Het offer van God (Duurt 27-10-2013)

Het offer van God

Offeren. Wat is dat?

Miljoenen mensen offeren aan goden, aan bozen geesten. En waarom? Om iets van ze gedaan te krijgen.

Ja, voor wat hoort wat…, welvaart, gezondheid, geld, een baan.

Nou bouwen wij geen altaren in Nederland, hoewel ze wel in rooms katholieke kerken staan, ook zo raar.

Maar offeren wij wel eens om iets van God gedaan te krijgen? Of iets ópofferen, ja, je spant je dan kennelijk toch behoorlijk in…

We gaan eens proberen daar wat licht over te krijgen.

Het Hebreeuwse woord voor ‘offeren’ bestaat uit verschillende woorden; het meest gebruikte is het woordje ‘korbán’, dat woordje gebruikte Jezus ook weer.

In Numeri 7 staat dat woordje 27 keer.

De Israëlieten waren altijd bezig met offeren, dag en nacht.

Brandoffers, spijsoffers, zondoffers, drankoffers, vredeoffers, schuldoffers.

Het barstte van de offers.

Al die beesten die geslacht werden….

Vooral het woordje schuldoffer heeft een kernachtige betekenis; er staat in Jesaja over Jezus: Als Hij Zich tot schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakomelingen zien.

Als Jezus schuldoffer geweest is, krijgt Hij navolgers, Jes. 53:10; maar de Naardense bijbel heeft een veel mooiere vertaling, die zegt: Nu Zijn ziel Zich aanbiedt ter verontschuldiging.

Zijn ziel biedt zich aan, dat komt dichter bij de betekenis van het Hebreeuwse woord.

Want offeren komt van een werkwoord wat betekent: naderen; een stapje verder is: toenaderen. Dus toenadering zoeken.

Dichterbij komen.

En de oerbetekenis is dat je toenadering zoekt om gemeenschap te krijgen. Dat je gemeenschappelijk iets hebt.

Dát is de betekenis van offeren. Dat is dus hartstikke mooi! Dan ben je er persoonlijk aktief mee verbonden.

Maar ja, ik weet niet of je je dat realiseert, want dat offer van ons is eigenlijk niks, al die opofferingen, je best doen ‘voor de Heer…’. Ken je dat? Alles voor de Heer…, en dan niks voor jezelf. Om maar iets gedaan te krijgen van God.

In Jeremia 7:21 (NBV) staat iets heel merkwaardigs: Maak van je brandoffers maar vredeoffers, en eet zelf dat vlees maar op.

Met andere woorden zegt God: ‘wat moet Ik ermee?’ Eet het zelf maar op, dan heb je er nog wat aan.

En nou komt het: Toen Ik jullie voorouders uit Egypte leidde, heb ik hun nooit iets gezegd of voorgeschreven over brand- en vredeoffers.

Realiseer je dat eens. Hij heeft nóóit iets gezegd over offers.

“Ik niet” zegt God, “dat heeft Mozes verzonnen”. En waarom? Nou, ik denk wel dat ik het motief van Mozes ken, hij wilde het volk bij de les houden, en heeft ook offers verzonnen die allemaal in zich vooruit wijzen naar de Christus. Al die offers.

Maar Mij heb je er niet over horen praten, zegt God.

Eeuwenlang hebben ze dat volgehouden; ik denk niet dat ze het Jeremia in dank hebben afgenomen dat hij dit zei.

Staande bij de tempel zei hij: ‘waar zijn jullie mee bezig, eet het toch zelf op man!’

Maar dan komt dat zinnetje daarachter: 

Wat Ik geboden heb…..hè?…. dit is een heel andere vertaling, er staat nl. iets heel anders in het NBG, er staat niet: wees Mij gehoorzaam…, er staat letterlijk in vers 23:  hoort naar Mijn stem! En dát is een prachtige uitdrukking!

Wat moet Ik met al die offers, luister nou eens naar Mijn stem! Hoor Mijn stem.

Dat is het enige wat God vraagt. Wat is dat mooi!

Hoort naar Mijn stem, dan zal Ik je tot een God zijn en jullie zijn Mijn volk. Dan vormen wij een eenheid. Dan ben ik in jullie midden als inspirator. Dat is het enige wat Ik wil.

Maar het volk was, door de woestijn trekkend, ongelooflijk hardnekkig. En na veertig jaar zei God: ga maar eens terug, jullie snappen er nog helemaal niks van.

In Mattheüs 12:7 staat het zéér kern-achtig: Barmhartigheid wil Ik en géén offers!

Ik wil barmhartigheid, dat is alles wat Ik van jullie vraag. Niks offers!

Dus dat brengen van offers heeft totaal geen nut.

 

En nou een probleem.

Dertig jaar geleden heb ik eens gesproken over het offer van Abraham en Izaäk.

Toen zei ik dat Abraham werd verzocht. Ik ben op het verkeerde been gezet door een opmerking uit de Hebreeën.

De Hebreeënschrijver gebruikt daar nl. het werkwoord: ‘verzoeken’. En Abraham is nièt verzocht. Maar hij gebruikt het woord ‘verzoeken’, en verzoeken is trachten over te halen tot iets slechts.

God verzoekt niet, Hij is geen verzoeker. Dus ik denk, maar die opmerking hou ik helemaal voor mijn eigen rekening, dat de Hebreeënschrijver daar een verkeerd werkwoord heeft gebruikt.

Ik zal proberen dit uit te leggen, want dat offer van Abraham was een soort proef, maar ik zal het iets duidelijker omschrijven, want ik denk er nu echt anders over dan dertig jaar terug.

Hebr. 11:17: Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd….., dat is niet waar. Moet je nagaan, God sprak regelmatig met Abraham; er zaten wel hele periodes tussen, maar als er één de stem van God kende, dan was het Abraham wel.

Hoort naar Mijn stem…, nou, dat deed Abraham wel.

En ineens zegt God tegen hem: Abraham! Hier ben ik, zegt hij.

Dacht je dat Abraham de stem van God niet verstond? Dat hij de stem van God niet kende?

God zegt alleen maar: ‘Abraham’, en Abraham zegt direct: ‘hier ben ik’.

Hij zegt dat onmiddellijk!

Neem Izaäk en ga naar een land dat Ik je wijs, en offer hem als brandoffer.

De reaktie van Abraham is, dat hij niet in paniek raakt, hij heeft geen slapeloze nacht. Hij knikt.

De volgende ochtend staat hij rustig op, gaat zelf hout hakken en laadt dat op een ezeltje; hij wekt Izaäk, neemt 2 knechten  mee en ze gaan.

Waarheen? Naar een land dat God hen wijzen zal.

Izaäk en Abraham zijn een soort twee-eenheid geweest, want twee keer staat in dat hoofdstuk het woordje: eensgezind.

Dat wordt vaak vertaald met: zo gingen die beiden tezamen. (Gen. 22:6).

Maar de band was veel hechter, ze waren eensgezind! Ze hadden dus dezelfde gezindheid.

Een wonderlijk verhaal.

Dus Abraham twijfelt geen moment. Hij gaat! En hij denkt: jaha, Izaäk moet geofferd worden, maar het zweet breekt hem nièt uit, want hij wist één ding: op Izaäk rusten geweldige beloften, prachtige beloften; en die beloften komen tot vervulling! Hoe dan ook!

En ze gaan op weg, en op de derde dag komen ze op de plek aan.

De derde dag, dat heeft een diepere betekenis hoor.

Abraham draait zich om en zegt tegen de knechten: ‘blijven jullie hier met de ezel, en als we hebben aangebeden zullen wij tot jullie terugkeren.

Hij zegt wij, Izaäk en hij.

Wat spreekt uit dat ene woordje ‘wij’?

Een kostbaar en onvergankelijk geloof van Abraham. En Izaäk hoort dat ook z’n vader zeggen: ‘wij keren terug’.

Want wat staat er in vers 18?  Hij heeft overwogen…

Dus je zoon wordt brandoffer, en Abraham slaat aan het overwegen.

Overwegen is een prachtig woord. De voors en de tegens ga je tegen elkaar afwegen. Daarom is overwegen een veel mooier woord dan denken.

Denken is zo abstract. Het werkwoord denken komt in het Hebreeuws ook niet voor.  Wel overdenken, en aandenken en indenken, en noem het allemaal maar op.

Maar overwegen…, dat deed Maria ook; ze overwoog de woorden die ze gehoord had. Prachtig is dat.

In die menselijke geest worden voor en tegen tegen elkaar afgewogen.

En wat heeft Abraham overwogen? Als ik dan toch moet offeren, dan zal Hij hem uit de doden moeten opwekken!

Daar praten wij gemakkelijk over, maar Abraham was wel de eerste die in de opstanding geloofde hoor! De allereerste! Nooit was er iemand vóór hem geweest die dat ooit gezegd of gedacht had.

Abraham bedacht dat; dan wordt hij opgewekt uit de doden.

Hoe? Geen idee! Maar wij keren terug!

Ze waren op de berg Moria.

Het woord Moria heeft verschillende betekenissen. Salomo heeft later z’n tempel op de berg Moria gebouwd.

Het heeft een diepe betekenis dat God die plek uitkoos voor de tempel van Salomo.

Maar Moria betekent volgens de Naardense bijbel: Uitzichtsberg.

Dit woord vind je niet in een woorden-boek. Maar een berg, wat niet gaat om het zichtbare uitzicht om die berg heen, maar je krijgt een geestelijk vergezicht.

En Abraham kreeg uitzicht op de weder-opstanding.

Dát heeft hij overwogen. Ik heb tóch uitzicht!

Er is zelfs een vertaling die zegt: waar God gezien wordt. Dat is toch niet te geloven?

Moria, waar God gezien wordt.

Dus Abraham naderde God met zijn offer,  daar waar God gezien wordt.

Hij was dus de eerste die in de opstanding geloofde, en de opstanding is wel de kern van ons evangelie; daarom zijn we niet meer bang om dood te gaan. Mooi hè?

Dan zegt Izaäk: hoe zit dat met het brandoffer? Nou, zegt Abraham, de vertaling van het NBG is wat versluierd, maar de betere vertaling is: ‘jongen, dat ben je zelf’, jij wordt brandoffer’. Dat zegt hij terwijl ze met z’n tweeën die berg beklimmen.

Hoe reageert Izaäk? Hoe zou jij reageren? Dat zou ik best eens willen weten.

Jij bent brandoffer. Hè… wat…?

Nee, hij loopt rustig door, eensgezind met z’n vader. Er was zo’n diep vertrouwen tussen die twee, dat is niet te geloven.

Dan komen ze op die berg en Abraham bouwt een altaar, het gekloofde hout legt hij erop, hij bindt Izaäk met z’n handen en voeten waarschijnlijk en legt hem erop.

Dat dóet hij gewoon!

Dan pakt hij het mes…., en dan grijpt God in.

Want wat staat er? God was bij machte hem zelfs uit de doden op te wekken, daarom heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen.

Bij wijze van spreken. Letterlijk staat er in het Grieks het woord parabole, en dat is ons woord gelijkenis.

Hij heeft Izaäk bij gelijkenis teruggekregen uit de dood.

Dus Abraham voerde een gelijkenis op.

Abraham geloofde in de opstanding. Vader van alle gelovigen was de titel die hij kreeg. Waar of niet?

Maar ondertussen weten we dat Gód de Vader is van alle gelovigen.

Dus Abraham was een beeld van God. Waar is Izaäk dan een beeld van? Van Jezus.

Over Izaäk is er verhoudingsgewijs erg weinig bekend in de bijbel. Daar wordt het minst over gesproken.

Abraham, Izaäk en dan Jacob. Maar over Izaäk lees je heel weinig.

Hij is de bescheidenheid zelf. Hij moet ook een lieve en sterke  jongen zijn geweest; z’n naam betekent ook: God lacht.

God lacht kan een reactie zijn op het lachen van Sara, die óngelovig lachte. Dan zal God wel gèlovig gelachen hebben, denk ik dan.

Ik wil maar zeggen: wat Abraham daar deed met Izaäk is een vóór-beeld geweest; hij voerde een gelijkenis op van de werkelijkheid die nog komen moest.

Dus een vóór-afbeelding. Een vooraf-schaduwing van de hemelse Vader en Jezus.

Trouwens, wat moet God met een dood kind? God wil nooit bloed zien hoor! Hij is niet bloedig of bloederig. Nee, het leven hoort bij de mens, het leven hoort bij het vee, het leven hoort in de natuur, verborgen.

Maar wat moet God met een dood mens?

En nu de omgekeerde wereld van God.

Wij hebben ontdekt dat offeren betekent: ‘toenadering zoeken om met iemand in gemeenschap te komen’.

Nou brengt Gód een offer. Hij brengt een offer aan de mens. Hij offert Zijn Zoon op aan de mens, want God zoekt op een hele tere manier toenadering tot alle mensen.

Dat doet Hij zó voorzichtig, Hij biedt z’n Zoon aan, z’n enige, die Hij liefheeft.

Die woorden klinken nog na in Abrahams oren toen Hij dat bericht hoorde van God: de enige die jij liefhebt; en dat slaat natuurlijk op Jezus, de enige die God liefheeft.

Wij offeren niet aan God hoor! God heeft óns iets aangeboden. Hij zocht toenadering. Dat is toch prachtig?

Dat is toch ongelooflijk? Dat is toch on-voorstelbaar?

Het is de zoektocht van God naar de harten van de mensen.

Ik bied jullie het kostbaarste aan wat Ik heb, één Zoon!

Denk eens aan het laatste Paasmaal van Jezus.

De Joden hadden al eeuwenlang Pascha gevierd, als herdenking, maar goed.

Jezus vervulde het Pascha, daarom was het ook het laatste Pascha. Het hoeft nooit meer gevierd te worden.

Pasen hoef je echt niet meer te vieren hoor. Het is al gevierd, en Pinksteren niet, en Kerst al helemaal niet!

Jezus zit daar aan tafel, ze eten en drinken daar, ze dopen de spijzen in de sauzen; ze zitten hartstikke lekker te eten.

Ineens pakt Jezus een brood en Hij breekt het; Hij wacht tot het stil is en zegt dan ineens: dit is mijn lichaam, en dat ver-breekt voor jullie, Mijn offer aan jullie, Ik zoek toenadering, Ik zoek kontakt met jullie.

Vlees en bloed als een kostbaar offer biedt Hij aan. Wat moet er door Hem zijn heen-gegaan in z’n gedachtenwereld  toen Hij dat deed?.

En die koppen van die kerels en die vrouwen om Hem heen…., ja, zouden ze het begrijpen? Maar Ik dóe het gewoon.

Die voor-afschaduwing, die gelijkenis van Abraham en Izaäk, wordt werkelijkheid in de Vader en de Zoon Jezus Christus.

Het Lam van God, je mag ook net zo goed geitebokje zeggen, maar lam klinkt altijd mooier; maar het geitebokje van God wordt voor ons brood en wijn.

Dat brood is dus het lichaam; wij zijn dus eetbaar voor de mensen, als je snapt wat ik bedoel.

En dat bloed? Eigenlijk kun je wel zeggen: wij worden geestelijke bloedverwanten.

Het gaat niet over het bloed van Jezus, maar over het bloed van Christus. Dat is wat anders. Wij worden geestelijke bloed-verwanten.

Dus die natuurlijke banden…, ach, dat is van secondaire betekenis. Wàt een familie zijn we nu; eigenlijk zijn we het huisgezin van God, Gods gezin.

Eigenlijk biedt God Zijn Zoon aan aan de mensheid en zoekt toenadering tot alle volkeren.

Als je hier in je kleine clubje zit, heb je dan nog oog voor alle volkeren, want God heeft een groot hart voor alle mensen.

Je kan de bescherming wel zoeken in je eigen club, maar uiteindelijk gaat het er om dat God eigenlijk alles wil worden in allen, in alle mensen.

Het Lam wordt wel dertig keer genoemd in de Openbaringen; het Lam staat centraal.

En dat Lam was al geslacht, staat er, van vóór de grondlegging der wereld.

Nou nou, hoe kan dat nou?

God heeft altijd het herstel in Zijn achter-hoofd gehad, en dacht: als het ooit mis loopt, dan heb Ik altijd nog een Lam ter slachting, want de duvel wil bloed zien.

Er is vertaald: ‘van vóór de grondlegging der wereld’, maar in het Grieks staat daar het woord ‘katabole’, kata is ‘naar beneden en ‘bole’ is gooien.

Dus vóór de neerwerping der aarde. Als die aarde neergeworpen wordt vanuit het licht de duisternis in, en dat is gebeurd, dan heb ik nog altijd een Lam; iemand die dat wil zijn, die dat wil worden!

Dat is prachtig.

Dan kun je nagaan, en dat is eigenlijk de kern van m’n betoog: een herziening van het verhaal van Abraham, dat geeft me ook ongelooflijk veel rust nou ik dit weet en het zie als een voorafschaduwing van de werkelijkheid van God, die Zijn enige Zoon afstond.

In Efeze 5:1 en 2 staat het zó duidelijk:

Weest navolgers Gods, geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven aan de boze, voor ons, als offergave.

Het is de omgekeerde wereld: God biedt ons Zijn offer aan. En dat doet Hij op zo’n tere wijze, Gode tot een welriekende reuk; dat doet God goed.

Het offer, een prachtige betekenis; en maak het maar helemaal los van al die rokende lijken daar in zo’n tempel.

Maak het maar ook helemaal los van je eigen op-offeringsgezindheid en je gedoe.

God heeft mij iets aangeboden, en ik heb het geaccepteerd, dus ik leef.

Wát een offer van God hè?

O ja, de Naardense bijbel zegt het even iets anders: Hij heeft Zichzelf prijs- gegeven als opgangsgave.

Dat heeft een diepe betekenis. Uit Zijn nederige toestand heeft Hij dat ons aangeboden.

Wat is het diepste verlangen van je? En kennen wij trouwens het diepste verlangen van God? Wat is Zijn diepste verlangen?

Er staat in het ‘Onze Vader’: Uw wil geschiede; dat is een beetje hufterig uitgedrukt volgens de Griekse vertalingen.

Eigenlijk staat er: Uw verlangen zal gebeuren. En wat is Gods verlangen?

Dat staat in Job. Hij verlangt naar het maaksel van Zijn handen.

Hij verlangt gewoon naar je! Kun je je dat voorstellen?

Gewoon verlangen naar wat je hebt.

 

Dan nog wat, al jaren loop ik met een vraag rond. Dan rommelt het in m’n hoofd, dan steekt het de kop weer op, en dan is het weer weg.

In mijn preken heb ik het ook wel eens een klein beetje laten doorschemeren; alleen een scherpe luisteraar valt dat op, dat is het woordje ‘identiteit’. Dat kennen jullie wel. Je identiteit.

Maar wat betekent dat woord?

Persoonsgelijkheid.

Ik wil graag dat jullie dáár eens over na-dachten.

Jezus zegt heel simpel: als je Mij ziet, zie je God, echt waar. Wát een persoons-gelijkheid! 

Jezus, die het Gode gelijkzijn niet als een roof heeft geacht.

Het Gode gelijk zijn. Wat zou nou Gods verlangen zijn? Mensen zien te creëren die aan Hem gelijk worden, gelijkwaardig.

 

En nou is mijn vraag: ben je nou eindeloos op zoek naar je eigen identiteit, of ben je op zoek naar Gods identiteit?

Moet jij nou tevoorschijn komen, of moet die mens Gods tevoorschijn komen. Dat is een wereld van verschil.

Paulus zegt: als je alleen voor dit leven je hoop op Christus hebt gezet, voor dit leven, jouw identiteit…, dan ben je één van de armzaligste mensen die er bestaan.

Wat zitten we hier dan te doen? Op zoek naar mezelf? Kom nou! Laat je toch vinden door God!

Zoeken wij nou onze eigen identiteit, of die van God.

Ik zou het best fijn vinden als je het dáár eens met vrienden en vriendinnen over had. Wat dat inhoudt, hoe dat doorwerkt.

Ik zeg dit voor eigen rekening hoor!

We hebben het gezongen:

Uit de grond van mijn hart bloeit God op, er staat niet: bloei ik op.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 27-10-2013

 

Het getal 666 (Duurt plm. 2001)

Het getal 666

 

Goede morgen broeders en zusters. Vanmorgen wil ik eens een poging wagen om wat kennis op te doen.

In Mattheüs 24 houdt Jezus een lange toespraak met gelijkenissen over waar het in de eindtijd allemaal naar toe gaat. Het wordt ook wel de tweede bergrede genoemd.

Hij zegt dan in vers 15: Als je dan – let op dat ‘dan’ – als je dán de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan…., letterlijk staat er: in de heilige plaats ziet staan.

Er is dus sprake van een ‘gruwel van verwoesting in de heilige plaats’.

Marcus zegt in hoofdstuk 13:14: als je het op de plaats ziet staan waar het niet hóórt.

Deze gruwel hoort niet in de tempel.

In Daniël 12:11 staat: Van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht – daar heb je die gruwel.

Wat staat er dan voor ‘dagelijks offer?’ In het Engels staat er: ‘perpetual sacrifice’, oftewel een ‘eeuwigdurend offer’. En wat is dat eeuwig-durende offer? Dat is het offer van Jezus dat eeuwig telt. En dit offer van Jezus, dat de basis is van ons christelijk leven, verdwijnt langzamerhand uit het denken en wordt kennelijk vervangen door iets gruwelijks.

Nou staat er in een Engelse vertaling zelfs het woord ‘change’, dat is een ruil, een wisseling.

En de heilige plaats, wat is dat? De heilige plaats is de tempel van God, niet de zichtbare maar de onzichtbare, waarin Hij woont in de Geest. Dat zijn de Geestvervulde christenen; met andere woorden: wij zijn Zijn tempel.

Historici hebben eens gezegd: “Ja, er is een keizer geweest die het brandofferaltaar uit de tempel in Jeruzalem heeft verwijderd en daar een ander beeld voor in de plaats gezet heeft; het is wel vaker in de geschiedenis gebeurd dat er in de tempel in Jeruzalem een afgod werd neergezet, Astarte bijvoorbeeld. Er komt dus een andere bewoner.

In dit verband lezen we Ezech. 28, beginnend bij vers 1: Mensenkind, zeg eens tegen de vorst van Tyrus…..- Deze koning woont op een eiland midden in de zee.

Die berg in zee betekent dat het een geestelijke macht is die zijn basis heeft onder in het dodenrijk en zich manifesteert op aarde, want hij komt boven het water uit. Deze vorst van Tyrus is een beeld van de antichrist.

Dan zegt God tegen Ezechiël: Weet je wat je eens tegen hem moet zeggen? Omdat je hart hoogmoedig geworden is en omdat jij zegt: ik ben een god, – letterlijk staat er: ‘ik ben god’.

En in de Statenvertaling staat zelfs: ‘Ik zit in gods stoel’ –

Omdat je hoogmoedig bent geworden en zegt dat je god bent – terwijl je een mens bent en geen god, en jij je in je hart gelijk stelt met een god, omdat je dat allemaal zegt, zal je eens verslagen worden (Ezech. 28:10)

Lees in dit verband maar eens wat Paulus zegt in 2 Thess. 2:1-12, en vooral vers 3 en 4.

Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien dat hij (een) god is.

Eerst komt er de afval van mensen die eerst gedoopt zijn met de Geest van God en tóch daarna zelf kiezen voor een wisseling.

Zij willen dat zelf, want ze zeggen: ‘de heilige Geest, ik kan er eigenlijk niks mee. Daar gaat ook zo weinig sensatie vanuit. Het is te onopvallend en er moet wat gebeuren; er moeten machtige worden en tekenen plaats-vinden om de wereld te imponeren’.

De heilige Geest wordt dan bedroefd, dat is jammer, want de heilige Geest is zo bescheiden, die houdt niet van kracht en geweld; integendeel. Dan wordt de Geest bedroefd en dooft uit. Dan ontstaat er een open ruimte in de menselijke geest, die dan dankbaar wordt ingenomen door de anti-christelijke geest.

Waarom kiezen deze teleurgestelde mensen daarvoor? ‘Nou’, zegt Petrus, ‘omdat het zo lang duurt allemaal, waar blijft de dag van Zijn komst?’ Letterlijk staat er in 2 Petrus 3:4: Waar blijft nou Zijn parousia? Het duurt zo lang!

En willens en wetens, dus ze willen het en ze weten het, ontgaat het hen dat God heel anders werkt dan dat zij willen.

Er moet aktie ondernomen worden, er moet wat gebeuren….. ‘Nou’, zegt Paulus, ‘jullie snappen er nog helemaal niks van, want éérst komt de afval. Eerst komt er een mensensoort naar boven – die noemen zich natuurlijk christenen – maar die hebben gekozen voor het tegendeel, en die noem ik, zegt Paulus: ‘de wettelozen’.

Dat kun je allemaal nalezen in 2 Thess. 2.

Lees het maar eens goed na, want daar staat het haarfijn helemaal uitgestippeld.

Deze geest van de antichrist wil in de woning die God voor Zichzelf heeft bestemd, namelijk de mens, de menselijke geest. Hij wil daar regeren.

Ik denk wel eens dat op het ogenblijk de wereld daar een beetje bouwrijp voor gemaakt wordt, want er is namelijk een overvloed aan spiritualiteit.

Nou heb je dat vaker rond de eeuwwisseling en milleniumwisseling.

Maar die overdadige aandacht voor spiritualiteit in kunst, film, literatuur, t.v., contacten maken in de geestelijke wereld is momenteel erg opvallend.

Daarnaast blijft nog steeds de roep bestaan om grote, geestelijke leiders, charismatische figuren die wat te vertellen hebben. Deze willen ook heel graag massale bewegingen. Dus niet een klein clubje ergens onopvallend in een land. Daaraan is toch geen eer te behalen! Nee, het moeten wereldwijde bewegingen worden met miljoenen aanhangers en dat alles in de naam van de Heer. En de leiders daarvan zijn mensen die beweren: “Wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht.”

Als ze dat van zichzelf zeggen, hebben ze er nog niets van begrepen. Ze beweren: “Wij zijn het, wij zijn de speciale gezalfden des Heren.” Ze maken zich tot een god, zegt Paulus in 2 Thess. 2:4. Heb je het Jezus ooit van zichzelf horen zeggen? Nee! In de komende tijd werpen zij zich op als de grote vredestichters op aarde en ze zullen, ook door middel van bedrieglijke wonderen, heel veel aanhang krijgen. Het wordt een wereldwijde politiek-religieuze partij. Ze treden op als de grote wereldredders.

‘Als God zijn’ is de oudste verleiding die er bestaat. ‘Weet gij niet dat je, als je daarvan eet, als God zult zijn?’ Dus zij eten van de geestelijke boom van kennis van goed en kwaad, maar goed en kwaad bestaat niet samen. Het lijkt goed, maar het is kwaad.

De oude leugen: ‘Wij zijn als God’ wordt vlees en bloed in de antichrist. En als het kan moet de wereld één van taal en spraak worden, zodat ze het allemaal over hetzelfde hebben, de héle wereld. Net als vroeger de stad Babel, één van taal en spraak.

Babel betekent ‘poort der goden’. De boze geesten hebben daar vrij spel. En dan zie je daar dat reusachtige bouwwerk verrijzen in de onzienlijke wereld.

In Openbaring 18:2 staat dat deze enorme geestelijke stad een woonplaats is van alle onreine geesten. Dat zijn er nogal wat! En zo wordt de hele aarde meegesleept. De héle aarde gaat er in verbazing achteraan.

En zet daar nou eens dat kleine, mobiele tabernakeltje van onze Vader tegenover, wát een verschil! En denk eens in dit verband aan de uitspraak van Jezus in Lucas 12:32: Wees niet bang, jullie kleine kudde, want het heeft jullie Vader behaagd jullie het Koninkrijk te geven.

Openbaring betekent letterlijk “Apocalyps”, dat betekent ‘weghalen van een sluier’.

Jezus heeft in Matth. 24 en 25 heel veel verteld over deze toekomende dingen.

Hoe er eerst een afval komt en allemaal van die valse christussen. Het woord ‘christos’ betekent ‘gezalfde’, dus om het woord ‘antichrist’ goed te begrijpen, betekent dat eigenlijk een ‘tegengezalfde’. Dat is iemand die met een andere geest gedoopt is dan de heilige Geest, al blijft die geest zich heilige geest noemen, maar het is een ándere geest.

Deze mensen kennen de leer van het

Koninkrijk der hemelen; ze weten heel veel van de onzichtbare wereld, de hemel.

De woorden doop, wedergeboorte etc. zijn hen niet onbekend. Maar op een gegeven moment kiezen ze tóch voor iets anders.

Dus eerst hebben ze het goede gekozen en daarna kiezen ze tóch voor het kwade, omdat er diep in hun hart een verkeerd motief zat. Ze willen langs een andere weg ‘als God zijn’.

Eigenlijk willen ze heersen en niet dienen, helemaal in de lijn van de gedachtenwereld van de duivel. Daarom is het van levensbelang dat de mensen een goed beeld van God krijgen. Hij is liefde. Hij is een liefdevolle Vader waarin geen spoortje van duisternis te vinden is. Hij is enkel goed! Er is in Hem geen geweld noch heerszucht. En Zijn schapen, die kleine kudde, kennen de stem van de goede herder.

En in de huidige religieuze chaos worden zij daar doorheen geleid. En die weg, waarlangs deze schapen gaan, is smal. Dát is nu de smalle weg.

Openbaring 13:1: Ik zag uit de zee – daar heb je dat gruwelijke dodenrijk – een beest opkomen. Dat is een sterke boze geest, die opgeroepen is door de boze (Openb. 12:18).

De duivel staat op het strand van de zee, en dan roept hij zijn grootste en machtigste troef op uit de afgrond, een monster van een reptiel.

En dat is nou de geest van de antichrist, met op zijn kop namen van godslastering.

En wat zijn nou die namen van godslastering?

Dat zijn geen vloeken, maar namen van God en van Jezus, Goddelijke eigenschappen als goedheid, heerlijkheid, liefde, majesteit, heil, zoonschap enz. Daarmee tooit hij zich om de mensen te verleiden.

En hij noemt zichzelf natuurlijk ‘heilige geest’. Ja, hij gebruikt precies dezelfde woorden als wij. Dus als er vandaag de dag iets nodig is, dan is het wel het onderscheid van geesten.

Kijk een naar vers 11: Ik zag een ander beest opkomen uit de aarde.

Dát is nou de mens, die zich laat inspireren door die geest. Wanneer zij samenwerken, ontstaat dus de antichrist, de tégengezalfde, de tégenkandidaat. De grootste troef van de boze.

In vers 11 staat dat hij spreekt als de draak en lijkt op het lam van God, onze Heer Jezus.

Wat een oplichter!  Hij zegt dat hij de wedergekomen christus is, de mens die beweert dat hij goddelijk is.

Laten we maar bidden dat we niet in die verzoeking komen om dat te geloven.

Of nog erger: om dat te doen! Dát is nou die gruwel die verwoesting aanricht in de mens.

Kijk eens naar vers 4 hoe dat beest aanbeden wordt. ‘De hele aarde’, dat zijn er veel hoor!

Alle mensen, via de moderne communicatie-middelen, gaan er achteraan. Met verbazing! En wat doen ze? Ze gaan aanbidden.

Stel je deze massale happenings nu eens voor. Aanbiddend, lovend, prijzend. Een

onafzienbare menigte, wereldwijd, die zich helemaal overgeeft aan deze geest.

Het is ongelooflijk, maar iedereen wordt meegesleept.

Er staat dan ook: ‘Wie is aan U gelijk?’

Dat wordt van God gezegd in het oude Testament, bijv. in Psalm 71:19, maar hier heeft deze geest het zich toegeëigend, dat is godslasterlijk.

De antichrist is dus de belichaming van de geest van die antichrist, en hij gebruikt dezelfde woorden als Jezus. Immers, hij heeft alle macht van de duivel gekregen en deze laatste is de overste van deze wereld.

De antichrist krijgt alle wereldmacht.

Johannes zegt niet voor niks: Beproef elke geest of die uit God is. En dat gaat niet over een engel of een boze geest, het gaat over mensen. Kijk maar goed uit of een mens uit God geboren is of niet. Hij zal dan ook wel zeggen: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde’, of ‘Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’.

Hij gebruikt precies dezelfde woorden en dáárom is hij zo moeilijk te onderscheiden.

Deze z.g. zonen van god zijn verwekt door de vader der leugen. Het zijn geen bescheiden, liefdevolle kinderen Gods, maar ze willen héérsen over de mensheid. Denk eens aan de uitdrukking: ‘Vader, Geest en Zoon’. Die kun je hier ook toepassen: ‘de vader  der leugen’ , de tegengeest, en die levert ook zonen op.

Hoe noemt Jezus zulke christussen? Vals hè?

Maar wat staat er in het Grieks? ‘Pseudo’, dus dat is ‘net echt’. Het lijkt allemaal zo mooi, maar deze schijn bedriegt.

Openb. 13:16: Allen krijgen een merkteken op hoofd en hand. Dat wil zeggen: de denkwereld en de handelingen, de werken. Dat merkteken is een teken in de geest van de mens, dat zit van binnen, het is de doop met de verkeerde geest. Kijk eens naar Daniël 2. Dit bekende verhaal ga ik niet opnieuw vertellen over dat grote gouden beeld van zo’n 30 meter hoog.

Alleen wil ik wijzen op het voetstuk, de basis van het beeld uit de droom van Nebukadnezar, waarover Daniël de uitleg geeft.

De basis van dit beeld is een mengsel van leem en ijzer. Leem is een beeld van de aardse mensen en ijzer was in die tijd het enige metaal dat als onrein bekend, vooral

omdat er alleen maar wapens van werden gemaakt.

Nu staat er in vers 43 dat ze zich ‘door huwelijksgemeenschap vermengen’, en ijzer en leem verdragen elkaar niet.

IJzer is het metaal van de antichrist; en de menselijke geest en de geest van de antichrist horen niet bij elkaar. Ze zijn wezensvreemd aan elkaar.

De Geest van God hoort uiteindelijk in de mens, niet deze gruwelijke geest. Zó heeft

God het bedacht.

Maar naar aanleiding van die droom richt de koning van Babel, het antichristelijke rijk, dat gouden beeld op, hij maakt hem helemaal van goud. En wie moeten zich daarvoor buigen?

De héle bewoonde wereld. Héél veel muziek erbij, want dat sleept mee, en iedereen moet aanbidden.

Maar nu gaat het mij om dat beeld, dat is 60×6 meter. Doe er nou eens één dimensie bij. We hebben 6 al, en 60, en nu nog één dimensie erbij maakt 666, dáár heb je het getal van het beest. En wat staat ervan in Openb. 13:18: Het is het getal van een mens.

Het getal 666 geeft de diepte van de denk-wereld van die geest aan; een dimensie van diepe duisternis.

De gemeente in Tyatira (Openb. 2:24) had de diepte des satans leren kennen. Dat is het gevaarlijkste terrein dat er is.

Wij leren de diepte Gods kennen door middel van de heilige Geest. Maar door die anti-geest leer je de diepte van de duivel kennen, zijn gedachtenwereld, en dat wil je toch niet? Dat hoort niet bij een mens, daarmee wil je geen gemeenschap hebben.

Maar wie dat wél willen, zijn degenen die macht willen hebben over de aarde, en die politiek-religieuze macht krijgen ze.

Denk in dit verband eens aan één van de voorstellen van de duivel waarmee Jezus werd verzocht: ‘als je mij aanbidt, geef ik je alle macht op aarde’. Jezus is staande gebleven, ja! Wat een verzoeking! Zou je er zelf voor vallen? Stel dat je het in de wereld voor het zeggen zou kunnen krijgen, geestelijk en politiek, zou je ervoor gaan? De hele aarde ligt aan je voeten en iedereen aanbidt het beeld (Openb. 13:15). En er is, net als in het oude Babel, heel veel muziek bij.

 

Ik ben wel eens in een gemeente geweest waar horen en zien je verging.

Ik kon haast niet eens meer zelf denken; en ik denk dat dát ook de bedoeling is.

Toen heb ik me maar gewoon afgesloten voor die enorme herrie, dat kan. En je merkt binnen in je dat het heerlijk stil is. Het kan, God is bij jou in rust. Hij is een God van stilte, een God van liefde en eenvoud. Zijn Geest is ook de Geest van eenvoud.

 

Weet je wat Nebukadnezar betekent? Het komt hier op neer: ‘De god van de wijsheid, beschermde erfzoon’.

Dat is eigenlijk een prachtige titel die best op Jezus zou kunnen slaan, ware het niet dat het van heidense oorsprong is; ik bedoel, de zonen van deze god, de zonen des verderfs zeggen eigenlijk hetzelfde als wij, maar het is een ándere vader en een ándere geest en een ándere erfzoon. Een tegenbeeld van Jezus, die alle dingen heeft geërfd van Zijn Vader.

De valse christussen, de leugenprofeten, zijn meedogenloos. In Daniël 8:23 en 24 wordt nog een typering gegeven: …..als de boosdoeners de maat hebben volgemaakt, zal er een koning opstaan, hard van aangezicht en bedreven in listen. (En listigheid is dè eigenschap van de slang).  En zijn kracht zal sterk zijn – maar niet door eigen kracht – en op ontstellende wijze zal hij verderf brengen, en wat hij onderneemt zal hem gelukken.

O, dan weet ik best welke psalm hij gaat zingen, ik denk psalm 1:3: Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt.

Hij is zó listig, zó schijnheilig. Hij is het ultieme tegenbeeld van onze Heer Jezus, die zo zachtmoedig is en nederig van hart; wát een tegenstelling!

Het geestelijke kenmerk van die anti-christelijke mens is dus dat getal, maar er staan ook nog een paar namen van hem in de bijbel. Jesaja heeft er een paar genoemd.

In Jes. 14:4 wordt de koning van Babel aangesproken en in vers 12 wordt hij beschreven als ‘morgenster’ en ‘zoon des dageraads’: Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!

Dat zijn benamingen die alleen onze God en Zijn Zoon Jezus mogen dragen.

In het oude Testament wordt in Psalm 110:3 God vergeleken met de dageraad, want wij zijn uit God geboren, in tedere liefde verwekt.

Petrus zegt in zijn tweede brief, hoofdstuk 1:19 dat de morgenster in onze harten opgaat. Dat is het woord van God, de levende Heer.

Wanneer deze tegen-koning van de valse kerk zich meester heeft gemaakt van deze namen, is dat dus godslasterlijk. En verder noemt Jesaja hem ook: ‘overweldiger der volken’.

Dát is nou de ware aard van deze valse christus, want nooit gaat er geweld van God uit. Dat hebben we kunnen merken aan Zijn eerstgeboren Zoon.

Tegenover al dit geestelijke geweld van het beest, dat wordt aangeduid met het mensen-getal 666, staat daar een kleine kudde schapen van God. Hoeveel zullen het er zijn in die dagen? Ik noem ze maar ‘de zeven’. Tegenover drie keer zes zet ik maar de ‘zeven’ van de kandelaar van God. En die kandelaar is een beeld van de heilige Geest, die zich verdeelt in zevenen, de zeven geesten voor Gods troon. Ja, dat is één geest, maar die heeft zich verdeeld over die zeven gemeenten. Dus al die gemeenten waarin Gods Geest is,  kun je de zeven gemeenten noemen. Het is een verzamelbegrip. En zeven is ook vaak een getal van volheid.

Het zijn allemaal beelden, en de kandelaar met die zeven stille vlammetjes is toch heel wat anders dan het verterende vuur van de draak.

Daarom begint Jezus Zijn toespraak in Matth.24 met te zeggen: Zie toe…., weest niet verontrust, laat je geen schrik aanjagen.

Daar begint Jezus mee, want Hij begrijpt heel goed dat je daardoor behoorlijk onrustig kunt worden. Weest niet verontrust! Ik vind het zo’n goeie, sterke uitspraak. En: laat je ook niet verleiden, zegt hij meteen, Die dingen moeten gebeuren, niet omdat Hij dat wil, maar omdat de duvel dat wil. Weest niet verontrust. Dus als je bidt, bidt dan dat je niet in verzoeking komt en dat we verlost worden van de boze.

Het gaat erom dat je bezig bent met de dingen van dat Koninkrijk der hemelen, het Koninkrijk Gods, want die gedachtenwereld is zó rijk, daar kun je zo vol van zijn. En als je een keer sterft, dan gaat die gedachtenwereld gewoon mee, die ontwikkeling gaat door!

Het begin van Genesis wordt weer duidelijk: je hebt het zaad van de vrouw en het zaad van de slang, en ze worden beiden rijp.

En de één noemt zich de zonen Gods, en de anderen zijn de kinderen Gods.

Dus ik wil maar zeggen, hoe duidelijker en helderder ons het beeld van God wordt, één en al liefde, hoe duidelijker en helderder jijzelf wordt, want wij worden gelijk aan Zijn beeld en gelijkenis. We worden vol van barmhartigheid. Als er iets is waar mensen behoefte aan hebben in deze wereld – en dat ontroert me – dan is het wel een God van mededogen. Wat hebben de mensen behoefte aan mededogen, iemand die je omarmt.

Dan denk ik: Ja, dát is het geheim van God, een God van mededogen. Want wie bemind wordt door de Vader, heeft lief met de liefde waarmee hij wordt liefgehad. Laten we ons verdiepen in die tedere liefde, dát is de diepte van God.

Amen.

 

Laten we bidden.

Vader, wij bidden dat we niet in verzoeking komen, maar dat we worden verlost van de boze. En dat er uiteindelijk ook van ons gezegd kan worden dat we barmhartig zijn. We bidden hetzelfde voor de gelovigen die dit horen, en dat ze beseffen hoeveel U van ze houdt zoals ze zijn. Dat het niet gaat om allerlei krachtsinpsanningen voor U, maar dat we ons toevertrouwen durven aan Uw milde handen en ons daar veilig weten tegenover al het geweld. Vader, U bent één en al liefde!

 

Duurt Sikkens (plm. 2001)

 

 

Herleving dorre beenderen (Duurt Centrale Bijbelstudie 19-12-2007)

Herleving dorre beenderen Ezech. 37: 1-14

 

“De hand des Heren kwam op mij, en de Here voerde mij in de geest naar buiten en zette mij neer in een dal; dat was vol beenderen. Hij deed mij daar aan alle kanten omheen lopen en zie, zij lagen in grote menigte door het dal verspreid, en zie, zij waren zeer dor. En Hij zeide tot mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven? En ik zeide: ‘ Here Here, Gij weet het”. Toen zeide Hij tot mij: ‘Profeteer over deze beenderen en zeg tot hen: ‘jullie dorre beenderen, hoort het woord des Heren. Zo spreekt de Here Here tot deze beenderen: ‘Zie, Ik breng geest in u, en gij zult herleven: Ik zal spieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid overtrekken en geest in u brengen, zodat gij herleeft; en jullie zullen weten, dat Ik de Here ben’.

Ik nu profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen zoals ze bij elkander behoorden; ik zag toe, en zie, er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest was er nog niet in hen. Daarop zeide Hij tot mij: ‘Profeteer tot de geest, profeteer mensenkind, en zeg tot de geest: ‘zo zegt de Here Here: kom van de vier windstreken, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest kwam in hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger.

Voorts zeide Hij tot mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: ‘Zo zegt de Here Here; zie, ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En jullie zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk, Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten dat Ik, de Here het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren”.

 

Het is nogal wat, wat hier allemaal gebeurt.

Ezechiël was een profeet die met het volk Israël leefde in ballingschap, zo’n 500 jaar vóór Christus. Hij heeft veel meegemaakt, is veel dwars gezeten, z’n vrouw overleed jong, ziektes, Maar hij heeft dan toch maar iets nagelaten en is  tegen alle verdrukking en weerstand in, een trouwe profeet gebleken.

Over dit stuk is vroeger heel vaak gepreekt in andere kringen, dat zullen jullie je nog wel herinneren, met als thema dat dit stuk gaat over de opwekking van een natuurlijk Israël dat weer in z’n eigen land bij de Middellandse Zee gaat wonen. Zó is deze profetie altijd uitgelegd. Een revival van een natuurlijk Israël.

Maar het is eigenlijk een herscheppingsverhaal van een gelovig mens in ballingschap.

Ik ben ook in ballingschap geweest tot 1964. Ik geloofde wel wat, maar je had er geen deel aan. Je woonde niet in het koninkrijk Gods. En dat geldt dus voor miljoenen mensen.

Dus het is het herscheppingsverhaal van gelovigen die in ballingschap zijn.

Kijk maar eens naar vers 11: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls’.

En dan staat er achter: ‘Zij zeggen’ ….. Hoe kunnen botten nou praten? Het is een dal vol botten. Doden kunnen niet spreken, ja maar, met geestelijke doden kun je wel een gesprek  voeren. Er zijn zóveel mensen geestelijk dood. Daar kun je zo bij de groenteboer mee praten. Pratende geraamten. Het zijn wel gelovigen die de moed hebben opgegeven; die de schouders ophalen. Want ze zeggen: onze hoop is vervlogen. Stel je maar een vuurtje voor, het is allemaal in rook opgegaan en het vuurtje is eigenlijk uit. Het vuurtje is dood. Er is geen verwachting meer. Je verwacht er ook niets meer van.

Hopen is een leuk werkwoord, maar dat komt van ‘hoppen’, dat is ‘opspringen’. Bij hoop spring je weer op. Het is ook het Hebreeuwse woord voor Pasen. Opspringen, van vreugde natuurlijk; overeind springen.

Maar de verwachtingen zijn weg. En letterlijk staat daar i.p.v. : ‘het is met ons gedaan’, ‘we zijn afgesneden’. Dat is een werkwoord dat in de bijbel altijd gebruikt wordt voor ‘dood zijn’. Geestelijk dood, afgesneden. Dan ben je dus van iets levends afgesneden en dan gá je ook dood. Een rank van een wijnstok, die wordt afgesneden, verdort. Als een tak van de boom des levens wordt afgesneden, gaat ie dood. Je bent dan afgesneden van het ware leven.

Toen ik dit stuk een paar keer zo doorlas, dacht ik, ach, dit zijn de klaagliederen van dit volk, die hier beschreven worden. Jeremia heeft erg veel geklaagd, en terecht hoor; en Ezechiël hier ook, en dat volk ook.

Het mooie is dat God altijd acht slaat op geroep, op geklaag. Dat vind je weer terug in de bijbel. Ook in Egypte sloeg God acht op hun gejammer. Nooit op gepraise en gejubel….dat is een doordenker. Ja, als je dus jubelt, moet het wel goed met je gaan… Maar wat te denken van mensen die jubelen met een kapot hart? Ik vind dat arme schapen, die hun best moeten doen in liedjes en ondertussen een gewonde kop hebben.

Nou staat er in vers 1: ‘De hand des Heren kwam op mij’. Het grappige is dat de hand hier vrouwelijk is, want er staat duidelijk in de Hebreeuwse tekst: ‘zij’. Het is dus een aktieve daad van de Geest, ‘die kwam op mij en de Heer voerde mij in de geest naar buiten’.

Paulus zou zeggen: ‘Of het in het lichaam was of daarbuiten, ik weet het niet, maar ik stond wel ergens anders, ik ben ergens anders geweest’.

Als Johannes op Patmos beschrijft hoe hij wordt weggevoerd in de Geest, dan denk ik dat hij daar rustig zat, maar dat hij in de Geest op een heel andere plek was.

Dan  staat er: ‘midden in een dal’. Dat staat er letterlijk, midden in een dal.

Ik moest denken aan dat dal vol dorre doodsbeenderen. Hebben jullie die film gezien ‘De killing fields’? Een gruwelijke film over Vietnam, waar een verslaggever rondloopt die alleen maar geraamten en doodshoofden om zich heen ziet. Daar loopt hij doorheen, het is gruwelijk. Al die vermoorde mensen. Dat was in Cambodja, in de tijd van de Rode Kmer, wat die allemaal hebben aangericht.

Iedereen die anders was dan een domkop werd vermoord. Het volk moest dom gehouden worden. Maar zoveel dommen waren er niet, dus moest de rest dood.

In vers 2 staat dat de beenderen ‘door het dal verspreid lagen’. Letterlijk staat er: ‘op de bodem’. Dus de bodem van een dal. Daar zal iedereen wel eens in gezeten hebben, je voelt je dan dus eigenlijk dood, op de bodem.

Maar alles ligt ook door elkaar. Je kunt er geen mens van maken. Dáár ligt een bot en dáár ligt wat, allemaal door elkaar.

En ik denk dat je dat ook wel van jezelf weet, dat in jezelf de boel ineens helemaal door elkaar wordt gerammeld. Je weet niet waar je het zoeken moet, je loopt maar wat en je denken is een chaos.

Er staat hier wel: ‘hij liep om dat dal heen’. Maar er staat letterlijk: ‘hij liep er dóór heen’.

De confrontatie is dan wel heel sterk. Je loopt dan dwars door al die dorre botten heen. Moet je je even voorstellen dat je in zo’n knekel-pakhuis loopt…. En dan in een dal…. Ik denk dat dat dal ook niet zo vruchtbaar was; dus zo desolaat als het maar kan. Zéér dor! Dat is morsdood!

Dat heb je misschien allemaal wel eens gevoeld, tenminste, ik wel. Dat je ineens haast dood geslagen bent.

Maar het gaat hier over beenderen, en dat is in het Hebreeuws altijd, zeker in de Psalmen, een beeld van je identiteit. Dus wie je bènt.

Een aardige tekst hierbij is Psalm 6:3, daar staat geschreven: ‘Wees mij genadig Heer, want ik kwijn weg, genees mij,

want mijn gebeente is verschrikt’ Dat staat er.

‘Mijn ziel is ten zeerste verschrikt’.

Het gebeente is gewoon je ziel, dat bèn je!

In het Hebreeuws is dat: ‘Mijn hele zijn’.

Wat moet ik me anders voorstellen bij verschrikte botten? Dat is toch iets raars?

Dat je zegt: ‘mijn botten zijn verschrikt’. ‘Joh, wat loop je ook raar’. Dat kan toch niet? Het is je identiteit. Jij bent verschrikt. Jouw ziel. Prachtig is dat, het is je eigenste zelf! 

Ik kan het niet sterk genoeg benadrukken, aangezien ontzaggelijk veel mensen zich aanpassen aan allerlei dingen. Hou dan maar eens je identiteit vast.

Je hebt van die gemeenten waar ze precies allemaal een bepaald gedrag moeten vertonen, op een bepaalde manier moeten bidden. Als de volle evangelieklanken er maar doorheen zitten, dan klinkt het wel aardig. Volledig aangepast, en dus verlies je jezelf.

Kijk maar eens in vers 9: ‘blaas in deze gedoden’. Ze zijn dus vermoord. Het is een slagveld. Het zijn mensen die de strijd verloren hebben. Ze zijn gèdood! Daar zit dus een moordenaar achter. En dàt is nou de moordenaar vanaf de beginne. De natuurlijke dood, wat natuurlijk nooit went, maar het is altijd nog het beeld van een geestelijke dood. Hij vermoordt dus de mensen geestelijk. En de meest effectieve manier van iemands geestelijk leven vermoorden, is, dat je hem de hoop en de verwachting afneemt. Dus geen toekomst meer. Je bent dan dus geestelijk aan je eind.

Hun geloof is om zeep geholpen door een killer. En waar gebeuren deze dingen? Die gebeuren vooral in religieuze systemen. Daar gaat je persoonlijke geloof helemaal naar de knoppen. Je moet in een systeem passen. Ik zat ook in een systeem.

Denk eens aan allerlei wereldgodsdiensten, maar het gebeurt ook in sektes. Dan móet je op een bepaalde manier geloven en dus is je taal daar ook naar.

Ik herken gereformeerden op 10 km afstand, zal ik maar zeggen. Ik heb er zólang tussen gezeten. Het jargon, de manier van praten, herken ik zo als gereformeerd. Dat komt omdat ik uit dat denken gekomen ben.

In sektes is dat ook zo; en zeker in evangelische, sektarische troep. Maar het ergste is dus dat je jezelf kwijt bent.

Er is een liedje: ‘Ik ben mezelf kwijt, al de jaren niet geweest’.

Een ander woord voor jezelf kwijt zijn is, jezelf verliezen. Wie heeft gezegd dat dàt het ergste is wat je kan overkomen? Jezus heeft dat gezegd. Je gaat zó op in allerlei dingen dat je jezelf verliest, zei Hij.

Wie ben je? Zo ken Ik je niet. Je bent anders. Maar ja, waarom stinken wij daar in?

Vers 3: God zei, er staat letterlijk: ‘Hij vroeg’. En dan die prachtige opmerking: ‘Mensenkind, dat blijf ik een heel vertederende naam vinden ’voor een mens, en bij mensenkind mag je altijd denken aan onze Heer. Want een mensenkind is altijd een prototype in de bijbel van Jezus zelf.

‘Ik zag iemand als een zoon des mensen’. Het is altijd Jezus waarop wordt gewezen.

Zou Jezus zich deze profetie hebben aangetrokken?

In vers 4 van Ezechiël 37, staande tussen miljoenen botten, vraagt God: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven?’ Je kijkt dan eens om je heen en hij zegt tegen God: ‘U weet het’. Ik heb zo m’n twijfels, maar dit is onmogelijk. En dat zegt God ‘Ga jij nu maar tegen die botten profeteren’.

En wat zegt Ezechiël? ‘Het zijn dooie botten, hóór! Dat kan dus kennelijk. En ze hóren! Dat zien we aan de afloop van het verhaal. Dus dooie botten kunnen horen. Is je identiteit dood, dan is er tóch nog iets waarmee je kan horen, kennelijk. En Jezus is daarmee begonnen met deze profetie 500 jaar later uit te spreken over een geestelijk dood volk. Wat een moed hè? Wat een durf!

Kijk maar eens naar Joh. 5:24: ‘Voorwaar, Ik zeg U, wie mijn woord hoort, en Hem (de Vader) gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven. Voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven’. Hier heb je de vervulling van de profetie uit Ezechiël. Jezus heeft dat gedaan en heeft dat zo gezegd. Mooi hè?

En zo bevestigt God ook de komst van Zijn Zoon. Hij zegt een keer via een engel: ‘Dit is Mijn Zoon, hoort naar Hem’. Luister nou eens naar Hem, dat is nou Mijn Zoon. Vergis je niet!

Er staat: ‘Het woord des Heren’. In de septuagint staat: ‘Het woord van de Geest’. Dat is dus identiek. Want Jezus sprak altijd door de Geest.

Sommige mensen schreeuwen: ‘Ik wil zijn als Jezus, ja, precies als Hij’. Ik weet niet wat je je daarbij voorstelt, maar Jezus liet zich leiden door de Geest. Als jij je dus ook laat leiden door de Geest, dan begin je op Hem te lijken. Dat is nou alles. Met ‘na doen’ heb je geen identiteit meer.

Het woord van de Geest is: ‘Wie Mij hoort, hoort de Vader’. Dat gaat ook een keer voor ons gelden, al zijn we er zelfs nu al mee bezig, dat wij door dezelfde Geest de wereld gaan overtuigen van zonden, gerechtigheid en het oordeel. Want de Geest overtuigt daarvan, dus als de Geest in ons woont, kunnen wij de wereld overtuigen. Dan kun je vertellen over de oplossing van het zondeprobleem. Dat er eeuwig en onvergankelijk leven te krijgen is. Mooiere boodschap is er toch niet?

Maar in vers 5 staat dat Ezechiël spreekt tot die beenderen.

Nou gebeurt het volgende in dat verhaal, dat die beenderen beginnen te bewegen, dat is raar. In de Engelse vertaling wordt gesproken over het gerammel en geratel van al die botten. Dat zal een lawaai geweest zijn om Ezechiël heen, hij moet ook  z’n ogen uit z’n kop gekeken hebben: ‘wat gebeurt hier?’ 

Een merkwaardige manier, al die bleke botten daar….

Dus dàt was het eerste wat gebeurde, en dàn pas kwam de Geest er in. In deze volgorde.

Dat verklaart ook dat Jezus éérst Zijn discipelen vertelde wie zij waren en wat ze voor Hem betekenen, en dat de Geest er pas veel later ingekomen is.

Want ik dacht in het begin wel eens, als Jezus zegt: ‘waarom snappen jullie niet wat Ik bedoel’, dat zegt Hij nogal eens, dat het eigenlijk heel logisch is, want ze zaten nog in een heel oud denksysteem, en daar moest Hij ze uit los zien te peuteren. En zij hoorden nog niet zoals wij kunnen horen; ze hadden de Geest nog niet ontvangen, dus dat moesten ze zonder Geest begrijpen, maar het werkte wel, want bij de Geestesdoop werd het in één klap levend.

Dus wat gebeurt er eerst? Hervormen! Opnieuw je vorm krijgen door je denken. Goed leren denken. En dan de Geest er in, want kijk, deze botten, die geraamtes, hadden de laatste adem uitgeblazen, maar het resultaat is dat ze gaan leven, de Geest maakt nl. levend. Die sluit aan bij het dode en maakt het dode levend.

Zijn er dingen dood in je? Dat kan! Er kan zoveel dood zijn in je, je verwachting, je levensvulling, je kijkt achterom en denkt: ‘was dàt het nou, wat ik allemaal beleefd heb, heb ik hiervoor geleefd?’  Dan is er kennelijk toch iets misgegaan als je jezelf die vraag moet stellen.

Er kan zoveel dood zijn in je. Bv. zelfrespect, dat je gewoon geen respect meer hebt voor jezelf, wel voor anderen. Daaraan kun je het n.l. merken bij mensen die ontzaggelijk veel respect en bewondering voor anderen hebben, dat vaak niet voor zichzelf hebben.

In datzelfde Joh. 5 zegt Jezus dat de doden de stem zullen horen, maar Hij zegt verderop dan nog iets in vers 28: ‘Verwonder je er maar niet over, want de ure komt dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan’. Dat is een andere categorie.

Er zijn doden om je heen, mensen die geen geloof meer hebben, die het meeste kwijt zijn, maar er zijn ook nog doden in graven. En wat wordt er met een graf bedoeld?  Een plek in het dodenrijk.

Toen Lazarus werd opgewekt en Jezus zei: ‘Lazarus, kom uit!’ Dan betekent dat niet dat Lazarus uit dat stenen bouwsel moest opgewekt worden, maar hij moest uit dat dodenrijk komen. Dàt is een graf.

Maar waar komt die stem dan vandaan om die doden op te wekken, want al die doden worden een keer opgewekt. Uit ons! Dan hebben we de sleutels van dood en dodenrijk, die kunnen we dan hanteren en dan kunnen we ze eindelijk vrij laten; de mensen die gezocht hebben en gezocht hebben en het nooit hebben gevonden.

Ja, er staat ons nog een prachtige toekomst te wachten, want wij zullen nog eens een keer over deze mensen mogen oordelen. Dat vind ik een feest, om die mensen het eeuwige leven te vertellen, want daar heeft Jezus het altijd over. De opstanding ten leve wie het goede gedaan hebben; en wie het kwade bedreven hebben, gaan niet naar de hel, maar gaan tot de opstanding ten oordeel. Die worden dus beoordeeld. Reken maar dat wij dat dan ook goed kunnen doen.

‘Ik breng geest in u’, je komt op adem, je krijgt weer lucht. Dat herinner ik me nog wel. Hè hè, dus zó zit dat in elkaar. Ja, zó denkt God over mensen. En de Geest overtuigde me. En anders hoorde ik het wel.

Door de Geest krijg jij weer adem.

En dan in vers 6: ‘Ik zal spieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid over trekken’. Dan heb je nog geen mens.

Dat moet je je even voorstellen, je hebt een geraamte en daar gaan wat spieren doorheen, daar krijg je het aardig vol mee, en dan een huid er over. En die andere organen dan?

Je hebt zóveel organen… Geen mens kan zo leven zoals het hier beschreven staat. Maar dat hoeft natuurlijk niet genoemd te worden. Het was trouwens voor Joden verboden om een lijk open te snijden. Ze hadden teveel respect voor hun lichaam, dat deden ze niet. Daar vind ik wel iets heel moois in zitten. Ik hoef het allemaal niet te weten hoe het allemaal precies zit met je ziekte e.d. Dat hoeft niet. Jezus vroeg de ziekte ook niet het hemd van het lijf, welke speciale afwijking ze hadden, voordat Hij ze genas.

Vooral de onzichtbare organen, en wat wordt het dan? Nou, zegt Paulus, daar heb ik een leuke term voor: ‘een welsluitend geheel’. Dat staat in Colossenzen.

Maar denk b.v. alleen eens aan je nieren. Als je die niet hebt in de gemeente, want we praten hier over een groep mensen, als je geen nieren in de gemeente hebt, in het lichaam van Christus, wie zal dan de boel zuiveren? Als je geen maag hebt, hoe zal je dan verteren wat je hoort?

Noem alle organen maar op, ze hebben allemaal een prachtige functie in het lichaam. En de onzichtbare organen vallen dus het minste op. Ik vind dit een heel mooi beeld.

Dat je zegt: ‘waar is mijn plekje in het lichaam?’ En in plaats van spieren zegt de Statenvertaling: ‘zenuwen’. Dat betekent niet dat je een zenuwpees bent, maar, ik dacht: wat leuk eigenlijk die vertaling ‘zenuwen’. Je gevoelsleven gaat ook herstellen, want bij sommige mensen is het gevoelsleven helemaal gereguleerd. Duf en dof. Ze kunnen haast niet meer reageren. Of ze reageren overdreven. Je kunt heel òngevoelig zijn maar je kunt ook óvergevoelig zijn, maar hoe krijg je het in balans. Een groot deel van je zieleleven is gevoel. Daarmee kun je ook iemand aanvoelen. Je hebt een invoelingsvermogen. Sommigen hebben dat helemaal niet.

Ik ken iemand die, als je hem wat vertelt, dan onmiddellijk zegt: ‘ja, dat heb ik ook’. Je zal zo’n huisarts hebben. Daar heb je dus niets aan.

Of je zegt: ‘Ik heb zo’n hoofdpijn’. O, zegt de ander, dat heb ik nooit. Ja, dat zijn mensen die hùn verhaal willen vertellen i.p.v. zich goed in te kunnen leven in een ander.

Voor pastoraal werk is dat een eerste vereiste.

 

Ik ga nog even naar vers 7, dat geratel van die botten. Een beweging. Dat wil dus zeggen dat je geestelijk helemaal door elkaar ligt, overal ligt wat, het is een chaos.

Ik heb zulke mensen wel gekend, je vindt dan bij hen haast geen aansluitingspunt. Dat is heel erg, en ze vinden het zelf ook heel erg.

Of ze ontkennen altijd direct alles: ‘Nee, dat is het niet’. En wat je ook probeert: ‘Nee, dit is het niet’. Op het laatste houdt het op.

Dat meisje, waar wij toen gesprekken mee gehad hebben, zei op het laatst dus ook: ‘Niemand kan mij helpen’. Dan gooi je de deur dus helemaal dicht en zit je gefrustreerd achter die deur: ‘Niemand kan mij helpen’.

Maar het is een proces, bot bij bot, en dan staat er dat ze langzamerhand een innerlijke eenheid gaan vormen. Jouw schedel, die daar-ginds lag, en je knieschijven die daar lagen, het voegt allemaal samen. Het zoekt maar één op, en dat is jouw identiteit. Dat is mooi. Zo langzamerhand krijgt jij jouw identiteit terug, zodat je de vraag kunt beantwoorden:

‘Wie ben ik?’ Probeer maar eens jezelf te beschrijven. Dat valt niet echt mee.

Hoe kom je over is een heel andere vraag, maar ‘wie ben je’.

Adam, waar zit je? Hagar, waar kom je vandaan en waar ga je heen?

Wat zeggen de mensen wie Ik ben? Vraagt Jezus aan Zijn discipelen.

Wie je bent is zó iets wezenlijks, dat hangt samen met de vraag naar wie God is.

Miljoenen mensen zoeken God. Wie is Hij nou? Maar als je Hem werkelijk hebt ontmoet door de Zoon, Jezus Christus, dan krijg je ook zicht op jezelf. Je gebreken, je mooie kanten, wat er mist. Ja, wie weet hoe ziek je bent geweest. Dat weet je zelf niet, maar ineens zie je het. En dàt is mooi! Het is het moeilijkste voor veel mensen om aan het licht te komen, want dan wordt alles zichtbaar.

Als je wordt verteerd door schaamte en schuld-gevoelens, of wantrouwen, hoe moet je dan ooit aan het licht komen? Dus als je nou zorgt voor een klimaat in de gemeente, waarbij het licht inderdaad aangenaam is en warm, misschien dat ze dan heel voorzichtig aan het licht durven te komen. Als je dàt toch kunt uitstralen als gemeente, als een warm gezin.

Ja, wie ben ik?

David zegt in Psalm 51: ‘Dan kan mijn gebeente weer jubelen’. Dat moet je je toch niet letterlijk voorstellen?

Moet je er misschien eerst orgelpijpen van maken en fluiten….

Mijn gebeente jubelt! ‘Wie zègt dat nou’, zou één van mijn kleinkinderen zeggen, ‘dat kàn toch niet?’ (gelach) Nee, dat kan ook niet.

Maar als je identiteit bevestigd gaat worden, dat is toch mooi? Wie je eigenlijk bent!

En dat je heel diep in je hart eigenlijk ook altijd hebt geweten dat dat het was, maar je dacht: ‘dat is niet voor mij weggelegd’.

Er staat: ‘een beweging’. Dan moet je eens kijken naar vers 7c: ‘de beenderen voegden zich aaneen zoals ze bij elkander behoorden’.

Dáár heb je het proces. Ik wil nooit een bot hebben van bv. Gijs en hij niet van mij.

Wat typisch voor jou geldt, voegde zich aaneen.

Het Engelse woord voor gewrichten, want die vertaling komt ook voor, dat is joint, en joint is een samenvoeging, bij elkaar voegen.

Je kan ook een joint blowen natuurlijk….maar dat is ook een groepsgebeuren, dan zie je bij allemaal zo’n toeter langs gaan….

Maar het heeft te maken met samen, samen-voegen.

Ze voegden zich aaneen zoals ze bij elkaar horen. En laat nou het bij elkaar horen en het bij elkaar behoren, hetzelfde grondwerkwoord zijn. Het horen en het bij elkaar horen.          Iets horen. Wist je dat? Ik niet. Ik vond het, en vond dit zó iets moois. Behoren is hetzelfde als horen. Je luistert, en wat is het gevolg? Je voegt aaneen in jezelf. Je voegt ook als gemeente aaneen, zoals we bij elkaar horen.

Maar dat heeft met horen te maken.

Ja, je past je aan. Je zoekt eigenlijk, zoals die botten, toenadering tot elkaar. Dat vind ik een mooie uitdrukking. Toenadering zoeken, zodat het een welsluitend geheel wordt. Zodat het past!

Ander woord voor passen is ‘schikken’. Dus de vraag is: ‘ben jij een geschikt figuur of niet’. Of ben je een erge individualist.

Je zegt dan: ‘ja, ik ben een mooie duim’. Nou, dat zal dan wel, jongen, maar zonder hand begin jij niets. Dat zijn individualisten. Die willen in hun eentje iets zijn.

En als je toenadering zoekt, dat moet je maar goed onthouden, en je hecht, dan raak je nooit meer uit het lid. Dàt is nou je lidmaatschap. Dat is niet een papier invullen, maar een weten dat je een deel bent van het lichaam van Christus. En dat hangt dus helemaal samen met je eigen identiteit. Want stel dat je een orgaan bent of een bot, dat onherkenbaar is…. Waar hoort die dan thuis in het lichaam?

Of stel dat iedereen voorganger wil worden? Dat kom je ook zoveel tegen. Al die ego’s.

Of ze hebben allemaal een speciale roeping, ze willen allemaal profeet worden. Je zal maar een hele club van profeten hebben, wat een chaos zal dat worden. Je hebt tegenwoordig ook al profetenscholen, dat weten jullie vast wel. Ja, echt weer oud-testamentisch, de hele club wordt opgeleid tot profeet. Ze willen zich onderscheiden. Ach, ach….

Het gaat dus allemaal over jouw innerlijke mens, èn over de aansluiting van jou in het lichaam van Christus. Ik vind een heel mooi woord: het bij Hem, in Hem, ingelijfd zijn. Het is een heel oud woord, inlijven. Maar je hoort tot hetzelfde lijf.

David zegt ook: ‘Ik ben verkeerd bezig geweest, en ineens zegt hij: ‘neig mijn hart en voeg het saam’. En ‘neigen’ dat is, dat je niet tegen wil en dank je kop moet buigen, maar je wordt nederig. Eerder kan God je ook niet samenvoegen, want dan bied je weerstand.

Dus Hij zegt: ‘als je je nou eerst vernederd, dan zal Ik je verhogen, dan zal Ik je weer maken zoals je bent. Wil je dat?’

Want God dwingt niet. Maar ja, als het zo’n chaos is in je, en nog zo verdeeld, dat kàn hoor.

‘Ja…, we zijn met een leuk evangelie bezig, we worden aardig bezig gehouden’….. Maar wat heb je er aan als puntje bij paaltje komt? Wat zegt Adam tegen Eva? ‘Been van mijn been’. Nou, wie zegt dat nou tegen z’n vrouw?

Moet je eens even nagaan. ‘Morgen Mariet, goedemorgen’. Of tegen mijn kinderen….

Het is een rare uitdrukking, tenzij je weet dat Adam in zijn vrouw de identiteit  van zichzelf herkende. En zo zijn wij uit de Christus gekomen, laat ik het zo maar zeggen.

Hij is de nieuwe, de uiteindelijke Adam, en wij, de Eva,  zijn uit Hem genomen. Hij kan dus zeggen: ‘Been van Mijn been’: Mijn identiteit, maar wij geest van Zijn Geest.

Kun je nagaan hoe hoog Hij je heeft. Dat heeft óók te maken met je identiteit.

Vraag: ‘Weet je wat je voor Hem betekent?’

Vaak weten we nog niet half hoe hoog Hij ons heeft, en wat je voor Hem betekent: Zijn vrouw!

Zo komen de dingen in jezelf bij elkaar.

Ik kon zo gauw geen menselijk bot vinden, ik wilde vannacht ook niet gaan graven op het kerkhof, maar ik heb wat anders meegenomen.

Dit is een stuk van een tandrad. Mijn vader was molenaar, ik ben dus een molenaarskind, en die molen is een paar keer gerestaureerd, en toen lag daar een stuk van een tandrad. Een keihard stuk hout.

Wat heeft iemand hier aan? Niets toch? Je kunt er mee slaan, of in de fik steken. Maar het is een deel van een tandrad, het is één tand. Je kunt ook zien dat dit deel tegen een ander deel van het tandrad aanduwde. Hier is dus de aansluitvorm om te functioneren. Hier is ook een gat, daar zat hij mee vast aan de as, die ook rond was met pinnen er doorheen. Dan had hij dus een functie. Buiten het tandrad heeft dit ding totaal geen functie.

Even goed doordenken.

Al ben je nòg zo’n mooi ding, maar je hebt geen nut.

Invoegen is een kunst, maar ook een durf. En dat heeft alles te maken met vertrouwen. Vertrouwen wij elkaar, gedeeltelijk, of niet….of wel.

Als Jezus tegen ons zegt: ‘Je bent een identiteit van Mijn identiteit, maar moet je die twee daar tegenóver elkaar zien staan’.

Ik stel me dat weleens voor, Hij en Zijn vrouw, wat dat is. Je hebt deel, net zoals Jezus, aan de Goddelijke natuur gekregen. Dàt is de èchte mens. Want de mens op zich is maar een zaadje, een beukenootje, een kastanje, een graankorrel, een eikel…  je kunt van alles opnoemen. Maar hij komt pas tot werkelijk leven, als hij zichzelf verloochent en z’n eigen leven niet lief heeft, in plaats van te zeggen dat hij z’n hele leven een kastanje of een graankorrel wil blijven. Maar als je de moed hebt om te sterven, dan moet jij eens kijken wat dáár uit tevoorschijn komt. Dat is het werkelijke leven.

Maar doodgaan is niet leuk. ‘Nee’ zegt Jezus ‘daarom ben Ik voor jou gestorven’.

Wat een cadeau hè? Maar zó heb je deel gekregen aan de Goddelijke natuur.

In Vers 9 staat: ‘Profeteer tot de geest’ – dat is iets raars – ‘zo zegt de Heer’, en dan staat er: ‘kom van de vier windstreken’. Een andere vertaling zegt: ‘zo zegt de Heer van de vier windstreken’: ‘Kom, o geest en blaas deze gedoden eens aan’.

Dan staat er letterlijk in vers 10: ‘zij gingen opstaan op hun voeten’.

Zie je het gebeuren? Allemaal gerammel, het wordt wat stiller en ze gaan allemaal staan op hun voeten. Je krijgt weer grond onder je voeten. Je hebt ook bewegingsvrijheid. En ze staan rechtop. Een ander woord voor rechtop is ‘oprecht’. Ja, het is allebei van hetzelfde woord gevormd.

Het woord rechtvaardig is ook zo ouderwets, maar wat is het mooi om een oprecht mens te ontmoeten. Die kom je in de wereld ook tegen hoor. Daar zit geen list of bedrog in. Niets achter de hand, het is gewoon een open boek. Hoe bestaat het dat zulke mensen nog bestaan. Maar ze bestaan dus echt.

Maar als mensen ons tegenkomen, komen ze dan een oprecht mens tegen of niet? Iemand waar geen bedrog in is? Geen zwendelaar?

En als ze jou tegenkomen dan komen ze de Zoon tegen. Dan krijgen ze een glimp van de Vader.

Het is hier niet de opstanding des vleses, wat zo braaf in een geloofsbelijdenis staat: ‘Ik geloof in de opstanding des vleses’. Nou, ikke niet.

Al die mensen die verbrand zijn, de zeelui, al die gedoden…Het vlees staat in die zin niet op. Dat is allemaal al lang weg. Het gaat hier over een geestelijke opstanding.

Jezus zag dus om zich heen de mensen geestelijk opstaan, en dat heeft Hem vervuld met grote vreugde.

Hij zegt in het slotgebed bij het avondmaal: ‘Vader, ze geloven me, ze nemen het aan dat Ik van U gezonden ben, ze geloven me! Nu kan Ik weg’. Mooi is dat hè?

Ik vind ook dat, als je de bijbel leest, je ook eens je gevoelens moet inschakelen. Probeer eens goed voor te stellen wat Hij daar zegt en wat daar staat, en onder wat voor omstandigheden. Dan vind je zoveel ontroerende momenten, en die zijn nooit beschreven. Maar de Geest maakt je ook dàt duidelijk.

En dan staat er helaas, ‘een geweldig groot leger’. Zonder wapens hoor.

Er staat eigenlijk ook niet ‘leger’, er staat ‘volk’, dat is al heel wat beter. Er is zelfs een vertaling die zegt: ‘congregatie’. En congregatie is een gemeente. Maar het betekent letterlijk: ‘samen een kudde vormen’. Maar samen één kudde zijn is wat anders dan wat individuele schapen.

Een schaap is een kuddedier wat een negatieve klank heeft. Al die kuddedieren…. Nou, bij schapen niet hoor. Die voelen zich zó veilig bij elkaar.

Ik vond een prachtige omschrijving van het woord ‘leger’, of congretatie. Daar stond: ‘Een gemeenschap, gebaseerd op de identiteit, je gemeenschappelijke basis van oorspronkelijk  leven. Dàt is onze identiteit! En het oorspron-kelijk leven is God! Zijn identiteit en jouw identiteit bij elkaar dat levert jou op. Dat kun je van buiten niet zien, maar van binnen zeker.

We zijn ook gek op het woord ‘origineel’. Daar is trouwens ook het woord ‘orient’ van afgeleid.

Dat heeft met het oosten te maken.

Maar het woord ‘origineel’ is afgeleid van het werkwoord dat betekent: ‘het tevoorschijn komen van hemellichamen’.

Ik heb er 2 letters aan toegevoegd: ‘het tevoorschijn komen van hemelse lichamen’. Dus als we origineel zijn komen we langzaam tevoorschijn, net zoals het opkomen van de zon. Dat gebeurt niet ineens. Prachtig!

En laat nou het woord ‘or’ in het Hebreeuws toevallig ‘licht’ betekenen. Toen God zei: ‘er zij licht’, heeft Hij aan ons gedacht.

‘Er zij licht’, en er kwam licht! En Zijn Zoon zei: ‘dat ben Ik!’ En Zijn kinderen zeggen: ‘Dat zijn wij zeker’, ja, dat zijn jullie! Jullie zijn het licht van de wereld. Dan kunnen jullie de wereld beschijnen. Dus tóen dacht God al aan ons, nou, al eerder. Zelfs vóórdat Hij begon te scheppen had Hij dááraan gedacht.

En het licht is afkomstig uit God, want Hij spreekt naar Zijn aard. Dan kun je nagaan waar wij vandaan komen…. En dan kun je nagaan waar we naar toe gaan.

Wonderlijk mooi is dit. En dat heeft alles te maken met je identieit.

 

Het laatste wat ik noemde dat was: ‘tevoor-schijn komen’. Jesaja profeteert daar een keer over waar hij zegt: ‘Kom tevoorschijn’.

Er is niemand die dat zegt, zei Jesaja, en dat is zo triest. Dat is dat kindschap Gods.

In het Hebreeuws staat er letterlijk: ‘wordt geopenbaard’. Dus het is iets wat verborgen is en wat geopenbaard wordt zodat je geopen-baard wordt in de hemel, en natuurlijk vanzelf ook op aarde. Maar in de hemel, in de onzien-lijke wereld, in jouw geest, in jouw ziel, daar vinden de dingen plaats. Daar hèbben de dingen ook plaats. En daar krijgen ze ook hun plaats.

Durf je je te laten samenvoegen?

Colossenzen spreekt over: ‘Wij zijn in liefde verenigd’. Dat is de enige band die ons bindt. We spreken niet meer over bloedbanden, dat verenigt ons niet. Maar die liefde, die God voor ons koestert en die de Zoon voor ons heeft, dàt houdt ons bij elkaar, en dat zal ons ook altijd bij elkaar houden.

De liefde wordt in de Efezebrief de band der volmaaktheid genoemd. Dus als je ooit nog eens kletst over volmaaktheid dan betekent dat letterlijk ‘volwassenheid’.

Wil je volwassen worden? Laat je liefhebben en ga dan zelf liefhebben, en niet andersom.

Ik heb het jarenlang andersom gedaan en dan verlies je jezelf.

Maar eerst dus je láten liefhebben, dàn kun jij ook liefhebben met de liefde waarmee jij ook liefgehad wordt. En dàt is niet moeilijk, zegt Johannes. Zijn geboden zijn niet zwaar, zegt hij. Toen ik dat voor het eerst las, dacht ik, nou, ik vind van wel hoor, ik mag niks. Dan is het inderdaad zwaar.

Jaren terug sprak ik met een oudere zuster in een gemeente, die uit een hele strenge kerk kwam. Ze vertelde dat ze toen helemaal niets mocht, maar, zei ze, nu moet ik alles, en ik vraag me af wat erger is. ‘Ik moet juichen, ik moet danken, ik moet dankbaar zijn, ik moet me inspannen etc. etc.

Nu kom ik een klein beetje dichterbij met wat ik wil zeggen. Het Hebreeuwse woord voor ziel, Jezus spreekt ook over Zijn ziel, dat is gewoon  je persoonlijkheid, je eigenste ik.

En nu komt het. Er zitten twee kanten aan, dat is het maffe er van, en dat heeft al heel veel mensen verknoeid. Het is nl. je innerlijke zelf, dat is je eigen identiteit, je geraamte wat je van buitenaf niet kan zien. Dat ben je! Maar er zit nog iets aan, nl. je uiterlijke verschijning. En wij zijn zó gewend om mensen te beoordelen naar hoe ze verschijnen. Niet alleen hoe ze er uitzien, dat is wel het laagste niveau van iemand beoordelen, maar hoe hij óverkomt. Daar is een woord voor dat heeft te maken met het Hebreeuwse ‘Shem’, dat is je naam. Sem, Cham en Jafeth, Sem betekent gewoon ‘naam’. Maar dekt die naam de inhoud? Je uiterlijk, wat je bent, of hoe je graag wil overkomen? Dat kan in tegenstelling zijn met wie je bènt. Kun je me volgen?

Je wilt graag zó overkomen, maar je bènt dat niet voor de buitenwereld, dat is je reputatie. Zoals je bekend staat, of wil staan.

Wil je naam maken of niet? Nou, zegt Jezus, dan heb ik geen boodschap voor je.

Waar wil je dan om bekend staan, wat wil je nou? Hoe komt het toch dat je zó denkt? Ben je de persoon voor wie je je uitgeeft, en wie je graag wil zijn, vooral in de ogen van anderen, want je wil toch wel goed overkomen, niet waar?

Ik ken zelf dit klappen van deze zweep hoor, zeker in m’n puberteit. Totdat iemand daar doorheen prikte en zag wat een zwak, afhankelijk mensje ik eigenlijk was,

en hoe bang ik was. Vooral hoe andere mensen mij zagen. Ik wou zo graag dat dàt goed was.

In de ogen van anderen speel je een christelijke rol, of niet? Ik heb heel wat toneelspelers gezien. Ze kunnen mooi preken. ‘Ja, dat is een persoonlijkheid’.  Nou, dan heb ik het al niet meer. Want dat was Jezus niet! Zijn gestalte had aanzien noch luister en geen hond begeerde om zó te zijn zoals Hij deed.

Ze vonden dat maar niets. Hij mocht wel wonderen doen, maar voor de rest….

Het woord ‘persoon’ betekent letterlijk: ‘masker’. Het werd gebruikt in de toneel-wereld. Persoon is: ‘je verbeeld je iets’, je verbeeldt iemand die jij niet bent.

Tegenwoordig gebruiken ze niet meer het woord ‘masker’, maar het woord ‘image’.

Je moet toch goed overkomen, op tv. alleen al.

Stel dat we een minister-president zouden kunnen kiezen met een scheef gezicht, hangoren en een raar brilletje. (gelach) Ja, ik hoor het wel. Maar een hoop mensen kiezen gewoon op grond van het uiterlijk hoor.

Al kan hij de mooiste dingen zeggen, maar je wordt afgeleid door hoe hij er uit ziet.

Dan moet je dus een spindokter inhuren, zodat je goed overkomt. Het moet toch iemand zijn!

Ik hoorde eens een vrouw zeggen: ‘Oh, dàt is zo’n fijne voorganger, en hij heeft een stem…. prachtig, dié kan preken…!’ Dan denk ik: ‘mag ik even overgeven?’ Dàt bedoel ik.

Waar luister je naar, hoe luister je, waar ben je mee bezig? Jezus zegt ergens: ‘Het uiterlijk van deze wereld is toch bezig te verdwijnen’. En als het uiterlijk verdwijnt, komt het innerlijk naar boven. De ware gedaante.

Nou is dus mijn vraag: ‘Klopt je naam, zoals je uiterlijk gezien wordt, met je wezen?’

Op de overlijdensadvertentie van een tante van me stond: ‘Haar leven was dienen’. Dan heb ik de tranen in mijn ogen staan, die was altijd badlappen en handdoeken aan het naaien en stikken, die eentonigheid hield haar kennelijk op de been. Het was een schat van een mens, maar ze was altijd bezig voor een ander, en wat gebeurt er dan als je altijd bezig bent voor een ander? Je verliest jezelf! En je verliest jezelf ook uit het oog. God kan dan zo weinig met je beginnen.

Paulus zegt ergens, dat als je je verbeeldt iemand te zijn, en je bént het niet, dan vergis je je hoor. Heb je dat wel eens gelezen van Paulus? Hij zegt: ‘Dan vergist hij zich zéér’. Hij zegt dat heel ironisch.

Klopt datgene wat je doet, wat je zegt of hoe je bezig bent, klopt dat met je innerlijk? Of ben je  lid van het volle evangelie-papagaaien-circuit, iedereen maar napraten.

Of je zegt steeds: ‘Die zegt dit en die dominee zegt dat en die voorganger beweert zus, en hij heeft gezegd…..’.

Maar wat zeg je zèlf? Wie bèn je? Dat is echt de cruciale vraag. Wie ben jij? En sommigen laten zich nooit zien. Ze roepen eens een tekst, ze citeren eens iets uit een boekje wat ze gelezen hebben. Maar van henzelf weet ik niets. Hoe moet ik dan van Gods identiteit aan de weet komen als je Zijn identiteit niet hebt. Er hangt dan een sluier overheen. Hoe kómt dat nou?

Ik zal je een voorbeeld geven, dan wordt het heel helder.

Simon Bar Jona, een discipel van Jezus, was een enorme flapuit. Hij zei van alles. Soms hele mooie dingen, soms hele stomme dingen. Echt een flapuit. Maar hij wordt langzamerhand de rots, die Jezus in hem zag. Maar, daar hoort één ding bij, hij liet zich opvoeden! Want een naam aannemen kan iedereen. Maar hij liet zich opvoeden, hij neigde zijn hart en het werd samengevoegd, en toen bleek hij een rots te zijn, op basis van een uitspraak van Jezus.

Dàt was de echte! En later bleek hij ook die rots te zijn!

Nog een voorbeeld. Nathanaël. ‘Ik heb je gezien onder de boom’, zegt Jezus. Dat kan toch nooit. ‘Ik heb je toch gezien’, zegt Jezus. En dan zegt Hij (wat erg beroerd is vertaald), ‘Waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is’.

Letterlijk staat er: ‘Een ware Israëliet, nl. iemand in wie geen bedrog zit’. Een echte gelovige. Nathanaël stond perplex. Hij kreeg toen ook een nieuwe naam, tenminste, dat is voor 90% zeker. Want er is één discipel waar jullie nog nooit wat over gelezen of over gehoord hebben, maar dat is Bartolomeüs. Waarschijnlijk is dat die Nathanaël geweest.

En laat nu Bartolomeüs betekenen: ‘de broederlijke’. Je zal toch zo’n vriend hebben, die naast je staat als een broer. Wat een mooie naam hè? Die heeft hij gekregen, en die klopte met zijn innerlijk. Dus hij wàs gewoon een broeder. Hij dééd niet broederlijk, hij wàs het.

En wat denk je van de naam van Jezus? Die naam kwam zó vaak voor in die dagen. Echt waar. Net zo vaak als hier Jan of Karel.

Jezus! Welke Jezus? Die uit Nazareth. O, die! Dus met een dorpsnaam er achter kon je Hem een beetje lokaliseren. Maar Z’n echte naam was de Christus. Dat wàs Hij, en dàt moest verborgen blijven, zegt Hij, dat vertel je niet rond. ‘Ik verstop dat lekker. Dat is een geheimenis. Ik verstop het achter een dood-gewoon mens’. En dàt was Hij. Een dood-gewoon mens, waarin iedereen zich kon herkennen.

Want de Christus is een geheim hoor, dat moet je ook als een geheim bewaren. Het hoofd van de Christus is Jezus. Het lichaam is ook Christus. Alles is gezalfd, zal ik maar zeggen. Alles is vervuld met de heilige Geest. Dat is die nieuwe mens; de nieuwe mensheid.

Maar klopt je naam met je wezen?

Stel dat je een kind altijd prijst voor iets wat helemaal niet bij hem hoort. Dan maak je een gruwelijke fout in de opvoeding. Je maakt van dat kind een ander, waarschijnlijk een wens van jezelf. Dat is link hoor, zo opvoeden.

Zoek de identiteit van dat kind en bevestig dàt

Het natuurlijke komt eerst, laat ik dat nog maar eens een keer zeggen. Dus je bevestigt eerst het kind in z’n eigen identiteit, dáár heeft hij recht op. Sleur hem niet naar Jezus! Daar kan ik me echt kwaad om maken. Daarmee worden gruwelijk veel fouten gemaakt.

De jongen die laatst in de VS die vrienden doodschoot, was opgegroeid in een streng christelijk milleu. Dat had zo’n haat bij hem gekweekt dat hij christenen begon dood te schieten op school en in de kerk. Wat haat teweeg kan brengen. Er zijn vooral in evangelische kringen veel fouten gemaakt.

Wie ben je? Laat je ook niet bevestigen in iemand die jij zelf niet bent! Daar moet je zelf ook voor waken.

Jezus deed dat ook. Wat er niet van Hem gezegd werd…..’Nee, dat ben Ik niet’.

Ze wilden zelfs een koning van Hem maken, dat is toch prachtig! Om tijdens  aanbiddings-diensten alleen maar te brullen: ‘koning Jezus!’

Hij wil dat helemaal niet zijn. Jullie willen van Mij een koning maken.

Stel dat Hij op de lijst stond voor een politieke partij, zou je dan op Hem stemmen? Nou, ik niet hoor, daar komt Hij nooit op.

Maar klopt je naam met je wezen.

Ik heb een stukje uit de krant geknipt: Denk aan moeder Theresa, 50 jaar hield ze vol dat God barmhartig is, maar diep in haar leefde een diep ongeloof. Ze wilde dat God er is en dat Hij was zoals de kerk het haar heeft verteld, maar ze kon Hem niet geloven, en ervoer haar leven steeds sterker als een toneelspel. Haar recent gepubliceerde brieven getuigen daarvan.

Intussen noemt de kerk haar een groot mystica, een geweldige vrouw.

Hoezo mystica? Ze was een gebroken mens, worstelend met een onecht ‘ik’. Elke stap voerde haar verder weg van het echte  ‘ik’.

Daar heb je nou de ravage die aangericht wordt in een mens, door hem niet te bevestigen in z’n eigen identiteit, maar door

er iets op te plakken en dat te benoemen, en geweldig te prijzen.

Vind je het dan gek dat een hoop mensen die hoog zijn in de wereld, vooral in de show-wereld, ineens zelfmoord plegen? Omdat ze een rol hebben gespeeld.

Je nieuwe naam is eigenlijk je originele naam, je eerste naam. Dus niet de naam die mensen aan je geven, maar wie je bent! En wie mij liefheeft, die mag mij benoemen; die mag mij een naam geven. Dan weet ik: dit is waar!

En dat raakt je ook het aller-allerdiepste, dat komt in het merg van je botten.

Mooi hè, dat we een God hebben leren kennen die een naam geeft, die je identiteit benoemt. Want samen met de Zoon ben je zo’n mooi wezen geworden.

Soms ben je je identiteit niet bewust hoor, want je zal maar een waardeloze jeugd hebben gehad. Dat mensen in jouw jeugd gewoon een ander van jou wilden maken dan wie jij echt bent. Je moest aan bepaalde maffe ideeën beantwoorden. Je bent verbogen. Je bent niets en je wordt ook niets is het ergste.

Eén opmerking van een onderwijzer kan zo’n ravage aanrichten, dat je voor de rest van je leven invalide bent.

En maar aanpassen aan dat gewenste gedrag zoals een ander dat wil. Of, als je het nog vromer wil hebben: ‘dat wil de Here Jezus’.

Dat wil Hij helemaal niet. Hij wil niet dat je

een ander moet zijn. Dat is heel erg!

In het evangelie kom je het ook heel veel tegen. Je moet dan beantwoorden aan bepaalde ideeën. Maar vooral de knauw die je in je jeugd hebt gehad, de vergroeiing. Dat is zomaar niet weg. Dat heeft een herstelperiode nodig, soms heel lang. Soms haast je hele leven. En dan gaat het herstel toch nog door hoor. Het wordt allemaal weer zoals het origineel was. Je nieuwe naam.

Nu wil ik even het begrip ‘mi-wa-ko’ noemen, dus minderwaardigheidskomplex. Dat hangt samen met schuld-gevoelens en schaamte. Veel mensen voelen zich vaak schuldig. Dat heeft ook te maken met je identiteit. Maar een minderwaardigheidskomplex kun je grofweg in twee typen onderscheiden. Het zit nogal ingewikkeld in elkaar, daarom heet het ook een komplex.

De ene heeft een minderwaardigheids-komplex en die wordt een grijs muisje, zo van: ‘ik ben er niet, ze zien me niet en ze hoeven me ook niet te zien; ik wil ook liever niet gezien worden. Ik schaam me dood als ze me zien’. Eigenlijk geneer je je voor jezèlf. Je kunt je je ook niet voorstellen dat er iemand verliefd op je wordt, want dat kan niet. Want wie wordt er nou verliefd op zo’n grijze badlap?

De andere kant van een minderwaardigheids-komplex dat zijn mensen met een geweldige geldingsdrang.

Dat zijn mensen die zich als een aap op de borst kloppen: ‘ik bèn wel iemand, en ik tel heus wel mee’. Dat heet een geldingsdrang. Ze willen ook zo graag meetellen. Daaraan herken je dus een minderwaardigheids-komplex. Ze moeten ook altijd wat. ‘Kijk mij eens, hoor mij eens’. En dat kan zó diep zitten.

Je bent dan nl. afhankelijk van het oordeel van een ander. Die ander wordt jouw norm, die is dan maatgevend.

Dat heeft weer te maken met die innerlijke en die uiterlijke mens. Die grijze muis klopt niet, maar dat stoere klopt ook niet.

Je gaat je ook vergelijken met anderen. Als je een ander tot norm van jezelf maakt, dan ontken je toch jezelf? En daar zit het probleem, dat is het scharnierpunt in je denken. Daar zit ergens een fout.

Je bent zo bang om niet geaccepteerd te worden, omdat je waarschijnlijk jezelf niet hebt geaccepteerd, zoals je zelf bent.

Want als je naar jezelf kijkt en dan zegt: ‘ben ik dat? Ben ik het Heer? Ik schaam me dood’. Dat kàn toch niet?

Ja, dat kan héél ver gaan hoor. Je hele leven kan er door bestempeld worden.

Als je nog eens kijkt naar die profetie van Ezechiël, dat die botten zich aaneen voegen, dus jou identiteit wordt weer her- of gevormd door het evangelie, door het woord te horen en dat woord brengt je innerlijk weer bij elkaar, en die gaan weer leven.

Wat is nou een lichaam zonder botten?  Een lege zak, of een ander woord: een windbuil, en je herkent windbuilen onmiddellijk. Je kent misschien wel het scheldwoord: ‘windbuil is windzak’.

Dat zijn lui die zichzelf hebben moeten opblazen, want als je geen botten hebt, blaas je jezelf toch op? Dat is een hele inspanning hoor. Paulus noemt ze opgeblazen figuren.

Die hebben dus geen botten, geen identiteit. En dat is erg.

Het beroerde is dat je dat zo gauw dóór hebt bij iemand, en je noemt hem dus ook een lege zak.

Jezus gaat verder, die zoekt op wat die man  kwijt is. Hij kijkt of ze dat weer terug kunnen vinden.

Het vreemde woord voor opblazen, dat kent iedereen wel, dat is inflatie. Ken je het woord ‘selfinflating?’ Dat staat wel eens op slaap-zakken die zichzelf opblazen. Dat zijn slaap-matjes die je uitrolt en die zich dan zelf opblazen.

Maar inflatie betekent dus eigenlijk: ‘waarde-vermindering’. Dus hoe harder je zelf je best doet om opgeblazen te worden, hoe minder waard je bent. Dus hoe is het met je ego gesteld? Is het origineel of blaas je het op?  Als je op die manier rondwandelt, ben je eigenlijk een acteur. Daar valt nog veel over te zeggen, maar een goeie vraag is ook altijd: ‘ben je eerlijk naar jezelf toe?’

Ben je dat? Durf je de confrontatie met jezelf aan? Wie je werkelijk bent en hoe je doet alsof.

Het Griekse woord voor schijnheiligheid is hypocriet. Letterlijk betekent dat toneel spelen. Dus mocht je een rol spelen, of denken dat men dat van je verwacht, stap dan van het toneel en stap de werkelijkheid in. Dat meen ik echt hoor!

Als je de weg naar jezelf nooit hebt laten vinden door iemand die het beste met je voor heeft en die weet wie je bent, hoe zul je ooit de weg naar een ander vinden. Dan is het theorie! Maar ja, je zal maar afhankelijk zijn van het oordeel van een ander. Ik heb eens gelezen van iemand die zei: ‘ik ben waardering-verslaafd, en dat is heel erg’ zei ze ‘ik was er altijd maar op uit dat mensen mij waardeerden, en dan altijd positief natuurlijk’. Totdat iemand eindelijk eens daar doorheen prikte, wat wel een confrontatie was, maar dan kom je wel bij iemand zelf terecht.

Aan wie heeft moeder Theresa ooit durven en kunnen vertellen: ‘Ik twijfel aan alles, ook aan mijzelf, ik speel toneel voor het oog van de hele wereld’. Had iemand het maar eens tegen haar gezegd, misschien dat het nog kan, ze durft het zelfs te zeggen in haar brieven.

Dus door het evangelie van de liefde van God krijg je langzaam je eigenheid terug.

Theo heeft bijvoorbeeld z’n naam gekregen van z’n ouders, dat heet Theo. Als Theo zich-zelf helemaal is, dan is het wel typisch Theo, en dát is de bedoeling. Dat het typisch ‘jij’ bent.

Maar die verbinding met de Zoon door die liefde, die levert jou op. Dat ben jij! Het zijn jouw botten. Onvervreemdbaar. En eindelijk, en dat is goed voor mensen met die komplexen, word je een beetje gelukkig met jezelf. Ik heb het proces bij jou, Rudi, zien voltrekken, het is ongelooflijk. Iedereen die haar kent die weet dat. Het is waar, kijk maar naar dat proces dat zich voltrekt. Ik heb het bij Jan gezien en bij Pé, ach, bij zoveel mensen.

Maar dat je jezelf staat te worden, en dat je daar best blij mee mag zijn.

Heb ik dat beeld wel eens verteld van Arthur Miller, dat toneelstuk? Over die keurige, prachtige dame, een uitstekende gastvrouw, en ze had het ook gemaakt, maar deed daar niet trots over. Men vond haar een perfecte vrouw en een goede moeder. En zij ging naar de psychiater en zei: ‘Het gaat niet goed met me, maar ik weet niet wat er met me aan de hand is’. Terwijl haar vriendinnen zeiden: ‘Je hebt toch een fijne man en een leuk huis’…    Die komen met die troost aanzetten.

Die bevestigen haar dus alleen maar in een rol. Dat wou ze niet horen. ‘Was er maar eens iemand die mij kende’, zei ze. Dat was gewoon een noodkreet.

Ze komt bij die psychiater en ze zegt: ‘Ik droom de laatste tijd zó raar, ik snap er helemaal niets van. Ik droom dat ik ergens op een stoel zit en er komt een afschuwelijk kind aangekropen, met een lelijk misvormd gezicht, het beweegt ook moeilijk. En die loopt naar mij toe en legt z’n handen op mijn knieën. Ik vind het zo afstotend, en het wil maar bij mij op schoot komen, maar ik duw dat kind maar steeds weg. Daar heb ik dus niets mee’.

Dat heeft ze steeds, en wat blijkt nou, die psychiater zegt: ‘Neem in je volgende droom dat kind nou eens op je schoot en geef dat kind eens een kus, want je bent het zelf. Je hebt zo geweigerd om niet lelijk te zijn bv., want je vond alles maar niets, dat je je keurig verpakt hebt voor de wereld in een subliem toneelstuk, maar jij bent het. Je bent geen lelijk kind, maar je hebt jezèlf niet geaccepteerd, want je dacht dat je een lelijk, monsterlijk kind was’.

Het is een toneelstuk, maar wel wijs hè?

In haar volgende droom heeft ze dat kind op schoot genomen en gekust, en toen kwam die vrouw in evenwicht met zichzelf. Ze kwam in het reine met zichzelf.

Tja, hoe sta je bekend…en wie bèn je?

Je wordt dan gelukkig met jezelf en je ben innerlijk niet meer verdeeld in allemaal losse botten.

Je bent ook geen optelsom van kleine stukjes hoor. Die botjes worden niet op een hoop gegooid, al zou je dat zijn….Nee, dat ben je niet!

Laat dat nou eens z’n plek vinden, zodat je als persoon in balans komt.

Ik heb een poosje geleden een beeld gehad, later heb ik aan de Heer gevraagd om het nog een keer te laten zien, want ik miste een paar stukken, en dat was het volgende: Er waren mensen in een kring bezig een puzzel te maken. Ze keken steeds in een spiegel, en dan zochten ze uit een grote bak met puzzel-stukjes, daar liep iemand rond die de puzzel-stukjes aanreikte, en soms zochten ze het zelf. En zo maakten ze een portret van zichzelf, want ze keken in de spiegel, dat was iets heel leuks. En langzamerhand begon dat gezicht, zoals ze wèl waren, te ontstaan. En er was één persoon, die achter die mensen langs liep, man of vrouw weet ik niet, en die pikte bij de één dàt stukje weg en bij een ander ook een stukje. Die pikte dus overal een stukje vandaan. Hij zocht dus niet in die bak maar pikte dat van anderen en begon zo op z’n eigen manier een puzzeltje te maken.        Want zó wilde die persoon zijn. Van iedereen dus, bv. een eigenschap jatten en dat bèn ik dan.

Die puzzelstukjes pasten dus niet en leken ook nergens op.

Maar is dat geen duidelijk beeld? We hadden vroeger een leraar Nederlands, een etterbak, maar hij kon orde houden als de beste, dus ik dacht toen: ‘als ik zó orde hou, dàn kan je het wel. Ik deed hem dus ná in het begin. Na twee dagen gaf ik het op. Het werkte niet, want nadoen is altijd imitatie. En het woord ‘image’ is gemaakt van imiteren, wist je dat? Iemand imiteren. Dus nóóit meer nadoen! Dan word je uniek. En dan breng je ook vruchten voort naar je eigen aard, dat staat in Genesis 1. Is dàt niet mooi? Als ik een perenboom ben, wil ik nooit kersen dragen. Toch?  Je kan geen vruchten opbrengen die niet kloppen met je identiteit. Dan ga je weer anderen napraten, nakauwen. Wie ben jij? Daar valt of sta je ook mee.

Gelukkig kun je dank zij Ezechiël weer gaan staan.

Ik geef je nog een Frans woord: je bent een ‘individu’. Vertaal dat eens letterlijk? Onverdeeld, je bent van binnen ongedeeld.

Je bent iemand uit één stuk en niet uit 20 puzzelstukjes.

Nog een laatste opmerking: God integreert je, voegt bijeen, en de duivel desintegreert. In jezelf gooit hij het door elkaar, maar God integreert, Hij zoekt het allemaal weer bij elkaar.

Dat is een mooi werk van en voor God.

En de duivel desintegreert. Je kunt ook zeggen: God verbindt en de duivel verdeeld en gaat daar nog over heersen ook. Dat is zó duivels. En dat geldt in gemeenten, maar het geldt ook in jezelf, en dáár ging het mij vanavond om. Hoe is het met jou?

Dus verzoend met jezelf kom je in balans, want als je een ander wil zijn, dan ben je dat niet en je wordt het ook niet.

 

Weer even terug naar Ezechiël. Dan gaat dat hele leger opstaan. Probeer ze eens te bekijken. Dat hele volk gaat staan. Hoeveel kleren hebben ze aan? Niets dus, ze staan allemaal in hun nakie. Leuk hè, want naakt betekent ‘pure onschuld’. In al je kwetsbaar-heid zo onschuldig als wat. Denk aan het paradijs.

Dan staat er in vers 12: ‘Ik zal u uit uw graven doen opkomen’. Opkomen? Dat is boven water komen. Ik vind het zo mooi dat ik b.v. Lita langzaam boven water heb zien komen: ‘daar heb je Lita!’ En die had toch een enorm minderwaardigheidskomplex. Maar als ik dat nu zie, dan vind ik dat een wonder. Daar komt iemand op.

Je hoeft niet zo hard voor jezelf op te komen, want God láát je opkomen.

De tweede betekenis is: je kleuren komen op.

De derde betekenis is: zoals graan opkomt, zoals bloemen opkomen. De mooiste betekenis vind ik: ‘zoals de zon opkomt’.

En al die betekenissen kun je hieraan toe-voegen, ze komen op uit hun dooie bestaan.

Uit hun lege bestaan, uit wat door elkaar ligt, je toneelspel e.d.

En ik breng je naar uw land (vers 14), niet naar Palestina hoor, anders moeten we daar ook weer heen, maar wat is ons land? Dat is het koninkrijk Gods, ander woord: ‘het land der belofte’, dat hangt samen met de Geest, we leven in de Geest, en dàt is het land der belofte.

En dat heeft God Zichzelf ook beloofd, want Hij komt zo graag in dat land. Het is Zijn land. En Hij zegt: ‘Het is ook van jullie, Ik heb het uitge-zocht’.

Jeremia heeft het over het land van verlangen, dat vind ik de mooiste opmerking.

Gods verlangen om bij mensen te wonen, dat lijkt Hem nou ideaal. Zou Hij gelijk hebben?

Het is al vóór de schepping Zijn streven geweest. Het land van verlangen, samen met de Vader en de Zoon jezelf te zijn door de heilige Geest.

Ja, zegt God, ze zullen daarin wonen. ‘Mijn woning zal bij hen zij’.

Ik ga nog verder: ‘Mijn woning zal in hen zijn, en zo is Mijn woning bij de mensen’.

Is dat niet mooi?

 

Duurt Sikkens, centrale Bijbelstudie 19-12-2007

 

 

Handoplegging (Duurt 04-04-2010)

Handoplegging

 

Ik loop er al een paar jaar bij tijd en wijle over na te denken, het moet er nou maar eens uit. Het is vooral ook voor de jongere generatie.

In de jaren zestig, toen het allemaal begon, is er een hoop goed, en een hoop fout gegaan. Daar kun je gewoon niet omheen. Dat is gewoon zo.

Er staat in de Hebreeën: als de Christus in jou gevormd wordt, het is vaak vertaald met fundament, maar dit staat er letterlijk.

De vorming van de Christus in je.

Dan worden daar die dingen opgenoemd, wat wij dan het fundament noemen. En er staat o.a. bij: een leer van dopen, dopen is daar een meervoud, geen werkwoord, er zijn nl. drie dopen. En er staat ook: een leer van oplegging der handen.

Ja, onderwijs over het opleggen van handen. En iedereen schermde met die tekst aan het eind van Marcus: op zieken zullen ze de handen leggen en ze zullen genezen.

Nou, er is een hoop niet genezen; waar of niet? En er werden dan allerlei veront-schuldigingen en uitwijkmogelijkheden voor gezocht waarom iets niét doorging, maar nee, dat werkte niet.

Nou staat er niet: ‘zieken’, maar in de grondtekst staat ‘zwakken’. En bij zieken dacht men altijd aan lichamelijk zieken; maar het woord zwakken is véél groter en veel weidser in betekenis. Dat gaat over je geest, je ziel en uiteindelijk je lichaam.

Maar goed, we hebben inmiddels bij-geleerd.

En om een bepaald hoofdstuk te noemen, jullie weten dat de bijbel in hoofdstukken is verdeeld, maar dat hebben mensen gedaan hoor. Paulus schreef niet b.v. hoofdstuk 13:1. Dat hebben we later gedaan. En dan vind ik dat je de hoofd-stukken ook in de context moet lezen.

Wereldberoemd is 1 Cor. 13, voor partijen en bruiloften. Altijd over de liefde. Er is niks mis mee met dat hoofdstuk.

1 Cor. 13 gaat over de liefde, welke liefde? Dat gaat over de liefde van God! Daar wordt het woord Agapè genoemd. En dat is een liefde die een mens van nature nièt heeft. Die kun je wel krijgen, maar van nature heb je die niet.

Je hebt wel liefde, maar dat is niet de Agapè. Dit is hoger dan de menselijke geest.

En als je gedoopt wordt met de heilige Geest, dat gebeurt b.v. door hand-oplegging, dan krijg je de liefde van God in je. Dat wil zeggen, dat je eerst gaat voelen wat Gòd voor je voelt; nou, als je dat niet gewend bent, duurt dat járen voordat je dát begint te beseffen wat Hij voor je voelt gewoon.

Het is vanochtend nog voorgelezen: ‘weten jullie wel wat jullie voor mij betekenen?’ Dat is soms een lange weg hoor. Maar tegelijkertijd begint de liefde voor de naaste daar óók in te groeien. Dan ga je ook voelen wat God voor de mensen voelt. En zo groeien we in die liefde. Dat is een prachtig proces. God heeft lief!

Eén zinnetje uit 1 Cor. 13 is: de liefde zoekt zichzelf niet. Voor het woord ‘liefde’ kun je God invullen; en God zoekt Zichzelf niet. Hij zoekt juist mensen! Hij is altijd op zoek!  Tegenwoordig is het erg in om eindeloos op zoek te gaan naar jezelf. En daar is niks mis mee. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan en waar wil ik heen?

Maar als je werkelijk op zoek bent naar jezelf, laat je dan vinden! Dáár zit de sleutel. Laat je vinden door iemand die je lief heeft, dan kom jij er achter wie jij bent.

Heb je wel eens gelezen: ‘uw man is uw maker?’ Nou, als je kapot bent, dan ga je naar de maker. En laat je vinden.

Ik, met al m’n frustraties? Ik met al m’n minderwaardigheden? Ja! Laat je vinden.

Als je nou eens 1 Cor. 13 neemt, dan moet je eens de laatste tekst van het voorgaande hoofdstuk 12, en de eerste tekst van hoofdstuk 14 lezen, dan zie je waar hoofdstuk 13 tussenin geklemd staat.

1.Cor.12:31: Streef naar de hoogste gaven.

En nu 1 Cor.14:1: Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes.

Zie je waar het tussenin geklemd staat?

Brouwer vertaalt het nog mooier: Jaagt de liefde na en streef dán naar de gaven des Geestes. Dat hoort zó bij elkaar.

Eerst maar even uitleggen wat ‘streven’ is, want wij zijn niet zo streberig.

Wat is streven? Uitstrekken naar…, je ergens voor inzetten…, dat is streven. Je er op toeleggen.

Maar dat heeft alles te maken met die liefde van God.

Die liefde van God is dè voorwaarde voor het ontwikkelen van talenten die Gods Geest heeft. Hij doet niet zozeer een beroep op je natuurtalent, want met natuurlijke gaven bouw je schitterende dingen op aarde. Denk eens aan een architect,

Maar met geestelijke talenten bouw je iets in de Geest. En vaak sluiten die geestelijke talenten van God wel aan op jouw verlangens en mogelijkheden.

Iedereen weet ongeveer wat liefde is. Daar sluit Gods liefde op aan, en Hij verrijkt dat als het ware. Hij geeft er een Goddelijke dimensie aan. Het is een Goddelijk talent.

Even een simpel voorbeeld. Stel dat er een tuinman is die zegt: ik hou ongelooflijk veel van planten bloemen, ik hou van de natuur. En ik kijk eens naar z’n tuin en ik denk, joh, dat is een wildernis!

Ja, zegt hij weer, ik hou ontzaglijk veel van planten en bloemen… Ik weer, ja… maar wat doe je aan je tuin? Nou ja, nee, maar ik hou van….

Ja, maar je zult toch wel iets moeten doen!

De dichter Roland Holst, hij leeft niet meer, maar hij woonde in Bergen, en hij had een tuin jonge, nou…, een wildernis.

En een gast zei: nou, meneer Holst, u kunt prachtige gedichten schrijven, maar moet je die tuin van u zien…. Hoe kan dat?

En wat zei die man? God is m’n tuinman.

Nou, ik denk van niet! Je zult toch moeten wieden, schoffelen, van alles moeten doen, en snoeien.

Als je er dus niets aan doet, je kan wel lief hebben, maar als je daar geen vorm aan geeft en met zorg in die tuin bezig bent, dan verwildert de boel.

Sommigen van ons weten wel die bekende tekst: waar openbaring ontbreekt, verwildert het volk.

We hebben dus dingen van boven nodig om te zien waar het op aan komt.

Zonder die gaven word je als gemeente niet opgevoed, of genezen zonder dat die gave van God aan het werk is.

Je bidt misschien wel: Uw Koninkrijk kome, maar waar? Waar begint dat?

In jou! Het Koninkrijk Gods is binnen in u, en daar vandaan, als een heel klein beginnetje, begint het zich te ontwikkelen.

Dus ‘Uw Koninkrijk kome’, dan bid je eigenlijk voor elkaar dat het wezen van God langzamerhand in jou openbaar wordt. Daar is vanochtend in de zangdienst van verschillende kanten op gewezen. Mooie gedachten.

Het gaat er om dat je gelooft dat Gòd gelooft dat het in mensen gebeurt.

Het komt niet ergens zomaar vandaan.

Jezus verschijnt niet ergens als een science fictionfiguur op een donderwolk.

Hiér is die wolk, en hier begint die glans van Zijn wezen tevoorschijn te komen.

Dan kun je zeggen: tjonge jonge, wat hebben we elkaar nodig; maar dan doe je geen beroep op elkaars natuurtalenten…, maar op de ontwikkeling van Gods gave in ons, om elkáár te ontwikkelen!

Kijk eens naar een bouwplaats. Stel dat iemand een schitterende villa bouwt, je hebt zo veel van die bouwprogramma’s op t.v., en sommigen zetten daar een huis neer, ja, daar kan ik alleen maar van dromen, maar als je ziet wat voor specialismen daarvoor komen kijken…

God is de architect van Z’n Geestelijke huis. Jezus heeft gezegd: Ik ben de aannemer, Ik ga het uitvoeren, en nou zoek ik mensen. Zo is het dus ook in de hemel. Wat een hoop specialismen. En dat zijn gaven van de Geest.

Met de liefde van God is hier niet veel mis in de gemeente, vind ik hoor. Echt! Ik ben zelden zoveel liefde tegengekomen van mensen. Ja, dat vind ik heerlijk.

Maar het gaat om de openbaring in ‘daden’. Dat God eigenlijk, op eindeloos veel manieren, gestalte geeft aan Zijn wezen in mensen!

Als je nou een stuk bladmuziek hebt, en je hebt zo’n ding nog nooit van je leven gezien, wat denk je dan? Nou, dan denk je: ‘wat moet ik dáár nou mee?’ Ja toch? Wat is dit, lijntjes, stipjes en boogjes, er staat nog wat tussen. Is dat een taal?

En dan geef ik het aan Loes en Herman, en die pakken een instrument, en beginnen dit body te geven.

Je kent de uitdrukking wel: het Woord is vlees geworden. Dat betekent dat Gods uitgesproken gedachten in een mens gestalte krijgt. Van dit bladmuziek kun je zeggen: die stipjes is muziek geworden.

Dat is mooi, die verklankt het.

Dus jij verstaat het. Loes verstaat het, die begrijpt het en die geeft daar uiting aan.

Daarom wordt er zo vaak gesproken over de uitingen van de Geest.

Geestesuitingen. God wil Zich zo graag uiten! Dat is goed voor een ander. Dat heet dan ook openbaring.

Nou heb ik een vraag over de laatste 20 jaar. Naar welke eigenschap streef jij nou?

(Stilte in de zaal).  Maar dat is echt mijn vraag, naar welke eigenschap Gods zet jij je in, om daaraan gestalte te geven?

Ik heb het over de liefde gehad, en het spreken in tongen kan ik er bij noemen, en meer van die dingen, maar het gaat mij er om, welke specifieke eigenschap, of eigenschappen, want hoeveel talenten kan God aan je kwijt als Hij ze uitdeelt?

Dat komt wel lekker dichtbij hè?

Deze meneer stamt uit het onderwijs, dat kun je altijd nog merken. Maar er zijn leerlingen en leerlingen, dat is algemeen bekend. Aan sommige leerlingen kun je zoveel kwijt, maar die willen het ook wéten! Die zeggen: wat is dat mooi, vertel eens wat meer. En andere leerlingen willen er helemaal niks van weten. Je mag blij zijn dat je ze nog in het hok houdt.

Hoeveel talenten kan God aan je kwijt? Zodat ze wórden!  Kijk, de mooiste eigenschap van God vind ik nog altijd dat scheppende Woord van Hem. Met het Woord richt je de moede op. Als er iemand schuldig is, kun je hem met één woord onschuldig verklaren.

De vergeving van zonden is één van de hoogste eigenschappen van Gods Geest. Vergeef het maar, dat is dat woord.

Dat woord bewerkt iets, dat doet iets!

– “Jezus is voor jou gestorven”.

– “Dat geloof ik niet”.

– “Ja joh, Hij is echt voor je dood gegaan”.  – “Jij hoeft niet meer dood te gaan”.

– “Is dat waar?”

– “Ja, dat is waar!”

De geestelijke dood is overwonnen!

Door dat woord komt iemand overeind!

Wat ben ik altijd bang voor de dood geweest; tot aan mijn bekering. Zó vreselijk benauwd: ‘ik kom voor de rechterstoel en Hij schopt me de hel in’, dacht ik. Nou, je zal er maar mee opgegroeid zijn. Opgegroeid? Je kunt beter zeggen: klein gehouden.

En toen die afschuwelijke gedachte weg viel, sprong ik op, heb een huilbui gehad van hier tot Timboektoe, maar de dood was overwonnen! Nooit meer bang zijn!

Dat is de mooiste gift van God. Dat Woord! Maar wil je zoeken naar een antwoord?  Naar welke gave ben ik bezig te ontwikkelen, want er staat duidelijk in Corinthe: het is tot welzijn van allen.

Er staat een woord, dat te maken heeft met: ‘wat alles samen voegt’. En dàt is mooi!  Zo sluiten we steeds verder op elkaar aan. Samenvoegen. Dáár zijn al die eigenschappen op gericht.

Over déze dingen moet je het eens hebben tijdens de koffie. Je mag het best over je familie hebben en je caravan… maar je zoekt toch met z’n allen naar déze wezenlijke dingen?

Dan heb je het tenminste ergens over….

Mag ik even iets herhalen over de Emmausgangers? Die twee gasten? Bij de Bijbelstudie heb ik het al genoemd. En die lopen daar in het donker, en ineens komt daar iemand bij lopen. Hoe zou jij dat vinden? Je loopt met een vriend en ineens komt daar iemand bij lopen.

En wat vraagt Hij? Waar hebben jullie het over? Vind je dat een inbreuk op je privacy of zo? Hoe vind je dat nou? Waar hebben jullie het over?

Of zeg je: goh, wat leuk, te gek, doe mee.

En wat geeft die Man? Bijbelstudie! Beginnend bij Mozes gaat Hij de Schriften weer uitleggen.

Dit is maar een zijstraatje hoor, maar het gaat er om dat de Schriften, en dat betekent, dat de Woorden van God, die door hele trouwe en geestelijke mensen zijn opgeschreven; denk aan David met z’n 73 Psalmen, dat ze tot Léven komen! Om een ander tot steun te zijn.

Dat het verlangen van God, uitgedrukt in het Oude testament vervuld wordt in het Nieuwe, en Jezus is daar mee begonnen.

Het gaat om de vervulling! Ja, dat is mooi!

Trouwens, nog een vraag, wanneer is de laatste keer geweest dat jij, na een gesprek met deze of gene, of hier, dat jij persoonlijk om handoplegging hebt gevraagd?

Ik vraag het zomaar. Bij mij was het ongeveer een maand geleden, en het heeft zo goed geholpen.

Geloven wij nog, na alle avonturen en de wildwestverhalen van de jaren zestig en zeventig, nog in de sterke kracht van handoplegging, dat heeft nl. te maken, dat je gelooft dat het de handen van God zijn.

Want als ik zwak ben, kan ik iets krijgen van Hem. En daar heb ik mijn broers en zusters voor nodig. Want al die lui die in hun eentje bezig zijn, daar geloof ik niet meer in hoor. En dan nog héél vroom zeggen: ‘samen met de Heer en samen met God’. Niks daarvan! Met je broers en zusters! We vormen toch een gemeen-schap en geen optelsom van individuen?

Als je wonden hebt, vorige week is het nog gezegd, dompel het onder in gebed. Toen dacht ik: wat voor gebed?

Dompel het onder in het gebed van je broer en zus, want je hebt vóórbede nodig!

Het gezamenlijke gebed zal verhoord worden.

Man, man, we hebben de geestelijke inzichten van elkaar vóór elkaar nodig. Dus het is toch prachtig als je een talent kan ontwikkelen om een ander tot steun te zijn?

Iedereen kan het wel dromen: ‘heb je naasten lief’. Ja toch? En wat betekent die naaste dan voor mij?

Ik hou van een dokter die mij geneest. Je naaste is iemand die jou barmhartigheid bewijst. Dus het is je geraaie om je naaste lief te hebben, want hij heeft een genezende uitwerking op jou.

Hij bewijst jou barmhartigheid. Dat heeft Jezus duidelijk gezegd. Dus als ik ergens mee zit, mij ontbreekt iets, of ik wil graag iets hebben, of ik zoek iets, of ik moet ergens van af….., noem alles maar op, dan heb ik die naaste nodig.

Ik moet het eerst vertellen, dat is dat gesprek, en dan kun je gezamenlijk ergens voor bidden. Want jongens, als we kerkje gaan spelen, dan is er iets mis.

Geloven wij nog in de handoplegging; en daar bedoel ik niet iets zweverigs mee, maar dat God je aanraakt, Zich verbindt met je, en dat je zegt: nou komt tot leven wat in mij zo lang dood geweest is.

Want we kunnen allemaal geloven dat we geestelijk zijn opgestaan, en we zingen onze voering uit de strot, maar het gaat er om: komt jouw zieleleven tot ontwikkeling, al die prachtige eigenschappen in je.

Je weet niet half hoeveel eigenschappen er in je zitten!

Dat die eigenschappen tot ontwikkeling komen en dat de Geest daar Leven aan geeft.

Wanneer was de laatste keer dat jij persoonlijk de handen hebt laten opleggen door broers of zusters. Als dat erg lang geleden is, dan denk ik: hoe hou je het uit?

De Geest wil Zich manifesteren, en daar zit het woord ‘manus’ in, en dat is het Latijnse woord voor ‘hand’. Gods hand.

Het is vanochtend ook al een paar keer gezegd, maar dat valt mij op omdat ik het er ook over wilde hebben.

De hand van God, jouw handen.

God zoekt handen. Hij wil graag handelingen van de apostelen, en niet

de prakkisaties (?) en de toestanden.

Kijk, als ik mijn kop stoot, dat gebeurt wel eens, of m’n neus, dan is het grappige dat mijn hand er het eerst naar toe gaat. Is je het wel eens opgevallen, dat als je je ergens bezeert, dat je hand daar naar toe gaat? Dat vind ik toch een heel mooi gebaar. Een heel mooi iets, dat je de hand van een ander toelaat op jouw pijnlijke plek. En dan heb ik het niet over de pijnlijke plek in je lichaam, maar een pijnlijke plek in je ziel.

Durf je een hand toe te laten?

Ik weet dat sommigen, van vroeger dan, zich soms zomaar door willekeurige genezers die rondtrekken, of machten-binders, van die snelbinders, dat ze zich zomaar door wildvreemden de handen laten opleggen, want daar was het te halen…..

Jongens, wat een ongeloof! Terwijl er mogelijkheden in je broers en zusters zitten. Die kun je vertrouwen, want die ken je.

Ik vind het ook heel belangrijk dat je je de handen laat opleggen door iemand die je vertrouwt. Niet zómaar doen.

Dat wou ik zo graag eens nieuw leven inblazen. Het opleggen van handen bij innerlijke genezing, doop met de Geest. Zelfs het ontvangen en ontwikkelen van een gave van God.

Paulus schrijft daarover aan een leerling van hem, Timotheus, dat doet hij twee keer, in beide brieven.

Hij zegt: er zit een gave in je, die heb je gekregen door handoplegging, verwaar-loos hem niet; veronachtzaam hem niet.

Doe er wat mee!

En in de tweede brief zegt hij: ‘wakker het aan’. Daar staat werkelijk een werkwoord waarbij je een vuurtje weer wat hoger opstookt. Oprakelen, even blazen.

Die gave moet je niet veronachtzamen Timotheus! Dat is zó belangrijk!

En het mooie is, dat het hier allemaal te krijgen is. Snap je nou de uitdrukking: ‘vraag wat ge maar wilt?’ Ja, dat heeft een diepere dimensie als je dat ziet in de context van de gemeente.

We kunnen elkaar aardig wat geven hoor! Geestelijke schatten; het kost je niks, want Jesaja zegt: ‘komt, koopt….zonder geld’, dat zegt hij er uitdrukkelijk bij.

Dat is dan geen kopen meer hè?

Sommigen zeggen: ‘ja, tel je zegeningen’. Nou, noem ze, en dan beginnen ze verdikkeme allemaal natuurlijke dingen op te noemen; huis, het boompje etc….

Maar we zijn toch gezegend met geestelijke zegeningen? Noem dié nou eens!

Welke geestelijke zegeningen heb jij gekregen? Want anders ben je toch weer bezig met een aards christelijk leven, en om dit leven dan maar zo goed mogelijk door te komen. En daar liggen je wensen, daar liggen je gebeden.

Och jonge, je bent uit de hemel gevallen!

Zoek toch eerst het Koninkrijk. En waar is dat? In mijn broeders en zusters! De tempelschatten, Psalm 27. Ga maar op zoek naar die tempelschatten.

Ik herinner me van één van ons, ik weet niet of hij er vandaag is, maar ik zei: volgens mij begint zich die en die eigenschap in jou te ontwikkelen. Dat heb ik een jaar of tien geleden al tegen hem gezegd. En toen zei hij: ‘je kon best wel eens ‘geliek’ hebben’.

En de vorm waarin Hij dat giet, doet Hij op zo’n originele wijze, dat je zegt: het is niet de ‘geijkte’ vorm van een profetie: zo zegt de Heer, maar Hij geeft één keer, twee keer een gedachte door, en het werkt als een profetie. Snap je?

De vorm is niet zo belangrijk, wel de inhoud!

Ik weet dat sommigen nooit om hulp vragen hoor.

Echt nooit! Dat zijn Hubo-christenen. Ze doen alles zelf. ‘Ja, het gaat met mij wel goed….’

Soms is dat zo agressief dat ze zeggen: waar bemoei je je mee Sik!

Jonge jonge, je ziet niet half hoe agressief je eigenlijk bènt. Zèlf doen…..

Het kan zijn dat je een ander niet vertrouwt. Zou je daar dan niet eens voor kunnen laten bidden? Ja, maar wie dan hè?

Ja, als je op een eilandje zit, dan zit je alleen….. Ja, Jesaja zou zeggen: ze weigeren zich te laten troosten.

Troosten is gewoon ‘helpen’ hoor. Dat weigeren ze. Laat me maar; om wàt voor redenen ook.

Of er zit nog een stuk wrok uit het verleden, en dat werkt nog steeds. Al dertig jaar werkt die wrok. Met andere woorden: je komt geen stap verder.

Kijk, wij leven in een, wij zeggen, geestelijke wereld, maar ik zeg het vandaag even wat anders: wij leven in een wereld van geesten.

God is Geest, waar of niet! En wie uit de Geest geboren is, is geest, zegt Jezus, geestelijk. Denk eens aan de goede engelen, dat zijn geesten. Denk eens aan de kwaaie engelen, dat zijn ook geesten. En de menselijke geest.

Johannes zegt: ‘Als ze wat van je moeten, of als ze naar je toe komen, dan heb je wel nodig dat je die geest eerst een beetje beproeft, want voor je het weet, word je opgelicht.

Beproef ze maar of ze uit God zijn! 

Dat slaat niet op engelen zo zeer, dat slaat ook op mensen.

Mensen die zeggen: ‘ik kom met de Heerrr aan de voordeurrr bij u… Ja, dat zal wel joh. Dan vertrouw ik het al niet, daar moet ik niks van hebben.

Onderscheid van geesten! Hebben we dat nodig? Nou en of!

1 Cor. 12:7-11.

Wie krijgt nou de openbaring van de Geest? Het staat er: iedereen!

Kijk, als je hier achter zo’n ding (katheder) staat, dan val je wat op, en dan denken ze ook nog dat je voorganger bent. Nonsens!

Aan een ieder! Want wat heb ik de openbaring van de Geest in een ànder nodig om zèlf aan het licht te komen.

Snap je? Het is tot welzijn van allen.

Aan een ieder wordt de openbaring van

de Geest gegeven tot welzijn van allen. Aan de één door de Geest gegeven met wijsheid te spreken.

Dat is niet filosofie, maar wat kan één opmerking je leven totaal veranderen.

Ken je dat? Ik heb het nou niet over het negatieve, want dat is met mij ook gebeurd. Maar één zinnetje, één woord soms. Nou, als dàt geen wijsheid is, dan weet ik het niet meer.

Want wijsheid heeft te maken met ‘wijzen’. Dan wijst iemand je weer een richting.

Zo van: ‘oh, ik kan dié kant uit, och, nóóit gezien!’ Door één opmerking!

Daarom is het zo belangrijk om tijdens de gesprekken die je hebt, dat je door die Geest van wijsheid geleid wordt. Dat je denkt: wat zal ik nou eens zeggen.

– Met kennis te spreken. Dat heeft niet zo veel met Bijbelkennis te maken, al kun je daar niet zonder, maar het gaat om het kennen van de gedachtenwereld van God.

Dáár gaat het om. Dan leer je Hem kennen.

Als ik iemand wil leren kennen….ach, Mariet heeft zoveel pogingen gedaan bij mij in het begin, ‘zeg eens wat je denkt’, en ik zat helemaal op slot. ‘Ik wil je leren kennen, vertel wat je denkt’.

Maar ik vond het niet interessant wat ik dacht; ik vond ook stom wat ik dacht, dom.

Maar ze heeft me tevoorschijn gepeuterd.

Mooi hè? Want wat kan dat diep zitten!

– Een geloof door diezelfde Geest. Ja!

Elk mens heeft geloof hoor. Ja, maar als je God gelooft, dat te pakken krijgt, dat je gaat geloven wat God ook gelooft, nou, dat bewerkt de Geest.

– Gaven van genezingen. Dat is niet alleen lichamelijk hoor.

Ik heb een jongetje gekend, dat was de stomste jongen van de klas, op de LTS. Toen is daar voor gebeden, en er is toen een soort bedekking van dat jochie z’n verstand afgehaald. Het waren allemaal rode cijfers die hij had, we schreven toen nog alle onvoldoendes met rood in het rapport.

Toen is daar een bedekking afgehaald. En hij begon voldoende te scoren. Hij hoefde z’n best niet meer tien keer erger te doen dan hij kon, het arme joch.

Er lag een bedekking over.

En nu ging het verstand, wat van het werkwoord ‘verstaan’ komt, het bevat-tingsvermogen, het begripsvermogen,

weer werken: Oh, nou snap ik het!

Ik heb wel eens tegen een meisje gezegd wat niks snapte, wat is dat triest, en ik had wat uitgelegd en ze snapte er helemaal niets van, ze dook ook weg achter een ander, nou, dan vraag je: ‘wie van jullie snapt het?’ Ja? Nou, leg het dan ook maar eens uit, daar zijn ze dan niet zo blij mee. Maar ‘wie van jullie snapt het niét?’

Maar ik had zo’n sfeer in de klas, dat ze dat wel durfden te zeggen. Dus dan nog maar een keer uitleggen. Dan blijven er altijd nog een paar over.

Ik ging toen naast dat meisje zitten, die er niets van snapte, en ik zei: ‘je snapt er niks van hè?’ Ze had de tranen in de ogen: ‘nee, ik snap er niks van’.

Ik zei toen: ‘joh, wat kan jou het schelen, dat stomme Nederlands’. Ze keek me aan alsof ik vloekte in de kerk. Een dag later begreep ze het.

Dit is maar een voorbeeld. Ik heb niet met dat kindje gebeden, ik heb gezegd hoe relatief eigenlijk dat vak is. En een dag later snapte ze het omdat de angst weg was!  Want door de angst om iets niet te begrijpen, klap je ook dicht.

Dus die mensen kunnen bevrijd worden.

Het is maar een voorbeeld ervan.

Je kent de uitdrukking: gebondenen.

Stel je maar eens iemand voor die aan handen en voeten gebonden is; touwen om de polsen en om de enkels. Hoe krijg je die nou los?

Dan hoef je geen boze geest te binden, want die is al lang weg. Die heeft er wel een paar touwtjes omheen geslagen.

Want Jezus zegt: ‘Ik ben gekomen om de werken van de boze te verbreken. Dàt was Zijn werk.

Ik hoor het wel eens iemand zeggen: ‘ik kan niet voor- of achteruit. Nou, dan ben je dus vastgebonden.

Nou, een touw kun je doorsnijden, dat kan in één keer helpen. Je kan ook de knopen ontwarren na een gesprek, dat iemand uit de knoop komt. En als het een ketting is met een slot, zoek dan dat sleuteltje. Als je het slot hebt opengemaakt dan is iemand bevrijd. Gewoon door het woord!

Wat zeg je tegen iemand met een ingevreten minderwaardigheidscomplex?

Zoek dat sleuteltje! Ja, en je vindt het hoor! En je vindt wat je zoekt om een ander  ten dienste te staan! Om die ergens uit los te krijgen. Ik vind dat zo ontroerend dat je daartoe geroepen bent.

(Monika knikt, ja, je snapt me hè?).

– Profetie, onderscheid van geesten; nou, als er iets nodig is in deze tijd, dan heb je dàt wel nodig! Maar daar ga ik niet verder over door.

– Allerlei tongen. Dat klopt, ik geloof dat ik wel dertig verschillende talen heb. Het is elke keer weer anders. Maar het gaat me er niet om dat ik dat doe, maar het gaat me er om dat ik versta wat ik zeg! Dat er in mij vertolkt wordt wat de Geest wil zeggen.

– Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest die een ieder in het bijzonder toe-deelt gelijk Hij wil. Dat is geen willekeur, maar dat wil Hij! Dàt staat er!

Hij wil iedereen een mogelijkheid geven  ten dienste te zijn voor het welzijn van de hele club.

Stel dat je een gezin hebt met kinderen en een vrouw; man zit op de bank, en hij schreeuwt de hele dag: ‘ik ben bij je, ik ben bij je!’ Hij zingt zappend tussen de kussens. En die moeder staat daar in de keuken en ze kijkt eens naar haar man, die steeds zegt: ‘ik ben bij je, ik ben bij je om mee te gaan’.

Nou, wat zou die vrouw na een uur zeggen? Doe normaal man! Beweeg! Doe iets! Want anders blijf je hangen in een heel sentimenteel christendom: ‘Ik ben bij hem, en hij is bij Mij, en ja, en dan?’

Wat doe je! Wat doe je er mee? 

Ik mis in 1 Cor. 13 één woord, maar dat gebruikt Paulus wel in andere brieven, dat vind ik wel een mooi woord: de liefde verbindt!  En bij verbinden denk ik ook aan het verbinden van wonden.

Jezus heeft een verbond gesloten met ons, met de mensen. Dus die liefde verbindt mensen onderling; Paulus noemt het zelfs de band der volmaaktheid, nou, ik leg het maar zó uit, want anders zit je weer met een raar begrip; zó word je volwassen! Geestelijk!

Maar durf jij je wonden te laten verbinden? Dan zul je ze eerst moeten laten zien. En dan denk ik: er is in de loop der jaren zoveel gegroeid aan liefde en vertrouwen onderling, zeg het maar! Niet aan iedereen.

Zoek een paar vertrouwelingen, twee of drie, zegt Jezus, dat is zat.

En vertel maar waar je mee zit. Waar je diepste verdriet zit, zeg het maar. Of je frustratie. Dan kun je daar samen voor bidden. De liefde verbindt.

Of je kijkt naar de scherven van je bestaan en je zègt misschien: de Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets…, maar wees nou eens eerlijk, wat ontbreekt er wèl aan? Zeg het eens…..

Misschien is er gewoon een gapend gat in je bestaan; dat je met verbijstering naar je leven staart en zegt: ‘is dit het nou?’

Er is een filosoof, ik ben z’n naam kwijt, maar hij heeft het boek de Wolfsklem geschreven. Hij werd geïnterviewd, en  vertelde allerlei dingen, echt een knappe vent zeg, zo ongelooflijk. En toen had de interviewer de moed om hem de vraag te stellen: ‘maar waar loopt het nou voor u op uit?’

Die man sloeg toen ineens dicht, hij verkreukelde, snap je wat ik bedoel? Het enige wat hij nog zei, was: ‘ik kijk in een gapende afgrond’. Dat is wat! Hij heeft ook suïcide gepleegd.

Er zijn mensen die kijken naar hun bestaan en zeggen: ‘is dit het nou?’

Dan denk ik: laten we mekaar met dat evangelie ondersteunen, weer leven inblazen. Geneest de gebrokenen van hart. Dat zijn de scherven.

Of je hebt een visie op jezelf die helemaal niet klopt, want je hebt altijd in de verkeerde spiegel gekeken. Je hebt een verkeerd beeld van jezelf.

Dat ik langzamerhand een beetje gelukkig werd met mezelf, want dat zeg je niet, dat is begonnen toen ik merkte, dat God gelukkig is met mij. Dáár is de genezing begonnen. Dus het begint in dat Koninkrijk van Hem, om de voort gejaagden weer eens wat rust te geven, ook in evange-lische kringen; een jachtpartijen daar hoor!

Wonden van vroeger die nooit zijn uitgedrukt, zegt Jesaja ergens. Dat ettert maar door. Je hebt het nooit laten uitdrukken en reinigen.

En dan denk ik: er is maar één oplossing: laat je liefhebben. Durf je dat?

Of lach je alles weg, of wuif je alles weg?

Laat je eens liefhebben.

En dat liefhebben krijgt dan gestalte in één van die gaven waar jij behoefte aan hebt om je te genezen.

De liefde verbindt ons onderling, maar het is begonnen bij God in Jezus, die de mensheid een Hand gaf.

God had kunnen zeggen: wat daar over de aarde loopt, dat is Mijn Hand.

Jezus zegt ook ergens: als ik door de vinger Gods geesten wegstuur, dan is het Koninkrijk Gods over jou gekomen. Niet in je maar over je. Er staat ‘vinger Gods’, geen vuist. En maar stompen….

Nee, wijzen waar ze naar toe moeten. Dat is die vinger Gods.

En die Hand is zó genezend. Geloven we het van elkaar? God gaf de mensheid een Hand en Hij draagt je op Zijn handen; maar het gaat erom dat wij dat ook doen.

En als we nou willen zeggen: Uw Koninkrijk kome, en Petrus zegt: zullen we dat eens bespoedigen, dan kunnen wij dat doen.

Durven wij handen en voeten te geven aan de Geest, zodat het Koninkrijk Gods in ons bespoedigd wordt?

Er is aardig wat om over na te denken.

We hebben het gezongen: ‘Bouw Uw Koninkrijk in ons’, dan mag je best nagaan: hoe dan?

Durven we dat aan met elkaar?

 

Duurt Sikkens d.d. 04-04-2010

 

 

Hagar (Duurt in Groningen / sept. 2006)

Hagar Genesis 16 en 21

Ik wil het vanmorgen met u hebben over Hagar, de tweede, of de zoveelste vrouw van Abraham. Hij heeft bij elkaar verscheidene vrouwen gehad hoor. Als hij hier binnen zou wandelen, zou je er wat van zeggen….. Hagar betekent ‘vlucht’. Ze was een Egyptische slavin. Het staat allemaal in Genesis 16 en 21, daar hebben we het straks nog wel even over. Maar eerst iets over Hagar zelf. Zij werd vrouw nr. 2 van Abraham. Wie stelde dat eigenlijk voor? Zijn eigen vrouw, de eerste. Waarom? Nou, Sara kwam met het idee, want haar was een kind beloofd en dat duurde nogal een tijd, toen zei ze tegen Abraham: ‘verwek er alsjeblieft één naar het vlees’. Want Izaak zou niet naar het vlees verwekt worden. Daar hoefde Abraham niets voor te doen. Wist je dat? Het is een kind van de belofte! Dus hij is niet naar het vlees verwekt. Net zoals Jezus. En Izaak is altijd een beeld geweest van Jezus. Er wordt trouwens in Genesis ook het minste verteld over Izaak. Dat zijn allemaal van die dóórdenkers.

Naar het vlees verwekken, waar is dàt nou een beeld van? Dat zijn christenen, natuurlijke gelovigen, ze geloven wel in God en in Jezus, maar ze hebben het altijd over hoe je je op aarde dient te gedragen. Ze hebben het ook over de christelijke levenswandel: ‘hoe kom ik over bij de buren, ben ik een braaf jongetje op school’, enz. Ja, je moet een voorbeeld zijn voor de straat. Het is aards. Jacobus zegt heel simpel: ‘weet je wat aards is? Dat is ongeestelijk’. Dat is nogal logisch, maar het is wèl zo. Dat zijn dus natuurlijke gelovigen. Ze gebruiken de Geest, laat ik het zó zeggen, om hun aardse idealen te verwezenlijken. Terwijl God juist van Zijn Geest heeft gegeven om Zijn ideaal te verwezenlijken. Anders bedroef je de Geest. Op het laatst is het duf en uit, ja, je hebt het maar druk met de Heer, maar het lijkt nergens meer op. Je gebeden gaan ook altijd over natuurlijke dingen. Dat het allemaal maar goed mag komen, al het natuurlijke, je baan, je kinderen etc. Eindeloos over de zichtbare dingen. En je getuigenissen gaan ook over natuurlijke dingen. Hele verhalen over wat je nu weer is overkomen. Ik noem het allemaal maar christelijke soap. En die series bestaan al zo lang. Ja, je bidt overal voor.

Ik ken iemand die bad vroeger altijd tot Maria, ze bekeerde zich, maar heeft toen alleen maar Maria vervangen door ‘de Heer’. En de gebeden zijn hetzelfde gebleven. Dus er is wezenlijk niets veranderd.

En Jezus heeft zó vaak gevraagd, al als jochie van twaalf jaar: ‘wees toch eens bezig met de dingen van je Vader’.

Later zegt Hij: ‘Zoek nou eens dat Koninkrijk’. Dié dingen. En de rest dan? Ach, wat kan jou dat schelen, daar hoef jij je geen zorgen over te maken, wees bezig met die dingen, de rest komt vanzelf in orde. En dat is een behoorlijke omschakeling. In het begin van het volle evangelie ging dat wel eens een beetje fout.

Weet je wat bij zulke mensen vooral ook hoog staat? De dienstbaarheid. Dat staat bij hen hoog in het vaandel.

Eindeloos  dienen. Ik heb er braaf aan meegedaan hoor. Ik heb het dus ook over mezelf. Ik dacht echt, met overtuiging, dàt is het! Totdat Jezus me duidelijk maakte dat Hij was gekomen om ons te dienen. Héé…. Dus het woord ‘godsdienst’ kun je helemaal omdraaien. Je kunt zeggen: ‘Jezus is de Weg’. Een veel misbruikte tekst. Welke weg? Het is de weg die God bedacht heeft om de mensen weer bij Zich te krijgen. Dus het is de weg van God naar mensen toe. Hij zoekt je op. Heb je die weg gevonden? Dan wandel je over die weg naar God toe. Dus het initiatief ligt bij God. Hij heeft ons eerst lief gehad. Hij zocht ons gewoon. Dàt is wat, dat iemand op zoek is naar jou? Hij mist je zo. Maar ja, die dienstbaarheid…..dat zit zó diep bij gelovigen en ook bij ex-gelovigen. Zó diep!

Vanmorgen had ik het er met mijn vrouw nog over, en we dachten, dat komt natuurlijk nog voort uit dat ellendige, vervloekte schuldgevoel. Je bent schuldig om te dienen. Dat vage schuldgevoel. En dat moet je dan toch compenseren dus: ‘hoe kan ik de Heer dienen om te laten merken dat ik echt van Hem houd’. Je zal zo’n huwelijk hebben.

Een man of vrouw die elke morgen smeekt en bidt: ‘wat kan ik voor je doen’. Dat is toch erg? Dan word je een slaaf, want je werkt dan voor een loon.

Zo van: ‘zie je wel hoe hard ik voor u werk?’  Ze moeten altijd wat. Maar, met het vrome sausje: ‘voor de Heer’. Want dat moet het dan weer goed maken. Ze moeten altijd wat!  ‘Wat wilt U dat ik doe?’. Daar heb je de vraag. De man die aan Jezus vraagt: ‘wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ Die lui willen altijd wat doen.

Vraag: ‘Wat heb jij gedaan om het eeuwige leven te krijgen?’ Niets toch? Je bent Jezus gaan geloven. Hij zegt: ‘hier is het eeuwige leven, wil je het hebben?’ En je hoeft er niets voor te doen. Hier heb je het, alsjeblieft! Dat is nou alles. Voor niets dus. Want als je er wat voor  gedaan had, zou het een beloning zijn. Ja toch?

Een arbeider is zijn loon waard. Wat moet je trouwens doen voor een erfenis, die al vast ligt voor jou? Gewoon wachten op de dood van degene die jou wat nalaat.

Maar je kent je Heer niet als je alsmaar bezig bent met dat doen. Je beperkt jezelf in je leven. Weet je dat?

Ken je van die mensen die zeggen: ‘ik zal voortaan altijd dit doen, en ik zal voortaan altijd dat doen. Lees je bijbel, bidt elke dag, kom op, dóe iets voor de Heer’.

Daar heb je het al. Waar wordt dat uit geboren? Niet uit liefde. Misschien bedoel je het wel uit liefde, maar het wordt omgebogen naar slavenwerk. Je bent niet vrij. Eigenlijk ken je je Heer niet. Dat zeggen Jezus en Petrus ook. Jullie kennen Hem niet, je snapt er helemaal niets van.

Maar ja, als je jezelf een stevige discipline oplegt, dan denk je dat dát discipelschap is. Ga maar gewoon door joh, op het laatst zit je in een klooster. (Gelukkig heb ik claustrofobie, het woord klooster komt van clausterum). ‘Zie je wel wat ik allemaal doe? Nou, waardeer dat eens’. Dat is levensgevaarlijk. Je bent continue bezig, zoals dat tegenwoordig heet, met je eigen ding. Ik doe mijn ding. Ken je die uitdrukking? Het is een letterlijke vertaling uit het Engels hoor, ‘my thing’.

Jezus zegt: ‘Ik ben ook bezig met Mijn ding, de dingen van Mijn Vader’. En dan mag je je afvragen wat dat dan voor dingen zijn. Ik zal eens voorlezen wat ik bedoel. Gelukkig heeft Jezus daar een uitspraak over gedaan. Dan kun je je nooit meer vergissen.

Het staat in Luc. 17:7: ‘’Wie van jullie zegt tegen zijn slaaf, die voor hem ploegt, en het vee hoedt… (ken je die mensen in de gemeente), als hij van het land thuis komt dan zegt hij, nou joh, kom jij nu maar gauw aan tafel”. Dat zegt hij toch niet? Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: ‘Nou, als je dan tòch een slaaf bent, maak dan mijn maaltijd gereed, schort je kleren op en bedien mij, totdat ik klaar ben met eten en drinken, en daarna mag jij ook eens een keertje eten’.

Gaat hij die slaaf soms danken om wat hij deed wat hem bevolen was? Hij had alleen maar gedaan wat hij moest doen! Dan zegt hij: ‘als jullie alleen maar gedaan hebben wat jullie bevolen is, dan ben je een onnutte, waardeloze slaaf’.

‘We hebben slechts gedaan wat wij moesten doen’. Je hebt dan van het geloof, het christendom, nog niets begrepen. Je zit onder de knoet.

In Joh. 8 zegt Jezus tegen mensen die aanvankelijk in Hem geloven: ‘Zal Ik jullie jullie eens vrijmaken?’ Hun eerste reactie was: ‘Vrij maken? Zijn we soms slaven?’

Dat bedoelde Jezus nou juist. En dan zegt Hij: ‘Een slaaf blijft niet altijd in het huis, maar een zoon wel’.

Prof. Brouwer vertaalt het prachtig: ‘Een slaaf heeft geen blijvende plaats’. Geen domicilie, het is een werkezel. Maar hij valt niet onder de erfenis.

‘Zijn wij soms slaven?’. De manier waarop ze dat dan zeggen, betekent dat dat waar is. Nauwgezette plichtsbetrachting, dat is toch geen leven? Net als de broer van de verloren zoon. Dat was wel een beetje een vrome eikel hoor: ‘Ik heb altijd zo mijn best gedaan, dag en nacht voor u gezweet.’ Nou, zegt die vader, je snapt er nog helemaal niets van. Ik wil een feestje bouwen. Voor die vent? Ja, voor die vent! Hij was dood! Dat is toch prachtig! Wat een instelling had die vader.

Ja, maar dat is tegen de gevoelige schenen van de plichtsbetrachters.

Ja, de slaaf is geen erfgenaam.  Ze krijgen wel geschenken, dat wel, je deelt wel mee in allerlei dingen en voordelen. Maar wie erft, ontvangt niets uit verdienste, maar na iemands dood krijg je wat. Wat hebben wij geërfd? Is Jezus dood geweest? Ja, echt dood hoor. De Hebreeënschrijver vertelt daarover: ‘Er moet van diens dood melding gemaakt worden’. Wie heeft er melding gemaakt van de dood van Jezus?

Nou, verscheidene, denk ik, en Hijzelf ook.

Hij is echt dood geweest en iedereen kon het zien. En wat is de erfenis die wij  hebben gekregen? Dat is de heilige Geest hoor. Met de Geest van God heb je eigenlijk alles gekregen. Dàt is die prachtige belofte, waardoor je in het land van de belofte komt. En dáár ga je wat doen. Dat ga je ontginnen. Maar dat is een ander verhaal.

Als de Geest van God in je woont, dan is het koninkrijk Gods binnen in je. Dus ga niet overal heen want dáár is het…. Nee, zegt Jezus, doe dat maar niet, geloof nou dat het binnen in jou is.

Tegenwoordig zie je heel veel mensen op zoek naar geestelijke dingen, spiritualiteit. Vaak verbonden met de dood. Maar de mensen zijn wel op zoek en op het laatst zullen ze het ook wel de christus noemen. ‘Hier is de Christus, daar is de Christus’. Maar je moet dan vanuit jezelf aan zelf-verwerkelijking doen, op zoek naar jezelf…. Ik snap dat allemaal best, ja, ik heb het zelf ook gedaan, maar ik kon het niet vinden. Ik kon mezelf niet vinden. Maar wat zegt Jezus hierover, als je Hem zoekt: ‘Hij is niet in je binnenkamer’. Ken je die uitspraak van Hem? Matth. 24. Hij is niet in de woestijn, zegt Hij, maar ook niet in je binnenkamer. Daar zit Hij van nature niet in. En ik hoor dominees en pastores en ongelofelijk veel mensen zeggen en schrijven: ‘De Christus zit van nature in de mens en Hij moet van lieverlee vrij gemaakt worden, en de eerste, bij wie dat lukte, dat was Jezus, en daarom was Hij de Christus’.

Tja, het is een manier van denken, maar het is niet uit God. Hij is niet in je binnen-kamer! Wat een vooruitziende blik van Jezus hè? Maar als Hij woning maakt in je, dan woont Hij in je. Dit was even een zijspoor.

Het gaat dus over natuurlijk christen zijn en geestelijk christen zijn. Dat staat tegenover elkaar hoor! Degene die daar de meest radicale uitspraken over heeft gedaan is Paulus. Hij zegt: ‘het verdraagt elkaar niet eens’. Hij heeft dat uitgewerkt in een brief aan een gemeente in Galatië. Daar liep het allemaal perfect. Alles liep op rolletjes, alles onder controle.

Paulus schrikt zich kapot. Hij zegt: ‘wat gebeurt hier?’ Die gemeente wilde een soort volkomenheid, een soort zoonschap, wat dat ook mag zijn, bereiken, door volmaakt te zijn in aardse goede werken. Misschien wel veel zendelingen uitstoten en veel activiteiten ontplooien, en alles ‘voor de Heer’. Halleluja!

Paulus kijkt dat eens aan en schrikt zich wezenloos. Die mensen hebben het wel druk hoor, hun agenda staat hartstikke vol.

Maar Paulus schrikt zich lam. Weet je hoe hij, en ook Jezus, dat noemt? Eindeloos actief zijn en maar niet meer geestelijk bezig zijn? Slapen!  Dat klopt, want als je slaapt, ben je niet actief op aarde, maar als je geestelijk slaapt ben je niet actief in de hemel. Maar je hebt het wel druk.

Paulus zegt: ‘Gij onverstandige Galaten’. Maar dat staat er niet. Er staat: ‘Zijn jullie gek geworden?’ Er staat echt het woord ‘gek’. Zijn jullie nou helemaal……? Dat zegt Paulus.

Je zal dat maar te horen krijgen als club op zondagmorgen. Maar Paulus durfde dat te zeggen.

Ik heb een paar vertalingen bij elkaar gehusseld, en dan zegt hij eigenlijk het volgende: ‘Hebben jullie je verstand verloren? Wie heeft jullie betoverd? Ik wil maar één ding van jullie weten: hebben jullie nou de Geest ontvangen door de wet na te leven, of door te luisteren en dat te geloven? Zijn jullie helemaal mal? Je bent begonnen in de geest, maar volmaakt geworden in je eigen kracht. Dat kàn toch niet?’ Dat staat er. Gevuld met de hele emotionele lading van Paulus met het verdriet in z’n ogen. Moet je nou eens kijken wat er van geworden is na zoveel jaar. ‘Trouwens’, zegt hij ‘jullie liggen onder de vloek’ Ook dat staat in de Galaten. Want wat brengen de aardse werken voort? Vraag maar aan Adam. Dorens en distels.

Dus iedereen loopt zich in die gemeente ook nog kapot te ergeren aan iedereen. Dat zijn dorens, dat is stekelig en prikkelend, het levert niets op en er komt geen vrucht aan. Dat was een raar zooitje, ze snappen er niets van.

De oude vloek van Adam is dat je niet vrij bent en je kent God niet en je kent de Zoon ook niet. Je hebt wel mooie liederen, maar je kent Hem niet. Je profeteert misschien ook wel in Mijn naam, zegt Jezus een keer ergens, maar Ik ken je niet. Wie ben jij?

Genesis 16: Sara zegt tegen Abraham: ‘stuur dat mens weg, die Hagar’. Waarom dan, vraag Abraham. ‘Nou, ze maakt me belachelijk’, zegt Sara. En Sara kon daar niet tegen. Zij als een slavin wèl in verwachting en Sara dus niet. Hagar zat haar er wel mee te pesten, dus Sara werd nijdig.

Dat is goed, zegt Abraham, en stuurt Hagar weg. Vers 8 zegt: ‘En de engel des Heren trof haar aan bij een waterbron in de woestijn’. Dan komt hij namens God met een vraag: ‘Hagar, slavin van Sara, van waar kom je en waar ga je heen?’ Dat zijn de oervragen in je menselijke bestaan. Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Wat wil je?

Ik heb een sticker die in mijn vensterbank is geplakt, dat zit er al jaren, en ik lees dat elke dag weer: ‘Wat wil je nou?’ Meer staat er niet op. Maar wat wil je nou eigenlijk? ‘Ik wil héél veel voor de Heer doen!’ Nou, dan ben je een slaaf.

Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Nou, zegt Hagar, ik ben op de vlucht.

Ik zou de vraag nu bv. zó kunnen stellen, en dan zeg ik in plaats van Hagar: ‘mensenkind, slaaf van de Heer, waar kom jij nu vandaan en waar ga jij naar toe?’ Je bent een slaaf!

Nou, zegt de engel: Ga maar weer terug en onderwerp je nu maar, dat betekent dat je je slaaf-zijn ondergeschikt maakt aan het vrij-zijn. Dat is een doordenker.

In welke mate ben ik nog een slaaf van allerlei dingen en wil ik dat ondergeschikt maken aan vrij zijn.

Wat wil je liever? Vrij zijn of niet? Dat moet je eens vragen aan schoolkinderen: ‘jullie mogen kiezen….De hele school is binnen 5 seconden leeg.

Maar de engel geeft Hagar wel een belofte, want geschenken kun je altijd krijgen als je slaaf bent. Maar een natuurlijk christen zijn is vers twee.

In vers 12 staat nog iets over wat voor mensen dat oplevert, over Ismaël. Daar staat: ‘hij zal ten aanschouwe van zijn broederen wonen’. Maar letterlijk staat daar dat hij er tegenover gaat staan.

Het geestelijk christen zijn en het natuurlijk christen zijn verdraagt elkaar niet. Dat wordt geheid niets.

Er waren ontzaggelijk veel gelovigen in Jezus’ dagen, keurige mensen. Maar toen Jezus kwam en sprak over de vrijheid, werden dàt z’n tegenstanders. Heidenen worden niet je tegenstanders, maar mensen die zeggen dat ze in God geloven, dàt worden je tegenstanders. De grootste tegenwerking komt uit eigen kring. Dat verdraagt elkaar niet.

De geestelijke Ezau’s, – ik ben wel gelovig hoor – die zullen de geestelijke Jacobs altijd vervolgen.

De christenen naar het vlees zullen de christenen naar de geest vervolgen.

Dat baseer ik op een letterlijke uitspraak van Paulus. In Genesis 16 staat er iets heel ontroerends in vers 13. Ach, Hager voelt zich een beetje rottig, maar God sprak wel met haar, ze had wel heel veel kontakt met Hem, via een engel. En dan komt er iets heel leuks. Toen noemde zij de naam des Heren, die tot haar gesproken had. De Reiselvertaling zegt: ze noemde het karakteristieke van de Heer. En wat is nou het karakteristieke van God? Nou, zegt Hagar, ‘dat Hij mij zag’. Dat is nou typisch God.

Bij de mens is het: ‘uit het oog, uit het hart’. Maar bij God is het: ‘uit het oog? Dan ga Ik haar zoeken, want ze zit nog wel in Mijn hart’.

Daarom zegt ze: ‘U bent de God van het zien, U kijkt! Hier staat ‘aanziens’, maar dat is wat ouderwets. En, zei ze, ik heb hier ook omgezien naar Hem, die mij ziet. Letterlijk staat er: ‘Ik zag God, toen Hij mij zag. Ik had geen oog meer voor mijzelf’.

Ken je die mensen, die zichzelf minachten en in de spiegel proberen er nog wat van te maken? Maar eigenlijk zit je met jezelf zó in de knoop, en God ziet dat!

En Hij fronst niet z’n wenkbrauwen, maar misschien vult het zich wel met tranen: ‘Ach, mens, wat heb jij het moeilijk, vooral met jezelf. Ik zie je en Ik zal je eens vertellen wat Ik van je vind. Mag dat?’ Als je dat hoort, dan zal Hij bij jou ook de tranen van je ogen afwissen.

Maar ja, ik kom in het volle evangelie zo veel  mensen tegen die een geziene figuur willen worden. “Weet je wel wie ik ben? En hoe groot mijn gemeente is?”……

Je snapt er helemaal niets van. Jij hebt geen gemeente. Wees blij met een gemeente die jou beschermt!

Dus God stelt Sára wel in haar recht, want daar rustte een belofte op, maar Hij trok Zich het lot van Hagar wel aan. Dat ligt niet zomaar uit elkaar! En waar ontdekte zij dat? In vers 14: bij een bron; de levende die naar mij omziet. Dus als je God wil zien, dan moet je de bron zoeken. Bij een bron ontdekt je elkaar. Als je het niet gelooft moet je maar eens kijken naar Jezus en de Samaritaanse vrouw. Bij een bron ontdekte Hij haar. Dat betekent dat Hij er een bedekking van schaamte bij haar afhaalde. En toen zag zij Hem. Bij een bron, onthoudt dit maar goed, de Bron van de levenden.

Met andere woorden: als jij dus op God wil lijken, want dat zeggen een hoop mensen: ‘dat ik sprekend op U zal lijken’. Nou ja, spreken is nog tot hier aan toe, maar hoe is het met je handelen? Hoe kijk je dan? Met wat voor ogen kijk je naar elkaar? Goeie vraag hoor? En wil je ook gezien worden zoals je echt bent? Hoe ziet God jou? Want je hebt allemaal wel eens gehoord over ‘de verlichte ogen des harten’. Ja, bekende kreet!  Maar waar is het licht een beeld van? Van het leven, het licht is een beeld van leven: ‘er zij licht’.

Weet je wanneer je leeft? Als er van je gehouden wordt. Dan heeft het zin. Dus mensen, die het gevoel hebben dat er niemand van ze houdt, of er nu een stoornis is of niet, die zijn verschrikkelijk eenzaam. En het is niet goed dat een mens eenzaam is. Dat is slecht.

Maar als je merkt: ‘er wordt echt van me gehouden’, en je vertrouwt het eerst niet, dan stel je het maar op de proef. Maar er wordt echt van je gehouden. En dan begint er een genezingsproces in je persoonlijkheid. Dat wil ik je wèl vertellen.

Ik heb wel eens tegen iemand in de gemeente, die in zo’n situatie was, gezegd: ‘Je kan nooit van mij en van mijn vrouw afpakken dat wij van jou houden’. ‘Al scheld je ons verrot, je gaat je gang maar, al ga je door roeien en ruiten, het zal allemaal best, maar van ons kun je dat niet afpakken dat wij van je houden’. En zo kun je dat van God ook niet afpakken. Al ga je nog zo tekeer en sta je te vloeken boven je graf. En toch hou Ik van je joh! Ja, wat een God hè? Dus verlichte ogen zijn ogen die liefhebben, en daarom noemt Jezus je ogen de lampen van je ziel. Dus kijk maar met die lampen, zet ze maar in het licht. Zó met die lampen schijnen in het duister en je zet ineens iemand in het licht. De vraag is of jij in het licht durft te komen. Want er zijn mensen die schuwen het licht en rennen weg.

Natuurlijke christenen letten altijd op uiter-lijkheden. Wie met wie staat te praten, en wie met wie trouwt, en heb je het al gehoord, of: weet je dat nog niet? Dat gedoe dus.

Je wordt ook beoordeeld op gedrag. En wie van wie gaat scheiden, en wat je eet of drinkt. Zie je nou het hart aan of niet? Kijk eens naar die inwendige mens. Je zegt dat God naar het hart kijkt, maar doe je dat zelf ook? Dan begin je op Hem te lijken. Trouwens, durf je jezelf onder ogen te komen? Ja, dat durf ik wel, maar het hangt er van af onder wiens ogen. Ik moet wel eerst zeker weten of ik bij iemand veilig ben of niet. Nou, dat mag je rustig op de proef stellen, want we zijn ook wel eens gruwelijk bedonderd.
 Later hebben we gezegd: ‘Gut, we gingen voor een interne kwaal naar een oogarts maar we hadden bij een internist moeten zijn’. – Laten we het maar netjes houden -. Maar als je gruwelijk bedonderd wordt dan doet dat erg zeer in je ziel. Tòch weer zoeken naar een goeie, totdat je veilig bent bij een paar mensen. Zodat je je ziel op tafel durft te leggen, je verdriet, je trauma’s. Dàn begint de genezing.

Er zijn zelfs mensen in de wereld die barmhartiger zijn dan die vleselijke christenen hoor. Vreselijk! Ja, mensen in de wereld zijn vaak veel barmhartiger dan oordelende christenen. Wat mag en niet mag…. en wat hoort en niet hoort…. En discussies over normen en waarden….. Waar ben je mee bezig?

Heb je een geweten? Ja!  Mooi, dan staat de discussie over normen en waarde mooi stil! Ja, handel maar volgens je geweten! Altijd goed.

Ik kom in de derde wereld, en daar heeft een vent 200 varkens. Bij hem in de buurt loopt een krankzinnige en ik bevrijd die krankzinnige van zijn geesten, en ik zeg tegen die geesten: ‘ga maar in die varkens’. Die varkens worden dan helemaal knetter, ze flippen en gaan dan allemaal het water in. Ik heb die man z’n hele handel ontnomen. Is dat normaal?

Denk daar maar eens over door. Ik vind dat zo leuk. Maar mijn vraag is: ‘Wil jij dat jou identiteit aan het licht komt?’ Want er zijn zoveel mensen die een christelijke rol spelen. En achter die rol zit een verdrietig mens, of iemand die denkt dat als ik dàt doe dan is het stiekem, en ik voel me altijd al zo schuldig, zucht zucht…..

En toch is het God om jouw identiteit te doen, Hij veroordeelt niet. Hij zoekt je gewoon op. Je zit met jezelf in de knoop, en behoorlijk ook, ‘ja, ik doe alles stiekem en ik heb een hekel aan mezelf’. Ja, dat zie Ik wel, mag Ik je e’s leren kennen? Als je vuil bent, maak Ik je schoon, als je gewond bent, zal Ik je verbinden, maar mag ik e’s met je omgaan?

Als je zulke christenen treft dan is dat zó goed voor jezelf, dat is zó weldadig.

Wel-dadig, dat zijn goede daden die God doet aan jou. Anders speel je een rol, en dat is niet echt. En je kunt je identiteit niet ontlopen hoor. Al neem je andere namen aan, een andere persoonlijkheid, of je klimt in een klooster of in de zending. Vluchten kan niet meer. Vlucht niet in christelijke bezigheden. ‘Ik zoek jou, lief kind, mens van Me’. Daar heb je je Vader. Wat kunnen Mij je activiteiten schelen. Je gedoe.

Genesis 21. Ismaël is 12 jaar en Izaäk is 3 jaar geworden. En Ismaël gaat spotten met Izaäk. Waarmee hij nou gespot heeft dat staat niet in de bijbel, maar er is een mogelijkheid. Het woord ‘Izaäk betekent ‘lachen’ en er is een werkwoord in het Hebreeuws dat daar op lijkt en dat is ‘spotten’. Dus hij zal wel met z’n naam gespot hebben.

Niemand zal z’n kind b.v. Heikel noemen, want dan heeft hij op school geen leven. Dat laat je wel uit je hoofd.

Ik herinner me als kind, dat we een jongetje in de buurt hadden die Izaäk heette, en als we die verrot scholden, dan riepen we: ‘I-i-zak-zak-zak’. Dat vonden we leuk. Het kwam zo mooi uit met die naam.

Ismaël zal zoiets dergelijks wel gedaan hebben. Zoals jongens van 12 dat zo goed kunnen doen. ‘Ik ben lekker de oudste’.

Gen. 21:10: Sara wordt kwaad en zegt: ‘Jaag die slavin weg, want de zoon van die slavin erft niet met mijn zoon’. Daar had ze natuurlijk gelijk in. Dat was ook zo. ‘Jaag dat mens weg’. Nou, zegt Abraham, dat vind ik niet leuk. Hij is toch ook een zoon van mij? Er staat: ‘het mishaagde Abraham’, hij baalde daarvan.

Maar God zei: ‘Doe dat nou maar, stuur die slavin weg, maar geef haar wel een heleboel mee, de zoon van die slavin wordt ook een volk, hij is tenslotte een nakomeling van jou’.

Vers 14: ‘De volgende morgen vroeg nam Abraham een brood en een zak water, en gaf het aan Hagar, legde het op haar schouder, alsook haar kind, en Hij  zond haar weg’.

Letterlijk staat er iets mooiers. Hij gaf haar de vrijheid. Dus er zijn natuurlijke christenen die een slavenleven lijden, en dan zegt Abraham: ‘Neem nou de vrijheid, ik onsla je zelfs van het slavinnenschap’.

Je bent vrij!

Wat denk je dat er door Abraham die morgen is heengegaan? Je vrouw, je zoon van 12. Hier heb je een zak water en een groot rond brood. Jochie, pak de hand van je moeder en draag dat brood maar, en dan ziet hij ze uit z’n gezichtsveld verdwijnen. Wat zou er door Abraham zijn heengegaan? Verdriet? Nou, reken maar! Ik verplaats me nu maar even in Hagar, dan sta je daar voor je eigen woestijn, en daar moet je doorheen. Zo heeft elk mens een eigen woestijn, die is haast voor iedereen verschillend, maar het is om te leren afhankelijk te worden, van die wolk boven je hoofd, dat je zegt: ‘Nou, woestijn is een beeld van het natuurlijke leven, het natuurlijke leven geeft mij geen oplossing. Ja, hier een daar een struikje waarvan ik een beetje schaduw heb, een paar vriendelijke mensen, maar ik kom hier om! Ik kan niet vinden wat ik zoek!

Daar sta je dan. Weggestuurd door je man. Hoeveel vrouwen hebben dàt in hun leven meegemaakt. Ontheemd, je thuis kwijt. Verstoten, in ballingschap. In ballingschap is  heel erg, het kan een heel volk overkomen, maar het kan je ook persoonlijk overkomen.

Als je ziel in ballingschap is, probeer dàn maar eens je eigenwaarde terug te vinden, als je verstóten bent. Je kunt er wel tegenin gaan vloeken, maar daarmee vind je je waarde niet terug.

Mozes heeft geleerd afhankelijk te worden, 40 jaar lang. Hij heeft stage gelopen in de woestijn. Leuke werkplek… En wat denk je van Jezus? 40 dagen èn  nachten, en die zijn erger. Dat is een leerproces.

Hager geeft het op (vers 15) en wat doet die verdrietige vrouw? Ze neemt dan het kind – ik noem het maar het kindschap Gods – dat bekaf is, barst van de dorst en het huilt. Ze tilt hem op en loopt er mee naar een struik en gooit hem er onder. Ze loopt dan op een boogschotafstand ver, want ze kan het niet langer aanzien, daar gaat ze zitten huilen, schreeuwen.

Ken je dat? Dat je het kindschap van God in jezelf, dat kind-zijn, onder de struiken gooit? En je jammert het uit, want je bent alles kwijt. Het kind in je, dat op sterven na dood is.

Dáár gaat het mij eigenlijk om. Dat ze schreeuwt. En God slaat altijd acht op mensen die het uitschreeuwen.

Jubelende mensen, die uit hun dak gaan voor de Here Jezus, daar heeft Hij geen boodschap meer aan. Maar Hij let op het zuchten, het steunen en het schreeuwen, en zegt: ‘wat is er joh?’

Sterke mensen kan God niet helpen, want die hebben geen hulp nodig: “Wij doen alles in de kracht van de Heer”. Nou, dan heb je verder niemand nodig. Ze weten niet eens wat de kracht van de Heer is, een of ander powerstation of zo?

Maar let nu eens op waar Hij naar luistert. God luistert naar de jongen! Niet naar het gejammer van Hagar, maar Hij luistert naar dat jochie, want dáár ging het om.

We hebben vanochtend gezongen: ‘U bent de hoogverheven God’ Wij hebben dat in onze ‘club’ veranderd in ‘de ware tóe-genegen God’. Hij neigt Zich naar jou toe. ‘Wat is er joh, vertel het’. Hij luisterde dus naar dat jongetje. Want waarom jammerde Hagar? Uit frustratie, ze was daar toch maar weggetrapt. Uit woede, verdriet, wanhoop, aangedaan onrecht. Jaloezie, haat tegen Sara. Ja, wie weet wat er dan allemaal door je hoofd speelt.

Als dat allemaal een rol speelt, weet je wat er dan gebeurt, met die tranen in je ogen? Dan raak je blind. En wat zie je dan niet meer? De bron! Dàt staat er.

En de Engel Gods riep van de hemel en zei: “Wat is er Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is, sta op”.

Dus opstaan! En dan komt het. “Neem die jongen op, pak dat kind van de belofte op, – en dan staat er heel lief – en houd hem vast met de hand”. Dat staat niet voor niets in dat verhaal. Houd dat kindje vast, zoek dat kind in jezelf op.

“En toen opende God haar ogen en ze zag een waterput”. Die put was er al, maar als je zo gefrustreerd bent, zie je de bron ook niet meer.

God opent dus je ogen voor een bron in de woestijn. Volgens de moslimtraditie bevindt deze put – waar hier over gesproken wordt – zich precies in het hartje van Mekka. Die heet Zemzem, de grote moskee.

Met andere woorden: je kunt vlak bij een bron zitten, en het niet zien. Je kunt zó blind in de duisternis rond strompelen en struikelen, dat je overal over valt. Dat zijn de ergernissen, maar je ziet dan de bron niet.

Het is Jezus ook overkomen. Hij is de bron des Levens. En er waren allemaal blinden om Hem heen, die zich kapot ergerden aan Hem. En ergernissen, waar je over valt, waar je je kwaad over maakt, sluiten je ogen voor de bron. Dat zijn allemaal gelovigen naar het vlees, van geslacht op geslacht. Ze stonden om Hem heen en zagen niet dat Hij de bron des Levens was. Dat kan zelfs hier in de gemeente zijn, je hoort niets en je ziet niets. Petrus noemt dat ‘kortzichtig’, bijziend, je bent alleen maar met je ‘eigen’ bezig.

God opende haar ogen. Je ziet de bron, je haalt water, je voedt het dorstige kind van God in je, dan kom je weer tot leven.

Leef je uit Zijn Geest, of liever: ‘in Zijn Geest’?

 

Vraag: ‘waar ben je druk mee, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe?’

Wil je kijken? Wil je gezien worden? Wil je leren zien? Enfin, wat er ook allemaal is, is het je diepste wens om ook vol van genade te worden? Laat het dan áán je geschieden.

(Duurt Sikkens / sept. 2006 / Groningen)

 

 

Gods openbaring in ons (Duurt 29-09-2013)

Gods openbaring in ons

Ik ben de laatste tijd aan het nadenken over het volgende:

Jesaja 49:9. …om tegen gevangenen te zeggen: Ga uit! En wie in de duisternis zijn: Kom tevoorschijn!

Als je dus tegen gevangenen zegt: ‘kom er uit’, dan zitten ze dus ergens in.

En ik weet niet waar je in kan zitten, maar je kan overal in zitten wat jou gevangen houdt.

Denk eens aan de zorgen, gewoon je zorgen. Dat je helemaal ingeklemd zit in de zorgen voor  je leven, de kinderen… Van alles wat je ingeklemd houdt.

Ook de toekomst. Daar kun je in gevangen zitten. En ondertussen zit je vast!

Want dat geldt ook voor gevangenen, ze zitten vást.

Als ze tegen je zeggen: ‘m’n vader zit vast’, dan weet je al hoe ver het is.

En daar wordt tegen gezegd: ‘kom er nou eens uit; laat dat nou eens los, dan zul je ook los gelaten worden’.

Dat is ingrijpend in je leven hoor, want het kan van alles zijn wat jou vasthoudt.

Je kunt achter de tralies van de zorgen zitten, maar het gaat mij om het tweede stuk van deze tekst. Tegen hen die in de duisternis zijn.

Dus die mensen zitten in het donker.

Toen ik in het natuurlijke leven leefde, zat ik inderdaad echt helemaal in het donker. Ik zag ook geen uitweg en ik zag ook helemaal geen licht. En hoe kom je daar nou? Er was wel licht, maar ik zag het helemaal niet. Dan staat er geschreven: Kom tevoorschijn!

Nou staat er in het Hebreeuws: wordt geopenbaard. Dat is wel iets heel moois.

Wordt geopenbaard. Dus dan verdwijnt er iets waar je àchter zit.

Die sluier, die doek, die muur e.d., wordt weggehaald; want er staat: wordt geopenbaard!  Dus het is een ànder die het doet. Het boek Openbaring van Johannes begint ook met de woorden: Openbaring van Jezus Christus.

Dat is een prachtige uitdrukking. Zó begint dat boek. Dus de Christus wordt lang-zamerhand openbaar.

Wordt geopenbaard.

Van de antichrist wordt gezegd: dat hij zich openbaart. Dat is een gróót verschil.

De één wórdt geopenbaard, daar komt een ander aan te pas; en de antichrist openbaart zichzélf; hij laat aan zich zien, staat er geschreven, dat hij God is.

In de vertaling staat dat hij ‘een’ God is, maar dat woordje ‘een’ staat er helemaal niet.

Dus hij laat zien dat hij God is.

En op het moment dat hij zich laat zien, dan loopt de wereld achter hem aan.

Want wat is nou eigenlijk openbaren?

Daar is iets heel merkwaardigs mee aan de hand, want God heeft Zich geopen-baard in Zijn volgelingen, in Jezus als eerste. Laten we Hem maar als voorbeeld nemen.

En hoe zag Hij er uit? Helemaal niet als een stralende gestalte die daar wapperend door de steden liep, met opgeheven handen en halleluja brullend. Hij was een doodgewoon mens.

Dus het mooie van God is, dat als Hij Zich openbaart, dat dan doet in onaanzienlijke mensen; in doodgewone mensen zoals jullie en ik.

Dus tegelijkertijd wordt de openbaring van God verborgen gehouden in je mens-zijn.

Dan kun je dus nagaan waar God nu mee bezig is in ons.

Dat heeft Hij me laatst eens verteld: Ik ben bezig Mijzelf te openbaren in de mensen.

Toen heb ik daar eens flink over nagedacht.

En Johannes schrijft in één van z’n briefjes: thans is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen.

Dat is een merkwaardige tekst: thans is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Als het nog niet geopenbaard is, is het wel in het verborgene in ons aanwezig. Het is er wel, maar het is nog niet naar buiten gekomen.

En hoe openbaarde Jezus nou het wezen van z’n Vader? In z’n handel en in z’n wandel; in z’n woorden, wat Hij zei, zodat, als Hij wat zei, sommige mensen verrast opkeken: ‘wat zegt’ie me daar? ‘Ik ben de Weg’. Waar heeft die man het over…?

En Ik ben ook de Waarheid.

Nou nou, sommigen waren verrast en gingen Hem volgen, ze sloten zich aan, en anderen wezen naar hun voorhoofd….

Jezus zegt ook een keer bij de genezing van een mens, hij was hartstikke ziek en blind, en de discipelen vroegen Hem toen: ‘wie heeft er nou gezondigd, hij of z’n ouders?’

Natuurlijk een stomme vraag; maar goed, als je nou eenmaal bent opgevoed met zondebesef, dan is dat een voor de hand liggende vraag.

Ik weet niet of jullie nog zitten met het zondebesef, nou, maai het maar af hoor, en gooi het maar op de vuilstort.

En wat kan schuldbesef diep zitten bij een mens….; dat je je schuldig voelt, want je moet toch iets dóen. Je mag niet niksen.., je mag niet een keer hangen…; ga eens wat dóen…..!

Dat schuldbesef zit zó verschrikkelijk diep.

Als je dat hebt, dan is dat altijd weer een motor om van alles te gáán doen waar God niet om gevraagd heeft.

Maar bij die genezing zegt Jezus: De werken Góds moesten in hem openbaar komen.

Zó, daar heb je het geheim! Hij openbaart de werken van God!

En dát is nou openbaring! Het werk van God laten zien, wat Hij dóet.

Er is verschrikkelijk veel gebeden voor lichamelijke genezing, dat heeft nooit geholpen, dus we zijn op de verkeerde weg geweest…, in sommige gevallen wèl hoor, maar niet over het algemeen.

Het begint in de geest; en dáár zit het geheim; in de geest van jou. In jouw gedachtenwereld zijn beloften gezaaid, dat begint op te komen, dat krijgt blad, bloem, kleur, en van lieverlee wordt je geest langzamerhand vervuld van het wezen van God.

Daar plukt jouw ziel grote voordelen van, want je bloeit helemaal op als mens. Maar dáár gaat het niet om.

Geest, ziel en lichaam, laten we maar rustig die volgorde aanhouden.

Als God nou zegt: kom tevoorschijn, dan is de vraag: heb je de moed om geopen-baard te wórden; en dat tegelijkertijd te verstoppen in je mens-zijn.

Heb je dus de moed om geopenbaard te worden? Hoe zou je het vinden? Want daar wacht de hele schepping op.

In Romeinen 8:19 staat: Met reikhalzend verlangen…, zie je ze de nek strekken? Reikhalzend, uitkijkend naar…,

….wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods.

Dus de hele schepping wacht op ons.

Wil je geopenbaard worden? 

Er staat ook ergens in Openbaring, dat de  schepping in barensnood is.

Wil je geopenbaard worden?

Heb je de moed en de durf, want op het moment dat jij daarvoor kiest en zegt:

‘ik kies daarvoor, ik wil de woorden Gods openbaren; ik wil ook de werken van God openbaren’, dan krijg je met een enorme tegenstander te doen. Echt waar!

En daarom praat Paulus daar ook over.

De schepping kraakt in al haar delen; ze is in barensnood. Dus niet alleen de vrouw van Jezus is in barensnood (Openb. 12), maar de héle schepping kreunt en zucht omdat de duivel het werk van God in ons wil tegenhouden. Dat is zijn hele doel.

Dus als je elke zondag trouw naar de gemeente gaat, en je luistert naar de preek, en je zegt: mooi hoor, leuke liedjes, en je suft weer verder in, dan wordt er nóóit iets geopenbaard.

Maar als er in jou het verlangen zit, en de aangeblazen hoop, als het verlangen in jou aanwezig is om geopenbaard te wórden, dan krijg je met een gruwelijke tegenstander te maken, maar tegelijkertijd begint de heerlijkheid Gods zich in jou te manifesteren.

 

Een korte bijdrage tijdens de ochtenddienst door

Duurt Sikkens  op 29-09-2013