weer herbouwd wordt.

Het is allemaal zo aards.

Neem Sion, nou, ze kijken dan weer naar het Midden-Oosten. Mensen laten zich daar ook begraven; want dan staan ze ook als eerste op als Jezus daar terugkomt.

Het is een zooitje. Allemaal aardse verklaringen. Dat gaat dus nergens meer over.

Het gaat over een hémels Jeruzalem, en dat zijn wij o.a.

Het gaat over een geestelijke tempel, dat is een tempel in de geest met levende stenen.

Het gaat ook over een geestelijk Babylon. En dat is een geheim.

Eigenlijk gaat het in dit boek over twee geheimen die ontsluierd worden:

– de ontwikkeling van de ware kerk en

– de ontwikkeling van de valse kerk.

Die twee ontwikkelingen, dat is geheim.

De ware kerk is maar een kleintje en de valse kerk…., nou, dat wordt een joekel van een kerk.

Wéreldwijde opwekking…; en de eerste stenen, en de eerste beginselen daarvoor, zijn al gelegd, en die worden al gelegd.

Een wereldwijde ontwikkeling.

Het is dus de ontwikkeling van de Christus, en de ontwikkeling van de antichristus. Die twee!

Het is de ontwikkeling van de boom des levens, dat wordt een bos; of de ontwikkeling van de boom des doods. Dat wordt een bos des doods.

Geestelijke dood of geestelijk leven.

Die twee staan tegenover elkaar.

Dat zijn de geheimen die in dit boek worden ontsluierd.

Het is zó goed om daar gewoon inzicht in te krijgen zodat je niet voor verras-singen komt te staan.

Paulus spreekt heel veel over het geheim van de Christus dat zich in de gemeente ontwikkelt.

Al zijn brieven zijn ermee doorspekt.

Het geheim van de Christus in ons!

Dàt is het! Dat is het hele geheim waar God al voor de grondlegging der wereld aan bezig was, en waar Hij z’n hele leven al mee bezig is.

De ontwikkeling van Hemzelf in ons, zodat Hij alles in allen kan wórden.

Het geheim van God. Dat staat in Openbaring 10:7.

Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.

Zo’n simpel zinnetje: Gods geheim.

En wat is Zijn geheim? De ontwikkeling en de wording van de Christus in ons!

In één zinnetje is het gezegd.

En in Openbaring 10:3 wordt gesproken over donderslagen en stemmen; en Johannes hoort dat.

Hij hoort die donderslagen, en hij hoort die stemmen wat zeggen.

Hij heeft die stemmen beluisterd en wil het opschrijven. Maar dan hoort hij een andere stem die zegt: Schrijf het maar niet op; houdt het maar geheim.

Dat kreeg Daniël ook te horen aan het eind van z’n leven. Hij hóórde dingen en zàg dingen en stond te trillen op z’n benen, en dacht toen: wat moet ik hier allemaal mee? Dan klinkt er een stem die zegt: verzegel het maar, het slaat op het eind.

En die stemmen hebben wij ook nog niet gehoord.

Johannes weet het, die engel weet het, God weet het, Jezus weet het, maar wij weten het geheim nog niet. Dus daar is het zoeken naar. Wat is er gezegd? Hoe komt God met Zijn geheim tot volheid?

Het staat er achter. Een klein stukje van die sluier dat Gods geheim werkelijkheid wordt: zoals Hij zijn profeten heeft beloofd.

God heeft over dat geheim gesproken aan de profeten.

Er staat ergens in de Bijbel dat God geen ding doet, of Hij maakt het Zijn profeten bekend. Dus het is zaak om goed te profeteren.

Het wordt geopenbaard in degenen die Hem lief zijn. Dus door de profetie.

Het woord dat verkondigd wordt, gewoon hier; de hemelse boodschap, èn de profetiëen in de gemeente zullen eens het geheim openbaren.

Woord en Geest, die twee zijn onver-brekelijk met elkaar verbonden.

De ontwikkeling van die 2 geheimen gaat gelijk op. En, ik moet wel zeggen, ze lijken bedrieglijk veel op elkaar.

Maar daar heb ik het de vorige keer over gehad over de gelijkenis van het onkruid en de tarwe.

Ze lijken ongelooflijk veel op elkaar! Dat is niet te geloven!

Alleen komt het onkruid als eerste op.

De antichrist openbaart zich het eerst. Maar hij noemt zich de christus hoor! Hij noemt zichzelf echt geen antichrist. Jezus zegt: dat zijn valse christussen.

Het zijn wel allebei parousia’s, dat woord wordt gebruikt.

Wij hebben het over de parousia van Christus; maar dàt is de parousia van de zoon des verderfs.

Die staan lijnrecht tegenover elkaar, maar hun taal lijkt erg veel op elkaar. Dat is eigenlijk niet te onderscheiden.

Het verderf openbaart zich het eerst, want de parousia ontwikkelt zich in de mens; zowel van de Christus als de antichristus. In de mens!

En het verderf openbaart zich eerst in de mens in wie de grote leugen gestalte krijgt. Want wat zegt hij: als God willen zijn. Nou, wat lijkt dat veel op ons evangelie. Als God willen zijn. De vraag is dan: welke God? Wat voor een Godsbeeld heb je?

En Openbaring spreekt erover, maar de hele aarde, en dat zijn veel mensen hoor, gaat er achteraan.

De héle aarde! T.v.’s staan er bol van.

Een wereldwijde opwekkingsbeweging. En dansen en zingen…, het is geweldig…

En dat doen ze dan in de naam van Jezus.

Dan mag je de vraag stellen: welke Jezus?  Want Paulus zegt tegen de Corinthiërs: Als er hier een andere Jezus verteld wordt dan ik vertel, dan geloven jullie dat direct…..

Als er een andere geest gepredikt wordt dan wat ik gedaan heb, dan nemen jullie dat onmiddellijk aan…

Dus je hebt andere Jezussen, en andere geesten! Maar hij noemt zich: heilige geest. Dat is het verderfelijke. Je kan dat onderscheid alleen maar hebben als je geestelijk denkt. Als je onderscheid hebt in de geestelijke wereld.

Een valse en een echte; een valse is namelijk nèt echt. Pseudo is nèt echt. Is eigenlijk niet te onderscheiden.

Openbaring 13:11. Ik pak er zomaar een tekst uit, jullie hebben het allemaal wel eens gelezen dat er een enorm beest uit de zee komt, die wordt opgeroepen door de duivel. Hij roept een beest op, een monsterachtig reptiel, met allemaal koppen en kronen en namen van Godslastering; die roept hij op uit de zee.

Dat beest komt dus uit de zee en hij begeeft zich aan land.

En in Openbaring 13 staat: Toen zag ik een tweede beest dat opkwam uit de aarde. Dat is een mens! Of mensen. Maar dat is een mens.

En wat gebeurt er nou? Dat beest uit de aarde, die mens, laat zich totaal inspireren door dat beest uit de zee, en hij noemt die geest: heilige geest.

Daar wordt hij mee gedoopt.

Alle krachten van die geest, dat monster, beginnen zich te manifesteren in die mens uit de aarde. Dus wat doet hij?  Enorme wonderen en tekenen.

Misschien gaat hij ook wel zweven of zo….; de gekste dingen, iedereen kijkt.

Want hij laat, zegt Paulus, aan zich zien dat hij God is. Hij showt, en dat is het grote verschil met de mensen van de ware kerk.

Hij showt! Kijk eens wat wij kunnen!

Kijk eens wat hier gebeurt. Geweldig. Kom jongens, er heen, er naar toe…!

Dit is nog nooit vertoond….

Dus het beest uit de aarde wordt één met het beest uit de zee.

Dat is nou de tegenhanger van de heilige Geest.

Er staat dat hij twee horens had. En er staat achter: als het lam. En het lam is onze Heer!

Dus wat lijkt hij er veel op! Hij lijkt zó veel op onze Heer zo te zien; en twee horens. Ik vertaal het maar met woord en geest. Daar zit kracht achter.

En wij hebben het ook altijd over Woord en Geest.

Het is zijn woord tegenover ons Woord, en zijn geest tegenover onze Geest.

Het woord is de boodschap en het is de geest die daar kracht aan verleent.

Dus precies hetzelfde.

Maar nou staat er nóg wat achter: Hij sprak als de draak. En hoe spreekt de draak, de oude slang?

Hoe spreekt hij? Nou, móóóiiii…., prachtige woorden…., niet te geloven.

Ja, want de slang is het listigste dier van het veld. De mensen worden allemaal betoverd door die draak.

Ze worden betoverd door die slang.

En wat zegt hij? Het is de oudste leugen die er op aarde bestaat. De eerste woorden van de slang bestaan uit drie delen: Als je daar van eet, zul je niet sterven, je ogen zullen geopend worden, en je zult als God zijn.

Nou, dat wil iedereen wel. Je kijkt naar die vruchten en je begeert ze om daardoor verstandig te worden, zegt Eva.

Niet sterven is toch prachtig? Dat vertellen wij nl. ook, als je van de boom des Levens eet.

Je ogen zullen geopend worden. Ja, onze ogen zijn ook geopend.

En je zult als God zijn. Nou! Staat er niet in de Schrift: jullie zijn goden? Ja, nou dan.

Er staat nog één stukje achter: kennende goed en kwaad. En daar zit het venijn. Want goed en kwaad gaat niet samen. Het is kwaad.

Maar ja, een aards mens heeft dat onderscheid niet, die ziet dat niet.

Ze tuinen er allemaal in. En het gevolg is dat de mensen die gruwelijke geest gaan aanbidden. Allemaal staan, handen omhoog, vanwege de grote wonderen en tekenen die dat beest doet.

De grootste atheïst valt in aanbidding neer; dit is nog nooit vertoond…

Zulke machtige dingen, halleluja!  Groot is de heer…, de kreten zijn niet van de lucht.

In Daniël 8:12 staat: Al wat hij onderneemt gelukt. Hij is bedreven in raadselen. Een monster.

Uiteindelijk wordt de ware kerk, dat kleine groepje ware christenen die dit zien en zich afwenden, vervolgd.

Ja, die worden vervolgd!

Hun namen staan nl. opgetekend in het boek van het Lam. En dat zijn er op dat moment niet zoveel. Maar ze worden vervolgd hoor. Wij!

We hebben dus, zo wordt de heilige Geest ook genoemd, de Geest van openbaring gekregen.

We hebben dus de Geest gekregen zodat je de ontsluiering kan snappen.

De Geest van openbaring.

Ik wil maar zeggen: laten we ons maar uitstrekken naar de ontwikkeling van de Christus in ons. En onze oren en ogen goed openhouden, om te onder-scheiden wat van de Vader afkomstig is, òf van de vader der leugen.

Die beiden ontwikkelen zich.

Goed luisteren naar wat de Geest zegt in de gemeente; niet eindeloos met jezelf bezig zijn. Dat is ook nog een punt. Met de dingen van de aarde: jouw huisje, jouw boompje…..

Het gaat om het geestelijke huis, en jouw geestelijke boom, want dàt ben jij.

Het gaat niet om het cultiveren van de kastanje, maar het gaat om de boom die er uit voortkomt.

Waar ben je mee bezig?

Met die kastanje, of met die geweldige, prachtige boom, die daaruit voortkomt.

Welk leven heb je afgelegd en welk leven heb je omarmd?

Wees alsjeblieft in de hemel bezig, want de Vader zal je echt onder-steunen hoor! Door de verdrukking heen. Door de nacht die over de aarde valt, blijft Hij ons Licht, zal Hij ons dragen.

En uitkijken naar de voleinding van de verborgenheid van God. Dat maakt Hij bekend aan z’n profeten.

Er staat geschreven: Want we hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam. Dat is een juridische term.

We hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis.

Er staat nog wat achter: en zij hebben hun leven niet liefgehad.

Hùn leven, de kastanje, niet liefgehad tot in de dood.

Nog één tekst, Hand. 20:24.

Paulus is op doorreis en zegt dan: ik heb geen tijd om naar Efeze te gaan, roep de oudsten hier maar even heen.

Die oudsten komen dus allemaal, en Paulus begint een heel verhaal tegen hen. Hij zegt: ik heb drie jaar hartstikke veel gewerkt bij jullie in de gemeente, maar ik heb nou geen tijd om te komen, maar ik ga nu afscheid nemen; ik word door de heilige Geest gestuurd waarheen ik me laat sturen.

En dan zegt hij: er wachten mij verdrukking en boeien. De toekomst ziet er voor mij niet zo geweldig uit.

Verdrukking en boeien.

Misschien is er wel eentje die (heel vroom) gezegd heeft: nou.., daar houdt de Heer z’n hand wel op…..

Nee hoor. Verdrukking en boeien staan mij te wachten.

Maar, zegt hij, ik heb een andere waar-schuwing voor jullie: uit jullie midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen leren. Het zijn grimmige wolven. Dat zag Paulus van tevoren aankomen.

Uit je eigen midden komen lui die verkeerde leringen vertellen. Dat is wat! Dat is verschrikkelijk.

Dan staat er ineens:  Ik hecht echter niet de minste waarde aan het behoud van mijn leven.

Daar moet je eens over nadenken.

In de NBG staat dat nog helderder, daar zegt Paulus: Ik tel mijn leven niet en ik acht het niet kostbaar voor mijzelf. 

Zóó, moet je nagaan. Dat moet je eens hardop zeggen, voor jezelf.

Paulus heeft het dus niet over de kastanje, maar hij heeft het over de boom die daaruit voort gekomen is. Hij heeft het over het leven als Christen. De Christus in hem! Waar hij altijd op hamerde, maar hij zegt: als ik m’n loopbaan maar teneinde mag brengen, en de bediening die ik van de Here Jezus ontvangen heb, om het evangelie, de genade Gods, te betuigen.

Daar gaat het mij om, zegt hij, ik tel mijn leven niet.

Wat een uitspraak hè? Ik acht het niet kostbaar.

Dan heeft hij zijn kostbaarheid elders vandaan.

Laten we dus bezig zijn met dié dingen in de hemel, en God zal je er doorheen dragen; wat Corrie ook zei: geef Me je hand, en je geeft Hem je hand en je komt er samen dóór!

Hou die Hand goed vast; Hij houdt jou goed vast.

 

Na zingen van een lied over de hemelse gewesten gaat Duurt nog even verder:

 

Dus in de hemelse gewesten, in die gebieden, in die regionen van veel duisternis en veel licht en vermenging daarvan. Dàt is onze plaats. Dáár zijn we bezig.

En als je nou zingt: ik wil Hem loven, ik wil Hem loven….., ik moet er niet aan denken dat ik m’n keel schor moet schreeuwen met dat eindeloze geloof… Maar de Heer loven is gewoon de dingen doen die Hij zegt. Dàt is nou loven! Dan leef je tot eer van God.

De dingen doen, de dingen zeggen. Daar hoef je niet bij te springen of eindeloos je armen omhoog te heffen.

Echt niet hoor!

 

Zullen we bidden?

 

Vader, het gaat over de ontsluiering van Uw prachtige geheim. Zó mooi, zó liefdevol, ook zo krachtig dat we de schoonheid van Uw wezen gaan zien; en ook dat de schoonheid van Uw wezen in ons, gewone mensen, met hun handicaps, met hun onvolmaakt-heden; maar dat Uw schoonheid bekend wordt, gestalte krijgt.

Vader, ik bid U ons deze dingen bekend maakt.

We zegenen elkaar met die hemelse gedachten, dat prachtige gedachten-goed van U, wat eeuwigheidswaarde heeft.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-09-2012

 

 

Onkruid / Gods verlangen en vervulling (Centrale Bijbelstudie Duurt 23-04-2014)

Onkruid / Gods verlangen en vervulling

 

We zullen eerst bidden.

Vader, leidt ons door Uw Geest op de smalle weg door de hemel, de weg die ten leven leidt. En bedankt dat U dat doet.

Amen.

 

We zongen net: de vrijheid van geest en ziel. Dat is wat! Wanneer ben ik nou helemaal vrij hè?

Het is een geschenk van God, en dat is wèl mooi.

Deze Bijbelstudie bestaat uit twee stukken, die onderling niks met elkaar te maken hebben.

 

Zoek maar eens even op 1 Samuël 8:5.

Daar komen de oudsten van Israël bij elkaar, en ze gaan naar Samuël en zeggen: joh, je bent oud geworden, je zonen wandelen niet in je wegen, stel nou toch eens een koning over ons aan om ons te richten, net als bij andere volkeren.

Toen ze zeiden: geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat Samuël, en hij bad tot de Heer.

De Heer zei tot Samuël: luister maar naar dat volk, in alles wat ze tegen je zeggen, want niet jóu hebben ze verworpen, maar Mij hebben ze verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, tot vandaag aan toe, dat ze Mij hebben verlaten en andere goden gediend hebben. Nou, zo doen ze nou ook tegen jou.

Dat is helder hè? Ze hebben jou niet verworpen, Samuël, zegt God, maar ze hebben Mij verworpen.

Ik heb een boekje dat gaat over de Apostolische Vaders. Ignatius, Polycarpus, een heleboel.

En de Apostolische Vaders zijn de lui die direct les hebben gehad en ingevoerd zijn in de leer van het Koninkrijk der hemelen, door de apostelen. Dus de 12 apostelen hadden ook leerlingen, en dat zijn de zo genoemde Apostolische Vaders.

De meesten zijn ook omgebracht om de leer die ze verkondigden in die dagen; het zijn ook echt schitterende brieven.

Het gaat over levensheiliging, gedoe in de gemeentes, probeer elkaar te aanvaarden, enz. enz.

Maar toen ontdekte ik, in die overigens prachtige brieven hoor, niks ten nadele van Polycarpus en Ignatius, maar ik ontdekte een stukje onkruid.

En in de loop der eeuwen is dat stukje onkruid zó welig gaan tieren, dat het de hele boel bedekt heeft.

Denk maar eens aan klimop.

Mariet en ik zijn een keer toevallig naar een kerkhofje geweest, we keken daar rond en we zagen alleen maar klimop, een zee van klimop. Wel mooi om te zien, de grafstenen waren onherkenbaar.

Alles wat daaronder lag, was natuurlijk dood en begraven.

Maar ik las hier een stukje onkruid, ik hoop dat je het hoort als ik het voorlees.

Hij zegt: ze stelden in die gemeentes bisschoppen aan, maar dan moet je het woord bisschop helemaal losmaken van de bisschoppen in de rooms katholieke kerk.

Episcopos, dat wordt ook vaker vertaald met toezieners of opzieners.

Dat waren in die eerste gemeenten helemaal geen leidinggevenden, beslist niet. Ze verzorgden de administratie, ze verzorgden de penningen, en keken een beetje toe op de gang van zaken.

Net zoals dat hier in de gemeente ook het geval is, geen titels.

Maar wat zegt hij nou, want het ging niet om de titel, maar het ging om de functie, de naam was niet belangrijk; een beetje hulp, een beetje bestuur…

Hij zegt het volgende: 

* Verheerlijk Christus, opdat je samen, verenigd in onderworpenheid aan de bisschop, èn het college van oudsten, in alles geheiligd mag zijn.

* Uw college van oudsten, die hun naam waardig dragen, en ook als geheel Gode waardig zijn, is zo harmonieus met de bisschop verbonden als de snaren met een citer.

* Laten we ons inspannen de bisschoppen niet te weerstaan..

Dan voel je al dat ze al een beetje naam hebben gemaakt in die club.

Dan nog een héle sterke zin:

*Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen.

Je voelt het onkruid komen hè?

*Het is nodig niets te doen buiten de bisschop.

Dus niets doen buiten die opziener.

*Onderwerpt u aan het college van oudsten. Dit geldt allemaal voor de bisschop, het beeld van de Vader, en de oudsten als het beeld van de raad van God.

Daar komen verschillen omhoog hè?

Het laatste stukje wat ik nog aantrof:

*Doet niets zonder de bisschop.

Dus langzamerhand wordt de functie een titel. En je moet hem zelfs als de Heer beschouwen!! Dus wat hij zegt, is als van de Heer….

En de gemeenteleden dan? Och ja, onderwerp je maar, dat is goed voor je. Want zíj weten het…

In het oude testament hadden ze ook oudsten hoor. En het gekke was, dat dat toezichthouders waren.

Dat woord ‘toezichthouder’ heeft vandaag aan de dag wel een nare betekenis gekregen. Want de banken hebben toezichthouders, hebben we gehoord, maar ze hebben allemaal zitten slapen, de banken kelderden om. Hoezó toezicht houden? Daar klopte helemaal niks van.

Maar het gekke was dat die oudsten in het oude Israël ook nog door erfopvolging werd gedaan. Dus vader was oudste, nou, dan werd die zoon dat ook. Of hij nou geschikt was of niet…., dus erfopvolging, notabene, een natuurlijke lijn moest een geestelijke lijn worden.

Als Jezus discussies had, had Hij dat altijd met priesters en oudsten, dat waren tegenstanders van Hem, de toenmalige oudsten.

Die oudsten hebben ook de eerste christengemeente vervolgd. Ze hebben Petrus op het matje geroepen, dat staat allemaal in Handelingen. Hij moest z’n mond houden. Geen sprake van, zegt Petrus, ik ga gewoon door met waar ik mee bezig ben.

Nou ja, ze durfden eigenlijk niks te zeggen, want het volk was vóór Petrus en z’n handelingen, toen hij wat genezen gehad.

Dus ze dreigden nog wat, maar ze stonden wel achter de vervolging van de eerste christenen hoor. Ja, het knalde er op los.

Er ontwikkelde zich dus al, vanaf het allereerste begin, een hiërarchie.

Dat is een duur woord wat letterlijk betekent:  heilige heerserij. Hiërarchie. Argos is ‘heersen’. En dàt ontwikkelde zich.

Het woord ‘bisschop’ valt natuurlijk ook. Letterlijk betekent dat ook wel ‘hogepriester’, hiërarchus.

Nou, als er één hogepriester is geweest, die zichzelf vernederd heeft, dan is het Jezus wel geweest.

Hij is in ons midden gekomen, niet om te heersen, niet om de lakens uit te delen, maar om ons te dienen, om ons terwille te zijn.

God zegt zelfs in dat stukje van Samuël: doe maar wat het volk wil.

Hoe vind je dat? Doe dat maar, ze hebben jou niet verworpen, ze hebben Mij verworpen.

Dus daar zit een stuk onkruid in die brieven dat langzamerhand om zich heen grijpt.

Denk vooral aan de Rooms katholieke kerk. Daar is de hiërarchie meer dan verschrikkelijk. Helemaal bovenaan een paus, gemeenteleden tellen niet; en daar tussen zitten allemaal rangen. Het is een enorme serie; een piramide van heers-zucht.

De Rooms katholieken mochten ook niet de bijbel lezen, ze moesten maar luisteren en vragen aan meneer pastoor…

Enfin, de eeuwen door is de boel zo hartstikke dood geworden.

Het kwam ook voor in protestantse kringen; daar zit ook een hiërarchie hoor. Hoog en laag, in mindere mate, maar ook in de Grieks Orthodoxe kerk, en noem alle kerken maar op. Er is er ééntje die het voor het zeggen heeft, want dáár komt het steeds op neer.

En wat denk je van onze kringen?

Ja ja…, meneer de voorganger…., the Reverent…. Het staat zelfs in sommige telefoonboeken: J. Jansen, en dan staat er Rev. achter. Reverent, waar haal je die titel vandaan man? Wil je iemand zijn! Wil je iemand wezen!

En oudstenteams. Voorgangers schermen maar met roepingen: ‘ik heb een roeping’, ineens hebben ze allemaal een roeping.

Er zit ook haast geen vrouw tussen, dat is ook zo raar.

Ik ken maar één gemeente van vroeger waar een vrouw voorganger was, dat was ergens in het Gooi, geloof ik.

Maar voor de rest waren het allemaal kerels.

Een roeping, een profetie er tegenaan, misschien nog een visioen…, en ja hoor, je zit geramd en gebeiteld.

Hoe kóm je aan die roeping?

En oudstenraden, wat we net lazen in dat boekje van Polycarpus, die beslisten over allerlei zaken. Zij hebben het voor het vertellen, de gemeente moet luisteren.

In plaats van te luisteren naar de gemeente.

Hoe is het met de profeten, en de leraren?

Dat je dat allemaal goed bekijkt, en niet met titels rondstrooit.

Ik ben in zoveel gemeentes geweest, en in zoveel gemeentes had die voorganger het voor het zeggen, dié besliste. Je moest als gemeentelid ook daar naar toe gaan, als je zondag even iets wilde zeggen in de gemeente. Oh, en wat? Dat is toch raar?

Toen Blaine La Brash hier was, toen zei ik: jonge, je praat maar een eind weg, ik vind het prachtig om je te horen.

Hij keek me stomverbaasd aan, want in een andere gemeente heeft hij eerst schriftelijk moeten opschrijven wat hij ging zeggen, daarna werd het vertaald, dát werd gekeurd door de oudsten en de voorganger, daarna mocht hij het verhaal vertellen met de vertaler ernaast.

Ja, dat is wat? Dat is toch gek? Hij zal wel mooie dingen gezegd hebben, maar allemaal via de controle.

In zulke gemeentes wordt ook ontzettend veel op elkaar gelet. Dat heb ik zo vaak gemerkt. Het heeft mij ook spreekbeurten gekost.

Tijdens een aanbiddingsdienst stond ik een keer met m’n handen in de zakken; nou, dat hadden verscheidenen gezien, dus die hadden de ogen niet dicht, en dat werd mij zwaar verweten.

Ik zei: nou, dan kom ik toch niet weer man… Nee, simpel als wat, terwijl ik daar hele mooie dingen verteld had. Ze hebben het niet gehoord en niet geluisterd.

Ja, kerkje spelen…, dat is wat hoor!

Stel dat we vervolgd worden en de boel barst uit elkaar…, wat heb je dan nog aan elkaar?

Kerkje spelen, naar het gezag van ánderen moeten luisteren…

Dat heb ik zelf ook gehad hoor.

Eerst, tot m’n 23e moest ik luisteren naar het gezag van de leer van de kerk. Nou, daar heb ik erg onder geleden moet ik zeggen, maar ik heb het overleefd.

En daarna, na mijn bekering, kwam ik eigenlijk van de ene kooi in een andere kooi terecht. Ze hádden het wel over vrijheid, maar het wás niet zo.

Wat moest ik allemaal wel niet weg doen? Ik weet niet of jullie je dat nog herinneren, ik zoek door m’n platenverzameling…., ja, zat er een luchtje aan…, ja, wèg er mee.

Toen m’n boekenkast, ik ben twee keer met een pen langs m’n boekenkast gegaan en heb aangekruisd welke boeken ik weg deed. Voorwerpen die ik thuis had, waar eigenlijk niks mee was, wèg gedaan.

Het spreekt natuurlijk wel voor mijn radicaliteit, ik wilde kappen met het verleden…, maar ik moest nu weer allerlei dingen doen en niet doen.

Ik kwam van de ene kooi in de andere terecht.

Wat mocht ik allemaal niet: ik mocht niet roken, ik mocht niet drinken, ik mocht geen streekromans lezen, ik mocht geen tv kijken.

Ik vroeg ook wel eens aan iemand: wat is nou het verschil met een zwaar gereformeerde club? Ik mag hier niks en ik moet alles.

Maar je moet wel de Heer blijven loven en zo…., en blij lopen doen, terwijl je van binnen zo’n verdriet hebt, en ook verwarring.

En wat ik ook moest dat was: eindeloos mezelf onderzoeken of er ook ergens iets scheef zat.

Als ik nou denk aan die preken die ik hoorde: eindeloos in jezelf wroeten of er nog iets zit wat niet deugt, dan moet je schuld bekennen en om vergeving vragen. En je draaide maar in een ellendig kringetje rond. Ja, je moést zoveel, dat is erg hoor.

En hoeveel gemeentes zijn er in de loop der jaren wel niet gewoon ontploft.

Gewoon ontploft! Uit elkaar! helemaal.

De voorganger was z’n roeping kwijt want er was niemand meer die luisterde.

Of opgeheven clubs. Gewoon opgeheven. Gescheurd.

Over dat woord scheuring wil ik wel even iets apart zeggen, Judas zegt: je hebt scheurmakers; die vallen over het één, dan vallen ze een ander weer aan, en die zegt nietes en jij zegt welles, en dan krijg je scheuringen.

Verdraag elkaar toch eens. Je hebt dus scheurmakers. Mensen zijn teleurgesteld weg gelopen.

Ik correspondeer met zulke mensen. Daar zit zoveel verdriet achter. Ze zijn met geweldig veel enthousiasme begonnen, en ze rolden van het één in het ander; wat ze moesten en niet mochten.

En als ze daar wat van zeiden, dan hoepel je maar op.

Mensen die uit de kast kwamen, eindelijk durfden ze het te zeggen, en ze kregen op hun donder zeg!

Er worden heel veel fouten gemaakt hoor.

Zoveel verdriet over de gang van zaken.

Ik ken ook lui die finaal zijn dichtgeklapt.

Ze hebben een functie gehad in de gemeente; ze hebben zich ingespannen van hier tot gunter…, nou, toen waren ze niet meer nodig; er waren leerverschillen.

Een goeie vriend van me is totaal dicht-geklapt. Ik ken ze wel in het land.

Maar er zijn wel scheuringen die er toe doen. Dat kun je wel opzoeken.

1 Cor. 11. Want Paulus gaat ook tekeer tegen scheurmakers. Hij zegt: je hebt niks aan die gasten. Maar hij zegt in diezelfde brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 11:19:

Scheuringen moeten er wel onder jullie zijn, zal het blijken wie onder jullie de toets kunnen doorstaan.

Dus er scheurt wel wat af. Een andere vertaling luidt: Opdat de beproefden kenbaar worden. De beproefden, die het doorstaan hebben. Die zich niet hebben laten leiden door allerlei discussies, die het verdragen hebben; maar ze zijn zelf overeind gebleven.

Ze zijn gewoon overeind gebleven. En dát is de kunst.

Er is een gemeente in Openbaringen waar van wordt gezegd in Openb. 3:2 en 4: Wees wakker, en versterk het overige dat dreigde te sterven, Ik heb geen van uw werken vol bevonden.

Dus die gemeente ging maar door en maar door…, geen één van je werken is voor Mij voldoende. Geen één.

Nou, dan zit je raar te kijken.

Gelukkig, zegt hij, zijn er een paar personen die hun kleren niet bezoedeld hebben, die zullen met Mij in witte kleren wandelen.

Dus er zaten een paar, tussen die lui waarvan de werken niet deugden,  waarvan Jezus zegt: een handjevol zijn hartstikke goed gebleven.

Van die gemeente wordt gezegd in vers 1: Jullie hebben de naam dat je leeft, maar je bent dood.

Die club is dood! Die moet gewoon weer

opnieuw beginnen, helemaal opnieuw. En wat zullen ze het druk gehad hebben in Sardes.

Ik weet uw werken, zegt hij, nou, ze

deugen allemaal niet.

Ontwikkel je nou de gaven van Gods

Geest, of sta je je eigen hobby uit te leven? Daar heb je het verschil.

Doe je dat nou of doe je dat niet?

Maar mooi hoor, een paar, enkele personen hebben hun kleren niet bezoedeld. Dat is wat?

Maar ondertussen, bij die groei van al die gemeentes, als je dat ook leest, staat het werk van God stil, dat is muurvast gelopen. Tot groot verdriet van God natuurlijk. Want ze hebben Hèm verworpen.

Als een voorganger, al of niet met een oudstenteam, of hoe het hier in dit boekje stond, als oudstenraad, als die op een of andere manier macht gaan krijgen, gaat het gegarandeerd mis. Je bekommert je niet meer over het wel en wee van de schapen van God, of ze streven naar grote gemeentes.

En dan de hiërarchie…., het is de dood in de pot. Net als die gemeente in Sardes.

Je hebt de naam dat je leeft, zingen, dansen, springen…, en je bent dood!

Nou, daar kun je een voorbeeld aan nemen.

Ik wilde dit verhaaltje toch nog even kwijt omdat ik dat boekje las van die Apostolische Vaders, en dat zette me wel aan het denken.

Nou hebben die kerels zulke schitterende brieven geschreven, maar dat leiding geven…., dat zit zó diep!

 

Gods verlangen en vervulling

 

Nou het tweede gedeelte waar ik het over hebben wil. En dat is iets heel anders. 

Eerst even iets vertellen.

Dromen. Ik heb het even opgezocht waar het woord vandaan komt; de geleerden zijn het er niet helemaal over eens, maar de meest waarschijnlijke betekenis van droom heeft te maken met jubelen en met gezang. Dat was voor mij een oogopener.

Dus met jubelen en met gezang.

Er is ook nòg een verklaring, maar dat gaat vooral over nachtmerries.

Nee, de droom!

Dan denk ik: hé, een droom, waardoor je in gejubel uitbreekt.

Want in het oude testament is er nogal veel sprake van dromen.

Jozua had dromen, Faraö had dromen, en Daniël, als hij ze zelf niet had, dan had een ander ze wel, en hij verklaarde ze.

Jozef, de man van Maria, en Bileam.

Het stikt van de dromen in het oude testament. Allemaal dromen.

En profeten, die hebben ook dromen gedroomd; die hebben ook gezichten gezien.

Dat gaat niet altijd ’s nachts hoor. Zeker met gezichten niet.

Als je een gezicht krijgt, een visioen zal ik maar zeggen, die heb ik nog nooit

’s nachts gehad, altijd overdag.

Eén keer liep ik aan het strand in Zeeland; en dwars door de golven, waar ik naar keek, kwam ineens een boom opzetten, en ik kreeg een schitterende profetie over de genezing van de ziel. Beschadigingen die een boom kan hebben.

Enfin, ik ben terug gehold naar de caravan, heb alles opgeschreven en het heeft toen in de Prisma gestaan.

Dat was een visioen wat ik gewoon kreeg; en tegelijkertijd moet je visioenen altijd toetsen. Niet zomaar wat zeggen.

Je laat het wat bezinken, een poosje laten rusten; je gaat het nog eens overdenken, want je wil natuurlijk niet liegen.

In Joël staat ook: uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

Nou, het heeft niks met leeftijd te maken, je kan hartstikke jong zijn en een droom van God hebben, ja hoor.

Gezichten zien en dromen dromen.

God kwam ook heel vaak in visioenen bij de mensen. Niet altijd Zelf, ik denk dat hoofdzakelijk engelen dat deden.

En de engelen spreken ook wel in dromen ook wel in visioenen; ze zeggen wel eens wat.

Ik heb wel eens een stem gehoord, ik draaide me om, maar er was natuurlijk niks. Ja, je hoort ze, je ziet ze.

Maar God verschijnt dan aan iemand, en dan laat Hij wat zien. Hij laat was moois zien, en spreekt daar vaak bij.

En anders vraagt degene die dat beeld krijgt: wat bedoelt U dáár nou mee? Dat begrijp ik niet. En dan krijg je uitleg.

Oh, is dat de bedoeling.., ja. Dan krijg je weer zicht, en dat is iets heel moois. Je krijgt weer kijk op de toekomst.

Wij zijn met dit evangelie niet veel bezig met de toekomst hoor, eigenlijk vrij weinig.

Maar het komt wèl ter sprake.

En de toekomst, dat zijn de toekomende dingen. En de toekomende dingen zijn de dingen die op je toé komen, waar je niét om gevraagd hebt èn de dingen waar je wél om gevraagd hebt. Want de duvel is er ook nog.

Dus de toekomende dingen. Jezus heeft het over de toekomst. Hij is onze toekomst, dat zingen we ook, en wat stel je je daarbij voor?

Maar de duvel laat ook van alles op ons toekomen, om Gods toekomst maar weer te verduisteren, en je weer bang te maken. Maar als je die beelden van God krijgt, dan krijg je weer visie, de toekomende dingen.

Dat is geen nachtmerrie hoor.

Een nachtmerrie is iets heel engs, ik heb ze wel eens gehad. Je wordt met een bonkend hart wakker, je slaat om je heen, gelukkig is het je eigen bed, maar het is wel verschrikkelijk.

In m’n beginjaren heb ik één keer een gestalte naast mijn bed gehad.

Ik werd wakker en ik wist dat daar een gruwelijke gestalte stond. Het enige wat ik kon dat was de naam van Jezus noemen en in tongen bidden. En of het 5 minuten geduurd heeft of anderhalf uur, ik weet het niet, maar ik herinner het me als de dag van gisteren.

Er stond een monster naast me. Hij is weg gegaan; dat is een nachtmerrie, dat is duivels.

Nachtmerrie betekent gewoon een spook.

Maar ‘merrie’ komt van ‘mare’, en mare is ‘boodschap’.

Dus een nachtmerrie is een gruwelijke boodschap uit het rijk der duisternis. Ze beangstigen je.

In Jeremia 23:25, spreekt God tegen Jeremia, die ook maar alleen stond, wist je dat? Het barstte in die tijd van de profeten, hele horden, scholen.

Een paar jaar geleden las ik, en hoorde ik zelfs zeggen: ik richt ook weer een profetenschool op.

Wat is nou een profetenschool? Wat leer je dan?

‘k Ben eens naar een samenkomst geweest, landelijk; nou, de zaal moest zich allemaal weer gaan verdelen in groepen, en in dié groep gingen ze genezing beoefenen, en in dié groep gingen ze profetiën beoefenen, en dáár gingen ze spreken in tongen, en dáár gingen ze aan handoplegging doen..

Je moest groepsgewijs wat doen…nou nou. Ik keek Mariet eens aan en zei: ik ga hier weg, wat is dit? Nou moet je ineens gaan profeteren….. Ja, open je mond maar…, zeg maar wat…, zo spreekt de Heer… Wat een wildgroei is het toch in onze kringen. Dat is onvoorstelbaar hoor. Zo langzamerhand hebben we wel wat ervaring gekregen hoe het niét moet.

Jer. 23:25: Ik heb gehoord, zegt God, wat die profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren. Die zeggen: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!

Je ziet ze hijgerig naar je toe komen.

Hoe lang moet dat nog duren? Staat er.

Is er iets in het hart van die profeten die leugen profeteren en de profeten zijn van de bedriegerij van hun hart.

Ze verzinnen maar wat!

Die er op bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen.

God staat niet meer centraal, nee, de dromen.

Heeft iemand nog een getuigenis…., ja, ik heb een droom gehad. Ja, wat voor droom?

En die dromen vertellen ze ook nog aan elkaar. Wat heb jij gedroomd..? Oh, ik heb dat en dat gedroomd.. , en ik heb een andere droom gedroomd…, en dat vertellen ze elkaar.

En ze stelen mekaars woorden (vers 30c), ze stelen mijn woorden van elkaar.

Ze hebben wat gevonden, ze hebben wat bedacht, ze hebben het gewoon van een ander gehoord.

Laatst hoorde ik een preek op de televisie en ik dacht: verdraaid, wat klinkt die me bekend in de oren; wat bleek, hij had gewoon een preek van Internet geplukt, en die hield hij in de kerk. Nou, wat een onzin, je zit toch niet op tweedehands preken te wachten?

De inspiratie is dan wel helemaal zoek hè?

Waar Internet al niet goed voor is…

Ja, dromen die ze mekaar vertellen.

Trouwens, net als hun vaderen hebben ze mijn naam weer vergeten, zegt God. Hij staat niet meer centraal.

Vers 28: De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die Mijn woord heeft, spreke Mijn woord naar waarheid. Trouwens, wat heeft het stro met het koren gemeen?

Met stro kun je niets, dat brandt, maar koren voedt.

Vers 30: Ik zàl die profeten, die Mijn woorden van elkaar stelen. Ik zàl die profeten, met hun leugenachtige dromen.

Ze vertellen dat aan Mijn volk, door hun leugens en woordenkramerij.

Mooie preken, prachtige preken…

Nou…., die heeft de gave van het woord…

Dat is woordenkramerij! Daar sta jij in centraal.

Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut.

Nou Jeremia, en dat mag jij weer vertellen.

Geen wonder dat Jeremia het zweet wel eens op z’n voorhoofd had staan.

Moet ik dit allemaal weer vertellen? Krijg ik dan weer stenen naar m’n kop? Moet ik weer wegrennen?

En trouwens, in het vers daarop staat:

Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester jou vraagt, Jeremia, wat is des Heren last? Hebben wij ook een opdracht? Hebben wij ook een taak? Weet je wat je ze dan moet zeggen, Jeremia? Nou, zegt Jeremia? Dat jullie Mij tot last zijn, zegt God. Jullie zijn lastig! Ja, dát is de last.

Maar hij zegt dan nog eventjes in vers 36:

Wat is dan jouw last? Nou, dat is je eigen woord.

Dat geldt voor elk mens, je eigen woord, wat zeg je? Wát zeg ik zèlf!

Daar gaat het gewoon om.

Maar ja, zowel de valse profeten als de ware profeten claimden allebei dat ze met God communiceerden. Maar de valse profeten gaan altijd schreeuwen hoor. Die willen gelijk hebben.

In het briefje van Judas haalt hij ook naar ze uit; hij noemt ze dromenzieners.

Je hebt van die dromenzieners.

De Naardense bijbel vertaalt het met: slaapwandelaars. Je hebt slaap-wandelaars in de club. Ze bewegen wel, maar ze zijn bewusteloos; dat is het kenmerk van een slaapwandelaar.

Dus het kan best zijn dat er in onze gemeente mensen wel bewegen, o ja, ze komen trouw, maar ze zijn bewusteloos. Denken nauwelijks na.

Ze weten niet waar ze mee bezig zijn, ze zijn niet wakker. En wat zegt Jezus dát vaak!

Wees alsjeblieft wakker, waakt! Hou je ogen open, want er gebeurt wat.

Die profeten verzinnen maar wat.

In Deut. 13:1-3 staat een heel merkwaardig stukje: Als er onder jullie een profeet optreedt of iemand die dromen heeft, en hij jullie een teken of wonder aankondigt, en het teken komt (dus het komt ook nog), waarover hij u gesproken heeft met de woorden…., en wat heeft hij er bij gezegd: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen – dan zul je naar de woorden van die profeet of die dromer nièt luisteren.

Dus het kan zijn dat iemand profeteert, en die doet ook nog een wonder en teken er bij….; dan zou je zeggen: nou, wonderen en tekenen…., yès! Hier gebeurt het.

Ik hoor het nóg iemand zeggen, die naar een speciale man was gegaan in Nederland, die zou iedereen effe genezen.

Ja, zegt die man, dáár gebeurt het!

Ik zou er helemaal niet heen gaan.

Zoek je wonderen en tekenen? Ja, zegt Jezus, dat gebeurt zoveel, jullie willen tekens en wonderen; jullie snappen er nog helemaal niks van.

Dus niét luisteren! 

Er staat in vers 4: De Heer, je God, moet je volgen, luister maar naar Zijn stem.

Luisteren naar de stem van God; doe je dat ook? Hoor je Zijn stem? Vaak door bemiddeling van engelen hoor. Maar hoor je de stem van de Geest.

En hoe reageer je, hoe doe je?

Hoor je echt Zijn stem?

Ik hoor soms zo verschrikkelijk veel stemmen. Nee, geen stemmen in mijn hoofd hoor, maar mijn hele leven heb ik al last van ontzettend veel gedachten. Het stormt soms om me heen, een keet jongen, nou nou, ik ben er wel eens heel wanhopig van geweest.

Al die gedachten; en dan die gedachten van God er weer tussenuit te halen. Een heel gedoe hoor.

Maar dat gaf ook wel weer geweldig veel vreugde.

Toen dacht ik: ik moet eens een beeld hebben; nou heb ik een heel simpel beeld.

Wat valt er tegenwoordig allemaal door je brievenbus? Kilo’s papier toch?

Allemaal reclamefolders. Nou, ik weet niet wat jullie er mee doen maar ik berg ze direct op; sommigen zijn gelukkig geseald, dan kun je het hele pak in één keer weg leggen.

Soms fludder ik er even doorheen…, maar is er niks voor me bij…, weg ermee!

Zo werkt het ook met gedachten.

Een keet aan gedachten komt er in je huis vallen. Alleen de gedachten van God komen van binnenuit, die komen niét van buitenaf, die komen van binnenuit, dat is één ding.

En vergelijk het maar met je brievenbus; als ik een folder pak, en ik ga er op in, dan kan ik gepakt worden.

Dus krijg je een gedachte, een misdadige gedachten, een gewelddadige gedachte, een dromerige gedachte, onreine gedachten, misselijk makende gedachten, grappige gedachten, er zijn zoveel soorten gedachten, van alles…, als je er op in gaat…, dan zit je vast.

Dus je hoeft niet voor al die troep die in je huis komt, verontschuldigingen aan te bieden of vergeving te vragen; nee, je kijkt het door en je gooit het weg.

Maar ga je er op in….., dat is het grote verschil. En dán begint je fantasie natuurlijk op hol te slaan.

In Deut. 13 zegt God: al die dromen-zieners…, wat moet Ik ermee.

Maar ja, in Psalm 139 staat iets merk-waardigs, dat wil ik toch even noemen.

In de psychiatrie, ik weet er een klein beetje van, daar staan ze welwillend tegenover godsdienst, ja, welwillend.

Ze hebben het eerst weggesmeten. Zo van: geloof je nog in God? Ja! Nou, wat zoek je hier dan, ik kan je niet helpen.

Nee, het tij is wat gekenterd. Ze zijn wat welwillender geworden.

Maar hoe beschouwen ze het nou? Nou, ik heb het gemerkt.

Als jij zegt: ja, ik geloof in God en ik geloof in Jezus Christus, dan knikken ze.

Vind je daar troost in? Ja, daar vind ik troost in. Nou, prachtig toch? Alsjeblieft. Je moet met een verzinsel proberen te leven. En als je dat moed geeft, als je dat troost geeft, rust geeft, hou dat vast!

En nou staat er in Psalm 139:20: wijk van mij, gij mannen des bloeds, die arglistig tegen u spreken.

Maar de Naardense bijbel vertaalt met: die van u zeggen: een verzinsel.

En hoeveel mensen denken wel niet dat God een verzinsel is.

De psychiatrie is er van overtuigd. Een heleboel tenminste daarvan. Je hebt natuurlijk ook christelijke psychiaters.

Maar een verzinsel, en daar kun je mee leren leven. En als je je daar goed bij voelt, nou, prima.

Als je het troost geeft, dan is dat mooi.

Wat is een verzinsel?

Mariet heeft het wel eens gezegd: ik ben zo bang dat het allemaal verzonnen is…. Nou, gewoon zeggen, ja, dat we ons hele leven toch wel op een prettige manier hebben bezig gehouden. Want als je dood gaat…, ja, dood is dood. En als dood dood is, dan weet je dat ook niet meer.

Dus het makkelijkste is voor de mensen die leven, die gewoon zeggen: nou, dood is dood…,. die leven ook makkelijker. Dat is echt waar hoor. Het houdt een keer op, punt.

Ik heb een ex-collega, waar ik heel goed kontakt mee heb, maar hij gelooft hélemaal niks, maar het is een pracht-kerel, een geweldige onderwijzer, maar hij zegt: nee, daar is niks van waar.

Hij begint ook geen discussie, nee. Hij is niet vijandig, dus ik weet wel dat het met hem goed komt als z’n ogen een keer open gaan. Ja, prachtig.

Maar een verzinsel is een betovering, las ik; een zinsbegoocheling. Je wordt een rad voor de ogen gedraaid.

O ja, dit vertel ik ook nog even.

Geeske, ik mis dat mensje nog steeds hoor, en Jense. Maar een week voordat Geeske stierf, keek ze ons aan en ze zegt: het zal toch allemaal wel waar wezen? Wat een schat hè? Ja, toen vloog de twijfel haar naar de strot.

Wij begonnen er samen om te lachen, ja, maar goed, je moet er zelf maar weer achter zien te komen. Maar ja, een half uur later was het voorbij hoor.

Maar je kunt nagaan dat haar niet eens een normale dood werd gegund.

Ja, wij zijn echt met onzichtbare dingen bezig.

In Jeremia 29:11 staat een schitterende tekst, want God droomt ook hoor. En als Hij aan z’n droom denkt, dan jubelt Hij, en dan zingt Hij. En de vervulling van z’n droom zit hiér hoor!

Er staat: Ik weet wat voor gedachten Ik over jullie koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.

Voor je het weet, lees je er overheen.

De Statenvertaling vertaalt het beter: om jullie het einde te geven dat je verwacht.

En ‘einde’ is ‘einddoel’. Dus de vraag is: welk einde verwacht jij nou?

Ben je nog in verwachting? Leeft het nog, brandt het nog in je? De verwachting van God hè? Wat God verwacht, wat God gelooft. Ja, een hoopvolle toekomst. Het einde dat je verwacht. Dan ben je nog vol hoop. En het Nederlandse woord ‘hoop’ heeft te maken met huppen. Ik weet niet of je het wist, maar dat maakt niet uit, maar je springt op van verwachting, en dat kan.

Mensen die hun droom verwezenlijkt zien, die springen omhoog; de hoop wordt verwezenlijkt. Dat is mooi hoor, huppen.

Jezus zegt trouwens in Marcus: Alles waarom je vraagt, vertrouw er maar op dat je het krijgt, het zal je deel worden.

Dus alles wat je vraagt…, vertrouw er maar op dat je het krijgt.

Nou, er liggen een hoop teleurstellingen hier om deze tekst heen, want er is zoveel gebeden om allerlei dingen wat je niet kreeg.

Misschien moet je het gebed verplaatsen, dat je het op de onzichtbare dingen richt, wat je hoopt en wat je verwacht.

Wij zijn echt bezig met de genezing van onze geest, die vernieuwt gewoon, prachtig. En nu zitten we echt in het stadium dat je ziel gaat genezen.

Dat is zo verschrikkelijk mooi! Dat die hand je aanraakt en je ziel geneest. Dan word je gewoon een ander mens.

Ik wil maar zeggen: hou die verwachting levend, want je bent in verwachting.

Blaas die hoop in je aan. Dat als je in tongen bidt, je dan aan die hoop denkt. Anders weet je haast nooit wat je zegt als je in tongen spreekt.

Maar je gedachten worden wel geleid hoor.

Je bent in verwachting, en als je dát levend houdt, als je het voelt trappelen in je buik, dan zeg je: hé, het leeft!

Ik heb vóór in mijn bijbel een keer wat opgeschreven, daar staat met dikke letters: het Oude Testament, maar ik heb er een keer onder gekalkt: het boek van Gods verlangen. Nou, toen kon ik het niet laten om natuurlijk bij het Nieuwe Testament op te schrijven: het boek van Gods vervulling.

Dus het verlangen en de vervulling.

Het verlangen om een mens te maken naar Zijn beeld, dat werd vervuld in Jezus Christus.

Dus verlangen en vervulling horen bij elkaar.

Maar achter het woord: ‘willen’, zit altijd, tenminste in ons taalgebruik, een vorm van dwang achter. God wil het…., nou, dan mot het.

Ik heb één keer tegen m’n zoon gezegd, lang geleden: ‘je moet nu naar bed’. Nou, zegt hij, daar heb ik geen zin in, waarom?

‘Omdat ik het wil!’ zei ik.

Hij was zó verbaasd dat hij toch naar bed ging, maar hij is het nooit vergeten. Hij heeft zich later wel een kriek gelachen.

Daar zit dus een vorm van dwang achter.

Maar de diepere, nieuw testamentische betekenis is verlangen hoor!

En wat zijn jouw verlangens? Wat verlang je nou? Waar gaan je verlangens naar uit?

Er staat in Philippenzen 2:13: God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

Nou, toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: wat staat daar nou toch?

Hij bewerkt het willen èn het werken; dus ik moet maar gewoon afwachten totdat Hij wat wil. En dan moet ik dat ook willen, en dan moet ik er mee aan het werk gaan…

Heel hufterig natuurlijk; maar ja, als je dat voor het eerst leest…, dan denk je dat dat zo is; want je hebt ook nog een beetje vreemd beeld van God; die eindeloos herhaalt dat Zijn wil geschiede!

Maar het ligt toch echt een beetje anders.

God is het, die het verlangen in je werkt.

En verlangen wordt altijd door iets of iemand anders opgeroepen. Ik verlang er naar om ‘daar en daar’ te zijn. Want ‘daar en daar’ is door mij opgeroepen; dat roept in mij een verlangen wakker, een mooi landschap bijvoorbeeld. Dáár ga ik naar toe. Dat landschap heeft dat verlangen in mij gewekt. Of naar mijn meisje; het verlangen naar haar heeft zij opgewekt.

En dat verlangen is mooi, want dan gá je ook aan het werk.

Er is een dichter, Andreas Burnier, die heeft gezegd: wie kent de droom die in jou sliep. Dat is een doordenker. Mooie vraag hè?

Wie kent de droom die in jou sliep.

Dan denk ik: verdraaid, dat kent God.

God kent de droom die in mij sliep, en nou weer wakker wordt. Mooie regel hè?

God kent de droom, jouw verlangen wordt opgewekt. Zoals je verlangt naar je kinderen. Dan begin je van binnen te gloeien. Je springt op van binnen.

Dát verlangen, wat God in jou wakker roept, dat is nou de blijdschap des Heren.

Want je zingt wel: laat de blijdschap des Heren uw sterkte zijn…, nou, hoe werkt dat dan? Wat is Zijn blijdschap, en word ik daar sterk van?

Gewoon doordenken hoor, niet zomaar wat zingen. Er zijn hele stukken die ik gewoon niet meezing zondags, die ik alleen lees. Ik denk dan: wat lees ik eigenlijk en wat zing ik? Oh, daar ga ik me toch eens wat meer in verdiepen.

En sommige dingen zing ik niet, en andere dingen zing ik wel.

Maar dat is mooi, dat is de blijdschap van de Heer, dat hij beantwoordt aan het verlangen van God, en de blijdschap van God daarover deelt zich aan Hem mee.

Dus de blijdschap des Heren is de blijheid van God. En daardoor bleef Hij staan.

En wij kunnen, op een of andere manier, meewerken aan die hunkering van God.

Ja, die hunkering van God vanaf de schepping, vanaf het oerbegin, een mens naast Me, die op Me lijkt, wat zou dát mooi zijn.

Een gelijkenis waarmee Hij eeuwig wil leven. En dan legt Hij dát verlangen in jou. Dat is een kostbare schat. Gods verlangen in jouw hart, zodat je begint te gloeien.

Dan is het Koninkrijk Gods binnen in je.

Want het Koninkrijk Gods heeft alles te maken met het verlangen van God.

Want het is immers de Geest van God die dat verlangen oproept en stimuleert.

Dáárvoor hebben wij de Geest ontvangen. Niet om allerlei wonderen en tekenen te doen. Ja, zo is het ons in het begin verteld; en nou gebeuren er máchtige dingen… Ik kan dat woord machtig niet meer uitstaan! Dat is dus helemaal niet waar.

Die Geest is als een principe, als een heel klein levensbeginsel, in jou gelegd. Het levensbeginsel van God. En dan moet je het levensbeginsel van God leren kennen.

Dat is mooi hoor.

En dat vond Hij in sommige mensen hè?

God heeft ook aansluiting gevonden bij Abraham. Hij heeft niet zo veel gepraat met Abraham.

Alle gesprekken met Abraham kunnen denk ik op een paar bladzijden, meer niet. Het was vaak ook nog een herhaling van de belofte. En zoveel heeft Hij Abraham niet gesproken, maar het was wel een man naar Zijn hart. Hij kon Zijn gedachten aan hem kwijt, en hoe!

Nou, zegt God, omdat je dit allemaal geloofd hebt, krijg je een nageslacht als de sterren en als het zand. Dat is véél hoor.

Ik hoorde vorige week een geleerde op de televisie zeggen, het was één of ander kosmisch programma, maar hij zei: er zijn meer sterren dan er zandkorrels zijn. Zó verschrikkelijk veel sterren zijn er.

Ons zonnestelsel is een hapje van dat immense heelal. Toen moest ik onmiddellijk aan de belofte aan Abraham denken. Zo, God had gelijk, sterren en zand. En er is een hoop zand!

Dat zijn nou de dingen van God hè.

Zo worden we sterren, dat zijn de dingen van boven, waar je alsmaar aan denkt.

Daar ben je mee bezig.

Kijk, de mohammedanen zeggen: Ja, Allah, God is groot, zijn wil geschiede.

En hoeveel protestanten hebben dat niet gezegd? Ja, Zijn wil geschiede…

De Heer heeft gegeven en heeft genomen…Hoe zei mijn vader dat toch: Zijn eigen machtig welbehagen of zo…

Ga maar weer terug, zei Elia tegen Elisa. Nee, ik blijf u volgen. Hij bleef hem gewoon als een hond volgen. Ik moet die man niet in de steek laten in z’n eentje. Prachtig is dat.

Nou, wat wil je? Nou, zegt Elisa, wat ik wens is eigenlijke het dubbele van wat jij deed. Zó, zegt Elia, daar vraag je me nogal wat. Ja, maar ik vraag het dan toch maar. Dat is mijn wens.

Maar het is wel gebeurd. Elisa heeft twee keer zoveel wonderen en tekens verricht als Elia. Hij heeft het ook verschrikkelijk moeilijk gehad. Ja, allebei hoor. Want wie bezig is met de verlangens van God, om dáár gestalte aan te geven, die staat wel onder druk. De ene keer wat meer dan de andere.

En nou dat kleine zinnetje, waar ik dan mee stop: Uw wil geschiede.

Dat rafel ik even uit elkaar.

Geschieden betekent gewoon gebeuren.

En gebeuren komt van ‘baren’.

Nou hoor je al waar ik naar toe wil.

Geboorte en gebeurtenis, allebei die woorden hebben heel veel met elkaar te maken.

En in het oude testament staat steeds weer: dit is de geschiedenis van…., en dan komt er weer een verhaal.

En dit is de geschiedenis van…. hemel en aarde; maar voor geschiedenis staat daar het woordje ‘toledot’, dat betekent óf verwekking óf geboorte.

Dus voor ‘geschiedenis’ kun je veel beter lezen ‘geboorte’; of verwekking. Eerst wordt iets verwekt, en dàn wordt het geboren. Dus het zinnetje: Uw wil geschiede, kun je eigenlijk het beste vertalen met: Uw verlangen worde geboren. Dan wordt het zó levend; dan komt het zó dicht bij je.

Uw verlangen worde geboren.

Waar? In jullie! Geef er maar geboorte aan.

Geven jullie, en dat is de wens van de Vader, geven jullie geboorte aan Mijn verlangen? Wat een vraag hè?

Het onzichtbare in je wordt zichtbaar, maar het zit er wel in. Johannes zegt: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Nee, nog niet geopenbaard, maar het zit er wel in! Tenminste, als je het warm houdt. Het is een wordingsgeschiedenis.

Het is er, en het groeit, als een baby in de baarmoeder. Het is in wording. Alle dingen zijn geworden door dat woord.

Dat woord heb ik opgevangen, en nou wordt er iets in mij gedaan.

Het vreemde woord voor ‘wording’ is: Genesis. De geschiedenis herhaalt zich.

Genesis, dat is ‘wording’. De wordings-geschiedenis. Eerst de hele aarde, de hele entourage, en daarin de mens.

En nou wordt het wat!

Het woord genesis komt van ‘gen’.

Jij hebt je genen, maar God heeft ook Zijn genen, als je snapt wat ik bedoel.

En die genen maken wel iets héél moois van je. Gods gen en jouw gen, dat wordt de nieuwe Genesis.

We moeten dus terug naar Genesis. Terug naar het begin. De oergeschiedenis.

De oorsprong, want God begint ook altijd weer overnieuw, altijd weer!

Wij geven geboorte aan het verlangen van God, en zo krijgt de Christus in ons gestalte. Niet uiterlijk, nee, ik verander uiterlijk geen spat, nou ja, wat meer rimpels, maar uiterlijk verander ik niet. Maar van binnen zit ik in een schitterend veranderingsproces, het wordt kenbaar. En zó wordt God kenbaar.

Dàt is nou de hoop der heerlijkheid waar Colossenzen over spreekt.

In Colossenzen staat eigenlijk het hele evangelie in de notendop.

Ja, de hoop der héérlijkheid!

Weeën, waar je soms in zit, en dan heb je weer tijden van verademing, dan haal je weer adem, maar die weeën zijn de tegenaanvallen van de boze.

Weeën bestonden niet toen Eva haar eerste kinderen kreeg. Ik dacht dat ze al een heel stoot kinderen had hoor.

Want God zegt op een gegeven moment: ja, dat is nu voorbij, als je nu kinderen krijgt, dan krijg je weeën.

En God wist waar Hij het over had, en Eva natuurlijk ook.

Het is een fantasietje van mij, maar hoe moet ze het anders weten? Wist ze dan niks van geboorten en zo?

Ze hebben veel meer kinderen gehad.

Adam is over de 900 geworden, hoeveel kinderen kun je dan wel niet krijgen? Hij had nog geen rimpel toen hij 300 was.

Maar goed, die weeën…,de duvel heeft wat tegen leven, vandaar dat die vloek is uitgesproken. De duivel heeft de weeën bedacht om het kind niet geboren te laten worden. Hij is geen spat veranderd; hij wil niet dat de Christus in ons geboren wordt. De verwachting van Gods wezen in de mens.

Hij maakt een gelijkenis van Zichzelf in de mens. En die geestelijke mens, Paulus noemde dat ‘de mens Gods’, dié komt tevoorschijn; waar God altijd al naar verlangd heeft.

Laatste tekst is Zefanja 3:18, een tekst die wij bij het oprichten van Vox gehanteerd hebben. Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen.

Dat was een light-motief van Vox.

Ik breng ze samen hoor! Dan staat daar achter: Ze behoren toch bij u.

Maar letterlijk staat er iets anders: Ik zal ze samenbrengen, ze zijn geworden uit U, dan krijg je U met een hoofdletter.

Ze zijn geworden, en je herkent mekaar als mensen die geworden zijn.

Nog een allerlaatste tekst, in vers 15 staat: De Heer is in uw midden, en in vers 17 staat ook: Hij is in uw midden.

Wat stel je je daarbij voor?

Letterlijk staat er iets moois: Hij is in uw binnenste, dáár woont Hij.

Als iemand zegt: ik zoek God, dan zeg ik: kom maar. Hij is in jouw binnenste en Hij heeft het goed naar z’n zin.

Hij vindt het fijn in jou.

Amen.

Duurt Sikkens Centrale Bijbelstudie 23-04-2014